• No results found

Opgave 1 Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord China.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Opgave 1 Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord China."

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

China

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘China’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

acteur | afhellen | eetstokjes | karakter | knoedels | miljard | parade | producten | regio | steppe

1. 1000 miljoen 2. optocht op straat

3. een stuk deeg met vlees en groenten erin 4. een toneelspeler of filmspeler

5. een bepaald gebied

6. van hoger naar lager gaan

7. dingen die worden verbouwd of met de hand en/of machines worden gemaakt 8. uitgestrekt grasland

9. hulpmiddelen die gebruikt worden om voedsel naar de mond te brengen 10. een teken dat wordt gebruikt in het Chinese schrift / persoon uit een verhaal

1 2

3 4

5 6 7

8 9 10

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

publiek ---toeschouwers ---kijkers

vijanden klassiek eigentijds

modern wei beemd

traditioneel tegenstanders defilé

grasland optocht ouderwets

parade hip rivalen

China

(2)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Hoe heet de inwoner van…? Vul het schema in.

inwoner van….. man vrouw

Nederland Nederlander Nederlandse

Azië China stad Rusland Taiwan India

Opgave 5 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘olie’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

dat is olie op de golven (i) | in de olie zijn (a) | olie op het vuur gooien (c) | alleen een piepend wiel krijgt olie (h) | uit een olievat zal men geen wijn tappen (n)

_ _ iets erger maken/aanwakkeren

_ _ door zich opvallend te gedragen, krijgt men aandacht _ _ dat maakt alles wat rustiger

_ _ van een slecht persoon hoef je niets te verwachten _ _ in de war zijn/dronken zijn

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 6 – Begrijpend lezen

Geef antwoord op de volgende vragen. Maak van elk antwoord een goede zin.

Als er te weinig ruimte is, kun je deze opdracht ook in een schrift maken.

(blz. 6) Hoe heet de hoogste berg op aarde en in welk gebergte bevindt hij zich?

(blz. 8) Hoeveel jaar voor Christus is de Chinese muur gebouwd?

(blz. 27) Wat herdenken de Chinezen op hun nationale feestdag?

(blz. 30) Wat is de naam van de Chinese munt / het Chinese betaalmiddel?

(3)

Opgave 7 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 17 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

exporteert | werklui | goederen | maken | apparaten | scheikundige De Chinese _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ ijzer, staal, _ _ _ _ _ _ _ _ _ producten, olie en _ _ _ _ _ _ _ _ _ .China _ _ _ _ _ _ _ _ _ veel van deze _ _ _ _ _ _ _ _ _ naar andere landen.

Opgave 8 – Presenteren maar!

Informeer je groep over de Mount Everest.

Je mag hierbij kiezen uit één van de volgende vormen:

 een werkstuk maken volgens de regels die in jouw groep gelden

 een muurkrant op een groot vel met teksten, tekeningen en plaatjes

 een spreekbeurt volgens de regels die in jouw groep gelden

 een Power Point presentatie met informatie, afbeeldingen en filmpjes Maak een afspraak met je leerkracht om je verslag aan de groep te presenteren.

Opgave 9 – Puzzelen met woorden

Welk antwoord hoort waar in de puzzel? Kijk naar de vragen en vind het verticale woord. (Let op: het verticale woord vormt de ‘sleutel’ tot de oplossing).

1. wat is ‘drie’ in het Chinees?

2. hoe wordt de meest belangrijke stad van een land genoemd?

3. wat is ‘één’ in het Chinees?

4. hoe wordt de hoeveelheid van 1000 x 1 miljoen genoemd?

5. wat is ‘twee’ in het Chinees?

1 2 3 4

5

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ (= ‘ja’ in het Chinees) Opgave 10 – Doe de proef!

Doe de proef! Een eenvoudige, maar lekkere Chinese loempia:

Ingrediënten:500 gr. gehakt, 1 ui, 3 eetlepels olie, zout, 20 loempiavellen, 3 teentjes knoflook, 1 prei, 2 eieren, peper, frituurpan met olie

Bereidingswijze:

Ui fijnhakken en met uitgeperste knoflook en gesneden prei goudbruin bakken in de olie. Het gehakt meebakken en losmaken. Breng op smaak met peper en zout. Verdeel het gehaktmengsel over de loempiavellen en maak er dunne, ronde loempia’s van.Plak de loempia’s vast met de geklutste eieren en frituur deze goudbruin in de frituurpan. De loempia’s zijn klaar om genuttigd te worden.

Smakelijk eten!

(4)

Opgave 11 – Het internet op

Hieronder volgen enkele opdrachten waarbij je internet nodig hebt.

Ga naar www. kinderpleinen.nl.

Klik op de C , ga naar CHINESE MUUR - China en klik erop.

Klik op ‘De grote Chinese Muur’ .

Beantwoord nu, met hele zinnen, de volgende vragen:

Op welke lengte wordt de Chinese Muur voorlopig vastgesteld?

Waarom is de Chinese Muur gebouwd?

Oorspronkelijk werd de muur opgetrokken uit gestampte aarde. Later uit ander materiaal. Welk materiaal wordt hier bedoeld?

Soldaten op de muur konden elkaar op grote afstand waarschuwen als er een vijandig leger in aantocht was. Waarmee waarschuwden zij elkaar?

Na welke uitvinding werden ook kanonschoten als waarschuwing gebruikt?

Klik in de linker kolom op ‘Terracotta leger’ .

Kijk goed naar de afbeeldingen van de krijgers en boetseer van klei een of meerdere soldaten.

Succes!

Klaar? Tijd om na te kijken!

(5)

Het Verenigd Koninkrijk

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij de titel ‘Verenigd Koninkrijk’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

accent | doedelzak | legende | kroonjuwelen | traditoneel | wachters 1. een andere manier om hetzelfde woord uit te spreken

2. een blaasinstrument

3. de edelstenen die door de vorst van Groot-Brittannië worden gedragen 4. bewakers in speciale kleding

5. de manier waarop dingen allang worden gedaan 6. een bekend, oud verhaal

1 2

3 4

5 6

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

eenvoudig ---simpel---gemakkelijk

valleien bijzonder modieus

wachters dalen kledingstuk

speciaal hip laagvlakten

modern Beefeaters colbert

tartan jasje bewakers

blazer rok apart

Verenigd Koninkrijk

(6)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn samenstellingen. Verbind!

ei---land

regen juweel | flat ontwerper

kasteel stad | middag gebouw

hoofd bui | aard maal

kroon gevangenis | mode appel

Opgave 5 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘feest’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

dat feest gaat niet door (i) | ik dank je feestelijk (h) | het feestvarken zijn (g) | het feest is in het water gevallen (a) | hij heeft een beestje na een feestje (s) | als de kat van huis is, vieren de muizen feest (g)

_ _ daar heb ik absoluut geen zin in _ _ het is helemaal mislukt

_ _ diegene zijn voor wie het feest bedoeld is _ _ zonder toezicht doet iedereen wat hij wil _ _ dat zal niet gebeuren

_ _ hij heeft hoofdpijn na te veel drinken

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 6 – Begrijpend lezen

Geef antwoord op de volgende vragen. Maak van elk antwoord een goede zin.

Als er te weinig ruimte is, kun je deze opdracht ook in een schrift maken.

(blz. 5) Noem de vier gebieden die samen Het Verenigd Koninkrijk vormen.

(blz. 12) Waarom leveren de vissers van Het Verenigd Koninkrijk het hele jaar door verse vis?

(blz.19) Wat is het gevolg van druk autoverkeer?

(blz. 30) Welke munteenheid wordt in Het Verenigd Koninkrijk gebruikt?

(7)

Opgave 7 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 16 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

Groot-Brittannië | toeristenindustrie | arbeid | tachtig | dienstensector In _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ werkt _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ procent in de _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ . Dat wil zeggen dat ze __ _ _ _ _ _ _ _ _ verrichten in het transport, het onderwijs, de gezondheidszorg, in de _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ of betaald werk verrichten.

Opgave 8 – Presenteren maar!

Informeer je groep over luchtvervuiling en de oorzaken daarvan.

Je mag hierbij kiezen uit één van de volgende vormen:

 een werkstuk maken volgens de regels die in jouw groep gelden

 een muurkrant op een groot vel met teksten, tekeningen en plaatjes

 een spreekbeurt volgens de regels die in jouw groep gelden

 een Power Point presentatie met informatie, afbeeldingen en filmpjes Maak een afspraak met je leerkracht om je verslag aan de groep te presenteren.

Opgave 9 – Puzzelen met woorden

Welk antwoord hoort waar in de puzzel? Kijk naar de vragen en vind het verticale woord. (Let op: het verticale woord vormt de ‘sleutel’ tot de oplossing).

1. een bekend, oud verhaal.

2. vakantieganger

3. munteenheid die in Het Verenigd Koninkrijk wordt gebruikt 4. het woord ‘school’ in het Welsh

5. een eeuwenoude taal die o.a. in Schotland en Wales wordt gesproken

6. een bekend persoon die 400 jaar geleden toneelstukken en gedichten schreef 1

2

3 4

5

6

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ (= ‘bedankt’ in het Welsh) Opgave 10 – Doe de proef!

Doe de proef! Een eenvoudig, maar lekker Engels recept:

Ingrediënten:

250 gr zelfrijzend bakmeel, ½ zakje bakpoeder, 1 ei, 1 zakje vanille suiker, 40 gram suiker, 75 ml melk Bereidingswijze:

Verwarm de oven voor op 250 graden C. Zeef het meel, vanillesuiker en bakpoeder boven een kom.

Doe de suiker erbij. Klop in een andere kom het ei en de melk bij elkaar. Giet het eimengsel in de kom met meel.Kneed het deeg 10 minuten. Verdeel het deeg in 12 gelijke porties. Leg de deegjes in een muffin bakvorm (voor 12 muffins). Druk het plat. Bak de ‘scones’ ongeveer 10 minuten in de oven totdat ze lichtbruin van kleur zijn. Smakelijk eten!

(8)

Opgave 11 – Het internet op

Op blz. 6 staat een vuurtoren afgebeeld. Naar aanleiding van deze foto volgen hieronder enkele opdrachten.

Ga naar www. kinderpleinen.nl.

Klik op de E , ga naar ENGELAND en GROOT BRITTANNIĒ en klik erop.

Klik op ‘De Union Jack’.

Beantwoord nu, met hele zinnen, de volgende vragen:

Wie is de patroonheilige van Engeland?

Wie is de patroonheilige van Schotland?

Wie is de patroonheilige van Ierland?

Waarom zijn de rode lijnen in de Union Jack van St. Patrick (Ierland) dunner?

Ga terug naar ENGELAND en GROOT BRITTANNIĒ .

Ga naar bouwplaten.

Klik op ‘bouwplaat van de Big Ben’.

Download wat je nodig hebt en volg de aanwijzingen.

Succes!

Klaar? Tijd om na te kijken!

(9)

Italië

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘Italië’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

arena | opera | pasta | Romeinen | processie | scooter | dialect | product 1. motorfiets met kleine wielen

2. een vaak, godsdienstige, optocht 3. streektaal

4. een soort deeg 5. strijdperk

6. iets dat wordt verbouwd of gemaakt 7. toneelstuk met muziek en dans

8. inwoners van Rome die 2000 jaar geleden over een groot deel van Europa regeerden

1 2

3

4 5

6 7 8

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!

zwart---wit

zuiden oosten | eenvoudig onsmakelijk

westen noorden | scheef ingewikkeld

historie kitsch | populair recht

kunst toekomst | lekker ongewenst

Italië

(10)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Wat zijn producten? Vul het schema in en kies uit:

tarwe | hoofdstad | paus | olijven | machines | haven | kleding | Romeinen | pizza

Producten zijn:

Maak de zin compleet:

Kies uit de woorden van opgave 4.

Het woord _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ is een samengesteld woord met behulp van de woorden _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ en _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ .

Opgave 5 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘markt’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

van alle markten thuis zijn (a) | hij heeft het grootste gelijk van de vismarkt (a) | een gat in de markt ontdekken (t) | het gaat daar zoals op de garenmarkt (p) | met geld koopt men de mooiste kersen van de markt (s)

_ _ daar wordt veel onzin verteld _ _ goed geïnformeerd zijn

_ _ wie geld heeft, kan zich luxe veroorloven

_ _ iets nieuws bedenken waar veel geld mee te verdienen is _ _ door hard te schreeuwen zijn gelijk willen krijgen

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 6 – Begrijpend lezen

Geef antwoord op de volgende vragen. Maak van elk antwoord een goede zin.

Als er te weinig ruimte is, kun je deze opdracht ook in een schrift maken.

(blz. 4) Noem twee eilanden die bij Italië horen.

(blz. 6) Wat is het gevolg van de dunne bodemlaag in grote gebieden van Italië?

(blz. 8) Wanneer is ongeveer de Toren van Pisa gebouwd?

(blz. 9) Hoe heet de aparte stad binnen Rome waar de Paus zetelt?

(11)

Opgave 7 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 16 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

doen | heetst | dicht | aantal | telen

Een groot _ _ _ _ _ _ _ _ _ mensen werkt in de landbouw. Ze _ _ _ _ _ _ _ _ _ tarwe, fruit en groenten. Op het _ _ _ _ _ _ _ _ _ van de dag zijn veel bedrijven _ _ _ _ _ _ _ _ _ . Dan is het veel te warm om iets te _ _ _ _ _ _ _ _ _ .

Opgave 8 – Presenteren maar!

Informeer je groep over De toren van Pisa.

Je mag hierbij kiezen uit één van de volgende vormen:

 een werkstuk maken volgens de regels die in jouw groep gelden

 een muurkrant op een groot vel met teksten, tekeningen en plaatjes

 een spreekbeurt volgens de regels die in jouw groep gelden

 een Power Point presentatie met informatie, afbeeldingen en filmpjes Maak een afspraak met je leerkracht om je verslag aan de groep te presenteren.

Opgave 9 – Puzzelen met woorden

Welk antwoord hoort waar in de puzzel? Kijk naar de vragen en vind het verticale woord. (Let op: het verticale woord vormt de ‘sleutel’ tot de oplossing).

1. hoe noemen we een deel of een gebied van een land?

2. wat is ‘drie’ in het Italiaans?

3. wat is ‘tot ziens’ in het Italiaans?

4. Italiaans gerecht dat de vorm heeft van een pannenkoek.

5. wat is ‘ja’ in het Italiaans?

6. wat is ‘twee’ in het Italiaans?

1 2

3 4

5 6

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ (= ‘bedankt’ in het Italiaans) Opgave 10 – Doe de proef!

Doe de proef! Een eenvoudig, maar lekker Italiaans recept:

Ingrediënten: voor 12 porties ‘’ amuses’’

1 bol mozzarella, 4 eetlepels olijfolie, 12 plakjes parmaham, 1 krop ijsbergsla, zout, 3 tomaten, 3 eetlepels witte balsamico, 12 blaadjes basilicum, peper

Bereidingswijze:

Snijd de mozzarella en de tomaat in kleine blokjes. Meng de blokjes met de olijfolie en de balsamico.

Breng op smaak met peper en zout. Gebruik 12 amuselepels en leg op elke lepel een blaadje

ijsbergsla. Schep hierop een lepel tomaat-mozzarella. Rol een plakje ham op en leg die erop. Garneer af met blaadje verse basilicum. Smakelijk eten!

(12)

Opgave 11 – Het internet op

Een klein beetje geschiedenis van Italië vind je terug in de stripverhalen van Asterix en Obelix.

Ga naar www. kinderpleinen.nl.

Klik op de I , ga naar ITALIĒ Online leren en klik erop.

Klik op ‘ROMEINSE TIJD en ROMEINEN’ en vervolgens op

‘ASTERIX en OBELIX - stripverhalen’.

Klik op Asterix - Obelix

Beantwoord nu, met hele zinnen, de volgende vragen:

Hoe heette frankrijk 2000 jaar geleden?

Wat was in die tijd een beroemd Romeins veldheer?

Wanneer verschenen de verhalen van Asterix en Obelix voor het eerst?

Wie verzonnen Asterix en Obelix?

Ga terug naar ‘ROMEINSE TIJD en ROMEINEN’.

Klik op ‘knutsel een Romeinse soldaat in elkaar’ . Download de afbeelding en volg de aanwijzingen.

Succes!

Klaar? Tijd om na te kijken!

(13)

Frankrijk

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘Frankrijk’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

aak | bonnet | baguette | dialect | luiken | modeontwerper | oogst | toerisme

1. lange, smalle boot met platte bodem 2. een soort vrouwenhoed

3. het moment waarop de gewassen worden geplukt 4. een taal die in een bepaald gebied wordt gesproken 5. stokbrood

6. houten flappen aan beide kanten van een raam 7. bedenker en maker van kleding

8. alles wat met vakantiegangers te maken heeft 1

2 3

4

5

6 7 8

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!

berg ---dal

beroemd buitenwijk | speciaal aanschaffen

vaak zonovergoten | verkopen gewoon

centrum zelden | platteland waarschijnlijk

schaduwrijk ongemakkelijk | druk stad

comfortabel onbekend | misschien rustig

Frankrijk

(14)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn samenstellingen. Verbind!

ei--- land

hoofd schoenen | feest ontwerper

flat stad | mode dag

middag gebouw | auto haven

sport maal | lucht snelweg

Zet de juiste samenstelling op de juiste plaats.

De _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ droeg _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ op de _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ .

Opgave 5 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘Frans’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

met de Franse slag (e) | een vrolijke Frans (d) | daar is geen woord Frans bij (a) | hij spreekt Frans als een koe Spaans (r) | Beulemans Frans spreken (p) | iemand afleren Frans te praten (a)

_ _ slecht Frans spreken

_ _ iemand zijn bekakte manier van spreken afleren _ _ hij kan er niets van

_ _ duidelijke taal _ _ een pretmaker _ _ slordig

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 6 – Begrijpend lezen

Geef antwoord op de volgende vragen. Maak van elk antwoord een goede zin.

Als er te weinig ruimte is, kun je deze opdracht ook in een schrift maken.

(blz. 5) Hoeveel % van Frankrijk bestaat uit bos, meren en rivieren?

(blz. 9) Wat is een aquaduct?

(blz. 10) Waar dienen de luiken bij de ramen van veel Franse huizen vooral voor?

(blz. 27) Wat organiseren veel Franse dorpen als de oogst van dat jaar is binnengehaald?

(15)

Opgave 7 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 22 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

volgen | heeft | onderwijs | bijvoorbeeld | zijn | veel

_ _ _ _ _ _ _ Franse kinderen _ _ _ _ _ _ _ zes dagen per week _ _ _ _ _ _ _ _ . Op woensdagnamiddag _ _ _ _ _ _ _ ze vrij. De Franse jeugd _ _ _ _ _ _ _ veel vakken, _ _ _ _ _ _ _ wiskunde, aardrijkskunde en Engels.

Opgave 8 – Presenteren maar!

Informeer je groep over de Eiffeltoren.

Je mag hierbij kiezen uit één van de volgende vormen:

 een werkstuk maken volgens de regels die in jouw groep gelden

 een muurkrant op een groot vel met teksten, tekeningen en plaatjes

 een spreekbeurt volgens de regels die in jouw groep gelden

 een Power Point presentatie met informatie, afbeeldingen en filmpjes Maak een afspraak met je leerkracht om je verslag aan de groep te presenteren.

Opgave 9 – Puzzelen met woorden

Welk antwoord hoort waar in de puzzel? Kijk naar de vragen en vind het verticale woord. (Let op: het verticale woord vormt de ‘sleutel’ tot de oplossing).

1. welk woord uit de woordenlijst van het boek heeft te maken met vakantie?

2. een graansoort die gebruikt wordt bij het bakken van brood?

3. wat is ‘hallo’ in het Frans?

4. hoe heet de taal die in een bepaald gebied van een land wordt gesproken?

5. wat is ‘drie’ in het Frans?

1

2 3

4

5

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ (= ‘bedankt’ in het Frans) Opgave 10 – Doe de proef!

Doe de proef! Een eenvoudig, maar lekker Frans recept: ‘gevulde uiensoep’

Ingrediënten: 2 l. water, 1 tomaat, 1 aardappel, 1 wortel, 4 kruidnagels, ½ Spaanse peper, 1 tablet kippenbouillon, 2 ons rundsoepvlees, 2 grote uien, 6 takjes verse kervel, 2 takjes verse dragon, 1 eetlepel olijfolie.

Bereidingswijze:

Zet water, aardappel, tomaat, wortel, kruidnagel en soepvlees op en laat 45 minuten zachtjes koken.

Snijd de Spaanse peper fijn en de uien in ringen. Hak de dragon en de kervel fijn. Doe in een gesloten pan de uienringen samen met de olijfolie. Gaar de uienringen in 15 minuten op een klein vuur glazig en daarna op hetzelfde vuurtje lichtbruin. Blijf omscheppen. Giet de bouillon af en verwijder de

tomaatvellen, wortel, kruidnagel en soepvlees. Voeg de rest weer bij de bouillon. Voeg kervel, dragon, Spaanse peper toe en pureer met een staafmixer. Giet de zo verkregen bouillon bij de uienringen en gaar het nog 10 minuten op een klein vuurtje. Smakelijk eten!

(16)

Opgave 11 – Het internet op

Hoewel hij in het boek niet wordt genoemd heeft Napoleon in de Franse geschiedenis een erg belangrijke rol gespeeld.

Het is dus belangrijk om wat feiten over hem te kennen als je je verdiept in Frankrijk.

Ga naar www. kinderpleinen.nl.

Klik op de F, ga naar FRANKRIJK en klik erop.

Klik op ‘NAPOLEON - Canon’ en vervolgens op

‘Geschiedenis van Frankrijk vanaf 1789’.

Beantwoord nu, met hele zinnen, de volgende vragen:

Wanneer bestormden de Fransen de Bastille?

Op welke dag in het jaar vieren de Fransen hun nationale feestdag?

In welk jaar werd Napoleon keizer van Frankrijk?

Welke slag betekende voor Napoleon het einde van zijn macht?

Na de tijd van Napoleon voerde Frankrijk een paar keer oorlog met een buurland.

Welk land was dat?

Ga terug naar NAPOLEON – Canon en klik helemaal rechtsonder op Spel: ganzenbordspel Napoleon .

Lees de aanwijzingen en speel alleen, of met iemand anders samen, het spel.

Succes!

Klaar? Tijd om na te kijken!

(17)

Ierland

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘Ierland’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

communie | gewassen | moeras | officieel | textiel | tweed | traditioneel | fabriek

1. een Christelijk feest 2. iets dat is goedgekeurd 3. kledingstof

4. een dikke, geweven stof

5. gebouw waar dingen gemaakt worden 6. planten die door boeren worden gekweekt 7. de manier waarop dingen allang worden gedaan 8. een met water ondergelopen gebied

1 2 3 4 5

6 7

8

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!

zwart--- wit

eeuwenoud verlaten | vruchtbaar ouderwets

bereiken gloednieuw | modern bedorven

uitgestrekt nooit | vers machinaal

steeds eng | handgemaakt dor

Ierland

(18)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Verzamelnamen zijn woorden waarmee we een groep bij elkaar behorende mensen, dingen of producten bedoelen.

Welke verzamelnaam hoort waar? Vul het schema in en kies uit:

servies | drank | meubilair | vloot | voedsel

verzamelnaam voor een aantal bij elkaar horende ……..

team sporters

schepen

stoelen, kasten, tafels kopjes, schotels, schalen eetbare producten

drinkbare producten Opgave 5 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘paard’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

man en paard noemen (i) | op het verkeerde paard wedden (n) | op twee paarden blijven rijden (d) | aan een dood paard trekken (l) | men moet een gegeven paard niet in de bek kijken (b) | een oud paard van stal halen (u) _ _ geen keuze kunnen maken

_ _ oude argumenten opnieuw gebruiken

_ _ men moet geen kritiek hebben op iets dat men gekregen heeft _ _ je inspannen voor een verloren zaak

_ _ zich duidelijk uitdrukken _ _ de verkeerde keuze maken

Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 6 – Begrijpend lezen

Geef antwoord op de volgende vragen. Maak van elk antwoord een goede zin.

Als er te weinig ruimte is, kun je deze opdracht ook in een schrift maken.

(blz. 7) Wat is het gevolg van de vele regen die in Ierland valt?

(blz. 16) Wat is er de oorzaak van dat gewassen beter groeien in het oosten van Ierland?

(blz. 28) Lang geleden had elk Iers dorp een bijzondere inwoner. Wat was dat voor iemand?

(blz. 29) Wat is een bodhrán?

(19)

Opgave 7 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 24 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

beoefenen | actief | publiek | bezitten | genieten

Veel Ieren _ _ _ _ _ _ _ _ _ van het kijken naar sport, of om _ _ _ _ _ _ _ _ _ te _ _ _ _ _ _ _ _ _ . Er komt veel _ _ _ _ _ _ _ _ _ naar het paardrijden kijken.

Veel jongeren _ _ _ _ _ _ _ _ _ een eigen pony. Zelfs in de stad!.

Opgave 8 – Presenteren maar!

Informeer je groep over openbaar vervoer (blz. 18 en blz.19).

Je mag hierbij kiezen uit één van de volgende vormen:

 een werkstuk maken volgens de regels die in jouw groep gelden

 een muurkrant op een groot vel met teksten, tekeningen en plaatjes

 een spreekbeurt volgens de regels die in jouw groep gelden

 een Power Point presentatie met informatie, afbeeldingen en filmpjes Maak een afspraak met je leerkracht om je verslag aan de groep te presenteren.

Opgave 9 – Puzzelen met woorden

Welk antwoord hoort waar in de puzzel? Kijk naar de vragen en vind het verticale woord. (Let op: het verticale woord vormt de ‘sleutel’ tot de oplossing).

1. ander woord voor ‘kleding’ of ‘stoffen’.

2. hoe heten de planten die de boeren kweken en oogsten?

3. hoe worden de boerderijdieren samen ook wel genoemd?

4. een ander woord voor ‘heel lang geleden’ of heel erg oud’.’

5. hoe wordt een boerderij genoemd waar melk en kaas wordt gemaakt?

1 2

3 4 5

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ (= een dikke, geweven stof) Opgave 10 – Doe de proef!

Een eenvoudig, maar lekker Iers recept:

Ingrediënten: 250 gram rosbief, 1 ijsberg sla, zout, een halfje casino wit of bruin brood, smeerbare kruidenkaas, peper, broodrooster

Bereidingswijze:

Rooster in totaal voor 4 personen 12 boterhammen. Leg op elk bord 3 geroosterde boterhammen.

Per bord: smeer 2 boterhammen aan 1 kant met kruidenkaas en 1 boterham aan 2 kanten met kruidenkaas. Leg op elke gesmeerde kant wat sla en daarop wat rosbief. Snijd de sandwich schuin doormidden.

Smakelijk eten!

(20)

Opgave 11 – Het internet op

Op blz. 6 staat een vuurtoren afgebeeld. Naar aanleiding van deze foto volgen hieronder enkele opdrachten.

Ga naar www. kinderpleinen.nl.

Klik op de I , ga naar IERLAND Online leren en klik erop. Ga vervolgens naar:

Ierland van Landenweb en klik op:

Geschiedenis

Beantwoord nu, met hele zinnen, de volgende vragen:

Wanneer kwamen de eerste groepjes jagers naar Ierland?

Welke jaartallen horen bij ‘het bronzen tijdperk’?

Wat kunnen we in het Nationaal Museum van Dublin bekijken over ‘het bronzen tijdperk’?

Vanaf de vijfde eeuw voor Christus vielen de Kelten Ierland binnen. Van welk materiaal waren hun wapens gemaakt?

Ga terug naar IERLAND Online leren.

Klik op: EUROPA-CANON-LANDENPROJECT.

KLIK OP: Memoryspel-Canon-pad (helemaal onderaan rechts)

Lees de aanwijzingen.

Succes!

Klaar? Tijd om na te kijken!

(21)

Duitsland

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘Duitsland’.

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

aak | modern | moeras | oogst | orkest | pikant | schnitzel | wijngaard 1. dun lapje gepaneerd vlees

2. voedsel met een hete smaak 3. van deze tijd

4. het moment waarop de gewassen worden geplukt 5. een met water ondergelopen gebied

6. lange, smalle boot met platte bodem 7. plaats waar druiven worden verbouwd 8. een groep muzikanten

1 2 3

4 5 6 7 8

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

aak ---boot---vaartuig

kathedraal verhaaltje scherp

vlak heet godshuis

les glad verzinsel

sprookje onderricht effen

pikant kerk scholing

Duitsland

(22)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Wie maakt muziek? Vul het schema in en kies uit:

pianist | baptist | egoïst | violist | machinist | trompettist | harpist

muzikant bespeelt een

organist orgel

Opgave 5 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘boot’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

buiten de boot vallen (i) | de boot is aan (l) | de boot afhouden (n) | iemand in de boot nemen (j) | de boot ingaan (r) | de boot missen (e) | hij zit in de boot van Charon (b)

_ _ hij is overleden _ _ te laat zijn

_ _ uitgeschakeld worden

_ _ de problemen zijn onvermijdelijk _ _ niet voldoen aan de eisen

_ _ iemand voor de gek houden

_ _ geen medewerking verlenen Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 6 – Begrijpend lezen

Geef antwoord op de volgende vragen. Maak van elk antwoord een goede zin.

Als er te weinig ruimte is, kun je deze opdracht ook in een schrift maken.

(blz. 7) Waarom blijft er sneeuw liggen op de bergtoppen, ook bij warm weer?

(blz. 8) Welke vruchten zul je in de wijngaarden langs de Rijn veel aantreffen?

(blz. 9) Wanneer is ongeveer de Brandenburger Tor gebouwd?

Weet je ook welke Franse leider in die tijd over een groot deel van Europa heerste?

(blz. 28) Wat deden componisten als Bach, Beethoven en Schumann voor werk?

(23)

Opgave 7 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 19 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

diep | boten | vaartuigen | waterwegen | startend

Op de _ _ _ _ _ _ _ _ _ van Duitsland varen aken en andere _ _ _ _ _ _ _ _ _ . _ _ _ _ _ _ _ _ _ vanuit de Noordzee varen de _ _ _ _ _ _ _ _ _ tot

_ _ _ _ _ _ _ _ _ in Duitsland.

Opgave 8 – Presenteren maar!

Informeer je groep over het werk van de gebroeders Grimm.

Je mag hierbij kiezen uit één van de volgende vormen:

 een werkstuk maken volgens de regels die in jouw groep gelden

 een muurkrant op een groot vel met teksten, tekeningen en plaatjes

 een spreekbeurt volgens de regels die in jouw groep gelden

 een Power Point presentatie met informatie, afbeeldingen en filmpjes Maak een afspraak met je leerkracht om je verslag aan de groep te presenteren.

Opgave 9 – Puzzelen met woorden

Welk antwoord hoort waar in de puzzel? Kijk naar de vragen en vind het verticale woord. (Let op: het verticale woord vormt de ‘sleutel’ tot de oplossing).

1. Duitsland ligt ten _ _ _ _ _ van Nederland en ten _ _ _ _ _ van Denemarken.

2. in welke Duitse stad staat een wereldberoemde Kathedraal?

3. welke waterwegen worden door mensen gegraven, kanalen of rivieren?

4. wat voor soort verhalen schreven de gebroeders Grimm?

1

2 3

4

5

Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ (= ‘bedankt’ in het Duits) Opgave 10 – Doe de proef!

Doe de proef: een eenvoudig, maar lekker Duits recept:

Ingrediënten: 1 aardappel, 1 ei, 1 ui, 1 eetlepel bloem, peper, zout, zonnebloemolie

Bereidingswijze: Rasp de aardappel en de ui. Strooi flink wat peper en zout erover. Roer een losgeklopt ei erdoor en vermeng met de bloem. Verhit een flinke laag zonnebloemolie in een

braadpan. Verdeel het aardappeldeeg in drieën en bak hier drie koekjes van. Ongeveer 5 minuten per kant.

De reibekuchen zijn klaar om genuttigd te worden.

Smakelijk eten!

(24)

Opgave 11 – Het internet op

Op blz. 6 staat een vuurtoren afgebeeld. Naar aanleiding van deze foto volgen hieronder enkele opdrachten. Er is er eentje in ons land, niet ver van Duitsland vandaan…

Ga naar www. kinderpleinen.nl.

Klik op de V , ga naar VUURTORENS en LICHTSCHEPEN en klik erop.

Klik op ‘Nederlandse vuurtorens’ en vervolgens op ‘vuurtoren Schiermonnikoog’.

Beantwoord nu, met hele zinnen, de volgende vragen:

Hoe heet de vuurtoren van Schiermonnikoog?

Wanneer is deze vuurtoren gebouwd?

Hoe hoog is de vuurtoren van Schiermonnikoog?

Hoeveel traptreden heeft deze vuurtoren?

Van welk materiaal is hij gebouwd?

Ga terug naar VUURTORENS en LICHTSCHEPEN.

Ga naar het kader met BOUWPLAAT.

Klik op ‘maak je eigen vuurtoren’ .

Lees wat je nodig hebt en volg de aanwijzingen.

Succes!

Klaar? Tijd om na te kijken!

(25)

China

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘China’.

Beijing

Azië Chinese muur

vuurwerk eetstokjes

Chinese karakters Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

acteur | afhellen | eetstokjes | karakter | knoedels | miljard | parade | producten | regio | steppe

1. 1000 miljoen 2. optocht op straat

3. een stuk deeg met vlees en groenten erin 4. een toneelspeler of filmspeler

5. een bepaald gebied

6. van hoger naar lager gaan

7. dingen die worden verbouwd of met de hand en/of machines worden gemaakt 8. uitgestrekt grasland

9. hulpmiddelen die gebruikt worden om voedsel naar de mond te brengen 10. een teken dat wordt gebruikt in het Chinese schrift / persoon uit een verhaal

1 m i l j a r d 2 p a r a d e

3 k n o e d e l s 4 a c t e u r

5 r e g i o

6 a f h e l l e n 7 p r o d u c t e n

8 s t e p p e

9 e e t s t o k j e s 10 k a r a k t e r

Het verticale woord is: l e n t e f e e s t

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

publiek ---toeschouwers ---kijkers

vijanden tegenstanders rivalen

modern hip eigentijds

traditioneel klassiek ouderwets

grasland wei beemd

parade optocht defilé

China

(26)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Hoe heet de inwoner van……? Vul het schema in.

inwoner van….. man vrouw

Nederland Nederlander Nederlandse

Azië Aziaat Aziatische

China Chinees Chinese

stad stedeling stedelinge

Rusland Rus Russin

Taiwan Taiwanees Taiwanese

India Indiër Indiase

Opgave 5 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘olie’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

dat is olie op de golven (i) | in de olie zijn (a) | olie op het vuur gooien (c) | alleen een piepend wiel krijgt olie (h) | uit een olievat zal men geen wijn tappen (n)

c iets erger maken/aanwakkeren

h door zich opvallend te gedragen, krijgt men aandacht i dat maakt alles wat rustiger

n van een slecht persoon hoef je niets te verwachten a in de war zijn/dronken zijn

Het verborgen woord is: C h i n a Opgave 6 – Begrijpend lezen

Geef antwoord op de volgende vragen. Maak van elk antwoord een goede zin.

Als er te weinig ruimte is, kun je deze opdracht ook in een schrift maken.

(blz. 6) Hoe heet de hoogste berg op aarde en in welk gebergte bevindt hij zich?

De hoogste berg op aarde is de Mount Everest gelegen in het Himalayagebergte.

(blz. 8) Hoeveel jaar voor Christus is de Chinese muur gebouwd?

De Chinese Muur is ongeveer 300 jaar voor Christus gebouwd.

(blz. 27) Wat herdenken de Chinezen op hun nationale feestdag?

De Chinezen herdenken de totstandkoming van de Volksrepubliek China op hun nationale feestdag.

(blz. 30) Wat is de naam van de Chinese munt / het Chinese betaalmiddel?

De naam van de Chinese munt is ‘yuan’.

(27)

Opgave 7 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 17 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

exporteert | werklui | goederen | maken | apparaten | scheikundige De Chinese w e r k l u i m a k e n ijzer, staal, s c h e i k u n d i g e producten, olie en a p p a r a t e n .China e x p o r t e e r t veel van deze g o e d e r e n naar andere landen.

Opgave 8 – Presenteren maar!

Informeer je groep over de Mount Everest.

Je mag hierbij kiezen uit één van de volgende vormen:

 een werkstuk maken volgens de regels die in jouw groep gelden

 een muurkrant op een groot vel met teksten, tekeningen en plaatjes

 een spreekbeurt volgens de regels die in jouw groep gelden

 een Power Point presentatie met informatie, afbeeldingen en filmpjes Maak een afspraak met je leerkracht om je verslag aan de groep te presenteren.

Opgave 9 – Puzzelen met woorden

Welk antwoord hoort waar in de puzzel? Kijk naar de vragen en vind het verticale woord. (Let op: het verticale woord vormt de ‘sleutel’ tot de oplossing).

1. wat is ‘drie’ in het Chinees?

2. hoe wordt de meest belangrijke stad van een land genoemd?

3. wat is ‘één’ in het Chinees?

4. hoe wordt de hoeveelheid van 1000 x 1 miljoen genoemd?

5. wat is ‘twee’ in het Chinees?

1 s a n

2 h o o f d s t a d 3 y i

4 m i l j a r d 5 e r

Het verticale woord is: s h i d e (= ‘ja’ in het Chinees) Opgave 10 – Doe de proef!

Doe de proef! Een eenvoudige, maar lekkere Chinese loempia:

Ingrediënten:500 gr. gehakt, 1 ui, 3 eetlepels olie, zout, 20 loempiavellen, 3 teentjes knoflook, 1 prei, 2 eieren, peper, frituurpan met olie

Bereidingswijze:

Ui fijnhakken en met uitgeperste knoflook en gesneden prei goudbruin bakken in de olie. Het gehakt meebakken en losmaken. Breng op smaak met peper en zout. Verdeel het gehaktmengsel over de loempiavellen en maak er dunne, ronde loempia’s van.Plak de loempia’s vast met de geklutste eieren en frituur deze goudbruin in de frituurpan. De loempia’s zijn klaar om genuttigd te worden.

Smakelijk eten!

(28)

Opgave 11 – Het internet op

Hieronder volgen enkele opdrachten waarbij je internet nodig hebt.

Ga naar www. kinderpleinen.nl.

Klik op de C , ga naar CHINESE MUUR - China en klik erop.

Klik op ‘De grote Chinese Muur’ .

Beantwoord nu, met hele zinnen, de volgende vragen:

Op welke lengte wordt de Chinese Muur voorlopig vastgesteld?

Voorlopig is de lengte van de Chinese Muur vastgesteld op 8500 kilometer.

Waarom is de Chinese Muur gebouwd?

De muur is gebouwd om de Chinezen te beschermen tegen invallen van ruitervolkeren uit het noorden.

Oorspronkelijk werd de muur opgetrokken uit gestampte aarde. Later uit ander materiaal. Welk materiaal wordt hier bedoeld?

Het materiaal dat hier bedoeld wordt, is baksteen.

Soldaten op de muur konden elkaar op grote afstand waarschuwen als er een vijandig leger in aantocht was. Waarmee waarschuwden zij elkaar?

Zij waarschuwden elkaar met het maken van grote vuren.

Na welke uitvinding werden ook kanonschoten als waarschuwing gebruikt?

De uitvinding van het buskruit maakte het mogelijk om kanonnen af te vuren.

Klik in de linker kolom op ‘Terracotta leger’ .

Kijk goed naar de afbeeldingen van de krijgers en boetseer van klei een of meerdere soldaten.

Succes!

(29)

Het Verenigd Koninkrijk

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij de titel ‘Verenigd Koninkrijk’.

Londen

Groot-Brittannië Engeland

Noord-Ierland Schotland

Wales

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

accent | doedelzak | legende | kroonjuwelen | traditoneel | wachters 1. een andere manier om hetzelfde woord uit te spreken

2. een blaasinstrument

3. de edelstenen die door de vorst van Groot-Brittannië worden gedragen 4. bewakers in speciale kleding

5. de manier waarop dingen allang worden gedaan 6. een bekend, oud verhaal

1 a c c e n t 2 d o e d e l z a k

3 k r o o n j u w e l e n 4 w a c h t e r s

5 t r a d i t i o n e e l 6 l e g e n d e

Het verticale woord is: t a r t a n

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind!

eenvoudig ---simpel---gemakkelijk

valleien dalen laagvlakten

wachters Beefeaters bewakers

speciaal bijzonder apart

modern hip modieus

tartan rok kledingstuk

blazer jasje colbert

Verenigd Koninkrijk

(30)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn samenstellingen. Verbind!

ei---land

regen bui | flat gebouw

kasteel gevangenis | middag maal

hoofd stad | aard appel

kroon juweel | mode ontwerper

Opgave 5 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘feest’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

dat feest gaat niet door (i) | ik dank je feestelijk (h) | het feestvarken zijn (g) | het feest is in het water gevallen (a) | hij heeft een beestje na een feestje (s) | als de kat van huis is, vieren de muizen feest (g)

h daar heb ik absoluut geen zin in a het is helemaal mislukt

g diegene zijn voor wie het feest bedoeld is g zonder toezicht doet iedereen wat hij wil i dat zal niet gebeuren

s hij heeft hoofdpijn na te veel drinken

Het verborgen woord is: h a g g i s Opgave 6 – Begrijpend lezen

Geef antwoord op de volgende vragen. Maak van elk antwoord een goede zin.

Als er te weinig ruimte is, kun je deze opdracht ook in een schrift maken.

(blz. 5) Noem de vier gebieden die samen Het Verenigd Koninkrijk vormen.

Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland vormen samen Het Verenigd Koninkrijk.

(blz. 12) Waarom leveren de vissers van Het Verenigd Koninkrijk het hele jaar door verse vis?

De vissers leveren het hele jaar verse vis omdat het land omringd is door water.

(blz.19) Wat is het gevolg van druk autoverkeer?

Luchtverontreiniging is het gevolg van druk autoverkeer.

(blz. 30) Welke munteenheid wordt in Het Verenigd Koninkrijk gebruikt?

‘Ponden’ worden in Het Verenigd Koninkrijk als munteenheid gebruikt.

(31)

Opgave 7 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 16 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

Groot-Brittannië | toeristenindustrie | arbeid | tachtig | dienstensector In G r o o t – B r i t t a n n i ë werkt t a c h t i g procent in de

d i e n s t e n s e c t o r . Dat wil zeggen dat ze a r b e i d verrichten in het transport, het onderwijs, de gezondheidszorg, in de t o e r i s t e n i n d u s t r i e of betaald werk verrichten.

Opgave 8 – Presenteren maar!

Informeer je groep over luchtvervuiling en de oorzaken daarvan.

Je mag hierbij kiezen uit één van de volgende vormen:

 een werkstuk maken volgens de regels die in jouw groep gelden

 een muurkrant op een groot vel met teksten, tekeningen en plaatjes

 een spreekbeurt volgens de regels die in jouw groep gelden

 een Power Point presentatie met informatie, afbeeldingen en filmpjes Maak een afspraak met je leerkracht om je verslag aan de groep te presenteren.

Opgave 9 – Puzzelen met woorden

Welk antwoord hoort waar in de puzzel? Kijk naar de vragen en vind het verticale woord. (Let op: het verticale woord vormt de ‘sleutel’ tot de oplossing).

1. een bekend, oud verhaal.

2. vakantieganger

3. munteenheid die in Het Verenigd Koninkrijk wordt gebruikt 4. het woord ‘school’ in het Welsh

5. een eeuwenoude taal die o.a. in Schotland en Wales wordt gesproken

6. een bekend persoon die 400 jaar geleden toneelstukken en gedichten schreef 1 l e g e n d e

2 t o e r i s t 3 p o n d 4 y s g o l

5 g a e l i s c h

6 s h a k e s p e a r e Het verticale woord is: d i o l c h (= ‘bedankt’ in het Welsh) Opgave 10 – Doe de proef!

Doe de proef! Een eenvoudig, maar lekker Engels recept:

Ingrediënten:

250 gr zelfrijzend bakmeel, ½ zakje bakpoeder, 1 ei, 1 zakje vanille suiker, 40 gram suiker, 75 ml melk Bereidingswijze:

Verwarm de oven voor op 250 graden C. Zeef het meel, vanillesuiker en bakpoeder boven een kom.

Doe de suiker erbij. Klop in een andere kom het ei en de melk bij elkaar. Giet het eimengsel in de kom met meel.Kneed het deeg 10 minuten. Verdeel het deeg in 12 gelijke porties. Leg de deegjes in een muffin bakvorm (voor 12 muffins). Druk het plat. Bak de ‘scones’ ongeveer 10 minuten in de oven totdat ze lichtbruin van kleur zijn. Smakelijk eten!

(32)

Opgave 11 – Het internet op

Op blz. 6 staat een vuurtoren afgebeeld. Naar aanleiding van deze foto volgen hieronder enkele opdrachten.

Ga naar www. kinderpleinen.nl.

Klik op de E , ga naar ENGELAND en GROOT BRITTANNIĒ en klik erop.

Klik op ‘De Union Jack’.

Beantwoord nu, met hele zinnen, de volgende vragen:

Wie is de patroonheilige van Engeland?

St. George is de patroonheilige van Engeland.

Wie is de patroonheilige van Schotland?

St. Andreas is de patroonheilige van Schotland

Wie is de patroonheilige van Ierland?

St. Patrick is de patroonheilige van Ierland.

Waarom zijn de rode lijnen in de Union Jack van St. Patrick (Ierland) dunner?

De rode lijnen in de Union Jack van St Patrick zijn dunner om aan te geven dat Schotland (St. Andreas) eerder lid was van de Unie.

Ga terug naar ENGELAND en GROOT BRITTANNIĒ .

Ga naar bouwplaten.

Klik op ‘bouwplaat van de Big Ben’.

Download wat je nodig hebt en volg de aanwijzingen.

Succes!

(33)

Italië

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘Italië’.

Rome

San Marino Vaticaanstad

Toren van Pisa Pizza

Romeinen

Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

arena | opera | pasta | Romeinen | processie | scooter | dialect | product 1. motorfiets met kleine wielen

2. een vaak, godsdienstige, optocht 3. streektaal

4. een soort deeg 5. strijdperk

6. iets dat wordt verbouwd of gemaakt 7. toneelstuk met muziek en dans

8. inwoners van Rome die 2000 jaar geleden over een groot deel van Europa regeerden

1 s c o o t e r 2 p r o c e s s i e

3 d i a l e c t 4 p a s t a 5 a r e n a

6 p r o d u c t 7 o p e r a 8 r o m e i n e n

Het verticale woord is: e i l a n d e n

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!

zwart---wit

zuiden noorden | eenvoudig ingewikkeld

westen oosten | scheef recht

historie toekomst | populair ongewenst

kunst kitsch | lekker onsmakelijk

Italië

(34)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Wat zijn producten? Vul het schema in en kies uit:

tarwe | hoofdstad | paus | olijven | machines | haven | kleding | Romeinen | pizza

Producten zijn:

tarwe olijven machines kleding pizza

Maak de zin compleet:

Kies uit de woorden van opgave 4.

Het woord h o o f d s t a d is een samengesteld woord met behulp van de woorden h o o f d en s t a d .

Opgave 5 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘markt’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

van alle markten thuis zijn (a) | hij heeft het grootste gelijk van de vismarkt (a) | een gat in de markt ontdekken (t) | het gaat daar zoals op de garenmarkt (p) | met geld koopt men de mooiste kersen van de markt (s)

p daar wordt veel onzin verteld a goed geïnformeerd zijn

s wie geld heeft, kan zich luxe veroorloven

t iets nieuws bedenken waar veel geld mee te verdienen is a door hard te schreeuwen zijn gelijk willen krijgen

Het verborgen woord is: p a s t a Opgave 6 – Begrijpend lezen

Geef antwoord op de volgende vragen. Maak van elk antwoord een goede zin.

Als er te weinig ruimte is, kun je deze opdracht ook in een schrift maken.

(blz. 4) Noem twee eilanden die bij Italië horen.

Sicilië en Sardinië zijn twee eilanden die bij Italië horen.

(blz. 6) Wat is het gevolg van de dunne bodemlaag in grote gebieden van Italië?

Het gevolg van een dunne bodemlaag is dat op die bodemlaag geen landbouw mogelijk is.

(blz. 8) Wanneer is ongeveer de Toren van Pisa gebouwd?

De toren van Pisa is rond 1200 na Christus gebouwd.

(blz. 9) Hoe heet de aparte stad binnen Rome waar de Paus zetelt?

De aparte stad binnen Rome waar de paus zetelt, wordt Vaticaanstad genoemd.

(35)

Opgave 7 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 16 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

doen | heetst | dicht | aantal | telen

Een groot a a n t a l mensen werkt in de landbouw. Ze t e l e n tarwe, fruit en groenten. Op het h e e t s t van de dag zijn veel bedrijven

d i c h t . Dan is het veel te warm om iets te d o e n .

Opgave 8 – Presenteren maar!

Informeer je groep over De toren van Pisa.

Je mag hierbij kiezen uit één van de volgende vormen:

 een werkstuk maken volgens de regels die in jouw groep gelden

 een muurkrant op een groot vel met teksten, tekeningen en plaatjes

 een spreekbeurt volgens de regels die in jouw groep gelden

 een Power Point presentatie met informatie, afbeeldingen en filmpjes Maak een afspraak met je leerkracht om je verslag aan de groep te presenteren.

Opgave 9 – Puzzelen met woorden

Welk antwoord hoort waar in de puzzel? Kijk naar de vragen en vind het verticale woord. (Let op: het verticale woord vormt de ‘sleutel’ tot de oplossing).

7. hoe noemen we een deel of een gebied van een land?

8. wat is ‘drie’ in het Italiaans?

9. wat is ‘tot ziens’ in het Italiaans?

10. Italiaans gerecht dat de vorm heeft van een pannenkoek.

11. wat is ‘ja’ in het Italiaans?

12. wat is ‘twee’ in het Italiaans?

1 r e g i o 2 t r e

3 a r r i v e d e r c i 4 p i z z a

5 s i 6 d u e

Het verticale woord is: g r a z i e (= ‘bedankt’ in het Italiaans)

Opgave 10 – Doe de proef!

Doe de proef! Een eenvoudig, maar lekker Italiaans recept:

Ingrediënten: voor 12 porties ‘’ amuses’’

1 bol mozzarella, 4 eetlepels olijfolie, 12 plakjes parmaham, 1 krop ijsbergsla, zout, 3 tomaten, 3 eetlepels witte balsamico, 12 blaadjes basilicum, peper

Bereidingswijze:

Snijd de mozzarella en de tomaat in kleine blokjes. Meng de blokjes met de olijfolie en de balsamico.

Breng op smaak met peper en zout. Gebruik 12 amuselepels en leg op elke lepel een blaadje

ijsbergsla. Schep hierop een lepel tomaat-mozzarella. Rol een plakje ham op en leg die erop. Garneer af met blaadje verse basilicum. Smakelijk eten!

(36)

Opgave 11 – Het internet op

Een klein beetje geschiedenis van Italië vind je terug in de stripverhalen van Asterix en Obelix.

Ga naar www. kinderpleinen.nl.

Klik op de I , ga naar ITALIĒ Online leren en klik erop.

Klik op ‘ROMEINSE TIJD en ROMEINEN’ en vervolgens op

‘ASTERIX en OBELIX - stripverhalen’.

Klik op Asterix - Obelix

Beantwoord nu, met hele zinnen, de volgende vragen:

Hoe heette frankrijk 2000 jaar geleden?

Frankrijk heette 2000 jaar geleden ‘Gallië’.

Wat was in die tijd een beroemd Romeins veldheer?

In die tijd was Caesar een beroemd Romeins veldheer.

Wanneer verschenen de verhalen van Asterix en Obelix voor het eerst?

Asterix en Obelix verschenen voor het eerst in 1959.

Wie verzonnen Asterix en Obelix?

Rene Goscinny en Albert Uderzo verzonnen Asterix en Obelix.

Ga terug naar ‘ROMEINSE TIJD en ROMEINEN’.

Klik op ‘knutsel een Romeinse soldaat in elkaar’ . Download de afbeelding en volg de aanwijzingen.

Succes!

(37)

Frankrijk

Opgave 1 – Woordweb maken

Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘Frankrijk’.

Parijs

Eiffeltoren wijngaarden

Petanque mode

schilderkunst Opgave 2 – Puzzelen met woorden

Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord.

aak | bonnet | baguette | dialect | luiken | modeontwerper | oogst | toerisme

1. lange, smalle boot met platte bodem 2. een soort vrouwenhoed

3. het moment waarop de gewassen worden geplukt 4. een taal die in een bepaald gebied wordt gesproken 5. stokbrood

6. houten flappen aan beide kanten van een raam 7. bedenker en maker van kleding

8. alles wat met vakantiegangers te maken heeft

1 a a k

2 b o n n e t 3 o o g s t

4 d i a l e c t

5 b a g u e t t e 6 l u i k e n

7 m o d e o n t w e r p e r 8 t o e r i s m e

Het verticale woord is: k o s t u u m s

Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind!

berg ---dal

beroemd onbekend | speciaal gewoon

vaak zelden | verkopen aanschaffen

centrum buitenwijk | platteland stad

schaduwrijk zonovergoten | druk rustig

comfortabel ongemakkelijk | misschien waarschijnlijk

Frankrijk

(38)

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen

Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn samenstellingen. Verbind!

ei---land

hoofd stad | feest dag

flat gebouw | mode ontwerper

middag maal | auto snelweg

sport schoenen | lucht haven

Zet de juiste samenstelling op de juiste plaats.

De m o d e o n t w e r p e r droeg s p o r t s c h o e n e n op de f e e s t d a g.

Opgave 5 – Spreekwoorden oefenen

Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘Frans’.

Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord!

met de Franse slag (e) | een vrolijke Frans (d) | daar is geen woord Frans bij (a) | hij spreekt Frans als een koe Spaans (r) | Beulemans Frans spreken (p) | iemand afleren Frans te praten (a)

p slecht Frans spreken

a iemand zijn bekakte manier van spreken afleren r hij kan er niets van

a duidelijke taal d een pretmaker e slordig

Het verborgen woord is: p a r a d e

Opgave 6 – Begrijpend lezen

Geef antwoord op de volgende vragen. Maak van elk antwoord een goede zin.

Als er te weinig ruimte is, kun je deze opdracht ook in een schrift maken.

(blz. 5) Hoeveel % van Frankrijk bestaat uit bos, meren en rivieren?

25% van Frankrijk bestaat uit bos, meren en rivieren.

(blz. 9) Wat is een aquaduct?

Een aquaduct is een brug voor (drink)watertransport.

(blz. 10) Waar dienen de luiken bij de ramen van veel Franse huizen vooral voor?

De luiken dienen er vooral voor om de kamers koel te houden in de zomer en warm in de winter.

(blz. 27) Wat organiseren veel Franse dorpen als de oogst van dat jaar is binnengehaald?

Veel Franse dorpen organiseren een regionale feestdag na het binnenhalen van de oogst.

(39)

Opgave 7 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 22 uit je boek.

Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven.

volgen | heeft | onderwijs | bijvoorbeeld | zijn | veel

V e e l Franse kinderen v o l g e n zes dagen per week o n d e r w i j s . Op woensdagnamiddag z i j n ze vrij. De Franse jeugd h e e f t veel vakken, b i j v o o r b e e l d wiskunde, aardrijkskunde en Engels.

Opgave 8 – Presenteren maar!

Informeer je groep over de Eiffeltoren.

Je mag hierbij kiezen uit één van de volgende vormen:

 een werkstuk maken volgens de regels die in jouw groep gelden

 een muurkrant op een groot vel met teksten, tekeningen en plaatjes

 een spreekbeurt volgens de regels die in jouw groep gelden

 een Power Point presentatie met informatie, afbeeldingen en filmpjes Maak een afspraak met je leerkracht om je verslag aan de groep te presenteren.

Opgave 9 – Puzzelen met woorden

Welk antwoord hoort waar in de puzzel? Kijk naar de vragen en vind het verticale woord. (Let op: het verticale woord vormt de ‘sleutel’ tot de oplossing).

1. welk woord uit de woordenlijst van het boek heeft te maken met vakantie?

2. een graansoort die gebruikt wordt bij het bakken van brood?

3. wat is ‘hallo’ in het Frans?

4. hoe heet de taal die in een bepaald gebied van een land wordt gesproken?

5. wat is ‘drie’ in het Frans?

1 t o e r i s m e 2 t a r w e 3 b o n j o u r

4 d i a l e c t 5 t r o i s

Het verticale woord is: m e r c i (= ‘bedankt’ in het Frans) Opgave 10 – Doe de proef!

Doe de proef! Een eenvoudig, maar lekker Frans recept: ‘gevulde uiensoep’

Ingrediënten: 2 l. water, 1 tomaat, 1 aardappel, 1 wortel, 4 kruidnagels, ½ Spaanse peper, 1 tablet kippenbouillon, 2 ons rundsoepvlees, 2 grote uien, 6 takjes verse kervel, 2 takjes verse dragon, 1 eetlepel olijfolie.

Bereidingswijze:

Zet water, aardappel, tomaat, wortel, kruidnagel en soepvlees op en laat 45 minuten zachtjes koken.

Snijd de Spaanse peper fijn en de uien in ringen. Hak de dragon en de kervel fijn. Doe in een gesloten pan de uienringen samen met de olijfolie. Gaar de uienringen in 15 minuten op een klein vuur glazig en daarna op hetzelfde vuurtje lichtbruin. Blijf omscheppen. Giet de bouillon af en verwijder de

tomaatvellen, wortel, kruidnagel en soepvlees. Voeg de rest weer bij de bouillon. Voeg kervel, dragon, Spaanse peper toe en pureer met een staafmixer. Giet de zo verkregen bouillon bij de uienringen en gaar het nog 10 minuten op een klein vuurtje. Smakelijk eten!

(40)

Opgave 11 – Het internet op

Hoewel hij in het boek niet wordt genoemd heeft Napoleon in de Franse geschiedenis een erg belangrijke rol gespeeld.

Het is dus belangrijk om wat feiten over hem te kennen als je je verdiept in Frankrijk.

Ga naar www. kinderpleinen.nl.

Klik op de F, ga naar FRANKRIJK en klik erop.

Klik op ‘NAPOLEON - Canon’ en vervolgens op

‘Geschiedenis van Frankrijk vanaf 1789’.

Beantwoord nu, met hele zinnen, de volgende vragen:

Wanneer bestormden de Fransen de Bastille?

Op 14 juli 1789 bestormden de Fransen de Bastille.

Op welke dag in het jaar vieren de Fransen hun nationale feestdag?

Op 14 juli vieren de Fransen hun nationale feestdag.

In welk jaar werd Napoleon keizer van Frankrijk?

Napoleon werd keizer van Frankrijk in het jaar 1804.

Welke slag betekende voor Napoleon het einde van zijn macht?

De slag bij Waterloo betekende het einde van de macht van Napoleon.

Na de tijd van Napoleon had Frankrijk een paar keer oorlog met een buurland. Welk land was dat?

Frankrijk voerde een paar keer oorlog tegen Duitsland.

Ga terug naar NAPOLEON – Canon en klik helemaal rechtsonder op Spel: ganzenbordspel Napoleon .

Lees de aanwijzingen en speel alleen, of met iemand anders samen, het spel.

Succes!

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Welk woord hoort waar2. garen | spinnen | stroom | ton |

(to be) calm and collected rustig en beheerst (zijn) de kalmte zelve (zijn) bedaard (zijn) (to be) unfazed cool (blijven) onaangedaan (blijven).!. Chilled out Rust

Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Welke dieren maken welk

Knip een snavel en 2 pootjes uit het oranje papier en plak deze op het kuikentje?.

Er bestaan een aantal spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘draad’. Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord. 10) Noem

Het woord is het woord voor dit jaargetijde: zomer Opgave 5 – Maak een mooie rij zomerwoorden?. Schrijf alleen de woorden op die echt alleen in de zomer kunnen

[r]

Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 6 uit je boek.. Welk woord hoort