• No results found

De bilaterale spagaat tussen politiek en economie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De bilaterale spagaat tussen politiek en economie"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De bilaterale spagaat tussen

politiek en economie

Nederland en Polen, 1945 - 1963

- Nederland en Polen - ● Durk-Rein Lolkema ● Studentnummer 1505599 ● Telefoonnummer: 06 - 46747162 ● Masterscriptie Geschiedenis

● Scriptiebegeleider: dr. J.S.A.M. van Koningsbrugge

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 3

1. De Poolse geschiedenis: 1918 - 1939 ... 6

2. Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog: 1939 - 1945 ...10

3. Nederland: van neutraliteit naar integratie ...14

4. De Koude Oorlog ...24

5. Nederland - Polen: buitenlandse betrekkingen ...29

(3)

Inleiding

‘Van de tien landen die op 1 mei 2004 toetreden tot de Europese Unie is Polen verreweg de belangrijkste handelspartner van Nederland,’ schreef het Centraal Bureau voor de

Statistiek op 26 januari 2004.1 Polen is anno 2008 na Rusland de belangrijkste Oost-Europese handelspartner van Nederland. Deze huidige warme handelsbetrekkingen verhullen echter de moeizame bilaterale betrekkingen tussen Nederland en Polen in het verleden. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog waren de betrekkingen tussen beide landen van geringe omvang. De economische situatie in Polen maakte handelsverkeer van enige omvang onmogelijk en door de Koude Oorlog waren de politieke contacten tussen Nederland en Polen ook beperkt.

Op 6 juli 1945 ging de Nederlandse regering over tot het erkennen van de Poolse

Regering van Nationale Eenheid in Warschau. De communisten hadden in deze regering

een grote meerderheid en genoten de steun van Stalin. Doordat de geallieerde mogendheden uit het Westen de Regering van Nationale Eenheid als de enige legitieme regering van Polen erkenden, was het over en uit voor de Poolse overheid in ballingschap in Londen. Deze regering was door haar westerse bondgenoten buitenspel gezet. In navolging van Groot-Brittannië, had ook de Nederlandse regering op 6 juli dit jaar de banden met de Poolse regering in Londen verbroken. Koningin Wilhelmina had hier veel moeite mee. Door de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Eelco Nicolaas van Kleffens had zij zich laten overtuigen van het ‘nut’ van het erkennen van de Regering van

Nationale Eenheid.2

Nationale belangen waren de grootste krachten achter de Nederlandse keuze om de Poolse marionettenregering van het Kremlin te erkennen. Na de oorlog was het voor de wederopbouw van Nederland van groot belang om weer handelsbetrekkingen met andere landen aan te gaan. Ondanks de afwijzende Nederlandse houding tegenover het communisme, kon de regering niet om Oost-Europa heen. Ter bescherming van de internationale positie van Nederland, de Nederlandse burgers in Polen en de daar

1 Zie website: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/internationale-handel/publicaties/artikelen/archief/2004/2004-

1384-wm.htm, geraadpleegd op 14 oktober 2008.

2

Esselink, H., Vollaers, G. en Witte, T, ‘Met een kaars voor het raam. Nederland en de Poolse crisis van 1980 - 1982’, in: Hellema, D. en Witte, T, ‘Onmachtig om te helpen.’ Nederlandse reacties op de socialistische dreiging

(4)

aanwezige economische belangen en kansen moesten toch betrekkingen met de Poolse regering worden aangeknoopt. In januari 1946 werden door de Poolse regering alle grote bedrijven genationaliseerd en op compensatie hoefde niet gerekend te worden. Tegelijkertijd durfde de Poolse overheid om nieuwe buitenlandse investeringen aan te vragen, wat begrijpelijkerwijs tot irritatie in Den Haag leidde. Pas in december 1963 werd een overeenkomst gesloten inzake Poolse schadeloosstelling aan Nederland voor genationaliseerde Nederlandse bedrijven en bezittingen op Pools grondgebied. Na 1963 werd dan ook door de Nederlandse regering, in navolging van de Verenigde Staten, overgegaan tot een politiek van toenadering tot Polen. Dit leidde tot een bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns aan Polen in augustus 1967.

Tot op dit moment is er nog geen uitgebreide studie verschenen over de economische betrekkingen tussen Nederland en Polen. De handelsbetrekkingen van Nederland met Oost-Europa zijn veelal onderbelicht gebleven in de hedendaagse geschiedschrijving. De officiële contacten tussen Nederland en Polen tijdens de Koude Oorlog worden grotendeels gezien vanuit de Oost-West tegenstellingen. De politieke betrekkingen tussen beide landen staan in deze studies centraal. De economische betrekkingen blijven hierin onderbelicht. Het doel van deze studie is om te onderzoeken wat de invloed van die economische contacten is geweest op de Nederlands-Poolse betrekkingen in de periode 1945 - 1963.

De vraag die rijst is hoe Nederland in die periode zijn uiteenlopende politieke en economische belangen ten opzichte van Polen kon vereenzelvigen? Op politiek terrein investeerde de Nederlandse regering weinig energie in het versterken van de betrekkingen met Polen, terwijl in diplomatieke en economische zin deze betrekkingen wel gewenst en in eerste instantie nodig waren. Op welke manier(en) probeerden de opeenvolgende Nederlandse regeringen tussen 1945 en 1963 hun politieke beleid van enerzijds afstandelijkheid en anderzijds toenadering, ten opzichte van Polen, vorm te geven? Welke rol speelden de handelsbetrekkingen met Polen hierin en welke (inter-) nationale factoren waren hierop van invloed?

De onderzoeksvraag van deze studie is: welke invloed hadden de economische

(5)

regeringen in de betreffende periode tussen de politieke en economische betrekkingen met Polen en op welke manier(en) stuurden deze betrekkingen de Nederlandse buitenlandse politiek ten opzichte van de Poolse staat.

Het is niet mogelijk de Nederlands-Poolse betrekkingen in de periode 1945 - 1963 te bestuderen zonder te kennis te nemen van de tijd die hieraan vooraf ging. In de eerste vier hoofdstukken van dit onderzoek zal daarom grondig onderzoek worden verricht naar de periode voor 1945. De eerste vier hoofdstukken van dit onderzoek dienen ter inleiding op de laatste vier hoofdstukken.

De eerste twee hoofdstukken beschrijven de belangrijkste ontwikkelingen in de Poolse geschiedenis van 1918 tot 1945. De invloed van de Sovjet-Unie op het naoorlogse Polen zal hierin centraal staan. Het derde hoofdstuk zal ingaan op de vraag waarom Nederland zijn vooroorlogse politiek van neutraliteit en internationale afzijdigheid verliet en welk beleid hiervoor in de plaats kwam. Het gevolg van deze koerswijziging was de heroriëntatie van de Nederlandse regering op haar buitenlandse politieke en economische betrekkingen. Het onderwerp van het vierde hoofdstuk is het ontstaan van de Koude Oorlog. Onderzocht zal worden welke politieke en economische gevolgen dit had voor de Nederlands-Poolse betrekkingen.

Dat brengt ons bij het belangrijkste onderzoeksdeel van deze studie, de Nederlands-Poolse betrekkingen in de periode 1945 - 1963. In het vijfde hoofdstuk zullen de internationale factoren onderzocht worden die op de Nederlands-Poolse betrekkingen van invloed waren. Vervolgens zal de onderzoeksperiode, 1945 - 1963, in de laatste drie hoofdstukken onderverdeeld worden in drie tijdvakken. In elk van deze drie periodes zal ingezoomd worden op de samenhang tussen economie en politiek in de betrekkingen tussen Nederland en Polen.

Voor deze studie heb ik uitvoerig gebruik gemaakt van enkele archieven die zijn opgeslagen in het Nationaal Archief te Den Haag. De kern van dit onderzoek is gebaseerd op de archieven van het Nederlandse gezantschap - later ambassade - in Warschau, de Nederlandse ambassade in Moskou, archieven van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en twee archieven van het Ministerie van Economische Zaken. Uiteraard werd bij deze studie de secundaire wetenschappelijke literatuur niet over het hoofd gezien.

(6)

1.

De Poolse geschiedenis: 1918 - 1939

Het eerste hoofdstuk biedt een brede blik op de Poolse geschiedenis tot en met september 1939. Hiervan uit zal steeds verder op het onderwerp worden ingezoomd. De geschiedenis van Polen tijdens het interbellum kan gekarakteriseerd worden als een voortdurende strijd om een onafhankelijke Poolse staat te behouden. Machtige en op revanche beluste Poolse buurlanden bepaalden in grote mate de Poolse politiek tussen de twee wereldoorlogen.

1.1. De Poolse erfvijanden

Door het uiteenvallen van het Tweede Duitse Keizerrijk, Oostenrijk-Hongarije en het Tsaristische Rusland keerde Polen eind 1918 als onafhankelijke staat terug in Europa. De president van de Verenigde Staten Thomas Woodrow Wilson had zich in januari 1918 in zijn bekende Fourteen Points sterk gemaakt voor het herstel van de Poolse staat. De nieuwe Poolse staat werd echter niet door iedereen verwelkomd. “Polens bestaan is

onverdraaglijk en zal verdwijnen door zijn eigen innerlijke zwakte en door Rusland - met onze hulp”3, verkondigde Hans von Seeckt in 1923. Als opperbevelhebber van de Duitse strijdkrachten wilde hij de oude solidariteit tussen de drie delers van Polen in de achttiende eeuw - Pruisen, Oostenrijk-Hongarije en Rusland - weer herstellen ten nadele van Polen.

In het Verdrag van Versailles, ondertekend op 28 juni 1919, was bepaald dat Duitsland als één van de verliezers van de Eerste Wereldoorlog gebieden moest afstaan. Aan de herrezen Poolse staat moest Duitsland de gebieden Posen, West-Pruisen en Opper-Silezië af te staan.4 Oost-Pruisen werd op deze manier gescheiden van het Duitse Rijk. Ook de voormalige Pruisische stad Danzig werd losgeweekt van Duitsland. Danzig werd een staat onder toezicht van de Volkenbond. In de internationale politiek werd de staat Danzig door Polen vertegenwoordigd. Net als Duitsland, diende de Sovjet-Unie als gevolg van de Grote Oorlog ook gebieden af te staan.

3

Heuvel, M. van der, Tussen hamer en aambeeld. Polen en zijn buren (Haarlem 2005) 68.

4

(7)

In het Verdrag van Versailles werden niet alle grenzen van de Tweede Poolse Republiek vastgelegd. Over de Poolse grens met de Sovjet-Unie kon geen overeenstemming worden bereikt. De oostgrens van de herboren Poolse staat werd eerst via Britse bemiddeling bepaald. Deze Curzonlijn, vernoemd naar de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van Groot-Brittannië Lord George Curzon, valt ongeveer samen met de huidige oostgrens van Polen. Het staatshoofd van Polen Józef Pilsudski eiste de Poolse grenzen van 1772 op, het jaar van de eerste Poolse deling. Het Poolse rijk omvatte toen grote delen van Oekraïne en Wit-Rusland. Polen en de Sovjet-Unie voerden vervolgens van februari 1919 tot maart 1921 een oorlog over de ligging van de Poolse oostgrens.

De Vrede van Riga op 18 maart 1921 maakte een einde aan deze oorlog. In dit vredesverdrag werd bepaald dat de Curzonlijn de oostgrens van Polen zou worden. De grens schoof ongeveer 200 kilometer verder naar het oosten ten koste van de Sovjet-Unie.5 Ondanks dat de Poolse staat op historische gronden ‘recht’ had op deze extra 200 kilometer, omdat dit gebied tot de laatste Poolse deling in 1795 Pools grondgebied was, werd dit een betwist gebied. Ten westen van de Curzonlijn was vijftig procent van de bevolking van Poolse afkomst. In het gebied ten oosten van deze Curzonlijn tot aan de Poolse oostgrens, waren de Polen in de minderheid. Oekraïners en Wit-Russen vormden hier de meerderheid. Zij zochten aansluiting bij hun volksgenoten die net over de grens in de Sovjet-Unie woonden. Oekraïense opstanden braken vervolgens uit in het oosten van de Poolse staat.6

In 1922 was door de Poolse regering met alle buurlanden een akkoord bereikt over de grenzen van Polen. De grensoorlogen waren voorbij. Het bleek vervolgens zeer moeilijk om de democratie binnen Polen in stand te houden. In Polen ontbrak het aan een politieke traditie. De eerste Poolse president, Gabriel Narutowicz, was vijf dagen in functie toen hij op 16 december 1922 werd vermoord. Tot 1926 waren er veertien coalitieregeringen aan de macht in Polen.7 In mei van dat jaar pleegde Pilsudski een staatsgreep. Polen werd daarna een dictatuur die tot Pilsudski’s dood in 1935 zou blijven

5

Lukowski, J. en Zawadzki, H., A Concise History of Poland. Cambridge concise histories, 230.

6

Ennekens, C., De Duitse ‘Drang nach Osten’ De creatie van de Oder-Neissegrens. Werkschriften Departement Politieke en Sociale Wetenschappen nr. 18 (Leuven en Amersfoort 1998) 61.

7

(8)

bestaan. Een stabiele Poolse staat kon op deze manier na de Eerste Wereldoorlog geen gestalte krijgen. Door politieke versplintering en grote etnische verscheidenheid stond de Tweede Poolse Republiek vanaf zijn geboorte onder grote druk.

Duitsland en de Sovjet-Unie wilden ‘profiteren’ van het instabiele Polen. Beide landen hadden namelijk ten gunste van het herrezen Polen gebieden moeten afstaan. Duitsland en de Sovjet-Unie hadden bovendien grote groepen landgenoten die nu onder Pools bestuur vielen. Hitler wilde wraak nemen voor de verloren Eerste Wereldoorlog en de Poolse staat vernietigen. Stalin wilde de gebieden terug die Rusland als gevolg van de bolsjewistische revolutie in oktober 1917 had verloren; Bessarabië, de Baltische staten, Finland en Polen. De onafhankelijke Poolse staat bleek voor Berlijn en Moskou een gemeenschappelijke ‘vijand’ te zijn.

1.2. ‘De vierde Poolse deling’

Het feit dat de beide dictators elkaar in augustus 1939 vonden lijkt logisch. Toch was deze samenwerkingskeuze alles behalve vanzelfsprekend. Hitler had in ‘Mein Kampf’ er nooit een geheim van gemaakt dat hij het ‘Joods-Bolsjewisme’ wilde vernietigen en dat hij Lebensraum in het Oosten wilde creëren ten koste van de Sovjet-Unie. Stalin zag het kapitalisme als dé bedreiging voor ‘zijn’ communistische regime. De dictator zag het nationaal-socialisme in Duitsland als het gevaarlijkste product van het kapitalisme. De Poolse staat bleek echter een gemeenschappelijke vijand te zijn.

De Poolse regering werkte door haar minderhedenpolitiek en eigenzinnige buitenlandse politieke optreden tijdens het interbellum mee aan de ‘rechtvaardiging’ van het Duits-Sovjetrussische revisionisme. De Duitse minderheid in het westen van Polen werd onderdrukt. Oekraïense en Wit-Russische minderheden werden in het oosten als tweederangsburgers behandeld. Toen op de Conferentie van München de Duitse eis om Sudetenland te annexeren werd ingewilligd, maakte Polen een cruciale fout. De Poolse regering eiste twee kleine Tsjechoslovaakse districten op. Deze gebieden claimde de Poolse staat al sinds 1920.8 In München werd niet op deze Poolse claim ingegaan. De regering van Polen nam vervolgens het recht in eigen handen. Eén dag nadat de Duitse Wehrmacht op 1 oktober 1938 Sudetenland binnentrok, bezetten Poolse troepen de twee

8

(9)

betreffende Tsjechoslovaakse districten en annexeerde deze.9 Nadat Polen vervolgens het verzoek van het Westen weigerde om in het geval van Duitse oorlogsagressie de Sovjet-Unie toestemming te geven door haar territorium te marcheren, verloor het ook veel van zijn krediet bij het Westen.

Het Molotov-Von Ribbentrop Pact bezegelde op 23 augustus 1939 het lot van Polen. Dit Duits-Sovjetrussische niet-aanvalsverdrag betekende het einde van de Poolse onafhankelijkheid. Nazi-Duitsland verkreeg door het verdrag de garantie dat de Sovjet-Unie zich neutraal zou opstellen wanneer Duitsland Polen aanviel. Met medeweten van de Sovjet-Unie en gesteund door het niet-aanvalsverdrag viel Duitsland op 1 september 1939 Polen binnen. De Sovjet-Unie viel op 17 september dat jaar vanuit het oosten Polen binnen. Aan het niet-aanvalsverdrag waren geheime afspraken toegevoegd, waarin Duitsland en de Sovjet-Unie de verdeling van elkaars invloedssferen in Oost-Europa overeenkwamen. Daarnaast werd hierin afgesproken dat Polen onderling verdeeld zou worden. Op 5 oktober 1939 capituleerde Polen en werd het Poolse grondgebied verdeeld en bezet. Nadat Polen in de achttiende eeuw drie keer onder buurlanden was verdeeld, hield de Poolse staat bij de laatste deling in 1795 op te bestaan. Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie ondertekenden op 28 september 1939 een grens- en vriendschapsverdrag.10 Hiermee was de ‘vierde Poolse deling’ voltrokken en hield de Poolse staat opnieuw op te bestaan.11

9

Leslie, R.F., The History of Poland since 1863. Soviet and East European Studies, 205.

10

Roberts, G., The Unholy Alliance. Stalin’s Pact with Hitler (London 1989) 142.

11

(10)

2.

Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog: 1939 - 1945

Tijdens de Duitse en Sovjetrussische bezettingsjaren werd in Londen een Poolse regering in ballingschap gevormd. Dit hoofdstuk zal ingaan op de rol van deze regering in het kamp van de geallieerde mogendheden. De relatie van Polen met de Sovjet-Unie tijdens de Tweede Wereldoorlog was kenmerkend voor de houding van de Poolse regering in Londen. De Russen waren achtereenvolgens bezetters van Polen, bondgenoten van het land en tenslotte waren zij verantwoordelijk voor het einde van de Poolse regering in ballingschap door een ‘eigen’ Poolse regering te benoemen.

2.1. De Poolse regering in ballingschap

De Poolse onafhankelijkheid was net zoals in de 18e eeuw onder druk van de internationale politieke machtsverhoudingen verloren gegaan. Ditmaal was Polen weer in de verdrukking gekomen tussen de twee machtige buurstaten. Op 31 maart 1939 hadden Frankrijk en Groot-Brittannië niet zozeer de Poolse grenzen gegarandeerd, maar wel de Poolse onafhankelijkheid.12 Op grond van deze garantie verklaarden Frankrijk en Groot-Brittannië op 3 september 1939 Duitsland de oorlog. Toen in 1941 de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten aan de zijde van de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog deelnamen, was een Duitse eindoverwinning onzeker geworden. Allerminst zeker was het herrijzen van de Poolse staat. De toekomst van Polen lag in handen van ‘De Grote Drie’; de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië. De ligging van deze Poolse staat zou één van de grootste problemen worden tussen de westelijke geallieerden en de Sovjet-Unie.

In Parijs werd op 30 september 1939 de Poolse regering in ballingschap, de

Poolse Nationale Raad, gevormd onder generaal en premier Wladyslaw Sikorski. Deze

regering in ballingschap werd door Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten officieel erkend als de regering van Polen.13 Na de Franse capitulatie op 25 juni 1940 verhuisde de Poolse overheid naar Londen. Nadat Nazi-Duitsland op 22 juni 1941 de Sovjet-Unie binnenviel, zagen de geallieerden de Russen als bondgenoten. Voor de

12

Heuvel, M. van der, Tussen hamer en aambeeld. Polen en zijn buren, 60.

13

(11)

Poolse regering waren de Russen echter even grote vijanden als de Duitsers. De Poolse regering in Londen, een rechts en anti-Russisch gezelschap, ijverde voor de bevrijding van Polen. Hiermee kwam de regering in conflict met de andere geallieerde mogendheden die de Russen in de strijd tegen Duitsland nodig hadden.

In juli 1943, na de dood van Sikorski, werd Stanislaw Mikolajczyk premier van de Poolse regering in Londen.14 Hij was daar een van de weinige Poolse regeringsleiders die met de Russen wilde samenwerken.15 Het kwam de Britse premier Winston Churchill niet slecht uit dat Sikorski overleed. De Pool deinsde namelijk niet terug voor een confrontatie met de Sovjet-Unie. Na het bekend worden van de massamoord op circa 15.000 Poolse officieren in de bossen van Katyń - april 1943 - had Sikorski hierover opheldering geëist van het Kremlin. Deze kwam er niet. Sterker nog, de Sovjet-Unie verbrak alle diplomatieke betrekkingen met de Poolse Nationale Raad.16 Ondanks het bewijs dat de Russen de massaslachting hadden begaan, distantieerden Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zich van de Katyń zaak. Voor Churchill en de president van de Verenigde Staten, Franklin D. Roosevelt was het van groot belang om het oorlogsbondgenootschap met de Sovjet-Unie niet in gevaar te brengen.

De ‘kwestie’ over de toekomst van Polen was van negatieve invloed op de relatie tussen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië met de Sovjet-Unie. Moreel gezien lag het gelijk bij de Londense Polen, maar de politieke- en militaire machtsverhoudingen in Europa bepaalden anders. Het was duidelijk dat Stalin na de overwinning op Nazi-Duitsland, Polen in de Russische invloedssfeer wilde hebben. Er werden in 1943 al voorbereidingen getroffen voor het installeren van een communistische Poolse regering.17 Tijdens de Conferentie van Teheran, in november 1943, kwamen Churchill, Roosevelt en Stalin bijeen om militaire en politieke plannen te bespreken. Zowel Churchill als Roosevelt stemde op voorstel van Stalin in met een nieuwe grensverdeling van Polen. Hierbij zou een oostelijk deel van het voormalige vooroorlogse Polen bij de Sovjet-Unie

14

De exacte doodsoorzaak van Sikorski is tot op heden nog nooit opgehelderd. Het vliegtuig waarin hij zat stortte op 4 juli 1943 om onduidelijke redenen neer in de Straat van Gibraltar. Behalve de piloot, overleefden de andere negen inzittenden het ongeluk niet. Sectie op het lichaam van Sikorski wezen op tekenen van wurging. In complottheorieën worden de geheime diensten van onder andere de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië en Polen in verband gebracht met het vliegtuigongeluk van Sikorski. Groot-Brittannië wil zijn archieven, over de dood van de Poolse generaal en premier, pas openstellen in 2018. Tot dan blijft het overlijden van Sikorski met raadsels omgeven.

15

Heuvel, M. van der, Tussen hamer en aambeeld. Polen en zijn buren, 95.

16

Longworth, P., The making of Eastern Europe (New York 1992) 45.

17

(12)

ingelijfd worden. Polen zou daarvoor in de plaats in het westen een gedeelte van Duitsland als compensatie krijgen. De Poolse regering in ballingschap in Londen werd over het besluit van Teheran niet geïnformeerd.18

De sympathie in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten voor de Poolse zaak werd overschaduwd door de anti-Russische politiek van de Poolse regering in Londen. Churchill liet Stalin in maart 1944 weten dat hij zich persoonlijk niet kon verenigen met de houding die de Poolse overheid in Londen innam ten opzichte van de Sovjet-Unie.19 De onderhandelingspositie van de Poolse regering in ballingschap verslechterde. De Britse en Amerikaanse afhankelijkheid van de Sovjet-Unie gedurende de oorlog, werkte verstikkend op de politieke en militaire betrekkingen tussen de Poolse regering in Londen en het Westen. De Britten en Amerikanen wilden niet omwille van Polen hun bondgenootschap met de Sovjet-Unie op het spel zetten.

2.2. Regering van Nationale Eenheid

Op 1 augustus 1944 brak de Opstand van Warschau uit. Het Poolse thuisleger - Armia

Krajowa - was loyaal aan de Poolse regering in Londen. De Armia Krajowa had van de

Poolse regering in Londen de opdracht gekregen Warschau op de Duitsers te veroveren voor het Rode Leger hierin zou slagen. Op deze manier zou de Poolse regering haar machtspositie in Polen kunnen behouden.20 Het Rode Leger stopte op bevel van Stalin zijn zomeropmars toen het leger de buitenwijken van Warschau bereikten. De dictator wilde af van het aan hem niet-loyale Poolse thuisleger en verbood de westelijke geallieerden om de Poolse troepen in Warschau via de lucht te bevoorraden. 21 De Armia

Krajowa bezweek ten slotte aan de Duitse militaire overmacht. De manschappen van het

18

Zie website: http://www.clingendael.nl/publications/2002/20020500_cli_ess_vandermeulen.pdf, geraadpleegd op 15 oktober 2008.

19

Kimball, W.F., Churchill & Roosevelt. The Complete Correspondence. III. Alliance Declining February 1944 -

April 1945 (Princeton 1984) 329.

20

Heuvel, M. van der, Tussen hamer en aambeeld. Polen en zijn buren, 188.

21

Sommige historici beweren dat Stalin in de zomer van 1944 ook niet in staat was om de opstandelingen in Warschau hulp te bieden. Het Rode Leger was vanaf 23 juni 1944 over een 400 kilometer breed front meer dan 600 kilometer opgerukt. Eind juli bereiken de Russen de Wisla bij Warschau en weten ze 60 kilometer ten zuiden van de Poolse hoofdstad twee bruggenhoofden te vestigen op de westelijke oever van deze rivier. De aanvoerlijnen van het Rode Leger waren zodoende lang en de Russische manschappen dienden eind juli opnieuw bevoorraad en versterkt te worden alvorens de strijd met de Wehrmacht in Warschau aan te kunnen gaan. Deze visie legt alle verantwoordelijk voor het mislukken van de Opstand van Warschau bij de foute inschattingen en de emotionele, romantische argumenten van de Polen. Vos, L. en Goddeeris, I., De strijd van de witte adelaar. Geschiedenis van Polen (966 -

(13)

thuisleger in Warschau capituleerden op 2 oktober 1944. Hiermee had de Poolse regering in ballingschap haar laatste steunpunt op Pools grondgebied verloren.

Eind 1943 werd door Poolse communisten een Nationale Raad opgericht, een ondergronds parlement dat rivaliseerde met de regering in ballingschap in Londen. Nadat het Rode Leger in juli 1944 delen van Oost-Polen ‘bevrijde’ werd op 22 juli 1944 in Moskou het Poolse Comité van Nationale Bevrijding opgericht. Dit comité kreeg de leiding over de bevrijde Poolse gebieden en het vestigde zich begin augustus 1944 in de Oost-Poolse stad Lublin. Het comité was in werkelijkheid een communistische marionettenregering onder invloed van het Kremlin.22 Na de inname van Warschau door het Rode Leger op 17 januari 1945, werd het Lublin Comité door de Sovjet-Unie omgevormd tot een Voorlopige Regering van Polen. De Poolse regering in ballingschap kon hier weinig tegen doen. Het Armia Krajowa was uitgeschakeld en Mikołajczyk nam ontslag, nadat hij door Churchill en Roosevelt bevestigd had gekregen dat al in 1943 in Teheran een overeenkomst was gesloten over de nieuwe Poolse grenzen.

Op de Conferentie van Jalta - 4 tot en met 11 februari 1945 - gaven Churchill, Roosevelt en Stalin geen gehoor aan de oproep van de Poolse regering in ballingschap om leden hiervan op te nemen in de Voorlopige Regering. Na de algehele Duitse capitulatie werd op 21 juni 1945 in Moskou een Poolse Regering van Nationale Eenheid voorgesteld.23 Twee voormalige leden van de regering in Londen werden hier door de Poolse communisten in opgenomen, waaronder Mikołajczyk. 24 Dit was voor de geallieerden reden om de nieuwe regering in Warschau te erkennen en die in Londen te laten vallen. De rol van de Poolse overheid in Londen was hiermee definitief uitgespeeld. Ondanks het feit dat Polen aan zowel de zijde van de Sovjet-Unie als het Westen in militair opzicht had deelgenomen aan de oorlog tegen Duitsland, stond het na de Duitse capitulatie met lege handen. Polen was opnieuw een speelbal geworden van de grote mogendheden. Het land was door zijn westerse bondgenoten uitgeleverd aan Stalin. De bijeenkomsten van ‘De Grote Drie’ in Teheran en Jalta kunnen beschouwd worden als de ‘vijfde Poolse deling.’

22

Komarnicki, T., Documents on Polish - Soviet Relations 1939 - 1945. Volume II. 1943 - 1945 (London 1967) 326.

23

Vos, L. en Goddeeris, I., De strijd van de witte adelaar. Geschiedenis van Polen (966 - 2004) 285.

24

(14)

3.

Nederland: van neutraliteit naar integratie

Het einde van de Tweede Wereldoorlog betekende het faillissement van de vooroorlogse Nederlandse politiek van neutraliteit en internationale afzijdigheid. In dit hoofdstuk zal worden ingaan op de vraag hoe Nederland zichzelf zag na de oorlog. Welke onderwerpen en belangen stuurden de Nederlandse politiek? Wat voor ideeën en doelstellingen leefden erop het gebied van mondiale en Europese integratie? Nederland kon zich na de oorlog in eerste instantie maar met moeite neerleggen bij de nieuwe internationale machtsverhoudingen. Door politieke en economische kwesties veranderde de Nederlandse politiek hierover van standpunt.

3.1. Nederlandse politiek in het interbellum

Gedurende de Eerste Wereldoorlog stond Nederland als neutraal land aan de zijlijn van het geweld. Het Nederlandse buitenlandse beleid kenmerkte zich door ‘onzichtbaarheid.’ “Bescheidenheid, afzijdigheid waar het geldt de politieke verwikkelingen, die de volken

verdeeld houden, krachtige medewerking, waar het gaat om de versterking van de rechts- en de humanitaire gedachte en de economische solidariteit in het internationale leven, dat zijn de hoofdelementen van ons buitenlandsch beleid”25, aldus de Volkenbond-adviseur van de Nederlandse regering professor Antonius Struycken kort na de Grote Oorlog over de buitenlandse politiek van Nederland.

Gezien zijn beperkte territoriale omvang in Europa en kleine militaire kracht kon Nederland niet meedoen aan de Europese machtspolitiek. Het nationale buitenlandse beleid was daarom vrijwel volledig gericht op de bescherming van de kroonkolonie Nederlands-Indië, door buiten grote internationale conflicten te blijven. Voor Nederland waren de overzeese handel met zijn belangrijkste kolonie en het handhaven van de internationale vrijhandel van groot belang. De Nederlandse regering was altijd bevreesd iets te doen, dat schade zou kunnen berokkenen met betrekking tot de koloniën.26 Het koloniale bezit stond elk zelfstandig politieke optreden in de weg. Nederland liet zijn

25

Van Diepen, R., Voor Volkenbond en vrede. Nederland en het streven naar een nieuwe wereldorde 1919 - 1946 (Amsterdam 1999) 62.

26

(15)

onafhankelijkheid door geen enkel ander land garanderen en was destijds ook door geen enkel bondgenootschap gebonden.27

Een integraal onderdeel van het Verdrag van Versailles in juni 1919, vormde de oprichting van de Volkenbond. President Wilson had met deze bond een collectief veiligheidsstelsel voor ogen. Iedere lidstaat had de plicht een andere lidstaat dat slachtoffer was geworden van agressie van een niet-lidstaat te helpen door middel van economische dan wel militaire bijstand.28 Daarnaast zou volgens president Wilson de Volkenbond de aanzet geven tot een wereldorde, bepaald door recht in plaats van macht. Dit laatste paste in de Nederlandse traditie van het streven naar vrede en internationale regels waaraan landen zich dienden te houden. Het Nederlandse doel om op de wereld de handel zoveel mogelijk te liberaliseren, was hiermee het beste gediend.

In januari 1920 werd in de Tweede Kamer met slechts vijf tegenstemmen, het lidmaatschap van Volkenbond goedgekeurd.29 Op 9 maart 1920 werd Nederland officieel lid. Het lidmaatschap van de Volkenbond betekende echter niet het einde van de Nederlandse neutraliteitspolitiek. De minister van Buitenlandse Zaken Herman Adriaan van Karnebeek hield vast aan de vooroorlogse opvatting dat Nederland zich niet openlijk achter één van de omringende grote mogendheden mocht scharen.30 Dit zou het Europese machtsevenwicht in gevaar brengen. De Nederlandse buitenlandse politiek verschoof vervolgens van een ongebonden passieve neutraliteitspolitiek, naar een gebonden actieve zelfstandigheidspolitiek binnen de Volkenbond. Hierin bleef de handhaving van de nationale soevereiniteit en het streven buiten conflicten te blijven van de grote mogendheden voorop staan.31

De Nederlandse regering was binnen de Volkenbond eind jaren twintig niet

tevreden over de voortgang om tot afspraken te komen op het gebied van de vrijhandel. De grote lidstaten, met hun grote interne markten, drukten hun visie in de Volkenbond door. Door het optrekken van tolmuren, werd de internationale vrijhandel aan banden gelegd. De handelsnatie Nederland werd hierdoor getroffen en nam maatregelen. Op de

27

Dit zou namelijk de schijn van partijdigheid kunnen opwekken bij de grote Europese mogendheden.

28

Van Diepen, R., Voor Volkenbond en vrede. Nederland en het streven naar een nieuwe wereldorde 1919 - 1946, 15.

29

Klinkert, W., ‘Nederland en Versailles. 80 jaar Vrede van Versailles’, in: Heijnsdijk, J., Scheepers, H.J.F., Wielinga, F., ed., Parade. Tijdschrift voor militaire bedrijfskunde 2 (Amsterdam 1999) 102.

30

Van Diepen, R., Voor Volkenbond en vrede. Nederland en het streven naar een nieuwe wereldorde 1919 - 1946, 62.

31

(16)

conventie van Oslo in juli 1932 besloten Nederland en de Scandinavische landen elkaar te ondersteunen op het gebied van de handelsbelangen. Op 1 juli 1936 verklaarden deze landen, uit angst voor de Italiaanse acties in Abessinië en de Spaanse crisis, dat zij zich niet langer gebonden achtten aan de Volkenbondsverplichting tot handhaving van de collectieve veiligheid. 32 Hiermee keerde Nederland terug naar zijn strikte politiek van neutraliteit en internationale afzijdigheid van vóór 1920. Door de Tweede Wereldoorlog werd de regering gedwongen om deze politieke koers voorgoed te verlaten.

3.2. ‘Stunde Null’

De capitulatie van Nazi-Duitsland in mei 1945 betekende voor Nederland het einde van vijf bezettingsjaren. In politieke zin was Nederland bevrijd, maar in economisch opzicht zeker niet. De Nederlandse economie was tussen 1940 en 1945 ondergeschikt gemaakt aan de Duitse oorlogsindustrie. Het land was leeggeroofd, de infrastructuur vernield en de bevolking leefde in armoede. Van handel op het Europese vasteland kon voorlopig geen sprake zijn omdat het gehele continent in puin lag. Inclusief Nederlands grootste handelspartner ten tijde van het interbellum, Duitsland. Met de kroonkolonie in Azië was Nederland tot eind december 1949 in een oorlog gewikkeld, zodat de regering weinig tot geen deviezen verkreeg uit de export van grondstoffen en halffabricaten. Ook kon Nederlands-Indië in die jaren niet meer als afzetmarkt voor Nederlandse producten dienen. De annexatie van Duits grondgebied leek zo kort na de oorlog voor de Nederlandse publieke opinie één van de weinig mogelijkheden om Nederland weer economisch op de rails te krijgen.

Op de Conferentie van Jalta in februari 1945 besloten ‘De Grote Drie’ aan Duitsland, wanneer dit eenmaal verslagen was, geen herstelbetalingen op te leggen. Financiële compensatie zou geschieden door middel van Duitse activa.33 Nederland zou met andere woorden als geallieerde mogendheid geen liquide middelen kunnen verhalen op zijn grote buurman. Nederland had echter nu juist kapitaal nodig om al datgene te kunnen importeren, waar zijn economie behoefte aan had. Nederland was destijds nog

32

De Graaff, B., ‘Een ‘welwillend man met een vrij gering werkelijkheidsbegrip’’. Andries Cornelis Dirk de Graeff (1933 - 1937)’ in: D. Hellema, B. Zeeman en B. van der Zwan, De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken in

de twintigste eeuw. Vijfde jaarboek voor de geschiedenis van de Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw (Den Haag 1999) 123.

33

(17)

niet echt geïndustrialiseerd. Een groot deel van de Nederlanders werkte in de veeteelt en in de land- en tuinbouw. De vruchten van dit werk waren de voornaamste nationale exportproducten.

Op grond van economische en historische motieven presenteerde de Nederlandse regering in 1946 zijn Duitse annexatiewensen aan de grote geallieerden mogendheden. Op de ‘Duitsland’ conferentie in Londen werd in april 1949 besloten door de Geallieerde Hoge Commissie dat Duitsland enkele gebieden, met een grootte van ‘slechts’ 69 km², ten gunste van Nederland zou moeten afstaan. Nederland had in 1946 in eerste instantie bijna 5000 km², voornamelijk vruchtbare landbouwgrond, van Duitsland willen annexeren.34 Gebiedsuitbreiding ten koste van Duitsland betekende in de onzekere jaren 1945 tot en met 1949 ten eerste wraak op de voormalige bezetter en ten tweede enige vorm van schijnbare economische zekerheid in een onzekere periode.

Nederland diende al tijdens de oorlog zijn buitenlandse beleid te herzien. Zowel in politiek als economisch opzicht kon Nederland geen rekening meer te houden met zijn vooroorlogse politiek. Door de oorlog was het land grotendeels afhankelijk geworden van het westerse bondgenootschap. Hoe diende het nog weinig geïndustrialiseerde Nederland in mei 1945 verder te gaan? De nationale economie was gebaseerd op internationale handel. De handelsnatie Nederland met zijn open economie had behoefte aan buitenlandse markten die toegankelijk voor haar waren. Het verstikkende economische en monetaire bilaterisme van de jaren dertig zou moeten worden vervangen door een zo vrij mogelijk verkeer van goederen, kapitaal en arbeid.35 De oprichting van de douane-unie Benelux op 5 september 1944 was een eerste aanzet om een interne markt op het Europese continent te realiseren.36

Het Nederlandse buitenlandse beleid in het interbellum van politieke neutraliteit en internationale afzijdigheid behoorde na de Tweede Wereldoorlog tot het verleden. Nederland kon in eerste instantie na de oorlog maar met moeite afstand nemen van zijn vooroorlogse politiek. Het land was niet meer de middelgrote koloniale mogendheid die

34

Schaper, H.A., ‘‘Wij willen zelfs niet Mönchen-Gladbach!’ De annexatiekwestie 1945 - 1949’, in: Internationale

Spectator nr. 39 (Den Haag 1985) 269.

35

Kersten, A.E., ‘Nederlandse opvattingen over Europese economische samenwerking na de Tweede Wereldoorlog, 1940 - 1945’, in: Jaarboek ministerie van Buitenlandse Zaken 1986 - 1987 (Den Haag 1987) 155.

36

(18)

het dacht te zijn. Nederland kon in politiek en economisch opzicht niet meer ‘alleen’ op de wereld opereren en zich verschuilen achter zijn beleid van neutraliteit en afzijdigheid. De Nederlandse regering moest accepteren dat de positie van Nederland op de wereld na de oorlog definitief was veranderd.

3.3. Heroriëntatie buitenlandse betrekkingen

Op 24 juni 1945 trad de eerste naoorlogse Nederlandse regering aan, het kabinet Schermerhorn-Drees. De voornaamste militaire taak die dit kabinet zich stelde was de bevrijding van Nederlands-Indië; opdat ‘ons materiële herstel’ niet zou worden belemmerd.37 Voor de Nederlandse veiligheid oriënteerde de regering zich op de Verenigde Staten. In de buitenlandse economische betrekkingen speelde niet Noord-Amerika, maar het Europese continent de grootste rol. Het belangrijkste doel van het Nederlandse economische beleid na 1945 was de totstandbrenging van een zo ver mogelijk gaande Europese economische samenwerking, en later integratie. Voor het handelsland Nederland was opening van de bevroren naoorlogse internationaal-economische betrekkingen in Europa een voorwaarde voor overleven en groei.38

Soekarno riep op 17 augustus 1945 de onafhankelijke republiek Indonesië uit. Voor Nederland stonden op dat moment naast nationale trots en eer, ook enorme politieke en economische belangen op het spel. Internationale handel wordt belangrijker voor landen naarmate die landen kleiner van omvang zijn.39 In dergelijke landen, zoals Nederland, is de binnenlandse markt te klein om als afzetmarkt van voldoende omvang te fungeren. Daarnaast hebben deze kleine nationale economieën niet de beschikking over alle voor het productieproces noodzakelijke - natuurlijke - grondstoffen. Het behoud van Nederlands-Indië werd om deze reden van cruciaal belang geacht voor de toekomst van het moederland. De twee politionele acties in de kroonkolonie onderstrepen dit. De Nederlandse opperbevelhebber in Nederlands-Indië, Luitenant-generaal Simon H. Spoor,

37

Neuman, H.J., Impasse te Londen. Nederlands Veiligheidsbeleid 1940 - 1945 (Utrecht 1990) 268.

38

Harst, J. van der, ‘De verdwenen voorspelbaarheid. Het Nederlandse Europabeleid tijdens en na de Koude Oorlog; een vergelijking’, in: Graaff, B. de, Hellema, D. en Zwan, B. van der, Internationale en diplomatieke geschiedenis.

De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw (Amsterdam 2003) 133.

39

(19)

wilde in juli 1947 en december 1948 de complete kolonie heroveren.40 De Nederland regering hield dit tegen. De operaties ‘Product’ en ‘Kraai’ waren juist bedoeld om de plantages en grondstoffen op Java en Sumatra weer onder Nederlands gezag te krijgen. Economische belangen waren hiervoor de belangrijkste motieven.

Bij de openingszitting van de voorlopige Staten-Generaal op dinsdag 20 november 1945 verkondigde koningin Wilhelmina dat, “(…) De roof op ons volk gepleegd, heeft de

afhankelijkheid op velerlei gebied ten gevolge gehad, die voorlopig onze internationale handelsbetrekkingen sterk beïnvloedt.”41 Deze quote van Wilhelmina maakt duidelijk dat Nederland na 1945 actief bemoeienis moest zoeken met de wereldpolitiek. Dit ging echter stapje voor stapje omdat Nederland zijn rol als koloniale mogendheid - nog - niet op wilde geven. De heroriëntatie op de buitenlandse betrekkingen was op grond van de naoorlogse ontstane internationale verhoudingen anderzijds noodzakelijk geworden. Meer dan ooit tevoren was Nederland op economisch gebied afhankelijk geworden van het buitenland. Om de industrialisatie en werkgelegenheid te bevorderen, werden de lonen in Nederland laag gehouden. De Nederlandse regering paste tussen 1945 en 1963 een geleide loonpolitiek toe waardoor aanvankelijk productiviteitsstijgingen niet werden doorberekend in de lonen van de werknemers.

Het lage loonniveau versterkte vervolgens de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Echter de noodzakelijke investeringen ten behoeve van de industrie kon Nederland alleen financieren door een actieve exportpolitiek. De economische betrekkingen met het buitenland stonden dan ook onder een volkomen centrale overheidsregie.42 Geconcludeerd kan worden dat dit exportbeleid alleen zin heeft als aan de randvoorwaarde, een liberale wereldeconomie met open markten, is voldaan.43 Deze visie kenmerkte het politieke en economische beleid van de naoorlogse Nederlandse regeringen; de overheid streefde noodgedwongen naar internationale samenwerking om te komen tot verlaging van handelsbelemmerende maatregelen.

40

Het betreft hier de twee politionele acties door het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger op Java en Sumatra; de eerste actie was van 21 juli tot 5 augustus 1947 en de tweede van 19 december 1948 tot 5 januari 1949.

41

Wilhelmina, Verslag der handelingen van de Staten-Generaal 1945-1946. A-B 563A (20 november 1945) 28.

42

Vries, J. de, De Nederlandse economie tijdens de 20ste eeuw. Een verkenning van het meest kenmerkende. Mens en

Welvaart (Antwerpen en Utrecht 1973) 187.

43

Klemann, Hein A.M., ‘Een handelsnatie in de twintigste eeuw’, in: Graaff, B. de, Hellema, D. en Zwan, B. van der, Internationale en diplomatieke geschiedenis. De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw

(20)

3.4. Internationale handel als basis herstel Nederland

In de eerste jaren na de bevrijding van Nederland bestond erin Europa geen gemeenschappelijk plan voor vrede en wederopbouw. De Europese landen gingen vervolgens op individuele basis bilaterale betrekkingen aan met andere staten. Door de afwezigheid van een gemeenschappelijk Europees ‘herstelplan’ en daadkrachtige politici die overtuigd waren van Europese samenwerking, was het aanknopen van bilaterale betrekkingen voorlopig een van de weinige garanties om weer tot handel tussen landen te komen. De regering hield voor het herstel van Nederland vast aan de economische driehoek met Nederland-Indië en Duitsland. Door de oorlog in de kroonkolonie en de naoorlogse bezetting door de geallieerden van Duitsland, was tot 1949 de Nederlandse handel met deze twee economische steunpilaren problematisch.

Het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken in ballingschap was zich bewust van de economische afhankelijkheid van Nederland. Het ministerie verzocht op 6 juli 1945 de collega’s van de twee economische departementen om een rapport, waarin de bilaterale handelsakkoorden die de Nederlandse regering tijdens de afgelopen vijf oorlogsjaren was aangegaan stonden.44 Dit waren er niet veel. Nederland was op 21 oktober 1943 en op 5 september 1944 monetaire overeenkomsten aangegaan met de Belgische regering in ballingschap.45 Met Zweden was vervolgens op 2 oktober 1944 een kredietovereenkomst gesloten. Daarnaast was op 20 maart 1945 een economische overeenkomst gesloten met de regeringen van België, Frankrijk en Luxemburg. Tenslotte was gedurende de vijf bezettingsjaren de bestaande handelsovereenkomst met Chili uit 1940 van jaar tot jaar verlengd.46

De hierboven genoemde overeenkomsten werden in de geraadpleegde archiefstukken niet nader gespecificeerd. Desondanks kan op basis van de bovenstaande informatie aangenomen worden dat de economische departementen tussen mei 1940 en mei 1945 niet erg actief was geweest met het bedrijven van handelspolitiek.47 Het ministerie kan uitgegaan zijn van de vooroorlogse situatie waarin de economische

44

Archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Tweede Haags Archief, 2.05.87, inv.nr. 441.

45

De overeenkomst van 5 september 1944 betrof de oprichting van de Benelux.

46

Archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Tweede Haags Archief, 2.05.87, inv.nr. 441.

47

(21)

driehoek tussen Nederland, Nederlands-Indië en Duitsland centraal stond. Daarnaast is uit de vorige alinea ook duidelijk geworden dat de Nederlandse regering tijdens de oorlogsjaren geen handelsbetrekkingen met Oost-Europese staten aanknoopte. Dit terwijl verschillende Oost-Europese regeringen in ballingschap in Londen verbleven, zoals die van Polen en Tsjechoslowakije. De door de minister van Buitenlandse Zaken Eelco Nicolaas van Kleffens gepropagandeerde Nederlandse politiek van terughoudendheid met betrekking tot Midden- en Oost-Europa lijkt aan de basis hebben gelegen van de Nederlandse handelspolitiek.48 Zolang niet duidelijk was hoe de naoorlogse situatie in het oosten van Europa eruit zou zien, werden de nationale economische belangen ondergeschikt gemaakt aan het politieke beleid van Nederland.

In mei 1945 werd duidelijk dat Nederland zwaar gehavend uit de oorlog was gekomen. Het herstellen van de grotendeels verwoeste infrastructuur en energievoorziening - met name het gebrek aan steenkool - van Nederland was een van de eerste prioriteiten. Het economische beleid ten aanzien van het buitenland zou worden aangestuurd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Economische Zaken. Het buitenlandse economische beleid van de Nederlandse overheid na de bevrijding was bedoeld om een volledige greep te krijgen op de handel met het buitenland. 49 Zonder toestemming van de regering gold voor het Nederlandse bedrijfsleven na de oorlog in eerste instantie een in- en uitvoerverbod. De overheid had op deze manier een grote invloed op de productie en distributie van goederen in Nederland. Er moesten goederen worden geïmporteerd om de nood in Nederland te lenigen. Om tot goede afspraken met het buitenland te komen streefde de regering naar een netwerk van bilaterale handels- en betalingsafspraken waarbinnen in- en export werd geregeld.50

48

Manning, A.F., ‘Diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Polen in de jaren veertig’, in: Kleio: tijdschrift van

de Vereniging van leraren Geschiedenis en Staatsinrichting in Nederland. 20e jaargang nr. 3 - 4 (Den Haag 1979) 202.

49

Zie website: http://www.nationaalarchief.nl/images/3_11253.pdf, geraadpleegd op 11 november 2008.

50

(22)

3.5. Europabeleid Nederland

Het naoorlogse Nederlandse Europabeleid werd, evenals het buitenlandse beleid in ruimere zin, gekenmerkt door consensus en continuïteit. De opvattingen van de Nederlandse regering en parlement over de richting van de Europese samenwerking en integratie stemde gedurende de periode 1945 - 1990 in belangrijke mate overeen.51 In deze periode was tot op bepaalde hoogte onbelangrijk welke politieke partijen in de regering zaten. De buitenlandse politieke en economische uitgangspunten van Nederland bleven in grote lijnen dezelfde. Deze uitgangspunten zijn achtereenvolgens te verdelen in een beleidslijn voor defensie, politiek en economie.

In militair opzicht diende als eerste de Verenigde Staten te worden gebonden aan West-Europa. Voor de veiligheid van West-Europa oriënteerde Nederland zich hoofdzakelijk op Washington. In april 1949 werd de NAVO opgericht, een westers militair bondgenootschap onder leiding van de Verenigde Staten. De NAVO was geboren omdat het collectieve veiligheidssysteem van de Verenigde Naties als onbevredigend werd ervaren. Ook Nederland trad toe tot de NAVO, nadat het in maart 1948 al het Verdrag van Brussel had getekend, een militair samenwerkingsverband tussen Frankrijk, Groot-Brittannië en de Benelux.

Voor economische integratie is politieke samenwerking een vereiste. Nederland streefde als tweede actief Europese samenwerking na. Deze samenwerking moest verbreed en verdiept worden. Met dien verstande dat de grote landen in Europa, zoals Frankrijk en Duitsland, de kleine mogendheden niet mochten overheersen. Zo benadrukte Nederland supranationale waarden en bindende regelgeving in bijvoorbeeld de besluitvorming van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal - EGKS - en de Europese Economische Gemeenschap - EEG -, respectievelijk opgericht in april 1951 en maart 1957. 52

De bovenstaande politieke beleidslijn was voor de naoorlogse Nederlandse regeringen het middel om het doel van economische samenwerking en integratie te realiseren. Deze economische beleidslijn stond in zekere spanning met het politieke uitgangspunt. Politieke samenwerking in Europa was door Nederland destijds alleen

51

Harst, J. van der, ‘De verdwenen voorspelbaarheid. Het Nederlandse Europabeleid tijdens en na de Koude Oorlog; een vergelijking’, in: Graaff, B. de, Hellema, D. en Zwan, B. van der, Internationale en diplomatieke geschiedenis.

De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw, 132.

52

(23)

gewenst als daarmee de Europese economische samenwerking was gediend. De Nederlandse economie had buitenlandse afzetmarkten nodig. De daarvoor benodigde handelsliberalisatie zou juist in het kader van de Europese samenwerking en integratie haar beslag krijgen.53

Deze economische integratie had voor de Nederlandse handel ingrijpende consequenties. Door het wegvallen van de handelsbelemmeringen in West-Europa steeg de Nederlandse handel met zijn buurstaten. In 1953 ging 36 procent van de totale Nederlandse export naar de vijf medeoprichters van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.54 Nadat bij de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap in 1958 een gemeenschappelijk buitentarief was vastgesteld, steeg de vaderlandse export naar de vijf betreffende staten in 1965 naar 53 procent.55 Een interne gemeenschappelijke West-Europese handelsmarkt was ontstaan en Nederland raakte steeds meer verankerd binnen dit economische machtsblok.

In de Nederlandse politiek was niet iedereen vanaf 1945 enthousiast over de manier van de Europese economische integratie. “De Regeering verdedigt zich tegen de

bewering, dat zij zich eenzijdig op Amerika en Groot-Brittannië oriënteert en haar politiek van deze zijde overwegend laat beïnvloede,”56 stelde het CPN Tweede Kamerlid Paul de Groot op 6 december 1946. Hij was bang dat de uiterst koele houding tussen Nederland en de Sovjet-Unie grote nadelen zou voor het herstel van de Nederlandse economie en de positie van Nederland in de wereld. De minister van Buitenlandse Zaken Baron C.G.W.H. van Boetzelaer van Oosterhout verwierp de bewering dat de regering zich voornamelijk op de Verenigde Staten en Groot-Brittannië oriënteerde. Ook met de Russen had de minister het Nederlandse ‘Memorandum betreffende verlangens van territoriale en economische

aanspraken ten aanzien van Duitsland’ van 5 november 1946 besproken, omdat omwille

van zakelijke motieven, “(…) wij onzen blik naar het Oosten moeten richten.” 57

53

Harst, J. van der, ‘De verdwenen voorspelbaarheid. Het Nederlandse Europabeleid tijdens en na de Koude Oorlog; een vergelijking’, in: Graaff, B. de, Hellema, D. en Zwan, B. van der, Internationale en diplomatieke geschiedenis.

De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw, 133.

54

In april 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal opgericht door België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en West-Duitsland.

55

Klemann, Hein A.M., ‘Een handelsnatie in de twintigste eeuw’, in: Graaff, B. de, Hellema, D. en Zwan, B. van der, Internationale en diplomatieke geschiedenis. De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw, 119.

56

De Groot, S., Verslag der handelingen van de Staten-Generaal 1946-1947. Handelingen 2e kamer 675 - 1332

(6 december 1946) 686.

57

Van Boetzelaer van Oosterhout, Baron C.G.W.H., Verslag der handelingen van de Staten-Generaal 1946-1947.

(24)

4.

De Koude Oorlog

Het einde van de Tweede Wereldoorlog betekende de teloorgang van het gelegenheidsbondgenootschap tussen het Westen en de Sovjet-Unie. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op het ontstaan van de Koude Oorlog. Daarbij zal gekeken worden naar de politieke en economische consequenties van deze deling voor het Europese continent. De toekomst van Nederland en Polen werd na de capitulatie van Nazi-Duitsland grotendeels bepaald door zijn bevrijders. Tenslotte zal onderzocht worden waarom Nederland in juli 1945 de door de communisten beheerste Poolse Regering van Nationale Eenheid in Warschau erkende.

4.1. De deling van Europa

Na de Tweede Wereldoorlog raakte Europa in twee blokken verdeeld; het kapitalistische Westen en het communistische Oosten. Eind 1947 konden de vier bezettingsmachten van Duitsland - Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Frankrijk - in Londen geen overeenstemming bereiken over de toekomst van Duitsland. De mislukking van deze conferentie betekende de deling van Duitsland en daarmee van Europa.58 De drie bondgenoten uit het Westen hadden tussen 1946 en 1948 hun zones in Duitsland samengevoegd. Na de invoering van de D-mark op 20 juni 1948 in de westelijke zones was de economische deling van Duitsland voltrokken. Door de oprichting van

Bundesrepublik Deutschland in mei 1949 en de Deutsche Demokratische Republik in

oktober dat jaar was ook de politieke deling van Duitsland een feit.

Voor de Verenigde Staten was het belangrijk dat West-Europa zo spoedig mogelijk aan zijn wederopbouw kon beginnen. Dit was de manier om het communisme tegengewicht te bieden. Daarnaast zou het herstel van de Europese economie ook van positieve invloed zijn op de naoorlogse economie van de Amerikanen. In de vorm van Marshall-hulp verstrekten de Verenigde Staten tussen april 1948 en december 1952 rond

58

Bogaarts, M., ‘Aanpassing aan de feiten. Carel Godfried Willem Hendrik van Boetzelaer van Oosterhout (1946 - 1948)’, in: Hellema, D., Zeeman, B. en Zwan, B. van der, De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken in de

(25)

de dertien miljard dollar om de economie op het Europese continent te herstellen.59 De West-Europese landen werden vanaf april 1948 binnen de Organisatie voor Europese

Economische Samenwerking gedwongen om de belemmeringen in hun onderlinge

handels- en betalingsverkeer te verminderen en om te overleggen over de besteding van de Marshall-hulp in Europa.

De Verenigde Staten nodigden de Sovjet-Unie en de landen uit Oost-Europa ook uit om deel te nemen aan de Marshall-hulp. 60 De Poolse ambassadeur in Washington informeerde op 24 juni 1947 de Amerikaanse autoriteiten over de wens van de Poolse regering om ook graag Marshall-hulp te willen ontvangen.61 Onder druk van Moskou mochten de landen uit het Oostblok echter niet de hulp van de Verenigde Staten accepteren. Polen was op 9 juli 1947 de eerste Oost-Europese staat die bedankte voor de Amerikaanse steun. Als tegenprestatie werd door het Kremlin in september dat jaar de Kominform opgericht, die de internationale samenwerking tussen communistische landen moest coördineren. 62 De Sovjet-Unie sloot vervolgens snel verschillende handelsakkoorden met zijn ‘vazalstaten’ in Oost-Europa. In januari 1949 werden deze afspraken gebundeld in een economisch samenwerkingsverband, genaamd Comecon, onder aanvoering van de Sovjet-Unie.

De Marshall-hulp zorgde voor een economische tweedeling op het Europese continent. Door de oprichting van de NAVO in 1949 en de deling van Duitsland datzelfde jaar was de politieke deling van Europa ook gerealiseerd. Nederland en Polen maakten vanaf 1945 geen deel uit van hetzelfde politieke en economische kamp; beide landen sloten zich vervolgens al dan niet noodgedwongen op in hun eigen machtsblok. De Nederlandse handel concentreerde zich vooral op de staten in West-Europa. Polen was daarentegen in economisch opzicht afhankelijk van de Sovjet-Unie. Ondanks de afwijzende houding van Nederland ten opzichte van het communisme, werden na de

59

Op verzoek van de Nederlandse regering werd ook Marshall-hulp toegekend aan Nederlands-Indië.

60

Onder historici is nog geen overstemming bereikt over de vraag of de hulp van de Verenigde Staten aan de Oost- Europese landen wel gemeend was. Sommige historici zijn van mening dat de Verenigde Staten onvoldoende kapitaal hadden - of beschikbaar wilden stellen - voor Oost-Europa. In de voorwaarden voor het ontvangen van Marshall-hulp - respecteren soevereiniteit Europese staten en de hulp mocht geen economische afhankelijkheid tot gevolg hebben - stonden zaken die de Sovjet-Unie nooit zou willen accepteren. Vanuit deze optiek gezien hield de regering van de Verenigde Staten er duidelijk rekening mee dat de Oost-Europese landen de hulp niet mochten aannemen. De Amerikanen zouden op deze manier de Marshall-hulp kunnen gebruiken als propaganda middel tegen de Sovjet-Unie als de ‘deler’ van Europa.

61

Archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1945 - 1954, 2.05.117, inv.nr. 10430.

62

(26)

oorlog meteen weer handelsrelaties met Polen aangeknoopt. Op politiek gebied bestond er een wereld van verschil tussen beide landen. Deze verschillen werden echter overbrugbaar zodra er handelsbelangen in het spel waren.

4.2. Vestiging van het communistische regime in Polen

Vanaf 8 mei 1945 nam de Regering van Nationale Eenheid de macht over in Polen. Deze regering werd gedomineerd door de communisten. Stap voor stap werd het plan om geheel Polen onder Sovjetgezag te krijgen uitgevoerd en werd de politieke oppositie uitgeschakeld. Op 19 januari 1947 werden de eerste naoorlogse verkiezingen gehouden. De Poolse Arbeiderspartij en de Poolse Socialistische Partij waren de grote winnaars van deze gemanipuleerde verkiezingen. De Poolse Volkspartij onder leiding van Stanislaw Mikolajczyk werd in de aanloop naar de verkiezingen van alle kanten tegengewerkt. Hij verliet de Regering van Nationale Eenheid zodra de verkiezingsuitslag bekend werd. In oktober 1947 vluchtte hij naar Londen. Op 15 december 1948 voegden vervolgens de Poolse Arbeiderspartij en Socialistische Partij zich samen tot de Poolse Verenigde

Arbeiderspartij. Deze partij stond onder invloed van de Sovjet-Unie.63

De periode van het communisme in Polen kan in vier fasen ingedeeld worden.64 De eerste fase was van 1945-1956, waarin het gematigde stalinistische regime werd gevestigd en geconsolideerd. De tweede en derde fase samen duurden van 1956 tot 1981. In deze periode kreeg het communisme onder het regime van Wladyslaw Gomulka en zijn opvolger Edward Gierek een meer eigen Pools karakter. Een vierde fase is de periode onder leiding van Wojciech Jaruzelski, van 1981 tot 1989. Voor deze studie zijn de eerste en tweede fase van het communisme in Polen van belang.

De Poolse economie herstelde zich na de Tweede Wereldoorlog sneller dan na de Eerste Wereldoorlog. Veel nieuwe posities in de ambtenarij moesten gevuld worden. Veel Polen werden op deze manier door hun werk aan het communistische regime gebonden.65 Voor de communistische autoriteiten in Polen was het belangrijk om in de eerste jaren na de oorlog de legitimiteit van hun machtspositie te versterken. Door de nationalisatie van buitenlandse bedrijven op Pools grondgebied en collectivisatie van de

63

Vos, L. en Goddeeris, I., De strijd van de witte adelaar. Geschiedenis van Polen (966 - 2004) 288.

64

Ibidem, 283 - 284.

65

(27)

landbouw werd getracht de populariteit onder de Poolse bevolking te verhogen. Buitenlandse mogendheden die het communistische regime in Warschau erkenden als de enige officiële regering van Polen, versterkten de internationale positie van de Poolse communistische overheid.

4.3. Nederlandse erkenning

Op 6 juli 1945 werd bekend dat de Nederlandse regering in navolging van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, de banden met de Londense Polen had verbroken.66 Koningin Wilhelmina had hiermee veel moeite. De minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens had de koningin echter kunnen overtuigen van het belang van het erkennen van de Regering van Nationale Eenheid. De minister gaf op 25 juni 1945 in reactie op een brief van Wilhelmina een opsomming van de redenen voor de Nederlandse regering om tot erkenning over te gaan: ‘1. Het lot der Nederlandsche gedeporteerden daar te lande,

voor wie in dat geval niets meer kan worden gedaan; 2. het lot der Nederlandsche beleggingen daar - Philips-fabriek; Unileverbelangen e.d.-; 3. de toekomst van onze handelsrelaties met Polen; 4. onze verhouding tot Rusland.’67

De Nederlandse regering ging op 6 juli 1945 over tot het erkennen van de Regering

van Nationale Eenheid in Warschau als regering van Polen. De communisten vormden in

deze regering de grote meerderheid. Zij genoten de politieke en economische steun van de Sovjet-Unie. Het vooroorlogse Nederlandse gezantschap in Polen werd in december 1945 tot ambassade verheven. Polen was in december dat jaar het eerste Oostblokland dat na de oorlog een ambassade opende in Nederland.68 Na de oorlog was het voor Nederland van belang om de handelsrelaties met Polen en de Sovjet-Unie op korte termijn weer te herstellen, ondanks de afwijzende Nederlandse houding tegenover het communisme. Ter bescherming van de internationale positie van Nederland, de Nederlandse burgers in Polen en de daar aanwezige nationale economische belangen moesten betrekkingen met de Poolse regering in Warschau worden aangeknoopt.

66

Thijssen, L.G.A., 1000 jaar Polen en Nederland (Zutphen 1992) 111 - 112.

67

Esselink, H., Vollaers, G. en Witte, T, ‘Met een kaars voor het raam. Nederland en de Poolse crisis van 1980 - 1982’, in: Hellema, D. en Witte, T, ‘Onmachtig om te helpen.’ Nederlandse reacties op de socialistische dreiging, 132.

68

(28)

Vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog stak de Nederlandse regering weinig energie in het aanknopen van bilaterale betrekkingen met het communistische Polen. Nederland moest weinig hebben van het socialistische Oostblok. Anderzijds werden wel direct na de oorlog diplomatieke en economische betrekkingen met Polen aangegaan. De diplomatieke betrekkingen, zoals de erkenning van de communistische regering in juli 1945 en het in december van dat jaar openen van een ambassade in Warschau, kunnen geformuleerd worden als puur eigenbelang. Handelsbetrekkingen met de communistische staat zouden goed zijn voor de huidige financiële belangen van Nederland in Polen en voor de toekomstige economische betrekkingen tussen beide landen.

(29)

5.

Nederland - Polen: buitenlandse betrekkingen

In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen van de Nederlandse en Poolse buitenlandse politiek vanaf de Tweede Wereldoorlog tot en met 1963 beschreven. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een chronologische indeling. De buitenlandse betrekkingen van beide landen kunnen binnen het onderzoeksgebied verdeeld worden in verschillende periodes. Het uitgangspunt daarbij is om te onderzoeken welke (inter-) nationale factoren en belangen de buitenlandse betrekkingen van Nederland en Polen stuurden.

5.1. Nederlandse buitenlandse politiek: 1945 - 1963

De Nederlandse toekomst hing in mei 1945 in belangrijke mate af van twee kwesties. De ene kwestie betrof Nederlands-Indië en de andere Duitsland. De kroonkolonie en het Duitse achterland vormden een cruciale economische combinatie, die de Nederlandse positie in de wereldeconomie voor de oorlog in belangrijke mate had bepaald.69 Nederland wilde na de Tweede Wereldoorlog als middelgrote koloniale mogendheid terugkeren op het wereldtoneel. Als handelsnatie was zodoende het herstellen van de diplomatieke en economische betrekkingen met de Gordel van Smaragd in Azië en met Duitsland van groot belang. Door de oorlog in Nederlands-Indië en de geallieerde bezetting van Duitsland was de vooroorlogse economische politiek van Nederland, nog niet uitvoerbaar.

De Nederlandse regering was na de bevrijding bevreesd voor de militaire kracht van de Sovjet-Unie. Desondanks lagen de naoorlogse prioriteiten in de eerste plaats niet bij het verdedigen van de Nederlandse landsgrenzen in Europa. Dit blijkt wel uit het feit dat Nederland in de jaren 1948 en 1949, toen de Koude Oorlog al was losgebarsten, nagenoeg onverdedigd was. Terwijl tussen 1945 en 1949 elk jaar tienduizenden Nederlandse soldaten vertrokken naar Nederlands-Indië, was de defensie van het moederland minimaal met enkele duizenden luchtverdedingstroepen.70 Het bestrijden van het communisme vroeg volgens de Nederlandse regering niet zozeer om militaire versterking, maar om economisch herstel. Minister-president Louis J.M. Beel was medio

69

Hellema, D., Buitenlandse politiek van Nederland, 140.

70

(30)

1948 van mening dat, “(…) een der beste middelen om het communisme tegen te gaan

bestaat in het zo spoedig mogelijk verbeteren van de economische toestand”, en “(…) het Marshall-plan - was - in dit opzicht van niet te onderschatten betekenis.” 71

Om de Nederlandse buitenlandse politiek te kunnen bepalen dient eerst gekeken te worden naar de ontwikkelingen tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oosten tussen 1945 en 1963. Dit neemt niet weg dat de Nederlandse economische betrekkingen niet altijd synchroon liepen met de - internationale - politieke ontwikkelingen tijdens de beginjaren van de Koude Oorlog. Volgens de Nederlandse historicus Duco A. Hellema kan de naoorlogse buitenlandse politiek van Nederland tot en met 1963 in drie fasen worden verdeeld.72 De eerste fase loopt van 1945 tot 1948. De

tweede van 1948 tot 1952 en de derde fase bestrijkt de periode 1952 tot en met 1963.

Deze drie specifieke fases waren van invloed op de politiek van het Westen en daarmee van Nederland. Vanuit deze politieke invalshoek kan een licht worden geworpen op de Nederlandse economische betrekkingen met Polen.

5.2. Drie fazen Nederlandse buitenlandse politiek

De jaren 1945 - 1948 werden gekenmerkt door bilaterale regelingen. In Europa bestond geen gemeenschappelijk plan voor herstel en wederopbouw. De West-Europese landen opereerden allemaal individueel. In deze korte periode was Nederland op zoek naar de invulling van het buitenlandse beleid, mede omdat niet direct duidelijk was hoe de internationale verhoudingen zich zouden ontwikkelen. Nederland nam een afwachtende houding aan betreffende de ideeën over politieke en economische integratie van Europa. Het land was straatarm en er bestond een immens tekort aan harde valuta, zoals de Amerikaanse dollar. De kwesties Nederland-Indië en Duitsland bepaalden de houding van de Nederlandse buitenlandse politiek.

In de jaren 1948 - 1952 namen de blokvorming en militarisering van de Oost-West tegenstellingen toe. Onder aanvoering van de Verenigde Staten kwam in Oost- West-Europa een gemeenschappelijk plan voor wederopbouw tot stand. De Europese staten werden hierin gedwongen om samen te werken. Dit betekende een ingrijpende

71

Gorsel, K. van, ‘Nederland en de Sovjet-Unie, 1917 - 1953’, in: Hellema, D. en Witte, T, ‘Onmachtig om te helpen.’

Nederlandse reacties op de socialistische dreiging (Amsterdam 1995) 14 - 15.

72

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat Vale zich in de eerste helft bij de stadsgewijze bespreking voor een belangrijk deel bepaalt tot het topografische en planologische aspect, zijn de twee helften van het boek

Het is met name in Europa - de bakermat van het idee zelve der mensenrechten en tegelijkertijd de plaats waar sommige van de meest grootscheepse schendingen van dit begrip

Moeyes concludeert dat Nederland in de besproken periode een defensieve militaire traditie had, maar dit is een opmerkelijke stelling over een periode waar Bali en Atjeh bloedig

Van Staden heeft gesteld dat politieke partijen hun communica­ tiefunctie tussen burgers en overheid met betrekking tot het bui­ tenlands beleid over het algemeen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Dit onderzoek zal hierbij de structurele machtstheorie gebruiken om de internationale oliemarkt te analyseren, aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: in hoeverre

Door links activistische standpunten in te nemen aangaande buitenlandse politiek kon Nieuw Links zich een duidelijke progressieve identiteit aanmeten en werd de