• No results found

Vraag nr. 109 van 28 april 2000 van de heer CHRIS VANDENBROEKE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 109 van 28 april 2000 van de heer CHRIS VANDENBROEKE"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 109 van 28 april 2000

van de heer CHRIS VANDENBROEKE Erasmusprojecten – Evaluatie

Een belangrijk gegeven m.b. t . de onderwijsver-schaffing in de hogescholen en universitaire centra betreft de toegenomen mobiliteit van studenten, vervat in de zogenaamde Erasmusprojecten. Naar ik vernam, zou met name de participatie van universiteitsstudenten aan zulke internationale uit-wisselingen sinds enkele jaren aan een stagnatie toe zijn, een vaststelling die omgekeerd allerminst opgaat voor studenten uit de hogescholen. Vo o r a l de voorbije jaren zou met name van een verhoogde participatie sprake zijn vanwege hogeschoolstu-denten aan dergelijke projecten.

Daarnaast is er uiteraard het gegeven van de jaar-lijkse instroom van buitenlandse studenten aan Vlaamse hogescholen en/of universiteiten. We t e n welke evolutie zich dienaangaande aftekent, i s minstens even belangrijk, teneinde de eventuele re-percussies op het onderwijsgebeuren aan hoge-scholen en universiteiten nader op te volgen. Vandaar dan ook volgende vragen.

1. In welke mate namen tijdens de voorbije jaren, en dit sinds 1990, Vlaamse studenten deel aan zogenaamde Erasmusprojecten ? Daarbij graag een onderscheid tussen studenten aan hoge-scholen en universiteiten.

2. In welke mate volgden buitenlandse studenten een zogenaamde Erasmusopleiding aan V l a a m-se instellingen ? Graag eveneens een onder-scheid tussen hogescholen en universiteiten. Kan daarbij tevens een onderscheid worden ge-maakt volgens de landen van herkomst ?

3. Kan een overzicht worden gegeven van de plaats van bestemming van Vlaamse Erasmus-studenten ?

4. In welke mate werden reeds bevragingen uitge-voerd omtrent zowel de studieresultaten als de "leefervaringen" van Vlaamse participanten aan E r a s m u s p r o j e c t e n , en wat houden deze bevra-gingen in essentie in ?

5. In welke mate worden dergelijke bevragingen uitgevoerd ten aanzien van buitenlandse stu-denten die in het kader van een Erasmusproject

aan Vlaamse instellingen ingeschreven zijn ? Wat houden deze evaluaties in essentie in ?

Antwoord

1. Bijlage A geeft ons de evolutie van de participa-tie van de Vlaamse studenten aan het Erasmus-programma voor de academiejaren 1988/89 tot 1999/00.

Opmerkelijk aan deze cijfers is dat het aantal mobiele hogeschoolstudenten jaarlijks stijgt en dat de hogescholen hun achterstand qua studen-tenmobiliteit inlopen op de universiteiten. Even opmerkelijk is dat de mobiliteit van de universiteitsstudenten de laatste jaren stagneert. 2. De Vlaamse Hogescholenraad (Vlhora) geeft in zijn Vamos-rapport – waarover verder meer – de cijfers van de inkomende studenten voor de academiejaren 1996/97 en 1997/98. Er wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen de ver-schillende Europese mobiliteitsprogramma’s en tussen de landen van herkomst (bijlage B). De cijfers van de universiteiten hebben betrek-king op de academiejaren 1997/98 en 1998/99. Zij geven de inkomende studenten per land van herkomst en per opleiding (bijlage C).

3. Bijlage D en E geven ons een overzicht van de Vlaamse studentenmobiliteit, zowel van de ho-gescholen als van de universiteiten, én per gast-land én per studiegebied, voor de academieja-ren 93/94 – 99/00.

4. Alle instellingen vragen hun Erasmusstudenten bij hun terugkeer naar hun ervaringen op het gebied van huisvesting, sociale integratie, a c a d e-mische integratie en aanpassing (taalproblemen, andere werkvormen, moeilijkheidsgraad) en leefervaringen in het buitenland.

(2)

verschillen in curricula, onderwijs- en studieme-thode …).

Binnenkort publiceert V l h o r a , dienst Internatio-n a l i s e r i Internatio-n g, het Vobis-rapport (Vlaamse obsta-kels inzake internationale samenwerking), waarin de internationaliseringsbelemmeringen worden gedefinieerd en cijfermatig ingeschat voor V l a a n d e r e n . In dit rapport is een hoofd-stuk gewijd aan de bevraging van het bedrijfsle-ven naar het belang van internationale ervaring bij afgestudeerde hogeschoolstudenten.

Interessant om te melden is de studie uitge-voerd in opdracht van de Europese Commissie, directoraat-generaal Onderwijs en Cultuur, b e-treffende de sociaal-economische situatie van Erasmusstudenten.

5. In de loop van 1999 heeft de dienst Internatio-nalisering van de Vlhora een kwantitatief en kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de inter-nationalisering aan de Vlaamse hogescholen. De bevindingen van dit onderzoek staan in het Va m o s - r a p p o r t . Vamos staat voor : V l a a n d e r e n aantrekkelijker maken oogpunt studenten- en docentenmobiliteit.

Het onderzoek betreft een aantal buitenlandse studenten dat in of via een Vlaamse hogeschool in Vlaanderen een studie- en/of stageperiode heeft doorgebracht tijdens het academiejaar 1 9 9 8 / 9 9 . Met dit onderzoek probeert men te achterhalen hoe aantrekkelijk de Vlaamse ho-gescholen met hun onderwijsprogramma’s zijn, hoe verleidelijk de Vlaamse way of life ; w e l k e de obstakels en problemen zijn bij de mobiliteit en de opvang van buitenlandse studenten en welke oplossingen er kunnen voorgesteld wor-den.

De belangrijkste conclusies van deze studie zijn :

– 75 % van de ondervraagden is tevreden over het verblijf in Vlaanderen ;

– Vlaanderen en zijn onderwijs zijn onvol-doende bekend in het buitenland ;

– er is nood aan juiste en gerichte informatie. Studenten en lesgevers kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.

De Vlhora heeft een aantal voorstellen gefor-muleerd tot mogelijke oplossing van de proble-men.

(3)
(4)

Bijlage B – Inkomende studenten

1996-1997 1997-1998

<=1 maand >1 mnd >3 mnd <=1 maand >1 mnd >3 mnd

<=3 mnd >=3 mnd

Uit één van de 15 EU-lidstaten3

– met steun 7 74 190 133 111 299

– in eigen beheer 6 50 356 34 16 429

– geen gegevens 14 11 65 20 42 80

Uit één van de geassocieerde staten4

– met steun 0 18 8 5 26 8

– in eigen beheer 0 10 53 5 16 58

– geen gegevens 10 0 0 10 0 0

Van buiten Europa

– met steun 0 6 6 0 15 28

– in eigen beheer 0 0 38 2 0 52

– geen gegevens 0 0 21 0 0 34

Bron : Vlhora – Vamosrapport

3 15 lidstaten : België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittanië, Ierland, Italië, Luxemburg, Ne-derland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Zweden

(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze lijsten zijn zonder bijkomende analyse niet bruikbaar voor het opma- ken van een programma, omdat ze te veel onnauw- keurigheden bevatten in verband met de plaats van

Voor de eerste fase is er 40 miljoen frank opge- nomen in het programma 2000 en voor de twee- de fase eveneens 40 miljoen frank in het pro- gramma 2002, volgens het

Nu zich een nieuwe fase aandient in de aanleg van het industrieterrein Ti e l t-Z u i d , zou men van de ge- legenheid kunnen gebruikmaken om te starten met de aanleg van een

De onteigeningen voor de tweede fase zullen voltooid zijn einde maart – begin april 2000, dus heel binnenkort?. De onteigeningen voor de tweede fase kosten ongeveer 15

Het lijkt aangewezen deze strook van een aange- paste beplanting te voorzien, waarbij wel rekening moet worden gehouden met de zichtbaarheid en de veiligheid.. Wanneer komen

De administratie betwijfelt dat een rechtsafslaande strook een oplossing is voor de file, voorzover er van een echte file sprake is.. Cameraopnamen laten immers zien dat de

de gangbare leerlingenmobili- teit vanuit Henegouwen naar de basisschool van

Spiere-Helkijn Doornik Pottes 4 Spiere-Helkijn Doornik Ramegnies-Chin 1 Spiere-Helkijn Doornik Rumillies 3 Spiere-Helkijn Doornik Taintignies 2 Spiere-Helkijn Doornik Templeuve