• No results found

De Strijd om een links buitenlands beleid Hoe progressief was de Nederlandse buitenlandse politiek ten tijde van het kabinet- Den Uyl?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Strijd om een links buitenlands beleid Hoe progressief was de Nederlandse buitenlandse politiek ten tijde van het kabinet- Den Uyl?"

Copied!
93
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Strijd om een links buitenlands beleid

Hoe progressief was de Nederlandse buitenlandse politiek ten tijde van het kabinet- Den Uyl?

Boike Teunissen S 1408283

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding……….…………....… 2 – 5 Hoofdstuk 1: Het kader…..………....…..6 – 38

§ 1.1 Het politieke klimaat voorafgaand aan het kabinet-Den Uyl…...….... .6 – 10 §1.2 De opkomst van Nieuw Links ………...11 – 18 §1.3 De progressieve samenwerking: een Keerpunt?...18 - 26 §1.4 De formatie van het kabinet- Den Uyl………....…...27 – 33 §1.5 Conclusie kader kabinet-Den Uyl ………....….34 – 38

Hoofdstuk II: De besluitvorming in het kabinet-Den Uyl………...……39 – 67

§ 2.1 De verhouding tussen partijbestuur, fractie en kabinet……….……...39 - 48 § 2.2 De verhoudingen in de ministerraad………....49 – 59 § 2.3 De Defensienota van Vredeling en het MBFR-voorbehoud……...…...60 – 67

Conclusie………..………..….…68- 77

Literatuur.…….…….……….…....…78- 79 Bronnen………...………..…..……..80

(3)

Inleiding

“Ik ben er op het binnenlandse gebied beter in geslaagd duidelijk te maken dat er smalle marges zijn dan in de internationale politiek. We hebben in de jaren '70 onze mogelijkheden overschat”.1

Joop den Uyl

Het meest linkse kabinet dat Nederland ooit heeft gehad was het kabinet-Den Uyl (1973-1977). De samenstelling en het progressieve karakter van dit kabinet zijn nog altijd uniek in de Nederlandse politieke geschiedenis. Voor of tegen, iedere Nederlander had destijds een uitgesproken mening over de regering. Het ruim voor handen zijnde en zich steeds uitbreidende literatuuraanbod over deze politieke episode bewijst dat het kabinet-Den Uyl een bijzonder kabinet was2. De exceptionele linkse signatuur van het kabinet-Den Uyl kwam het meest duidelijk tot uiting in de buitenlandsector. Het buitenlands beleid voor het eerst en het laatst gedomineerd door de Partij van de Arbeid (PvdA). Joop Den Uyl werd namens de PvdA minister-president. De posten Ontwikkelingssamenwerking (Jan Pronk), Defensie (Henk Vredeling) en Buitenlandse Zaken (Max van der Stoel) kwamen alle voor het eerst in de handen van de PvdA3.

De wens van de PvdA om juist buitenlandse politiek tot actiepunt van de partij binnen het kabinet4 te maken kan onder meer worden verklaard door de richtingenstrijd die halverwege de jaren '60 binnen de PvdA woedde. Na enkele verkiezingsnederlagen en toenemende onvrede over het ontbreken van een duidelijk links profiel verenigde een aantal PvdA-jongeren zich in de politieke beweging Nieuw Links. De eisen van Nieuw Links waren onder andere een herkenbare, duidelijke linkse politiek en personele vernieuwing binnen de PvdA. De Nieuw Links beweging was zeer succesvol binnen de partij en vanaf 1969 bestond het partijbestuur voor een meerderheid uit Nieuw Links sympathisanten. Nieuw Links zag de buitenlandse politiek als een progressief speelterrein bij uitstek en daardoor een plaats waar veel goodwill van links Nederland te verdienen was.

De opkomst van Nieuw Links verliep zeker niet zonder slag of stoot. Veel oudgedienden binnen de PvdA stoorden zich aan de wijze waarop Nieuw Links zich profileerde en verweten de beweging een gebrek aan inhoud. Voor enkelen, waaronder Willem Drees junior, werd het in 1970 te gortig. Zij traden uit de PvdA om als de Democratische Socialisten 1970 (DS'70) verder te gaan. Max van der Stoel was ook één van de critici van Nieuw Links, maar hij zou de PvdA altijd trouw

1

F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid; Het debat over vrede en veiligheid binnen de PvdA in de periode 1958-1977 (Amsterdam 2002) 1.

2

Zie onder meer I. van den Broek, Heimwee naar de politiek, de herinnering aan het kabinet-Den Uyl (Amsterdam 2002) 11-15 voor een overzicht van kabinet-Den Uyl materiaal

3

Zie bijlage 1 voor de postenverdeling van het Kabinet-Den Uyl 4

(4)

blijven. De PvdA raakte meer dan voorheen verdeeld in een linker-en rechtervleugel. Max van der Stoel ondervond dit aan den lijve en liet kort na het vallen van het kabinet-Den Uyl weten,“je behoorde tot een bepaalde club en het kwam nooit eens tot een fatsoenlijk gesprek” 5. Het fenomeen Nieuw Links kwam niet uit de lucht vallen, maar paste in een maatschappijbrede vernieuwingsgolf die doorwerkte in de politiek. De Democraten 1966 (D’66) werden opgericht en georganiseerd links activisme werd steeds populairder, wat weer resulteerde in stijgende zetelaantallen voor de kleine linkse partijen6. De Nederlandse politieke cultuur veranderde ingrijpend en dit had in de vorm van Nieuw Links zijn weerslag op de PvdA. Politieke vernieuwingen en de daarmee samenhangende polarisering speelden een grote rol bij de totstandkoming van het buitenlandse beleid van het kabinet Den Uyl.

Bij het aantreden van het kabinet-Den Uyl in 1973 lagen de verhoudingen binnen de PvdA aangaande de buitenlandse politiek gecompliceerd. Mede door de kritiek en vernieuwing die Nieuw Links bracht, boekte de PvdA electoraal succes en zette de partij tijdens de formatieperiode in op buitenlandse politiek. Minister van Buitenlandse Zaken, werd echter een erkend criticaster van de beweging binnen de partij, Max van der Stoel. Met veel oudgedienden van de PvdA in de Tweede-Kamerfractie en regering enerzijds en de sterke positie van Nieuw Links in het bestuur en het actieve partijkader anderzijds ontstond een moeizame situatie voor de PvdA tijdens het kabinet-Den Uyl. Het kwam zelfs zo ver dat het partijbestuur een Keerpuntcommissie instelde. Deze commissie moest controleren of de regering (geleid door haar eigen partij) zich wel aan het verkiezingsprogramma hield. Een unieke situatie in de Nederlandse politiek. Bij tijd en wijle leek het of de PvdA zelf de grootste tegenstander van de regering was.

De spanning tussen fractie, bewindslieden, partijbestuur en kader kwam prominent naar voren in de discussies over het te voeren buitenlandse beleid. Vooral Van der Stoel en Vredeling botsten continu met Nieuw Links en daarmee met een groot gedeelte van de achterban. De minister van Buitenlandse Zaken zweerde bij stille diplomatie. Een gedeelte van de linkervleugel zag juist graag actie en, desnoods symbolische, idealistische retoriek. Onderwerpen als de erkenning van nieuwe regimes, het defensiebeleid, de aanpak van rechtse en linkse dictaturen en de houding ten opzichte van de NAVO, zijn slechts enkele onderwerpen die de PvdA-bewindslieden anders aanpakten dan een groot gedeelte van hun eigen achterban graag had gezien.

Het meest progressieve Nederlandse kabinet aller tijden startte in een sterk gepolariseerd politiek klimaat en ook de grootste partij binnen deze regering worstelde met een interne strijd tussen de linker-en rechtervleugel. Aangezien de PvdA als partij vrijwel het gehele buitenlandse

5

W. Gortzak ed., De kleine stappen van het kabinet Den Uyl, gesprekken met PvdA-bewindslieden (Deventer 1978) 82

6

(5)

beleid van het kabinet bepaalde, is het zeer relevant te onderzoeken welke invloed de spanning tussen rechts en links binnen de PvdA had op het buitenlandse beleid van Nederland tijdens het kabinet-Den Uyl. Over het buitenlandse beleid in deze periode lopen de meningen van historici uiteen. Professor Duco Hellema is van mening dat het kabinet- Den Uyl slechts een kleine afwijking veroorzaakte, er was meer sprake van continuïteit dan verandering onder Van der Stoel7. Volgens prof. dr. Joris Voorhoeve vond de relatief grootste verandering van Nederlandse buitenlandse politiek juist plaats tijdens het ministerschap van Van der Stoel8. Na een grondige analyse van het buitenland beleid en de omstandigheden waarin dit beleid werd gevormd zal ik tot een eigen afweging over de internationale politiek van het kabinet-Den Uyl komen.

Voor het goed beantwoorden van deze vraag zullen ook andere vragen gesteld en beantwoord moeten worden. Waarom zette de PvdA zo zwaar in op buitenlandse politiek en liet zij vrijwel alle sociaaleconomische posten aan de confessionele coalitiepartners? In hoeverre kan men via interne partijdemocratie invloed uitoefenen op de besluitvorming met betrekking tot het Nederlandse buitenlandse beleid? De besluitvorming omtrent de buitenlandse politiek stond in de jaren '70 immers bekend als ondemocratisch en een als terrein waar de gemiddelde Nederlander geen invloed op kon uitoefenen9. Met het aantreden van het kabinet-Den Uyl kwamen de touwtjes op dit in democratisch opzicht onontgonnen gebied stevig in handen van de PvdA. Maar veranderde dit ook iets aan de manier waarop het buitenlands beleid in Nederland tot stand kwam?

In het eerste hoofdstuk zal ik het kader waarbinnen het kabinet-Den Uyl functioneerde en de aanloop naar het kabinet-Den Uyl schetsen. Veel ontwikkelingen eind jaren '60 en begin jaren '70 die zich binnen en rondom de PvdA afspeelden liepen in elkaar over. Tijdens deze dynamische politieke tijd was het niet altijd helder of het één het gevolg is van het ander. Duidelijk is dat verschillende gebeurtenissen en processen niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het terugkerende dilemma van de historicus is dat hij, vanwege structuur en leesbaarheid niet een allesomvattend verhaal kan schrijven en keuzes moet maken. Ik heb gekozen om de inkadering van het kabinet-Den Uyl op te delen in de volgende hoofdstukken: het politieke klimaat, de opkomst en integratie van Nieuw Links, de progressieve samenwerking en de uiteindelijke formatie van het kabinet uitgelicht10. Bij alle onderwerpen zullen de internationale standpunten naar voren komen. Deze indeling is naar mijn mening te rechtvaardigen doordat zij zo een volledig beeld geeft van de positie en toestand van de PvdA in de Nederlandse politiek voorafgaand aan het kabinet. Door de inkadering zijn de beslissingen die het kabinet op het gebied van de buitenlandse politiek nam beter

7

D.A. Hellema, De buitenlandse politiek van Nederland (Utrecht 1995) 282 . 8

J. Voorhoeve, Peace, Profits and Principles (Den Haag 1979) 72. 9

Zie voor ontwikkeling democratisering buitenlands beleid J. Voorhoeve, Peace, Profits and Principles 63-65. 10

(6)

te begrijpen. Ik besef dat de verschillende hoofdstukken in elkaar overlopen. Zo heeft bijvoorbeeld de opkomst van Nieuw Links een grote rol gespeeld bij de bepaling in welke vorm de progressieve samenwerking tot stand kwam. Bovendien hadden Nieuw Links, de progressieve samenwerking en uiteindelijk het kabinet ook weer hun invloed op het politieke klimaat en vice versa. Ik zal de kruisverbanden zoveel mogelijk benoemen, maar probeer tegelijkertijd aan de hand van deze hoofdstukindeling een zo chronologisch en gestructureerd mogelijk kader te schetsen.

Nadat de relevante inkadering is verzorgd zal ik in het tweede hoofdstuk van deze scriptie ingaan op de vorming en uitvoering van het buitenlands beleid van het kabinet-Den Uyl. Eerst zal ik de verhoudingen tussen partijbestuur, fractie en PvdA-bewindslieden in het kabinet neerzetten. Hierbij zal ik ingaan op de invloed die het partijbestuur probeerde uit te oefenen op de fractie, onder meer door het instellen van de Keerpuntcommissie, en in hoeverre zij daar in slaagde. De verhoudingen binnen de ministerraad zijn ook van belang voor de beantwoording van de hoofdvraag. Tegenstellingen die bij de PvdA leefden werden in de ministerraad uitgevochten. Het is bijvoorbeeld een publiek geheim dat Jan Pronk en Max van der Stoel niet met elkaar door één deur konden. Als laatste behandel ik een case waarin alle in deze scriptie behandelde elementen terugkomen, de totstandkoming van Defensienota van Vredeling. Zoals zal blijken kwamen in dit beleidspunt binnen- en buitenlandse belangen samen. De nota was een heet hangijzer voor velen binnen de PvdA en daarmee een uitstekende illustratie voor deze thesis.

(7)

Hoofdstuk

I

Het politieke klimaat in Nederland voorafgaand aan het kabinet-Den Uyl

“Theoretically your country cannot exist” merkte de Amerikaanse politicoloog Robert Dahl op toen een Nederlandse collega de politieke situatie in het Nederland van kort na de Tweede Wereldoorlog voor hem uiteenzette11. In het verzuilde Nederland moesten politieke partijen ondanks hun streng gescheiden ideologieën met elkaar samenwerken, doordat in het Nederlandse kiessysteem één partij geen absolute meerderheid kan verkrijgen. In weerwil van de verzuiling en de daarmee samengaande politieke versplintering bestond Nederland wel degelijk. Sterker nog, Nederland was in de jaren na de Tweede Wereldoorlog een politiek stabiel land. Deze stabiliteit was vooral te danken aan de noodzaak van wederopbouw na de oorlog en de consensus die heerste bij de elites van de verschillende zuilen12.

Arend Lijphart, een invloedrijke politicoloog, introduceerde de term 'pacificatiedemocratie' voor de Nederlandse politieke situatie. De naoorlogse pacificatiedemocratie werd het best gesymboliseerd door de opeenvolgende Rooms-rode coalities onder leiding van premier Willem Drees (PvdA). Een dergelijk langdurige samenwerking tussen socialisten en katholieken zou in een vooroorlogs Nederland onmogelijk zijn geweest. Eind jaren '50 kwam echter de klad in de samenwerking en stelden de Katholieke Volkspartij (KVP) en de PvdA zich steeds vijandiger tegenover elkaar op. Het laatste Rooms-rode kabinet (Drees IV) viel in 1958 en het zou tot 1965 duren voordat de PvdA weer in een regering plaatsnam. Met het verdwijnen van de heersende consensus begonnen ook de traditionele zuilen flinke scheuren te vertonen. Het middenkader van elke zuil werd breder, beter opgeleid en daardoor zakelijker in de politieke benadering13. Dit betekende ook een omslag in de politieke situatie: “[…] een eens ongewoon rustig klimaat vertoonde voortekenen van een storm die de consensuspolitiek teniet dreigde te doen”.14

De ontzuiling zette door in de loop van de jaren '60, zij viel samen met of werd versneld door tal van dynamische maatschappelijke ontwikkelingen die deze periode kenmerkten: ontkerkelijking, een stijgend gemiddeld opleidingsniveau, de seksuele revolutie, de tweede feministische golf en studentenactivisme15. Vooral de KVP had te lijden onder de gevolgen van de ontzuiling, het zetelaantal van de katholieken daalde van 50 in 1963 naar 27 in 1972. Bij de verkiezingen in 1972 wisselden 20 zetels onverwacht van partij, een aardverschuiving in de

11

R.B. Andeweg & G.A. Irwin, Governance and politics of the Netherlands (New York 2002) 26. 12

R. Aerts, H. de Liarge Böhl, P. de Rooy en H. te Velde, Land van kleine gebaren: een politieke geschiedenis van Nederland 1780-1990 (Nijmegen 1999) 275.

13

R. Aerts, H. de Liarge Böhl, P. de Rooy en H. te Velde, Land van kleine gebaren 285. 14

J.C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995) 10-11. 15

(8)

toenmalige Nederlandse politieke situatie16. Als gevolg van de ontzuiling ontstond een nieuwe entiteit op het politieke speelveld, de zwevende kiezer17.

Naast het electoraat raakten ook de media op drift. De Nederlandse media waren voorheen ingekapseld in een zuil, maar verscheidene kranten en omroepen gingen zich onafhankelijker opstellen. Het meest bekende voorbeeld hiervan is de Volkskrant: in 1965 liet de Volkskrant de ondertitel: “Katholiek dagblad voor Nederland” vallen. Vanaf dat moment ontwikkelde de krant zich als een linksgeoriënteerd dagblad18. De media leken mee te gaan in de hardere opstelling van de politieke partijen en gingen de politiek steeds kritischer volgen19. Dankzij de toenemende welvaart in Nederland kregen meer en meer huishoudens de beschikking over een televisie, een medium dat een steeds doorslaggevender rol ging spelen in de Nederlandse politiek20. Het eerste Kamerdebat ooit dat door de Nederlandse televisie werd uitgezonden zou direct het politieke klimaat van de komende jaren bepalen. Het desbetreffende debat ging de geschiedenis in als de Nacht van Schmelzer21.

Voor het eerst sinds 1958 was er in 1965 weer sprake van een Rooms-Rode samenwerking. Onder leiding van premier Jo Cals van de KVP vormden de katholieken samen met de PvdA en de Anti-revolutionaire Partij (ARP) het kabinet. Het kabinet-Cals was geen lang leven beschoren en al op 15 oktober 1966 diende premier Cals zijn ontslag in bij de koningin, na de Nacht van Schmelzer (de nacht van 13 op 14 oktober). Deze berucht nacht werd genoemd naar Norbert Schmelzer, de fractievoorzitter van de KVP. De katholieke leider diende een motie in, waarin hij vroeg om een betere dekking van de door het kabinet ingediende begroting. De motie werd door de Tweede Kamer aangenomen en Cals interpreteerde deze als een teken van gebrek aan vertrouwen in de regering. Hierna restte hem geen andere mogelijkheid dan het kabinet te ontslaan van zijn taak.

De Nacht van Schmelzer groeide uit tot het symbool van de onbetrouwbaarheid van politici. Vooral Norbert Schmelzer en de KVP moesten het ontgelden. Het feit dat een fractievoorzitter zijn eigen premier liet struikelen werd uitgelegd als verraad. De negatieve beeldvorming was compleet toen Schmelzer door cabaretier Wim Kan werd weggezet als een gladde teckel met een vette kluif in de bek22. In het begin van de jaren '90 zou de schurkenrol van Schmelzer en zijn KVP-fractie genuanceerd worden. Tot die tijd bleef de nuance echter uit, met verstrekkende gevolgen. Het was alsof na het optreden van Schmelzer de lopende maatschappelijke ontwikkelingen tot een politieke

16

R.B. Andeweg & G.A. Irwin, Governance and politics of the Netherlands 35. 17

Zie onder meer: J. Simons, Zwevende kiezers & zappende kijkers: politieke beeldvorming op televisie (Amsterdam 1998) 23; R.B. Andeweg & G.A. Irwin, Governance and politics of the Netherlands 35; R. Aerts, H. de Liarge Böhl, P. de Rooy en H. te Velde, Land van kleine gebaren 297.

18

R.B. Andeweg & G.A. Irwin, Governance and politics of the Netherlands 35-36 19

R. Aerts, H. de Liarge Böhl, P. de Rooy en H. te Velde, Land van kleine gebaren 308. 20

J. Simons, Zwevende kiezers & zappende kijkers 22-23 21

R. Aerts, H. de Liarge Böhl, P. de Rooy en H. te Velde, Land van kleine gebaren 307. 22

(9)

climax kwamen. Zo werd kort na de Nacht de politieke partij D'66 opgericht, raakten KVP-leden verdeeld in een progressief en conservatief kamp23 en verslechterde de relatie tussen de KVP en de PvdA aanzienlijk.

De val van het kabinet-Cals was een scharniermoment in de naoorlogse politieke geschiedenis van Nederland. Bij de socialisten leefde het vermeende confessionele verraad sterk. De gewraakte begroting van Cals was immers grotendeels het product van PvdA-minister Anne Vondeling (Financiën). De PvdA zat voor het eerst sinds Drees IV weer in het kabinet, en de stekker werd er al na een jaar uitgetrokken door de confessionele coalitiepartner. De socialisten manoeuvreerden zich in een slachtofferrol na de Nacht van Schmelzer, maar voor de PvdA kwam het einde van het kabinet Cals als geroepen. De snel veranderde Nederlandse maatschappij had behoefte aan een nieuwe manier van politiek voeren, het kabinet Cals was echter nog op een pacificatiepolitieke leest geschoeid. De snelle opkomst van de D'6624, bij uitstek een partij die bestuurlijke vernieuwing voorstond, was typerend voor het feit dat veel Nederlanders behoefte hadden aan politieke hervormingen. Vooral het formeren van een nieuw kabinet zonder daarvoor nieuwe verkiezingen uit te schrijven, zoals tussen 1963 en 1967 twee keer gebeurde, was steen des aanstoots voor de kiezers25. Het Nederlandse electoraat accepteerde het niet langer dat de politieke elite allianties aanging en verbrak zonder daarvoor de kiezers te raadplegen. Het stijgend opleidingsniveau van de bevolking en de toenemende media-aandacht maakten dat de Nederlandse burger meer directe politieke invloed wenste. De pacificatiedemocratie diende een participatiedemocratie te worden26.

Een belangrijk onderdeel van de politieke vernieuwing was het creëren van duidelijkheid. Door duidelijke politieke scheidingen en standpunten uit te dragen zou het electoraat ook echt wat te kiezen krijgen, met als gevolg een toenemende politieke betrokkenheid van datzelfde electoraat. Niet alleen D'66 hield zich daarmee bezig, maar ook binnen de PvdA was er een stroming die de politieke elite te onduidelijk en te gezapig vond. Zo pleitte PvdA'er Ed van Thijn in 1966 voor het verlaten van de politiek inhoudelijke discussie en het meer (links) profileren op punten die onder de bevolking leefden27. Op die manier hoopte Van Thijn politieke duidelijkheid te creëren en de kloof tussen burger en politiek te dichten. Datzelfde jaar maakte een roemruchte actiegroep zijn entree in de PvdA, Nieuw Links. In Tien over Rood zette de beweging zijn eisen uiteen28. Nieuw Links wilde

23

De progressieve KVP'ers organiseerden zich samen met progressieve ARP'ers in de werkgroep Christen-Radicalen, vanuit deze groep van links geörienteerde Christenen zou de PPR worden opgericht in 1968. 24

Vanuit niets naar 7 zetels bij de verkiezingen in 1967. 25

J. Bosmans, 'Kanttekeningen bij de politieke en parlementaire ontwikkeling van Nederland, 1952-1973' in: H.W. Von der Dunk, J. Bomans, D.F.J. Bosscher e.a. Wederopbouw, Welvaart en Onrust: Nederland in de jaren vijftig en zestig (Houten 1986) 37-63 aldaar 57-58.

26

F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid 6 27

P. Bootsma en W. Breedveld, De verbeelding aan de macht: het kabinet Den Uyl 279. 28

(10)

dat de PvdA ging bieden wat volgens progressieven nodig was voor de toekomst29. In de volgende paragraaf zal ik dieper ingaan op de opkomst van Nieuw Links en de invloed die dat had op de verhoudingen binnen de PvdA en specifiek het buitenlandse beleidsterrein. Vooralsnog volstaat het te stellen dat Nieuw Links binnen de PvdA de ontevredenheid in Nederland over het gebrek aan democratie, inspraak, openheid en directheid in de politiek vertegenwoordigde.

Een manier om duidelijkheid te scheppen in de elitaire en schimmige Nederlandse politiek was het vormen van twee politieke blokken. Als de keuze werd beperkt tot een progressief en een conservatief blok dan wist men waarvoor men koos, want met een absolute meerderheid hoefde een partij na de verkiezingen geen concessies te doen aan een coalitiepartner. De kans op kiezersbedrog nam daardoor af. Voor blokvorming was een scherpe links-rechts polarisatie nodig. De wens tot polarisatie kwam vooral vanuit de linkervleugel. De progressieve partijen zagen wel wat in dit systeem naar Brits voorbeeld, ook wel het Westminstermodel genoemd30.

Het linkse geloof in polarisatie valt mede te verklaren door de voortschrijdende ontzuiling en de daarmee samenhangende electorale terugval van de confessionele partijen. Binnen de PvdA verwachtte men dat op termijn een progressieve meerderheid bereikt kon worden. Er moest sterk worden ingezet op polarisatie, ontzuilde confessionele aanhangers werden dan gedwongen te kiezen tussen links en rechts. Op deze manier dacht de PvdA de afbrokkeling van de confessionelen te bespoedigen31. De polarisatietactiek kwam echter niet uitsluitend voort uit electorale overwegingen. Na de Nacht van Schmelzer was het geduld van de socialisten met de confessionelen op. “De opzet was om na 1966 en de Nacht van Schmelzer de christendemocratische partijen een toontje lager te laten zingen”32 aldus Jan Pronk, destijds Nieuw-Linkser en later minister van Ontwikkelingssamenwerking in het kabinet-Den Uyl.

De tijd leek rijp voor een nieuwe, duidelijker benadering van politiek. De Nederlander was mondiger geworden en kon dankzij de toegenomen media-aandacht de politiek op de voet volgen. Het gevoel dat er een kloof was tussen burger en politiek kwam hierdoor sterker naar voren dan vroeger het geval was. Verregaande ontzuiling bracht het Nederlandse electoraat aan het zweven, zodat politieke partijen nu echt hun best moesten doen de kiezers aan zich te binden. Bij de socialisten was er sinds de Nacht van Schmelzer geen enkel vertrouwen meer in de confessionele partijen en vooral niet in de KVP. De PvdA wilde aan de slag met de gedroomde progressieve meerderheid. Door te polariseren kon de PvdA twee vliegen in één klap slaan: de kiezers kregen een

29

Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' in: Honderd jaar sociaal-democratie in Nederland 1894-1994 ed. M. Brinkman, M. de Keizer en M. van Rossem (Amsterdam 1994) 154-238 aldaar 231.

30

R. Aerts, H. de Liarge Böhl, P. de Rooy en H. te Velde, Land van kleine gebaren 280-313; J.C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig 181-183.

31

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA (1966-1977) (Amsterdam 1990) 131; F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid; 6-7.

32

(11)
(12)

De opkomst van Nieuw Links

“Dit geschrift is een uitdaging aan de Partij van de Arbeid”, zo luidt de eerste zin in het boekje Tien

over Rood van Nieuw Links33. In oktober 1966 stelde een groep van jonge PvdA-leden in heldere bewoordingen de tekortkomingen van de partij aan de kaak. Men wilde een partij die duidelijke keuzes zou maken en een herkenbare linkse politiek voerde. Met het oog op dit doel was een lijst met tien hoofdpunten samengesteld34. Daarnaast vond Nieuw Links dat het tijd was voor een wisseling van de wacht in de PvdA top. Hoewel de beweging vooral als jongerenbeweging werd getypeerd doet een dergelijke omschrijving tekort aan de brede steun die de beweging kreeg. Het waren niet per definitie jongeren die met Nieuw Links sympathiseerden35. Wel vond Nieuw Links zijn natuurlijke aanhang bij een nieuwe generatie politiek geïnteresseerden die, geheel passend in het tijdsbeeld, weinig vertrouwen hadden in de gevestigde politieke orde.

Als groep of beweging liet Nieuw Links zich moeilijk definiëren. Het was een club zonder leden en zonder duidelijke samenhang. Men kon geen lid worden, hoogstens sympathiseren met het gedachtegoed36. Door op deze manier te opereren liet Nieuw Links zich nooit wegzetten als een partij binnen de partij. Nieuw Links wilde de PvdA van binnenuit vernieuwen. Laurens ten Cate, journalist en destijds prominent lid van de PvdA, schreef dat Nieuw Links slechts twee muurvaste uitgangspunten had:

− de kritiek mocht hard zijn, maar de loyaliteit aan de PvdA stond voorop;

− meningsvorming binnen Nieuw Links mocht alleen geschieden door leden van de PvdA. Nieuw Links bleef zo te allen tijde een vernieuwingsbeweging binnen de Partij van de Arbeid37.

De vernieuwingsbeweging kreeg veel steun binnen de PvdA. Steeds meer jongeren gingen zich met politiek bemoeien en ook veel zittende leden vonden het tijd voor verandering. De PvdA had een aantal gevoelige opeenvolgende electorale nederlagen geleden, waarbij vooral het binden van de jeugd problematisch bleek38. Partijen als de PSP39, D'66 en de CPN40 troefden de PvdA af wat betreft linkse en progressieve politiek. Deze partijen met uitgesproken standpunten oefenden een grote aantrekkingskracht uit op jongeren. Het linkse activisme van de kleine partijen sloot aan bij de tijdsgeest. Vooral de goede organisatie van klein links maakte hen onderscheidend op het

33

H. den Doel e.a., Tien over Rood 7. 34

Zie bijlage 2 voor het programma Tien Over Rood. 35

Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' 230. 36

B. Boivin e.a. Een verjongingskuur voor de Partij van de Arbeid. Opkomst, ontwikkeling en betekenis van Nieuw Links ( Deventer 1978) 29-30.

37

B. Boivin e.a. Een verjongingskuur voor de Partij van de Arbeid. 31. 38

De PvdA verloor na het hoogtepunt van 50 zetels in 1956 steeds zetels: 1959: 48 zetels; 1963 43 zetels; 1967 37 zetels. Uit eigen onderzoek bleek dat de PvdA moeite had de groep van 18-35 jarigen aan de partij te binden. Zie: P. van Praag jr., Strategie en illusie, 27.

39

Opgericht in 1957, vanaf 1963 tot 1970 continu 4 zetels in de Tweede Kamer. 40

(13)

gebied van de buitenlandse politiek, “voor elk land was er wel een comité41” aldus Ed van Thijn. De winst van de kleine partijen aan de linkerkant ging ten koste van de PvdA. In de twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog was de PvdA een in slaap gevallen bestuurderspartij geworden. Nieuw Links zag het als zijn taak de partij weer wakker te schudden42.

Het zittende PvdA-bestuur reageerde niet afwijzend en zelfs met enig enthousiasme op het ontstaan van de kritische vernieuwingsbeweging. Bestuurslid Koopman sprak van 'een plezierig program' en wilde “deze jongens niet tegenwerken”43. De leider van de PvdA Tweede Kamer-fractie (hierna PvdA-fractie genoemd) Den Uyl, gaf Nieuw Links op een aantal punten gelijk. Hij was het eens met de eis voor meer interne partijdemocratie44. De constatering dat de politiek te afstandelijk en onduidelijk was geworden deelde Den Uyl ook. In zijn veel geprezen artikel 'De smalle marge van de democratische politiek' stelde Den Uyl vast dat de politiek in Nederland een ondoorzichtig bedrijf was geworden en stelde hij voor de kiezer meer directe inspraak te geven45.

Zonder al te veel tegenwerking kon Nieuw Links proberen zijn invloed in de partij te vergroten. Vanaf 1966 waren de Nieuw Linksers vooral bezig in het partijkader en bij regionale afdelingen steun te winnen voor hun plannen. Op deze manier probeerde de beweging zich zo breed mogelijk in de partij te nestelen. Dat zij hierin slaagden bleek wel tijdens het partijcongres van november 1967. Daar werden zeven Nieuw Linksers in het bestuur gekozen, waaronder André van der Louw als vice-voorzitter. Als we het gedachtegoed van Nieuw Links iets ruimer interpreteren dan kon de beweging zelfs rekenen op tien sympathisanten in het bestuur46. Dit was nog steeds een minderheid, aangezien het dagelijks PvdA-bestuur uit 21 mensen bestond47. Met enige opluchting zei Den Uyl tijdens de slotrede van het desbetreffende congres dat Nieuw Links succesvol was ingelijfd in een pluriforme partij48.

De fractievoorzitter kraaide echter te vroeg victorie: in de jaren na 1967 zou het PvdA bestuur zich voornamelijk verliezen in oeverloze discussies over punten die Nieuw Linksers aandroegen en bleven verdedigen49. Bovendien groeide binnen de partij de weerstand tegen Nieuw Links. Vooral de manier van presenteren en discussiëren die Nieuw Links bezigde, stuitte veel oudgedienden tegen de borst. Inhoudelijk viel er op Nieuw Links niet zoveel aan te merken: de beweging had weinig echt vernieuwende standpunten naar voren gebracht, vooral de toonzetting

41

Vraaggesprek dhr. Van Thijn op 03-12-08, zie bijlage 6. 42

B. Peper, 'De brede marges van de socialistische politiek' in: Socialisme en Democratie vol. 28 afl. 3 (Deventer 1971) 135-139 aldaar 136.

43

Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' 232. 44

A. Bleich, Joop Den Uyl 1919-1987: Dromer en Doordouwer; (Amsterdam 2008) 244. 45

J. Den Uyl, 'De smalle marge van de democratische politiek' in: Socialisme en Democratie vol. 27 afl. 7 289-310 (Deventer 1970) 299.

46

Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' 234. 47

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 67. 48

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 57. 49

(14)

was directer en scherper50. Vondeling, inmiddels partijvoorzitter, constateerde samen met Den Uyl een gebrek aan kwaliteit en originaliteit in de ideeën van Nieuw Links. Wel konden zij het elan en de energie die deze jongeren met zich meebrachten waarderen51.

Dit gold niet voor iedereen binnen de PvdA. De agressieve en soms dogmatische manier waarop Nieuw Links zijn standpunten uitdroeg veroorzaakte de nodige wrijvingen. In reactie op Nieuw Links werd het Democratisch Appél in het leven geroepen. De mensen achter het Democratisch Appél vonden dat Nieuw Links te positief tegenover de communistische regimes in Oost-Europa stond en daarmee een gevaar voor de partijdemocratie was 52. Het Democratisch Appél werd onder andere gesteund door PvdA'ers als Lou de Jong, de econoom Arnold Heertje en fractielid Frans Goedhart. Het doel van het Democratisch Appél was beïnvloeding van het partijcongres dat in 1969 weer een nieuw bestuur zou kiezen. Evenals Nieuw Links zou het Democratisch Appél proberen zoveel mogelijk van zijn aanhangers in het bestuur gekozen te krijgen. Deze actie tegen Nieuw Links werd als volgt gemotiveerd: “De kern van de zaak is dat de heren Van der Louw c.s. voortdurend gekweld worden door het verlangen sympathie te betuigen aan allerlei vormen van communisme (Fidel Castro, Ho Tsi Minh, Rudi Duschke e.a.) en geen gelegenheid voorbij laten gaan om te ageren tegen de NAVO, die voor de verdediging van de vrijheid, de veiligheid en de vrede van essentiële betekenis zijn”53. Kennelijk riep vooral de houding van Nieuw Links ten opzichte van buitenlandse politiek weerstand op bij het Democratische Appél.

Nieuw Links legde in Tien over Rood de nadruk op een meer ontspannen benadering van de communistische regimes, een veel kritischer houding richting de NAVO vooral vanwege de rechtse dictaturen binnen de NAVO (Portugal en Griekenland) en meer geld voor Ontwikkelingssamenwerking54. Slechts drie van de tien punten van Tien over Rood gingen over de buitenlandse politiek. Toch riepen juist deze punten en de houding die daaruit sprak de meeste reacties op. Inhoudelijk waren de punten zwak onderbouwd en niet eens zo afwijkend van eerdere PvdA-standpunten55. Evenals bij de andere punten van Tien over Rood was er voor de PvdA inhoudelijk weinig reden tot aanstoot. Toch was de toonzetting bij de buitenlandse punten van groter belang dan bij de binnenlandse. Aangezien de internationale politiek niet zo bewerkelijk is voor een Nederlandse politieke parti,j zijn eisen en deadlines vaak niet rechtstreeks te

50

Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970'; P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 96 51

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 96-97 52

F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid 184; P.van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 70.

53

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 70. 54

Zie punten 1,5 en 6 van Tien over Rood voor de volledige belangrijkste eisen van Nieuw Links op buitenlands gebied in bijlage 2.

55

Voorbeelden: In 1963 was in het programma 'om de kwaliteit van het bestaan' al gesteld dat de

(15)

implementeren. Zo zou de eis van Nieuw Links, Portugal uit de NAVO of wij, in principe neerkomen op het verlaten van het bondgenootschap door Nederland. De kritische houding ten opzichte van de NAVO en Verenigde Staten en daarnaast de wens tot nauwere samenwerking met communistische regimes zorgde voor onbegrip bij de oude garde van de PvdA.

Hierbij sprong vooral de eis van Nieuw Links voor onvoorwaardelijke volkenrechtelijke erkenning van de DDR56 in het oog. De DDR-regering was nooit door Nederland erkend vanwege het ontbreken van democratische legitimering. Volgens Nederland kon alleen de democratische regering in Bonn57 het gehele Duitse volk in het internationale verkeer vertegenwoordigen58. Nieuw Links was echter van mening dat Nederland de DDR als een voldongen feit moest beschouwen. De wens voor erkenning van de DDR was niet uniek in de meer progressievere hoek van de Nederlandse politiek. D'66 en zelfs de ARP-jongeren spraken zich hiervoor uit. Zij wilden echter alleen in samenspraak met de bondgenoten (en in het bijzonder West-Duitsland) de DDR erkennen. Nieuw Links eiste daarentegen een onvoorwaardelijke eenzijdige erkenning59. Een dergelijke maatregel zou tegen het zere been van de belangrijke NAVO-bondgenoot West-Duitsland zijn geweest. Het is typerend voor Nieuw Links dat zij de discussie omtrent de DDR-erkenning politiseerde. Voor de PvdA beweging werd de erkenning gebruikt als een werktuig ten einde de anticommunistische houding van de partij te breken60. Dit terwijl de discussie over de erkenning van de DDR ook op basis van meer volkenrechtelijke argumenten gevoerd kon worden61.

De afwijkende houding van Nieuw Links ten opzichte van buitenlandse politiek kan mede worden verklaard door het generatieverschil. De jongeren van Nieuw Links hadden een andere les getrokken uit de Koude Oorlog dan de PvdA'ers die direct na de Tweede Wereldoorlog actief waren geworden62. Het naoorlogse PvdA-kader was opgegroeid met een continu besef van het communistische gevaar. Deze angst werd bevestigd door de communistische omwenteling in Praag (1948), de brute repressie door Stalin (tot 1953) en het neerslaan van de Hongaarse opstand (1956). Vanaf het einde van de jaren vijftig waren de spanningen tussen Oost en West echter over hun hoogtepunt heen. In de Sovjet-Unie braken wat gematigder tijden aan na het overlijden van Stalin. Daarnaast verloren de Verenigde Staten veel krediet als leider van de vrije Westerse wereld door de oorlog in Vietnam, die in de loop van de jaren zestig steeds meer uit de hand liep63. Voor veel

56

Duitse Democratische Republiek, oftewel Oost-Duitsland. 57

De BRD. 58

J. Pekelder, Nederland en de DDR (Amsterdam 1998) 15. 59

H. den Doel e.a., Tien over Rood 9. 60

Vraaggesprek dhr. Van Thijn op 03-12-08, zie bijlage 6. 61

Er waren zelfs VVD Kamerleden voor de erkenning, puur vanwege volkenrechtelijke beginselen.

Vraaggesprek dhr. Van Thijn op 03-12-08, zie bijlage 6. Uiteindelijk zou Nederland de DDR in 1973 erkennen, enkele weken nadat de BRD en de DDR een overeenkomst hadden gesloten en normaliseerden de verhoudingen zich, zie: J. Pekelder, Nederland en de DDR 15-16.

62

F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid 14. 63

(16)

jongeren was de starre Oost-West-verdeling in de wereld niet meer vanzelfsprekend.

Het congres van 1969 verliep desastreus voor het Democratisch Appél en eindigde in een historische overwinning voor Nieuw Links. Reden genoeg voor Van der Louw om zich al dansend richting het bestuur te begeven waarin hij zojuist herkozen was. Het Democratisch Appél wist niet één vertegenwoordiger in het bestuur te krijgen en Nieuw Links kreeg maar liefst negen geestverwanten in het bestuur64. Goedhart kon zich niet verzoenen met de machtige positie van Nieuw Links: samen met collega-fractielid Wybrand Schuitemaker scheidde hij zich in 1970 van de PvdA-fractie af en vormden zij de groep Goedhart in de Tweede Kamer. Directe aanleiding voor de breuk was de felle PvdA kritiek op de inval van de Verenigde Staten in Cambodja, wederom een internationaal politiek punt. Goedhart richtte samen met Willem Drees jr. in datzelfde jaar Democratisch-Socialisten '70 op. Uiteindelijk zou een groot aantal leden dat het Democratisch Appél steunde overstappen naar DS'7065. Deze partij werd zo een rechtse vluchthaven voor PvdA'ers die niet met de toegenomen invloed van Nieuw Links konden leven.

Niet alleen het Democratisch Appél en de mensen achter DS'70 hadden moeite met de opstelling van Nieuw Links. Max van der Stoel, dé buitenlandspecialist in de Tweede Kamerfractie van de PvdA66, schreef al in 1966 aan Joop Den Uyl dat hij “een keuze moest maken tussen deze nieuwe sekte (Nieuw Links) en ons verlangen de PvdA om te bouwen tot een progressieve volkspartij”'67. De verhouding tussen Van der Stoel en Nieuw Links zou altijd zeer moeizaam blijven. Van der Stoel zelf zei hierover: “In de ogen van Nieuw Links was ik een rechtse bal, een NAVO-klant”68. Van der Stoel kwam altijd met genuanceerde standpunten, en liet van tijd tot tijd aan Nieuw Links weten dat het simpelweg herhalen van idealen geen verandering zou brengen69. Nieuw Links reageerde daarop, door bij monde van Van der Louw zich zeer teleurgesteld te tonen over het feit dat Van der Stoel begin jaren zeventig de PvdA-kandidaat voor het ministerschap van Buitenlandse Zaken was. Hij werd weggezet als niet vernieuwend genoeg, en niet representatief voor het soort van veiligheidsbeleid dat de PvdA nastreefde70. De kloof tussen Van der Stoel en Nieuw Links was zelfs zo groot dat zodra Nieuw Links de overhand kreeg in de bepaling van het

64

9 van de 21 plekken werden bezet door Nieuw-Linkers vanaf 1969, als men het Nieuw Linkse-gedachtegoed wat ruimer interpreteert kan er zelfs gesproken worden van 11 van de 21 en dus een minimale meerderheid. Zie o.a. P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 70; Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' 235; F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid 183.

65

F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid 184; Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' 235 66

Max van der Stoel was van 1958-1965 internationaal secretaris van de PvdA, van 1965 tot 1973 nam hij zitting in de Tweede Kamerfractie, als buitenlandwoordvoerder, met een staatssecretarisschap van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Cals (1965-1966) als kort intermezzo

67

L. Castelijn en M. Krop, 'Rechtlijnig en tegendraads: Max van der Stoel, Nieuw Links en de buitenlandse politiek van de Partij van de Arbeid' in: 15e jaarboek voor het Democratisch Socialisme, van Troelstra tot Den Uyl (Amsterdam 1994) 270-303 aldaar 283

68

A. Bleich, Joop Den Uyl 1919-1987 263. 69

L. Castelijn en M. Krop, 'Rechtlijnig en tegendraads' 273 70

(17)

buitenlands beleid, Van der Stoel geen rol meer voor zichzelf zou zien bij de PvdA71. Den Uyl vond ook dat het Nieuw Links ontbrak aan een degelijk historisch besef en omschreef de buitenlandse standpunten van Nieuw Links als onverstandig en zelfs gevaarlijk. Hij liet Van der Stoel echter weten te hopen op een wederzijdse opvoeding van Nieuw Links en de partij: de partijleider zou niet proberen Nieuw Links buiten de partij te plaatsen72.

De discussies over buitenlandse politiek binnen de PvdA tijdens de Nieuw Links-jaren worden in Hoofdstuk twee uitvoeriger behandeld. Door de opkomst van Nieuw Links werd echter niet alleen extra aandacht geschonken aan de positie van de NAVO, ontwikkelingssamenwerking en de Oost-West-verhouding, de interne structuur van de PvdA veranderde eveneens. Tijdens de jaren 1969-1971 zou de relatie tussen de PvdA en Nieuw Links zich steeds meer normaliseren. Vernieuwers kregen vanaf 1969 een kans binnen de PvdA, rechtstreekse confrontaties met de partijtop waren niet altijd meer nodig. Aan de andere kant werden veel Nieuw Linksers voorzichtiger in hun uitingen. Hoe meer bestuursverantwoordelijkheid Van der Louw en de zijnen kregen, hoe gematigder zij zich uitten73.

Het PvdA-congres van 1971 markeerde het definitief opnemen van Nieuw Links in de gevestigde partijorde. André van der Louw werd gekozen als voorzitter van de PvdA en hij kreeg wederom een meerderheid van Nieuw Linksers om zich heen in het bestuur. Belangrijk voor de internationale koers die de PvdA ging varen was dat Relus ter Beek, Nieuw Linkser van het eerste uur, Piet Dankert afloste als internationaal secretaris van de partij. De in 1966 gewenste aflossing van de wacht leek te zijn bereikt, zeker als men in ogenschouw neemt dat bij een onderzoek in 1977 bleek dat 60% van de toenmalige PvdA-leden ná 1966 lid was geworden. Deze leden waren over het algemeen hoog opgeleid en vormden geen goede afspiegeling van het electoraat74. Door de invloed van Nieuw Links deden zich binnen de PvdA een veranderingen voor. De rol van het bestuur op congressen was kleiner geworden, met als gevolg dat de afdelingen en de congresbezoekers meer invloed verwierven.

De partijraad75 kreeg een politiek inhoudelijk zwaardere taak. Tegelijkertijd kon het bestuur minder invloed uitoefenen op de partijraad dan vóór de opkomst van Nieuw Links. Het bestuur kreeg daarentegen wel meer politieke verantwoordelijkheid toebedeeld. Tekenend voor de nieuwe rol van het PvdA-bestuur was het verkiezingsaffiche van 1972 waar de politiek leider (Den Uyl) samen met de partijvoorzitter (van der Louw) staat afgebeeld76. De werktuigen om deze

71

F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid 217. 72

A. Bleich, Joop Den Uyl 1919-1987 244. 73

Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' 236-237; P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 70.

74

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 347-348. 75

Een raad die de partijbasis tussen de congressen door vertegenwoordigd. Bestond uit afgevaardigden uit de gewesten. De partijraad heeft in principe een adviserende functie.

76

(18)

verantwoordelijkheid kracht bij te zetten waren het bestuur echter door Nieuw Links ontnomen en overgedragen aan de partijraad of het congres. Aangezien Nieuw Links al snel de meerderheid had in het bestuur, was deze uitkomst nogal paradoxaal te noemen77. Rode draad in al deze maatregelen was een versterking van het middenkader ten koste van de beroepspolitici78. Het PvdA-congres, spreekbuis van het partijkader, was vrijwel almachtig gemaakt door de veranderingen79. Deze herverdeling van de macht zou grote gevolgen hebben voor de PvdA in de daarop volgende jaren.

Naast de toenemende macht en invloed van het partijkader zorgde Nieuw Links voor een scherpere scheiding tussen de fractie en het partijbestuur. In de PvdA-fractie bleef Nieuw Links lange tijd ondervertegenwoordigd, zeker in verhouding met de vertegenwoordiging in het bestuur80. Het bestuur probeerde wel zijn politieke invloed te vergroten, maar het ontbrak aan een werkelijk machtswapen, waardoor de fractie vrijwel onafhankelijk van het bestuur bleef opereren81. Binnen de PvdA waren verschillende machtscentra ontstaan: het middenkader, het bestuur en de fractie. Deze moesten over moeilijke punten in onderhandeling treden en de uitkomst daarvan was vaak onzeker82.

De komst van Nieuw Links zette een aantal zaken binnen de PvdA op scherp. Zoals hierboven geschetst, veranderden de machtsverhoudingen in de partij ten gunste van het partijkader. Afdelingen in het land kregen meer macht ten koste van de professionele politici die de toplaag van de PvdA vormden. Een goed voorbeeld hiervan was de motie-Doniawerstal op het PvdA-congres van 1969. Vijf leden van deze kleine Friese afdeling lazen in de partijkrant dat afdelingen moties konden indienen voor het partijcongres. In café De Witte Paarden te Doniawerstal schreven zij een briefje met de tekst: “Geacht partijbestuur, de oppositie moet harder”. De moeite om zelf naar het congres te gaan namen zij niet. Later konden zij, tot hun eigen stomme verbazing, in de krant lezen dat Den Uyl een tik op de vingers had gehad dankzij de motie-Doniawerstal83. De fractie kreeg steeds meer te maken met een mondig en kritisch partijkader.

Een ander in het oog springend element van het verschijnsel Nieuw Links was de wisseling van de wacht. Binnen vijf jaar was vrijwel het gehele partijbestuur in handen van Nieuw Links gekomen en had de partijtop een ware gedaanteverwisseling ondergaan. Deze personele vernieuwing was deels vrijwillig en werd deels veroorzaakt door het uittreden van leden door onvrede over de nieuwe PvdA-koers. Opvallend is dat vooral de punten betreffende de

en de snor van de ander. Zie bijlage 7.

77

Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' 238. 78

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 349-350 79

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 350; Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' 237.

80

F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid 184. 81

F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid 265. 82

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 351. 83

(19)

internationale politiek en hun toonzetting de tegenstanders van Nieuw Links frustreerden. Zij zagen de opstelling van Nieuw Links in het internationale politieke spectrum als symptomatisch voor de dogmatische en te linkse opstelling van de beweging. Tevens geeft de frustratie over de buitenlandse politieke standpunten aan, dat deze van wezenlijk belang waren voor het vormen van een politieke identiteit eind jaren zestig begin jaren zeventig.

Uit het succes van Nieuw Links kan echter geconcludeerd worden dat de beweging genoeg steun binnen het partijkader vond voor de omstreden houding ten opzichte van de internationale politiek, ondanks dat deze altijd onderwerp van discussie in de PvdA bleef. In de discussies aangaande het buitenlandse beleid kwam de generatiekloof binnen de PvdA duidelijk naar voren. Het was mede aan de opstelling van Den Uyl te danken, enerzijds Nieuw Links binnen boord houden, anderzijds hopen dat de meest radicale standpunten wel bij zouden trekken, dat Nieuw Links onderdeel van de PvdA bleef, maar dat de discussie bleef voort duren. In 1971 keek Nieuw Links uit over het politieke landschap binnen de PvdA en zag dat het goed was. De beweging die in vijf jaar de partij ingrijpend had veranderd hief zichzelf in mei 1971 op. De invloed van het Nieuw Links gedachtegoed zou echter via haar aanhangers nog jarenlang merkbaar blijven84.

84

(20)

De progressieve samenwerking, een Keerpunt?

“De bereidheid van partijen om tot deze (progressieve en conservatieve) concentraties te komen is een voorwaarde voor het functioneren van het geheel”85. Zo luidde een conclusie van het PvdA- rapport Een stem die telt uit 1967. Onder druk vanwege de recente electorale teruggang en de opkomst van D'66, klein links86 en Nieuw Links boog het PvdA-bestuur zich over bestuurlijke en politieke vernieuwing. Het PvdA-congres van november 1967 nam de aanbevelingen van het rapport over, droeg het bestuur op een progressief overleg te starten en de mogelijkheden van een nauwere samenwerking te onderzoeken87. De PvdA nam de tijd voor concrete stappen. In 1968 stuurde de partij een brief naar de besturen van de PPR, PSP en D'66. Pas in 1969 begon een werkgroep te sleutelen aan een Progressief Akkoord (hierna PAK genoemd)88. Het uiteindelijke doel van het PAK was de vorming van een breed gedragen progressieve volkspartij.

Het PAK beantwoordde niet alleen aan de bestuurlijke vernieuwingswens maar sloot ook perfect aan op de polarisatietactiek die de PvdA aan het eind van de jaren '60 toepaste. Progressieve samenwerking zou hét middel zijn om de confessionelen voor eens en altijd uit het centrum van de macht te werken. Terugkijkend op de progressieve samenwerking merkte Bas de Gaay Fortman, destijds politiek leider van de PPR, in 1998 op dat de kiem van het PAK al in de nacht van Schmelzer was gelegd89. Samenwerking met de KVP was voor de PvdA geen optie meer, waardoor de kleine progressieve partijen de logische nieuwe bondgenoten werden. Deze partijen liepen echter het gevaar een groot deel van hun identiteit te verliezen door de voorgestelde intensieve samenwerking met de PvdA. D'66 zag om deze reden in eerste instantie af van deelname aan het PAK. Hans van Mierlo, toenmalig lijsttrekker voor de Democraten, vond dat de nauwelijks twee jaar oude partij nog niet genoeg een eigen gezicht had ontwikkeld en was bang voor een te socialistisch karakter. Volgens Van Mierlo moest D'66 zich eerst onderscheiden op het gebied van democratisering en internationalisering90. De PSP en de PPR reageerden positiever op het PvdA-voorstel en traden toe tot het PAK.

Doordat de PSP en de PPR zich aansloten bij het samenwerkingsverband kon de PvdA een nog krachtiger anticonfessioneel geluid laten horen. Sterk onder de invloed van Nieuw Links en mogelijk dankzij de nieuwe bevoegdheden die het had verkregen nam het PvdA-congres van 1969

85

Een stem die telt (Amsterdam 1967) 78. 86

PPR, PSP en CPN. 87

J.C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig 201-202; P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de Pvda 71.

88

Partijbestuur, 'de samenwerking van progressieve partijen, een stukje geschiedenis' in: Socialisme en Democratie vol.30 afl. 10 (1973) 453-476 aldaar 453-454.

89

A. Varkevisser, 'Den Uyl en de breuk met de verzuiling: in gesprek met Bas de Gaay Fortman' in: Idee, tijdschrift van het wetenschappelijk bureau van D66 vol. 19 afl. 1 (1998) 15-18 aldaar 15.

90

(21)

een extreem politiek-strategisch besluit. Men nam een anti-KVP motie aan91. De meeste linkse KVP'ers waren inmiddels overgestapt naar de PPR waardoor de laatste gemeenschappelijke grond met de katholieken weg viel92. Het geloof in een toekomstige absolute progressieve meerderheid in Nederland speelde ook een belangrijke rol voor het PvdA-congres. Hoewel Den Uyl in zijn artikel 'De smalle marges van de democratie' de anti-KVP motie verdedigde als een middel om een scheuring bij de confessionelen te veroorzaken, was hij niet gelukkig met deze aanzienlijke beperking van zijn politieke bewegingsvrijheid93. Onder druk van Den Uyl cum suis werd het woordje 'huidige' voor KVP gezet in de zin, “de PvdA gaat niet met de huidige KVP in het kabinet zitten”94. Later zou blijken dat dit een niet onbelangrijk nuanceverschil was.

De PvdA nam in 1969 politiek-strategisch de meest radicale positie uit de partijgeschiedenis in95. Alles werd ingezet op de vorming van een progressief blok en regeren met de confessionelen was inmiddels uitgesloten. Deze tactiek paste in de hardere lijn die Nieuw Links voorstond. De PvdA moest voor een volledige realisering van zijn idealen gaan en geen afbreuk doen aan het linkse gedachtegoed. Samen met de anti-KVP motie schiep de progressieve samenwerking duidelijk een scheidslijn in de Nederlandse politiek. De stemmende Nederlander kon nu progressief of conservatief kiezen en dankzij deze blokvorming zouden coalitievorming en compromissen na de verkiezingsuitslag niet meer voorkomen96. De PvdA was bereid hard stelling te nemen en zodoende politieke helderheid te creëren.

Het PAK kreeg zijn eerste test tijdens de gemeentelijke en provinciale verkiezingen van 1970. In de provincies en gemeenten gingen de progressieve partijen een lijstverbinding aan. De deelname aan deze lijstverbinding verschilde echter per provincie. Landelijk rommelde het namelijk al in het PAK. De PSP was teleurgesteld in de houding van de PvdA in de Tweede Kamerdebatten over de Maagdenhuisbezetting en de Nederlandse Antillen en trok zich terug uit het landelijke overleg in 196997. Alleen de PvdA en de PPR werkten overal samen, de PSP deed in een aantal provincies mee. Op gemeentelijk niveau liepen de gesloten progressieve akkoorden nog verder uiteen. D'66, de CPN, de PSP en lokale partijen sloten zich afwisselend bij de PvdA en de PPR aan. Slagen voor de eerste test deed het PAK niet, de electorale winst was minimaal en de gedroomde

91

De motie werd ingediend door Nieuw Linkser Marcel van Dam. 92

Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' 236; P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 66.

93

J. Den Uyl, 'De smalle marge van de democratische politiek' 313. 94

Mededelingen van de Tesselschadestraat: Gesproken en besloten PvdA congres 1969 nr. 7 april 1969 p. 12, P. Bootsma en W. Breedveld, De verbeelding aan de macht: het kabinet Den Uyl 287.

95

B.J. Wegman, Wie het PAK past PAKt het aan; de PvdA en de progressieve samenwerking 1966-1971 (Amsterdam 1987) 4.

96

W. Breedveld, 'Joop den Uyl: die tijd keert nooit weerom' in: 15e jaarboek voor het Democratisch Socialisme, van Troelstra tot Den Uyl (Amsterdam 1994) 143- 197 aldaar 153; P. Bootsma en W. Breedveld, De verbeelding aan de macht: het kabinet Den Uyl 13;

97

(22)

progressieve meerderheid bleef een illusie.

Het feit dat de progressieven op een absolute meerderheid rekenden tekent het grenzeloze vertrouwen dat men in de eigen ideologie had. Het in Nederland gehanteerde kiesstelsel leent zich echter op geen enkele wijze voor blokvorming en resulteert altijd in een pluriform politiek landschap98. Tal van fundamentele bestuurlijke vernieuwingsvoorstellen die eind jaren zestig en begin jaren zeventig werden ingediend kwamen niet door de Tweede Kamer. De rechtse en conservatieve partijen blokkeerden de vorming van een nieuw stelsel. Een voorbeeld van een vernieuwingsvoorstel dat wel op de goedkeuring van de Kamer kon rekenen was de afschaffing van de opkomstplicht in 197099. Zolang het kiesstelsel hetzelfde bleef zou geen enkel blok ooit een absolute meerderheid behalen. Ook het PvdA-bestuur zag dit in en concludeerde dat de vorming van een progressieve volkspartij geen zin had zolang het kiesstelsel niet hervormd was100.

De tactiek werd na de teleurstellende verkiezingen van 1970 dus aangepast en de PvdA zette nu in op stembusakkoorden met progressieve partijen. Door een akkoord te sluiten voorafgaand aan een verkiezing kon de gewenste duidelijkheid verschaft worden. Het partijcongres hoefde daarentegen geen bevoegdheden uit handen te geven door lijstverbindingen en gedeelde kandidatenlijsten aan te gaan met andere partijen101. De vorming van een brede progressieve volkspartij leek ver weg, dit tot grote teleurstelling van Van der Louw, die later aangaf dat de stagnerende progressieve samenwerking één van de redenen was voor het verruilen van het PvdA-voorzitterschap voor de burgemeesterspost in Rotterdam (1974)102. Opvallend genoeg waren het juist de extra bevoegdheden die Van der Louw en zijn Nieuw Links aan het congres hadden toegekend die deze samenwerking in de weg stonden103.

D'66 sloot zich na de verkiezingen van 1970 wel aan bij de het stembusakkoord van progressieve partijen. Tegelijkertijd trok de PSP zich definitief terug. Het vertrouwen in de PvdA was al niet groot, maar zodra D'66 werd toegevoegd aan het progressieve overleg zag de PSP geen basis meer voor verdere samenwerking. Breekpunten voor de PSP waren de standpunten van D'66 aangaande bestuurlijke vernieuwing en het buitenlands beleid104. D'66 stond bijvoorbeeld in tegenstelling tot de PSP niet negatief tegenover de NAVO en was niet anti-kapitalistisch. De PvdA, PPR en D'66 trokken aldus gezamenlijk op richting de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. Zij presenteerden naast hun eigen programma's een gemeenschappelijk program en, uniek voor

98

J. Voorhoeve, Peace, Profits and Principles (Den Haag 1979) 58;P. Bootsma en W. Breedveld, De verbeelding aan de macht: het kabinet Den Uyl 288; P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 143. 99

Een ander voorbeeld was de verlaging van de stemgerechtigde leeftijd van 21 tot18 in 1972. 100

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 143; Partijbestuur, 'de samenwerking van progressieve partijen, een stukje geschiedenis' 463.

101

Partijbestuur, 'de samenwerking van progressieve partijen, een stukje geschiedenis' 455; P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 73

102

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 143 103

Doeko Bosscher, 'De jaren 1946-1970' 237. 104

(23)

Nederlandse begrippen, een compleet schaduwkabinet105. Het PvdA-bestuur was niet helemaal gelukkig met de keuze voor Van der Stoel op Buitenlandse Zaken en Jaap Burger op Defensie in het schaduwkabinet. De gewenste linkse vernieuwing op deze departementen kwam niet genoeg naar voren bij deze twee beoogde bewindslieden, volgens Van der Louw en de zijnen106. Dat Van der Stoel en Burger toch terug te vinden waren in het schaduwkabinet had onder meer te maken met de wensen van Den Uyl en D'66.

De presentatie van het schaduwkabinet pakte positief uit. Het zetelaantal van de progressieve samenwerking steeg van 44 tot 52107. De PvdA boekte voor het eerst sinds 1956 weer een (bescheiden) electorale winst en kreeg er 2 zetels bij, dit ondanks het feit dat vlak voor de verkiezingen een aantal PvdA'ers was overgestapt naar DS '70. Doordat de PvdA zich bezighield met politieke vernieuwing werd de partij weer aantrekkelijk voor kiezers108. Ondanks de winst was wederom duidelijk geworden dat een progressieve absolute meerderheid in de verste verte niet haalbaar was. De partijen die het kabinet-De Jong (1967-1971) hadden gevormd, de KVP, ARP, Christelijk-Historische Unie (CHU) en de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), konden ondanks een flink verlies zelfs verder regeren, zij het met de toevoeging van DS'70 die succesvol debuteerde met maar liefst 8 zetels. Mede door de stelling van de progressieven dat er niet onderhandeld kon worden over het verkiezingsprogramma en schaduwkabinet, gingen de conservatieve partijen met elkaar door in het kabinet van premier Barend Biesheuvel (ARP).

Het PvdA-bestuur beoordeelde de progressieve samenwerking en de polarisatiestrategie positief en zag deze als de oorzaak van het electorale herstel. De partij wilde graag verder met de samenwerking. Een nieuw progressief verkiezingsprogramma en schaduwkabinet waren sneller nodig dan verwacht. Het kabinet-Biesheuvel struikelde al na iets meer dan een jaar omdat de DS'70-ministers de financiële politiek niet onderschreven en uit de regering stapten. Biesheuvel ging demissionair verder en schreef nieuwe verkiezingen uit voor 11 november 1972. Progressief Nederland geloofde dat de snelle val van het conservatieve kabinet een links momentum inleidde, volgens velen was de tijd rijp voor een progressieve machtsgreep109.

In tegenstelling tot 1971 gingen de progressieve partijen in 1972 direct om de tafel zitten om een gezamenlijk programma te formuleren. Het programma zou geen verkiezingsprogramma maar een ononderhandelbaar regeringsakkoord worden. Des te opvallender was dat men in het nieuwe schaduwkabinet wel enkele plaatsen voor andere partijen openliet. De progressieve partijen lieten

105

Zie bijlage 4 voor het schaduwkabinet 106

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 91; L. Castelijn en M. Krop, 'Rechtlijnig en tegendraads' 271

107

Zie bijlage 3 voor de verkiezingsuitslagen. In 1971 was de verdeling: PvdA 39 zetels; D'66 11 zetels en de PPR 2 zetels.

108

B.J. Wegman, Wie het PAK past PAKt het aan 170. 109

(24)

weten dat, afhankelijk van de verkiezingsuitslag, andere politici welkom waren toe te treden110. Een commissie met afgevaardigden van de PvdA, PPR en D'66 kwam tot een progressief regeerakkoord dat als Keerpunt 1972111 de geschiedenis in zou gaan. Een niet toevallig gekozen programmatitel. De PvdA presenteerde zich meer en meer als de erflater van alle maatschappelijke vernieuwingen die zich vanaf de jaren zestig hadden voorgedaan112. Het progressieve kabinet dat het PAK voor ogen had zou een breuk met het verleden moeten betekenen en een werkelijke verandering in Nederland teweeg brengen. Den Uyl en de zijnen zetten zwaar in op het unieke karakter van een eventueel kabinet-Den Uyl113.

Keerpunt werd van 5 tot 7 oktober 1972 gelijktijdig op de congressen van de PPR, D'66 en

de PvdA besproken. Waar het programma bij de twee kleine partijen vrijwel probleemloos door het congres rolde, liep het PvdA-congres uit de hand. Allerlei radicale amendementen kwamen voort uit de linkervleugel van het partijkader en werden aangenomen, waaronder een amendement dat Nederland uit de NAVO moest stappen als Portugal en Griekenland114 niet binnen vier jaar uit de NAVO waren gezet. Het door Nieuw Links gedomineerde bestuur was onsuccesvol in de matiging van het congres, mede doordat een groot aantal bestuursleden ook achter een radicalere opstelling stonden. Daarnaast was het congres technisch gezien machtiger dan het bestuur geworden. Den Uyl, Van der Stoel en anderen uit de partijtop moesten hun volle gewicht in de strijd gooien om de PvdA niet te laten radicaliseren. Tussentijds overleg met D'66 en de PPR werd aangegrepen om de radicale PvdA voorstellen af te schieten115. Hans van Mierlo merkte later enigszins zuur op dat D'66 zich had laten gebruiken. Door de interventie van de Democraten normaliseerde de PvdA zijn buitenlandse standpunten op het congres van 1972, met als gevolg dat veel potentiële D'66 kiezers alsnog voor de PvdA kozen116. Keerpunt keerde op de laatste dag van het PvdA-congres in vrijwel ongewijzigde vorm terug en werd aangenomen. De druk van D'66 en Den Uyl deed het congres ook de anti-KVP motie van 1969 intrekken. Weliswaar diende Nieuw Linkser Jan Nagel een amendement in waarin het beleid van het kabinet-De Jong werd veroordeeld, maar Den Uyl verkreeg meer politieke speelruimte. Hiermee verdween het anti-KVP-sentiment bij lange na niet uit de PvdA. Sterker nog, dit was inmiddels integraal onderdeel van de partijcultuur geworden117.

110

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 126. Zie bijlage 5 voor het schaduwkabinet van 1972

111

Keerpunt 1972. Regeerakkoord van de progressieve drie (Amsterdam 1972) . Hierna Keerpunt genoemd. 112

I. van den Broek, Heimwee naar de politiek 140. 113

I. van den Broek, Heimwee naar de politiek 121-123. 114

Zowel Griekenland als Portugal waren op dat moment NAVO-lid, maar geen democratisch bestuurde landen. In Griekenland was het kolonelsregime van Papadopoulos aan de macht. In Portugal waren tal van partijen verboden en oefende men nog steeds koloniaal bestuur uit.

115

P. van Praag jr., Strategie en illusie, elf jaar intern debat in de PvdA 121-122; P. van der Hoeven, 'De stormloop van D66' 10.

116

P. van der Hoeven, 'De stormloop van D66' 10 117

(25)

Het feit dat de voorgestelde amendementen van het PvdA-congres werden afgewezen leidde ertoe dat de linkervleugel van de PvdA Keerpunt als een compromis ging zien118. Dit opgeteld bij de moeizame relatie die de PvdA al enige tijd had met de confessionelen, had als uitkomst dat de progressieve drie met Keerpunt als absoluut ononderhandelbaar regeerakkoord de verkiezingen in gingen. Deze houding werd onderstreept door een opmerkelijk voorval op het PvdA congres van 1972. Voorzitter Van der Louw las een brief voor van het KVP-bestuur met daarin de uitnodiging om te komen spreken over een regeerakkoord in grote lijnen, ten einde hervormingen door te voeren. De uitgestoken hand van de KVP werd met letterlijk hoongelach ontvangen. Politieke commentaren omschreven hierna het PvdA-congres als machtsdronken119. Hans Gruijters, mede-oprichter van D'66 en tijdens het kabinet-Den Uyl minister van VROM, omschreef in zijn kenmerkende weinig verbloemende stijl de onderhandelingspositie van de confessionele partijen ten opzichte van Keerpunt als volgt: “De confessionelen hadden niets anders te doen dan hun handtekeningen zetten op de stippellijntjes onder Keerpunt 1972”120.

Met Keerpunt hadden de progressieven een onneembaar bastion vol van vernieuwing en idealen in het politieke landschap neergezet. De achterban was beloofd dat er niet getornd zou worden aan de grenzen van het regeerakkoord121. Keerpunt ademde een nog niet eerder vertoonde wil de maatschappij fundamenteel te veranderen.“De samenleving, nationaal en internationaal, vermenselijken dat is de inzet van Keerpunt 1972” 122. De lat werd dus hoog gelegd, op nationaal en internationaal niveau. Op het gebied van buitenlandse politiek beloofde Keerpunt een sterke koerswijziging. Zo moest onder andere de kloof tussen rijke en arme landen gedicht worden, de Nederlandse bodem kernwapenvrij gemaakt worden en het NAVO-lidmaatschap weer onderwerp van discussie worden. Op Defensie diende flinke bezuinigd te worden123. Al deze standpunten waren in één of andere vorm de voorgaande jaren al voorbij gekomen bij de discussies binnen de PvdA. Onderscheidend in Keerpunt was het stellen van harde voorwaarden en deadlines aan de internationale doelen. Daarin viel de invloed van Nieuw Links te ontdekken. De bezuinigingen op Defensie moesten minimaal 1500 miljoen gulden bedragen, de Antillen en Suriname moesten vóór 1976 onafhankelijk zijn en Nederland moest de DDR volkenrechtelijk erkennen124. De bijdrage voor ontwikkelingssamenwerking diende flink te worden opgeschroefd tot 1,5% van het nationaal inkomen en op langere termijn zelfs uit te komen op 2% van het nationaal inkomen. Het uiteindelijke doel van Keerpunt op veiligheidsgebied was opheffing van zowel de NAVO als het

118

F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid 361. 119

J.P. Van Rijswijk, Repeterende breuken: de machtsstrijd tussen de PvdA en de CDA (Amsterdam 1992) 44; F. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid 245.

120

J.P. Van Rijswijk, Repeterende breuken 44 121

P. Bootsma en W. Breedveld, De verbeelding aan de macht: het kabinet Den Uyl 68. 122

Keerpunt 1972 (Amsterdam 1972) p.1; A. Bleich, Joop Den Uyl 1919-1987 275. 123

D. A. Hellema, De buitenlandse politiek van Nederland 256-257. 124

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van Staden heeft gesteld dat politieke partijen hun communica­ tiefunctie tussen burgers en overheid met betrekking tot het bui­ tenlands beleid over het algemeen

Naast de hierboven al genoemde personen waren er op die eerste bijeen- komst enkele mensen aanwezig die zich kritisch binnen de partij opstelden, zoals het latere Tweede Kamerlid

De verbijstering was groot toen bleek dat de leiding van de PvdA in plaats van er vol in te gaan, zich door sociaal voelende kringen binnen de KVP liet lijmen om zonder

Nadat Nieuw Links in 1971 in het partijbestuur de meer- derheid had gekregen, werd het concept van de PvdA als actiepartij vanuit dit orgaan verder uitgewerkt.. Ergens in het najaar

Cu- mulatie van (partij)functies werd door de nieuwe lichting niet uitgebannen, misschien wel omdat zij met te weinigen waren om alle zetels enkelvoudig te kunnen bezetten – en

Nu in de Nederlandse politiek vraagstukken rond economische verdeling steeds meer overvleugeld zijn geraakt door vraagstukken rond immigratie en integratie, misdaad en straf,

In Nederland kunnen we daar met grof geschut tegen optreden, bijvoorbeeld door toelatings- of terugzendregelingen in te stellen, maar het zou natuurlijk veel effectiever zijn als

In zo'n procedure kan de burger echter alleen nog maar opkomen voor zijn eigen individueel en rechtstreekse belang, indien dat wordt geschaad door ae toepassing