• No results found

Nederland - Polen: buitenlandse betrekkingen

In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen van de Nederlandse en Poolse buitenlandse politiek vanaf de Tweede Wereldoorlog tot en met 1963 beschreven. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een chronologische indeling. De buitenlandse betrekkingen van beide landen kunnen binnen het onderzoeksgebied verdeeld worden in verschillende periodes. Het uitgangspunt daarbij is om te onderzoeken welke (inter-) nationale factoren en belangen de buitenlandse betrekkingen van Nederland en Polen stuurden.

5.1. Nederlandse buitenlandse politiek: 1945 - 1963

De Nederlandse toekomst hing in mei 1945 in belangrijke mate af van twee kwesties. De ene kwestie betrof Nederlands-Indië en de andere Duitsland. De kroonkolonie en het Duitse achterland vormden een cruciale economische combinatie, die de Nederlandse positie in de wereldeconomie voor de oorlog in belangrijke mate had bepaald.69 Nederland wilde na de Tweede Wereldoorlog als middelgrote koloniale mogendheid terugkeren op het wereldtoneel. Als handelsnatie was zodoende het herstellen van de diplomatieke en economische betrekkingen met de Gordel van Smaragd in Azië en met Duitsland van groot belang. Door de oorlog in Nederlands-Indië en de geallieerde bezetting van Duitsland was de vooroorlogse economische politiek van Nederland, nog niet uitvoerbaar.

De Nederlandse regering was na de bevrijding bevreesd voor de militaire kracht van de Sovjet-Unie. Desondanks lagen de naoorlogse prioriteiten in de eerste plaats niet bij het verdedigen van de Nederlandse landsgrenzen in Europa. Dit blijkt wel uit het feit dat Nederland in de jaren 1948 en 1949, toen de Koude Oorlog al was losgebarsten, nagenoeg onverdedigd was. Terwijl tussen 1945 en 1949 elk jaar tienduizenden Nederlandse soldaten vertrokken naar Nederlands-Indië, was de defensie van het moederland minimaal met enkele duizenden luchtverdedingstroepen.70 Het bestrijden van het communisme vroeg volgens de Nederlandse regering niet zozeer om militaire versterking, maar om economisch herstel. Minister-president Louis J.M. Beel was medio

69

Hellema, D., Buitenlandse politiek van Nederland, 140.

70

1948 van mening dat, “(…) een der beste middelen om het communisme tegen te gaan

bestaat in het zo spoedig mogelijk verbeteren van de economische toestand”, en “(…) het Marshall-plan - was - in dit opzicht van niet te onderschatten betekenis.” 71

Om de Nederlandse buitenlandse politiek te kunnen bepalen dient eerst gekeken te worden naar de ontwikkelingen tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oosten tussen 1945 en 1963. Dit neemt niet weg dat de Nederlandse economische betrekkingen niet altijd synchroon liepen met de - internationale - politieke ontwikkelingen tijdens de beginjaren van de Koude Oorlog. Volgens de Nederlandse historicus Duco A. Hellema kan de naoorlogse buitenlandse politiek van Nederland tot en met 1963 in drie fasen worden verdeeld.72 De eerste fase loopt van 1945 tot 1948. De

tweede van 1948 tot 1952 en de derde fase bestrijkt de periode 1952 tot en met 1963.

Deze drie specifieke fases waren van invloed op de politiek van het Westen en daarmee van Nederland. Vanuit deze politieke invalshoek kan een licht worden geworpen op de Nederlandse economische betrekkingen met Polen.

5.2. Drie fazen Nederlandse buitenlandse politiek

De jaren 1945 - 1948 werden gekenmerkt door bilaterale regelingen. In Europa bestond geen gemeenschappelijk plan voor herstel en wederopbouw. De West-Europese landen opereerden allemaal individueel. In deze korte periode was Nederland op zoek naar de invulling van het buitenlandse beleid, mede omdat niet direct duidelijk was hoe de internationale verhoudingen zich zouden ontwikkelen. Nederland nam een afwachtende houding aan betreffende de ideeën over politieke en economische integratie van Europa. Het land was straatarm en er bestond een immens tekort aan harde valuta, zoals de Amerikaanse dollar. De kwesties Nederland-Indië en Duitsland bepaalden de houding van de Nederlandse buitenlandse politiek.

In de jaren 1948 - 1952 namen de blokvorming en militarisering van de Oost-West tegenstellingen toe. Onder aanvoering van de Verenigde Staten kwam in Oost- West-Europa een gemeenschappelijk plan voor wederopbouw tot stand. De Europese staten werden hierin gedwongen om samen te werken. Dit betekende een ingrijpende

71

Gorsel, K. van, ‘Nederland en de Sovjet-Unie, 1917 - 1953’, in: Hellema, D. en Witte, T, ‘Onmachtig om te helpen.’

Nederlandse reacties op de socialistische dreiging (Amsterdam 1995) 14 - 15.

72

koerswijziging op het terrein van de Nederlandse buitenlandse politiek. Nederland verliet zijn politiek van neutraliteit en internationale afzijdigheid. Het land integreerde in het Westen. Naast politieke en economische integratie, was samenwerking op gebied van veiligheid ook een feit. Met de oprichting van de NAVO was Nederland ook op het gebied van defensie gericht op het Westen. De buitenlandse politiek van Nederland richtte zich na het onafhankelijk worden van Indonesië in december 1949, voornamelijk op de economische integratie van Europa.

In de periode 1952 - 1963 stabiliseerden de verhoudingen tussen het Westen en het Oosten.73 Atlantische samenwerking en West-Europese integratie stonden tegenover Sovjetrussische dominantie achter het IJzeren Gordijn. Na de dood van Stalin in maart 1953 trad een beperkte liberalisering op in zowel de binnenlandse als buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie. De politieke en economische contacten tussen beide machtsblokken namen weer toe. Nederland diende de consequenties van de gemaakte buitenlandse koerswijziging in deze periode te aanvaarden. De Nederlandse buitenlandse politiek moest hieraan worden aangepast. De overdracht van Nieuw-Guinea aan een overgangsadministratie van de Verenigde Naties op 1 januari 1963 markeerde het moderniseringsproces van de Nederlandse buitenlandse politiek. Nederland kon zich nu vol overgave en zonder koloniale sentimenten toeleggen op de Atlantische en Europese betrekkingen.74 Samenhangend hiermee kregen ook de Oost-West betrekkingen in de buitenlandse politiek van Nederland pas zijn beslag rond 1963.

5.3. Poolse buitenlandse politiek: 1945 - 1956

De Poolse regering was na de Tweede Wereldoorlog meer economische betrekkingen blijven onderhouden met het Westen dan de andere Oostbloklanden. Om binnenlandse steun te krijgen voor de leidende positie van de communisten, wilde de Poolse Regering

van Nationale Eenheid zich niet alleen oriënteren op Moskou. Het resultaat hiervan was

een buitenlandse politiek, die was gericht op het verkrijgen van aanzienlijke kredieten, economische hulp en het reduceren van de spanning in Europa.75

73

Hellema, D., Buitenlandse politiek van Nederland, 167.

74

Ibidem, 169.

75

Baudet, F., Het heeft onze aandacht. Nederland en de mensenrechten in Oost-Europa en Joegoslavië, 1972-1989 (Amsterdam 2001) 138.

De na de verkiezingen van januari 1947 geïnstalleerde Poolse communistische regering veranderde niet radicaal de koers van de Poolse buitenlandse politiek.. Dit gematigd stalinistische regime stond onder leiding van de liberale Wladyslaw Gomulka. Als eerste secretaris van de Poolse Arbeiderspartij pleitte hij voor een eigen Poolse weg naar het socialisme, die minder gebonden was aan de Sovjet-Unie. Deze opvattingen van Gomulka vielen bij Stalin verkeerd. Op 3 september 1948 werd Gomulka wegens ‘rechtse afwijkingen’ als communistisch partijleider vervangen door de stalinist Boleslaw Bierut.76 Het aantreden van Bierut betekende het voorlopige einde van de voornamelijk op het Westen georiënteerde Poolse buitenlandse politiek en handel.

De belangrijkste Poolse exportproducten na de oorlog waren grondstoffen. Door deze te exporteren verkregen de Poolse autoriteiten de deviezen die nodig waren om de import te kunnen financieren. De Poolse staat importeerde voornamelijk kapitaal en industriële kapitaalgoederen. Op bevel van Stalin diende de Poolse nationale economie zich na de Tweede Wereldoorlog toe te leggen op de industrialisatie van Polen. De dictator legde Polen een blauwdruk op van de manier waarop de Sovjet-Unie zich in het interbellum had ontwikkeld. In het eerste Poolse economische driejarenplan van 1947 werd dit stalinistische ontwikkelingsmodel vastgelegd.77

Via de Kominform en de Comecon wilde Moskou de economische betrekkingen met en tussen ‘zijn’ communistische broederstaten regelen.78 De invloed van de Sovjet-Unie op de naoorlogse Poolse economie was daarmee enorm. Moskou stond een meer autarkisch Oostblok voor ogen dat weinig tot niet afhankelijk was van handel met het Westen. Polen was op deze manier gedwongen zijn handelscontacten meer te verleggen van West-Europa naar de staten die onder invloed van de Sovjet-Unie stonden. Na de dood van Stalin in 1953 kwam in deze politiek enige verandering. De destalinisatierede eind februari 1956 van de nieuwe eerste secretaris van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie Nikita S. Chroesjtsjov, luidde een nieuwe periode in voor de communistische staten in Oost-Europa. Hierdoor namen voor korte tijd ook de betrekkingen tussen Oost en West toe.

76

Lukowski, J. en Zawadzki, H., A Concise History of Poland. Cambridge concise histories, 286.

77

Bijl, N. van der, De internationale politieke economie van transformatie. De totstandkoming van privatiseringsbeleid

in postsocialistisch Polen (Groningen 2007) 36.

78

5.4. Kleine stabilisering: 1956 - 1963

Wladyslaw Gomulka werd in oktober 1956 gerehabiliteerd en benoemd tot eerste secretaris van de Poolse Verenigde Arbeiderspartij.79 In navolging van Chroesjtsjov brak ook hij schijnbaar met de opgelegde politieke en economische dogma’s van Stalin. Kort na zijn aantreden verkondigde Gomulka in het Poolse parlement dat de in het slop geraakte planeconomie de hoogste prioriteit zou krijgen. Politiek en ideologie kwamen onder zijn leiding op de tweede plaats.80 Gomulka wees in het parlement op de gevolgen van jarenlange incompetentie, corruptie en obsessie met industrialisatie. Hij zette vervolgens een proces van decentralisatie in de industriële sector in gang. In de landbouwsector werd bijna 90 procent van de collectieve ‘productiegemeenschappen’ ontbonden en teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren. Achteraf is dit tijdperk in Polen omschreven als een Mala Stabilizacja; kleine stabilisering, 1956 - 1963.81

De handel met de kapitalistische staten bood de Poolse regering een aantal aantrekkelijke voordelen. Polen kon in het Westen producten op krediet kopen, de kwaliteit van de geïmporteerde goederen waren superieur aan die uit het Oosten en de kapitalistische handelspartners betaalden meer dan de Comecon-lidstaten. Zo betaalden de communistische ‘kameraden’ uit Oost-Duitsland, Tsjechoslowakije en Hongarije begin september 1956 maar $ 20,5 per ton Poolse steenkool. De Sovjet-Unie importeerde voor $ 19,- per ton steenkolen uit Polen. Het Westen daarentegen betaalde voor dezelfde ton Poolse steenkolen tussen de $ 20,- en $ 25,-.82 De Poolse export van steenkolen daalde vanaf 1956 met haar partners van de Comecon. In plaats hiervan steeg mondjesmaat de export van steenkool naar het Westen.

In theorie was de economische politiek van Gomulka gunstig voor Polen. Gedurende het tweede ambtstermijn van Gomulka - oktober 1956 tot december 1970 - bleek dat van zijn economische hervormingen weinig terecht kwam. Cruciaal hierin was de benoeming van Eugeniusz Szyr in de herfst van 1959 als hoofd van het Poolse centrale planningsbureau voor de economie. Deze stalinist streefde naar een volledige door de

79

Baudet, F., Het heeft onze aandacht. Nederland en de mensenrechten in Oost-Europa en Joegoslavië, 1972-1989, 138.

80

Anderson, S., A Cold War in the Soviet Bloc. Polish - East German Relations, 1945 - 1962 (Colorado en Oxford 2001) 165 - 166.

81

Vos, L. en Goddeeris, I., De strijd van de witte adelaar. Geschiedenis van Polen (966 - 2004) 297.

82

regering gereguleerde staatseconomie.83 De nadruk kwam weer te liggen op de ontwikkeling en export van de grondstoffen van Poolse bodem om daarmee de import van hoogwaardige kapitaal goederen uit het Westen te kunnen financieren. Dit waren de twee kernpunten van het economische beleid van Gomulka.84 Dit verschilde niet veel van zijn voorganger Bierut. Van de commerciële economische hervormingen die Gomulka voorstond - minder handel met de Oostbloklanden en meer met het Westen - kwam uiteindelijk onder druk van Moskou ook weinig terecht.

Tussen 1959 en 1963 werd het stilaan duidelijk dat Gomulka steeds meer het oude stalinistische economische model bleef nastreven. Veel liberaliseringen op het terrein van de economie werden na 1959 weer teruggedraaid. De Poolse autoriteiten bleven vasthouden aan de centrale planeconomie en voor experimenten in de richting van ‘marktcommunisme’ was geen ruimte.85 De arbeidsproductiviteit in de industrie en landbouw stegen niet meer; als gevolg hiervan stagneerde de Poolse economie.

In de periode 1945 - 1963 waren de economische doelstellingen van de opeenvolgende Poolse regeringen hoofdzakelijk; het exporteren van grondstoffen en het realiseren van de industrialisatie. De gevolgen hiervan voor de Poolse nationale economie waren tweeledig. Ten eerste ontbrak het de economie aan kwantiteit. Polen had maar enkele succesvolle exportproducten, zoals steenkool. Deze smalle economische basis werd nog versterkt door het feit dat Polen aan zijn socialistische partners tegen een gereduceerd tarief deze exportproducten diende te verhandelen. Daarnaast stond als tweede de Poolse economie in kwalitatief opzicht ook onder druk. De door de export verkregen deviezen werden veelal alleen geïnvesteerd in de industrie. In het verhogen van de productie en efficiëntie in de landbouw werd alleen geïnvesteerd via collectivisatie. Na verloop van tijd liep deze extensieve groei in deze sector vast en ontstonden er voedseltekorten.86 De commerciële hervormingen van Gomulka bleken uiteindelijk niets meer te zijn dan een voortzetting van hetgeen als sinds mei 1945 geschiedde; de gedwongen concentratie van de Poolse politiek en economie op de Sovjet-Unie en zijn ‘vazalstaten.’

83

Anderson, S., A Cold War in the Soviet Bloc. Polish - East German Relations, 1945 - 1962, 235.

84

Seleny, A., The Political Economy of State-Society Relations in Hungary and Poland. From Communism to the

European Union (Cambridge 2006) 81.

85

Vos, L. en Goddeeris, I., De strijd van de witte adelaar. Geschiedenis van Polen (966 - 2004) 299.

86