• No results found

BEHEERSPLAN ONROEREND ERFGOED

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BEHEERSPLAN ONROEREND ERFGOED"

Copied!
123
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BEHEERSPLAN ONROEREND ERFGOED

De Molen van Ezaart Datum: 28 oktober 2019 Project: 319035

(2)

Naam onroerend erfgoed: Molen van Ezaart

Ligging: Keikenstraat (ongenummerd)

2400 Mol (gehucht Ezaart)

Beheersplan opgemaakt door: EAG Monuments Molenstraat 25

3417 HR Montfoort NL

Opdrachtgever: Gemeente Mol

Molenhoekstraat 2 2400 Mol

Contactpersonen: L. Ceusters

Contactpersoon molenaars: I. Hooyberghs

Datum: 28 oktober 2019

Project: 319035

(3)

INHOUDSTAFEL

BEHEERSPLAN ONROEREND ERFGOED ... 1

INHOUDSTAFEL ... 3

1.IDENTIFICATIE... 5

2. HISTORISCHE NOTA ... 7

2.1LANDSCHAPPELIJKE EVOLUTIE ... 7

2.2.LIGGING VAN DE MOLEN ... 7

2.3.ARCHIEFONDERZOEK: ... 11

2.3.BRONNEN ARCHIEFONDERZOEK ... 42

2.4BOUWHISTORISCH ONDERZOEK ... 44

2.4.1.VERSCHILLENDE BOUWFASEN ... 44

2.4.3BOUWDELEN ... 46

2.4.3.1.MUURWERK, RAMEN EN DEUREN ... 46

2.4.3.4.KAP, STAART EN KRUIWERK ... 54

3. INVENTARISATIE HUIDIGE TOESTAND ... 81

3.1.ALGEMENE ONDERHOUDSTOESTAND ... 81

3.2BOUWDELEN AAN DE BUITENZIJDE VAN DE MOLEN ... 81

3.3GEVLUCHT ... 82

3.4MUURWERK ... 83

3.5GAANDE WERK EN VEILIGHEID ... 84

3.6BRANDVEILIGHEID ... 86

3.7TOEGANKELIJKHEID BEZOEKERS ... 88

3.8DUURZAAMHEID ... 89

3.9WINDVANG ... 90

4. ERFGOEDWAARDEN ... 104

4.1.ERFGOEDWAARDEN BOUWDELEN ... 104

4.2ERFGOEDWAARDEN VOLGENS BESCHERMINGSBESLUIT. ... 104

(4)

4.3BESCHERMING VAN ERFGOEDWAARDEN VOLGENS HUIDIGE INZICHTEN ... 104

4.4.ERFGOEDWAARDEN BIJ VASTSTELLING ALS BOUWKUNDIG ERFGOED. ... 105

5. BEHEERSVISIE EN DOELSTELLINGEN ... 107

5.1HUIDIGE SITUATIE ... 107

5.2VISIE EN DOELSTELLINGEN VOOR DE KOMENDE 24 JAAR ... 108

5.3MOTIVATIE ZEN-ERFGOED ... 111

6 BEHEERSMAATREGELEN ... 112

6.1MONITORING EN NADER ONDERZOEK ... 112

6.2EENMALIGE WERKZAAMHEDEN ... 112

6.3VERBETERINGSMAATREGELEN ... 117

6.4ONDERHOUDSMAATREGELEN ... 119

7 OPVOLGING EN EVALUATIE ... 121

8. EXTRA TOEVOEGINGEN ... 123

(5)

1. IDENTIFICATIE

Op 23 juni 1960 is de molen beschermd als monument omwille van de artistieke waarde.

Het volledige perceel van de molen is vastgesteld als bouwkundig erfgoed op 29 maart 2019, omwille van de historische, industrieel-archeologische en architecturale waarde.

De eigenaar van de molen is:

Gemeente Mol Molenhoekstraat 2 2400 Mol

Gemeente Mol is opdrachtgever. De opdrachtnemer voor dit beheersplan is:

Erfgoed Advies Groen Molenstraat 25

3417 HR Montfoort (NL)

Kadastrale aanduiding van het perceel:

Gemeente Mol Perceel 11355 C

Zie bijlage 3 voor het beschermingsbesluit.

HET KADASTERPLAN BIJ HET BESCHERMINGSBESLUIT

(6)

1.1. Het rechthoekig kavel omvat de molensite. De ronde stip is de molen.

(7)

2. HISTORISCHE NOTA

2.1 Landschappelijke evolutie

Ezaart ligt in de Kempen, een grensoverschrijdende regio dat van Antwerpen tot Eindhoven reikt. Twee derde deel van het gebied ligt in België. De Kempen bestond van oudsher uit eindeloze heidevelden. Deze vormden een goede locatie voor windmolens. Via de heide was er vrije windvang. In de 20e eeuw zijn bij ontginningen veel naaldbossen geplant. Het hout kwam goed van pas als stuthout in de Limburgse mijnen.

In de zuidelijke Kempen ontspringen diverse beken. Hierdoor zijn er nog veel watermolens in de Kempen te vinden. In de beekdalen kon veehouderij plaatsvinden, de akkers lagen op de hogere delen. Deze werden bemest met mest uit de potstal1. De schapen liet men overdag op de heide grazen en overnachtten in de potstal. In de beekdalen werden de eerste

nederzettingen opgericht. Zo kent Ezaart al een lange bewoningsgeschiedenis. De nabij de molen gelegen Sint-Willibrorduskapel werd namelijk al in 1494 gesticht en in 1696 vergroot tot de huidige omvang2.

Landbouw op deze schrale zandgronden was lastig. De mestproductie was zeer inefficiënt.

Het leeghalen van de potstal was arbeidsintensief. De Kempen staat daarom bekend als arme streek en was grotendeels zelfvoorzienend. Na de opkomst van kunstmest (Perugunao) en de toename van de wetenschappelijke kennis over de landbouw in het begin van de 20e eeuw verbeterde de akkerbouw sterk. Mede door het stichten van voornamelijk de

textielindustrie nam het bevolkingsaantal van de Kempen in deze periode zeer sterk toe.

2.2. Ligging van de molen

De uitgestrekte gemeente Mol was rijk aan 7 molens. Naast de nog bestaande molen van Ezaart rest in de gemeente Mol nog een niet geklasseerde watermolen aan de Kersenstraat3. De standerdmolen in openluchtmuseum Bokrijk is in 1954 overgebracht uit Molse gehucht Millegem4.

1 Zie bijvoorbeeld “Oud-Brabants Dorpsleven”, wonen en werken op het Brabantse platteland, B. van Dam 1972 vanaf pag.

40 Hieraan zijn de ontwikkelingen van de landbouw ook ontleend.

2 Zie, https://nl.wikipedia.org/wiki/Ezaart, geraadpleegd 15-7-19

3 http://www.molenechos.org/molen.php?nummer=1454

4 http://www.molenechos.org/verdwenen/molen.php?nummer=2763

(8)

2.1 De watermolen aan de Kersenstraat te Mol. Deze watermolen is niet meer

draaivaardig. Enige jaren geleden is er een nieuw rad aangehangen. De molen is eveneens eigendom van de gemeente Mol.

Oude molenplaatsen liggen vaak op enige afstand ten zuidwesten van de dorpskern. De dorpskern werkte niet windbelemmerend bij de meest voorkomende westenwinden. Ook kon een standerdmolen makkelijk bereikt worden zonder dat de karren het gevlucht moesten passeren.

De molen van Ezaart ligt ook ten westen van de dorpskern. Ten tijde van de bouw waren er twee opties open, zie paragraaf 2.3.2.1. De molen is op een hoge zandduin verrezen, waardoor een goede windvang gegarandeerd was. Deze zandduin is aan de oostzijde voor een groot deel afgegraven voor de aanleg van een akker en aan de westzijde voor

woningbouw. De afgraving ten behoeve van de akker is al oud. Op de Militaire Kaart uit 1877 is de afgraving al aangegeven. De huidige molen is de eerste molen op deze plaats.

(9)

.

2.2 De kaart van Mol met de zeven molenlocaties:

1. De Molen van Achterbos aan de Sint Thereriastraat. Voor 1562 was er al een

windmolen op deze plaats aanwezig. Het was de oudste molen in de nabijheid van Mol- Centrum. In februari 1929 is deze standerdmolen gesloopt. Het is niet duidelijk of de toen gesloopte molen 16e eeuws was.

http://www.molenechos.org/verdwenen/molen.php?AdvSearch=4950

2. De Molen van Millegem. Deze molen is in 1954 overgebracht naar het openmuseum Bokrijk. http://www.molenechos.org/verdwenen/molen.php?AdvSearch=2763

3. De uit 1789 daterende Peerdenskerkmolen aan het Peerdenskerkhof. Deze molen is in 1935 afgebrand.

4. De Ginderbuitenmolen werd in 1825 gebouwd en in december 1935 gesloopt.

http://www.molenechos.org/verdwenen/molen.php?AdvSearch=4453

Watermolen

(10)

5. De Nieuwe Molen aan de Keirlandse Zillen, achter het station. Deze molen werd in 1851 overgebracht uit de stad Antwerpen en in 1940 gesloopt.

http://www.molenechos.org/verdwenen/molen.php?AdvSearch=3497

6. De molen van Postel wordt niet in molenechos.org vermeld. Wel wordt in 1817 een standerdmolen vanuit Postel verplaatst naar het buurtschap Asberg in de gemeente Retie. http://www.molenechos.org/verdwenen/molen.php?AdvSearch=5881

7. De molen van Ezaart waar dit beheersplan betrekking op heeft. De molen ligt aan de baan Mol-Geel aan de westzijde van de dorpskern van Ezaart.

2.3 De standerdmolen in het openluchtmuseum Bokrijk is in 1954 overgebracht vanuit Mol- Millegem. Foto: Wikipedia.

(11)

2.3. Archiefonderzoek:

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het archiefonderzoek, verricht binnen het bouwhistorisch onderzoek naar de Molen van Ezaart te Mol. Dit onderzoek is in juli 2019 uitgevoerd door A.N. Gosliga Kunsthistorisch onderzoek te Uitgeest (NL) in opdracht van EAG Monuments te Montfoort (NL).

2.3.1 Verantwoording archiefonderzoek:

De vraag bij dit archiefonderzoek was om aan de hand van bronnen op papier te achterhalen uit welke tijd de molenonderdelen stammen, ter ondersteuning van de bouwhistorische opname ter plekke. Wanneer en hoe is de molen gebouwd? Welke onderdelen zijn nog oud, en welke zijn later vervangen? Hoe zag het molenterrein er vroeger uit?

In eerste instantie is gezocht in de bestaande literatuur (zie onder Bronnen). Daarop is een bezoek gebracht aan het Gemeentearchief Mol, waar de archieven van de gemeente bewaard worden evenals het Kadaster en bouwvergunningen. In het Rijksarchief te Antwerpen-Beveren is verder gezocht naar notariële akten en documenten rond de bouw van de molen. Helaas kon het archief van de Bestendige staten van de provincie Antwerpen, die besluiten over bouwvergunningen en aanvragen voor hinderlijke inrichtingen, niet geraadpleegd worden aangezien dit in bewerking is. Beeldmateriaal van de molen werd gevonden in de

Erfgoedbank Mol. Deze kon verder aangevuld worden met foto’s, in bezit van het Agentschap Onroerend Erfgoed en bij de Stichting Molendocumentatie te Amsterdam.

Een overzicht van alle geraadpleegde bronnen is te vinden aan het eind van dit hoofdstuk.

In paragraaf 2.3.3 worden aanbevelingen gedaan voor eventueel verder onderzoek.

Voor hun hulp bij dit onderzoek ben ik verder dank verschuldigd aan de heren S. Geys en B.

Stuters (gemeente Mol), J. Lommelen (molenaar Ezaartmolen), S. Puyvelde, J. Druyts en P.

Moens (Stichting Molendocumentatie, Amsterdam).

(12)

2.3.2 De geschiedenis van de molen op basis van de archiefbescheiden 2.3.2.1 1856-1857: De bouw van de molen

Op 19 juli 1856 doet Charles Heylen, molenaar te Geel, een aanvraag voor de bouw van een nieuwe ‘graanwindmolen’ (‘construction d’un moulin à farine mu par le vent’) op het perceel E 1329 te Mol, bij hem in eigendom. Na goedkeuring door de Bestendige staten voert de gemeente Mol in juli en augustus 1856 een proces van commodo et incommodo uit.

Omwonenden en andere inwoners van Mol kunnen tot 23 augustus hun bezwaren tegen de bouw kenbaar maken – wat niet gebeurt. Het perceel bevond zich dan ook nog ‘op eenen verren afstand van alle andere gebouwen of woningen’. Het proces verbaal wordt daarop diezelfde dag opgemaakt en aan de provincie gestuurd. De volgende dag, 24 augustus, wordt in de raadsvergadering besloten om de bouw toe te staan.5

Inderdaad bouwde Charles Heylen een molen in Mol, maar dan op een ander perceel, E 1355.

Dit lag een stuk oostelijker, op de Hoevenbergen in het gehucht Ezaart, aan de nieuwe steenweg van Mol naar Geel. Dit terrein was geschikter voor de bouw van een molen, aangezien hier een natuurlijke landduin lag. [afb. 2.3-2.4] Het perceel ‘mastbosch’

(dennenbos) was eigendom van landbouwer Henricus Huypens uit Mol, evenals het

naastgelegen perceel E 1356.6 Huypens’ dochter Maria Anna was getrouwd met Franciscus Heylen, herbergier te Mol en familie van Carolus.7 Voor de bouw was een vernieuwde aanvraag nodig. Deze werd bij dit onderzoek niet gevonden.8 Wel staat er een aantekening over de bouw in het Kadaster. In 1857 wordt het perceel E 1355 in drieën gesplitst, waarbij de molen het nieuwe nummer E 1355 c krijgt. Onder opmerkingen staat vermeld ‘construction d’un moulin’. Deze was vanaf het dienstjaar 1858 belastbaar.9 De bouw van de molen was eind 1857 voltooid, want op 16 december 1857 bieden Heylen en Huypens de molen aan op een publieke veiling.10

Verdere gegevens over de bouw werden niet gevonden. De molen heeft een opmerkelijke vorm met een kap die te groot is voor de peervormige romp. In 1857 zou de kap met wieken

5 Gemeentearchief Mol (GA Mol), Juli 1856 gemeente stuurt drie bouwaanvragen naar arrondissementscommissaris, waaronder waarschijnlijk die van Heylen: Briefwisseling, 1856, nr 112; Schepencollege, no. 164, 23 augustus 1856;

Gemeenteraad, 24 augustus 1856; Correspondentie 1856, na nr 159, kopie in map BE/GAM/ Hangmap 71B Ezaart – Molen – Volmolen.

6 GAM, Kadaster Mol, leggerartikel 365-7.

7 RA Antwerpen-Beveren, R02, Notariaat, inv.nr. 23866, akte 16 en 23 november 1857.

8 Deze wordt wel vermeld op Molenechos.be. In de verslagen van het Schepencollege en de Raadsvergaderingen van 1857 staat hier niets vermeld. Mogelijk wel in de Briefwisseling, die niet geraadpleegd werd.

(13)

geheel afgewaaid zijn, volgens een latere bron.11 Hiervan werd geen vermelding in kranten uit dat jaar gevonden. In 1942 en 1957 liep de kap door storm nogmaals veel schade op. De huidige kap zou afkomstig van een molen uit Balen. Dit werd door Els De Kinderen

opgetekend in een interview met molenmaker Michael Mausen uit Balen. Waarschijnlijk gaat het om de Steegmolen, die in 1941 werd onttakeld na blikseminslag. De kap zou dan in 1942 geplaatst zijn.12 [afb. 2.6-2.7]

Over Carolus Heylen valt nog wat meer te vermelden. Hij werd als Joannes Carolus Heylen in 1821 geboren te Geel, als zoon van Joannes Baptista Heylen en Maria Theresia van de Broeck. In 1842 trouwde hij met Joanna Catharina Coveliers (1819-?), met wie hij een dochter kreeg. In 1853 trouwde hij voor de tweede maal met Anna Carolina Lievens (1825-?), het paar kreeg nog twee dochters.13 Carolus wordt meermaals vermeld in het Nieuwsblad van Geel, als

‘molder Heylen’ bij verschillende verkopen, van o.a. hooi en hout.14 In 1851 deed hij een aanvraag om een stoommachine te mogen plaatsen in de rosoliemolen te Geel, gelegen achter café Het Lam. Dit ging niet door vanwege protesten van de inwoners van Geel.15 In ieder geval was Heylen een ondernemend man die ook succesvol was: in latere akten wordt zijn beroep namelijk als ‘rentenier’ vermeld.

11 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15.

12 Vriendelijke mededeling de heren J. Lommelen en J. Druyts. Voor de Steegmolen, zie:

http://www.molenechos.org/verdwenen/molen.php?AdvSearch=2586. De Steegmolen had weleens waar ook een opvallend overstekende kap, maar op foto’s voor 1941 is een dergelijke kap ook bij de molen van Ezaart aanwezig.

13 GA Mol, 2 CONC BS Geel 1842-1855, 21 januari 1842 en 2 CONC BS Geel 1853-1849, 27 juli 1853.

14 Zie: www.kempischekranten.be. Op 27 juli 1857 bijvoorbeeld verkoopt hij samen met Jan Framcis Moses struiken oogst ter waarde van f 947,-. (RAAB, R02, Notariaat, inv,.nr. 8876). Op 14 augustus verkoopt hij vi notaris Van Mansfeld nog eens meubelen en oog t.w.v. F 1538,85. (Ibid.)

15 Molenechos.be; Broeckhoven, W. van, ‘Hinderlijke inrichtingen, dossier Slagmolen Heylen’, in: Nieuwsblad van Gheel, 17 oktober 1953, p. 1.

(14)

`

2.3 Primitif Kadaster Mol, ca. 1830-1834. Sectie E, 5de blad. Met rode ster perceel 1327, met groene ster perceel 1355. Via Cartesius.be.

2.4 Ezaart op de Vandermaelenkaart, 1846-1854. Via Geopunt.be.

(15)

2.5 Militaire kaart, Brussel 1877. De molen is aangegeven door een rode stip met wieken.

Collectie Gemeentearchief Mol. De molenberg is hier al afgegraven.

(16)

2.6-2.7. De in 1941 onttakelde Steegmolen te Balen16. Deze molen had een opvallend platte kap, die net als bij de molen van Ezaart ver overstak. Bij deze molen bevindt de korte en lange spruit zich op de “normale” plaats. De uitstekende kap wijst, net als in Ezaart, ook op een verleden als kettingkruier. De binnenroe is voorzien van Dekkerwieken die vrij smal zijn uitgevoerd. Collectie Ons Molenheem. 3.5 A. Ronse, De Steegmolen, ca. 1935. Uitgave Stichting Levende Molens, Roosendaal, 1997.

6. De Steegmolen, prentbriefkaart.

7. J. van de Zanden, Steegmolen, prentbriefkaart.

Collectie Ons Molenheem.

(17)

2.3.2.2 1857-1867: De molen in eigendom van Willems

Op 16 november 1857 bieden Heylen en Heynen hun ‘nieuwen in steen gebouwden graen- wind-molen’ publiekelijk te koop aan, evenals materialen voor een olieslagmolen die in deze molen geplaatst kan worden. 17 [afb. 2.8]

2.8. Advertentie verkoop Ezaartmolen in 1857. Nieuwsblad van Gheel, 7 en 14 november 1857.

Via Kempensekranten.be.

De verkoop vond plaats in de herberg van Moll, door notaris J.A.G. Dierckx. Molenaar

Joannes Franciscus Boons en handwerker Henri Schoop, beide uit Balen, waren getuigen. Bij de provisoire verkoping op 16 november 1857 wordt de molen omschreven als: ‘Eenen in steen gebouwden graanwindmolen met alles deszelfs voor en nadeele zij draegende en roerende werken met de erve daer denzelven op staet, groot omtrent tien aren, gestaen en gelegen te Ezaert onder Moll.’ De verkoper [Heylen] reserveert voor zichzelf de deister [aelster?]18 die niet mee verkocht wordt. ‘Alle het materiel voor den slag molen als banken, wielen, vierwerken, hamers en alle zes hout met een woord alle het materiel zich aldaer bevindende’, kon de koper overnemen voor een som van BF 600,- bovenop de koopsom.

Lakenmaker Jan Willem Willems brengt als enige een bod uit van BF 6.025,-. Volgens een molenenquête uit 1944 was de vermogende familie Willems zelf van plan geweest ene molen te Mol te bouwen, maar was Heylen hem te snel af.19 De definitieve verkoping vindt plaats op 23 november, het bod van Willems van nu BF 6.625 wordt aanvaardt en zo werd Willems alsnog eigenaar van een molen. BF 300,- hiervan komt Heynen toe voor aankoop van de

17 RAB, R02, Notariaat, notaris J.A.G. Dierckx te Balen, inv.nr. 23866, akte no. 263 en 267.

18 De akte kan op dit woord niet goed gelezen worden.

19 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15.

(18)

grond waarop de molen staat, de rest is voor molenaar Heylen. Willems neemt ook de slagmolen over voor BF 600,-. Op 1 maart 1858 verklaart Carolus Heylen voor notaris Dierckx dat hij de som van BF 7.225,- ontvangen heeft van Willems voor de koop van de ‘molen met erve en toebehoren gelegen te Moll’.20

Joannes Guillemuls Willems wordt op 25 april 1800 geboren te Mol, als zoon van Petrus en Johanna Maria Elisabeth Dorens. Op 25 mei 1823 trouwt hij met Anna Maria van Gompel (1802-1881) uit Mol. Zij krijgen negen kinderen. Willems was lakenreder van beroep: hij bemaalde de molen dan ook niet zelf. Dat werd gedaan door een molenaar. Vanaf 1858 was dit waarschijnlijk Henri Jozef Belman uit Mol. In 1860 werd hij opgevolgd door Jan Francis Boons uit Meerhout. In 1861 is molenaar Peer Francis Hendrickx uit Luyksgestel als molenaar werkzaam.21 In dat jaar overlijdt Willems, op 14 november 1861. Zijn weduwe en kinderen worden daarop eigenaar van de molen.

In dienstjaar 1866 van het Kadaster staat er bij de molen aangetekend ‘devenue imposable’, ofwel niet belastbaar. De reden hiervoor wordt niet gegeven, en ook een speurtocht in de kranten van 1865 en 1866 leverde niets op.22 In ieder geval stond de molen stil en waren er werkzaamheden nodig. In 1867 zijn deze afgerond, want vanaf 1868 komt de molen weer als belastbaar voor in het Kadaster, met een geschat inkomen van BF 458,-, wat later gewijzigd wordt in BF 300,-. 23

De nieuwe molenaar is dan Norbertus Raeymakers (1831-1905) uit Mol. Norbertus werd geboren op 25 november 1831 als zoon van Adrianus en Maria Theresia Van Gansewinckel.

Op 18 september 1861 trouwt hij met Maria Rosalia Louisa Willems (1835-1908), een dochter van Joannes.24 Vanaf in ieder geval 1867 oefent hij het beroep van molenaar uit, en bemaalt de Ezaertmolen. Mogelijk heeft de stilstand in 1865-1867 dan ook te maken met zijn komst op de molen. Op 28 augustus 1867 koopt Norbertus de Ezaertmolen van zijn schoonfamilie voor de som van 3066,66 frank.25 De molen wordt in de akte omschreven als ‘eenen

graanwindmolen met staande, gaande en draegende werken, en verder toebehoren, onbebouwde grond en aangelegde erf, gestaan en gelegen te Moll Wijck E No. 1355b en

20 RAB, Notariaat, R02, inv.nr. 23867: 1 maart 1858, nr. 77.

21 Vriendelijke mededeling dhr. J. Lommelen.

22 Via www.kempensekranten.be.

23 GA Mol, Kadaster Mol, leggerartikel 1040-22 en 1040-23.

24 Vriendelijke mededeling dhr. Jo Lommelen mbt de genealogische gegevens. Molenaars gevonden in de Burgerlijke

(19)

1355c, groot 11 aren 68 centiaren, palende oost [?] Hannes, west de kinderen Huypen en noord eenen weg’. Daarbij kocht Raeymakers van de schoonfamilie nog een huis met bijgebouwen in Mol zelf (E 464 en E 463) voor F 4000,-.

De molen zou daarop bijna een eeuw in bezit van de familie Raeymaekers blijven.

2.3.2.3 1867-1950: De molen in eigendom van de familie Raeymaekers

Norbertus is naast molenaar ook bakker, winkelier en schepen van Mol, zo blijkt uit

verschillende akten. Van 28 februari 1892 tot 18 september 1893 is hij zelfs burgemeester van Mol.26 Tegen die tijd is zijn zoon Carolus (Karel) hem al opgevolgd als molenaar van de Ezaartmolen: bij zijn trouwen in 1891 geeft Karel namelijk op molenaar te zijn. Karel werd geboren op 20 juni 1862. Hij trouwt op 3 augustus 1891 met Maria Angelina Peetermans,

‘landbouwster’ uit Mol. Zij krijgen zes kinderen.

Norbertus overlijdt op 29 november 1905 te Mol. De molen komt daarop in het bezit van zijn weduwe en kinderen. In 1908 overlijdt ook Maria Willems en worden Karel Raeymakers en zijn broers en zussen alleen eigenaar. Wanneer Karel in 1939 overlijdt, volgt diens jongste zoon Frans Norbertus (1905-1950) hem op als molenaar. Frans trouwt op 10 mei 1939 met Leonie van Genechten (1907-2000). Op 1 maart 1941 koopt Frans de molen over van zijn ooms en tantes.27 In een enquête over molen uit 1944 komen we iets meer over de molenaar en de Ezaartmolen te weten.28 De molen is goed onderhouden en werkt bij wind nog alle dagen. Dat is te danken aan de molenaar, ‘van het oude type met hart en ziel aan de molen verbonden’. De molen is niet verdekkerd.

Op 26 juni 1950 gaat de molen over op Jozef Alfons Luyten uit Mol, die hem ook zelf bemaalt.29 Uit deze periode zijn geen verdere gegevens bekend over wijzigingen aan de molen. Op 11 oktober 1950 verkoopt Luyten de molen alweer aan molenaar Karel Heuvelmans uit Meerhout voor F 180.000,-.30

26 Vriendelijke mededeling dhr. J. Lommelen.

27 Akte opgemaakt bij notaris J.J.M.G. Smolderen te Mol, wordt bewaard bij notaris Van Roosbroeck te Mol. Niet ingezien.

28 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15.

29 Molenechos.be.

30 Ibid.

(20)

2.9. N. Havermans, Molen Ezaert-Moll, Mol, 1905. De oudst bekende foto van de molen.

Verstuurd in 1909. De molen is hier nog ongecementeerd. De afbeelding stond gespiegeld op de kaart. Voor deze rapportage is deze opname “teruggespiegeld”. De kap oogt aanmerkelijk boller dan tegenwoordig.

2.10. Detail, de molen op een prentbriefkaart, 1908. Collectie Erfgoedbank Mol. PK 10-29 Het gevlucht is smal opgehekt, terwijl in de Kempen brede ophekkingen gebruikelijk waren. De molen heeft al vroeg ijzeren roeden gekregen. Op de linker foto valt de afgegraven zandduin zuidelijk op.

(21)

2.11. Familie voor de molen van Ezaart, z.d. Collectie Heemkundekring Mol. De kap is bekleed met potdekseldelen. Het gevlucht heeft een zeer vlakke zeeg en zal hoge snelheden kunnen ontwikkelen. De zwepen zijn van wankantig hout. Het venster op de steenzolder is een tuimelraam. Deze opname dateert van het begin van de 20e eeuw.

(22)

` 2.12. J. Meuleman, Retie. De Ezaartmolen, 1927. Prentbriefkaart. Collectie Stichting Molendocumentatie, Amsterdam.

De molen vanaf de doorgaande weg gezien. De romp is hier al gecementeerd. De zeeg in het gevlucht lijkt iets dieper te zijn. Het is bekend dat het gevlucht in 1926 vernieuwd is. Het dak van de woning is nog met roggestro bekleed. Deze dakbedekking kwam op de arme

zandgronden veel voor. Door de korte levensduur van hooguit 10 jaar wordt dit niet meer toegepast.

(23)

2.13. De molen rond ca. 1920-1940. Collectie Erfgoedbank Mol, inv.nr. 18-6-005. De staart is inmiddels vervangen. Bemerk de verschillen met de opname op 2.11.

2.3.2.3.1 Wijzigingen aan de Ezaartmolen onder de familie Raaymaekers:

Het enquêteformulier uit 1944 geeft veel informatie over de bouwhistorie van de molen. Het vermeldt: “gebouwd in 1856. Heel de kap met wieken afgewaaid in 1857. Ijzeren askop gegoten in 1887. Ijzeren gevlucht gehangen in 1903. Nieuw ijzeren gevlucht gehangen in 1926. In 1942 na een geweldigen storm gansch de kap met asbalk pinbalk dakleesten vernieuwd”.31

31 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15.

(24)

Deze gegevens bevatten enkele opmerkelijke zaken. Zo is in 1887 een nieuwe askop gegoten. Dat zal de nog bestaande askop van Van Aerschot te Herenthals zijn. In 1903 worden ijzeren roeden gestoken.

In 1913 wordt onder Karel Raeymakers de romp van de molen voor de eerste maal

gecementeerd en gekalkt. Dit blijkt uit documenten van de gemeente rond de aankoop van de watermolen in dat jaar.32 Op oude foto’s is eveneens te zien dat de molen in 1905 nog niet gecementeerd is [afb. 2.9, 2.10, 2.11], maar in de jaren 1920 wel [afb. 2.12]

In 1926 wordt blijkbaar wederom een nieuw ijzeren gevlucht gehangen.33 Een levensduur van 23 jaar is voor ijzeren roeden zeer kort. Op de foto uit 1927 lijkt het gevlucht een diepere zeeg te hebben. Mogelijk voldeed het gevlucht uit 1903 niet en werden 23 jaar later tweedehands roeden gekocht. In deze periode waren deze door de sloop van molens ruim voorradig.

Begin 1932 doet molenaar Karel Raeymakers een aanvraag ‘tot het inrichten van eene mekanieke meelmaalderij in de lokalen van zijnen windmolen S[ect].ie E no. 1355’.34 Hij vergezelt zijn aanvraag van een ‘liggingsplan der lokalen’, een kadastraal uittreksel, en een kopie van het onderzoek naar commodo et incommodo. Deze stukken zijn helaas niet teruggevonden. Op 15 maart 1932 volgt Koninklijke toestemming. In de zitting van 8 november 1932 krijgt Raeymakers toestemming van de gemeenteraad om de machine te plaatsen; ‘Gezien het behoort den handel en nijverheid zooveel mogelijk aan te moedigen en te bevorderen’. Het besluit wordt daarop aan de Bestendige deputatie gezonden.

De ‘mekanieke meelmaalderij’ naar verluidt een stoommachine35, die in de kelder van de molen geplaatst werd. Overigens werd een dieselmotor in de volksmond ook regelmatig een stoommolen genoemd. De term “stoommolen” kan dus tot verwarring leiden. Er zijn geen plannen van bewaard van de stoommachine c.q. de mechanische maalderij en uit de schaars

32 Vriendelijke mededeling dhr. J. Lommelen.

33 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15.

(25)

bewaarde kadastrale kaarten kon niet worden herleid of dat ‘stenen gebouwtje’ in 1932 gebouwd is voor de ketel of pas later. Gezien het brandgevaar ligt een opstelling in een separaat gebouw voor de hand.

In 1942 loopt de molen stormschade op. Na een ‘geweldigen storm’ moest immers “gansch den kap met asbalk, pinbalk en dakleesten’ vernieuwd worden”.36 Gezien de kepen die kepen in de huidige daklijsten, die goed corresponderen met de oude positie van de korte spruit, lijken de daklijsten echter niet vervangen te zijn. Wel had de molen in het verleden een bollere kap dan nu.

Bij de Steegmolen bevonden de korte en lange spruit zich op de normale plaats. Het is ook mogelijk dat de Steegmolen in het verleden, net als de molen te Ezaart, een korte spruit tussen de ijzerbalk en de pinbalk had. Het is wenselijk om oudere foto’s van de Steegmolen te zoeken om hier duidelijkheid in te krijgen. In 1942 zou de kap van de 1941 eveneens door storm beschadigde Steegmolen te Balen op de Ezaartmolen geplaatst zijn.

36 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15. Een krantenbericht werd nog niet gevonden.

(26)

2.3.2.4. 1950-1960: Karel Heuvelmans, schade en de gemeente Mol Karel Heuvelmans zou de laatste beroepsmolenaar zijn die

met de Ezaartmolen draaide. Van de zeven jaar dat hij op de molen werkzaam was zijn geen verdere gegevens gevonden.

Op 30 maart 1957 liep de molen zodanig schade op door een storm, dat er niet meer mee gemalen kon worden. Een kort bericht in het Nieuwsblad van Mol beschrijft het ongeluk. De storm wakkerde aan in de middag, toen Heuvelmans aan het werk was op de molen. De molenaar kreeg de molen niet meer stil en moest toezien hoe deze kapot draaide: de kap hing uiteindelijk van de romp af en het gangwerk liep eveneens grote schade op. Helaas zijn er blijkbaar geen foto’s gemaakt van deze toestand. Bij deze molen zijn sinds de bouw dus al drie maal ernstige stormschades aan de kap opgetreden!

Heuvelmans had niet de financiële middelen om zijn molen weer maalvaardig te maken. Uit het bestek, opgemaakt door provinciaal architect Jozef Schellekens op 9 september 1957, worden de kosten voor herstel geraamd op BF 116.380,-.37 Dit was 65% van de koopsom die Heuvelmans

voor de molen betaald had. Op 18 april 1957 stuurt J. Weyns, conservator van het Openluchtmuseum Domein Bokrijk, een brief aan de gemeente om deze te bewegen financieel bij te dragen in het herstel van de laatst overgebleven windmolen van Mol.38 De gemeente was daar wel gevoelig voor, want op 13 december 1957 wordt er een onderzoek naar de voor en tegens van aankoop ingesteld.39 Dit wordt positief afgerond en in

de raadszitting van 20 maart 1958 besluit de gemeente de molen te kopen van Heuvelmans.

De koop zelf vindt op 16 juni van dat jaar plaats en werd mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage (BF 17.500,-) van het Studiecentrum voor Kernenergie. Het S.C.K. zag

37 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2).

(27)

hierin een huldeblijk aan de energie.40 Molenaar Heuvelmans kreeg tot 21 december 1958 om de molen te verlaten.

De eerste zorg was om de kap weer correct op de molenromp te leggen. Hiervoor werd in juli aannemer Jean Swinnen uit Balen benaderd. Deze kreeg op 19 september 1959 opdracht om de kap weer op de molen te plaatsen. Dit gebeurde door drie grote masten te plaatsen, verankerd aan omliggende bomen, waartussen de kap omhoog getakeld werd. De kosten bedroegen BF 25.000,-.41

Bij de molen stond nog een ‘stenen gebouwtje met elektrische molen’. Mogelijk betrof dat een opvolger van de in 1932 geplaatste stoommachine. Het gebouwtje werd na aankoop van de molen door de gemeente gesloopt.42

2.14 Kadasterkaart, 1958. De molen is perceel E 1355 c. Gemeentearchief Mol.

Het bestek van Schellekens maakt duidelijk welke schade de molen nog meer geleden had.

Het groot rad en de ijzeren vang met toebehoren moesten vernieuwd worden, evenals de zeilen, de lange zwepen met hun ijzers, de ijzers van de korte zwepen en de kruibok. Een raam van de steenzolder was gesneuveld, en de vloer beschadigd. De steenzolder werd met een stalen poutrel verstevigd43, en het rinkhout44 van een koppel stenen. Andere onderdelen moesten hersteld worden: naast de kap waren dit de wieg, de wieken, en het metselwerk.

40 Molenechos.be, notaris J.R.H.A. Verdonck te Mol, l, wordt bewaard bij notaris Van Roosbroeck te Mol. Niet ingezien; ‘Een echte sprookjesmolen’, Mol, z.d.

41 gevonden.

41 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), brieven 10 en 19 september 1958. Brief aan Swinnen van 4 september, besluit in schepencollege op 15 september 1958; rekening Swinnen van 28 december 1958.

42 Ibid., brief 20 maart 1958.

43 Stalen bintbalk

44 De meelring onder de steenkist.

(28)

Ten slotte diende de molen geschilderd te worden. Het houtwerk (deuren, wieken, hekken, enz.) moest tweemaal in de carbolineum gezet worden. De romp werd opnieuw geschilderd.

De kap werd bedekt met ‘roofing’. 45

Het bestek werd overgenomen door de gemeente. Het ontwerp werd op 28 november 1958 goedgekeurd door de Bestendige staten en op 23 februari 1959 door de gemeente.46

Vervolgens werd een beperkte aanbesteding gehouden. De enige aangeschrevenen lijken de molenmakers F. Jansen uit Geel en Gebr. Caers uit Retie te zijn geweest. Caers offreerde voor F 113.250,- en was daarmee de laagste. Caers had ook de voorkeur van Schellekens, die hem de ‘beste molenbouwer uit de streek’ noemde (brief dd. 8 april 1959). Zijn aanbesteding werd dan ook goedgekeurd op 3 juli 1959. Caers begon op 24 augustus aan de

werkzaamheden, onder leiding van architect Schellekens. In 1960 waren de werkzaamheden voltooid.47

45 Ibid., Bestek 9 september 1957.

(29)

2.15 De Ezaartmolen, eind jaren ’20. Foto: Collectie Monumenten en Landschap, RA Antwerpen- Beveren

(30)

2.16 De Ezaartmolen, eind jaren ’20.. Foto: Collectie Monumenten en Landschap, RA Antwerpen-Beveren.

Op deze opnames ziet de molen er goed onderhouden uit, het gevlucht op 2.15 lijkt nagelnieuw.

Vermoedelijk heeft de molen in 1926, naast de vervanging van het gevlucht, meer onderhoud plaatsgevonden. Op de onderste foto wordt de akker ingezaaid.

2.17 De Ezaartmolen van achteren gezien, ca. 1950. GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591.

2.18 De Ezaartmolen, ca. 1950. GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591.

(31)

2.19 De molen op 16 juni 1950. Collectie Stichting Molendocumentatie, Amsterdam.

De staartconstructie is veranderd. De korte spruit ligt achterop de daklijsten, zoals gebruikelijk.

De kap is hier met geteerd asfaltpapier gedekt. Bij de molen staan als hoge bomen. De windbelemmering door bomen zal nog veel ernstiger worden.

(32)

2.20 W.O. Bakker, De Ezaartmolen, 1950. Collectie Stichting Molendocumentatie, Amsterdam.

2.21. De Ezaartmolen, z.d. Collectie Stichting Molendocumentatie, Amsterdam. Deze foto is van voor 1942.

2.22. De Ezaartmolen, april 1953. Collectie Stichting Molendocumentatie, Amsterdam.

(33)

Het gevlucht is hier nog geteerd. Enkele jaren later zal er een lichtere kleurstelling komen. Op het terrein staat een maalderijtje.

2.3.2.5 1960-1985 : De molen in eigendom van de gemeente Mol

Bij koninklijk besluit van 23 juni 1960 wordt de molen voortaan beschermd als monument.

Met de molen wordt niet meer gemalen: jeugdclub PIEP krijgt datzelfde jaar een onderkomen in de molen. Na twee jaar vertrekken zij weer. Daarna doet de stilstand de molen niet goed:

vanaf 1968 deze raakt langzaam in verval. 48

In 1969 wordt er nog een elektriciteitskabien geplaatst bij de molen. [afb. 23]

23. Aanleg van een elektriciteitskabien bij de molen, 8 januari 1969. GA Mol.

48 De molen van Ezaart, brochure VZW Vrienden van de molen van Ezaart, Mol 1984, p. 9 en 11.

(34)

(35)

2.24-2.25. De molen in de jaren 1970. Stichting Molendocumentatie, Amsterdam.

2.26-2.27. De molen in 1980, met ‘HELP’ op de romp. Stichting Molendocumentatie, Amsterdam.

De molen werd niet meer in bedrijf gesteld en raakte in verval. In de jaren ’80 werd de actie

“Help mij malen” gestart om de molen gerestaureerd te krijgen. Op de romp werd met witte, houten letters de tekst HELP opgehangen. De actie had succes, sinds de restauratie in 1985 staat de molen er weer keurig bij.

Op 15 oktober 1973 werd Lou Jansen uit Turnhout aangesteld door het schepencollege van Mol als ontwerper van de restauratiewerken aan de molen. Begin 1974 volgt daarop de opdracht aan de architect om het ontwerp in te dienen. Op 9 april 1974 maakt Jansen een opname van de molen; het restauratieplan dateert van 23 oktober 1974. Het voorontwerp was 30 oktober 1974 gereed. De voorziene restauratie omvatte in hoofdzaak de volgende werkzaamheden:

- Vernieuwen dakbedekking - Nieuwe baard en waterdeuren

- Dichtplanken van onderzijde kap en paternoster

(36)

- Herstel van de paternoster, vangmechaniek, de staart, het krui- en luiwerk - Herstel van de romp met metaal-, voeg- en pleisterwerk

- Vernieuwen van alle ramen en deuren

- Leveren en plaatsen van nieuwe wieken, nazicht askop, bekleden met hekken/windplanken - Herstel van het loopwerk

- Bedrijfsklaar maken van de maalstoel - Vernieuwen zeilen

- Aanpassen van het molenterrein en plaatsing bliksemafleider - Schilderen van de molen.

Op 19 december van dat jaar keurde de gemeente het ontwerp goed ten hoogte van BF 1.084.482,-. Het dossier werd daarop aan de provinciale gouverneur gezonden, om subsidie te bekomen. Deze stuurde het ter controle aan de Rijksdienst voor de Monumenten en Landschappen. De commissie had enkele wijzigingen. Na een bespreking tussen architect Jansen en mr. Benders van de commissie, kon deze laatste akkoord gaan met de plannen (3 maart 1976) mits de plaats van de meelschuif ongewijzigd bleef en er een motivatie gegeven werd voor het gebruik van de molen. 49

Op 3 juli 1976 volgt dan de definitieve opdracht vanuit de gemeente. De nieuwe raming bedraagt BF 1.790.302,0, welke op 24 mei 1977 wordt goedgekeurd door de gemeente.

Wanneer het dossier daarop aan het provinciebestuur wordt gestuurd en vandaar weer door naar de Rijksdienst, komt er echter op 14 maart 1978 een schrijven dat het dossier

weerhoudt. De opmerkingen van de provinciale bouwdienst en de rijksdienst worden op 20 maart daarop aan de gemeente gestuurd, die Jansen de opdracht geven zijn ontwerp aan te passen. Uiteindelijk volgt er nog driemaal een aanpassing van het ontwerp, voordat de Rijksdienst haar goedkeuring geeft.

Ondertussen verslechtert de toestand van de molen zodanig, dat omwonenden zich geroepen voelen een bord met de tekst “HELP” op de romp te bevestigen. [afb. 2.27] Op 18 februari 1982 had een wijkvergadering plaats, waaruit het molencomité “Vrienden van de molen van Ezaart’ ontstond.50 Deze gaf een positieve impuls voor het herstel van de molen.

49 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 581.

(37)

Op 15 maart 1982 keurde het schepencollege het vernieuwde bestek goed en gaf opdracht voor de aanbesteding. De werken werden beperkt aanbesteed en uiteindelijk gegund aan molenmaker Adriaens uit Weert (raadsvergadering van 22 juni 1983).51 Deze vraagt vanwege eerdere verplichtingen later om uitstel van de werken tot 15 juni 1986. Dit uitstel wordt verleend.

De werkzaamheden gaan op 1984 van start, onder toezicht van architect Jansen. Van de restauratie is een serie foto’s gemaakt. Tijdens de restauratie blijkt het metselwerk waarop de paternoster ligt in dusdanig slechte staat, dat besloten wordt dit te vervangen.52 De onderring, bovenring en kuip worden daarbij nagekeken, wat niet voorzien was in het bestek.

Ook de trap van de luizolder wordt vernieuwd, en er worden extra voorzieningen uitgevoerd aan de kuip en het luiwerk. Om de molenromp te beschermen wordt besloten een zinken gootconstructie met pijpen aan te brengen rond de kap. Er wordt besloten de cementering aan de binnenzijde door te trekken tot aan het plafond van de maalzolder (i.p.v. de eerder voorziene 1M20) zodat een waterkerende laag in de wal kan komen te vervallen. Op 30 oktober 1985 vond de voorlopige oplevering van de werken plaats.53 In 1987 levert Adriaens nog een eiken lagerbalk (‘ijzerbalk’) na evenals eiken moerbinten voor de zolderbinten, in verband met het in werking stellen van een tweede koppel stenen.54

51 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 581. Andere inschrijvers waren de firma’s Caers (Retie) en Cottenier (Kortrijk).

52 Ibid., notulen werfvergadering 2 juli 1985.

53 Ibid., brief 15 oktober 1985.

54 Ibid., brieven 1 en 8 juli 1987.

(38)

2.28. De molen tijden de heropening in 1985. Collectie Stichting Molendocumentatie, Amsterdam.

2.29. J.L.J. Tersteeg, De Ezaartmolen, 1991. Collectie Stichting Molendocumentatie, Amsterdam.

In 1985 werd de molen gewit. Hierdoor is de aanblik van de molen veel fleurig dan in het verleden.

(39)

30. De wieg in 1990. Collectie Stichting Molendocumentatie, Amsterdam.

2.3.2.6 Werkzaamheden in de jaren 1990-2011

In 1999 is het gevlucht opnieuw opgehekt. Hierbij is de uitvoering gewijzigd ten opzichte van de voorgaande situatie. De zeeg is hierbij gewijzigd55.

Het volgend groot onderhoud vond na de eeuwwisseling plaats.

In 2003 werd een grote onderhoudsbeurt uitgevoerd, waarbij het pleisterwerk, de

toegangsdeur en de trappen werden aangepakt.56 Hiervan werden door mij geen stukken ingezien.

In 2005 is het gevlucht hersteld. Er is toen ook een toilet geplaatst tegen het elektriciteitshuisje bij de molen geplaatst.

In 2008 kreeg de molen een onderhoudsbeurt, waarbij onder andere werkzaamheden werden uitgevoerd aan de windpulm en de baard.57

55 Van deze werkzaamheden zijn geen archiefstukken overlegd en ingezien.

56 Bron: Molenechos.org.

57 Ibid.

(40)

2.3.2.7 De restauratie van 2012

In 2012 was de Ezaartmolen toe aan een nieuwe restauratie. De werkzaamheden bestonden hoofdzakelijk uit reparaties aan het pleisterwerk, de roeden, de korte spruit, en het verven van de molen. Het bestek, opgesteld door Yvo Geeringhs, dateert van xx xx 2012. De Vlaamse Overheid droeg bij in de kosten van de restauratie met € 58.080,-. Op 26 april 2012 ging de openbare aanbesteding van start. Ook nu was het de firma Adriaens die de werkzaamheden gegund werden.

Die werkzaamheden gingen van start in september 2012. Een startvergadering vond plaats op 28 augustus 2012. Daarin werd besloten een onderzoek uit te laten voeren door het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf naar het vochtgehalte in de muren van de molen (rapport 9 september 2012), het grootste mankement van de molen. Uit het rapport van het WTCB bleek dat er op 8 van de 9 meetzones een pathologisch

vochtgehalte van meer dan 5% werd gemeten. De oorzaak leek de te liggen in de waterdichte cementering, die aan zowel binnen- als buitenkant was aangebracht. Er werd voorgesteld om drainage aan te brengen in de grond rond de molen en een injectie. Op de eerste

werfvergadering werd besloten van de injectie af te zien, gezien de ligging op een heuvel.

Daarentegen was het voorstel om het verticale deel van de molenromp met een KNAUF pleister te behandelen. De pleisterherstellingen mochten uitgevoerd worden met

cementpleister, gezien het feit dat dit oorspronkelijk ook zo gebruikt was. In de praktijk is er een plaatselijk herstel aan de romp uitgevoerd waarbij een kalkpleister gebruikt is.

31. Schets van de te maken drainage rond de molen.

(41)

De bepleistering van de molenromp werd hersteld door aannemer Peter Cox uit Wilrijk.

Hiervan is een fotoverslag aanwezig, waarin de behandelde plaatsen zijn gedocumenteerd (zie aangeleverde foto’s). Hiertoe werd de loszittende cementering eerst afgekapt.

De korte spruit werd vernieuwd door molenmaker John de Jongh uit Veldhoven. De kruibok werd hersteld en de vang opnieuw gepositioneerd. Enkele kammen uit het groot rad moesten daarbij vernieuwd worden.

De roeden van de molen zijn doorgehaald. Het westelijke moerbint van de kap is hersteld d.m.v. kunsthars en glasvezelstaven. De kruipalen werden nagekeken op rot en allen vervangen.

De totale kosten zouden uiteindelijk € 90.000,- bedragen. In het voorjaar van 2013 waren de werkzaamheden gereed.58

2.3.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek:

Bij ieder onderzoek duiken aanwijzingen op die aanleiding geven om verdere stukken in te zien. Niet al deze stukken hebben direct betrekking op het uiterlijk van de molen. Voor andere ontbreekt het aan tijd om ze te raadplegen.

Voor verder onderzoek naar de Ezaartmolen verdient het de aanbeveling de volgende stukken te raadplegen, die meer informatie kunnen opleveren over de geschiedenis van de molen:

De negentiende eeuw:

- Briefwisseling Gemeente Mol, 1856-1858.

- Andere notarissen werkzaam in Mol, voor gegevens over de families Willems, Raeymakers en de verschillende molenaars.

De twintigste eeuw:

- Kadaster na 1900.

- Kranten voor berichten over schade aan kap molen in 1942.

- Notariële akten na 1900

- Literatuur over Steegmolen (Balen) m.b.t. herplaatsing kap

58 Samenvatting van de stukken uit het lopend archief van de Technische dienst, Gemeente Mol.

(42)

Restauratie 1984-5

- Foto’s van de restauratie, 1983-1985

- Raadpleging van het archief van Onroerend Erfgoed.

2.3. Bronnen archiefonderzoek

Geraadpleegde archieven Gemeentearchief Mol

• Archief Patrimonium, lopend archief

• Archief gemeente Mol - Schepencollege, 1856-1858 - Burgemeester, 1856-1858 - Bouwvergunningen

• Historisch Kadaster, voor zover aanwezig

Rijksarchief Antwerpen-Beveren

• R02, Notarieel archief

- Inv.nrs. 8876, Notaris van Mansfeld, 1856, 1857; 8803 Notaris Dierckx, 1856, 1857:

11051, Notaris Van Mansfeld, 1862-1863; 11782, Notaris Verbruggen, 1862, 1867, 1866; 18490, Verbruggen, 1866; 23867

• Fotoarchief Commissie Monumenten en Landschappen, PAA 1433, inv.nrs. 1783 en 1784

• PAA616, aanvragen stoomtuigen, inv.nr. 36, Mol

Stichting Molendocumentatie, Amsterdam

• Beeldarchief

Literatuur

Agentschap Onroerend Erfgoed, beschrijving:

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/52811

(43)

Broeckhoven, W. van, ‘Hinderlijke inrichtingen, dossier Slagmolen Heylen’, in: Nieuwsblad van Gheel, 17 oktober 1953, p. 1

De Kinderen, E. ‘Allerlei – Kultuur – Mol-Ezaart’, in in: De Belgische Molenaar 77 (1982) 10, p.

217

‘Een echte sprookjesmolen’, Mol, z.d.

E. D(e) K(inderen), ’Help!’ in: De Belgische Molenaar 74 (1981) 24, p. 333 Groot, F. de, ‘Ezaartmolen’, In: Molenechos, 13 (sept/okt 1985) 5, pp. 263-264 Holemans, Molens der Noorder- en Oosterkempen, Nieuwkerken 1980

Holemans, Wind- en watermolens in de provincie Antwerpen. Kadastergegeven 1835-1990, dl.

2, 2000

Holemans, Provincie Antwerpen: volledig overzicht van bestaande & verdwenen wind- water- &

rosmolens, 1980

‘Hoopvol molennieuws uit de Kempen’, in: De Belgische Molenaar 77 (1982) 2, p. 68

Lemmens, Molenoverzicht uit het arrondissement Turnhout van 1830 tot heden, Heemkundig Handboekje voor de Antwerpse Randgemeenten, 12 (1964) 3

Vrienden van de molen van Ezaart, De molen van Ezaart, Mol 1984

Tijdschriften (via www.allemolens.nl)

• De Molenaar, weekblad […], 1898-heden

• Molenechos

• Molennieuws, 1954-1985

• Molens. Kwartaalblad van Vereniging De Hollandsche Molen, 1986-heden Websites/beeldbanken

• Erfgoedbank Mol

• Onroerend Erfgoed

• Stichting Molendocumentatie, Amsterdam

• Vereniging De Hollandsche Molen, Amsterdam

• Wikimedia.com

(44)

2.4 Bouwhistorisch Onderzoek

2.4.1. Verschillende bouwfasen

De molen is, gezien het model van de kap en de sporen in de achterbalk, vermoedelijk als kettingkruier gebouwd. Hierover bestaat echter geen zekerheid. Op de oudste foto’s uit 1905 is een staart zichtbaar. Al snel na de bouw werd de kap van de molen gewaaid. Mogelijk raakte het kettingkruiwerk ernstig beschadigd en werd met het herstel al voor een staart gekozen om tegengewicht aan het gevlucht te bieden. Er zijn geen ogen in het muurwerk terug gevonden om de kruiketting aan vast te maken. Wel zijn aan de achterzijde van de kap diverse sporen van een kettingkruiwerk zichtbaar.

De molen is in 1856 gebouwd als graanmolen met de mogelijkheid tot plaatsing van een olieslagwerk. Bij de verkoop van de molen in 1857 is een olieslagwerk als losse inventaris van de molen mee verkocht met de vermelding dat dit onder in de molen kon worden ingebouwd (zie afbeelding 2.8).

Dit verklaart de bouw van de molen met een kelder en een verhoogde maalvloer. In de kelder kon het oliewerk ingebouwd worden. Bij de molen van Arendonk is deze indeling nog

aanwezig.

In de molen zijn echter geen bouwsporen, zoals roetsporen van het fornuis of resten van lageringen, van een olieslagwerk gevonden. Mogelijk is het oliewerk elders geplaatst. Het lijkt erop dat de steenzolder in het verleden vernieuwd is. Dit verklaart ook de afwezigheid van bouwsporen. De begane grondvloer bestaat uit straatwerk. Bij onderhoud aan het straatwerk in de toekomst kan een mogelijke fundering van de kantstenen en de slagbalk gezocht worden.

(45)

2.32. Historische opname van de nog bestaande Torenmansmolen te Arendonk (bron beeldbank Onroerend Erfgoed). Rondom deze molen is een kleine berg opgeworpen. Rechts van de trap onder de dubbele deuren, wordt toegang verkregen tot het olieslagwerk in de kelder. Op dit punt lijkt de molen op de molen van Ezaart.

In 1913 werd de molenromp gepleisterd. In diverse bronnen wordt van een cementering gesproken. Portlandcement werd in 1913 in België al veel toegepast en in Turnhout bevond zich een productiecentrum59.

In 1942 werd de kap wederom door storm ernstig beschadigd. Bij het herstel werden waarschijnlijk onderdelen van de Steegmolen te Balen gebruikt. Bij het herstel onderging de molen uiterlijke veranderingen. De korte spruit, die voorheen tussen de ijzerbalk en de pinbalk lag, verhuisde naar de normale plaats achterop de daklijsten. Mogelijk gebeurde dit om een steviger verband in de kapbasis te krijgen.

Het potdekselwerk op de kap maakte plaats voor asfaltpapier.

59 Vademecum historische bouwmaterialen, installaties en infrastructuur, P. Bot 2009, pagina 130

(46)

In 1959 verschoof de kap over de romp. Hierbij is de kap niet zwaar beschadigd geraakt, het gangwerk echter wel. Het groot rad en waarschijnlijk de wieg moesten worden vernieuwd. De molen werd na deze stormschade buiten bedrijf gesteld en aan de gemeente verkocht.

In 1985 werd een restauratie uitgevoerd waarbij het historisch materiaal zorgvuldig behouden is gebleven. De romp werd bij deze restauratie gewit. De kap werd gedekt met schaliën.

2.4.3 Bouwdelen

2.4.3.1. Muurwerk, ramen en deuren

De uit 1857 daterende molen van Ezaart heeft een opvallende verschijningsvorm. Het gedeelte tussen de fundering en de maalzolder is cilindrisch opgetrokken. De rest van de romp is sterk conisch. De kap heeft daarentegen normale verhoudingen en steekt aan de straatzijde behoorlijk ver uit.

In 1913 is de molen gepleisterd waardoor het metselwerk volledig aan het oog is onttrokken.

De binnenzijde van de molen is eveneens vanaf de kelder tot aan de kruivloer gepleisterd.

Dankzij fotomateriaal van eerdere herstelwerkzaamheden, zoals in 2012, is bekend dat de romp is opgetrokken uit rode veldovenstenen. Rondom de onderste vensters zijn

raamomlijstingen met gesmoorde stenen gemaakt.

(47)

2.33-2.34. De romp is opgetrokken met rode bakstenen in kruisverband. Rondom vensters zijn lijsten gemaakt uit gesmoorde stenen. Er is geen buitenschil om de molen gemetseld. Het metselwerk is goed ingetand.

De rechter foto toont een dichtgemetseld venster aan de noordwestzijde van de kelder.

Rechts van de kleine deur aan de NW-zijde is op 2 juli 2019 de fundering vrijgegraven. Hier kwam een opvallende versnijding naar voren. De romp is ter plaatse van de kelder 56 cm dik.

Op 34 cm diepte versnijdt de molenromp met 16 cm naar binnen. Vervolgens loopt de molenromp nog 66 cm dieper om zonder een funderingsvoet op het zand te beëindigen.

Waarschijnlijk is de kelder in het verleden dieper uitgegraven om een grote hoogte van deze vloer te krijgen. Uit fotomateriaal uit 2012 blijkt dat er geen buitenschil om de molen is gemetseld.

De uitgegraven kelder kan te maken hebben met de plaatsing van een olieslagwerk.

De gebrekkige aanleg van de fundering heeft al lange tijd invloed op de molenromp. Zo is de molen ongeveer 5 cm naar het oosten verzakt en zijn grote verticale scheuren ontstaan.

2.35. Schets van het funderingsdetail. De molenromp versnijdt onder maaiveld 16 cm naar binnen. Vermoedelijk is de kelder in het verleden verdiept.

(48)

De romp heeft drie deuren, een kleine loopdeur aan de noordwestzijde en grote, dubbele deuren ter hoogte van de maalvloer aan de oostzijde en de noordzijde. De deuren naar de maalvloer zijn met een trap bereikbaar.

Na het verwijderen van het binnen- en buitenpleisterwerk zullen, naar verwachting, diverse bouwsporen aan het licht komen. Deze moeten te zijner tijd in kaart gebracht en

gedocumenteerd worden.

Ter hoogte van de steenzolder versnijdt de molenromp met een halve steen. De gevelopeningen in de romp zijn als volgt:

Kelder 4 stuks; de deur aan de NW-zijde en een venster op ZO en ZW. Een venster aan de NW- zijde is dichtgemetseld.

Maalvloer: 3 stuks, dubbele deuren op noord en oost. Een groot venster op zuid. Dit venster bevindt zich op een logische plaats voor een deur. De boog is even groot als de deuren. Nu werden tijdens de bouw de kavels gespitst. De logische toegang van het dorp, via de zuidzijde, verviel. Mogelijk moest er geïmproviseerd worden en werd een raam aan de oostzijde een deur.

Steenzolder: 4 stuks, kleine vensters ZO, NO en NW, een dichtgemetseld venster ZW. Op een oude opname is een tuimelraam te zien.

Luizolder: 4 stuks, klein venster op oost. Aan de noord en westzijde zijn deze dichtgemetseld.

Aan de zuidzijde is het muurlager van het luiwerk is een nis opgesteld. Deze nis is even groot als de gevelopeningen.

Kapzolder: 5 steigergaten aan de oostzijde.

Deuren en vensters

(49)

2.36, 2.37, 2.38, 2.39. De vensters zijn binnen rechthoekig afgewerkt. Het bovengelegen metselwerk wordt door een, licht uitgevoerde, latei gedragen. Aan de buitenzijde zijn er segmentbogen.

De vensters en deuren zijn rechthoekig uitgevoerd. Boven de oostdeur is nog een oude latei van beukenhout aanwezig. In de hele molen is opvallend veel beukenhout toegepast. De overige lateien zijn, vermoedelijk bij de restauratie in 1985, vervangen in eiken. De gewijzigde houtsoort heeft ongetwijfeld met de sterkte en duurzaamheid te maken. Alle vensters zijn hedendaags gedetailleerd en voorzien van een kozijn.

2.4.3.2. Zolders en trappen

Van boven naar beneden worden de zolders beschreven.

- De kapzolder is samengesteld uit twee eiken moerbalken die noord-zuid liggen. Deze balken zijn geteerd en taps gemaakt door middel van disselen. Gezien de vorm en voormalige bout- en spijkergaten zijn de moerbalken een verzaagde staartbalk. Een balkkop is in 2012 met kunsthars hersteld. In de moerbinten zijn gedisseld beuken kinderbalken ingewerkt. Het grenen vloerdek is in 1985 vernieuwd. Dit geldt ook voor de vloerplanken op de overige zolders.

(50)

40. De kapzolder van onderaf gezien. De moerbalken zijn uit een oude, geteerde staartbalk gezaagd.

- De luizolder bestaat uit vier boskante beuken moerbalken die oost-west gelegd zijn.

Deze balken zijn uit een stam gezaagd. De stammen zijn door het midden geschulpt.

- De kinderbalken zijn van gedisseld eiken en geteerd. Hiervoor zijn oude stukken kort zweep of uitbrekers van de galerij60 van een standerdmolen gebruikt.

(51)

41. De moerbinten van de luizolder zijn uit een stam gehaald.

- De steenzolder bestaat uit 8 beuken vloerbalken. De vloerbinten zijn op verschillende wijze bewerkt, maar ogen gelijk. Zo is een deel machinaal geschaafd61 en zijn de zijkanten gezaagd met een kraanzaag. Hoewel er ten tijde van de bouw van de molen al mechanische schaafmachines bestonden, is het niet waarschijnlijk dat deze balklaag uit de bouwtijd stamt. De Kempen was immers een arme, dunbevolkte streek waar lang artisanale technieken gebruikt zijn. Constructiehout werd tot aan de Tweede Wereldoorlog meestal gezaagd met een kraanzaag, een watermolen of gedisseld62. Aan de balken van de luizolder is te zien dat de molenstenen in het grijze verleden naar binnen gelegd zijn. Van het verschuiven van de lichtwerken is aan de steenzolderbalken echter niets te zien. Dit geeft aan dat de steenzolder niet uit de bouwtijd dateert.

61 In 1776 is patent op de vlakbank verleend en in 1862 op een wereldtentoonstelling getoond. In 1905 werd geadverteerd met dergelijke machines. Vanaf die tijd vonden ze veelvuldig toepassing bij timmerlieden. Zie “Vademecum historische bouwmaterialen, installaties en infrastructuur”, P. Bot 2009, pag. 211

62 Zo heeft de 1905 stammende molen “De Adriaan” te Veldhoven gedisselde balklagen.

(52)

42. De balklaag van de steenzolder is uit gekantrecht beuken gezaagd. Dit van de luizolder is wankantig.

In het trapgat zijn inscripties aangebracht. Boven elkaar staat “AVP” en “TMK”. Verder is een niet voltooide T ingekerfd. De initialen kunnen niet gematched worden met personen die in het voorgaande hoofdstuk genoemd zijn. De maalstenen zijn in het verleden naar binnen gelegd. Dit is mogelijk in combinatie met een vervanging van de steenzolder gebeurd. Er zijn geen sporen van een andere opstelling van het lichtwerk.

- De maalzolder bestaat uit verschillende onderdelen. De middelste moerbalk is een wankantig eiken vloerbalk. Deze vertoont een sterke verwering. Deze balk is van secundair materiaal gemaakt en vertoont een bouwspoor van een slof. Mogelijk is het een oude stuk berriebalk uit een standerdmolen.

De buitenste twee moerbinten zijn van eiken en dateren van de restauratie in 1985.

Drie kinderbalken zijn boskante beuken balken. De overige vijf kinderbalken zijn van geteerd hout. Hiervoor zijn stukken kort zweep gebruikt.

- De steen- en maalzolder hebben waarschijnlijk in het verleden een omvangrijk herstel ondergaan. In de molen is opvallend veel beukenhout gebruikt.

(53)

43. De balklaag van de maalvloer bestaat uit verschillend hout. Het moerbint lijkt een oude berriebalk van een standerdmolen te zijn.

- De keldervloer bestaan uit keramische strengpersklinkers. Deze zijn recente datum.

2.4.3.3. Ramen en deuren

De molen heeft eenvoudige opgeklampte, uitgerust met spiegelklampen grenen deuren die groen geverfd zijn. De deuren op de maalvloer zijn dubbel uitgevoerd. De deur aan de noordwestzijde is enkel. Alle deuren draaien naar binnen toe. Naar binnen draaiende deuren komen in de Kempen vrij veel voor.

Het grote venster op de maalzolder bestaat uit twee raamvleugels die naar binnen draaien.

Het raam, voorzien van een kozijn, is modern gedetailleerd.

De overige vensters draaien eveneens naar binnen toe en zijn ook van een kozijn voorzien.

Hierbij is er een draaiend deel aanwezig en is detaillering veel eenvoudiger. Op een oude foto is een tuimelraam aanwezig op de steenzolder. De ramen den deuren zijn waarschijnlijk bij de restauratie in 1985 vernieuwd.

(54)

44. De vensters zijn op moderne wijze uitgerust met een kozijn.

2.4.3.4. Kap, staart en kruiwerk

De grote, overkragende kap is zeer kenmerkend voor de molen. De kap is grotendeels nog oud. Beide, eiken, daklijsten zijn uit een stam gezaagd. De hartzijde van beide balken is naar binnen gelegd. Tussen de ijzerbalk en de pinbalk is bij beide daklijsten een keep van een lange- of korte spruit zichtbaar.

Omdat de molen tot 1942 een korte spruit had die op deze plaats lag, is het mogelijk dat de daklijsten niet van de Steegmolen komen maar in 1857 voor de Ezaartmolen nieuw gemaakt zijn. In de vangbalk is een keep uitgezaagd voor de vroegere passage van de korte spruit. Het is mogelijk dat de Steegmolen in het verleden de korte spruit op deze plaats had. Dit is een punt voor nader onderzoek.

Onder de korte spruit bevindt zich een achterbalk. Dit wordt verderop beschreven.

(55)

45. De oude oplegging van de korte spruit. In de vangbalk is een uitsparing opgenomen om ruimte te krijgen voor de korte spruit.

De roosterhouten zijn niet straalsgewijs, maar recht aangebracht. Dit is uitzonderlijk. Molen

“Sint Anna” in het Nederlandse Keent bij Weert heeft deze constructie ook.

De kapspanten zijn van peppelhout gemaakt. De onderzijden zijn in het verleden

aangescherfd. Deze houtsoort wijkt weer af met de rest van de molen. De overring is in de 20e eeuw vernieuwd.

In 1942 heeft de kap een omvangrijk herstel ondergaan, waarbij onderdelen van de

Steegmolen te Balen zijn gebouwd. Voor 1942 was de kap aanmerkelijk boller. Mogelijk heeft men de kapspanten van de Steegmolen, met zijn erg plat uitgevoerde kap, hergebruikt bij de molen van Ezaart. De afwijkende houtsoort versterkt dit vermoeden. De molenenquête uit 1944 biedt hierin onvoldoende duidelijkheid.

(56)

36. De kap is erg hoog. Er is zeer veel vrije ruimte tussen de vorst en de bovenzijde van het groot rad.

Alle kapspanten zijn onderaan aangescherfd.

Het balkhout van het voor- en achterkeuvelens zijn oud.

Onder de huidige korte spruit (uit 2012) bevindt zich nog een achterbalk. In de achterbalk bevinden zich diverse bouwsporen die op een kettingkruiwerk kunnen duiden.

(57)

Mogelijk is de molen als kettingkruier gebouwd en werd hij later, mogelijk door technische mankementen, van een staart voorzien63. Een andere optie is dat bij de eerste stormschade, kort na de bouw, het kettingkruiwerk zwaar beschadigd is geraakt.

Bij werkzaamheden aan het buitenpleisterwerk kunnen de ankerpunten voor de kruiketting aan het licht komen. Deze kunnen de hypothese van het kettingkruiwerkverleden bevestigen.

Dit is een belangrijk punt voor onderhoudswerk in de toekomst.

63 Een kettingkruiwerk werkt vlot en licht, maar bij slijtages gaat de molen zeer zwaar kruien. Zo kan het aanbrengen van een staart veel goedkoper zijn dan een revisie van het kettingkruiwerk. Zo werd begin 20e eeuw bij de Kilsdonkse Molen te Dinther, in verband met gebreken aan het kettingkruiwerk, van een staart voorzien.

(58)

38. Boven de achterbalk van de molen Ezaart, onder (39) het kettingkruiwerk van de

Gerardsmolen te Evergem (foto: www.molenechos.be, opname R. Simons). De rechthoekige kepen in de achterbalk komen overeen met de korte ribben die de achterbalk en de hangenier bij de molen van Evergem verbinden.

De windpulm is een oud exemplaar. Deze is, voor zover bekend bij de laatste restauraties in 1959 en 1985, niet vervangen. De enquête uit 1944 vermeld dat de “asbalk” uit Balen afkomstig is. Mogelijk wordt met de asbalk de windpulm bedoeld.

Sinds de restauratie in 1985 is de kap met eiken schaliën gedekt. Het schaliëndek loopt tot ver voorbij de spantring door. Voor 1985 was er een dakbedekking van geteerd asfaltpapier met tengels zichtbaar.

Voor 1941 was de kap gedekt met potdekseldelen. De gepotdekselde delen waren in twee stukken aangebracht, waardoor het lijkt of de molen een mansardekap had. Oude foto’s van veraf laten echter een fraaie ronde kapvorm zien.

(59)

2.40. Opname van tussen 1913 (de romp is gepleisterd) en 1942. De korte spruit ligt hier nog tussen de ijzerbalk en de pinbalk. De kap is voorzien van potdekselwerk.

2.41. Op deze opname uit april 1953 is de kap al gewijzigd. De korte spruit ligt nu achteraan en de kap is voorzien van asfaltpapier. De verschillen ten opzichte van de situatie voor 1942 vallen duidelijk op. Zes jaar later zou de molen wederom ernstige

stormschade aan de kap oplopen.

(60)

- Het staartwerk van de molen is geheel zwart geteerd. De staartbalk loopt ver voorbij de korte spruit in de kap door en is hier met kruislingse trekstangen verbonden met de

daklijsten. Onder aan de staart hangt een kruibok met vierspakig kruiasje. Naast de krui- en bezetketting zijn loopschoren aangebracht. Op oude foto’s zijn trekstangen tussen de staart en de lange zwepen zichtbaar. Voor 1985 was de staartbalk een wankantig exemplaar.

43. Zoals veel Kempische molens wordt de molen gekruid met een kruibok met een vierspakig kruirad. De staart wordt geborgd met loopschoren. Als extra is er een bezetketting aanwezig.

- Onder de kap ligt een, vrij zwaar uitgevoerd, Engels kruiwerk. In 1959 is het kruiwerk na de stormschade opnieuw gelegd. Het bestek maakt hier een melding van.

Het Engels kruiwerk was dus voor die tijd al aanwezig. Bij deze restauratie is het kruiwerk, gezien de aard van de stormschade, waarschijnlijk wel gereviseerd. Alle moeren zijn modern zeskantig uitgevoerd. Bij de restauratie van 1985 zijn de kruivloer volledig en de overring voor 90% vernieuwd. Hierdoor kunnen geen bouwsporen van eerdere kruiwerktypes afgelezen worden. Helaas is er geen beeldmateriaal en zijn er geen bronnen gevonden die duidelijkheid in deze kwestie verschaffen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals we al stelden, wordt het taalrepertoire dat als de geldende norm wordt gezien in het hoger onderwijs toevallig meer gebruikt in bepaalde sociale omgevingen en minder in

Oorts, G., 2008, Onderzoek naar het decor van de muurschilderingen in de Protestantse kerk, niet- gepubliceerd onderzoeks- en behandelingsrapport, Opleiding

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

➔ Historische band en wilsintentie: het beeld werd overgebracht van de oude naar de nieuwe kerk en is geplaatst op een daartoe gemaakte sokkel waardoor het roerend

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

Ongeveer driekwart geeft aan de GBA in alle relevante werkprocessen te gebruiken.De gemeenten die nog niet in alle relevante werkprocessen de GBA gebruiken (28%), geven daarvoor de

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,