• No results found

n van n het e drie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "n van n het e drie "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

~ophy.

n van n het e drie

~ophi.

k was

genlijk

~MM.

PROF. DR H. KRAEMER

DE KERKEN KOMEN BIJEEN

A an internationale vergaderingen en conferenties is onze tijd meer dan rijk. De gesteldheid der wereld noopt daartoe nu een- maal. De tot cynisme geneigde naturen mogen over het nut van dit verschijnsel vaak hun schampere twijfel uiten; de menigmaal geringe resultaten mogen de realist voor enthousiasme behoeden; het feit dezer frequentie blijft, trots dit alles, een uitdrukking van de wor- stcling der huidige mensheid de weg te zoeken om door onderling overleg en samenwerking de gemeenschappelijke nood der wereld te overwinnen en de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor een geordende wereldsamenleving te betrachten.

Onder al deze internationale conferenties en vergaderipgen zal zich binnenkort één van geheel eigen aard en karakter voor de publieke aandacht presenteren. Dat is de Grote Vergadering der niet-Rooms- Katholieke kerken, die van 22 Augustus tot 5 September bijeen zal komen in Amsterdam. De twee voornaamste gebouwen, waar zich de officiële hoogtepunten en het gewone dagelijkse werk dezer Grote Vergadering zal afspelen, zijn de Nieuwe Kerk op de Dam en het Concertgebouw. De internationale naam dezer vergadering is:

"The First Assembly of the World Council of Churches". De

"World Council of Churches" (Wereldraad der Kerken) is een lichaam, dat zijn zetel heeft in Genève, één der hoofdsteden uit de geschiedenis der Reformatie . Het is de vrucht van de dusgenaamde Oecumenische Beweging, d.w.z. die beweging in de kerken, die uit de. Reformatie en uit het Zendingswerk in de niet-christelijke wereld zijn voortgekomen, en in de zgn. Orthodoxe kerken uit het Oosten,

241

(2)

die zich de voortzetsters gevoelen van de oude Christelijke kerk der B eerste eeuwen, is opgekomen. Zij wil het klemmende vraagstuk van IJ de verdeeldheid en gescheurdheid der Christelijke kerk in vele P kerken en kerkjes onder de ogen zien, omdat zich in deze beweging n het verlangen uitdrukt het universele karakter van de éne, heilige,

algemene Christelijke kerk weer tot zichtbare gelding te doen ~ komen.

Deze Oecumenische Beweging heeft natuurlijk haar geschiedenis, e waarover veel interessants te zeggen zou zijn. Zoals bij meer grotere

historische bewegingen is ~ij deels de vrucht van bewust streven, en deels een belangrijke nevenvrucht van grote bewegingen in de

Christelijke kerk der laatste 150 jaar, die iets anders als haar directe

~

doel hadden. Onder het laatstgenoemde vallen vooral de grote chris-

telijke jeugdbewegingen, vooral belichaamd in de Young Men's

~

Christian Association (Y.M.C.A.) en de Young Women's Christian

2

Association (Y.W.c.A.), wereldorganisaties, welke ook haar centrum

in Genève hebben, en vooral de World Student's Christian Fede-

ration, waarvan in ons land de bekendste verschijningsvorm de

Nederlandse Christen Studenten Vereniging (N.C.S.V.) is. Echter

ook, en wel in zeer nadrukkelijke zin, de grote Zendingsbeweging

ter christianisering der niet-christelijke volken in Azië, Afrika en de

Pacific, die sinds het einde der 18e eeuw één der levendste uitingen

der Protestantse Christenheid in al haar geledingen is geweest. Deze

jeugdbewegingen van mondiale omvang en de Zendingsbeweging

brachten voor het eerst na de Reformatie der kerk in de 16e eeuw

Christenen, die tot verschillende kerken en confessies behoorden,

met elkaar in steeds nauwer aanraking en samenwerking, zodat in

hun kringen de vraag van het waarom en het wel-of-niet-gerecht-

vaardigde van het gescheiden leven der kerken tot een verontrusting

werd. Van grote betekenis voor het steeds klaarder zien en het

steeds doelbewuster aanvatten van het oecumenische probleem was,

dat de leidende mannen der Zending en de leidende figuren der

kerken sinds het begin onzer eeuw meestal overtuigd lid waren

geweest van de Wereldfederatie van Christen-studenten, en in onder-

scheid met het verleden, elkaar daardoor niet alleen kenden en als

vrienden waardeerden, maar ook in elkaar ernstige en toegewijde

Christenen hadden leren ontdekken. De grote gestalte, die dit ge-

beuren beheerste en stuwde, was de Amerikaanse Methodist dr J ohn

R. Mott, een diep en eenvoudig Christen en tevens een man van

uitzonderlijke strategische bekwaamheid. De Angelsaksers drukken

dit meestal uit in de term: christian statesman. Dr Mott, die nu

reeds 83 jaar -is, doch nog steeds krachtig werkzaam en onvermoeid

over de wereld reist, zal als de grootste patriarch der Oecumenische

(3)

der van vele

van ukken ie nu bo.eid nische

Beweging in Amsterdam aanwezig zijn, en in de grote openings- bijeenkomst op 22 Augustus in de Nieuwe Kerk het woord voeren.

Feitelijk was de eerste grote Oecumenische Vergadering - ofschoon niet officieel - in onze eeuw de eerste Wereldzendingsconferentie.

in 1910 onder leiding van dr Mott te Edinburgh gehouden. De latere Wereldzendingsconferenties (1928 die te Jeruzalem, 1938 die te Madras, steeds met dr Mott als voorzitter en bezielend voorbereider en organisator) waren in feite in steeds toenemende mate oecume- nische vergaderingen, waar het oecumenisch verlangen en de oecu- menische visie grote versterking ontvingen.

Meer direct oecumenische vergaderingen waren de grote Conferen- ties na de eerste wereldoorlog, in Stockholm (1925), vooral beheerst door de nobele figuur van de Zweedse Aartsbisschop Söderblom, en die te Lausanne (1927). De eerste had als haar speciale veld van aandacht gekozen het thema: Life and Work, d.w.z. wat is in de geestelijke en sociale verwarring en revolutie der huidige wereld de taak der Christelijke Kerk? Hoe heeft zij, wanneer zij gehoor- zaam wil zijn aan het Evangelie van Jezus Christus, waarvan zij de verkondigster is, zich in haar daden en leven te uiten? Een werke- lijke beleving dus van het bewustzijn, dat de Christelijke kerk niet is een verzameling van verenigingen, die het godsdienstig leven harer leden in de gebruikelijke, enge - en verkeerde - zin ver- zorgen, opdat deze "Privatsache" ook haar bescheiden deel krijge temidden van de vele aanspraken, die het moderne leven op de huidige mens doet. Maar dat zij is een lichaam met een zeer bijzon- dere verantwoordelijkheid voor het leven der mensen op alle levens- terreinen: cultuur, maatschappij, economie, politiek etc. De Confe- rentie te Lausanne hield zich bezig met een andere zijde der oecu- menische problematiek, nl. Faith and Order. Dus met de kernvraag aangaande wat werkelijk legitiem Christelijke waarheid mag heten, en of het mogelijk is daarin weer een eenheid van belijden en ge- tuigen te bereiken, die verplicht, met eerbiediging van bepaalde verschillen, zich ook als een eenheid voor het forum der wereld te presenteren. Verder met de moeilijke vraag naar het waarom der verschillende kerkinrichtingen, welker verschillen teruggaan op wezenlijk verschillende theologische uitgangspunten.

Deze beide Conferenties vonden haar voortzetting, verdieping en verwijding in die, in 1937 te Oxford en te Edinburgh gehouden. De Oecumenische Beweging was toen zó ver gegroeid, dat men tot een zeer betekenisvolle stap besloot. Tot 1937 toe was geen enkele kerk als kerk officieel in de Oecumenische Beweging gemengd

gewee~t.

Deze steeds jarenlang serieus voorbereide Conferenties waren in feite samenkomsten van mannen en vrouwen uit verschillende

243

(4)

- - -

" ' "

kerken, die uit eigen aandrang en besef van roeping als leden hunner kerken bijeenkwamen, op eigen verantwoording en zonder officieel mandaat hunner kerken. Deze vrije, spontane beweging, door man- nen met roepingsbesef gedragen, verkreeg echter een steeds was- sende invloed, en men kan ook, als men de zaken van nabij kent, gerust zeggen dat wat het Protestantse deel der wereldchristenheid betreft, de Oecumenische Beweging, naast de reeds genoemde Zen- dingsbeweging, het meest dynamische feit is der geschiedenis van de Christelijke kerkgeschiedenis der laatste eeuw. Tijdens de tweede wereldoorlog bracht de toenmalige Archbishop of Canterbury, Wil- liam Temple, zelf één der belangrijkste voormannen der Oecume- nische Beweging, dit onder woorden toen hij zeide, dat de Oecume- nische Beweging "the greatest single fact of our day" was.

De ontmoeting van de stuwende geesten der Oecumenische Beweging te Oxford en Edinburgh had als resultaat dat men besloot tot de betekenisvolle stap, waarop hierboven gedoeld werd. Het besluit was dat er zou komen een "World Council of Churches", d.w.z. een lichaam, dat het voertuig der Oecumenische Beweging zou zijn, en dat gedragen en samengesteld zou zijn uit de kerken zelve, die daarin vrijwilli'g wilden deelnemen, maar dan ook de verantwoordelijke draagsters zouden zijn. In 1938 kwam een aantal der leidende figuren bijeen te Utrecht, ontwierp een constitutie voor deze Wereldraad, en besloot de kerken tot deelname uit te nodigen. De bedoeling was dat dan in 1941 de eerste Grote Vergadering van deze Wereldraad zou bijeenkomen, bestaande uit gedelegeerden der participerende kerken. Onze landgenoot dr W. A. Visser 't Hooft, die als secretaris van d e Y.M.C.A. en later als Genera! Secretary van de Wereldfede - ratie van Christen Studenten zijn sporen op oecumenisch en inter- nationaal gebied verdiend had, werd aangezocht de General Secretary van de Wereldraad der kerken te worden, hetgeen hij aan- nam. De tweede wereldoorlog verijdelde het voornemcn om in 1941 bijeen te komen, en de Wereldraad officieel te creëren als het door de participerende kerken zelf gewilde orgaan der Oecumenische Beweging. Vandaar dat tot op de huidige dag bij de naam van de Wereldraad steeds vermeld staat dat zij is "in process of formation".

Deze toevoeging zal eerst kunnen verdwijnen, wanneer op de komende Vergadering te Amsterdam de Wereldraad officieel als orgaan der kerken tot aanzijn zal komen. Deze lange, door de oorlog veroorzaakte, "praenatale" toestand van de World Council of Churches is achteraf gebleken een grote zegen te zijn. Dit praenatale lichaam ontplooide n.l. tijdens de oorlog, onder leiding van dr Visser 't Hooft, een grote werkzaamheid. Hoewel ook tamelijk afgesloten in Genève, wist zij de verbinding met alle kerken over de wereld in

st

E

r2

o

d

g

Ie

h

k

(5)

in in

stand te houden, en wat van groter betekenis is, het besef van de universele en supernationale verbondenheid van kerken en Chris- tenen springlevend te maken. Het

WalS

door haar bemiddeling dat.

langs vele stille wegen, met het bekende levensgevaar verbonden, de kerken van elkaars leven en streven op de hoogte werden ge- houden. De strijd d er kerk in Nederland b.v. was in menig land meer bekend dan in eigen omgeving.

Echter; het was niet dit geestelijke feit alleen dat door de Wereld- raad werd verricht. In samenwerking met andere internationale Christelijke en niet-Christelijke lichamen organiseerde zij een over de hele wereld vertakte werkzaamheid van zorg voor krijgsgevan- genen en réfugié 's. Het belangrijkste was echter wel dit, dat de leidende mannen van de Wereldraad, die contact met elkaar konden hebben, plannen ontwierpen voor na de oorlog, 'die gestalte ver- kregen in de grootste afdeling, die thans aan het secretariaat te Genève verbonden is, het zgn. Reconstruction Department. Onmid- dellijk na de oorlog trad dit in werking, bracht grote sommen, vooral uit de kerken van Amerika bijeen, en ontplooide een werk- zaamheid, die bedoelde en bedoelt dat de kerken over de ganse wereld, die materieel en geestelijk zware schade hebben geleden.

voor haar geestelijke en stoffelijke opbouw royaal gesteund werden en worden door die kerken, die dit lot niet hebben ondergaan. In dit Reconstruction Department is daarom de oecumenische verbonden- heid en wederzijdse verantwoordelijkheid der kerken tot klare uit- drukking gebracht. Het werk voor krijgsgevangenen en réfugié's.

gaat naa:st en in dit Reconstruction Department tot op de huidige dag onverminderd voort. Het is zo ongewild een middel geworden.

waardoor de kerken uit haar isolement treden en iets leren betrach- ten van het woord van de apostel Paulus: "Draagt elkanders lasten en vervult alzo de Wet van Christus".

Na het einde van de oorlog wetden natuurlijk onmiddellijk de plan- nen weer opgevat om in Grote Vergadering bijeen te komen en voort te schrijden tot de officiële formatie van de Wereldraad. Dat zal dan nu plaats hebben in deze zomer te Amsterdam. Daar zullen gedelegeerden van pl.m. 140 kerken uit de Protestantse en Ortho- doxe kerkenwereld bijeenkomen. Het getal der eigenlijke gedele- geerden zal 450 bedragen, maar daar men aan zovelen mogelijk de gelegenheid wil schenken mee te werken en mee te leven, komen ook andere categorieën, zodat het totale aantal dergenen die deze Grote Vergadering uitmaken tot 1500 mannen en vrouwen zal klimmen.

Wellicht heeft het voorgaande enigszins duidelijk gemaakt waarom het misleidende interpretatie en wanbegrip zou zijn om deze

245

(6)

komende Grote Vergadering der kerken als één van de vele inter- nationale conferenties, die wij kennen, op te vatten. Die neiging is er natuurlijk, en is ook begrijpelijk. Ten eerste heeft men geen andere categorie dan het begrip "internationale conferentie", waar invloed- rijke en gezaghebbende vertegenwoordigers van verschillende volken tot onderling beraad aanwezig zijn over één der vele aspecten van onze moeizaam functionnerende wereldgemeenschap, met de kans dat dit wellicht in de practijk zal betekenen een bepaalde daad of een bepaalde koers van het regeringsbeleid van enige of meer staten, met de noodwendige heilzame of heilloze gevolgen voor millioenen mensenlevens. Het zou niet te verwonderen zijn als het grootste deel van het krantenlezende publ· iek bij zichzelf denkt - als het zijn gedachten tenminste een moment daaraan wijdt - of zegt - als het de moeite neemt er een woord over te laten vallen - : "wel, de kerken achten het blijkbaar ook nodig om eindelijk eens een duit in het zakje te doen"; of: "de kerken gaan zich zeker concentreren en verbinden om te proberen iets van haar vroegere positie te ver- overen en de "christelijke" krachten samen te bundelen tegenover de ontbindende machten van communisme en andere -ismen". Zulke gedachten en gezegden, als zij voorkomen, zullen in de meeste gevallen begeleid zijn van een sterk sceptisch indifferentisme. De thans alomheersende anti-communisme-kramp zal misschien tot gevolg hebben, dat sommigen er wat in zien. Dat in vele hoofden zulke vluchtige gedachten of overwegingen opkomen, is niet te ver- wonderen, daar de

~rotestantse

en Orthodoxe kerken als kerken zich sinds lang weinig tastbaar met de wereld en haar aangelegen- heden bemoeid hebben.

Het bovengegeven verhaal zal echter kunnen overtuigen, dat het naar voren treden der kerken niet voor het eerst plaats heeft in het jaar 1948, en dat het uit andere motieven gegroeid is dan uit de drang in het veelstemmig koor van internationaal overleg en getwist nu ook elkaar te zoeken onder het motto: kerken aller landen, verenigt uI De ware grond is, dat zich in de kerken een beweging voltrekt van dieper bewustwording wat kerk-zijn waarlijk inhoudt. Dat dit be- tekent dat de Christelijke kerk niet maar een vereniging is van quasi- gelijkgezinde mensen, maar een geheel eigen categorie, een orgaan, door Jezus Christus in het leven geroepen, opdat het in gehoorzaam- heid aan Zijn geest en wil zou leven en in de wereld getuigen van Hem om haar aan te zeggen wat Hij tot de mens in alle levensver- houdingen te zeggen heeft als de enige rechtmatige Heer der wereld, de Heer aller heren en de Koning aller koningen. Zal het daarom goed zijn met de Grote Vergadering te Amsterdam, dan voltrekt zich daar een stuk kerkgeschiedenis van een zeer belangrijk deel der

ke in ge, co

w(

pU he sp he tri zo Cl

VQ

w za D ui

in d,

m

d(

UI

gi D

Ol

B

n

t

(7)

er- er Ike ste De tot

ar ar in ok u!

an be-

si- an, lm-

an er-

ld, om 'ch er

kerken over de hele wereld, die vernieuwing en regeneratie zoeken in een herleefd besef van eigen aard en taak in en voor de wereld, en geen poging tot concurrentie in het grote bedrijf van internationale conferenties en aanbiedingen van panacée's voor de kwalen der wereld. Daar nog nooit tevoren zulk een kerkvergadering heeft plaatsgegrepen, waarin een belangrijk deel der verscheurde Christen- heid uit gezamenlijk roepingsbesef bijeenkomt, ten einde tot uit- spraken en daden te komen, mag het een bijzondere gebeurtenis heten. De grote wereld zal er zich waarschijnlijk niet veel van aan- trekken , maar als deze nieuwe oriëntering zich als een gezamenlijk zoeken ger kerken naar het belijden van de éne waarheid - Jezus Christus, de Weg, de Waarheid en het Leven - en naar het vol- voeren van de éne opdracht - in woord en daad duidelijk te maken wat Jezus Christus met het Koninkrijk Gods bedoeld heeft - dan zal zij er in de toekomst ongetwijfeld wat van bemerken.

Deze Grote Vergadering wordt nu, geleid van het centrum Genève uit, over de gehele wereld voorbereid sinds enige jaren. Behalve dat in Amsterdam al het werk moet venicht worden om de Wereldraad der Kerken te constitueren, zullen vooral vier onderwerpen in het middelpunt van studie en discussie staan, alle vier grondig voorbereid door het werk van vier commissies. Deze vier onderwerpen zijn: De universele kerk in Gods Voornemen; Het getuigenis der Kerk aan- gaande God's Voornemen; De kerk en de maatschappelijke wanorde;

De kerk en de internationale vragen. Dw.z . wat is de wezenlijke aard der Christelijke kerk en wat is haar taak en roeping t .a.v. de Zending in de wereldomvattende zin des woords, en van de maat- schappij en de samenleving der volken. Al deze onderwerpen staan onder het algemene motto: God's Order and Man's Disorder, of:

God's Design and the disorder of man.

Bovendien zullen enige grote vragen ("concerns") der kerken aan de vergadering worden voorgelegd, n1. het vraagstuk van de plaats en roeping van het gewone kerklid (de "leek") in de kerk en in de wereld; de plaats, de roeping en dienst der vrouw; het vraagstuk van het Joodse volk.

In het voorbereidende werk heeft zich reeds een ontmoeting vol- trokken van de begaafdste mannen en vrouWen uit verschillende kerken en geestelijke en nationale achtergronden . Een soort oecume- nische vooroefening dus.

De Rooms-Katholieke kerk staat officieel geheel buiten dit gebeuren te Amsterdam, niet omdat de Oecumenische Beweging haar uitsluit, maar omdat zij zelf op principiële gronden niet mee kan doen. Voor de R.K. kerk

b~tekent

oecumeniciteit alleen: onvoorwaardelijke terugkeer tot de R.K. kerk. Wel is er in bepaalde kringen der R.K.

247

(8)

kerk grote belangstelling voor "Amsterdam", zodat dan ook een aan- tal R.K. "observers" de vergadering geheel zal meemaken.

Het zal goed zijn om deze. Grote Vergadering, hoe merkwaardig, belangrijk en toekomst-zwanger zij ook is, niet met al te hoog- gespannen verwachtingen te omgeven. De kerk is de plaats, waar de mens leert wat het is uit het geloof te leven, dat God alleen, en niet wij mensen, hoe ijverig en bekwaam wij ook mogen zijn, waarachtige vernieuwing en waarachtig leven kan scheppen. Grote vergaderingen zijn niet per se creatief. Zij zijn het alleen als het God behaagt ze als Zijn instrument te gebruiken. Menselijkerwijs gesproken is het het wijste te zeggen dat, als Amsterdam een goed nieuw begin wordt in de pelgrimstocht der Oecumenische Beweging, er plaats is voor grote dankbaarheid, daar dit voor kerk en wereld beide op den duur grote gevolgen zal hebben.

we Bo op er be W on do

mf

da

0

re re w( Ik

1)

(9)

n-

tiig, og-

de liet tige gen ze het

~ in [ ote 'ote

PRO F. D R W. BAN N I N G

DWANGARBEID

IN SOWJET-RUSLAND

I n 1944 verscheen in Amerika een boek onder de titel: "The reat Soviet Russia", van David J. Dallin, dat nogal wat stof opjoeg.

Men kon niet ontkennen, dat het geschrift zeer gedocumenteerd was; evenmin dat het geschreven was in een zakelijk-wetenschappe- lijke toon; maar er werden dingen beweerd, die men niet wilde ge- loven: met name de bewering, dat in Rusland een moderne slavernij was ingevoerd in de vorm van dwangarbeiderskampen (waarvan de be- volking op 8-11 % van het totaal van de inwoners der Sowjet-Unie werd geschat), wekte verzet. Dallin heeft nu, in samenwerking met Boris I. Nicolaevski in een nieuw boek 1) zijn gegevens en bronnen op tafel gelegd - zó overtuigend, althans wat de feiten betreft, dat er thans wel geen protest van betekenis op volgen zal. Het lijkt mij belangrijk genoeg een en and~r uit dit boek mee te delen . .

Wellicht is het goed, ons daarbij te herinneren zowel de toestanden onder het czarisme - denk aan de beschrijvingen van de Katorga door b.v. Dostojewski - als de eerste nobele en diepe indruk makende experimenten in de eerste jaren der revolutie, om mis- dadigers door middel van arbeid te reclasseren; de leuze: "her- opvoeding door arbeid" kwam uit he. t humanistisch pathos der revolutie op als een ster die naar een nieuwe toekomst wees. Beide - de toestanden onder het czarisme en de eerste bedoelingen der- revolutie - vormen de historische achtergrond van de hedendaagse werkelijkheid.

Ik geef thans eerst enkele der belangrijkste gegevens uit het ge- noemde boek. De schrijvers noemen als hun bronnen (blz. 52)::

1) Forced Labor in Soviet,Russia, Londoll 1948. 319 blz. 25 sh.

249

(10)

...

Ie. herinneringen en rapporten van vroegere ambtenaren der N.K.V.D. (de tegenwoordige geheime staatspolitie), die in de dwang- arbeiderskampen hebben gewerkt; 2e. de vluchtelingen, die werk- zaam zijn geweest in de administratie der kampen en toegang hadden tot d. e officiële correspondentie en de verbinding met Moscou en de andere kampen onderhielden, , deze althans kenden;

3e. uitingen in de Sowjetpers, die ongewild een licht werpen op de arbeidskampen; 4e. sinds 1943 de vroegere gevangenen, die er het leven afbrachten, vooral de Polen en de Poolse Joden, die bevrijd zijn. Men kan opmerken, dat in deze bronnen een zekere mate van onzekerheid, wil men van onbetrouwbaarheid schuilt. Het zij vol- mondig erkend; maar men bedenke, dat er een ijzeren gordijn hangt, en dat één der redenen daarvan deze dwangarbeiderskampen zijn.

Zolang de Sowjetregering bewust de gegev.ens geheim houdt, zal de buitenwereld niet verder kunnen komen dan tot "schattingen".

Intussen: deze kunnen toch wel op zeer duidelijke feiten berusten.

De schrijvers van ons boek geven de ontwikkelingslijn der kampen aan, laten met de cijfers zien hoe deze stroom al meer en meer rijst:

in de periode 1928-30 worden er zes kampen genoemd met 30.000 gedetineerden, in 1931-32 wordt in een officiële Sowjetuitgave ver- meld, dat er een kleine 300.000 kranten naar de gevangenkampen gaan, terwijl in datzelfde rapport staat vermeld, dat op de 5 gevan- genen één krant wordt gezonden; voor de periode 1933-35 zijn geen nauwkeurige gegevens bekend; voor 1935-37 wordt een lijst van 35 kampen genoemd, met een totaal aantal bewoners van 5-6 mil- Hoen; professor Ernst Tallgren, die zelf kampbewoner is geweest, noemt als uiterste cijfers, die hij heeft horen noemen 8 en 20 mil- Hoen voor de jaren 1940-42; terwijl voor de periode 1945-47 (let wel: na de oorlog dus) een lijst van 125 grote kampen wordt ge- geven, met de vermelding van de arbeid die er wordt verricht, toe- gelicht met kaarten, zodat de ligging kan worden nagegaan. De arbeiders uit deze kampen blijken te werk gesteld te worden bij:

mijnen, aanleg van spoorwegen, het graven van kanalen, haven- .arbeid, het bouwen van bruggen, het aanleggen van wegen, water- bouwkundige werken, bodemontginning enz. Ware het zo, dat de gevangenen alleen ter zake van wat wij gewone misdaad noemen waren veroordeeld, en de oude idee van heropvoeding overheerste;

ware het zo, dat zij redelijk werden gevoed en behandeld, dan zou men zich er over verheugen, dat zij blijkbaar , worden aangewend in het normale arbeidsproces - maar deze voorwaarden zijn geen van alle aanwezig. De toestanden die in de kampen heersen, zijn over het algemeen die van de beruchte concentratiekampen der nazi's, waar honger en mishandeling velen doen sterven.

o

zj VI

ti v z

D

b

(

o 1:

Z '\I

t

~

(11)

der

van- geen

van mil- 'eest,

mil- (let t ge-

toe- . De

bij:

ven- ater- t de .men

° rste;

zou din van over azi's,

Over de bevolking dezer kampen wordt het volgende meegedeeld:

zij bestaat uit: 1. beroepsmisdadigers; 2. bytoviks, d.w.z. zij die zich vergrepen hebben aan de normale levenswijze in de S.U.; 3. de poli- tieke misdadigers. Over de beide laatste categorieën horen wij het volgende. De bytoviks zün voor het grootste deel ambtenaren, die zich . op een of andere wijze in hun positie hebben verrijkt. Daarbij moet men weten, dat vooral de lagere ambtenaren slecht worden betaald, waardoor zij gemakkelijk tot diefstal of corruptie komen.

Onder deze groep horen ook degenen die zich sexueel vergrepen of op de zwarte markt zich bewogen. Uiteraard hebben wij de sterkste belangstelling voor de politieke gevangenen. Onze schrijvers noemen zes groepen: 1. Boeren, die beschuldigd worden van individualisme, waardoor zij schadelijk waren voor de collectieve bedrijven. Dit type komt het talrijkst voor in de Oekraïne, en verder in de gebieden met nationale minderheden. De meesten hebben geen poli·

tieke overtuiging; zij haten echter allen het Sowjetsysteem. 2. Per- sonen, die buitenslands zijn geweest of familieleden buitenslands hebben, met wie zij in verbinding staan. Het percentage Joden onder hen is vrij hoog: de meeste Joden die in Rusland leven, hebben familie in Polen of Roemenië. Men vindt in deze categorie ook de communisten uit

h~t

buitenland, Duitsers, Oostenrijkers, Hongaren enz., die hun fascistische dictaturen ontvluchtten en heil zochten in het proletarisch vaderland. ZÎj zijn vrijwel allen in 1937 gearresteerd in verband met de toenmalige processen en de verdenking van spionnage . Zij worden aangeduid in de kamptaal als "lichting-'37", zijn niet door een . rechtbank veroordeeld, maar door de G .P.Oe.

opgeborgen. 3. Vroegere bewoners der randgebieden: Russische Polen van het Westen, Chinezen en Koreërs van het Oosten. De meesten zijn reeds vóór 1937 gedeporteerd naar het binnenland, en bij de massa-arrestaties van dat jaar in de kampen terecht gekomen.

4. Personen die veroordeeld zijn om hun godsdienst : Rooms-Katho- lieken, Baptisten, leden der Oekraïnische orthodoxe kerk en ande- ren. Deze mensen zijn, aldus Dallin, door hun moraal een licht in de duisternis van het demoraliserend kampleven. 5. Ambtenaren uit de midden- of hoogste groep, die tegen de politieke leiding zich ver- grepen, b.v. ingenieurs en technici, beschuldigd van sabotage; de meesten zijn communist. Zij komen gemakkelijk in de administratie der kampen, en krijgen daardoor een betere positie. 6. Personen die veroordeeld zijn wegens hun houding in de oorlog: collaboratie met de vijand; ook: krijgsgevangenen en personen uit de na de oorlog door Rusland bezette gebieden.

De schrijvers geven uitvoerig materiaal over de materiële omstandig- heden, waaronder de kamp bevolking leeft, over de arbeid die û1

251

(12)

heeft te verrichten, over straffen en mishandeling, enz. - ik meen dat ik dit alles niet behoef te memoreren, het is ons wel bekend.

Wel sta ik een ogenblik nog stil bij de betekenis van een en ander.

De Russen hebben wel de theorie verdedigd, haar in elk geval in practijk gebracht, dat een politiek misdadiger gemener en gevaar- lijker is dan een "gewone": de laatste n.l. vergrijpt zich alleen aan één of meer individuen, de eerste aan de maatschappij als geheel.

Nu wil ik, deze stelling en de op haar gebouwde practijk aan- kijkende, de achtergrond volledig mee laten spreken, die in Rusland tot de niets en niemand ontziende dictatuur heeft geleid; ik wil ook in aanmerking nemeIl, dat wij in Nederland tegenover de N.S.B.-ers die tot collaboratie of verraad kwamen, óók de theorie hebben toe- gepast. Toch neemt dat niet weg, dat de theorie zelf alleen kan ontspringen aan de waan, dat één politieke partij de waarheid omtrent het welzijn der samenleving bezit en op grond daarvan afwijkende inzichten en overtuigingen als vergrijp en misdaad moet straffen.

Overigens zou ' een discussie langs deze "theoretische" lijn ons er toe verleiden, om andere minstens zo belangrijke gezichtspunten voorbij te zien. Dwangarbeid op grote schaal toegepast, heeft óók haar economische en sociale kanten. Wij weten, dat Hitler-Duitsland arbeidsslavernij heeft toegepast in dienst van de oorlogvoering, niet toevallig, maar als een onmisbaar onderdeel. Dat motief heeft in Rusland stellig ook meegesproken: het feit dat een aantal grote kampen mee hebben gewerkt aan de opbouw der nieuwe industrie - gebieden achter de Oeral, dat dwangarbeiders in dienst zijn gesteld bij de aanleg van spoorwegen en kanalen of in de mijnen, bewijst , dat. Zodra echter deze factor als een onmisbare en bewust gewilde is aanvaard, wordt de demonie steeds duidelijker openbaar. De G.P.Oe. (of thans de N.K.V.D.) die de verantwoordelijkheid voor de kampen draagt, heeft eerst deze arbeiders ingeschakeld als goed- kope arbeidskrachten voor arbeid, die te haren voordele kwam. Men kon deze arbeidskracht verhuren of aan b.Y. plaatselijke objecten te werk stellen. Eén gemakkelijke stap verder is het te werk stellen aan eigen objecten - men ziet dan ook na 1930, dat iI'\ de Plan- commissies met de aanwezigheid van gedwongen arbeidskrachten

rekening wordt gehouden. Nóg een stap verder: men moet er voor zorgen, dat de kampen vol blijven, ook wanneer de sterfte zeer hoog wordt - m .a.w. de straf op allerlei verzuimen wordt zwaarder, de dictatuur strenger. Naast het probleem: hoe men de gevangenen het best aan het werk zet, komt noodzakelijkerwijze het probleem:

hoe men aan nieuwe gevangenen komt. Het gewone verschijnsel: een middel wordt tot doel in zichzelf, en tyranniseert aldus de mens.

De bie ho

sc~

er 1 lan bep doe wa me een da2 me Rul hel

W~

cor on we he

or~

wil me wij he kri ste gel

N.

ar1

Kc

en

de

po

be

no

lal

na

(13)

e en nd.

er.

in ar- aan

I

l eel.

an- nd ok

I ers oe-

~an

l eid

~an oet toe t-bij l aar md iet

In

ote ie- eld ijst lde De oor ed-

f~~

len an- ten oor

I

;>og

I

de [len

~m:

een ms.

De omstandigheden van de oorlog en de na de oorlog bezette ge- bieden hebben voorlopig de Sowjetautoriteiten aan de beangstigend hoge aantallen mensen voor deze arbeid geholpen, en daardoor mis- schien de innerlijke demonie van het systeem wat bedekt. Men zou cr b.v. op kunnen wijzen, dat ook andere landen - Frankrijk, Enge·

land, België - gebruik hebben gemaakt van krijgsgevangenen in bepaalde takken van het arbeidsproces, en dat Rusland hetzelfde doet, nu ja op Russische wijze. Dan zou men toch het wezen van wat de Russische dwangarbeid betekent, over het hoofd zien. Dallin merkt op, dat de dwangarbeid in Rusland een organisch element, een normaal onderdeel van het sociale stelsel is geworden. Maar:

daarmee is het stelsel dan ook veroordeeld. Het door Dallin ge- memoreerde feit, dat de nazi's in de periode van het verbond met Rusland ijverig de Sowjet-praktijken der dwangarbeiderskampen hebben bestudeerd, maakt het alles alleen maar wat bitterder.

Wij kunnen verwachten, dat tegenover de hier vermelde feiten van communistische zijde zal worden verwezen naar de arbeidsslavernij onder het kapitalisme. Niemand onzer zal ontkennen, dat die aan- wezig was en is. In de democratische landen van de wereld echter is het mogelijk gebleken - d.w.z. staat het feit voor ons - dat door organisatie der arbeiders, door economische, sociale en politieke wilsvorming deze slavernij steeds meer wordt teruggedrongen en mede ten gevolge daarvan de structuur der maatschappij is ge- wijzigd. In het Sowjetsysteem is uiteraard geen mogelijkheid, dat het onrecht en het lijden aan 10 % der bevolking aangedaan, stem krijgt. Daarmee vooral is het stelsel veroordeeld. Het smoort de stem der menselijkheid, die in millioenen permanent wordt geschonden.

N.B. De Engelse "EconOJ ;nist" van 29 Mei j.l. bevat een belangrijk artikel over het goud, dat zich in ruime hoeveelhei, d bevindt in het Kolymadistrict: in 1940 werden er 66 goudvelden bewerkt, elk met enkele duizenden arbeiders. Dit goud is voor de economische positie der S.U. zeer belangrijk. Maar: het Kolymadistrict ligt boven de Noord- poolgrens; het is uiterst onherbergzaam, "vrije" arbeiders waren niet bereid daarheen te trekken. Aan de N.K.V.D. is opgeäragen VOOr de nodige aantallen arbeiders te zorgen - er zijn daar dus "corrective labour camps" opgericht. Rusland wint goud door slavenarbeid .... en noemt zich socialistisch.

253

(14)

W. THOMASSEN

BINNENLANDSE NOTITIES

Organisme en Mechanisme

D it is de laatste bijdrage in de rubriek Binnenlandse Notities van mijn hand. Het mag daarom misschien deze keer iets persoon- lijker klinken. Terecht meent de redactie, dat deze bladzijden door een Kamerlid moeten worden gevuld. De schrijver van deze regels keert na de verkiezingen niet terug op het Binnenhof en aanvaardt daarvan de aangeduide consequentie. Nu dit afscheid van het Kamer- werk samenvalt met het beëindigen van mijn werk als één van de vier secretarissen onzer partij, moge ik me voor deze keer de vrijheid veroorloven de schijnwerper te richten op de partij, haar "apparaat"

en haar problemen.

Het woord partij is vrouwelijk (in de oude spelling), het woord apparaat is onzijdig. Dit is geen zinloos grapje. De partij leeft als een persoon, is aan stemmingen onderhevig, die slechts ten dele redelijk verklaarbaar zijn, is gevoelig voor allerlei klimatologische invloeden. Het apparaat werkt door. Zegels verkopen en afrekenen, convocaties verzenden, circulaires opstellen, brochures uitgeven, com- missies instellen, congressen voorbereiden, verklaringen redigeren, afdelingen oprichten, slapende afdelingen wakker schudden, ver- kiezingsactie voorbereiden en uitvoeren, te hoge verwachtingen koes- teren, teleurstelling slikken, doorgaan met het werk. Het apparaat.

Ruikt u crisis-lucht? Beroering door politiële actie in Indonesië?

Sombere stemming door de cumulatie van na-oorlogse teleurstellin- gen, die ons in een gat lieten vallen, nadat we door het bevrijdings- optimisme' in de wolken waren geraakt? Hebt u dat allemaal mee-

ge' ve 19· Ni he ba ad ni, lee co ce in je D,

WI mi

m ha Ja

d~

St Ie p

a~

z r ht

e,

H cl d

W

Ie n

u

o b a ')

"\l

S

(15)

soon- ijden egels aardt mer-

oord ft als dele g ische com- eren,

ver- koes- esië?

t ellin-

î mee- ingS-

gevoeld? Het apparaat heeft het geregistreerd o en werkte door. Leden- verlies van enkele duizenden in de tweede helft van 1947. Ledenwinst - groter dan het verlies - in de eerste helft van 1948. Jaarwisseling 1947- 1948: massavergadering in Amsterdam. De stemming slaat om.

Nieuwe leden stromen toe. Honderden. Duizenden. De partij (neen:

het apparaat) organiseert dit niet, dwingt het niet af van een weer- barstig publiek, maar krijgt de wind mee, vangt de stroom op, noteert, administreert, bestelt zegels en levert ze af. De partij (en nu is het niet het apparaat) veert op: een huisbezoeker werft in z'n eentje tien leden, een ander dertig, een derde verdubbelt zijn omzet van het colportageblad, een vierde produceert een strijdlied, een vijfde lan- ceert een idee, een zesde ontdekt de sluimerende cabaret-artist, die in hem schuilt en heft een politiek spotliedje aan: "Gerben, wat zou je me geven, als je minister was .... "

De partij leeft. Het apparaat registreert. Wat doet het verder? Het werkt als een zwaar vliegwiel. De technisch bijgewerkte lezers willen mij deze schoolmeestersuitleg vergeven: het vliegwiel zorgt, dat de machine rustig doordraait, als de aanvoer van brandstof soms eens hapert. Het draait door. Het gehoorzaamt de wet van de traagheid.

Ja. De wet van de traagheid. Toen we de zaak op gang brachten in de eerste maanden van 1946, was dat anders. Alles was toen labiel.

Stel eens, dat één van de centrale figuren uit de zeven 1 ) samenstel- lende delen van de partij zich toen had teruggetrokken. We hadden pardoes in de crisis gezeten. En nu? Ten eerste is de veronderstelling absurd; ten tweede: àls het absurde toch geschiedt, dan draait de zaak door. Het vliegwiel wint met het jaar aan gewicht. Het apparaat raakt met de tijd meer en meer onderworpen aan de wet der traag- heid. Een overdreven beeld? Misschien. Maar een grein waarheid zit er toch in.

Het voorgaande gaf en geeft me keer op keer te denken. Men kan dat sterk subjectief doen en zeggen: in de laatste maanden vóór en de eerste maanden na de oprichting voelden we een grote verant- woordelijkheid. De zaak had door mogelijke tekortkomingen der \ leiding kunnen mislukken. Nu kunnen persoonlijke tekortkomingen nog schade veroor;z;aken, maar geen mislukkingen. Voor ieder die uitvalt, is er een ander. Dat vermindert de spanning. Daalt daardoor ook de verantwoordelijkheid? Men kan de zaak ook meer objectief bekijken. In alle levenskringen vormen traditie, gewoonte, behoefte aan zekerheid, afkeer van verandering, zucht tot behoud van het 1) Vergeef me de vraag : kent u ze nog alle? De C.D.U., de S.D.A.P. en de V.D.E.; een deel van de Christofoorgroep, de

groep~Van

Walsum, de

groep~

Schermerhorn en de Parool-groep.

255

,

(16)

beproefde, een bijna onoverwinnelijke macht. Tijden van stroomver- snelling, ruw ingrijpen van buiten (vreemde bezetting) en invloed van nieuwe verschijnselen op verwante gebieden, zijn bij elkaar soms nog niet sterk genoeg om vernieuwing te bewerkstelligen, ook als deze noodzakelijk schijnt. Wie dit inziet, verheugt zich dubbel over he t feit, dat we onze kans op vernieuwing niet hebben gemist en onder- werpt zich met een zekere gelatenheid aan de wetten van he t apparaat.

Onmiskenbaar ligt het in de natuur der partijverhoudingen, dat het element van beweeglijkheid het herhaaldelijk verliest van de traditie.

Toch schuilt de oorzaak, voor wat de Partij van de Arbeid betreft, ten dele in de aard der organisatie. Een voorbeeld. Het jongste refe - rendum gaf een beeld van strakheid, van beheersing van boven naa r beneden . Door de bestaande en verheugende harmonie tussen leiding en leden, veroorzaakt dit geen spanning. Zodra echter een zeker streven naar verandering van de volgorde der candidaten op de lijsten uit de partij zou opkomen, loopt dit onherroepelijk te pletter.

Dat zou dan een ontmoedigend effect hebben. Wat is de remedie?

Misschien is het de moeite waard om na te denken over mogelijk- heden van decentralisatie . Indien eigen leven en apparatuur der gewesten aan invloed zouden winnen, indien de centrale een groot deel van haar bemoeiingen via de gewesten in de partij zou laten binnenstromen en de reacties uit de partij weer via de gewesten zou opvangen, ja, indien . ... Wij willen de zaak slechts gesteld hebben.

Als niemand "hapt", kan niemand zich beklagen over het secreta- riaat, dat rustig doorgaat! Als men wel concreet wil worden, dan moeten de denkbeelden spoedig op tafel komen, ten einde rijp te zijn in April 1949, als het tweejaarlijks congres plaats vindt.

Wat gewijzigd kan worden, is bijzaak. Wat blijft, is hoofdzaak. Dat moet ons niet hinderen. Wie de partij onbevangen wil waarderen, moet haar zien als een stuk gereedschap in de handen van

~en

vak- man. Zoals de timmerman met zaag, schaaf en beitels het hout de vorm geeft, die zijn tekening aangeeft en daartoe zijn gereedschap zorgvuldig slijpt en met liefde hanteert, zo tracht de politicus de samenleving te vormen naar het beeld, dat zijn maatschappelijke overtuiging hem oplevert en hij hanteert zijn gereedschap, dat is zijn partij, met liefde. Ik erger me aan laatdunkend geschrijf over "partij - politiek" en "partij-invloed", geschrijf doorgaans van lieden, die zich nooit hebben ingespannen om vertrouwen in een staatkundige orga- nisatie te winnen en op de grondslag van dit vertrouwen met enig gezag te spreken. Een goede partij is selectief, vormt talloze burgers, die de openbare zaak op één of andere post dienen en is geen doel in zichzelf, maar middel tot het geven van leiding aan de ontwikke-

256

(17)

mver- d van

tS

nog deze :r het mder-

1

het

Lt

het tditie .

~treft,

re fe- naar :iding zeker 'P de etter.

edie?

:elijk- . der groot

laten

1

zou Jben.

:reta- dan jp te

Dat eren, vak-

•t de chap s de :lijke zijn artij-

zich )rga-

enig gers, doel kke-

ling, die zich voltrekt in het maatschappelijk leven. Wie de betekenis begrijpt voor het werkelijke leven in ons land in de komende vier jaren van ons verkiezingsprogram, als mogelijke component van het aanstaande regeringsprogram, zal onderschrijven, dat een partij mag worden vergeleken met een stuk gereedschap. De partij is méér dan dat. Het is een strijdgemeenschap, waar banden ontstaan, die een b eproeving kunnen doorstaan, banden, die houdbaar blijken, ook bij t egenslag. Doch niemand behoeft naar die krachtproef te verlangen.

Het is zo al moeilijk genoeg. Wie behoefte gevoelt de moeilijkheden onder de knie te helpen krijgen, vindt werk in overvloed. Succes bij dit werk is slechts denkbaar, als de onderlinge solidariteit behouden blijft en wint aan kracht.

257

(18)

H. J. HOFSTRA

DE FINANCIERING VAN DE

OORLOGSSCHADE VERGOEDING

van doe verl beu als vol]

HOI

sch gaa bel: ver is. ] de ver een

gOf

de de een

I n het centrum van de discussie over de vergoeding van de oorlogs-

OOI

schade heeft in de laatste tijd gestaan de vraag, of uit het karakter Ne van oorlog en oorlogsschade al dan niet een absoluut recht van de zee getroffenen op volledige vergoeding ten laste van de Nederlandse is Staat voortvloeit. Een bevestigend antwoord op deze vraag werd met do name van de zijde van de K.V.P. gegeven '); voor ons - afwijkend-

oordeel moge ik verwijzen naar het Mei-nummer van dit tijdschrift.

2)

Dat de discussies deze loop hebben genomen, is mede een gevolg van de wel zéér simplistische wijze, waarop de Regering de kwestie na de

be~rijding

stelde, te weten dat 'aangezien een integrale vergoeding nu eenmaal onmogelijk was, slechts de waarde per 9 Mei 1940 kon worden vergoed 3) Dit standpunt moest bij vele getroffenen grote ongerustheid verwekken.

Door

d~

dterke stijging van het prijspeil sinds 1940 zou een bijdrage

in de schade naar de prijzen van 9 Mei 1940 voor hen, die alles ver- d loren hadden, geheel onvoldoende zijn om zich in hun sociale milieu

te handhaven; en met deze dreigende declassering van grote groepen van ons volk voor ogen lag een bezinning omtrent de rechtsgrond

') Zie o.m. A. Sdhoenmakers en J. Ch. A. Merx, Oorlogsschade en Recht, re

Roosendaal 1947. lij

I

2) Mr C. ten Hagen, De grondslag van de plicht tot vergoeding der oorlogs: pI

schade. be

') Nota omtrent een aantal punten van Regeringsbeleid, zitting 1945---1946, ge

no.

123,

blz.

15

e.v.

(19)

gs-

t. 2) an na ing wn ote age

cht,

46,

,

,

- - - - - ~ - - - -

van de schadevergoeding voor de hand, Bovendien gaf de onvol- doende wijze, waarop de financiële onmogelijkheid van een integrale vergoeding van de zijde van de Regering werd toegelicht, op haar beurt weer aanleiding tot even vage beweringen van de andere zijde, als b,v.: "Wat 10 % van ons volk kan dragen, kan ook het gehele volk dragen".

Hoe belangrijk nu deze beschouwingen over de rechtsgrond van de schadevergoeding ook mogen zijn - want ook voor ons socialisten gaat de vraag naar de gerechtigheid bovenal - , toch dreigen zij belangrijke andere kanten van het vraag' stuk van de oorlogsschade- vergoeding verder naar de achtergrond te dringen dan wel wenselijk is. Recht en politiek zijn geen abstracties, die in de studeerkamer van de moraalfilosoof kunnen worden uitgedacht. Recht en politiek zijn verschijnselen van een onvolmaakte wereld en zij zullen dus altijd een spanning tot het (gerechtigheids-) ideaal blijven vertonen. Van goed recht en van goede politiek kan men daarom spreken, wanneer de concrete regeling het gerechtigheidsideaal zó dicht benadert als de gegeven omstandigheden toelaten. Dit wil zeggen, dat men met een ab.stract-filosofische redenering omtrent de rechtsgrond van de oorlogsschadevergoeding' de concrete vraag, welke vergoeding hier in Nederland, in dit jaar 1948, kan en moet worden gegeven, slechts zeer onvoldoende beantwoordt en dat van minstens even groot belang is een analyse van wat de oorlogsschade en de vergoeding daarvan door de Staat economisch en financieel betekent. Deze analyse is ook nodig omdat zij zekere consequenties kan hebben ten aanzien van de financiering van de toe te kennen vergoedingen. Dat men de onder- liavige kwestie niet met abstracties kan oplossen, blijkt trouwens reeds uit de overweging, dat de enige rechtvaardigheidseis, die voor een ieder duidelijk is, deze is, dat de schade wordt vergoed door het volk, dat ons onrechtmatig in dit ongeluk heeft gestort en dat ons heeft leeggeroofd en verwoest, en dat het uitsluitend de feitelijke omstandig- heid is dat "Ie Boche ne payera pas", die de getroffenen thans naar een andere crediteur doen omzien. In wezen gaat het er om, in hoever de Nederlandse Staat verplicht is garant te blijven voor de insolvabili- teit van de werkelijke crediteur, doch zo wordt de kwestie, voor zover ik weet, nauwelijks gesteld. En dit is een vraag van sociale recht- vaardigheid, veeleer dan van individuele rechten.

Brengt men de kwestie aldus in het sociale vlak, dan volgt daaruit rechtstreeks de verwerping van een schadevergoeding over de gehele lijn naar de prijzen van 9 Mei 1940, en dan treedt daarvoor in de plaats de thans ook in het regeringsontwerp - zij het slechts in beginsel - aanvaarde eis van een "differentiatie naar draagkracht", gelijk ik die - naar ik meen voor het eerst - stelde in mijn Kamer-

259

(20)

rede van 23 Januari 1946

4).

Bovendien wordt dan van overwegend belang de tweede pijler van mijn betoog van 1946, te weten de finan- ciering van de toe te kennen vergoedingen. Ook de voorstanders van een integrale vergoeding zullen trouwens aan deze vraag niet kunnen voorbijgaan, al plegen zij haar volkomen naar de achtergrond te ver- schuiven. Zij bezien de zaak uitsluitend en eenzijdig van de zijde van de getroffenen, die schadevergoeding moeten hebben. Dat deze ver- goedingen (in hoofdzaak door anderen) zullen moete' n worden op- gebracht, en dat dit een groot aantal moeilijkheden zal opleveren , ontgaat hun klaarblijkelijk geheel. Men kan echter geen water scheppen uit een leeg vat, wanneer dat water er niet eerst is inge- bracht. Het is dit vraagstuk van het inbrengen van het water in het lege vat - de financiering van de door het Rijk te vergoeden oorlogs- schade - da t ik thans onder ogen wil zien.

Naar reeds door Ten Hagen werd opgemerkt 5 ), kan men de oorlogs- schadevergoeding op twee wijzen over de Nederlandse gemeenschap omslaan. Men kan in de eerste plaats het totale oorlogsverlies naar een zekere, billijk geachte, maatstaf over alle Nederhmders uitsmeren.

De getroffenen krijgen dan weliswaar niet evenveel terug als zij vóór de oorlog bezaten, maar verhoudingsgewijs zijn zij tóch dezelfde gebleven. Een wezenlijke oplossing van de vraagstukken van de wederopbouw geeft een zodanige omslag echter niet. Nemen wij aan, dat gedurende de oorlog rond 25 % van het Nederlandse volksver- mogen verloren is gegaan, dan helpt het, om een concreet voorbeeld te geven, de oorlogsgetroffene in Nijmegen of Rotterdam niet, dat hij in plaats van zijn gehele huis of winkelpand in Nijmegen of Rotter- dam

~

van een gelijkwaardig pand in Groningen of Dordrecht terug krijgt. Wat hij nodig heeft, is een nieuw pand op de plaats van het oude, en dat nieuwe pand zal in de komende jaren opnieuw moeten worden gebouwd, uit nieuw, in de toekomst ter beschikking komend kapitaal. Wel zou uiteraard een tweede heffing ineens in geld kunnen dienen voor de financiering van het herstel. Tot de practische moge- lijkheden behoort een speciale heffing ineens ten behoeve van de wederopbouw - ik ben dat met Ten Hagen eens - echter niet, zelfs al zouden wij de betalingstermijn verlengen tot de 25 jaar, waarop de herstelperiode wordt geschat; niet zozeer op technische gronden - het belastbare volksvermogen is op het ogenblik ongetwijfeld aan- merkelijk hoger dan 12,3 milliard gulden, terwijl het verder kan wor- den opgevoerd door de vrijstellingen lager te stellen - , als wel op politieke gronden. De beruchte 400 miIlioen van het amendement- 4) Handelingen Tweede Kamer, zitting 1945-1946, blz. 387 e.v.

") T.a.p. blz. 233-234.

T e sle N de lij}

rel

D I in ge ve va ui l m n M zo ve ec s M

V2 n2 ,eli

h

g~

o b

w k

t

o

IC

s

v.

v

c

(21)

, , , I _ _ _ _ _ __ _ _ - -

nd an-

an nen

r er -

r:~

lOP- en, lter I ge-

r gs- et

~gS- ap aar

f.

[~Z~

fde de an,

r

er- eld

hij ter- ~ug

et

de

, an- 'or-

op :ut-

Teulings zijn hier een waarschuwend teken. Zo zal dus de financiering slechts uit het toekomstige volksinkomen kunnen geschieden.

Nu is - afgezien van net rechtvaardigheidsargument - voor een dergelijke financiering ook wel iets te zeggen, omdat zij het duide- lijkst aansluit bij de economische werkelijkheid. Economisch gezien resulteert de oorlog in een ontzaglijk verlies aan materiële rijkdom _ Deze verloren gegane goederen - huizen, schepen, voorraden, inboedels - willen wij vervangen. Dit kan slechts op twee manieren geschieden. Men kan ze kopen op crediet: van het buitenland wel te verstaan; of men kan ze bekostigen uit besparingen van de . jaren van wederopbouw. De eerste oplossing kunnen wij reeds dadelijk uitschakelen. De buitenlandse schulden, die wij tot dusver hebben moeten aangaan, gevoegd bij de bedragen die wij de komende jaren nog zullen moeten lenen - daaronder begrepen het gedeelte van de Marshall-hulp, dat ons als lening wordt verstrekt' - leggen reeds een zodanige druk op onze betalingsbalans van de toekomst, dat het niet verantwoord is verdere buitenlandseoverplichtingen aan te gaan. Ook economisch gezien zal de wederopbouw dus slechts uit het toekom- stige volksinkomen kunnen plaats vinden. .

Met betrekking tot de goederenzijde betekent dit, dat het tempo van de wederopbouw afhankelijk zal zijn van de wijze, waarop de nationale productie van de komende jaren over consumptiegoederen en kapitaalgoederen wordt verdeeld. Hoe meer wij produceren en hoe minder wij consumeren, des te groter is de hoeveelheid kapitaal- goederen en arbeidskrachten, die voor het herstel van de materiële oorl<?gsschade beschikbaar komt. En zelfs zullen wij niet alle beschik- bare kapitaalgoederen voor dit doel in beslag kunnen nemen, want een niet onbelangrijk deel zal nodig zijn voor de normale uitbreidings-

behoeften van de industrie. .

Naast de goederenzijde is de geldzijde van de wederopbouw van belang. Het gehele proces van wederopbouw zal slechts zonder schokken kunnen verlopen, wanneer tussen de goederenzijde en de geldzijde van het proces evenwicht bestaat. Financiering van de wederopbouw door geldschepping leidt tot een schijnopbouw, ten koste van andere delen van ons productie-apparaat. De Staat, die - tot op zekere hoogte - de wederopbouw betaalt, zal moeten zorgen over een zodanig gedeelte van de bestaande geldmiddelen de beschik- king te krijgen als nodig is. Zelfs de Staat schept niets uit het niet.

Wie vergoeding van oorlogsschade zegt, zegt daarom tegelijk ver- stt': rking van de geldmiddelen van de Staat, en nieuwe geldmiddelen voor de Staat betekenen nieuwe belastingen. Wie enerzijds verhoging van de vergoeding bepleit en zich anderzijds tegen een gezond finan- cieringsplan verzet, pleegt demagogie van de ergste soort en speelt

261

(22)

onverantwoordelijk met de volkskracht en de toekomst van ons land.

Er zijn twee verdere punten van overwegende betekenis, die in di t verband naar voren moeten worden gebracht. Het eerste punt is, dat de vergoeding van oorlogsschade door de overheid, naar wij hopen, een gebeurtenis is voor éénmaal, die met de overige overheidsinkom- sten en -uitgaven niet in rechtstreeks verband staat; een uitgave, die niet op de gewone begroting thuis behoort, en die los staat van hetgeen overigens tot de staatstaak wordt gerekend. Het tweede punt is, dat de oorlog met name het Rijk met een dergelijke schuldenlast heeft opgescheept, d at het volkomen onverantwoordelijk zou zijn, deze schuldenlast nog met de vele milliarden, die voor de vergoeding van de materiële oorlogsschade nodig zijn, te vermeerderen. Ook zonder dat zal de schuldendienst voor onafzienbare tijd een zodanige last op de rijksbegroting leggen, dat het Nederlandse volk er onder dreigt te bezwijken. Mede ter wille van de sociale uitgaven, die wij niet wensen te zien aangetast, is veeleer een spoedige vermindering

van de overheidsschuld dan een v-erdere vergroting bepaald nodig.

Wat de wijze van financiering betreft, leidt het vorenstaande nu rechtstreeks en dwingend tot deze eerste conclusie, dat voor de oorlogsschadevergoeding een afzonderlijke financiering nodig is, los van de gewone staatsbegroting van inkomsten en uitgaven. Wat wij nodig hebben, is een afzonderlijk Fonds voor de Wederopbouw, waaruit de schadevergoedingen worden betaald, en dat eigen inkomsten krijgt. Slechts op deze wijze kan worden voorkomen, dat de geweldige bedragen, die voor de wederopbouw zullen moeten worden betaald, tot een staatsbankroet leiden . Slechts op deze wijze ook is het mogelijk een voldoende overzicht te behouden over de financiële consequenties van dit geheel op zichzelf staande vraagstuk.

Deze eigen inkomsten zullen reële inkomsten moeten zijn. Dit behoeft niet uit te sluiten, dat het fonds - zoals ook in het regerings- ontwerp is voorzien - tijdelijk leningen opneemt om tempoverschil- len op te vangen. Daarbij zal er echter voor moeten worden gezorgd, dat het fonds niet meer leent dan aan nieuwe spaargelden is gevormd, verminderd met dat deel daarvan, dat nodig is voor de uitbreiding van het overige productie-apparaat. Maar steeds zal de eis moeten worden gesteld, dat deze leningen op den duur uit de inkomsten van het fonds worden afgelost. Het fonds mag beslist niet met een ongedekte schuid blijven zitten, die dan ten slotte weer voor rekening van de toch reeds zo zwaar belaste Staat komt.

Vervolgens: deze inkomsten zullen afzonderlijke middelen moeten zijn, afgescheiden van de overige heffingen ten behoeve van de over- heid. In abstracta is het niet onmogelijk, elk jaar een zeker bedrag op de gewone begroting van uitgaven te brengen ten behoeve van het

262

(23)

land.

n

dit

3,

dat open, kom-

~.

die van punt

·nlast zijn,

!ding Ook mi ge nder

~

wij

~ring

~

nu r de , los : wij

JUW,

i gen dat eten rij ze

· de tuk.

Dit ngs-

;hil- rgd, md, lïng :ten van een ting

ten

rer-

op het

fonds. In de practijk moet dit echter - vooral op de lange duur, wan- neer de herinnering aan de oorlogsverwoestingen is verzwakt - tot moeilijkheden leiden. Komen dan weer de jaren waarin de middelen ruim vloeien, dan zal men de belastingen willen afschaffen of ver- minderen, die thans voor de financiering van de schadeloosstellingen moeten worden ingevoerd. Maar in daarop volgende slechte jaren zal men hetzij de bijdragen aan het fonds verminderen, hetzij bezuinigen

· op andere - sociale-uitgaven, ter wille van de bijdragen aan het fonds; en het een is al even erg als het ander. Slechts speciale belas- tingen, die ook psychologisch onverbrekelijk aan de uitgaven voor de wederopbouw zijn verbonden, geven de mogelijkheid van een blijvende financiering, waarmee het doel - een volledige dekking van deze uitgaven buiten de gewone begroting om - kan worden bereikt. Het psychologische gezichtspunt is trouwens nog in een ander opzicht van belang. Helaas is de belastingdruk in ons land, gelijk in vele andere landen, langzamerhand zó zwaar geworden, dat een verdere verhoging van de lasten ten behoeve van de normale staatsuitgaven nauwelijks meer zal worden aanvaard. Het is echter mijn stellige overtuiging, dat het solidariteitsgevoel van het Neder- landse volk ook thans, d.i. drie jaar na de wapenstilstand, nog sterk genoeg is ontwikkeld om nieuwe belastingen voor dit speciale doel zonder morren op te brengen. In het algemeen ben ik geen voor- stander van dit soort bestemmingsheffingen. Maar in dit bijzondere geval bestaat daartoe alle aanleiding. Welke deze speciale belastingen moeten

z~jn,

moge ik daarbij op dit ogenblik in het midden laten.

Slechts moge ik opmerken, dat de figuur om het tarief van een bepaalde belasting te verhogen, zodanig dat in de toekomst een gedeelte van de opbrengst ten bate van de gewone middelen wordt gebracht en het overige deel in het fonds vloeit, hoewel niet ideaal, toch niet a priori behoeft te worden afgewezen.

Ten slotte zoek ik nog eens de verbinding tussen de financiering en de economische noodzakelijkheid. De wederopbouw moet komen uit de toekomstige besparingen van het Nederlandse volk; maar het Nederlandse volk spaart niet of spaart onvoldoende. Dat het Neder- landse volk niet spaart, is niet omdat het van nature niet spaarzaam is. De verantwoordelijkheid voor dit in gebreke blijven ligt voor een belangrijk deel bij de .systematische hetzcampagne van een groot deel van onze financiële en dagbladpers tegen het tegenwoordige rege- ringsbeleid. Dag in dag uit wordt het Nederlandse volk - en zeker het beter gesitueerde deel daarvan - in dagblad, in weekblad, in de financiële overzichten van de grote en kleinere banken, voor- gehouden dat het geen zin meer heeft om meer te verdienen omdat de fiscus het toch weer wegneemt, dat men beter doet maar niet

263

(24)

meer te sparen omdat de regering de rente zo laag houdt, dat men beter zijn geld maar kan opmaken omdat de "onsolide financiële positie van de regering" - hoe onsolide die politiek is moge blijken uit de verrassend snelle wijze waarop Nederland bezig is zich van de slagen van de oorlog te herstellen! - toch tot een bankroet moet leiden. Het is tegen dit ondermijnende en onvaderlandslievende trommelvuur van gruwelpropaganda, dat zelfs de traditionele spaar- zin van het Nederlandse volk niet meer op kan. Zeker, de spaar- mogelijkheden zijn geringer geworden door de verkl eining van het nationale inkomen. Niettemin is de onvoldoende kapitaalvorming in haar diepste grond een gevolg van psychologische oorzaken. En gezien de min of meer sceptische, zo niet schampere wijze, waarop een aantal van deze "goede vaderlanders" de door de regering be- raamde spaarcampagne hebben verwelkomd, mag van deze zijde niet QP zoveel medewerking worden gerekend, dat een spaarcampagne zonder meer verwacht mag worden tot een redelijk succes te kunnen leiden. Geheel anders komt echter deze zaak te liggen, wanneer de spaarcampagne wordt verbonden met de financiering van de weder- Qpbouw. Een gedeelte van de daarvoor benodigde gelden zal kunnen worden gevonden door nieuwe belastingen, die speciaal voor dit doel worden geheven: zie boven. Hetgeen in de eerste jaren verder nodig is, zal met enthousiasme kunnen worden opgebracht door een op psychologisch verantwoorde wijze geleide campagne ten behoeve van een Nationale Opbouwlening, uit te geven door het Nationale Fonds voor de Wederopbouw. In de systematische propaganda tegen ons financiële beleid steekt, naast een stuk zakelijkheid, een niet onbelangrijk deel venijnige politiek. Maar wie zich durft te verzetten

tegen de wederopbouw zelf, plaatst zich buiten de natie.

Zelfs kan een op dergelijke wijze werkend zelfstandig Fonds voor de Wederopbouw belangrijk bijdragen tot een verzachting van de tegenstellingen, die thans bestaan omtrent de vraag, hoeveel en naar welke grondslagen vergoeding van oorlogsschade kan en moet worden verleend. De mogelijkheden tot vergoeding hangen immers af van de middelen, die men bereid is het Fonds te geven! Wenst men hogere uitkeringen in bepaalde gevallen, accoord: laat men slechts de financiering aangeven! En als de middelen er zijn, wie zou dan niet aan de zwaargetroffenen willen geven wat zij nodig hebben?

Omgekeerd: wie weigert de middelen beschikbaar te stellen en de financiering aan te wijzen, mag niet zijn kiezers (hogere) uitkeringen beloven!

In het ontwerp van Wet op de materiële oorlogsschaden vinden wij een aantal goede en voortreffelijke elementen. Voor de oplossing van het gehele probleem is echter ook nog de instelling van een Fonds voor de Wederopbouw nodig.

li s

tJ

d

~

r r

o iJ

n g n

t i

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Cette dette est aussi odieuse dès lors qu’elle finance les forces de sécurité pléthoriques de l’Autorité Palestinienne, forces qui réprimeront encore plus le

■ Het secretariaat van het Comité PB wordt waargenomen door de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk.. De preventieadviseur mag noch aan de zijde van

Adviesvraag: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende comité voor kleinhandel Adviesvrager: Philippe Muyters - Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport

De bijdragen bedoeld in artikel 11 van deze cao worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, in toepassing van artikel 6 van de Sociale Zekerheidswet van

Het Comité pleit er echter voor dat factor kapitaal, kunnen een brug slaan tussen die twee slechts er een grotere samenhang tussen die maatregelen tot stand ogenschijnlijk

HAIVDS zal pogen een lijst op te stellen van alle lopende STANAGS die regelmatig door het ICIV zal worden bekeken om te zien of bepaalde onderwerpen deze

Bram Uvyn Secretaris Generaal - Secrétaire Générale Lid Raad van Bestuur bij VLAS - Membre du Comité de Direction de VLAS / Vertegenwoordiger bij BOIC - Délégué de COIBM.

- Alle briefwisseling met clubs welke niet rechtstreeks betrekking heeft op competitie en/of beker ; briefwisseling met hogere organen van K.B.O.V., FROS en Basketbal