• No results found

E ENMALIGE WERKZAAMHEDEN

In document BEHEERSPLAN ONROEREND ERFGOED (pagina 112-117)

5. BEHEERSVISIE EN DOELSTELLINGEN

6.2 E ENMALIGE WERKZAAMHEDEN

6.2.1. Beheer landschapselementen c.q. het erf.

De landschapselementen beperken zich hier tot het perceel van de molen dat bestaat uit gras. Hierbij is van het zeer groot belang dat de begroeiing van het talud in goede staat verkeert. Aangezien de fundering van de molen zeer minimaal is aangelegd en het talud op korte afstand van de molen ligt, zal een afkalving van het talud tot ernstige schade aan de molenromp kunnen leiden. Direct onder het talud ligt een akker waarbij, direct onderaan het

talud geploegd wordt. Dit kan tot afkalving van het talud leiden. De molen is ongeveer 5 centimeter scheefgezakt. Het is niet duidelijk in hoeveel tijd deze verzakking is ontstaan.

Daarentegen bestond in 1877 het steile talud al en functioneert de situatie al bijna 150 jaar.

Voor de controle van het talud zal een checklist voor een regelmatige controle opgesteld worden. Vooral uitzonderlijke natte en droge periodes zijn risicovol. Hieronder worden de controlepunten opgesomd:

- na extreme regenval moet worden nagegaan of er afkalving heeft plaatsgevonden;

- vooral in droge periodes moet de conditie van de beplanting nagegaan worden. Een tijdige bemesting of regelmatig water geven is van groot belang;

- op het moment dat er afkalving optreedt moeten er maatregelen getroffen worden. Bij een beperkte afkalving volstaat het aanbrengen van pennen in het talud;

- Bij een zware afkalving zal een damwand geplaatst moeten worden. Hierbij zal de molenromp ook geïnspecteerd moeten worden op scheurvorming.

6.2.2 Werken aan de kap

Sinds 1985 is de kap met eiken schaliën gedekt. Uit hoofdstuk 2 blijkt dat de kap in het verleden met andere type dakbedekkingen gedekt was. De kap is in 1942 na een ernstige stormschade met gebruikmaking van de Steegmolen te Balen geplaatst. In 1942 is een dakbedekking van asfaltpapier aangebracht. Met een tussentijdse vervanging in 1959 heeft deze dakbedekking tot aan 1985 bestaan.

Schaliën hebben een betrekkelijk korte levensduur terwijl de vervanging arbeidsintensief en kostbaar is. Het asfaltpapier is inmiddels door bitumen vervangen. Hierbij is een APP gemodificeerde bitumen vanwege de hellingshoeken en de UV-bestandheid het meest geschikt voor molenkappen. Deze dakbedekking heeft een verwachte levensduur van ongeveer 35 jaar en de kosten van de vervanging zijn ongeveer de helft ten opzichte van een dakbedekking uit schaliën.

In combinatie met het vervangen van de dakbedekking zal ook herstel aan de kap

plaatsvinden. Het beschot is aan de onderzijde ingerot en zal hersteld of ingekort moeten worden. Het inkorten zal het uiterlijk van de kap veranderen. Om deze reden wordt hier niet voor gekozen.

Momenteel is de kap van een goot voorzien. Deze wordt gedemonteerd en om kostentechnische redenen bij het komende groot onderhoud niet aangebracht. Als er vochtdoorslag en vervuiling gaat optreden, kan deze bij de restauratie van de molenromp weer aangebracht worden.

Hierbij kan gelijktijdig een adequate vogelwering aangebracht worden.

6.2.3 Werken aan het gevlucht

De geklonken roeden dateren uit 1985. Op de aansluitingen is spleetcorrosie ontstaan.

Verder is achter de lippen van de hekschedebussen ook roestvorming ontstaan. Bij het uitblijven van onderhoud gaan de roeden op deze plaatsen verder doorroesten. Een groot voordeel van deze geklonken roeden is dat reparaties vrij eenvoudig op een degelijke wijze uit te voeren zijn. De hekschedebussen worden verwijderd, vervolgens wordt de roe

geconserveerd en kunnen er nieuwe Sendzimir verzinkte bussen geplaatst worden.

Het houtwerk van de ophekking vertoont houtrotaantastingen. Voor het herstel van de roeden moeten deze ophekking gedemonteerd worden. Het is niet doelmatig om dit hekwerk over te zetten. Het zal vernieuwd moeten worden.

De werkzaamheden aan het gevlucht worden conform de bestaande toestand uitgevoerd.

6.2.4 Werken aan de zolders

De zolderbalken zijn van beuken, een opmerkelijke houtsoort voor deze toepassing. De westelijke balkkoppen van de steenzolder zijn in de oplegging ingerot. Ondanks dat er een onderslagbalk onder deze balkkop is aangebracht, is het raadzaam om de balkkoppen te herstellen. Hierbij vormt een herstel met epoxyhars de meest duurzame oplossing.

6.2.5 Werken aan het gangwerk

Bij de restauratie in 1985 zijn de wieg en het steenrondsel van het westelijk koppel stenen vernieuwd. De banden van deze rondsels zijn als gevolg van droogkrimp los gaan zitten.

Hierdoor kunnen de staafnesten doorscheuren en als de banden tijdens het malen loskomen, bestaat een groot risico op schade.

Het steenrondsel van het oostelijk koppel stenen is nog oud. Hier moet enig houtwerk aan de bladen vernieuwd worden.

Het ijzerwerk van beide koppel stenen vertoont vergaande slijtage. Dit ijzerwerk zal hersteld moeten worden.

6.2.6 Werken aan het staartwerk

De korte spruit is in 2012 vernieuwd en verkeert in goede staat. De staartbalk is vooral onderaan ingerot. De kruibok verkeert eveneens in slechte staat. In de zwepen zijn ook houtrotaantastingen aangetroffen. In de lange spruit is op de aansluiting met de kapbedekking als gevolg van een niet waterdichte aansluiting houtrot ontstaan. Binnen enkele jaren is het staartwerk aan een groot herstel toe. De oude staartbalk was een wankantig exemplaar. Voor het overige worden de nieuwe onderdelen van de bestaande gekopieerd.

6.2.7 Werken aan de molenromp

Het pleisterwerk, zowel aan de binnenzijde als de buitenzijde, op de molenromp is niet vochtregulerend. Deze zijn op basis van een portlandcement uitgevoerd. Het

buitenpleisterwerk is in 1913 aangebracht. Mogelijk is er al vanaf het begin een

portlandcementpleister aanwezig. Het verwijderen van een cementpleister leidt meestal tot schade aan het achtergelegen metselwerk. De verwijderingsmethode moet goed beproefd worden om de schade te reduceren. Dit vraagt ook om een nauwgezet toezicht. Dankzij de pleisterwerken kan de molen zowel aan de buitenkant als aan de binnenzijde niet

doordrogen. Hierdoor zullen balkkoppen gaan inrotten en het metselwerk op de gevoelige plaatsen losscheuren. Er zijn veel scheuren en holle ruimtes aanwezig. Deze scheuren moeten met scheurwijdtemeters gemonitord worden. Hieruit zal blijken of er

funderingsmaatregelen nodig zijn.

De holle ruimtes leiden nog niet tot vochtoverlast. De molenromp is niet lek. Bij het uitblijven van tijdig onderhoud kan vochtdoorslag wel op gaan treden. In eerste instantie is het

raadzaam om het binnenpleisterwerk te vervangen in een zeer dampopen kalkmortel. Na het

aanbrengen van de kalkmortel kan de molen aan de binnenzijde optimaal doordrogen. Het is mogelijk dat de huidige binnenpleister als een vochtscherm werkt. Eventuele gebreken komen na het aanbrengen van het binnenpleisterwerk aan het licht. Hier moet te zijner tijd een extra opname voor verricht worden.

Samengevat is het volgende herstel aan de romp nodig:

- Scheurwijdtemeters plaatsen en de geregeld aflezen.

- Bij verergering een plan van aanpak opstellen voor de fundering. Eventueel een betonnen ringbalk aanleggen.

- Bij nat weer nagaan de romp controleren op waterdichtheid.

- Het (eventueel gedeeltelijk) vervangen van het binnen- en buitenpleisterwerk waarbij het binnenpleisterwerk hoogdringend is.

- Waar nodig gedegradeerd metselwerk vervangen of holle ruimtes inboeten met een geschikte kalkmortel. Hierbij zal de muurverf op de molenromp bijgewerkt te worden. Dit komt op het regulier onderhoud. De aanwezige muurverf, een siloxaanverf, is geschikt voor deze toepassing.

- Voor de loopdeur naar de kelder ligt een stoep met een straatkolk. Deze wordt vervangen in een lijnafwateringsgoot. Na het aanbrengen van de voorgenomen betonbalk is er namelijk geen ruimte voor een straatkolk.

- De beuken latei boven de oostelijke deur van de maalvloer is getordeerd en in de opleggingen ingerot. Deze moet dan ook vervangen worden. Hierdoor wordt het bovengelegen metselwerk niet goed opgevangen.

In document BEHEERSPLAN ONROEREND ERFGOED (pagina 112-117)