1.
2. Praktijkboek
Taalpaspoort
1. Naam:
2. Moedertaal:
n
ik kan deze taal sprekenn
ik kan deze taal schrijven3. Andere talen:
n
n
ik kan deze taal verstaann
ik kan deze taal lezenn
ik kan deze taal sprekenn
ik kan deze taal schrijvenn
n
ik kan deze taal verstaann
ik kan deze taal lezenn
ik kan deze taal sprekenn
ik kan deze taal schrijvenNederlands
Spreken
1. Met wie spreek jij Nederlands?
n
de burenn
familien
vrienden en kennissenn
collega’sn
2. Hoeveel Nederlands spreek jij per dag?
n
minder dan een half uurn
tussen een half uur en 2 uurn
meer dan 2 uur 3. Wat vind jij van Nederlands spreken?n
Ik vind Nederlands spreken makkelijk.n
Ik vind Nederlands spreken moeilijk,n
want ik ken niet genoeg woorden.n
want ik vind de grammatica moeilijk.n
want ik vind het moeilijk om de woorden en de zinnen te zeggen.4. In welke situaties wil je graag beter Nederlands kunnen spreken? Vertel waarom.
n
bij de doktern
op straatn
op schooln
op het werkn
op stagen
met Nederlandse vrienden, kennissen, buren etc.Lezen
1. Wat lees je in je eigen taal?
n
een krantn
websitesn
een boekFK
KB
3. Wat lees je in het Nederlands?
n
mijn cursusboek en oefeningen op de computern
een krantn
een tijdschriftn
reclamefoldersn
ondertiteling (tekst bij een tv-programma)n
websitesn
iets anders, namelijk:4. Wat vind je van Nederlands lezen?
n
Ik vind Nederlands lezen makkelijk.n
Ik vind Nederlands lezen moeilijk.5. Wat voor soort teksten wil je beter kunnen lezen? Schrijf ook op waarom.
Luisteren
1. Hoe vaak luister je Nederlands?
n
ik luister niet naar Nederlandse tekstenn
minder dan 10 minuten per dagn
een half uur per dagn
meer dan een half uur per dag 2. Waar luister en/of kijk je naar?n
Nederlandse televisien
Nederlandse radion
0GFGTNCPFUGƒNORLGUQR;QW6WDGn
Nederlandse liedjesn
gesprekken tussen Nederlandersn
3. Wat vind je van naar Nederlands luisteren?n
Ik vind naar Nederlands luisteren makkelijk.n
Ik vind naar Nederlands luisteren moeilijk.4. In welke situaties wil je graag Nederlands kunnen verstaan? Schrijf ook op waarom.
Schrijven
1. Hoe vaak schrijf je iets in het Nederlands?
n
nooitn
één of twee keer in de weekn
meer dan twee keer in de week2. Wat schrijf je in het Nederlands?
n
een appje of een sms’jen
een e-mailn
een tekst voor de Nederlandse lesn
iets anders, namelijk 3. Wat vind je van Nederlands schrijven?n
Ik vind schrijven makkelijk.n
Ik vind schrijven moeilijk,n
want ik ken niet genoeg woorden.n
want ik vind de grammatica en de spelling moeilijk.4. Wat wil je kunnen schrijven in het Nederlands? Schrijf ook op waarom.
Taalkaart 6 Naar het nieuws kijken GL
Je gaat naar het nieuws kijken. Ga naar www.jeugdjournaal.nl en kies een video.
Kijk naar de video en beantwoord de vragen.
1. Wat is de titel van de video?
2. Wat is het onderwerp?
3. Waar gebeurt dit nieuws?
4. Waarom is dit nieuws?
5. Vind je dit nieuws interessant? Waarom? ja / nee
6. Vind je dit nieuws leuk? Waarom? ja / nee
7. Welke informatie was nieuw voor jou? Schrijf op.
Vertel in de volgende les:
» Wat heb je gezien?
» Wat heb je geleerd?
Planning
Wanneer?
Waar?
Welk apparaat?
Evaluatie
Hoe ging het?
Heb je hulp gevraagd?
ja / nee
» Ik heb zelf een video gekozen. ja / nee
» Ik begreep het nieuws uit de video. ja / een beetje / nee
» Ik vond de video interessant of leuk. ja / een beetje / nee
» Ik heb nieuwe dingen geleerd. ja / een beetje / nee
» Ik heb nieuwe woorden geleerd. ja / nee
» Welke? Schrijf ze op.
Taalkaart 14 Wat heb je gedaan? H
Wat doe je op een dag op je stage, werk of school? Maak met je telefoon minimaal zes foto’s van je activiteiten of taken.
Ben je ergens tegenaan gelopen? Of was er een probleem? Maak een foto van het probleem. Let op! Vraag wel toestemming.
Je gaat in de les je foto’s laten zien, vertellen wat je hebt gedaan en waar je tegenaan bent gelopen.
Let op! » Spreek rustig en duidelijk.
» Gebruik je stem op de juiste manier.
» Maak oogcontact met de andere cursisten.
Planning
Wanneer?
Waar?
Evaluatie
Hoe ging het?
Heb je hulp gevraagd?
ja / nee
» Ik heb foto’s gemaakt van mijn taken. ja / nee
» Ik heb een foto gemaakt van een probleem. ja / nee
» Ik heb in de klas verteld wat ik heb gedaan. ja / nee
» Ik heb in de klas verteld over een probleem. ja / nee
» Ik heb de verleden tijd gebruikt. ja / een beetje / nee
» Ik heb rustig en duidelijk gesproken. ja / een beetje / nee
» Ik heb mijn stem op de juiste manier gebruikt. ja / een beetje / nee
» Ik heb oogcontact gemaakt met de andere cursisten. ja / een beetje / nee
Taalkaart 15 Naar het nieuws kijken GL
Je gaat naar het nieuws kijken. Ga naar www.jeugdjournaal.nl en kies een video.
Kijk naar de video en beantwoord de vragen.
1. Wat is de titel van de video?
2. Wat is het onderwerp?
3. Waar gebeurt dit nieuws?
4. Waarom is dit nieuws?
5. Vind je dit nieuws interessant? Waarom? ja / nee
6. Vind je dit nieuws leuk? Waarom? ja / nee
7. Welke informatie was nieuw voor jou? Schrijf op.
Vertel in de volgende les:
» Wat heb je gezien?
» Wat heb je geleerd?
Planning
Wanneer?
Waar?
Welk apparaat?
Evaluatie
Hoe ging het?
Heb je hulp gevraagd?
ja / nee
» Ik heb zelf een video gekozen. ja / nee
» Ik begreep het nieuws uit de video. ja / een beetje / nee
» Ik vond de video interessant of leuk. ja / een beetje / nee
» Ik heb nieuwe dingen geleerd. ja / een beetje / nee
» Ik heb nieuwe woorden geleerd. ja / nee
» Welke? Schrijf ze op.