• No results found

Hoe artsen denken over abortus provocatus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe artsen denken over abortus provocatus"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[_l [_l

medisch

contact

Nr. 21 - 2 1 m e i 1 9 7 6

redactioneel

In dit nummer:

9 Hoewel het er naar uitziet dat het aanvankelijk deze week geplande abortusdebat in de Tweede Kamer zal worden uitgesteld tot in het najaar - in verband waarmee de in M.C. nr. 18 voor dinsdag 25 mei a.s. geconvoceerde extra Algemene Ledenvergadering van de K.N.M.G. is komen te vervallen - is her vraagstuk hog voldoende actueel om er weer veei M.C.-ruimte aan te besteden.

9 In dit nummer allereerst de resultaten van een onderzoek naar de mening van artsen met betrekking tot abortus provocatus. Begin 1975 hebben de socioloog Dr. J. Persoon van het Instituut voor Sociale Geneeskunde te Nijmegen en Dr. F. Sturmans, hoofd afdeling Gezondheidsvoorlichting en Opvoeding van de Rotterdamse G.G. en G.D., in het kader van een uitgebreider onderzoek een enqu~te gehouden over medisch-ethische kwesties waaronder abortus provocatus. Bij de reproduktie van de uitkomsten wordt nader ingegaan op enkele factoren als godsdienstige en politieke overtuiging die met de mening over het onderhavige vraagstuk zouden kunnen samenhangen.

9 Na enkele maanden intensief overleg hebben de abortusspecialisten van de P.v.d.A. (Lamberts/Roethof) en de V.V.D. (Geurtsen/Veder-Smit) onlangs hun gezamenlijke wetsontwerp over legalisering van abortus provocatus bij de Tweede Kamer ingediend. In dit nummer de Memorie van Toelichting bij dat compromisvoorstei, dat verderop van commen- taar wordt voorzien door Prof. Dr. P. Muntendam, die her karakteri- seert als een 'monsterverbond' en in zijn betoog uitgaat van de centrale vraag: 'Met welke regeling dienen wij de betrokken vrouwen het best? Want daar gaat het ore!'

Uit de boekerij der K.N.M.G.

Een afbeelding uit de afdeling chirurgie van: Petrus Sulvius' 'Tfundament der medicinen ende chyrurgien. Een boek vanden . . . teekenen der sieckten. Een practikelike chyrurgie door de experte goet bevonden. Geprent Thantwerpen by my Willem Vorsterman, 1540. Over Sylvius is verder niets bekend.

Inhoud

R E D A C T I O N E E L

Hoe artsen denken over abortus pro- vocatus. M e n i n g e n v a n de N e d e r - l a n d s e a r i s e n o v e r a b o r l u s p r o v o c a - t u s in relatie m e t g o d s d i e n s t i g e en p o l i t i e k e o v e r t u i g i n g , d o o r Dr. J. Persoon en Dr. F. Sturmans ... Bejaardenbond vraagt erkenning ge- riatrie als specialisme . . . P.v.d.A./V.V.D.-voorstei van wet in- zake abortus provocatus. Memorie van toelichting . . . Stimezo-Nederland over bet abortus- voorstel van P . v . d . A . / V . V . D . . . Abortus en politiek: een monsterver- bond, door Prof. Dr. P. Muntendam Commissie-Becht wil centrale contro- le op declaraties en verstrekkingen .... Nieuwe ontwikkelingen in de psychia- trie. Staatssecretaris J. P. M. Hen- driks opent nieuwe kliniek Rosenbur~, Ontvangen b o e k e n . . . Medisch Tuchtcollege te Amsterdam waarschuwt ziekenhuisapotheker ... O F F I C I E E L . . . Inhoudsopgave officieel . . . 649 655 656 659 661 666 669 670 671 673 676 (1976) MED1SCH C O N T A C T 31 645

(2)

Varia

Biologische psychiatrie - Dezer dagen (20-25 mei) viert het lnterdisciplinair Genootschap voor Biologische Psychiatrie met een drie- daags internationaal symposium in de R.A.I. over 'Neurotransmission and distur- bed behaviour' zijn tienjarig bestaan. Hoe hard er al die jaren is gewerkt bewijst de volgende lijst van tussen 1966 en 1976 door her genootschap gehouden symposia: Biolo- gical Psychiatry, an interplay of disciplines; Brain damage by inborn errors of metabo- lism; Electrical activities of the brain and behaviour; Depression - Biochemical points of view and problems of registration; Behaviour and possibility to quantitate be- haviour; The development of interactio- nal behaviour; Biological psychiatric as- pects of epilepsies; Malnutrition and behavi- our; Amphetamine derivatives; Biochemi- cal and pharmacological aspects of depen- dence and reports on marihuana research; Ageing of the central nervous system - Biological and psychological aspects; Phar- macophysiology on its way?; Development in psychosurgery; Lithium prophylaxis - The influence of lithium salts on the course of unipolar and bipolar depressions; Brain and Sleep; Schizophrenia - Biological and behavioral aspects; The origin of schizoph- renic psychoses; Research in neurosis; Neu- rotransmission and distrurbed behavior.

Seksuele huip aan jongeren - De Rutgers- stichting heeft haar consulttarief voor bene- den 18-jarigen verlaagd van f 17,50 tot f 5,--. Ook start zij een voorlichtingscam- pagne over voorbehoedmiddelen (blijkens mededelingen van de zijde van de stichting komt 55% van aUe verzoeken om abortus

van jongeren onder de 24). De tariefsverla- ging gaat de stichting meer kosten dan zij bezit. Een poging van het Tweede Kamerlid Drenth om extra Volksgezondheidsfondsen los te peuteren mislukte. De stichting zal nu bij C.R.M. om suppletie aankloppen, en anders toch bij Volksgezondheid. Het gaat (gerekend met de 20.000 jaarlijkse jonge hulpvragers van nu) om een bedrag van f 80.000,-- dat evenwel bij een grotere aanloop-vanwege-de-goedkoopte kan uitlo- pen. Het moet maar, vindt de Rutgersstich- ting, die vooral tot verlaging van haar jongerentarief besloot doordat veel jonge mensen voor een bezoek aan de huisarts lijken terug te schrikken als zij om seksuele hulp verlegen zijn.

B.V. - Over 'De B.V. als ondernemings-

vorm gaat een eendaags seminar op woens-

dag 2 juni 1976 in her Okura Hotel te Amsterdam. Organisatoren zijn de Uitge- verij Kluwer bv ([) en Euroform Ltd. Aan de orde komen organisatorische en juridische en fiscale aspecten. De kosten bedragen f 350,-- per persoon, B.T.W. inbegrepen; koffie, thee, lunch en documentatiemap trouwens ook. Inlichtingen: Euroforum Ltd., Keizersgracht 530-534, Amsterdam, tel. 020-65417.

Gesehiedenisleergang - Onder leiding van Prof. Dr. G. A. Lindeboom zal gedurende de cursus 1976-1977 een (zesde) leergang Ge- schiedenis der Geneeskunde worden gehou- den. Plaats van handeling is het Medisch Encyclopaedisch Instituut der Vrije Univer- siteit. De tijd: negen zaterdagochtenden (van half elf tot half 66n) om de veertien dagen, van 9 oktober- 20 november 1976 en van 22 januari-19 maart 1977. Themata: primitieve en archa'ische geneeskunde; de geschiedenis der farmacie; sociale genees-

Doorlezen op blz. 648

Overdrukken 'Huisarts waarheen'

Wegens gebleken grote belangstelling is van de discussienota van de Commissie Eerste Echelon over de plaats van de medicus in het eerste echelon, zoals eerder afgedrukt in Medisch Contact nr. 5 van 30 januari 1976, een extra oplage overdrukken aangemaakt.

Geinteresseerden kunnen exemplaren hiervan tegemoet zien na overmaking van

f 5,-- per exemplaar (bij bestellingen van 20 of meer exemplaren f 2,50 per stuk) onder her motto 'Huisarts waarheen?' op postgironummer 5 80 83 van de K.N.M.G., Lomanlaan 103 te Utrecht.

(3)

A B O R T U S P R O V O C A T U S

Het ziet er naar uit dat het compro-

misvoorstel van Wet inzake afbre-

king zwangerschap, ingediend door

initiatiefnemers van P.v.d.A. en

V.V.D. (biz. 656) niet bij voorbaat

als politiek onhaalbaar kan worden

gedoodverfd. Bij de voorgaande

wetsontwerpen door leden van

K.V.P./A.R., P.v.d.A. en V.V.D.

was dat wel het geval.

Dit nieuwe voorstel - het voorlopig

verslag zal op 22 juni 1976 worden

ingediend, waarna de Memorie van

Antwoord moet volgen en de behan-

deling in de Tweede Kamer naar

men verwacht v66r Prinsjesdag zai

plaatsvinden - staat dicht bij het

nu ingetrokken ontwerp van

Veder-Smit/Geurtsen (M.C. nr.

9/1976). Het voornaamste verschil

betreft de samenstelling van de ad-

viescommissie. Het compromisvoor-

stel biedt de mogelijkheid dat een

derde deel van de commissieleden

werkzaam is in abortusklinieken, in

het V.V.D.-voorstel konden mede-

werkers van de kliniek geen lid van

de commissie worden. De anonimi-

teit van de arts is met meer waarbor-

gen omgeven; alle informatie naar

de adviescommissie wordt in anonie-

me vorm verstrekt via de genees-

heer-directeur van de betreffende

inrichting. Bovendien treedt de ad-

viescommissie meer als geheel op:

individuele acties van leden ten op-

zichte van inrichtingen alsmede van

daarin werkende personen zijn zon-

der opdracht of uitdrukkelijke toe-

stemming van de commissie niet

mogelijk.

Op twee punten hebben de initiatief-

nemers geen overeenstemming be-

reikt en het oordeel aan de Kamer

overgelaten. Artikel 6 lid 1 onder

sub 2 beperkt de uitvoering van

abortus provocatus tot vrouwenart-

sen, geneeskundigen die onder toe-

zicht van een vrouwenarts werken

en geneeskundigen die daartoe door

de commissie zijn toegelaten. Met dit

artikel wordt zonder noodzaak afge-

weken van de normale gang van

zaken waarbij de arts de algemene

bevoegdheid tot uitoefening van de

geneeskunde heeft, de diverse speci-

alisaties via vaste organen worden

toegekend en geregistreerd, de regi-

stratie door de ziekenfondsen wordt

gehonoreerd en het juist functione-

ren van de beroepsuitoefening door

het medisch tuchtrecht wordt ge-

waarborgd. Zonder noodzaak, om-

dat de uitvoering van abortus provo-

catus technisch een betrekkelijk een-

voudige handeling is. Bij de huidige

gang van zaken in de abortusklinie-

ken en ziekenhuizen is met betrek-

king tot het medisch handelen geen

aanleiding te vinden om aparte rege-

lingen te treffen die de zorgvuldig-

heid van dat medisch handelen be-

ogen. Te meer niet omdat - afgezien

van de normale kanalen - ook de

adviescommissie het recht heeft zich

bij vermoeden van kennelijk onzorg-

vuldig handelen tot de tuchtrechter

te wenden.

Het tweede geschilpunt is: in hoever-

re moeten de leden van de commissie

deskundig en actief bezig zijn op het

terrein van abortus provocatus?

Mogen het vanwege het toetsingsele-

ment alleen artsen zijn? Beide par-

tijen zijn het erover eens dat voor de

commissieleden moet geiden dat zij

abortus provocatus in beginsel als

een toelaatbare medische handeling

zien en verantwoordelijkheid voor

de uitvoering daarvan willen dra-

gen. Het komt ons voor dat aan de

organisaties die de leden van de

commissie ter benoeming voordra-

gen kan worden overgelaten wat in

deze een wijs beleid is.

Voor de artsen is van belang dat in

dit wetsontwerp de aborterende art-

sen enige verplichtingen worden op-

gelegd die er voordien niet waren.

Verplichtingen die in het admini-

stratieve vlak liggen. Het gaat daar-

bij om registratie voor statistische

en/of wetenschappelijke doeleinden.

Het is niet de bedoeling dat op grond

van deze registratie de individuele

arts in zijn handelen tegenover de

patii~nt wordt beoordeeld. Toch is

het niet uitgesloten dat in sommige

gevallen, bijvoorbeeld indien in een

inrichting slechts ~ n arts werkt, uit

de verstrekte gegevens inzicht te

krijgen is in het handelen van deze

individuele arts.

Voor de K.N.M.G. is van belang dat

de Algemene Vergadering van 18

april 1975 een aanvulling op de

richtlijnen inzake abortus provoca-

tus vooralsnog niet heeft aanvaard.

Deze aanvulling betrof verslagleg-

ging, melding en toetsing. Vergelijkt

men dit voorstel van het hoofdbe-

stuur met bet voorstel van wet, dan

blijkt dat het laatste aanzienlijk

minder verplichtingen oplegt dan in

het voorstel van her hoofdbestuur

het geval was. Bovendien biedt het

compromisvoorstel meer waarbor-

gen met betrekking tot de anonimi-

teit van patient en arts.

In het voorstel van wet blijft de

abortus provocatus als een bijzonde-

re medische handeling aangemerkt.

Een van de redenen waarom de

Algemene Vergadering vorig jaar

niet akkoord ging met het voorstel

van het hoofdbestuur was, dater ook

in dat voorstel van werd uitgegaan

dat abortus provocatus een bijzon-

dere medische handeling zou zijn.

Op dit principii~le punt hebben de

heren Lamberts en Roethof dan ook

water in de wijn gedaan ten einde de

legalisering binnen het politieke be-

reik te brengen. In de praktijk zal dit

compromisvoorstel vrijwel geheei

aansluiten bij de huidige gang van

zaken in de meeste klinieken; daar-

naast schept het een kader om exces-

sen beter te kunnen aanpakken.

B.

(4)

Nieuwe Medische Informatiekaart der K.N.M.G.

Na geruime tijd van voorbereiding is beschikbaar gekomen de nieuwe Medische lnformatiekaart van de Maalschappij Geneeskunst. Anders dan de oude kaart, hestaal de nieuwe versie uil meerdere delcn:

- een vaste omslag hevattende alle min of meer constaule gegevens;

- een medicamentenkaart, te gehruiken wanneer een patii~nt langdurig sterk

werkende geneesmiddelen gebruikt;

- een vaccinatiekaart, ult te reiken zodra de patii~nt wordt geimmuniseerd; - een transplantatie-verklaring waarmee de patii~nt zijn instemming betuigt met

orgaantransplantatie na zijn dood.

De laatste drie kaarten zijn Iosse inlegbladen, behorende bij de omslag; her geheel zit in een plastic hoesje.

Per set bedragen de kosten f 1,-- linclusief plastic hoes).

Losse kaarten en plastic etuis kosten respectievelijk f 0,25 en .f I),10 per stuk. De mogelijkheid staal open om andere gcgevens in de omslag te leggen; anti-stoilingskaartcn, electrocardiogram, etc.

De nieuwe kaarten kunnen vanaf heden per briefkaart bij de K.N.M.G. in Utrecht worden besteld. Een voorbeeld van de verlangde bestel- en betaalwijze vindt u hierondcr afgedrukt. Bij toezendlng ontvangt men automatisch een bestelkaart wmr de w)lgende heslelling. Tcvens worden formulieren meegezonden waarop de patii~nt, wmr uitreiking, een aanlal gegevens kan invullen. Dat vergemakkelijkt de opmaak van de medische informatiekaarl door praktijkassislenle of secretaresse.

ModeI-Bestelkaart aan K.N.M.G. te Utrecht

Verzoeke aan onderslaand adres spoedig~l le zenden:

... Medische informatick;uu'ten a 2~ cl f ... Medicamentenkaartcn ,,. 25 el. ,l ... Vaccinaliekaarlen ,, 25 ct. j" ... Transphmtatiekaarten ,, 25 el. J ... Plasliceluis .. 10ct. f ... Volledige sets inclusief etuis .. II)0 el. f ... Aanvraagformulieren van patiOnlen (gratis)

Totaal blokletters invullen a.u.b.

N a a m ~ . . .

Adres: ... Plaats: ... Tel. nr,: ... Het verschuldigde bedrag werd overgeschreven t,g.v, Postrekening nr. 58083 t.n.v.K.N.M.G. te Utrecht.

Datum: ... (handtekening)

kunde en verpleging; het dagelijks werk van de chirurgijn. Voorts zullen enige grote figuren uit het verleden worden besproken, onder wie Boerhaave. Potentii~le deelne- mers kunnen zich richten tot hetMedisch Encyclopaedisch Instituut, Van der Boe- chorststraat 7, Amsterdam. Men kan zich ook nu al opgeven en wel doorf 125,-- over te maken op giro 1135214 ten name van penningmeester Stichting Historia Medici- nae, Mr. F. A. van Hallweg 114, Amstel- veen.

Nieuwe inspecteurs - Met ingang van 15 april jl. zijn benoemd tot inspecteur van de Volksgezoudheid: Mevr. J. J. van Nordheim en de heer A. de Wit. Mevr. Nordheim, een verpleegkundige, is hoofd van de afdeling verplegende en verzorgende beroepen bij de Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid; zij kreeg de titel van inspecteur op het gebied van de verplegende en verzorgende beroepen. De heer De Wit is fysiotherapeut en hoofd van de afdeling paramedische beroepen bij de hoofdinspec- tie; hij werd benoemd tot inspecteur op het gebied van de paramedische beroepen. Subsidies hartstiehting - De Nederlandse Hartstichting stelt weer een aantal subsidies ter beschikking voor wetenschappelijk on- derzoek op her gebied van de circulatie. De voorkeur gaat uit naar onderzoekingen op bet gebied van een preventieve interventie, de vroege opsporing en bchandeling en de revalidatie van patii~nten met myocardin- farct en de andere complicaties van atheros- clerose. Overigens kan ook voor speurwerk op andere gebieden de bloedsomloop betref- fende subsidie worden aangevraagd. Aan- vragen dienen uiterlijk 31 juli 1976 in het bezit van de stichting te zijn. Aanvraagfor- mulieren kunnen worden verkregen bij de Nederlandse Hartstichting, Sophialaan 10, Den Haag, tel 070-924292.

T.V.-TIPS

Zondag 23 mei 1976:

(Ned. I) Teleac, 18.15-18.45 uur: 'Cursus Huisartsen' (deel 3). (Ned. II) NOS, 20.30-21.05 uur: 'Or en hoe zit her nou met Sien?'

Woensdag 26 met 1976:

(Ned. II) Socutera, 20.25-20.30 uur: 'Nederlandse Rode Kruis' Zaterdag 29 mei 1976:

(Ned. I) Teleac, ll.00-11.30 uur: 'Cursus Huisartsen' (herhaling deel 3) (Ned. II) K.R.O. 19.30-19.40 uur: 'Harten Vijf-gala'

(5)

Hoe artsen denken over abortus provocatus

Meningen van de Nederlandse artsen over abortus provocatus

in relatie met godsdienstige en politieke overtuiging

door

Dr. J. Persoon*,

socioloog en

dr. F. Sturmans,

arts**

Inleiding

In een voorgaand artikel (Persoon en Sturmans, 1973) in dit tijdschrift zijn door ons in het kort de resultaten van een door ons eind 1972 onder de Neder- landse artsen gehouden enqu&e om- trent de mening over abortus provoca- tus weergegeven. Begin 1975 zijn door ons in het kader van een uitgebreider onderzoek naar beeld en verwachtin- gen van Nederlandse artsen met be- trekking tot hun beroepsorganisaties (het zogenaamde Motivatie-onder- zoek) bij een nieuwe steekproef uit alle artsen ook vragen opgenomen over medisch-ethische kwesties waaronder abortus provocatus. Van beide onder- zoeken zullen wij de resultaten met betrekking tot abortus provocatus weergeven; daarbij zullen wij nader ingaan op enkele factoren als godsdien- stige en politieke overtuiging die met de mening over abortus provocatus zou- den kunnen samenhangen.

Het onderzoek van 1972

Het onderzoek werd verricht via een schriftelijke enqu6te bij een a-selecte steekproef uit het adressenbestand van het Geneeskundig Jaarboek voor Ne- derland van 1972. Via 'at ran- dom'-nummers werd in overleg met Drs. Ph. van Elteren, hoofd van de Mathematisch-Statistische Adviesaf- deling van het Rekencentrum te Nijme- gen, een steekproef van ruim tien pro- cent getrokken.

In totaal werden 1922 personen aange- schreven. Hiervan bleken er 207 over- leden, naar het buitenland vertrokken

* Verbonden aan het Instituut voor Sociale Geneeskunde te Nijmegen (directeur: Prof. Dr. A. Mertens)

** Hoofd van de afdeling Gezondheids- voorlichting en Opvoeding van de G.G. en G.D. te Rotterdam (directeur: Prof. Dr. L. Burema)

of onbereikbaar wegens niet op te sporen adres. Aan hen die ook na een rappel vier weken na her eerste verzoek de volledige vragenlijst niet ingestuurd hadden, werd weer vier weken later een beknopte vragenlijst toegezonden waarin werd gevraagd naar hun reden voor het niet insturen en naar hun standpunt over abortus provocatus. Dit leverde nog eens 265 reacties op. Van de overige 294 werd geen reactie ontvangen (zie tabel 1). Een steekproef van tien procent van deze laatsten werd telefonisch benaderd om hun standpunt te vernemen teneinde een eventuele selectie in een of andere richting zoveel mogelijk te achterhalen. Hierbij werd. hen de vraag van de beknopte vragen- lijst voorgelegd omtrent hun mening ten aanzien van abortus provocatus, waarbij gekozen kon worden uit drie mogelijke antwoorden:

a) abortus provocatus is alleen geoor- loofd in uiterste nood (levensbedrei- gende situatie voor de vrouw); b) de geoorloofdheid van abortus pro- vocatus is volledig ter beoordeling van betrokkene (eventueel na overleg met artsen en andere deskundigen); c) abortus provocatus is geoorloofd op duidelijke psychosociale indicaties (tussenstandpunt tussen a en b).

Benaderd werden in totaal 29 artsen; met vakantie waren er 6, bij 9 werd geen gehoor gekregen, I zou het formu- lier alsnog insturen. Van de 13 met wie contact tot stand kwam waren 2 tegen abortus provocatus; 3 namen een tus- senstandpunt in (onder bepaalde voor- waarden ',th,,rtus toegestaan), 8 waren van mening dat de beslissing helemaal aan de vrouw moest worden overgela- ten.

Geconcludeerd kan worden dat de non-response de resultaten zoals deze reeds zijn gepubliceerd niet heeft verte- kend; de non-response bleek geen dui- delijk geselecteerde categorie te zijn. Ook bij vergelijking van de responden- ten verdeeld naar hun huidige functie (zie tabel 2 op de volg. pag.) c.q. specialisme met de totale Nederlandse populatie artsen verdeeld naar functie c.q. specialisme blijken beide verdelin- gen zeer goed met elkaar overeen te komen, zodat geconcludeerd kan wor- den dat de respondenten een afspiege- ling vormen van de Nederlandse art- sen.

Mening van artsen omtrent toelaatbaar- heid van abortus provocatus in 1972

Het kernpunt van deze enqu&e werd gevormd door de vraag of naar de persoonlijke mening van de responden-

Tabel 1: Overzicht van de onderzoeksgroep in 1972

Geen reactie ... Beknopte vragenlijst ... Volledige vragenlijst ...

Overigen (overleden, vertrokken, praktijk neergelegd) ...

abs. 294 265 11~6 1715 207 1922 % 17,1 15,5 67,4 100,0 (1976) MEDISCH CONTACT 31 649

(6)

Tabel 2: Respondenten verdeeld naar al of niet beantwoorden van volledige of beknopte vragenlijst en naar hun huidige functie vergeleken met de totale Nederlandse populatie artsen van 1971 verdeeld naar functie

al/niet beant- volledige beknopte geen reactie totaal Nederlandse

woorden van vragenlijst vragenli]st populatie

vragenlijst van artsen*

huidige functie abs. proc. ,huisarts ... 354 32.9 specialist (geregistreerd) ... ' 324 30,1 sociaal geneeskundige (geregistreerd) ... 121 11,3 anderen ... 277 25.7 onbekend . . . abs. proc. 53 22,1 98 40,8 31 12,9 36 15,0 22 9,1 abs. proc. 66 22,6 139 47,6 20 6,9 40 13,6 27 9,3 abs. proc. 473 29,4 561 34,9 172 10,7 353 21,95 49 3,0 abs. proc. 4470 27,4 5703 35,0 1037 6,4 5082 31,3 totaal ... 1076 100,0 240 99,9 292 100,0 1608 99,9 16292 99,9 rustenden ... 80 25 2 107 totaal ... 1156 265 294 1715 16292 * Nederlandse artsen per 1 januari 1971 (Jaarverslag van de Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid)

ten abortus provocatus op bepaalde indicaties al dan niet verantwoord zou zijn. Uit tabel 3 blijkt, dat in 1972 2,3% van de respondenten abortus provoca- tus nooit geoorloofd achtte en dat 29% abortus provocatus verantwoord acht- t e a l s de vrouw als enige overweging aanvoert dat zij het kind niet wenst. De medische indicaties bleken in 1972 door

meer dan 90% van de artsen te worden onderschreven, de eugenetische indi- catie door ruim 75% van de artsen, de psychologische door circa 60% en de sociaal-economische door ruim 40%.

Permissiviteit versus restrictiviteit

Naarmate er minder indicaties accepta-

bel worden geacht kan de houding van de arts als restrictiever worden be- schouwd en naarmate er meer indica- ties acceptabel worden geacht kan de houding van de arts als permissiever worden aangeduid.

Het bleek mogelijk een zogenaamde Guttman-schaal te construeren, dat wil zeggen er bleek een zodanige volgorde

Tabel 3: Standpunt van de respondenten inzake het al dan niet verantwoord zijn van abortus provocatus.

ja geen mening neen totaal onb. abs. proc. abs. proc. abs. proc. abs. proc. nooit geoorloofd ... 26 2,3

op zuiver medische indicatie bij dreigend levensgevaar .. 105 97,3 op zuiver medische indicatie bij dreigende ernstige

schade aan de gezondheid van de vrouw ... 1053 93,5 op psychiatrische indicatie: bij extreme psychische

noodtoestand ... 1001 89,5 als voortzetting zwangerschap een zeker, hoewel niet een

ernstig gevaar voor de psychische gezondheid van de

vrouw met zich meebrengt ... 660 59,7 op sociaal-psychologische indicatie ... 704 63,0 op sociaal-economische indicatie ... 480 43,2 op eugenetische indicatie: bij rain of meer grote waar-

schijnlijkheid van geestelijke en/of lichamelijke onvol-

waardigheid ... 870 77, I als de vrouw als enige overweging aanvoert, dat zij het

kind niet wenst ... 323 29,1

4 0,4 3 0,3 13 1,2 26 2,3 82 75 51 57 49 7,4 6,7 4,6 5,1 4,4 1108 97,4 27 2,4 60 5,3 92 8,2 366 339 579 201 737 33,0 30,3 59 "~ 17,8 66,5 1138 100,1 1135 100,0 1126 100,0 1119 100,0 1108 1118 1111 1128 1109 100,1 100,0 100,0 100,0 100,0 16 19 28 35 46 36 44 26 45 (1976) MEDISCH CONTACT 31 650

(7)

in de indicaties te bestaan dat bij bevestiging van de geoorloofdheid van een ruimere indicatie alle vorige indica- ties ook geoorloofd werden geacht. De volgorde in indicaties was zoals hier- naast is weergegeven:

Deze schaal voor restrictief-permissief hebben wij bij verdere analyses ge- bruikt.

Mannelijke respondenten blijken signi- ficant minder permissief te zijn dan de vrouwelijke (p = 0.009).

Van de meer direct betrokkenen blijken de psychiaters her meest permissief te zijn, gynaecologen het minst permis- sief, terwijl huisartsen en anaestesisten tussen deze twee categoriei~n in liggen (p = 0.002).

95% van de huisartsen was in het laatste half jaar geconfronteerd met de vraag naar abortus provocatus; ruim 70% van 2-5 keer, bijna 20% 6 keer of vaker. Van de gynaecologen was 98% met abortus provocatus geconfronteerd in het laat- ste half jaar (75% 10 keer of vaker), van de anaestesisten 67% (38% 10 keer of w~ker), van de psychiaters 58%. Bij de huisartsen maakt wel of geen confrontatie met abortus provocatus geen verschil in mate van permissivi- teit. Bij de anaestesisten maakt het wel verschil (p = 0.01), evenals bij de psychiaters (p = 0.009); respondenten die wel geconfronteerd zijn met de vraag naar abortus provocatus zijn permissiever. Voor de gynaecologen was wel of niet geconfronteerd zijn geen zinvol onderscheid.

De urbanisatiegraad van de woonplaats van de respondenten blijkt niet van invloed op de mate van permissitiveit; er is ook geen verband tussen urbanisa- tiegraad en her wel of niet geconfron- teerd zijn met de vraag naar abortus provocatus.

Een andere maat voor permissiviteit zou kunnen zijn de mening omtrent het tijdstip waarop sprake is van een men- selijk individu.

In tabel 4 zijn de respondenten ver- deeld naar hun mening omtrent her tijdstip waarop er sprake is van een menselijk individu. Op grond van deze tabel zou men kunnen concluderen dat 31,3 + 12,8 = 44,1% abortus eigenlijk in principe afwijst, doch gezien het feit dat slechts 2% abortus te allen tijde afwijst zien deze 44% - 2% = 42% abortus waarschijnlijk als een op zich verwerpelijke doch in sommige geval- len niet te vermijden noodmaatregel. Verder zou men kunnen concluderen dat 30% abortus in principe altijd toe- laat en dat ongeveer 14% een midden- positie inneemt.

Restrictief

Permissief

0 = abortus is nooit toegestaan

1 = abortus is hoogstens toegestaan bij levensgevaar voor de moeder of ernstige schade voor haar gezondheid

2 = abortus is toegestaan op psychiatrische indicatie 3 = abortus is ook toegestaan op eugenetische indicatie 4 = abortus is ook toegestaan op sociaal-psychoiogische indicatie 5 = abortus is ook toegestaan op sociaal-economische indicatie

6 = abortus is toegestaan op alle aangegeven indicaties, dus ook op wens van de vrouw

Tabel 4: Respondenten verdeeld naar hun mening omtrent het tijdstip waarop er sprake is van een menselijk individu

abs. %

tijdstip van conceptie ... 346 31,3 tijdstip van nidatie ... 141 12,8

zodra organen in de kiem zijn aangelegd (ca. 6 weken na conceptie) .... 151 13,7

bij placentatie ... 37 3,4 in de 28e week (levensvatbaarheid) ... 294 26,6 post part um ... 45 4,1

niet te coderen antwoorden ... 66 6,0

geen mening ... 24 onbekend ... 52

totaal . . . 1156 100,0

Wat de godsdienstige overtuiging be- treft geeft 36% van hen op dat ze geen godsdienst hebben; bijna 26% geeft op katholiek, bijna 19% nederlands her-

vormd en 9% gereformeerd, terwijl 9% behoort tot overige godsdiensten. In figuur 1 is de mate van permissiviteit van de respondenten verdeeld naar

A. ALLE RESPONDENTEN r.k. 3.04 0 3.00 restrictief t.-ff I ger. ov. n.h. 3.62 3.90 4.05 I I I l i * i P=O.02 ' ' : : ns ns: ns geen 5.oo 6

4"11,

I //~lpermissief P=O.O00

B. ALLEEN MANNELIJKE RESPONDENTEN r.k. 3.01 0 3.00 restrictief

'-II

ger. ov, n.h. 3.59 3.81 4.03 I i I I i M P=0.04 ' ' ', P= 0.0003 , ns , rls , ris geen /+.68 5.00 6

!

I [/'~

permissief

C. ALLEEN VROUWELIJKE RESPONDENTEN

-- l

r.k.

ger. n.h. ov.

geen

0 3.00 3.28 3.91 4.20 4.38 4.84 5.00 6 restrictief L-.ll I I I I I I I II ~l permissief i i I I I i : ns , , ', ns ,, ,, ns '---- ns t i i P = 0.0003

Figuur 1. Permissiviteit van de artsen t.a,v, abortus provocatus verdeeLd naar

godsdienst.

(8)

godsdienst weergegeven. Met deze maat voor permissiviteit blijkt er een significant verschil voor alle respon- denten tussen katholieken enerzijds en gereformeerden anderzijds (p = 0.02) en een nog groter verschil tussen katho- lieken, gereformeerden, nederlands hervormden, overige godsdiensten enerzijds en respondenten zonder godsdienst anderzijds (p = 0.000) in die zin, dat katholieken her minst permis- sief zijn, gevolgd door respectievelijk de gereformeerden, de overige gods- diensten, de nederlands hervormden en de artsen zonder godsdien~t

Overigens blijkt bij vrouwelijke artsen voor alle godsdiensten een grotere per- missiviteit te bestaan dan bij de manne- lijke artsen.

De faculteit van afstuderen blijkt geen verband te houden met de mate van permissiviteit indien de godsdienst con- stant wordt gehouden. Verder blijken binnen de respondenten afkomstig van de diverse faculteiten telkens dezelfde verschillen in permissiviteit naar gods- dienstige overtuiging te bestaan als hierboven voor alle respondenten weergegeven is. De faculteit van afstu- deren blijkt niet van invloed te zijn, de godsdienst blijft de bepalende factor.

De steekproef van 1975

In het kader van het zogenaamde Moti- vatie-onderzoek werden door ons ook enkele vragen gesteld omtrent de toe- laatbaarheid van abortus provocatus. Voor dit onderzoek werd eveneens een steekproef van 10% getrokken uit alle in Nederland praktizerende artsen. Verder werd een steekproef getrokken uit aanstaande artsen van 1 op 3. Aanstaande artsen zljn zlj die ten tijde van het trekken van de steekproef het semi-artsexamen hadden afgelegd (op- leiding oude stijl) of het doctoraal examen hadden behaald (opleiding nieuwe stijl). Van 7 medische facultei- ten in Nederland heeft de medische faculteit van Groningen geen gegevens verstrekt benodigd voor her trekken van de steekproef. Als gevolg hiervan konden geen studenten uit Groningen in de steekproef worden opgenomen. De grootte van de steekproeven was voor de artsen 2068 en voor de aan- staande artsen 428. Aan deze in totaal 2496 personen zijn per post enqu&efor- mulieren toegestuurd. Ook bij dit on- derzoek bleek dat een aantal personen niet aan de vereisten om in de steek- proef te zijn voldeed. Een aantal rede- nen was voor deze uitval verantwoor- delijk, zoals onbereikbaarheid door

Tabel 5: Steekproef en response onderzoek 1975

steekproef artsen . . . 1857 studenten ... 420 totaal . . . 2277 response abs. 1090 58,7 236 56,2 1326 58,2

Tabel 6: Respondenten verdeeld naar hun standpunt ten aanzien van abortus provocatus

permissief: restrictief: artsen in 1969 of artsen later v66r 1969 afgestu- afgestu-

studenten deerd deerd totaal

helemaal v o o r . . . 31,0 35,5 27,7 30,1

meer voor dan tegen ... 38,8 43,6 32,9 36,4

geen standpunt ... 0,9 0,3 0,4 0,5

meer tegen dan voor ... 25,4 17,2 30,1 26,3

helemaal tegen ... 3,9 3,4 8,9 6,7

overlijden, langdurige ziekte, verhui- zing en verblijf in het buitenland en het niet (meer) uitoefenen van de medische functie. Als gevolg hiervan is de uitein- delijke steekproef bij de artsen met 211 personen verminderd en bij de aan- staande artsen met 8. Tabel 5 geeft een overzicht van de uiteindelijke steek- proef-grootte voor de artsen en aan- staande artsen (studenten) en van de response absoluut en in percentages.

Aan de respondenten uit het onderzoek van 1975 zijn niet zoals in 1972 uitvoe- rig de verschillende indicaties voorge- legd, waarop naar hun mening abortus provocatus wel of niet geoorloofd zou zijn. Wij hebben ons, gezien de andere probleemstelling voor dit onderzoek, beperkt tot enkele vragen rond me- disch-ethische kwesties als actieve en passieve euthanasie en abortus provo- catus. Uit tabel 6 blijkt dat tweederde van de respondenten v66r abortus pro- vocatus is.

De later afgestudeerde artsen (in 1969 of later) zijn significant meer permis- sief dan de eerder afgestudeerde artsen (p = 0.000). De nog niet afgestudeerden liggen tussen deze twee categorie~n. Evenals in het onderzoek van 1972 zijn de psychiaters het meest permissief, de gynaecologen het meest restrictief, ter- wijl huisartsen en anaestesisten tussen deze twee standpunten inliggen (p = 0.0008).

In de verdere analyses beperken wij ons tot de afgestudeerde artsen. Door

ons is nagegaan of er verband bestaat tussen mate van permissiviteit en leef- tijd, geslacht, beroep vader en milieu van herkomst, urbanisatiegraad woon-

en werkgemeente, lidmaatschap

K.N.M.G., politieke voorkeur en gods- dienstige overtuiging.

Er is een positieve correlatie tussen leeftijd van de respondenten en mate van restrictiviteit; van de oudere res- pondenten zijn er relatief meer die restrictief staan tegenover abortus pro- vocatus dan van de jongere (r = 0.17, p = 0.001).

Vrouwelijke respondenten staan signi- ficant meer permissief tegenover abor- tus provocatus dan de mannelijke res- pondenten (p = 0.001).

Van 162 (15%) respondenten is de vader zelf arts. Er is geen verschil met de respondenten van wie de vader niet arts is.

De respondenten uit de lagere milieus staan permissiever tegenover abortus provocatus dan die uit de middelbare en hogere milieus; de verschillen zijn ech- ter net niet significant (p = 0.09). Noch naar urbanisatiegraad van de woongemeente, noch naar die van de werkgemeente is er verschil in stand- punt ten aanzien van abortus provoca- tus.

Het wel of niet lid zijn van de K.N.M.G. en indien geen lid, het wel of niet lid geweest zijn, maakt in zoverre verschil dat de niet-leden significant permissiever (p = 0.03) staan tegenover

(9)

abortus provocatus dan de leden; de niet-leden die lid geweest zijn nemen een tussenpositie in.

In tabel 7 wordt de politieke voorkeur van de respondenten weergegeven.

Tabel 7: Respondenten verdeeld naar poli- tieke voorkeur abs. V.V.D ... 479 45,5 P.v.d.A ... 147 14,0 P.P.R ... 59 5,6 D.S. '70 ... 48 4,6 A.R.P ... 37 3,5 C.D.A ... 36 3,4 K.V.P ... 35 3,3 C.H.U ... 33 3,1 D'66 ... 24 2,3 P.S.P ... 21 2,0 Overige (C.P.N., S.G.P., G.P.V., R.K.P.N., P.A.K.) .. 25 Geen voorkeur ... 109 P.v.d.A. V.V.D.+ geen K.V.R

e.a. D.S?70 voork, e.a

1.80 2.5 2.6 3.6 permissief I I I I restrictief 1 , ' ' 5 " -_"-6-~S '-_ -: signifikant signifikant P= 0.000 P= 0.000

Figuur 2. Permissiviteit van de artsen t.a.v, abortus provocatus, verdeeLd naar poLitieke voorkeur.

geen or. n.h. ger. nk.

1.9 2.4 2.5 3.1 3.5

permissief 1 ! I I I I s restrictief

,'-.

-J,"-- signifikant ~

"

" signifikant- P:O.O01 signifikant

P=O.O00 P= 0.02

2,4 Figuur 3. Permissiviteit van de artsen t.a.v, abortus provocatus verdeetd naar

10,3 godsdienst.

Totaal 1053 100,0

Met betrekking tot hun standpunt ten aanzien van abortus provocatus op de schaal 'helemaal voor' tot 'helemaal tegen' (1-5) scoren de respondenten verdeeld naar politieke voorkeur als volgt: P.S.P ... 1.47 D'66 ... 1.71 P.v.d.A ... 1.73 P.P.R ... 2.02 DS'70 ... 2.35 V.V.D ... 2.49 Geen voorkeur ... 2.59 C.H.U ... 3.36 A.R.P ... 3.43 C.D.A ... 3.53 K.V.P ... 3.86 Tussen de onderlinge standpunten be- staan zeer significante verschillen. Wij hebben terwille van de overzichtelijk- heid de volgende reductie aangebracht: 1) P.v.d.A. + P.P.R. + D'66 + P.A.K. 2) K.V.P. +A.R.P. +C.H.U. +C.D.A. 3) V.V.D. + D.S.'70

4) Geen voorkeur

Uit figuur 2 blijkt dat de categorie respondenten met een voorkeur voor P.v.d.A., P.P.R., D'66, P.A.K. signifi- cant meer permissief is dan de catego- rie V.V.D., DS'70 en de categorie die geen politieke voorkeur uitsprak en dat de laatste twee categorie~n significant

Tabel 8: Respondenten verdeeld naar godsdienst

abs. Rooms katholiek ... 233 22,0 Nederlands Hervormd ... 179 16,9 Gereformeerd ... 69 6,5 Overige ... 120 11,3 Geen ... 459 43,3 1060 1130,0

meer permissief zijn dan de categorie K.V.P., A.R.P., C.H.U., C.D.A. In tabel 8 wordt de verdeling van de respondenten naar godsdienst weerge- geven.

Uit figuur 3 blijkt dater op basis van de godsdienstige overtuiging zeer signifi- cante verschillen in mate van permissi- viteit bestaan; de rooms-katholieken zijn her meest restrictief, gevolgd door de gereformeerden, de Nederlands her- vormden, de overigen en de responden- ten die 'geen godsdienst' vermeldden. Deze volgorde komt, afgezien van de overige godsdiensten, overeen met die uit het onderzoek van 1972 (zie figuur 1.).

In figuur 4 (zie volg. blz.) hebben wij de mate van permissiviteit, verdeeld naar godsdienst, afzonderlijk weergegeven voor twee grote categorie~n artsen:

artsen die P.v.d.A.-geori~nteerd zijn en artsen die V. V. D.-geori~nteerd zijn. Binnen beide politieke voorkeuren blij- ken aanzienlijke verschillen tussen de diverse godsdienstige overtuigingen te bestaan.

Vooral bij de V.V.D.-respondenten is er een aanzienlijk verschil tussen ka- tholieke respondenten enerzijds en Ne- derlands hervormden, overige gods- diensten en artsen zonder godsdienst anderzijds (p = 0.000).

In figuur 5 (zie volg. blz.) tenslotte geven wij voor drie grote categorie~n artsen wat godsdienst betreft: de rooms katholieke, de nederlands hervormde en de artsen zonder godsdienst, de mate van permissiviteit weer, verdeeld naar politieke voorkeur.

Uit deze figuur blijkt dat wat de rooms katholieke respondenten betreft zij die op D. S.'70 georiEnteerd zijn, het meest

(10)

restrictief zijn en die op de P.P.R. het meest permissief. Verder zijn er signifi- cante verschillen tussen de rooms ka- tholieke K.V.P.- en V.V.D.-respon- denten (0 = 0.04) en de V.V.D.- en P.v.d.A.-respondenten (p = 0.03). Wat de nederlands hervormde respon- denten betreft zijn er geen verschillen op basis van politieke voorkeur. Wat de respondenten zonder gods- dienst betreft is er een zeer significant verschir (p = 0.000) tussen de artsen met een P.v.d.A.-voorkeur enerzijds en de artsen met een V.V.D.-voorkeur en die zonder politieke voorkeur ander- zijds.

Discussie en conclusies

Via twee steekproeven in 1972 en 1975 van telkens ruim 10% van alle Neder- landse artsen hebben wij gegeven, ver- kregen over de houding van doze ',~rt ~en

ten aanzien van abor~u,, provocntH,,

Bij bet eerste onderzock hebben wij vrij uitvoerig de mening gepeild over de geoorloofdheid van abortus provocatus via een differentiatie in medische, psy- chologische, economische en sociale indicaties. Bij her tweede onderzoek hebben wij een dergelijke differentiatie niet toegepast, maar is de vraag over abortus provocatus gesteld in het kader van andere medisch-ethische kwesties. Opmerkelijk is, maar dat is in boven- staand artikel niet uitgewerkt, dat de verschillen in opvattingen met betrek- king tot abortus provocatus op analoge wijze terugkomen met betrekking tot actieve euthanasie, niet met betrekking tot passieve euthanasie.

Eveneens in het eerste onderzoek heb- ben wij uitvoerig de non-response on- derzocht. Gebleken is dater geen dui- delijke selectie bestaat en dat de ver- kregen resultaten representatief geacht mogen worden voor alle Nederlandse artsen. De belangrijkste door ons on- derzochte variabelen die een rol blijken te spelen bij de houding ten aanzien van abortus provocatus, zijn de godsdien- stige overtuiging en vervolgens ook de politieke voorkeur. Uit beide onder- zoeken blijken de rooms katholieke respondenten her meest restrictief, de respondenten zonder godsdienst her meest permissief te zijn. Verder blijken er tussen rooms katholieke, gerefor- meerde en nederlands hervormde res- pondenten onderling significante ver- schillen te bestaan.

Uit het tweede onderzoek (1975) blij- ken ook grote verschillen voor te ko- men op basis van politieke voorkeur.

P.v.d.A.- voorkeur

Fi.h.

geen ger. overige r.k.

1.4 1.7 2.2 2.5 permissief 1 [ I I I 5 restrictief sig:nifi kant r ' p:10.0 S signifikant P: 0.004 V.V.D.- voorkeur rl.h,

geen overige ger. r.k.

2.0 2.4 2.8 3.4

permissief 1 I I I I S restrictief

sign. _" ~'

P= 0.02 signifikant

P=0.000

Figuur 4. Permissiviteit van de artsen t.a.v, abortus provocatus,verdeetd naar P,v.d.A.-of V.V.D.-voorkeur en naar godsdienst.

rooms kathoLieken P.v.d.A. 2.5

RRR.[ V.V.D. K.V.P.D.S/70 i 24, ,4 . 43 permissief 1 /I I I I 5 restrictie f ~.---~,' : ', sign. ,= ~ , P: 0.05 sign. ~_ P:O.04 n s nederLands hervormden R P. R. 2.5

].

P.V.d.A.[ ~ A.R.R 1 permissief 1 2]2 I 2[7 5 restrictief niet signifikant

geen godsdienst V.V.D. geen voorkeur 2.0 D.'661.6 D.StTO 5 restrictief permissief 1 , ,, , ': sign. "~ P:~O.O00 i sign. P:0.05

Figuur 5. Permissiviteit van de artsen t.a.v, abortus provocatus, ver- deeLd naar godsdienst en naar poLitieke voorkeur

(11)

De respondenten met een voorkeur voor de partijen van her C.D.A. zijn het meest restrictief, de respondenten met een voorkeur vo0r de partijen van her P.A.K. zijn het meest permissief, de respondenten met een voorkeur voor V.V.D., D.S.'70 en die zonder politie- ke voorkeur liggen tussen C.D.A.- en P.A.K.-partijen in.

De verschillen tussen de drie categorie- En zijn zeer significant. Bij combinatie van de gegevens over godsdienstige overtuiging en politieke voorkeur blijkt:

- dat er bij de respondenten met een voorkeur voor de P.v.d.A. en nog sterker bij die met een voorkeur voor de V.V.D. aanzienlijke verschillen in de mate van permissiviteit naar gods- dienstige overtuiging blijven bestaan. - dat bij de katholieke respondenten

de artsen met een politieke voorkeur voor D.S.'70 het meest restrictief, de artsen met een voorkeur voor de P.P.R. het meest permissief zijn,

- dat er bij de nederlands hervormden geen verschillen op basis van politieke voorkeur zijn,

- dat bij de artsen die 'geen gods-

dienst' vermeldden, de respondenten met een voorkeur voor D.S.'70 het meest restrictief zijn, de respondenten met een voorkeur voor de P.v.d.A. het meest permissief.

Uit beide onderzoeken blijkt verder: - dat de vrouwelijke respondenten permissiever zijn dan de mannelijke, - d a t de urbanisatiegraad van de woon- en/of werkgemeente geen ver- schil maakt,

- dat de gynaecologen het meest re- strictief en de psychiaters het meest

permissief zijn, en dat huisartsen en anaestesisten een middenpositie inne- men.

Uit het onderzoek van 1972 of dat van 1975 blijkt tenslotte:

- dat de medische faculteit van afstu-

deren geen verschil maakt indien reke- ning wordt gehouden met de godsdien- stige overtuiging;

- dat het milieu van herkomst geen

verschil maakt;

- dat leden van de K.N.M.G. restric- tiever zijn dan niet-leden, terwijl ex-le- den een tussenpositie innemen; - dat bij de anaestesisten en de psy- chiaters degenen die geconfronteerd zijn met de vraag naar abortus provoca- tus gedurende her laatste half jaar, permissiever zijn dan zij die met deze vraag niet geconfronteerd zijn.

Bejaardenbond vraagt erkenning geriatrie als specialisme

De Unie van diocesane en interdiocesa- ne bonden van bejaarden en gepensio- neerden is van mening dat de geriatrie als specialisme moet worden erkend. In een brief aan het bestuur van de K.N.M.G. verzoekt de unie dringend deze erkenning te willen bevorderen. De unie is een overkoepelende organi- satie met rond 170.000 leden.

Het is de unie bekend d a t e r in het verleden al pogingen in het werk zijn gesteld om tot een erkenning te gera- ken, pogingen die toen niet het beoogde succes hadden.Intussen zijn de wensen en verlangens om tot die erkenning te komen er niet minder op geworden. 'De wenselijkheid van een meer systemati- sche aanpak van ouderdomskwalen en gebreken, de noodzaak van een doel- treffender co6rdinatie van rapporten, onderzoek, behandeling en voorlich- ting is ons vanuit allerlei kringen van hen die op her terrein van de gezond- heidszorg voor de bejaarden werkzaam zijn bij herhaling gebleken', aldus de unie. Zij meent hiervoor ook aankno- pingspunten aan te treffen in de 'Nora Bejaardenbeleid 1975', waaruit zij een aantal zinsneden aanhaalt waarbij on- der meer het belang van het zo lang mogelijk zelfstandig blijven van de bejaarde naar voren komt.

Het is de unie opgevallen dat er behoef- te is aan meer deskundigheid, zowel kwantitatief als kwalitatief, ook op hoger niveau. 'Daarbij springt telkens

weer in het oog het vraagstuk van de doelmatige en doeltreffende co/Srdina- tie, ook op dat hogere niveau, mede om alle aspecten van de onderkende, ver- wachte of geconstateerde ouderdoms- kwalen en het geheel van hun onderlin- ge samenhang in voorlichting, onder- zoek, behandeling, verzorging en ver- pleging te kunnen betrekken'. De unie meent dat de deskundigheid en daar- door de autoriteit en het gezag van de geriater hierbij een uiterst belangrijke rol zou kunnen spelen.

Die autoriteit en dat gezag zouden er zeer bij winnen, als de geriatrie de offici~le status van een erkend specia- lisme zou krijgen. Het ligt voor de hand, dat meer dan nu het geval is jonge artsen en andere artsen die een beroep als specialist willen gaan uitoefenen zich voor deze tak van studie gaan interesseren.

C o n s u l t a t i e b u r e a u s

In een brief aan het Nationaal Centrum voor Kruiswerk vraagt de Unie van diocesane en interdiocesane bonden van bejaarden en gepensioneerden zich af of het grote belang van tijdige voor- lichting van bejaarden, tijdig onder- zoek en behandeling, co6rdinatie en dergelijke niet aanmerkelijk beter tot hun recht zouden komen als daarbij een

belangrijke plaats gegeven zou kunnen worden aarr ook voor de bejaarden te organiseren consultatiebureaus. De Unie wil graag van het centrum weten of dit eventueel initiatieven in die rich- ting zou kunnen nemen.

Ook van de zijde van de bejaardenorga- nisaties wordt steeds meer en steeds sterker er op aangestuurd en gepropa- geerd te bevorderen dat bejaarden zo- lang mogelijk zelfstandig kunnen blij- ven en zo lang als maar enigszins mogelijk en verantwoord is de opname in gemeenschappelijke tehuizen en ver- zorgings- of verplegingsinrichtingen wordt tegengehouden. De drijfveer hierbij is vooral de bewaring en bevor- dering van het levensgeluk van de bejaarden, aldus de unie. Volgens haar komt dat geluk helaas maar al te vaak in de verdrukking doordat niet, niet tijdig of in onvoldoende samenhang kwalen en mankementen in een zeer vroeg stadium onderkend, geconstateerd en adequaat in behandeling genomen kun- nen worden. Er is nog te weinig syste- matisch onderzoek, nog niet voldoende integratie en co6rdinatie en wellicht ook nog niet parate kennis en kunde om tot de noodzakelijk grondige verbete- ring te kunnen komen, zo meent de unie.

(12)

P.v.d.A./V.V.D.-voorstel van wet

inzake abortus provocatus

Memorie van Toelichting

Na enkele maanden intensief overleg hebben de abortusspecialisten van de P.v.d.A. (Lamberts/Roethof) en de V.V.D. (Geurtsen/Veder-Smit) vorige week hun gezamenlijk wetsontwerp over legalisering van abortus provoca- tus bij de Tweede Kamer ingediend. Volgens De Volkskrant zou een voor- zichtige taxatie van de stemmenver- houding in de Tweede Kamer leren, dat het gemeenschappelijke voorstel van wet op een kleine meerderheid kan rekenen.

In de Memorie van Toelichting bij het onderhavige voorstel is het volgende te lezen:

Voorstel van wet van de leden Geurtsen, Lamberts, Roethof en Veder-Smit tot het stellen van regels met betrekking tot her afbreken van zwangerschap (Wet afbreking zwangerschap).

Algemeen

In de memories van toelichting die werden gevoegd bij de voorstellen van wet nummers 10719 en 13302 hebben wij - ieder vanuit onze eigen visie - uitvoerige beschouwin- gen gewijd aan her vraagstuk van de zwan- gerschapsafbreking en de wijze, waarop naar ons oordeel dit vraagstuk tot een oplossing moest worden gebracht. In de memories van antwoord hebben wij de gelegenheid gehad onze respectievelijke standpunten nader te verduidelijken. Wij menen, dat geen enkel doel wordt gediend met bet nogmaals herhalen van onze uit- gangspunten en doeleinden. Ieder van ons staat nog onverkort achter de hoofdlijnen van die uiteenzettingen. Kortheidshalve wil- len wij dan ook daarnaar verwijzen. Ondanks het feit dit wij de standpunten handhaven die ten grondslag lagen aan de twee wetsvoorstellen die wij in het verleden hebben ingediend, hebben wij besloten ge- zamenlijk, als vier inititiefnemers, een nieuw voorstel aan u voor te leggen. Uiter- aard behoeft dat feit nadere verduidelijking. Zoals bekend mag worden verondersteld hebben - nadat in de memorie van ant- woord op w.o. 13 302 de bereidheid om de daarin opgenomen voorstellen ter discussie te stellen, ook vooruitlopend op de plenaire

behandeling, uitdrukkelijk was herhaald - de initiatiefnemers tot. w.o. 10 719 met hun brief van 11 maart 1976 voorgesteld om gezamenlijk te bezien of de dreiging van de verwerping van de op dat moment aanhangi- ge drie initiatief-wetsontwerpen en de daar- uit resulterende impasse zouden kunnen worden voorkomen. Dat immers was de situatie: er lagen bij de Tweede Kamer drie voorstellen, van sterk uiteenlopende inhoud en strekking, die weergaven hoe delen van de Kamer, die op zichzelf daarin geen meerderheid vertegenwoordigden, meen- den dat bet abortusvraagstuk zou moeten worden opgelost. Uit de memories van antwoord was gebleken, dat iedere groep initiatiefnemers - naar aangenomen mag worden, gesteund door tenminste de over- grote meerderheid van de fracties, waartoe zij behoren - vasthield aan zijn eigen voorstel en geen uitzicht op het aanvaarden van wezenlijke wijzigingen daarin bood. De kans moest niet denkbeeldig worden geacht, dat de voor begin mei 1976 aange- kondigde plenaire behandeling zou leiden tot de verwerping van alle drie de voorstel- len. De huidige, niemand werkelijk bevredi- gende impasse, zou dan blijven voortduren. De Kamer zou daarmee blijk gegeven heb- ben van zijn onmacht voor dit vraagstuk een oplossing te vinden; een onmacht, die ver- oorzaakt zou zijn door de onwil om te zoeken naar een aanvaardbaar compromis. Het was en is onze gezamenlijke overtui- ging, dat wij het zover niet mochten laten komen.

Natuurlijk was het mogelijk geweest van die overtuiging blijk te geven, nadat de algeme- ne beschouwingen de impasse zouden heb- ben aangetoond. Twee overwegingen heb- ben ons daarvan doen afzien. De eerste is, dat al vaker is gebleken, tot welk een spraakverwarring het tijdens een plenaire behandeling aanbrengen van ingrijpende wijzigingen in een voorgestelde tekst aanlei- digng kan geven. Daarbij kwam dat wij van oordeel waren dat, als wij om op enigerlei compromis zouden kunnen vinden, het waarachtiger zou zijn dat voor de plenaire behandeling aan de Kamer voor te leggen, opdat de discussie van meet af aan daarover zou kunnen gaan. De zuiverheid van de beraadslagingen kan alleen worden gediend, indien niet eerst begonnen zou worden met wat achteraf als een soort schijnvertoning zou kunnen worden aangemerkt.

Voordat wij nader ingaan op de resultaten

van bet gevoerde overleg, willen wij er onze voldoening over uitspreken, dat het moge- lijk is geweest daarin overeenstemming te bereiken. Wij zijn ervan overtuigd, dat tot dit resultaat met name heeft bijgedragen dat - bij alle verschillen, die de uitwerking daarvan in de ingediende initiatiefontwer- pen ook te zien heeft gegeven, waarbij overigens de tussen de data van indiening van beide ontwerpen verstreken tijd mede van betekenis is geweest - het algemene uitgangspunt bij het opstellen van de ont- werpen is geweest de overtuiging, dat op het gebied van de afbreking van zwangerschap aan de beslissing van de vrouw en haar arts, genomen in bet bewustzijn van elks verant- woordelijkheid, doorslaggevende betekenis moet worden toegekend.

Wij willen intussen niet verhelen, dat over- eenstemming bereikt kon worden, doordat de bereidheid bestond het eigen inzicht op een aantal onderdelen niet onverkort te handhaven. Was dat niet het geval geweest, dan zou wederzijdse instemming met bet bereikte eindresultaat niet tot de mogelijk- heden hebben behoord. Dat neemt overi- gens niet weg, dat wij de overtuiging heb- ben, dat geen van beide partijen op bet gebied van wezenlijke uitgangspunten en doelstellingen fundamentele concessies heeft behoeven te doen.

In de op de brief van 11 maart 1976 gevolgde besprekingen is gebleken, dat op een aantal hoofdpunten tot een gemeenschappelijk standpunt gekomen kon worden. Deze hoofdpunten betreffen:

a. bet in de wet vastleggen van een aantal procedureregels;

b. het geven van registratievoorschriften, met name voor statistische en wetenschap- pelijke doeleinden;

c. het be~indigen van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de vrouw en van de behandelende arts, onder handhaving overi- gens van de tuchtrechtelijke aansprakelijk- heid van deze laatste;

d. het instellen van een commissie met adviserende en toezichthoudende taak; e. de samenstelling van die commissie. Wij komen op elk van deze onderdelen verderop in deze toelichting nog terug. Na her bekend worden van het bereiken van materi~le overeenstemming tussen ons vie- ren, is in een enkel commentaar verwonde- ring te beluisteren geweest over dat resul- (1976) MEDISCH CONTACT 31 656

(13)

taat, gegeven de politieke tegenstellingen, die tussen ons bestaan. Het lijkt ons daarom goed er geen misverstand over te laten bestaan, dat wij er geen behoefte aan heb- ben die tegenstellingen te verbloemen. Zij zijn duidelijk aanwezig en worden door het felt, dat wij elkaar op een oplossing van het abortusvraagstuk hebben kunnen vinden, niet opgeheven. Wij meenden slechts, dat bet bestaan van die tegenstellingen ons er niet van mocht weerhouden om samen te werken aan de oplossing van het vraagstuk van de abortus, toen duidelijk was geworden dat wij het eens konden worden over de wijze waarop dat zou moeten gebeuren. Hadden wij onder die omstandigheden ons standpunt laten bepalen door de bestaande politieke tegenstellingen, dan zouden wij naar ons inzicht hebben verzaakt aan onze democratische verplichtingen.

Het bereikte compromis heeft zich niet kunnen uitstrekken tot een tweetal punten, waarover volledige overeenstemming niet mogelijk is gebleken. Deze punten betref- fen:

1. De bepaling van artikel 6, lid I, onder b sub 2. Om reeds eerder aangegeven rede- nen, met name gelegen in de kwaliteitsbewa- king van de ingreep, stellen mevrouw Ve- der-Smit en de heer Geurtsen prijs op handhaving van die bepaling. De heren Lamberts en Roethof, constaterend dat iedere geneeskundige krachtens de wet ge- rechtigd is tot bet toepassen van elke medi- sche ingreep en dater geen aanleiding kan zijn om te dezen aanzien een ander stand- punt in te nemen, terwijl bovendien als gevolg van deze bepaling naast het erkennin- genregister van de K. N.M.G. een bijzonder specialisatieregister met een monopolistisch karakter dreigt te ontstaan, menen dat bet - ook uit een oogpunt van kwaliteitsbewaking - voldoende is te bepalen, dat het verrich- ten van de hier bedoelde ingrepen dient te worden opgedragen aan geneeskundigen, zonder enigerlei verdere toevoeging. 2. De vraag, of de leden en plaatsvervan- gende leden van de commissie werkzaam moeten zijn of geweest zijn in de abortus- hulpverlening.

De heren Lamberts en Roethof zijn van oordeel, dat her principe van intercollegiale toetsing, zoals Dr. Boelen, voorzitter van de K.N.M.G., dat in Medisch Contact van 27 februari 1976 heeft geformuleerd, het best tot zijn recht kan komen in een commissie, waarin de toelaatbaarheid van de abortus provocatus op zichzelf geen discussiepunt is. De beide andere ondergetekenden onder- schrijven op zichzelf dat oordeel. Zij kon- den niettemin niet instemmmen met her in artikel 8 opnemen van een uitdrukkelijke bepaling hieromtrent, omdat zij er de voor- keur aan geven de plenaire behandeling af te wachten, opdat zij op basis van de daarbij weergegeven argumenten een beter oordeel hierover menen te kunnen vormen. Daar komt bij, dat zij zich afvragen, of het

gerechtvaardigd is de organisaties, die het recht van voordracht met betrekking tot de te benoemen (plaatsvervangende) leden hebben, zo strikt aan banden te leggen, als bij een dergelijk voorschrift naar hun gevoe- lens het geval zou zijn.

Met betrekking tot beide punten hebben alle ondergetekenden besloten het uiteindelijk oordeel over te laten aan de Kamer(meer- derheid), die zich ongetwijfeld bij de plenai- re behandeling daaromtrent zal willen uit- spreken. Wij achtten her niet gerechtvaar- digd om, nu in zo aanzienlijke mate overeen- stemming was bereikt, her gehele resultaat op deze twee punten te laten afspringen. Niet omdat die van ondergeschikte of zelfs te verwaarlozen betekenis zouden zijn, maar omdat als de regeling voor her overige van kracht zou kunnen worden en in de praktijk zou blijken dat zich hier onoverko- melijke knelpunten voor een goede werking zouden voordoen, nadere regeling door mid- del van een uit technisch oogpunt vrij eenvoudige wijziging van de wettelijke rege- ling alsnog zal kunnen plaatsvinden.

Procedureregeis

Tussen de beide initiatiefontwerpen bestond op dit punt in zoverre overeenstemming dat beide uitgingen van een zorgvuldig en ver- antwoordelijk handelen van de betrokken vrouw en haar arts. Met betrekking tot w.o. 10 719 was dat in in de toelichtende stukken tot uitdrukking gebracht; in w.o. 13 302 had dat uitgangspunt geleid tot het opnemen van regels in de artikelen 2 tot en met 4. De heren Lamberts en Roethof achtten bet bedoelde uitgangspunt zo vanzelfsprekend en voor wat met name de medicus betreft, te vallen binnen de regelen van een goede beroepsuitoefening, dat zij aan uitdrukkelij- ke bepalingen geen behoefte hadden. Met inhoud en strekking van de hierover in w.o. 13 302 geformuleerde bepalingen konden zij juist daarom overigens volledig akkoord gaan. Zij bleven van oordeeel, dat het voldoende zou kunnen zijn om aan deze kwestie uitvoerig aandacht te besteden in de memories van toelichtig en antwoord, maar bleken bereid zich neer te leggen bij her opnemen daarvan in de wetstekst zelf.

Registratievoorschriften

Indien het al ooit zo geweest is dat een individuele medicus in een inrichting geiso- leerd werkt, zonder regelmatig contact en overleg met zijn collega's, dan is dat in ieder geval thans in abortusklinieken - evenmin als in ziekenhuizen - niet meer bet geval. Er is een optreden in gezamenlijkheid, als groep van mensen die zich inzetten voor een gemeenschappelijk doel, het bieden van verantwoorde hulp aan mensen in noodsitu- aties, in her onderhavige geval ontstaan als gevolg van een ongewenste zwangerschap. Bij nader inzien menen ook de initiatiefne-

mers tot w.o. 13 302, dat de consequentie hiervan moet zijn dat in de eerste plaats her functioneren als groep en van de groep, dus van de inrichting, moet worden getoetst aan de gestelde regels van verantwoordelijk en zorgvuldig handelen. Dit brengt met zich mee, dat dan ook de inrichting - en niet de individuele geneeskundige - de gegevens aan de commissie moet verstrekken, die deze met name voor doeleinden van statisti- sche en mogelijk ook wetenschappelijke aard zal kunnen aanwenden en die haar bovendien de mogelijkheid geven globaal de gang van zaken in de verschillende inrichtin- gen te volgen.

Wil de inrichting de verlangde gegevens kunnen leveren, dan heeft zij daarvoor als basis-informatie nodig een opgave van door de in de inrichting werkzame geneeskundi- gen behandelde gevallen. Vandaar, dat de geneeskundige nog wel de verplichting heeft de verlangde gegevens aan de genees- heer-directeur te verstrekken. Deze totali- seert een en ander voor her geheel van de inrichting en doet eens per kwartaal daarvan opgave aan de commissie. Daarbij worden w61 de naam en vestigingsplaats van de inrichting vermeld, ni& die van de betrok- ken vrouwen en artsen. De regeling van artikel 12 heeft hierop betrekking.

In samenhang hiermee werd ook wijziging aangebracht in de artikelen 17 tot 20 van w.o. 13 302. Daarbij kon artikel 17 komen te vervallen, nu het hierna nog te bespreken vierde lid van artikel 13 geacht kan worden voldoende sanctiemogelijkheden te bieden. De medicus immers, die nalaat de in artikel 4 onde~ c bedoelde aantekeningen te houden, zal niet alleen niet in staat zijn duidelijk te maken, dat hij bij zijn besluitvorming de noodzakelijke zorgvuldigheid betracht; door opzettelijk her houden van die aanteke- ningen achterwege te laten, laadt hij de schijn van onzorgvuldigheid op zich en handelt hij in ieder geval zodanig, dat hij het vertrouwen in de stand der geneeskundigen ondermijnt.

Strafrechterlijke aansprakelijkheid

In het systeem van w.o. 13 302 werd ervan uitgegaan, dat de commissie, als zij had vastgesteld dat de besluitvorming onzorg- vuldig had plaatsgevonden, een aanwijzing zou geven over in her vervolg in acht te nemen gedragsregels. Als die aanwijzing niet zou worden opgevolgd en zulks zou blij ken bij een binnen een jaar na dato van de aanwijzing in te stellen onderzoek, zou de commissie haar bevindingen melden aan de officier van justitie, die dan zou kunnen beslissen over het al dan niet instellen van een strafvervolging.

In her gezamenlijk overleg is besloten een andere weg te volgen. De aanwijzing in de juridisch-technische zin, waarin dit begrip in w.o. 13 302 werd gebruikt, is komen te vervallen. Als de commissie bij haar onder- (1976) MEDISCH CONTACT 31 657

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een belangrijk aanknopingspunt voor een activerende didactiek is het feit dat alle deel- vaardigheden van het grammaticaal denken betrekking hebben op het aanspreken van het

probleemstelling van dit onderzoek ook een bepalende rol gespeeld in de keuze voor de case study, en dat is het dominant beeld in het Nederlandse integratiediscours

Op al deze vragen kan geantwoord worden dat inderdaad het ongeboren individu recht op leven heeft en recht op bescherming. Hierover zal weinig verschil van

Met name de toevoeging/ver- breding op het VCA* is voor het gemiddelde midden- en kleinbedrijf te hoog gegrepen: beleidsontwikkeling, organisatiestructuren en verbetermanage- ment

Bij impactgericht denken tellen andere vragen: voor wie werken onze activiteiten en voor wie niet, in welke omstandigheden, op welke termijn en waarom.. “De langetermijneffecten

Natuurlijk heb ik er respect voor als een huisarts zelf niet aan euthanasie wil meewerken, maar dan zou hij zo’n patiënt toch moeten doorverwijzen.. Kris De Bruyne zegt zelf dat

Maar haar twee zussen getuigden gisteren in Terzake dat ze zich ernstig

Hier ligt voor Slachtofferhulp Nederland een taak, te meer daar uit gegevens van het CBS blijkt dat jongeren van 15 tot 25 jaar vaker kans lopen slachtoffer te worden van