• No results found

Vraag nr. 154 van 15 maart 2001 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 154 van 15 maart 2001 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 154 van 15 maart 2001

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Vlaamse statistieken – Allochtonen

In de Beleidsnota Vlaamse Statistieken 1999-2 0 0 4 staat als prioritair strategisch project vermeld het aanmaken van basisgegevens inzake etnisch-c u l t u-rele minderheden (Stuk 161 (1999-2000) – Nr. 1 – r e d . ). Het beleid inzake etnisch-culturele minder-heden kampt met een gebrek aan statistisch mate-r i a a l , waamate-rdoomate-r een zakelijk beleid womate-rdt bemoei-l i j k t . Dit is ook het gevabemoei-l voor statistieken inzake v l u c h t e l i n g e n , w o o n w a g e n b e w o n e r s, v r e e m d e l i n-gen zonder wettig verblijfsstatuut, ...

In het verleden werden voorbereidingen getroffen om hiervoor een oplossing te vinden. Het is – aldus minister Vogels – aan de minister bevoegd voor de Statistiek om dit concreet uit te werken, n u zij het voorbereidende onderzoek liet doen voor allochtone nieuwkomers.

Welke stappen heeft de minister vice-p r e s i d e n t concreet gezet om de statistieken voor het beleid inzake etnisch-culturele minderheden te verbete-ren ?

Antwoord

De Vlaamse volksvertegenwoordiger stelt dat het statistisch apparaat onvoldoende informatie ver-schaft om een effectief minderhedenbeleid te voe-ren.

Een korte beschrijving van de stand van zaken Eerst en vooral wens ik op te merken dat de statis-tieken met betrekking tot de nationaliteit niet rechtstreeks tot het Vlaamse bevoegdheidsdomein behoren en dat Vlaanderen slechts op onrecht-streekse wijze invloed kan uitoefenen op deze ma-t e r i e. In ma-tweede insma-tanma-tie moema-t worden opgemerkma-t dat er binnen het Ministerie van de Vlaamse Ge-meenschap wordt geopteerd voor een decentraal m o d e l , waarbij de basisinformatieverzameling aan-gaande etnisch-culturele minderheden tot het do-mein van de minister bevoegd voor Gelijke Kansen b e h o o r t , hierbij ondersteund door de administratie Planning en Statistiek (APS).

Bij het beantwoorden van de vraag zal tevens dui-delijk worden dat het hier zowel op theoretisch-c o n theoretisch-c e p t u e e l , statististheoretisch-ch als ethistheoretisch-ch vlak om een complexe en delicate materie gaat.

Een eerste belangrijk onderscheid is dat tussen de bouw van gegevensbanken en het ter beschikking stellen van beschrijvende statistieken. Het basis-probleem wordt uiteindelijk gevormd door de d a-tabanken.

De meest volledige bron die op continue basis in-formatie levert over de inwoners in België en dus ook in V l a a n d e r e n , is het Rijksregister. Het Rijks-register geeft informatie op basis van de inschrij-vingen die in de gemeenten plaatsvinden. Dit bete-kent dat alle personen die in België hun wettige verblijfplaats kiezen, opgenomen zijn in het regis-ter ongeacht hun nationaliteit. Tevens wordt de tionaliteit bij registratie bijgehouden, alsook de na-t i o n a l i na-t e i na-t s w i j z i g i n g e n . Zo zijn bijvoorbeeld de er-kende politieke vluchtelingen of de nieuwe mi-granten in het kader van de gezinshereniging als dusdanig wel bekend in de bestanden van het Rijksregister waarover APS beschikt, inclusief het land van afkomst.

Volgende categorieën zijn dus niet opgenomen in het Rijksregister der natuurlijke personen :

a) de niet-erkende vluchtelingen komen niet voor in het Rijksregister, maar zijn wel opgenomen in een wachtregister. De Vlaamse overheids-diensten krijgen tot op heden echter geen toe-gang tot het wachtregister als bron van statis-t i e k . De federale overheid kan hierover wel in-formatie verschaffen ;

b) woonwagenbewoners die niet gedomicilieerd zijn in België, zijn statistisch niet bekend ; c) over vreemdelingen zonder wettig

verblijfssta-t u u verblijfssta-t , de zogenaamde illegalen, onverblijfssta-tbreekverblijfssta-t uiverblijfssta-ter- uiter-aard gedetailleerd cijfermateriaal.

Een beperking voor ieder onderzoek is dat het Rijksregister slechts tien jaar operationeel is. Vo o r de periode daarvoor moet men een beroep doen op de gemeentelijke bevolkingsregisters en op de v o l k s t e l l i n g s g e g e v e n s, die wel verder in de tijd te-ruggaan.

Voor een bijzondere categorie, met name de woon-w a g e n b e woon-w o n e r s, kan men woon-wel een oplossing vinden via de volkstelling. Dit gebeurde in het verleden ook al via volgende vragen :

– 1 maart 1981 : "Aard van de woning" = woon-wagen ?

(2)

In de sociaal-economische census die volgend jaar p l a a t s v i n d t , is volgend voorstel aangenomen : " I n wat voor woning woont U ? " = woonwagen, c a r a-van ?

B u r g e r b ev r a g i n g e n , zoals de survey die door de ad-ministratie Planning en Statistiek wordt georgani-seerd, geven geen antwoord over exacte aantallen. De burgerbevraging vertrekt immers van een steekproef die wordt genomen op basis van het Rijksregister en lost met andere woorden de pro-blemen niet op die daarnet werden vermeld. D a a r-enboven zullen nieuwkomers die de Nederlandse taal niet goed spreken gemakkelijker weigeren om deel te nemen aan een face to face-bevraging. De vragen die in de survey worden opgenomen, dienen enkel als achtergrondvariabelen. Met de vragen : "Bent u als Belg geboren ? Heeft uw vader de Belgische nationaliteit en heeft uw moeder de Belgische nationaliteit ?" proberen we te weten te komen of personen met een vreemde etniciteit an-dere houdingen of gedragingen hebben ten opzich-te van maatschappelijke problemen dan de au-tochtone Belgen. Het is een interessant instrument om te weten te komen welke verwachtingen zij hebben ten opzichte van het beleid.

Omgekeerd kan in een burgerbevraging ook wor-den gepeild naar de houding van de Belgen ten aanzien van personen met een vreemde afkomst en of er met andere woorden nog feitelijke discrimi-natie is in de houding ten opzichte van personen met een andere origine. In de APS-surveys 1999 en 2000 werden dergelijke vragen niet gesteld. H e t onderzoek van het Interuniversitair Steunpunt voor Politiek Opinieonderzoek peilt ook naar deze houdingen.

Via allerlei re g i s t r a t i e s kan men ook proberen meer informatie te verkrijgen over het profiel van nieuwkomers die een beroep doen op allerlei dien-s t e n . Let wel, dit dien-soort gegevendien-s geeft ook geen ex-haustief beeld van de nieuwkomers !

– De Vlaamse Dienst voor A r b e i d s b e m i d d e l i n g en Beroepsopleiding heeft een eigen methode ontworpen die hij eerst heeft uitgetest bij perso-nen van Marokkaanse en Turkse origine. De re-gistratie is nu uitgebreid tot alle categorieën van vreemdelingen.

– Het departement Onderwijs doet inspanningen om de leerlingen in het onderwijsvoorrangsbe-leid te registreren.

– In de gezondheidssector doet men ook pogin-gen om de etniciteit te registreren.

Onder meer ook bij de voorbereiding van het ma-nagementinformatiesysteem in het departement We l z i j n , Volksgezondheid en Cultuur bleek dat de verschillende gegevensbestanden die binnen de Vlaamse overheidsdiensten worden aangemaakt, niet koppelbaar zijn.

Het probleem bij al deze registraties is dat men uit-gaat van verschillende definities en dat daarover geen overleg wordt gepleegd.

Dit probleem vormt al lang een discussieonder-werp bij de Interdepartementale Commissie voor Etnisch-Culturele Minderheden van de V l a a m s e Gemeenschap (ICEM). Van deze commissie maken vertegenwoordigers van alle departemen-ten en van sommige Vlaamse openbare instellingen deel uit. Het ICEM gaf een onderzoeksopdracht aan de universiteit van Gent (CICI) om vooralsnog meer informatie te verkrijgen voor het voeren van een effectief minderhedenbeleid.

Door het Centrum voor Interculturele Communi-catie en Interactie (CICI) werd het onderzoek ver-richt naar het profiel van de nieuwkomers en hun verwachtingen ten aanzien van het ontvangstbe-l e i d . Voor het statistisch ontvangstbe-luik van die opdracht nam CICI contact op met APS en in de mate van het mogelijke bezorgde APS aan het centrum de nodi-ge informatie.

Ikzelf noch de administratie hebben tot op heden van collega Vogels officieel kennis gekregen van de resultaten van dit onderzoek.

(3)

De problematiek die hier vandaag aan bod komt, trok reeds eerder mijn aandacht. De vraag die wordt gesteld, is letterlijk geciteerd uit de Beleids-nota Vlaamse Statistieken (blz. 25) die ik vorig jaar aan het Vlaams Parlement voorlegde.

Om dit punt uit mijn beleidsnota te realiseren, heeft de administratie Planning en Statistiek reeds meerdere contacten gehad met het secretariaat van de Interdepartementale Commissie. APS heeft zich aangeboden om een ondersteunende en faciliteren-de rol te spelen, onfaciliteren-der meer met het voorstel een gebruikersgroep met alle relevante statistiekprodu-centen en prioritaire gebruikers, ook van buiten het ministerie, samen te stellen of een studiedag met alle wetenschappers met expertise rond dit thema te organiseren.

Finaal zou de administratie een voorstel kunnen uitwerken voor uniforme registratie van de etnici-t e i etnici-t . Zoals voor vele andere indicaetnici-toren kunnen we slechts op deze manier erin slagen om tot een glo-baal beeld te komen. Een dergelijk systeem met betrekking tot etniciteit kan mijns inziens echter alleen maar in beleid worden omgezet na het in-winnen van beleidsmatig, ethisch en sociologisch a d v i e s. De rapportering van deze gegevens moet tevens met de nodige zorg worden omgeven. In het kader van het meerjarenplan-statistiek dat nu gefi-naliseerd is en dat dit jaar in concrete actieplannen wordt omgezet, wordt deze afstemming uitdrukke-lijk in de doelstellingen opgenomen. De problema-tiek van de etnisch-culturele minderheden staat uitdrukkelijk als in actie om te zetten punt in het meerjarenplan verwerkt.

Wat de huidige concrete invulling van de statistiek met betrekking tot etnisch-culturele minderheden b e t r e f t , hebben wij op het moment van het beant-woorden van de vraag van de Vlaamse volksverte-genwoordiger geen kennis van de inhoudelijke be-vindingen van het onderzoeksrapport van ICEM, en kunnen we bijgevolg geen initiatieven organise-ren met betrekking tot de potentiële implementa-tie.

Naast het punt van de eenvormige registratie bin-nen de diensten van de Vlaamse overheid is er nog de kwestie van de toegang tot de federale bronbe-s t a n d e n. Zo ibronbe-s het een fundamenteel probleem voor de Vlaamse Gemeenschap dat het Rijksregis-ternummer niet wordt doorgegeven in de records die APS jaarlijks aanvraagt en koopt (!) bij het R i j k s r e g i s t e r. Dit is een belangrijk tekort en belet dat personen in de tijd statistisch worden opge-v o l g d . "Nieuwe Belgen" staan in de bestanden opge-van een daaropvolgend jaar immers als Belg

geregis-t r e e r d . De afkomsgeregis-t kan op die wijze niegeregis-t meer wor-den nagegaan.

De Vlaamse administratie zou via haar statistische instelling (momenteel APS) volledige toegang moeten krijgen tot het Rijksregister. Indien we ook gebruik mogen maken van het registratienummer, kunnen we immers de historiek maken van de per-sonen die de Belgische nationaliteit hebben ver-w o r v e n . Er blijft dan nog altijd het probleem dat de bestanden van het Rijksregister slechts een mo-mentopname zijn van de administratieve werkelijk-heid.

Laattijdige schrappingen of bijvoegingen maken dat de administratieve registratie op een bepaald telmoment in de tijd wijzigingen kan ondergaan. Om deze reden doet het Nationaal Instituut voor de Statistiek ook een clearing van de bestanden van het Rijksregister om de jaarlijkse officiële sta-tistiek van de bevolking op te maken (publicatie in het Staatsblad).

I n z a ke de beschrijvende basisstatistieken wil ik vooral wijzen op de conceptuele en technische complexiteit en de ethische consequenties.

Nationaliteit en nationaliteitsverwerving zijn een gegeven dat via een parlementair proces in wetge-ving wordt omgezet. Het kan niet de bedoeling zijn dat we via een statistisch apparaat komen tot cate-gorieën van "volledig Belgen", "bijna Belgen", "een beetje Belgen die geen Belgen zijn". Het zijn stuk voor stuk categorieën die geen enkele demo-cratische basis kennen. De statistieken die door of-ficiële statistiekinstanties worden gepubliceerd, kunnen niet naast het accepteren van de wetgeving op de nationaliteitsverwerving.

Indien we niet opletten, komen we op een bepaald moment tot de constructie van categorieën van mensen die niet echt worden erkend als volwaardi-ge burvolwaardi-gers van een land. Statistiek kan als dusdanig een middel worden om groepen te creëren van et-nische non-conformiteit, en ze kunnen ook als dus-danig worden geproblematiseerd. Aan een derge-lijk beleid wens ik niet mee te werken.

Het publiceren van graden van "Belg zijn" in ter-men van puur etnische afkomst, lijkt mij allesbe-halve wenselijk. Wanneer we de graad van "Belg zijn" willen meten, dan lijkt dat een veeleer subjec-tieve aangelegenheid, waarvan etnische afkomst slechts een mogelijk onderdeel uitmaakt.

(4)

van zich constructief en functioneel inschakelen in onze maatschappij, verdient de problematiek van de allochtonen en hun plaats en functioneren in onze samenleving uiteraard alle aandacht. Zoals ik reeds vermeld heb, worden om deze reden in ver-schillende beleidsdomeinen reeds gegevens om-trent de etniciteit ingezameld.

Door verschillende instanties, waaronder A P S, wordt bij de Vlamingen naar hun houding ten aanzien van migranten gepeild. Dit jaar zal in de A P S -survey ook naar de houding ten aanzien van vluch-telingen worden gepeild. Over de wijze waarop al-l o c h t o n e n , val-luchteal-lingen of personen met een an-dere etnische afkomst met Vlaanan-deren omgaan, worden in het kader van wetenschappelijk onder-zoek eveneens gegevens verzameld. Over de pro-blematiek van de analyse van de demografische ge-gevens met betrekking tot etniciteit – waar de vraag van de Vlaamse volksvertegenwoordiger uit-eindelijk over gaat – en de analyse van de levens-loop op basis van deze gegevens, zowel als onder-zoek bij Turkse en Marokkaanse families, h e e f t onder meer het Interuniversitair Steunpunt voor Demografie van professor Lestaeghe (Vrije Uni-versiteit Brussel) en professor Page (UniUni-versiteit Gent) een jarenlange expertise opgebouwd. I n deze zin blijft de Vlaamse overheid dan ook niet verstoken van informatie over dit gegeven. De ana-lyses laten tevens zien dat een zinvolle statistiek met betrekking tot de levensloop in termen van na-tionaliteitswijziging niet zo gemakkelijk in eenvou-d i g e, beschrijveneenvou-de statistieken te vatten is. L a a t staan dat we aan het begrip "etnisch" het begrip "culturele minderheid" zouden toevoegen en daar-over informatie verzamelen.

En stel dan nog dat we in de basisstatistieken le-venslopen van mensen zouden willen opnemen, dan vind ik dat dat voor vele kenmerken zou moe-t e n . We hebben bijvoorbeeld moe-toch ook geen basis-statistiek omtrent sociale mobiliteit. Ook dat wordt overgelaten aan meer gespecialiseerd onderzoek of beleidsspecifieke indicatoren.

Het moet daarbij duidelijk zijn dat een potentieel gebrekkige deelname aan onze samenleving geen probleem van personen met andere etnische af-komst alleen is. Vele mensen en groepen worden g e d i s c r i m i n e e r d , vele mensen en groepen nemen niet actief deel aan het samenleven met de inwo-ners van een regio.

Het best van al zou het probleem van etnische min-derheden dan ook worden bekeken in een globaal beleid ten aanzien van minderheden, dus ook groe-pen die om andere redenen worden

gediscrimi-n e e r d . Ook igediscrimi-n het kader vagediscrimi-n agediscrimi-ndere groepegediscrimi-n die om een of andere reden eventueel minder actief z o u d e n , of zouden kunnen participeren aan de Vlaamse samenleving. Dit bijvoorbeeld in hun con-tact met de andere mensen, hun deelname aan de centrale instituties, hun solidariteit met anderen, hun betrokkenheid op de gemeente of hun engage-ment in Vlaanderen in het algemeen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een vraag die vele ouders zich blijven stellen, is of de kosten voor de opvang tot twaalf jaar fiscaal af- trekbaar zijn, naar analogie van de regeling voor kinderen beneden de

Werd er over deze sociaal-culturele opdracht reeds overleg gepleegd met de federale minister bevoegd voor Justitie of met de Vlaamse minis- ter bevoegd voor We l z i j n ,

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Vlaamse administratie – Deeltijds leidinggevenden Reeds sedert 1998-1999 volg ik de mogelijkheid op van deeltijdse arbeid voor topambtenaren van

– de Buzzy Pazz een netabonnement wordt, waardoor jongeren onbeperkt gebruik kun- nen maken van het aanbod van De Lijn ; – er kortingen zijn vanaf de tweede Buzzy.. Pazz

In het kader van de opmaak van het ontwerp van Mobiliteitsplan Vlaanderen zijn een aantal voor- stellen voor Light Rail-verbindingen gedaan1. Deze voorstellen passen in

Sinds juli 2000 zijn er geen andere beroepspro- cedures lopende voor de Raad van State waarin de minister en de Vlaamse regering

Ze stelde daarom voor experi- menten te starten waarbij kleuterleid(st)ers in de kinderopvang en kinderverzorg(st)ers in de klas worden ingezet, en dit in overleg met de

Binnen de sector Maatschappelijk Opbouw- werk wordt door een aantal regionale instituten voor maatschappelijk opbouwwerk doelbewust gekozen om allochtone medewerkers aan te w