• No results found

Vraag nr. 144 van 20 april 1998 van de heer CHRIS VANDENBROEKE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 144 van 20 april 1998 van de heer CHRIS VANDENBROEKE"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 144 van 20 april 1998

van de heer CHRIS VANDENBROEKE Ruimtevaartonderzoek – Return

Onlangs was ik in de gelegenheid om een interpel-latie te houden omtrent het wetenschapsbeleid zoals het door de Vlaamse regering wordt gevoerd (Handelingen C72 van 25 maart 1998 – red.). A l s vanzelf werd toen van een comparatief kader ver-trokken door de O&O-uitgaven (onderzoek en ontwikkeling) van Vlaanderen te vergelijken met het totaal van de O&O-uitgaven van de federale overheid.

O p v a l l e n d , wat de inbreng van de federale over-heid betreft, is de relatieve achteruitgang. D a a r t e-genover staat evenwel de vaststelling dat de uitga-ven voor ruimteonderzoek in zijn algemeenheid en voor ruimtevaart in het bijzonder in nominale en dus uiteraard ook in relatieve termen blijven stij-g e n . Dit prijskaartje, van de orde van 3 miljard in de jaren tachtig, is intussen opgelopen tot ruim 6 miljard.

Cruciaal bij dit alles is evenwel de wanverhouding tussen de regio's op het vlak van de return van deze middelen. Zo bedroeg deze return voor Vlaanderen in de periode 1985-1991 niet eens 18 %. Een aanpassing volgde nadien, zij het dat de ver-houding sterk benedenmaats blijft. In 1992-1996 werd de return voor Vlaanderen opgetrokken tot zo'n 28,5 %.

Vanuit het gegeven dat het aandeel van V l a a n d e-ren in de samenstelling van het bruto binnenlands product mag worden bepaald op 60 %, b l i j k t meteen de wanverhouding. Concreet betekent het d a t , sinds het midden van de jaren tachtig, a a n Vlaanderen zo'n 16 à 17 miljard onthouden werd o f, op jaarbasis, een gemiddelde van 1,5 miljard. Daartegenover staat een bovenmatige return voor B r u s s e l , inzonderheid ingegeven door de locatie van Sabca. De return voor de universiteiten en dan inzonderheid voor de onderzoeksinstellingen bedroeg in 1985-1991 1,5 miljard en in 1992-1996 1,6 miljard. Gaat men ook voor dit onderdeel over tot een regionale uitsplitsing, dan valt opnieuw de zwaar benedenmaatse return voor Vlaamse univer-siteiten en onderzoeksinstellingen op. Nauwelijks is op dit vlak voor een wijziging gezorgd in de jaren negentig ten opzichte van het vorige decennium. Gegeven deze inleiding dienen zich, p u n c t u e e l , enkele preciseringen aan.

– Klopt het dat, wat Vlaanderen betreft, de finan-ciële return totaal benedenmaats is en, afgerond sinds 1985 op zo'n 16-17 miljard mag worden bepaald, of op zo'n 1,5 miljard per jaar ?

– Klopt het dat, inzonderheid wat de return naar universiteiten en onderzoeksinstellingen betreft, de financiële return echt wel benedenmaats is en blijft met een aandeel van amper 20 % ?

Antwoord

1. Het Belgische ruimtevaartbudget

Zoals terecht werd opgemerkt door de Vlaamse v o l k s v e r t e g e n w o o r d i g e r, is het budget voor ruimteonderzoek in verhouding tot de totale O&O-uitgaven van België zeer hoog. A l v o r e n s de concrete vragen te behandelen, is het daar-om wenselijk daar-om vooraf even stil te staan bij de actuele situatie m.b.t. het Belgische budget voor het ruimteonderzoek.

Het Belgische ruimtevaartbeleid is bijna volle-dig gericht op deelname aan programma's van het Europees Ruimtevaartagentschap (ESA). Slechts een relatief beperkt aandeel van het ruimtevaartbudget wordt gereserveerd voor bilaterale projecten. Als financier van ESA staat België op de vijfde plaats, na respectieve-lijk Fr a n k r i j k , D u i t s l a n d , Italië en Groot-Brit-t a n n i ë . Dus in vergelijking meGroot-Brit-t de kleinere ESA-lidstaten levert België de grootste bijdra-ge. Indien we de bijdrage van de ESA-lidstaten bekijken volgens hun bruto binnenlands pro-d u c t , komt België zelfs op pro-de tweepro-de plaats te staan, na Frankrijk. Aan de hand van deze een-voudige vaststelling kan men niet anders dan besluiten dat België, in vergelijking met andere Europese landen, relatief veel investeert in de ruimtevaart.

Indien we de evolutie van het budget voor ruimteonderzoek bekijken, stellen we vast dat de jaarlijkse ESA-bijdrage, die dus de hoofd-moot vormt van de Belgische overheidsuitgaven voor ruimteonderzoek, gestegen is van 3,2 mil-jard in 1990 tot 6,23 milmil-jard in 1997.

(2)

ruimtevaartagentschap zoals ESA worden dus aangegaan zonder inspraak van de gemeen-schappen of gewesten.

2. De deelname van Vlaanderen aan het ruimte-onderzoek in het kader van ESA

Teneinde de concrete vragen te beantwoorden van de Vlaamse volksvertegenwoordiger, k a n best worden verwezen naar het analyserapport van de Vlaamse Raad voor We t e n s c h a p s b e l e i d ( V RW B ) . In het analyserapport wordt een staalkaart gemaakt van het Belgische ruimte-vaartbeleid van de afgelopen jaren en de reper-cussies daarvan naar de regio's toe. Het eerste rapport betreffende de deelname aan ruimteon-derzoek in het kader van ESA werd gepubli-ceerd in april 1993. Het tweede rapport werd gepubliceerd in juni 1997 : "Tweede aanbevelin-gen betreffende de Vlaamse deelname aan ruimteonderzoek in het kader van ESA, m e t analyserapport".

Een eerste vaststelling hierbij is dat de gegevens vermeld door de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger, worden bevestigd in het analyserapport van de VRWB. In de periode 1992-1996 bedroeg de ESA-return voor België ruim 22 miljard frank. Hiervan realiseert Vlaanderen 28,5 % "return" of terugvloei, hetgeen een stijging is in vergelij-king met de periode 1985-1991, toen de terug-vloei slechts 17,6 % bedroeg. Sinds een paar jaar vertoont de terugvloei voor Vlaanderen dus een positieve evolutie, maar die is al bij al te beperkt en dient nog in belangrijke mate te worden versterkt.

Een tweede vaststelling hierbij is dat de return voor de Belgische universiteiten en onderzoeks-instellingen in de periode 1992-1996 beperkt bleef tot 7,42 %. Uit verdere analyse van deze gegevens volgt dat de Vlaamse universiteiten en onderzoeksinstellingen hiervan 30,68 % terug-vloei realiseerden.

Indien men dus vertrekt vanuit de veronderstel-ling dat het aandeel van Vlaanderen in de samenstelling van het bruto binnenlands pro-duct kan worden bepaald op ongeveer 60 %, kan men inderdaad stellen dat de return voor Vlaanderen in de periode 1985-1996 ongeveer 16 tot 17 miljard frank te laag ligt, hetgeen over-eenkomt met een jaarlijks gemiddelde van ongeveer 1,4 miljard frank/jaar.

Gezien het weinig transparante karakter van de gegevens met betrekking tot de regionale return

van het ruimteonderzoek in België, dienen de cijfers uiteraard steeds met de nodige omzich-tigheid te worden gehanteerd. Hoe dan ook komt men steeds tot de vaststelling dat de Vlaamse bedrijven, universiteiten en onder-zoeksinstellingen sterk ondervertegenwoordigd zijn bij het ruimteonderzoek dat wordt uitge-voerd in het kader van ESA.

Teneinde het Vlaams aandeel in de ruimtevaart-programma's op een aanvaardbaar peil te bren-g e n , w e r d , in het kader van de voorbereidinbren-g van de ministeriële ESA-conferentie in Toulou-se van oktober 1995, door de federale minister van Wetenschapsbeleid een aandeel van 58 % voor Vlaanderen in het vooruitzicht gesteld. Het is momenteel nog te vroeg om reeds harde con-clusies te trekken aangaande deze belofte. H e t is evenwel duidelijk dat, zonder een degelijke o p l o s s i n g, het Vlaams aandeel ver beneden de vooropgestelde 58 % zal blijven, zodat waak-zaamheid geboden blijft.

Deze bondige analyse laat toe hieruit de nodige conclusies te trekken. Ten eerste stelt men een zekere incoherentie vast, aangezien de Vlaamse overheid niet betrokken wordt bij de inteken-politiek die de federale overheid volgt bij de E S A - p r o g r a m m a ' s, terwijl het wetenschaps- en industrieel beleid tot de bevoegdheden van de gewesten behoort. Ten tweede stellen we vast dat het tekort in de terugvloei naar Vlaanderen structureel is. Aangezien er een uitgebreid tech-nisch en wetenschappelijk potentieel aanwezig is in Vlaanderen, wordt er met de huidige inte-kenpolitiek dus onvoldoende ingespeeld op de absorptiecapaciteit van Vlaanderen.

3. Vlaamse initiatieven m.b.t. ruimteonderzoek In het verleden heeft Vlaanderen de V l a a m s e ruimtevaartindustrie en de onderzoeksgroepen actief in het ruimteonderzoek steeds onder-steund.

(3)

technologische basis in drie sectoren, namelijk : t e l e c o m m u n i c a t i e, infrastructuur voor experi-menten aan boord van ruimtetuigen, en gege-vensverwerking. Bovendien tracht de VRI-clus-ter een goede samenwerking op te zetten met de Vlaamse onderzoeksinstellingen en universi-teiten.

Als tweede aandachtspunt kan hierbij worden vermeld dat O&O-projecten van V l a a m s e bedrijven, buiten het kader van ESA, gesteund worden via de autonome functie van het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het We t e n-schappelijk Technologisch Onderzoek in de Industrie (IWT).

4. Homogenisering van de bevoegdheidspakketten Volgens het aandeel in de samenstelling van het bruto binnenlands product draagt V l a a n d e r e n ongeveer 60 % bij in het jaarlijks federaal bud-get voor ruimteonderzoek. Een goed beleid ter-zake moet er dus naar streven dat er voor deze bijdrage ook een voldoende economische, wetenschappelijke en maatschappelijke terug-vloei kan worden gerealiseerd. Zoals blijkt uit deze bondige uiteenzetting is het daarom abso-luut noodzakelijk dat de gewesten inspraak krij-gen in het industrieel ruimtevaartbeleid van de federale overheid. I m m e r s, enkel via inspraak kan Vlaanderen ervoor zorgen dat de federale overheid intekent op ruimtevaartprogramma's die voldoende perspectieven openen voor de Vlaamse actoren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Concreet zullen deze onderzoeksopdrachten aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onder- zoek (VITO) worden toevertrouwd.. Het vormt het uitgangspunt voor enkele

In 1996 werd zo voor het eerst een grootscheepse fraudemeting uitgevoerd, waaruit toen bleek dat het fraudeniveau voor gans De Lijn op 1,7 % lag, of anders gezegd, 1,7 % van

Wel heb ik de kandidaat-voorzitter en de kandidaat-leden van de raad schriftelijk ge- vraagd – nadat ik de samenstelling van de raad ernstig had afgewogen, dus een aantal dagen

Spiere-Helkijn Doornik Pottes 4 Spiere-Helkijn Doornik Ramegnies-Chin 1 Spiere-Helkijn Doornik Rumillies 3 Spiere-Helkijn Doornik Taintignies 2 Spiere-Helkijn Doornik Templeuve

Op een eerdere schriftelijke vraag m.b. 689 – red.) mocht ik vernemen dat de doortrekking van de ring R32 rond Roeselare ef- fectief in het investeringsprogramma van het jaar 2000

Met dit onderzoek probeert men te achterhalen hoe aantrekkelijk de Vlaamse ho- gescholen met hun onderwijsprogramma’s zijn, hoe verleidelijk de Vlaamse way of life ; w e l k e

In artikel 148, eerste lid van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke or- dening (decreet dat op 1 oktober in werking treedt) wordt vermeld dat

Om ervoor te zorgen dat een zo breed mogelijk platform wordt gecreëerd, nodigt de Vlaamse rege- ring zowel de middengroepen, het Vlaams Parle- m e n t , als een