• No results found

A RCHIEFONDERZOEK :

In document BEHEERSPLAN ONROEREND ERFGOED (pagina 11-42)

2. HISTORISCHE NOTA

2.3. A RCHIEFONDERZOEK :

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het archiefonderzoek, verricht binnen het bouwhistorisch onderzoek naar de Molen van Ezaart te Mol. Dit onderzoek is in juli 2019 uitgevoerd door A.N. Gosliga Kunsthistorisch onderzoek te Uitgeest (NL) in opdracht van EAG Monuments te Montfoort (NL).

2.3.1 Verantwoording archiefonderzoek:

De vraag bij dit archiefonderzoek was om aan de hand van bronnen op papier te achterhalen uit welke tijd de molenonderdelen stammen, ter ondersteuning van de bouwhistorische opname ter plekke. Wanneer en hoe is de molen gebouwd? Welke onderdelen zijn nog oud, en welke zijn later vervangen? Hoe zag het molenterrein er vroeger uit?

In eerste instantie is gezocht in de bestaande literatuur (zie onder Bronnen). Daarop is een bezoek gebracht aan het Gemeentearchief Mol, waar de archieven van de gemeente bewaard worden evenals het Kadaster en bouwvergunningen. In het Rijksarchief te Antwerpen-Beveren is verder gezocht naar notariële akten en documenten rond de bouw van de molen. Helaas kon het archief van de Bestendige staten van de provincie Antwerpen, die besluiten over bouwvergunningen en aanvragen voor hinderlijke inrichtingen, niet geraadpleegd worden aangezien dit in bewerking is. Beeldmateriaal van de molen werd gevonden in de

Erfgoedbank Mol. Deze kon verder aangevuld worden met foto’s, in bezit van het Agentschap Onroerend Erfgoed en bij de Stichting Molendocumentatie te Amsterdam.

Een overzicht van alle geraadpleegde bronnen is te vinden aan het eind van dit hoofdstuk.

In paragraaf 2.3.3 worden aanbevelingen gedaan voor eventueel verder onderzoek.

Voor hun hulp bij dit onderzoek ben ik verder dank verschuldigd aan de heren S. Geys en B.

Stuters (gemeente Mol), J. Lommelen (molenaar Ezaartmolen), S. Puyvelde, J. Druyts en P.

Moens (Stichting Molendocumentatie, Amsterdam).

2.3.2 De geschiedenis van de molen op basis van de archiefbescheiden 2.3.2.1 1856-1857: De bouw van de molen

Op 19 juli 1856 doet Charles Heylen, molenaar te Geel, een aanvraag voor de bouw van een nieuwe ‘graanwindmolen’ (‘construction d’un moulin à farine mu par le vent’) op het perceel E 1329 te Mol, bij hem in eigendom. Na goedkeuring door de Bestendige staten voert de gemeente Mol in juli en augustus 1856 een proces van commodo et incommodo uit.

Omwonenden en andere inwoners van Mol kunnen tot 23 augustus hun bezwaren tegen de bouw kenbaar maken – wat niet gebeurt. Het perceel bevond zich dan ook nog ‘op eenen verren afstand van alle andere gebouwen of woningen’. Het proces verbaal wordt daarop diezelfde dag opgemaakt en aan de provincie gestuurd. De volgende dag, 24 augustus, wordt in de raadsvergadering besloten om de bouw toe te staan.5

Inderdaad bouwde Charles Heylen een molen in Mol, maar dan op een ander perceel, E 1355.

Dit lag een stuk oostelijker, op de Hoevenbergen in het gehucht Ezaart, aan de nieuwe steenweg van Mol naar Geel. Dit terrein was geschikter voor de bouw van een molen, aangezien hier een natuurlijke landduin lag. [afb. 2.3-2.4] Het perceel ‘mastbosch’

(dennenbos) was eigendom van landbouwer Henricus Huypens uit Mol, evenals het

naastgelegen perceel E 1356.6 Huypens’ dochter Maria Anna was getrouwd met Franciscus Heylen, herbergier te Mol en familie van Carolus.7 Voor de bouw was een vernieuwde aanvraag nodig. Deze werd bij dit onderzoek niet gevonden.8 Wel staat er een aantekening over de bouw in het Kadaster. In 1857 wordt het perceel E 1355 in drieën gesplitst, waarbij de molen het nieuwe nummer E 1355 c krijgt. Onder opmerkingen staat vermeld ‘construction d’un moulin’. Deze was vanaf het dienstjaar 1858 belastbaar.9 De bouw van de molen was eind 1857 voltooid, want op 16 december 1857 bieden Heylen en Huypens de molen aan op een publieke veiling.10

Verdere gegevens over de bouw werden niet gevonden. De molen heeft een opmerkelijke vorm met een kap die te groot is voor de peervormige romp. In 1857 zou de kap met wieken

5 Gemeentearchief Mol (GA Mol), Juli 1856 gemeente stuurt drie bouwaanvragen naar arrondissementscommissaris, waaronder waarschijnlijk die van Heylen: Briefwisseling, 1856, nr 112; Schepencollege, no. 164, 23 augustus 1856;

Gemeenteraad, 24 augustus 1856; Correspondentie 1856, na nr 159, kopie in map BE/GAM/ Hangmap 71B Ezaart – Molen – Volmolen.

6 GAM, Kadaster Mol, leggerartikel 365-7.

7 RA Antwerpen-Beveren, R02, Notariaat, inv.nr. 23866, akte 16 en 23 november 1857.

8 Deze wordt wel vermeld op Molenechos.be. In de verslagen van het Schepencollege en de Raadsvergaderingen van 1857 staat hier niets vermeld. Mogelijk wel in de Briefwisseling, die niet geraadpleegd werd.

geheel afgewaaid zijn, volgens een latere bron.11 Hiervan werd geen vermelding in kranten uit dat jaar gevonden. In 1942 en 1957 liep de kap door storm nogmaals veel schade op. De huidige kap zou afkomstig van een molen uit Balen. Dit werd door Els De Kinderen

opgetekend in een interview met molenmaker Michael Mausen uit Balen. Waarschijnlijk gaat het om de Steegmolen, die in 1941 werd onttakeld na blikseminslag. De kap zou dan in 1942 geplaatst zijn.12 [afb. 2.6-2.7]

Over Carolus Heylen valt nog wat meer te vermelden. Hij werd als Joannes Carolus Heylen in 1821 geboren te Geel, als zoon van Joannes Baptista Heylen en Maria Theresia van de Broeck. In 1842 trouwde hij met Joanna Catharina Coveliers (1819-?), met wie hij een dochter kreeg. In 1853 trouwde hij voor de tweede maal met Anna Carolina Lievens (1825-?), het paar kreeg nog twee dochters.13 Carolus wordt meermaals vermeld in het Nieuwsblad van Geel, als

‘molder Heylen’ bij verschillende verkopen, van o.a. hooi en hout.14 In 1851 deed hij een aanvraag om een stoommachine te mogen plaatsen in de rosoliemolen te Geel, gelegen achter café Het Lam. Dit ging niet door vanwege protesten van de inwoners van Geel.15 In ieder geval was Heylen een ondernemend man die ook succesvol was: in latere akten wordt zijn beroep namelijk als ‘rentenier’ vermeld.

11 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15.

12 Vriendelijke mededeling de heren J. Lommelen en J. Druyts. Voor de Steegmolen, zie:

http://www.molenechos.org/verdwenen/molen.php?AdvSearch=2586. De Steegmolen had weleens waar ook een opvallend overstekende kap, maar op foto’s voor 1941 is een dergelijke kap ook bij de molen van Ezaart aanwezig.

13 GA Mol, 2 CONC BS Geel 1842-1855, 21 januari 1842 en 2 CONC BS Geel 1853-1849, 27 juli 1853.

14 Zie: www.kempischekranten.be. Op 27 juli 1857 bijvoorbeeld verkoopt hij samen met Jan Framcis Moses struiken oogst ter waarde van f 947,-. (RAAB, R02, Notariaat, inv,.nr. 8876). Op 14 augustus verkoopt hij vi notaris Van Mansfeld nog eens meubelen en oog t.w.v. F 1538,85. (Ibid.)

15 Molenechos.be; Broeckhoven, W. van, ‘Hinderlijke inrichtingen, dossier Slagmolen Heylen’, in: Nieuwsblad van Gheel, 17 oktober 1953, p. 1.

`

2.3 Primitif Kadaster Mol, ca. 1830-1834. Sectie E, 5de blad. Met rode ster perceel 1327, met groene ster perceel 1355. Via Cartesius.be.

2.4 Ezaart op de Vandermaelenkaart, 1846-1854. Via Geopunt.be.

2.5 Militaire kaart, Brussel 1877. De molen is aangegeven door een rode stip met wieken.

Collectie Gemeentearchief Mol. De molenberg is hier al afgegraven.

2.6-2.7. De in 1941 onttakelde Steegmolen te Balen16. Deze molen had een opvallend platte kap, die net als bij de molen van Ezaart ver overstak. Bij deze molen bevindt de korte en lange spruit zich op de “normale” plaats. De uitstekende kap wijst, net als in Ezaart, ook op een verleden als kettingkruier. De binnenroe is voorzien van Dekkerwieken die vrij smal zijn uitgevoerd. Collectie Ons Molenheem. 3.5 A. Ronse, De Steegmolen, ca. 1935. Uitgave Stichting Levende Molens, Roosendaal, 1997.

6. De Steegmolen, prentbriefkaart.

7. J. van de Zanden, Steegmolen, prentbriefkaart.

Collectie Ons Molenheem.

2.3.2.2 1857-1867: De molen in eigendom van Willems

Op 16 november 1857 bieden Heylen en Heynen hun ‘nieuwen in steen gebouwden graen-wind-molen’ publiekelijk te koop aan, evenals materialen voor een olieslagmolen die in deze molen geplaatst kan worden. 17 [afb. 2.8]

2.8. Advertentie verkoop Ezaartmolen in 1857. Nieuwsblad van Gheel, 7 en 14 november 1857.

Via Kempensekranten.be.

De verkoop vond plaats in de herberg van Moll, door notaris J.A.G. Dierckx. Molenaar

Joannes Franciscus Boons en handwerker Henri Schoop, beide uit Balen, waren getuigen. Bij de provisoire verkoping op 16 november 1857 wordt de molen omschreven als: ‘Eenen in steen gebouwden graanwindmolen met alles deszelfs voor en nadeele zij draegende en roerende werken met de erve daer denzelven op staet, groot omtrent tien aren, gestaen en gelegen te Ezaert onder Moll.’ De verkoper [Heylen] reserveert voor zichzelf de deister [aelster?]18 die niet mee verkocht wordt. ‘Alle het materiel voor den slag molen als banken, wielen, vierwerken, hamers en alle zes hout met een woord alle het materiel zich aldaer bevindende’, kon de koper overnemen voor een som van BF 600,- bovenop de koopsom.

Lakenmaker Jan Willem Willems brengt als enige een bod uit van BF 6.025,-. Volgens een molenenquête uit 1944 was de vermogende familie Willems zelf van plan geweest ene molen te Mol te bouwen, maar was Heylen hem te snel af.19 De definitieve verkoping vindt plaats op 23 november, het bod van Willems van nu BF 6.625 wordt aanvaardt en zo werd Willems alsnog eigenaar van een molen. BF 300,- hiervan komt Heynen toe voor aankoop van de

17 RAB, R02, Notariaat, notaris J.A.G. Dierckx te Balen, inv.nr. 23866, akte no. 263 en 267.

18 De akte kan op dit woord niet goed gelezen worden.

19 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15.

grond waarop de molen staat, de rest is voor molenaar Heylen. Willems neemt ook de slagmolen over voor BF 600,-. Op 1 maart 1858 verklaart Carolus Heylen voor notaris Dierckx dat hij de som van BF 7.225,- ontvangen heeft van Willems voor de koop van de ‘molen met erve en toebehoren gelegen te Moll’.20

Joannes Guillemuls Willems wordt op 25 april 1800 geboren te Mol, als zoon van Petrus en Johanna Maria Elisabeth Dorens. Op 25 mei 1823 trouwt hij met Anna Maria van Gompel (1802-1881) uit Mol. Zij krijgen negen kinderen. Willems was lakenreder van beroep: hij bemaalde de molen dan ook niet zelf. Dat werd gedaan door een molenaar. Vanaf 1858 was dit waarschijnlijk Henri Jozef Belman uit Mol. In 1860 werd hij opgevolgd door Jan Francis Boons uit Meerhout. In 1861 is molenaar Peer Francis Hendrickx uit Luyksgestel als molenaar werkzaam.21 In dat jaar overlijdt Willems, op 14 november 1861. Zijn weduwe en kinderen worden daarop eigenaar van de molen.

In dienstjaar 1866 van het Kadaster staat er bij de molen aangetekend ‘devenue imposable’, ofwel niet belastbaar. De reden hiervoor wordt niet gegeven, en ook een speurtocht in de kranten van 1865 en 1866 leverde niets op.22 In ieder geval stond de molen stil en waren er werkzaamheden nodig. In 1867 zijn deze afgerond, want vanaf 1868 komt de molen weer als belastbaar voor in het Kadaster, met een geschat inkomen van BF 458,-, wat later gewijzigd wordt in BF 300,-. 23

De nieuwe molenaar is dan Norbertus Raeymakers (1831-1905) uit Mol. Norbertus werd geboren op 25 november 1831 als zoon van Adrianus en Maria Theresia Van Gansewinckel.

Op 18 september 1861 trouwt hij met Maria Rosalia Louisa Willems (1835-1908), een dochter van Joannes.24 Vanaf in ieder geval 1867 oefent hij het beroep van molenaar uit, en bemaalt de Ezaertmolen. Mogelijk heeft de stilstand in 1865-1867 dan ook te maken met zijn komst op de molen. Op 28 augustus 1867 koopt Norbertus de Ezaertmolen van zijn schoonfamilie voor de som van 3066,66 frank.25 De molen wordt in de akte omschreven als ‘eenen

graanwindmolen met staande, gaande en draegende werken, en verder toebehoren, onbebouwde grond en aangelegde erf, gestaan en gelegen te Moll Wijck E No. 1355b en

20 RAB, Notariaat, R02, inv.nr. 23867: 1 maart 1858, nr. 77.

21 Vriendelijke mededeling dhr. J. Lommelen.

22 Via www.kempensekranten.be.

23 GA Mol, Kadaster Mol, leggerartikel 1040-22 en 1040-23.

24 Vriendelijke mededeling dhr. Jo Lommelen mbt de genealogische gegevens. Molenaars gevonden in de Burgerlijke

1355c, groot 11 aren 68 centiaren, palende oost [?] Hannes, west de kinderen Huypen en noord eenen weg’. Daarbij kocht Raeymakers van de schoonfamilie nog een huis met bijgebouwen in Mol zelf (E 464 en E 463) voor F 4000,-.

De molen zou daarop bijna een eeuw in bezit van de familie Raeymaekers blijven.

2.3.2.3 1867-1950: De molen in eigendom van de familie Raeymaekers

Norbertus is naast molenaar ook bakker, winkelier en schepen van Mol, zo blijkt uit

verschillende akten. Van 28 februari 1892 tot 18 september 1893 is hij zelfs burgemeester van Mol.26 Tegen die tijd is zijn zoon Carolus (Karel) hem al opgevolgd als molenaar van de Ezaartmolen: bij zijn trouwen in 1891 geeft Karel namelijk op molenaar te zijn. Karel werd geboren op 20 juni 1862. Hij trouwt op 3 augustus 1891 met Maria Angelina Peetermans,

‘landbouwster’ uit Mol. Zij krijgen zes kinderen.

Norbertus overlijdt op 29 november 1905 te Mol. De molen komt daarop in het bezit van zijn weduwe en kinderen. In 1908 overlijdt ook Maria Willems en worden Karel Raeymakers en zijn broers en zussen alleen eigenaar. Wanneer Karel in 1939 overlijdt, volgt diens jongste zoon Frans Norbertus (1905-1950) hem op als molenaar. Frans trouwt op 10 mei 1939 met Leonie van Genechten (1907-2000). Op 1 maart 1941 koopt Frans de molen over van zijn ooms en tantes.27 In een enquête over molen uit 1944 komen we iets meer over de molenaar en de Ezaartmolen te weten.28 De molen is goed onderhouden en werkt bij wind nog alle dagen. Dat is te danken aan de molenaar, ‘van het oude type met hart en ziel aan de molen verbonden’. De molen is niet verdekkerd.

Op 26 juni 1950 gaat de molen over op Jozef Alfons Luyten uit Mol, die hem ook zelf bemaalt.29 Uit deze periode zijn geen verdere gegevens bekend over wijzigingen aan de molen. Op 11 oktober 1950 verkoopt Luyten de molen alweer aan molenaar Karel Heuvelmans uit Meerhout voor F 180.000,-.30

26 Vriendelijke mededeling dhr. J. Lommelen.

27 Akte opgemaakt bij notaris J.J.M.G. Smolderen te Mol, wordt bewaard bij notaris Van Roosbroeck te Mol. Niet ingezien.

28 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15.

29 Molenechos.be.

30 Ibid.

2.9. N. Havermans, Molen Ezaert-Moll, Mol, 1905. De oudst bekende foto van de molen.

Verstuurd in 1909. De molen is hier nog ongecementeerd. De afbeelding stond gespiegeld op de kaart. Voor deze rapportage is deze opname “teruggespiegeld”. De kap oogt aanmerkelijk boller dan tegenwoordig.

2.10. Detail, de molen op een prentbriefkaart, 1908. Collectie Erfgoedbank Mol. PK 10-29 Het gevlucht is smal opgehekt, terwijl in de Kempen brede ophekkingen gebruikelijk waren. De molen heeft al vroeg ijzeren roeden gekregen. Op de linker foto valt de afgegraven zandduin zuidelijk op.

2.11. Familie voor de molen van Ezaart, z.d. Collectie Heemkundekring Mol. De kap is bekleed met potdekseldelen. Het gevlucht heeft een zeer vlakke zeeg en zal hoge snelheden kunnen ontwikkelen. De zwepen zijn van wankantig hout. Het venster op de steenzolder is een tuimelraam. Deze opname dateert van het begin van de 20e eeuw.

` 2.12. J. Meuleman, Retie. De Ezaartmolen, 1927. Prentbriefkaart. Collectie Stichting Molendocumentatie, Amsterdam.

De molen vanaf de doorgaande weg gezien. De romp is hier al gecementeerd. De zeeg in het gevlucht lijkt iets dieper te zijn. Het is bekend dat het gevlucht in 1926 vernieuwd is. Het dak van de woning is nog met roggestro bekleed. Deze dakbedekking kwam op de arme

zandgronden veel voor. Door de korte levensduur van hooguit 10 jaar wordt dit niet meer toegepast.

2.13. De molen rond ca. 1920-1940. Collectie Erfgoedbank Mol, inv.nr. 18-6-005. De staart is inmiddels vervangen. Bemerk de verschillen met de opname op 2.11.

2.3.2.3.1 Wijzigingen aan de Ezaartmolen onder de familie Raaymaekers:

Het enquêteformulier uit 1944 geeft veel informatie over de bouwhistorie van de molen. Het vermeldt: “gebouwd in 1856. Heel de kap met wieken afgewaaid in 1857. Ijzeren askop gegoten in 1887. Ijzeren gevlucht gehangen in 1903. Nieuw ijzeren gevlucht gehangen in 1926. In 1942 na een geweldigen storm gansch de kap met asbalk pinbalk dakleesten vernieuwd”.31

31 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15.

Deze gegevens bevatten enkele opmerkelijke zaken. Zo is in 1887 een nieuwe askop gegoten. Dat zal de nog bestaande askop van Van Aerschot te Herenthals zijn. In 1903 worden ijzeren roeden gestoken.

In 1913 wordt onder Karel Raeymakers de romp van de molen voor de eerste maal

gecementeerd en gekalkt. Dit blijkt uit documenten van de gemeente rond de aankoop van de watermolen in dat jaar.32 Op oude foto’s is eveneens te zien dat de molen in 1905 nog niet gecementeerd is [afb. 2.9, 2.10, 2.11], maar in de jaren 1920 wel [afb. 2.12]

In 1926 wordt blijkbaar wederom een nieuw ijzeren gevlucht gehangen.33 Een levensduur van 23 jaar is voor ijzeren roeden zeer kort. Op de foto uit 1927 lijkt het gevlucht een diepere zeeg te hebben. Mogelijk voldeed het gevlucht uit 1903 niet en werden 23 jaar later tweedehands roeden gekocht. In deze periode waren deze door de sloop van molens ruim voorradig.

Begin 1932 doet molenaar Karel Raeymakers een aanvraag ‘tot het inrichten van eene mekanieke meelmaalderij in de lokalen van zijnen windmolen S[ect].ie E no. 1355’.34 Hij vergezelt zijn aanvraag van een ‘liggingsplan der lokalen’, een kadastraal uittreksel, en een kopie van het onderzoek naar commodo et incommodo. Deze stukken zijn helaas niet teruggevonden. Op 15 maart 1932 volgt Koninklijke toestemming. In de zitting van 8 november 1932 krijgt Raeymakers toestemming van de gemeenteraad om de machine te plaatsen; ‘Gezien het behoort den handel en nijverheid zooveel mogelijk aan te moedigen en te bevorderen’. Het besluit wordt daarop aan de Bestendige deputatie gezonden.

De ‘mekanieke meelmaalderij’ naar verluidt een stoommachine35, die in de kelder van de molen geplaatst werd. Overigens werd een dieselmotor in de volksmond ook regelmatig een stoommolen genoemd. De term “stoommolen” kan dus tot verwarring leiden. Er zijn geen plannen van bewaard van de stoommachine c.q. de mechanische maalderij en uit de schaars

32 Vriendelijke mededeling dhr. J. Lommelen.

33 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15.

bewaarde kadastrale kaarten kon niet worden herleid of dat ‘stenen gebouwtje’ in 1932 gebouwd is voor de ketel of pas later. Gezien het brandgevaar ligt een opstelling in een separaat gebouw voor de hand.

In 1942 loopt de molen stormschade op. Na een ‘geweldigen storm’ moest immers “gansch den kap met asbalk, pinbalk en dakleesten’ vernieuwd worden”.36 Gezien de kepen die kepen in de huidige daklijsten, die goed corresponderen met de oude positie van de korte spruit, lijken de daklijsten echter niet vervangen te zijn. Wel had de molen in het verleden een bollere kap dan nu.

Bij de Steegmolen bevonden de korte en lange spruit zich op de normale plaats. Het is ook mogelijk dat de Steegmolen in het verleden, net als de molen te Ezaart, een korte spruit tussen de ijzerbalk en de pinbalk had. Het is wenselijk om oudere foto’s van de Steegmolen te zoeken om hier duidelijkheid in te krijgen. In 1942 zou de kap van de 1941 eveneens door storm beschadigde Steegmolen te Balen op de Ezaartmolen geplaatst zijn.

36 GA Mol, BE/GAM/001, inv.1, 591 (map 2), enquêteformulier 1944-1-15. Een krantenbericht werd nog niet gevonden.

2.3.2.4. 1950-1960: Karel Heuvelmans, schade en de gemeente Mol Karel Heuvelmans zou de laatste beroepsmolenaar zijn die

met de Ezaartmolen draaide. Van de zeven jaar dat hij op de molen werkzaam was zijn geen verdere gegevens gevonden.

Op 30 maart 1957 liep de molen zodanig schade op door een storm, dat er niet meer mee gemalen kon worden. Een kort bericht in het Nieuwsblad van Mol beschrijft het ongeluk. De storm wakkerde aan in de middag, toen Heuvelmans aan het werk was op de molen. De molenaar kreeg de molen niet meer stil en moest toezien hoe deze kapot draaide: de kap hing uiteindelijk van de romp af en het gangwerk liep eveneens grote schade op. Helaas zijn er blijkbaar geen foto’s gemaakt van deze toestand. Bij deze molen zijn sinds de bouw dus al drie maal ernstige stormschades aan de kap opgetreden!

Heuvelmans had niet de financiële middelen om zijn molen weer maalvaardig te maken. Uit het bestek, opgemaakt door provinciaal architect Jozef Schellekens op 9 september 1957, worden de kosten voor herstel geraamd op BF 116.380,-.37 Dit was 65% van de koopsom die Heuvelmans

voor de molen betaald had. Op 18 april 1957 stuurt J. Weyns, conservator van het Openluchtmuseum Domein Bokrijk, een brief aan de gemeente om deze te bewegen

voor de molen betaald had. Op 18 april 1957 stuurt J. Weyns, conservator van het Openluchtmuseum Domein Bokrijk, een brief aan de gemeente om deze te bewegen

In document BEHEERSPLAN ONROEREND ERFGOED (pagina 11-42)