Konijnen
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘konijnen’.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
castreren | communiceren | gaas | lampreien | ras | steriliseren | werpen
1. een rasterwerk van metaaldraad 2. een type dier
3. met elkaar praten 4. baby konijnen
5. jongen ter wereld brengen
6. opereren van een mannelijk dier zodat hij geen jongen meer kan maken 7. opereren van een vrouwelijk dier zodat ze geen jongen meer kan krijgen
1 2 3 4 5 6 7
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!
snel -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vlot -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vlug
formaat kluiven nieuwsblad
knagen riant omvang
apart grootte afgezonderd
geschikt poep royaal
ruim capabel drollen
krant gescheiden knauwen
keutels courant bruikbaar
konijnen
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
huis -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ dier
kleur neus | slaap mijten
kraal ruimte | paarden konijn
snor konijn | konijnen bloemen
loop ogen | voer hok
leef haren | vacht ruimte
lucht dwerg | dwerg vel
hangoor gaten | nek bak
Welk woord uit de woordenlijst van het boek zit verborgen in het woord ‘draagdoos’?
Met hele zin antwoorden.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 7 uit je boek.
Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.
maand | circa | weg | groot | ver
Na _ _ _ _ _ _ _ _ anderhalve _ _ _ _ _ _ _ _ zijn de lampreien _ _ _ _ _ _ _ _ _ genoeg om bij hun moeder _ _ _ _ _ _ _ _ _ te gaan. Dan zijn ze zo _ _ _ _ _ _ _ _ om als huisdier gehouden te worden. Raak jonge konijnen niet aan.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘konijn’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
hij is een ijskonijn (t) | het is bij de konijnen af (c) | een konijn in een kippenhok blijft een konijn (a) | een konijn uit de hoge hoed toveren (v) | hij kan wel met de konijnen door de tralies eten (h)
_ _ met een onverwacht plan komen
_ _ ook al verandert de omgeving, de persoon verandert niet _ _ het is schandalig
_ _ hij is erg mager
_ _ iemand die spannende dingen doet zonder emoties te laten zien
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!
Hamsters
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘hamsters’.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
bijziend | keutels | knagen | nestkastje | giftig | voortanden | worp
1. een groep van baby hamsters die tegelijk worden geboren 2. speciale tanden om te kunnen knagen
3. met de voortanden op iets hards knabbelen 4. ziekmakend
5. dingen op verre afstand niet scherp kunnen zien 6. een hokje waarin je hamster kan slapen
7. poep / uitwerpselen
1 2 3 4 5 6 7
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!
vies -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vuil -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ smerig
populair plusminus plaatje
foto angstig gespannen
ongeveer mogelijk bewonderd
nerveus geliefd beweeglijk
schuw kiekje schichtig
levendig zenuwachtig eventueel
misschien actief circa
hamsters
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
vogel -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ nest
goud fokker | hamster zak
snor snippers | nest borstel
hamster molentje | jam materiaal
nest haren | wang bakje
papier kastje | voer kooi
loop hamster | tanden pot
Welke activiteit die een hamster graag doet, zit verborgen in het woord ‘loopmolentje’?
Met hele zin antwoorden.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 14 uit je boek.
Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.
klauteren | behoefte | plaats | regelmatig | buis
Hamsters hebben _ _ _ _ _ _ _ _ _ aan _ _ _ _ _ _ _ _ _ bewegen.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ een loopmolentje in de kooi. Een jampot, kartonnen _ _ _ _ _ _ _ _ _ of iets om op te _ _ _ _ _ _ _ _ _ is ook leuk speelgoed.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘tanden’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
met de mond vol tanden staan (r) | zijn tanden laten zien (a) | tot de tanden gewapend zijn (s) | iemand aan de tand voelen (r) | van de hand in de tand leven (a) | haar op de tanden hebben (h) | zich met hand en tand verzetten (n) | met lange tanden eten (o)
_ _ heel veel wapens bij zich hebben _ _ zich met alle middelen verweren _ _ met tegenzin eten
_ _ niet weten wat te zeggen
_ _ iemand die zich met woorden goed weet te verweren _ _ het verdiende geld meteen weer uitgeven
_ _ tonen dat je je niet zomaar gewonnen geeft _ _ iemand ondervragen
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!
Cavia’s
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘cavia’s’.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
infectie | keutels | klitten | knagen | schurft | vitamine-‐C | worp
1. een stof in het voedsel die cavia’s nodig hebben om gezond te blijven 2. met de voortanden op iets hards knabbelen
3. een groepje baby cavia’s die tegelijk worden geboren 4. drollen/uitwerpselen
5. een besmetting met een virus waardoor je ziek wordt 6. in elkaar gedraaide haren
7. een nare huidziekte die veel jeuk veroorzaakt
1 2 3 4 5 6 7
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!
snel -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vlot -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vlug
verstandig aardig waterig
lief plan zinnig
idee volslank schattig
alert strelen vlezig
mollig doordacht ingeving
aaien vochtig liefkozen
schuchter angstig attent
nat oplettend bang
cavia’s
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
huis -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ dier
kraal doos | knaag kou
snor mand | ouder draad
reis bladeren | winter blok
draag ogen | tanden infectie
hout voer | oor dom
cavia haren | metaal ziekte
kool blok | huid borstel
Welk mannelijk dier zit verborgen in het woord ‘voerbakje’?
Met hele zin antwoorden.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 13 uit je boek.
Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.
beesten | nogal | lijf | rustig | houden
Cavia’s zijn _ _ _ _ _ _ _ _ _ schuchtere _ _ _ _ _ _ _ _ _ . Til je cavia _ _ _ _ _ _ _ _ _ op door één hand midden onder zijn _ _ _ _ _ _ _ _ _ te _ _ _ _ _ _ _ _ _ en de andere hand onder zijn achterste.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘hok’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
de knuppel in het hoenderhok gooien (l) | een konijn in een kippenhok blijft een konijn (t) | hij is de baas in het kippenhok, als de haan er niet is (a) | je kamer lijkt wel een hondenhok (r) | er gaan veel tamme schapen in één hok (e)
_ _ hij heeft niets te vertellen _ _ onrust veroorzaken
_ _ met wat goede wil vindt iedereen een plaats _ _ kleine en/of rommelige kamer
_ _ ook al verandert de omgeving, de persoon verandert niet
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!
Goudvissen
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘goudvissen’.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
aanslag | broedsel | gelei | hevelbuis | kieuwen | luchtpomp | vinnen | zuurstof
1. een buis die water omhoog kan zuigen
2. een apparaat dat zuurstof in een aquarium brengt
3. een dun groen laagje dat zich op het glas van je aquarium vormt 4. jongen die tegelijk uit hun eitjes komen
5. doorzichtige, kleverige stof
6. een gas dat mensen en dieren in moeten ademen om in leven te blijven 7. huidflappen die aan het lichaam van een vis groeien
8. delen van het lichaam van een vis waardoor hij kan ademen
1 2 3 4 5 6 7 8
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!
vies -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vuil -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ smerig
controleren zinvol genoeg
traag gevaarlijk griezelig
beschadigd eng waardevol
voldoende defect nakijken
nuttig checken sloom
giftig toereikend kapot
akelig langzaam toxisch
goudvissen
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
goud -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vis
spelden club | water voer
dieren water | lucht filter
tuin stof | vissen dom
aquarium kop | hevel pomp
kraan winkel | huis buis
vloei centrum | ouder dier
Welke vrouwtjeshond zit verborgen in het woord ‘waterfilter’?
Met hele zin antwoorden.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 18 uit je boek.
Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.
ziek | na | ga | elke | voorkomen
Om te _ _ _ _ _ _ _ _ _ dat je vissen _ _ _ _ _ _ _ _ _ worden, moet je goed voor je
aquarium zorgen. _ _ _ _ _ _ _ _ _ iedere dag _ _ _ _ _ _ _ _ _ of het water schoon is. Maak _ _ _ _ _ _ _ _ _ tien dagen het hele aquarium schoon.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘vis’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
zich voelen als een vis op het droge (a) | zich als een vis in het water voelen (r) | een visje uitgooien (m) | achter het net vissen (u) | boter bij de vis (i) | de krenten uit de pap vissen (u) | vlees noch vis (q) | de vis wordt duur betaald (a)
_ _ veel geld betalen voor iets dat niet veel waard is _ _ men weet niet wat iets of iemand is
_ _ het beste eruit halen
_ _ zich ergens niet thuis voelen _ _ het erg naar zijn zin hebben
_ _ alleen tegen contante betaling verkopen _ _ de kans voorbij laten gaan
_ _ iets uitproberen
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!
Honden
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘honden’.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
dierenarts | dierenasiel | hondenpension | inenting | ras | verwant | worp
1. een groepje puppy’s die tegelijk geboren worden 2. familie van
3. een speciaal opgeleide dokter voor dieren 4. een bepaald type dier
5. een medicijn dat ingespoten wordt
6. logeergelegenheid voor je hond als je op vakantie gaat
7. een plek waar weggelopen of ongewenste dieren worden verzorgd
1 2 3 4 5 6 7
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!
groot -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ klein
geven onvoldoende | actief nooit
blijven doods | leuk ziek
genoeg vertrekken | vriend lui
levendig triest | altijd saai
blij troebel | rustig vijand
helder nemen | gezond druk
honden
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
huis -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ dier
snor zicht | dieren vermogen
dieren tijd | water plaats
voer haren | droog koekje
hals arts | honden voer
toe bak | uitlaat bak
maal band | reuk asiel
Welk dier van 7 letters zit verborgen in het woord ‘dierenarts’?
Met hele zin antwoorden.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 15 uit je boek.
Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.
meer | poosje | onder | wanneer | wennen | langzaamaan
_ _ _ _ _ _ _ _ _ je _ _ _ _ _ _ _ _ _ huisdieren hebt, laat ze dan _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ aan je hond. Laat ze in het begin _ _ _ _ _ _ _ _ _ toezicht samen.
Na een _ _ _ _ _ _ _ _ _ zullen ze waarschijnlijk goede vrienden worden.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘hond’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
blaffende honden bijten niet (i) | als oude honden blaffen, is het tijd om op te letten (h) | een hondenleven hebben (u) | daar lusten de honden geen brood van (i) | de gebeten hond zijn (r) | als kat en hond leven (e) | het is hondenweer (d) | de hond in de pot vinden (s)
_ _ als deskundige mensen je waarschuwen, is dat niet voor niets _ _ een slecht leven hebben
_ _ dat is schandalig
_ _ er is niets meer te eten of te krijgen _ _ het is erg slecht weer
_ _ wie dreigt, is ongevaarlijk _ _ altijd ruzie maken
_ _ overal de schuld van krijgen
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!
Katten
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘katten’.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
castreren | haarballen | kattenluikje | microchip | steriliseren | inenting | polydactyl
1. speciaal luikje in de deur om katten naar binnen/buiten te laten
2. piepklein apparaatje dat onder de huid van een kat wordt ingebracht en belangrijke gegevens bevat van die kat
3. teveel tenen of vingers hebben 4. een medicijn dat ingespoten wordt 5. balletjes van haren
6. opereren van een vrouwelijk dier zodat ze geen jongen meer kan krijgen 7. opereren van een mannelijk dier zodat hij geen jongen meer kan maken
1 2 3 4 5 6 7
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!
snel -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ langzaam
tam blijven | knus ongewenst
ruw kattig | handig ongezellig
scherp wild | speciaal simpel
hulpeloos dof | reinigen normaal
verlaten bot | leuk onpraktisch
vriendelijk glad | populair bevuilen
glanzend zelfstandig | moeilijk saai
katten
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
huis -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ dier
even klosjes | kattenbak band
katten doos | kitten luikje
reis paal | katten haren
draag mand | hals vulling
maal wicht | haar voeding
garen bak | zin bal
krab tijden | snor tuig
Welk mannelijk dier zit verborgen in het woord ‘waterbak’?
Met hele zin antwoorden.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 13 uit je boek.
Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.
aarden | vervolgens | enige | zien | dezelfde
Laat je kat eerst _ _ _ _ _ _ _ _ _ tijd in _ _ _ _ _ _ _ _ _ kamer blijven zodat hij of zij kan _ _ _ _ _ _ _ _ _ . _ _ _ _ _ _ _ _ _ kun je hem of haar het hele huis laten
_ _ _ _ _ _ _ _ _ .
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘kat’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
maak dat de kat wijs (r) | zich als een kat in een vreemd pakhuis voelen (k) | de kat op het spek binden (m) | een kat heeft negen levens (o) | de kat uit de boom kijken (e) | de kat de bel aan binden (o) | de katjes in het donker knijpen (v)
_ _ iets stiekem doen
_ _ een gevaarlijk plan bedenken/uitvoeren _ _ afwachten
_ _ ik geloof je niet
_ _ zich niet op zijn gemak voelen _ _ veerkrachtig zijn
_ _ iemand in verleiding brengen
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!
Konijnen
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘konijnen’.
huisdier
lange voortanden lange oren
snorharen korte staart
lange achterpoten
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
castreren | communiceren | gaas | lampreien | ras | steriliseren | werpen
1. een rasterwerk van metaaldraad 2. een type dier
3. met elkaar praten 4. baby konijnen
5. jongen ter wereld brengen
6. opereren van een mannelijk dier zodat hij geen jongen meer kan maken 7. opereren van een vrouwelijk dier zodat ze geen jongen meer kan krijgen
1 g a a s 2 r a s 3 c o m m u n i c e r e n 4 l a m p r e i e n 5 w e r p e n 6 c a s t r e r e n 7 s t e r i l i s e r e n Het verticale woord is: g r o e n t e
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!
snel -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vlot -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vlug
formaat grootte omvang
knagen kluiven knauwen
apart gescheiden afgezonderd
geschikt capabel bruikbaar
ruim riant royaal
krant courant nieuwsblad
keutels poep drollen
konijnen
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
huis -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ dier
kleur dwerg | slaap ruimte
kraal ogen | paarden bloemen
snor haren | konijnen hok
loop neus | voer bak
leef ruimte | vacht mijten
lucht gaten | dwerg konijn
hangoor konijn | nek vel
Welk woord uit de woordenlijst van het boek zit verborgen in het woord ‘draagdoos’?
Het woord g a a s uit de woordenlijst zit verborgen in het woord ‘draagdoos’
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 7 uit je boek.
Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.
maand | circa | weg | groot | ver
Na c i r c a anderhalve m a a n d zijn de lampreien g r o o t genoeg om bij hun moeder w e g te gaan. Dan zijn ze zo v e r om als huisdier gehouden te worden. Raak jonge konijnen niet aan.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘konijn’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
hij is een ijskonijn (t) | het is bij de konijnen af (c) | een konijn in een kippenhok blijft een konijn (a) | een konijn uit de hoge hoed toveren (v) | hij kan wel met de konijnen door de tralies eten (h)
v met een onverwacht plan komen
a ook al verandert de omgeving, de persoon verandert niet c het is schandalig
h hij is erg mager
t iemand die spannende dingen doet zonder emoties te laten zien
Het verborgen woord is: v a c h t
Hamsters
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘hamsters’.
huisdier
wangzakken lange voortanden
snel levendig
zacht behaard
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
bijziend | keutels | knagen | nestkastje | giftig | voortanden | worp
1. een groep van baby hamsters die tegelijk worden geboren 2. speciale tanden om te kunnen knagen
3. met de voortanden op iets hards knabbelen 4. ziekmakend
5. dingen op verre afstand niet scherp kunnen zien 6. een hokje waarin je hamster kan slapen
7. poep / uitwerpselen
1 w o r p 2 v o o r t a n d e n 3 k n a g e n 4 g i f t i g 5 b i j z i e n d 6 n e s t k a s t j e 7 k e u t e l s
Het verticale woord is: w a n g z a k
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!
vies -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vuil -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ smerig
populair geliefd bewonderd
foto kiekje plaatje
ongeveer plusminus circa
nerveus zenuwachtig gespannen
schuw angstig schichtig
levendig actief beweeglijk
misschien mogelijk eventueel
hamsters
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
vogel -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ nest
goud hamster | hamster kooi
snor haren | nest materiaal
hamster fokker | jam pot
nest kastje | wang zak
papier snippers | voer bakje
loop molentje | tanden borstel
Welke activiteit die een hamster graag doet, zit verborgen in het woord ‘loopmolentje’?
L o p e n zit in ‘loopmolentje’ verborgen en is een activiteit die een hamster graag doet.
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 14 uit je boek.
Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.
klauteren | behoefte | plaats | regelmatig | buis
Hamsters hebben b e h o e f t e aan r e g e l m a t i g bewegen.
P l a a t s een loopmolentje in de kooi. Een jampot, kartonnen b u i s of iets om op te k l a u t e r e n is ook leuk speelgoed.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘tanden’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
met de mond vol tanden staan (r) | zijn tanden laten zien (a) | tot de tanden gewapend zijn (s) | iemand aan de tand voelen (r) | van de hand in de tand leven (a) | haar op de tanden hebben (h) | zich met hand en tand verzetten (n) | met lange tanden eten (o)
s heel veel wapens bij zich hebben
n zich met alle middelen verweren
o met tegenzin eten
r niet weten wat te zeggen
h iemand die zich met woorden goed weet te verweren a het verdiende geld meteen weer uitgeven
a tonen dat je je niet zomaar gewonnen geeft
r iemand ondervragen
Het verborgen woord is: s n o r h a a r
Cavia’s
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘cavia’s’.
knaagdier
geen staart kraalogen
korte of lange vacht snorharen
lange voortanden
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
infectie | keutels | klitten | knagen | schurft | vitamine-‐C | worp 1. een stof in het voedsel die cavia’s nodig hebben om gezond te blijven 2. met de voortanden op iets hards knabbelen
3. een groepje baby cavia’s die tegelijk worden geboren 4. drollen/uitwerpselen
5. een besmetting met een virus waardoor je ziek wordt 6. in elkaar gedraaide haren
7. een nare huidziekte die veel jeuk veroorzaakt
1 v i t a m i n e -‐ C 2 k n a g e n 3 w o r p 4 k e u t e l s 5 i n f e c t i e 6 k l i t t e n 7 s c h u r f t Het verticale woord is: v a r k e n s
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!
snel -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vlot -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ vlug
verstandig doordacht zinnig
lief aardig schattig
idee plan ingeving
alert oplettend attent
mollig volslank vlezig
aaien strelen liefkozen
schuchter angstig bang
nat vochtig waterig
cavia’s