• No results found

Opgave 1 Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord kikker. kikker

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Opgave 1 Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord kikker. kikker"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kikker

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘kikker’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

winterslaap | sperma | kikkerdril | bevruchten | longen | amfibie | kieuw | zwemvliezen

1. dunne huid tussen de tenen

2. hiermee halen dieren zuurstof uit het water

3. als het mannelijk sperma de vrouwelijke eitjes bereikt 4. een klont kikkereitjes in kleverige gelei

5. een vloeistof van het mannetje dat de eitjes van het vrouwtje kan bevruchten 6. een winter lang rusten

7. organen waarmee mensen en dieren kunnen ademen 8. een dier dat zowel op het land als in het water kan leven

1 2

3 4

5 6

7 8

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!

dichtbij--- ver weg

piepklein loslaten zoeken oud

heleboel veilig nieuw gelijk blijven

vastkleven weinig veranderen beweeglijk

gevaarlijk reuzengroot doodstil vinden

kikker

(2)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

kikker--- sprong

kikker vlooien

reuzen slaap

zwem kikker

winter honger

zuur zakjes

boom vliezen

water stof

kieuw dril

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 23 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

voedsel | aangenamer | gigantisch | ontwaken | hol | voorjaar

Als het in het _ _ _ _ _ _ _ _ _ weer wat _ _ _ _ _ _ _ _ _ wordt, _ _ _ _ _ _ _ _ _ de kikkers. Ze hebben _ _ _ _ _ _ _ _ _ veel honger. Ze kruipen uit het

_ _ _ _ _ _ _ _ _ en springen weg, op zoek naar _ _ _ _ _ _ _ _ _ .

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘kikker’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

als kikkers op een kluitje zitten (o) | een kikker in je keel hebben (l) | van een kale kikker kan je geen veren plukken (d) | hij heeft zoveel geld als een kikker veren (o) | een koele kikker zijn (s) | waar kikkers zijn, daar is ook water (d) | wie een prins wil trouwen, moet veel kikkers kussen (t) | hij wil een kikker villen voor een cent (i)

_ _ waar niets is, is ook niets te halen _ _ hij bezit niets

_ _ dicht op elkaar zitten

_ _ in elk verhaal zit wel een kern van waarheid _ _ gevoelloos zijn

_ _ de juiste keuze maken door veel ervaring op te doen _ _ hij doet alles voor geld

_ _ een schorre stem hebben

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Klaar? Tijd om na te kijken!

(3)

Tuinboon

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘tuinboon’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

steeltje | nectar | wortel | veldmuis | inblikken | peul | fabrieken | stengel | scheut 1. de eerste stengel met blaadjes van een nieuwe plant

2. zoet sap in het midden van een bloem 3. een stevige dikke schil waarin bonen groeien 4. verpakken in blikjes

5. ander woord voor ‘bedrijven’

6. muisachtig knaagdier 7. de steel van een plant

8. verbinding tussen boon en peul

9. deel van de plant dat in de grond groeit 1

2 3

4 5 6

7 8 9

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

stuifmeel--- zetmeel ---stuifzaad

scheut steel zaaigoed

stengel uitloper kroot

wortel kiem halm

zaad peen loot

tuinboon

(4)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

peul---vrucht

bonen bonen zij staak

tuin zaad bonen blad

zon knop veld kant

bloem licht bloem muis

Wat hoort bij ‘peulvruchten’? Kies uit:

erwt | pinda | insect | sojaboon | worm | aarde | mest | tuinboon peulvruchten

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 11 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

loof | gewas | enorm | steel | aarde

Water uit de _ _ _ _ _ _ _ _ _ gaat door de wortels en de _ _ _ _ _ _ _ _ naar het _ _ _ _ _ _ _ _ _ . De plant groeit _ _ _ _ _ _ _ _ _ snel. Dan komen er bloemknoppen aan het _ _ _ _ _ _ _ _ _.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘bonen’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

hij is in de bonen en plukt erwten (e) | hij doet voor spek en bonen mee (n) | honger maakt rauwe bonen zoet (d) | een heilig boontje (o) | boontje komt om zijn loontje (b) | zijn hart is geen boontje groot (a) | zijn eigen boontjes kunnen doppen (z) | een blauwe boon (a) | ik ben een boon als het niet waar is (n)

_ _ verdiende straf

_ _ iemand die overdreven braaf doet _ _ hij telt niet mee

_ _ hij is in de war

_ _ ik geloof er eigenlijk weinig van _ _ voor zichzelf kunnen zorgen _ _ een kogel

_ _ hij is heel bang

_ _ als je honger hebt, lust je alles

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!

(5)

Kangoeroe

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘kangoeroe’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

dingo | stoeien | boksen | buidel | adelaar | paren | omsingelen | python | tepel 1. vechten met je handen

2. een roofvogel 3. een grote slang 4. een soort wilde hond 5. speels vechten

6. een bobbeltje op de borst waaruit een baby melk kan drinken 7. vrijen om jongen te kunnen krijgen

8. insluiten

9. een stuk huid in de vorm van een zak op de buik van een kangoeroe 1

2 3

4 5

6 7

8 9

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

roepen ---gillen ---schreeuwen

omsingelen dollen daveren

boksen denderen omringen

stoeien omsluiten stoten

paren drinken bevruchten

dreunen dekken sabbelen

zuigen stompen ravotten

kangoeroe

(6)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Maak van de werkwoorden zelfstandige naamwoorden.

Kijk naar het voorbeeld en vul het schema in.

werkwoord zelfstandig naamwoord

jagen de jacht

bevruchten de

paren de

dekken de

dreunen de

drinken de

springen de

schieten het

dreigen de

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 6 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

alvorens | jong | prepareert | plaatsje | weken

Het _ _ _ _ _ _ _ _ van een kangoeroe groeit maar vier _ _ _ _ _ _ _ in de buik van zijn moeder. _ _ _ _ _ _ _ _ het jong geboren wordt, _ _ _ _ _ _ _ _ zij zijn

_ _ _ _ _ _ _ _ _ voor hem.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘springen’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

van de hak op de tak springen (l) | uit zijn vel springen (e) | een gat in de lucht springen (o) | uit de band springen (o) | in het oog springen (g) | voor iemand in de bocht springen (v) | de dans ontspringen (o) | men moet niet verder springen dan zijn polsstok lang is (r) | de pieken laten springen (f)

_ _ _ men moet geen dingen doen die men niet aankan _ _ _ het gevaar ontlopen

_ _ _ heel blij zijn _ _ _ veel geld uitgeven

_ _ _ voor een ander opkomen _ _ _ zich gek gedragen

_ _ _ opvallen

_ _ _ woedend worden

_ _ _ steeds van onderwerp veranderen

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!

(7)

Cavia

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘cavia’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

speciaal | dutje | gulzig | tepel | kleverig | condor | Andesgebergte | paren | poema

1. plakkerig 2. een grote vogel 3. een grote, wilde kat

4. een bergketen in Zuid-Amerika 5. schrokkerig

6. een kort (middag)slaapje 7. bijzonder

8. een bobbeltje op de borst waaruit een baby melk kan drinken 9. vrijen om jongen te kunnen krijgen

1 2

3

4 5 6 7

8 9

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

verbergen ---verstoppen ---verhullen

paren kauwen hazenslaapje

gulzig behaard knagen

dutje bevruchten vraatzuchtig

harig tukje vrijen

knabbelen gretig wollig

cavia

(8)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

woorden --- lijst

hand stil melk vlakte

dood slaapje gras klier

hazen tand huis voer

voor stand vee dier

Wat hoort bij ‘knaagdier’? Vul het schema in en kies uit:

hamster | hond | rat | poes | paard | eekhoorn | bever | koe knaagdier

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 10 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

grote | vlakbij | knaagt | angstig | jonkies

De _ _ _ _ _ _ _ _ zijn nog een beetje _ _ _ _ _ _ _ . Ze blijven _ _ _ _ _ _ _ _

hun moeder. Dit kleintje _ _ _ _ _ _ _ _ met zijn _ _ _ _ _ _ _ _ tanden aan het gras.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘tanden’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

met lange tanden eten (n) | haar op de tanden hebben (s) | het bit tussen de tanden nemen (d) | met de mond vol tanden staan (n) | zijn tanden laten zien (a) | tot de tanden gewapend zijn (a) | staken de handen, zo staken de tanden (d) | oog om oog, tand om tand (h) | wie vet eet, graaft zijn graf met zijn tanden (t)

_ _ _ wraak nemen

_ _ _ veel wapentuig hebben _ _ _ met tegenzin eten _ _ _ kwaad worden

_ _ _ iemand die zich met woorden flink kan verweren _ _ _ wie veel vet voedsel eet, verkort zijn leven _ _ _ laten zien dat je je niet zomaar gewonnen geeft _ _ _ niet weten wat te zeggen

_ _ _ zonder werk geen eten

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!

(9)

Vlinder

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘vlinder’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

melkplant | nectar | insect | eitje | paren | spinnen | rupsje | vervellen 1. andere benaming voor ‘zijdeplant’ of ‘wolfsmelk’

2. het maken van een zijden draad 3. de eerste levensfase van een vlinder 4. de fase na het eistadium

5. het afgooien van de huid

6. een dier met zes poten, twee voelsprieten en een driedelig lijf 7. een zoete kleverige stof door bloemen gemaakt

8. het vrijen van dieren 1

2 3 4

5

6 7 8

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!

warm --- koud

drogen glad

uitrollen dichtslaan

verkreukeld nauw

openbarsten bevochtigen

ruim loslaten

vastgrijpen oprollen

vlinder

(10)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

achter --- lijf

melk hand

open tocht

dennen luis

onder boom

vlinder weg

blad barsten

trek plant

mensen tuin

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 24 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

regelmatig | gedurende | getroffen | vrijen | tocht

_ _ _ _ _ _ _ _ _ de lange _ _ _ _ _ _ _ _ rusten de vlinders _ _ _ _ _ _ _ _ _ uit.

Dit mannetje heeft een vrouwtje _ _ _ _ _ _ _ _ _ dat wel wil _ _ _ _ _ _ _ _ _.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met de woorden ‘vlinder’, ‘bladeren’ en

‘smaak’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

vlinders in de buik hebben (e) | omdraaien als een blad aan de boom (c) | als een boom zonder bladeren (i) | geen blad voor de mond nemen (n) | in de smaak vallen (n) | er zit kraak noch smaak aan (e) | dat heeft een nare bijsmaak (s) | over smaak valt niet te twisten (t)

_ _ een leven zonder geluk _ _ erg gewaardeerd worden

_ _ er is een onprettige herinnering aan verbonden _ _ verliefd zijn

_ _ opeens van mening veranderen

_ _ over verschil van mening moet je geen ruzie maken _ _ smakeloos, nietszeggend

_ _ zeggen wat je denkt

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Klaar? Tijd om na te kijken!

(11)

Kip

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘kip’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

paren | bevrucht | broeden | ras | kam | eitand | schuilen | snavel | spiermaag 1. de felrode, vlezige kuif van een haan

2. een klein hard puntje op een kuikensnavel om de eierschaal te kunnen breken 3. een speciale maag van de kip

4. ander woord voor ‘vrijen’

5. wanneer het mannelijk sperma bij een vrouwelijk eitje komt 6. de harde bek van een vogel

7. een groep dieren die er ongeveer hetzelfde uitzien 8. een veilige plek zoeken

9. het op de eieren zitten om ze warm te houden en om ze uit te laten komen

1 2 3

4 5 6

7 8

9

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ kip

(12)

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

snavel --- vogelbek --- snater

bevruchten fier fijn malen

ras verpulveren familie

vermalen soort parmantig

boerderij dekken boerenbedrijf

trots hoeve paren

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

kippen --- ei

ei ren staart batterij

rond veertjes spier veren

dons om kippen maag

kippen tand leg vel

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 13 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

holt | rap | verheugd | verlaten | angstig

Dit kuiken is _ _ _ _ _ _ _ . Hij is _ _ _ _ _ _ _ zo alleen. Dan hoort hij _ _ _ _ _ _ zijn moeder kakelen en hij _ _ _ _ _ _ _ zo _ _ _ _ _ _ als hij kan naar haar toe.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘kip’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

een kale kip kun je niet plukken (r) | kakelen als een kip zonder kop (e) | als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen (m) | er als de kippen bij zijn (p) | er was geen kip te bekennen (a) | met de kippen op stok gaan (s) | zich kiplekker voelen (a) | de kip met de gouden eieren slachten (g) | kippenvel krijgen (i)

_ _ vroeg gaan slapen _ _ direct reageren

_ _ tinteling in de huid door schrik of andere emotie _ _ onzin vertellen

_ _ van een arm persoon kun je geen geld krijgen _ _ kijk uit voor mooie praatjes

_ _ zich goed voelen

_ _ er was niemand aanwezig _ _ iets heel doms doen

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!

(13)

Zonnebloem

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘zonnebloem’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

zaad | oogsten | verwelken | bevrucht | kiemblaadjes | meeldraden | wortels | nectar | stampers | mineralen | bloempje | stuifmeel

1. verdorren

2. een zoete, kleverige vloeistof door bloemen gemaakt 3. de delen van een plant die onder de grond groeien 4. de eerste blaadjes die aan een plant komen

5. als de vrouwelijke delen van een bloem in aanraking komen met stuifmeel van de mannelijke delen

6. een fijn, kleverig poeder dat gemaakt wordt door de mannelijke delen, de meeldraden

7. de vrouwelijke delen van een bloem, die nectar aanmaken 8. speciale voedingsstoffen in de grond

9. plantenvoortbrengsel 10. verkleinwoord van ‘bloem’

11. de mannelijke delen van een bloem 12. het verzamelen van volgroeide gewassen

1

2 3

4 5 6

7 8

9 10

11 12

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ zonnebloem

(14)

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

bladeren ---blad ---loof

mineralen verdorren zaaigoed

oogsten afkomst verkommeren

verwelken voedingsstoffen bakermat

oorsprong kiem vergaren

zaad plukken delfstoffen

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

bloemen --- zaad

oor blaadje bloem voedsel

kiem sprong kelk knop

zon machine honing blaadjes

oogst licht dieren bij

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 11 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

ontwikkeling | boven | bewaakt | steel | stekelige

_ _ _ _ _ _ _ _ _ op de _ _ _ _ _ _ _ _ is een bloemknop in _ _ _ _ _ _ _ _ _ . De bloemknop wordt _ _ _ _ _ _ _ _ _ door _ _ _ _ _ _ _ _ _ groene kelkblaadjes.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met de woorden ‘bloem’ en ‘zon’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

bloemen verwelken, schepen vergaan (e) | iets verbloemen (v) | de bloemetjes buiten zetten (e) | iemand in het zonnetje zetten (w) | er is niets nieuw onder de zon (r) | hij kan de zon niet in het water zien schijnen (l) | smelten als sneeuw voor de zon (n) | voor niets gaat de zon op (e) | na regen komt zonneschijn (k)

_ _ iets verbergen _ _ feest vieren

_ _ alles is al eens eerder zo geweest

_ _ iemand in het middelpunt van de belangstelling zetten _ _ niets duurt eeuwig

_ _ hij is jaloers

_ _ na tegenslag komt er altijd weer een periode van voorspoed _ _ alles kost geld

_ _ iets dat snel verdwijnt

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!

(15)

Appel

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘appel’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

bloesem | boomgaard | twijg | vruchtvlees | meeldraden | kweker | rotten | stuifmeel | snoeien

1. het sappige deel van een vrucht

2. het gele poeder op de meeldraden in een bloem 3. een tuin met verschillende vruchtbomen

4. een klein takje

5. een heleboel bloemen aan een fruitboom 6. stuifmeel vormend orgaan in een bloem

7. iemand die een boomgaard heeft met een heleboel vruchtbomen 8. takken van een plant of boom halen, waardoor hij sterker wordt 9. vergaan, bederven

1 2

3

4 5

6

7 8

9

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

kweker--- teler--- tuinder

rijp afsnijden ontbinden

rotten bederven loot

snoeien takje voldragen

twijg volgroeid uitdunnen

appel

(16)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

fruit--- boom

boom vlees appel mand

vrucht draden bloem tak

meel boom fruit moes

appel gaard boom blaadje

Wat hoort bij ‘fruit’? Kies uit:

vlinder | bij | perzik | rups | peer | appel | konijn | mandarijn fruit

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 7 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

ontluiken | voorjaar | vele | loot | scheuten

Op elke _ _ _ _ _ _ _ _ zitten _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ .

Als het in het _ _ _ _ _ _ _ _ warmer wordt, _ _ _ _ _ _ _ _ _ de scheuten.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘appel’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

een appeltje voor de dorst bewaren (s) | een appeltje met iemand schillen (e) |

dat is geen appelsap (u) | appelen voor citroenen verkopen (c) | door de zure appel heen bijten (r) | de appel valt niet ver van de boom (v) | appels met peren vergelijken (e) | een appelflauwte krijgen (l) | voor een appel en een ei (v) | de appelman komt om zijn geld (t) | iemands oogappel zijn (h)

_ _ kinderen lijken vaak op hun ouders _ _ een vervelend karwei opknappen _ _ het is geen kleinigheid

_ _ bedriegen

_ _ een heel geliefd persoon zijn _ _ ziek worden van te veel fruit _ _ heel goedkoop

_ _ doen alsof je het benauwd krijgt

_ _ dingen vergelijken die niet te vergelijken zijn _ _ iemand een standje geven

_ _ rekening houden met de toekomst

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!

(17)

Kikker

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘kikker’.

amfibie

kleverige tong kikkerdril

longen kikkervisjes

kieuwen

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

winterslaap | sperma | kikkerdril | bevruchten | longen | amfibie | kieuw | zwemvliezen

1. dunne huid tussen de tenen

2. hiermee halen dieren zuurstof uit het water

3. als het mannelijk sperma de vrouwelijke eitjes bereikt 4. een klont kikkereitjes in kleverige gelei

5. een vloeistof van het mannetje dat de eitjes van het vrouwtje kan bevruchten 6. een winter lang rusten

7. organen waarmee mensen en dieren kunnen ademen 8. een dier dat zowel op het land als in het water kan leven

1 z w e m v l i e z e n 2 k i e u w

3 b e v r u c h t e n 4 k i k k e r d r i l

5 s p e r m a

6 w i n t e r s l a a p 7 l o n g e n

8 a m f i b i e Het verticale woord is: z u u r s t o f

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!

dichtbij --- ver weg

piepklein reuzengroot zoeken vinden

heleboel weinig nieuw oud

vastkleven loslaten veranderen gelijk blijven

gevaarlijk veilig doodstil beweeglijk

kikker

(18)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

kikker--- sprong

kikker dril

reuzen honger

zwem vliezen

winter slaap

zuur stof

boom kikker

water vlooien

kieuw zakjes

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 23 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

voedsel | aangenamer | gigantisch | ontwaken | hol | voorjaar

Als het in het v o o r j a a r weer wat a a n g e n a m e r wordt, o n t w a k e n de kikkers. Ze hebben g i g a n t i s c h veel honger. Ze kruipen uit het

h o l en springen weg, op zoek naar v o e d s e l.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘kikker’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

als kikkers op een kluitje zitten (o) | een kikker in je keel hebben (l) | van een kale kikker kan je geen veren plukken (d) | hij heeft zoveel geld als een kikker veren (o) | een koele kikker zijn (s) | waar kikkers zijn, daar is ook water (d) | wie een prins wil trouwen, moet veel kikkers kussen (t) | hij wil een kikker villen voor een cent (i)

d waar niets is, is ook niets te halen o hij bezit niets

o dicht op elkaar zitten

d in elk verhaal zit wel een kern van waarheid s gevoelloos zijn

t de juiste keuze maken door veel ervaring op te doen i hij doet alles voor geld

l een schorre stem hebben

Het verborgen woord is: d o o d s t i l

(19)

Tuinboon

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘tuinboon’.

zon

boon lucht

bij water

stuifmeel

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

steeltje | nectar | wortel | veldmuis | inblikken | peul | fabrieken | stengel | scheut 1. de eerste stengel met blaadjes van een nieuwe plant

2. zoet sap in het midden van een bloem 3. een stevige dikke schil waarin bonen groeien 4. verpakken in blikjes

5. ander woord voor ‘bedrijven’

6. muisachtig knaagdier 7. de steel van een plant

8. verbinding tussen boon en peul

9. deel van de plant dat in de grond groeit 1 s c h e u t 2 n e c t a r

3 p e u l

4 i n b l i k k e n 5 f a b r i e k e n 6 v e l d m u i s

7 s t e n g e l 8 s t e e l t j e 9 w o r t e l

Het verticale woord is: s t u i f m e e l

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

stuifmeel --- zetmeel ---stuifzaad

scheut uitloper loot

stengel steel halm

wortel peen kroot

zaad kiem zaaigoed

tuinboon

(20)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

peul --- vrucht

bonen zaad zij kant

tuin bonen bonen staak

zon licht veld muis

bloem knop bloem blad

Wat hoort bij ‘peulvruchten’? Kies uit:

erwt | pinda | insect | sojaboon | worm | aarde | mest | tuinboon peulvruchten

erwt pinda sojaboon tuinboon

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 11 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

loof | gewas | enorm | steel | aarde

Water uit de a a r d e gaat door de wortels en de s t e e l naar het l o o f . De plant groeit e n o r m snel. Dan komen er bloemknoppen aan het g e w a s.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘bonen’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

hij is in de bonen en plukt erwten (e) | hij doet voor spek en bonen mee (n) | honger maakt rauwe bonen zoet (d) | een heilig boontje (o) | boontje komt om zijn loontje (b) | zijn hart is geen boontje groot (a) | zijn eigen boontjes kunnen doppen (z) | een blauwe boon (a) | ik ben een boon als het niet waar is (n)

b verdiende straf

o iemand die overdreven braaf doet n hij telt niet mee

e hij is in de war

n ik geloof er eigenlijk weinig van z voor zichzelf kunnen zorgen a een kogel

a hij is heel bang

d als je honger hebt, lust je alles

Het verborgen woord is: b o n e n z a a d

(21)

Kangoeroe

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘kangoeroe’.

buidel

60 km per uur Australië

lange staart grote achterpoten

grote sprongen Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

dingo | stoeien | boksen | buidel | adelaar | paren | omsingelen | python | tepel 1. vechten met je handen

2. een roofvogel 3. een grote slang 4. een soort wilde hond 5. speels vechten

6. een bobbeltje op de borst waaruit een baby melk kan drinken 7. vrijen om jongen te kunnen krijgen

8. insluiten

9. een stuk huid in de vorm van een zak op de buik van een kangoeroe 1 b o k s e n

2 a d e l a a r 3 p y t h o n

4 d i n g o

5 s t o e i e n 6 t e p e l 7 p a r e n

8 o m s i n g e l e n 9 b u i d e l

Het verticale woord is: k a n g o e r o e

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

roepen --- gillen --- schreeuwen

omsingelen omsluiten omringen

boksen stompen stoten

stoeien dollen ravotten

paren dekken bevruchten

dreunen denderen daveren

zuigen drinken sabbelen

kangoeroe

(22)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Maak van de werkwoorden zelfstandige naamwoorden.

Kijk naar het voorbeeld en vul het schema in.

werkwoord zelfstandig naamwoord

jagen de jacht

bevruchten de bevruchting

paren de paring

dekken de dekking

dreunen de dreun

drinken de drank

springen de sprong

schieten het schot

dreigen de dreiging

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 6 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

alvorens | jong | prepareert | plaatsje | weken

Het j o n g van een kangoeroe groeit maar vier w e k e n in de buik van zijn moeder.

A l v o r e n s het jong geboren wordt, p r e p a r e e r t zij zijn p l a a t s j e voor hem.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘springen’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

van de hak op de tak springen (l) | uit zijn vel springen (e) | een gat in de lucht springen (o) | uit de band springen (o) | in het oog springen (g) | voor iemand in de bocht springen (v) | de dans ontspringen (o) | men moet niet verder springen dan zijn polsstok lang is (r) | de pieken laten springen (f)

r men moet geen dingen doen die men niet aankan o het gevaar ontlopen

o heel blij zijn f veel geld uitgeven

v voor een ander opkomen o zich gek gedragen

g opvallen

e woedend worden

l steeds van onderwerp veranderen

Het verborgen woord is: r o o f v o g e l

(23)

Cavia

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘cavia’.

knaagdier

Zuid-Amerika voortanden

condor poema

slangen

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

speciaal | dutje | gulzig | tepel | kleverig | condor | Andesgebergte | paren | poema

1. plakkerig 2. een grote vogel 3. een grote, wilde kat

4. een bergketen in Zuid-Amerika 5. schrokkerig

6. een kort (middag)slaapje 7. bijzonder

8. een bobbeltje op de borst waaruit een baby melk kan drinken 9. vrijen om jongen te kunnen krijgen

1 k l e v e r i g 2 c o n d o r

3 p o e m a

4 a n d e s g e b e r g t e 5 g u l z i g

6 d u t j e 7 s p e c i a a l

8 t e p e l 9 p a r e n

Het verticale woord is: k n a a g d i e r

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

verbergen ---verstoppen --- verhullen

paren bevruchten vrijen

gulzig gretig vraatzuchtig

dutje tukje hazenslaapje

harig behaard wollig

knabbelen kauwen knagen

cavia

(24)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

woorden ---lijst

hand stand melk klier

dood stil gras vlakte

hazen slaapje huis dier

voor tand vee voer

Wat hoort bij ‘knaagdier’? Kies uit:

hamster | hond | rat | poes | paard | eekhoorn | bever | koe knaagdier

hamster rat eekhoorn bever

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 10 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

grote | vlakbij | knaagt | angstig | jonkies

De j o n k i e s zijn nog een beetje a n g s t i g. Ze blijven v l a k b i j hun moeder.

Dit kleintje k n a a g t met zijn g r o t e tanden aan het gras.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘tanden’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

met lange tanden eten (n) | haar op de tanden hebben (s) | het bit tussen de tanden nemen (d) | met de mond vol tanden staan (n) | zijn tanden laten zien (a) | tot de tanden gewapend zijn (a) | staken de handen, zo staken de tanden (d) | oog om oog, tand om tand (h) | wie vet eet, graaft zijn graf met zijn tanden (t)

h wraak nemen

a veel wapentuig hebben n met tegenzin eten d kwaad worden

s iemand die zich met woorden flink kan verweren t wie veel vet voedsel eet, verkort zijn leven a laten zien dat je je niet zomaar gewonnen geeft n niet weten wat te zeggen

d zonder werk geen eten

Het verborgen woord is: h a n d s t a n d

(25)

Vlinder

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘vlinder’.

insect

rups zes pootjes

eitje vier vleugels

twee antennen Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

melkplant | nectar | insect | eitje | paren | spinnen | rupsje | vervellen 1. andere benaming voor ‘zijdeplant’ of ‘wolfsmelk’

2. het maken van een zijden draad 3. de eerste levensfase van een vlinder 4. de fase na het eistadium

5. het afgooien van de huid

6. een dier met zes poten, twee voelsprieten en een driedelig lijf 7. een zoete kleverige stof door bloemen gemaakt

8. het vrijen van dieren

1 m e l k p l a n t 2 s p i n n e n

3 e i t j e 4 r u p s j e

5 v e r v e l l e n

6 i n s e c t 7 n e c t a r 8 p a r e n

Het verticale woord is: a n t e n n e n

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!

warm --- koud

drogen bevochtigen

uitrollen oprollen

verkreukeld glad

openbarsten dichtslaan

ruim nauw

vastgrijpen loslaten

vlinder

(26)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

achter ---lijf

melk plant

open barsten

dennen boom

onder weg

vlinder tuin

blad luis

trek tocht

mensen hand

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 24 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

regelmatig | gedurende | getroffen | vrijen | tocht

G e d u r e n d e de lange t o c h t rusten de vlinders r e g e l m a t i g uit.

Dit mannetje heeft een vrouwtje g e t r o f f e n dat wel wil v r i j e n.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met de woorden ‘vlinder’, ‘bladeren’ en

‘smaak’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

vlinders in de buik hebben (e) | omdraaien als een blad aan de boom (c) | als een boom zonder bladeren (i) | geen blad voor de mond nemen (n) | in de smaak vallen (n) | er zit kraak noch smaak aan (e) | dat heeft een nare bijsmaak (s) | over smaak valt niet te twisten (t)

i een leven zonder geluk n erg gewaardeerd worden

s er is een onprettige herinnering aan verbonden e verliefd zijn

c opeens van mening veranderen

t over verschil van mening moet je geen ruzie maken e smakeloos, nietszeggend

n zeggen wat je denkt

Het verborgen woord is: i n s e c t e n

(27)

Kip

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘kip’.

vogel

eitand snavel

kuiken haan

hen

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

paren | bevrucht | broeden | ras | kam | eitand | schuilen | snavel | spiermaag 1. de felrode, vlezige kuif van een haan

2. een klein hard puntje op een kuikensnavel om de eierschaal te kunnen breken 3. een speciale maag van de kip

4. ander woord voor ‘vrijen’

5. wanneer het mannelijk sperma bij een vrouwelijk eitje komt 6. de harde bek van een vogel

7. een groep dieren die er ongeveer hetzelfde uitzien 8. een veilige plek zoeken

9. het op de eieren zitten om ze warm te houden en om ze uit te laten komen

1 k a m 2 e i t a n d

3 s p i e r m a a g 4 p a r e n

5 b e v r u c h t 6 s n a v e l

7 r a s 8 s c h u i l e n 9 b r o e d e n

Het verticale woord is: k i p p e n r e n kip

(28)

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

snavel --- vogelbek --- snater

bevruchten dekken paren

ras soort familie

vermalen verpulveren fijn malen

boerderij hoeve boerenbedrijf

trots fier parmantig

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen kippen ---ei

ei tand staart veren

rond om spier maag

dons veertjes kippen vel

kippen ren leg batterij

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 13 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

holt | rap | verheugd | verlaten | angstig

Dit kuiken is v e r l a t e n . Hij is a n g s t i g zo alleen. Dan hoort hij v e r h e u g d zijn moeder kakelen en hij h o l t zo r a p als hij kan naar haar toe.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘kip’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

een kale kip kun je niet plukken (r) | kakelen als een kip zonder kop (e) | als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen (m) | er als de kippen bij zijn (p) | er was geen kip te bekennen (a) | met de kippen op stok gaan (s) | zich kiplekker voelen (a) | de kip met de gouden eieren slachten (g) | kippenvel krijgen (i)

s vroeg gaan slapen p direct reageren

i tinteling in de huid door schrik of andere emotie e onzin vertellen

r van een arm persoon kun je geen geld krijgen m kijk uit voor mooie praatjes

a zich goed voelen

a er was niemand aanwezig g iets heel doms doen

Het verborgen woord is: s p i e r m a a g

(29)

Zonnebloem

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘zonnebloem’.

bloemhoofd

stampers nectar

meeldraden stuifmeel

honingbij

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

zaad | oogsten | verwelken | bevrucht | kiemblaadjes | meeldraden | wortels | nectar | stampers | mineralen | bloempje | stuifmeel

1. verdorren

2. een zoete, kleverige vloeistof door bloemen gemaakt 3. de delen van een plant die onder de grond groeien 4. de eerste blaadjes die aan een plant komen

5. als de vrouwelijke delen van een bloem in aanraking komen met stuifmeel van de mannelijke delen

6. een fijn, kleverig poeder dat gemaakt wordt door de mannelijke delen, de meeldraden

7. de vrouwelijke delen van een bloem, die nectar aanmaken 8. speciale voedingsstoffen in de grond

9. plantenvoortbrengsel 10. verkleinwoord van ‘bloem’

11. de mannelijke delen van een bloem 12. het verzamelen van volgroeide gewassen

1 v e r w e l k e n

2 n e c t a r 3 w o r t e l s

4 k i e m b l a a d j e s 5 b e v r u c h t

6 s t u i f m e e l

7 s t a m p e r s 8 m i n e r a l e n

9 z a a d 10 b l o e m p j e

11 m e e l d r a d e n 12 o o g s t e n

Het verticale woord is: k e l k b l a a d j e s zonnebloem

(30)

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

bladeren ---blad ---loof

mineralen voedingsstoffen delfstoffen

oogsten plukken vergaren

verwelken verdorren verkommeren

oorsprong afkomst bakermat

zaad kiem zaaigoed

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

bloemen--- zaad

oor sprong bloem knop

kiem blaadje kelk blaadjes

zon licht honing bij

oogst machine dieren voedsel

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 11 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

ontwikkeling | boven | bewaakt | steel | stekelige

B o v e n op de s t e e l is een bloemknop in o n t w i k k e l i n g.

De bloemknop wordt b e w a a k t door s t e k e l i g e groene kelkblaadjes.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met de woorden ‘bloem’ en ‘zon’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

bloemen verwelken, schepen vergaan (e) | iets verbloemen (v) | de bloemetjes buiten zetten (e) | iemand in het zonnetje zetten (w) | er is niets nieuw onder de zon (r) | hij kan de zon niet in het water zien schijnen (l) | smelten als sneeuw voor de zon (n) | voor niets gaat de zon op (e) | na regen komt zonneschijn (k)

v iets verbergen e feest vieren

r alles is al eens eerder zo geweest

w iemand in het middelpunt van de belangstelling zetten e niets duurt eeuwig

l hij is jaloers

k na tegenslag komt er altijd weer een periode van voorspoed e alles kost geld

n iets dat snel verdwijnt

Het verborgen woord is: v e r w e l k e n

(31)

Appel

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘appel’.

twijg (winter)

bijen knop (open in de lente)

blad appel, volwassen vrucht

bloesem

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

bloesem | boomgaard | twijg | vruchtvlees | meeldraden | kweker | rotten | stuifmeel | snoeien

1. het sappige deel van een vrucht

2. het gele poeder op de meeldraden in een bloem 3. een tuin met verschillende vruchtbomen

4. een klein takje

5. een heleboel bloemen aan een fruitboom 6. stuifmeel vormend orgaan in een bloem

7. iemand die een boomgaard heeft met een heleboel vruchtbomen 8. takken van een plant of boom halen, waardoor hij sterker wordt 9. vergaan, bederven

1 v r u c h t v l e e s 2 s t u i f m e e l

3 b o o m g a a r d

4 t w i j g 5 b l o e s e m

6 m e e l d r a d e n 7 k w e k e r 8 s n o e i e n

9 r o t t e n

Het verticale woord is: v e r w e l k e n

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

kweker--- teler--- tuinder

rijp volgroeid voldragen

rotten bederven ontbinden

snoeien afsnijden uitdunnen

twijg takje loot

appel

(32)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind!

fruit---boom

boom gaard appel moes

vrucht vlees bloem blaadje

meel draden fruit mand

appel boom boom tak

Wat hoort bij ‘fruit’? Kies uit:

vlinder | bij | perzik | rups | peer | appel | konijn | mandarijn fruit

perzik peer appel mandarijn

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 7 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

ontluiken | voorjaar | vele | loot | scheuten Op elke loot zitten vele scheuten .

Als het in het voorjaar warmer wordt, ontluiken de scheuten.

Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘appel’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

een appeltje voor de dorst bewaren (s) | een appeltje met iemand schillen (e) |

dat is geen appelsap (u) | appelen voor citroenen verkopen (c) | door de zure appel heen bijten (r) | de appel valt niet ver van de boom (v) | appels met peren vergelijken (e) | een appelflauwte krijgen (l) | voor een appel en een ei (v) | de appelman komt om zijn geld (t) | iemands oogappel zijn (h)

v kinderen lijken vaak op hun ouders r een vervelend karwei opknappen u het is geen kleinigheid

c bedriegen

h een heel geliefd persoon zijn t ziek worden van te veel fruit v heel goedkoop

l doen alsof je het benauwd krijgt

e dingen vergelijken die niet te vergelijken zijn e iemand een standje geven

s rekening houden met de toekomst Het verborgen woord is: v r u c h t v l e e s

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Eerst gingen Kikker en Eend samen spelen. Weten de kinderen nog wat ze

Maak nog meer tekstballonnen. De woorden Toetanchamon en Ramses I horen alleen bij 'farao'. Geef die woorden daarom een andere kleur..

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 6 uit je boek.. Welk woord hoort

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘rivier’.. Opgave 2 – Puzzelen

Opgave 5 – Gatenteksten en zinnen bouwen Zet de volgende woorden in de juiste zin.. Iets in beweging zetten door het naar je toe te halen

[r]

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Welk woord hoort waar2. garen | spinnen | stroom | ton |

Het moet dan wel gedaan zijn met het meer dan zeventig jaar aanslepende bewind van de socialisten in Antwerpen, dat voor veel immobilisme en verkwisting heeft gezorgd en dat