Varkens
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘varken’.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
rollebollen | wroetschijf | beer | slagtand | pikorde | zeug | big | medicijnen | varkenshuid | worp
1. de huid van een zeug of een beer
2. de groep biggen die tegelijk geboren worden bij een zeug 3. een vrouwtjesvarken met jongen
4. een drankje of pillen die je krijgt als je ziek bent 5. de mate waarin je als dier belangrijk bent 6. een mannetjesvarken
7. een grote tand die buiten de mond van het varken groeit 8. de ronde neus met twee gaten aan het uiteinde van de snuit 9. ander woord voor spelen of dartelen
10. een jong varken 1 2 3 4 5
6 7
8 9 10
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!
boerderij---hoeve--- boerenhofstede
medicijnen bescherming mannetjesvarken
speciaal roofdier geneesmiddelen
beschutting pillen apart
beer bijzonder dekking
varken
Het verticale woord is:
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
vee---boer
slag orde wroet voer
dieren trog pas tijd
pik tand tussen geboren
voeder arts biggen schijf
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Welk woord hoort waar?
kleintjes | vrouwtjesvarkens | sommige | biggetjes | kilo | voedsel | melk _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ worden zeug genoemd. Als ze _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ hebben
eten ze heel veel om genoeg _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ te maken om de _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ te kunnen laten drinken. _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ zeugen eten op een dag wel tien _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ aan _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ .
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘varken’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
zo dom als het achtereind van een varken (k) | schreeuwen als een mager speenvarken (r) | het feestvarken zijn (i) | eten als een varken (p) | we zullen dat varkentje wel eens wassen (d) | dat slaat als een tang op een varken (e) | zo lui als een varken (o)
_ _ ongemanierd eten
_ _ diegene zijn voor wie het feest wordt gegeven _ _ erg dom
_ _ erg lui zijn
_ _ heel luid schreeuwen
_ _ we zullen dat moeilijke karwei wel eens even oplossen _ _ je maakt een erg domme opmerking
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Klaar? Tijd om na te kijken!
Schapen
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘schaap’.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
parasieten | inenten | schapenhond | hoeven | lam | wild | ooien | grazen | stro | kudde
1. het jong van een schaap
2. de harde kussentjes op de voeten van een schaap 3. het tegenovergestelde van tam
4. een grote groep dieren bij elkaar
5. de stengels van granen die overblijven na het oogsten en die zijn gedroogd 6. gras eten in de wei
7. vrouwtjesschapen
8. een hond die de schaapherder helpt de kudde bij elkaar te houden 9. met een naald een vloeistof inspuiten zodat een ziekte voorkomen wordt 10. heel kleine diertjes die op grotere dieren leven en ze vaak ziek maken
1 2 3
4 5 6 7
8
9 10
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!
jong--- oud
vatbaar binnen slapen vervelend
buiten gewoon vrij blijvend
speciaal traag prettig waken
snel immuun tijdelijk gevangen
schaap
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen
Maak een zelfstandig naamwoord bij het werkwoord. Zie het voorbeeld in het schema.
werkwoord (doe-woord) zelfstandig naamwoord
grazen het gras
voeden het
melken de
inenten de
hooien het
Zet alleen de gewassen in de kolom. Kies uit: tarwe | gerst | lam | vacht | haver gewassen
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Welk woord hoort waar?
voedsel | gras | jong | snel | moeder | lammetjes
Als _ _ _ _ _ _ _ nog heel _ _ _ _ _ _ _ zijn, drinken ze alleen melk bij hun
_ _ _ _ _ _ _ . Maar al _ _ _ _ _ _ _ gaan de lammetjes _ _ _ _ _ _ _ eten en ander _ _ _ _ _ _ _ .
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘schaap’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
als er één schaap over de dam is, volgen er meer (a) | beter één dag leven als een tijger dan honderd als een schaap (b) | dat is een schaap met vijf poten (r) | zijn schaapjes op het droge hebben (v) | iemand schaapachtig aankijken (a) | het verloren schaap (a) | hij is een wolf in schaapskleren (t)
_ _ _ iemand die voldoende geld heeft
_ _ _ als één persoon iets nieuws doet, durven anderen dat ook _ _ _ hij doet zich veel aardiger voor dan hij in werkelijkheid is _ _ _ het gaat om de kwaliteit van het leven
_ _ _ iemand die na lange afwezigheid terug komt _ _ _ iemand dom aankijken
_ _ _ dat is iets bijzonders
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Klaar? Tijd om na te kijken!
Koeien
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘koe’.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
uier | loeien | kalfje | tarwe | kudde | gerst | wei | cowboy | stro 1. een man die te paard een kudde koeien bewaakt
2. de dikke, gedroogde stengels van granen 3. grasland waar dieren grazen
4. een graansoort waar onder andere bier van wordt gemaakt 5. een groep met elkaar samenlevende dieren
6. het geluid dat koeien voortbrengen
7. een graansoort waar onder andere brood van wordt gemaakt 8. melkklier van een koe
9. een klein koetje 1
2
3 4 5 6 7
8 9
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!
mooi--- lelijk
zwart winter warm samen
mannetje oud alleen gevangen
jong wijfje vrij actief
zomer wit lui koud
koe
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
vee---stapel
kracht merk vee land
oor voer zuivel koe
rund tand melk bedrijf
snij vlees wei arts
Zet alleen de zuivelproducten in de kolom. Kies uit: biefstuk | yoghurt | tarwe |
melk | boter | rijst | kaas
zuivelproducten
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 4 uit je boek.
Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.
heel mooi | wijfje | zeggen | beesten | mannetje
Koeien zijn grote _ _ _ _ _ _ _ _ die _ _ _ _ _ _ _ _ ‘boe’ kunnen _ _ _ _ _ _ _ _ .
‘Koe’ is het woord voor het _ _ _ _ _ _ _ _ . Het _ _ _ _ _ _ _ wordt stier genoemd.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘koe’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
men kan nooit weten hoe een koe een haas vangt (n) | er is meer dan één koe die Blaar heet (e) | de koe bij de horens vatten (u) | iemand koeien met gouden horens beloven (r) | oude koeien uit de sloot halen (r) | dat is een waarheid als een koe (n) | hij kent Frans als een koe Spaans (e) | over koetjes en kalfjes praten (d)
_ _ praten over oude meningsverschillen _ _ resoluut aan een lastig karwei beginnen _ _ er kan ook wat onwaarschijnlijks gebeuren _ _ over onbelangrijke dingen praten
_ _ hij weet / kan er niets van
_ _ veel beloven, maar niets nakomen _ _ er zijn meer mensen schuldig _ _ daar is geen twijfel over mogelijk
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Klaar? Tijd om na te kijken!
Kippen
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘kip’.
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
organen | broeden | kam | dons | trog | poot | roesten | rui 1. ander woord voor ‘been’
2. de felrode, vlezige kuif bovenop de kop van een haan 3. de voederbak van een dier
4. delen van het lichaam met een speciale functie 5. hieruit bestaat de vacht van kuikentjes
6. het verliezen van haren of veren
7. eieren warm houden door er op te gaan zitten
8. dit wordt gezegd van dieren die zittend op een tak of stok slapen 1
2 3 4
5 6 7 8
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!
boer--- landbouwer---agrariër
fokken bont telen
trog woelen ontgrendelen
boerderij voederbak steeds
scharrelen voortdurend etensbak
kleurrijk openen boerenbedrijf
openmaken hoeve snuffelen
altijd kweken fleurig
kip
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Vul onderstaand schema in. Zie het voorbeeld.
dier mannetje vrouwtje dierengeluid
kip haan hen kakelen (hen) of
kraaien (haan) hond
schaap kat rund varken paard
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Welk woord hoort waar?
moeder | veren | nieuwe | rui | dons
Kuikens hebben fijn, pluizig _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ . Ze blijven warm onder hun _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ . Na ongeveer vijf weken krijgen de kuikens hun eerste
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ . Als ze ruim een jaar oud zijn, gaan de kippen in de _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ . Ze krijgen dan weer _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ veren.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘kip’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
van een kale kip kun je niet plukken (h) | kippenvel krijgen (k) | zich kiplekker voelen (g) | als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen (e) | er als de kippen bij zijn (l) | praten als een kip zonder kop (k) | kijken als een kip naar onweer (n) | er was geen kip te
bekennen (e) | met de kippen op stok gaan (o) _ _ direct reageren
_ _ pas op voor mooie praatjes _ _ zich goed voelen
_ _ van een arm persoon kan je geen geld krijgen _ _ vroeg gaan slapen
_ _ tinteling in de huid door schrik of afgrijzen _ _ dom praten
_ _ er was niets te beleven _ _ verbaasd staan kijken
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Klaar? Tijd om na te kijken!
Varkens
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden uit de tekst die passen bij het woord ‘varken’.
big
zeug beer
slagtand gehakt
wroetschijf
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
Verticaal ontstaat er een nieuw woord.
rollebollen | wroetschijf | beer | slagtand | pikorde | zeug | big | medicijnen | varkenshuid | worp
1. de huid van een zeug of een beer
2. de groep biggen die tegelijk geboren worden bij een zeug 3. een vrouwtjesvarken met jongen
4. een drankje of pillen die je krijgt als je ziek bent 5. de mate waarin je als dier belangrijk bent 6. een mannetjesvarken
7. een grote tand die buiten de mond van het varken groeit 8. de ronde neus met twee gaten aan het uiteinde van de snuit 9. ander woord voor spelen of dartelen
10. een jong varken
1 v a r k e n s h u i d 2 w o r p
3 z e u g
4 m e d i c i j n e n 5 p i k o r d e
6 b e e r
7 s l a g t a n d
8 w r o e t s c h i j f 9 r o l l e b o l l e n 10 b i g
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen Wat hoort bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Trek de lijnen!
boerderij---hoeve--- boerenhofstede
medicijnen pillen geneesmiddelen
speciaal bijzonder apart
beschutting bescherming dekking
beer roofdier mannetjesvarken
varken
Het verticale woord is:
v o e d e r t r o g
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
vee---boer
slag tand wroet schijf
dieren arts pas geboren
pik orde tussen tijd
voeder trog biggen voer
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Welk woord hoort waar?
kleintjes | vrouwtjesvarkens | sommige | biggetjes | kilo | voedsel | melk
V r o u w t j e s v a r k e n s worden zeug genoemd. Als ze k l e i n t j e s hebben eten ze
heel veel om genoeg m e l k te maken om de b i g g e t j e s
te kunnen laten drinken. S o m m i g e zeugen eten op een dag wel tien k i l o aan v o e d s e l .
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘varken’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
Zo dom als het achtereind van een varken (k) | schreeuwen als een mager speenvarken (r) | het feestvarken zijn (i) | eten als een varken (p) | we zullen dat varkentje wel eens wassen (d) | dat slaat als een tang op een varken (e) | zo lui als een varken (o)
p ongemanierd eten
i diegene zijn voor wie het feest wordt gegeven k erg dom
o erg lui zijn
r heel luid schreeuwen
d we zullen dat moeilijke karwei wel eens even oplossen e je maakt een erg domme opmerking
Het verborgen woord is: p i k o r d e
Schapen
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden uit de tekst die passen bij het woord ‘schaap’.
ooi
blaten ram
gras lam
wol
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
parasieten | inenten | schapenhond | hoeven | lam | wild | ooien | grazen | stro | kudde
1. het jong van een schaap
2. de harde kussentjes op de voeten van een schaap 3. het tegenovergestelde van tam
4. een grote groep dieren bij elkaar
5. de stengels van granen die overblijven na het oogsten en die zijn gedroogd 6. gras eten in de wei
7. vrouwtjesschapen
8. een hond die de schaapherder helpt de kudde bij elkaar te houden 9. met een naald een vloeistof inspuiten zodat een ziekte voorkomen wordt 10. heel kleine diertjes die op grotere dieren leven en ze vaak ziek maken
1 l a m
2 h o e v e n 3 w i l d
4 k u d d e 5 s t r o
6 g r a z e n 7 o o i e n
8 s c h a p e n h o n d
9 i n e n t e n 10 p a r a s i e t e n
Het verticale woord is: m e l k t a n d e n
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!
jong ---oud
vatbaar immuun slapen waken
buiten binnen vrij gevangen
speciaal gewoon prettig vervelend
snel traag tijdelijk blijvend
schaap
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen
Maak een zelfstandig naamwoord bij het werkwoord. Zie het voorbeeld in het schema.
werkwoord (doe-woord) zelfstandig naamwoord
grazen het gras
voeden het voedsel
melken de melk
inenten de inenting
hooien het hooi
Zet alleen de gewassen in de kolom. Kies uit: tarwe | gerst | lam | vacht | haver gewassen
tarwe gerst haver
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Welk woord hoort waar?
voedsel | gras | jong | snel | moeder | lammetjes
Als l a m m e t j e s nog heel j o n g zijn, drinken ze alleen melk bij hun m o e d e r .Maar al s n e l gaan de lammetjes g r a s eten en ander v o e d s e l.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘schaap’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
als er één schaap over de dam is, volgen er meer (a) | beter één dag leven als een tijger dan honderd als een schaap (b) | dat is een schaap met vijf poten (r) | zijn schaapjes op het droge hebben (v) | iemand schaapachtig aankijken (a) | het verloren schaap (a) | hij is een wolf in schaapskleren (t)
v iemand die voldoende geld heeft
a als één persoon iets nieuws doet, durven anderen dat ook t hij doet zich veel aardiger voor dan hij in werkelijkheid is b het gaat om de kwaliteit van het leven
a iemand die na lange afwezigheid terug komt a iemand dom aankijken
r dat is iets bijzonders
Het verborgen woord is: v a t b a a r
Koeien
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden uit de tekst die passen bij het woord ‘koe’.
herkauwer
gras rund
zuivel melk
vlees
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
uier | loeien | kalfje | tarwe | kudde | gerst | wei | cowboy | stro 1. een man die te paard een kudde koeien bewaakt
2. de dikke, gedroogde stengels van granen 3. grasland waar dieren grazen
4. een graansoort waar onder andere bier van wordt gemaakt 5. een groep met elkaar samenlevende dieren
6. het geluid dat koeien voortbrengen
7. een graansoort waar onder andere brood van wordt gemaakt 8. melkklier van een koe
9. een klein koetje 1 c o w b o y 2 s t r o
3 w e i 4 g e r s t 5 k u d d e 6 l o e i e n 7 t a r w e
8 u i e r 9 k a l f j e
Het verticale woord is: b o e r d e r i j
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!
mooi ---lelijk
zwart wit warm koud
mannetje wijfje alleen samen
jong oud vrij gevangen
zomer winter lui actief
koe
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen
Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!
vee---stapel
kracht voer vee arts
oor merk zuivel bedrijf
rund vlees melk koe
snij tand wei land
Zet alleen de zuivelproducten in de kolom. Kies uit: biefstuk | yoghurt | tarwe |
melk | boter | rijst | kaas
zuivelproducten yoghurt
melk boter kaas
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 4 uit je boek.
Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.
heel mooi | wijfje | zeggen | beesten | mannetje
Koeien zijn grote b e e s t e n die h e e l m o o i ‘boe’ kunnen z e g g e n.
‘Koe’ is het woord voor het w i j f j e . Het m a n n e t j e wordt stier genoemd.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘koe’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
men kan nooit weten hoe een koe een haas vangt (n) | er is meer dan één koe die Blaar heet (e) | de koe bij de horens vatten (u) | iemand koeien met gouden horens beloven (r) | oude koeien uit de sloot halen (r) | dat is een waarheid als een koe (n) | hij kent Frans als een koe Spaans (e) | over koetjes en kalfjes praten (d)
r praten over oude meningsverschillen u resoluut aan een lastig karwei beginnen n er kan ook wat onwaarschijnlijks gebeuren d over onbelangrijke dingen praten
e hij weet / kan er niets van
r veel beloven, maar niets nakomen e er zijn meer mensen schuldig n daar is geen twijfel over mogelijk
Het verborgen woord is: r u n d e r e n
Kippen
Opgave 1 – Woordweb maken
Vul het woordweb in met woorden uit de tekst die passen bij het woord ‘kip’.
scharrelen
rui ei
kuiken snavel
eitand
Opgave 2 – Puzzelen met woorden
Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.
organen | broeden | kam | dons | trog | poot | roesten | rui 1. ander woord voor ‘been’
2. de felrode, vlezige kuif bovenop de kop van een haan 3. de voederbak van een dier
4. delen van het lichaam met een speciale functie 5. hieruit bestaat de vacht van kuikentjes
6. het verliezen van haren of veren
7. eieren warm houden door er op te gaan zitten
8. dit wordt gezegd van dieren die zittend op een tak of stok slapen 1 p o o t
2 k a m 3 t r o g 4 o r g a n e n 5 d o n s
6 r u i
7 b r o e d e n 8 r o e s t e n
Het verticale woord is: p a r a s i e t
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen
Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!
boer---landbouwer---agrariër
fokken kweken telen
trog voederbak etensbak
boerderij hoeve boerenbedrijf
scharrelen woelen snuffelen
kleurrijk bont fleurig
openmaken openen ontgrendelen
kip
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Vul onderstaand schema in. Zie het voorbeeld.
dier mannetje vrouwtje dierengeluid
kip haan hen kakelen (hen) of
kraaien (haan)
hond reu teef blaffen
schaap ram ooi blaten
kat kater poes miauwen
rund stier koe loeien
varken beer zeug knorren
paard hengst merrie hinniken
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Welk woord hoort waar?
moeder | veren | nieuwe | rui | dons
Kuikens hebben fijn, pluizig d o n s . Ze blijven warm onder hun m o e d e r . Na ongeveer vijf weken krijgen de kuikens hun eerste v e r e n . Als ze ruim een jaar oud zijn, gaan de kippen in de r u i . Ze krijgen dan weer n i e u w e veren.
Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘kip’.
Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!
van een kale kip kun je niet plukken (h) | kippenvel krijgen (k) | zich kiplekker voelen (g) | als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen (e) | er als de kippen bij zijn (l) | praten als een kip zonder kop (k) | kijken als een kip naar onweer (n) | er was geen kip te
bekennen (e) | met de kippen op stok gaan (o) l direct reageren
e pas op voor mooie praatjes g zich goed voelen
h van een arm persoon kan je geen geld krijgen o vroeg gaan slapen
k tinteling in de huid door schrik of afgrijzen k dom praten
e er was niets te beleven n verbaasd staan kijken
Het verborgen woord is: l e g h o k k e n