• No results found

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

R AAD VOOR V ERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

van 17 december 2020 met nummer RvVb-A-2021-0430 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0893-A

Verzoekende partij de GmbH & Co. KG LIDL BELGIUM

vertegenwoordigd door advocaten Dominique DEVOS, Filip DE PRETER en Bart VAN HERREWEGHE

met woonplaatskeuze op het kantoor te 1000 Brussel, Keizerslaan 3

Verwerende partij de deputatie van de provincieraad van ANTWERPEN

I. BESTREDEN BESLISSING

De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 9 juli 2019 de vernietiging van de beslissing van de verwerende partij van 25 april 2019.

De verwerende partij heeft het administratief beroep van de verzoekende partij tegen de weigeringsbeslissing van het college van burgemeester en schepenen van de stad Lier van 12 juni 2012 niet ingewilligd.

De verwerende partij heeft aan de verzoekende partij een stedenbouwkundige vergunning geweigerd voor de nieuwbouw van een handelsruimte met parking na afbraak op de percelen gelegen te 2500 Lier, Antwerpsesteenweg 399 - 401, met als kadastrale omschrijving afdeling 3, sectie F, nummers 702F, 702K, 702L en 702M (ref. PSTV-2012-0443-RVB-02).

II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING

De verwerende partij dient geen antwoordnota maar wel het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een toelichtende nota in.

De zaak wordt voor behandeling opgeroepen voor de openbare zitting van 10 september 2020 en op verzoek van de partijen verdaagd naar de zitting van 3 december 2020 in afwachting van de uitspraak van de Raad van State over de ingestelde vernietigingsprocedure tegen het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Laporta-Caroly’.

De procespartijen werden opgeroepen voor de openbare zitting van 3 december 2020. Ze hebben ingestemd met het schriftelijk behandelen en in beraad nemen van de vordering met toepassing van artikel 85, §3 van het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (hierna: Procedurebesluit).

Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het Procedurebesluit zijn toegepast.

(2)

III. FEITEN

1.

De verzoekende partij dient op 14 februari 2012 bij het college van burgemeester en schepenen van de stad Lier een aanvraag in voor een stedenbouwkundige vergunning voor “het bouwen van een nieuwbouw handelsruimte met parking na afbraak” op een perceel gelegen te 2500 Lier, Antwerpsesteenweg 399 - 401.

De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar adviseert op 6 juni 2012 ongunstig onder meer gelet op het voorontwerp ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Laporta-Caroly’ en wegens strijdigheid met het ontwerp visie detailhandel, door het college van burgemeester en schepenen van de stad Lier goedgekeurd op 15 november 2011.

Het college van burgemeester en schepenen weigert op 12 juni 2012 een stedenbouwkundige vergunning aan de verzoekende partij. Tegen deze beslissing tekent de verzoekende partij op 13 juli 2012 administratief beroep aan bij de verwerende partij.

De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar adviseert in zijn verslag van 30 augustus 2012 om dit beroep niet in te willigen en de stedenbouwkundige vergunning te weigeren.

Tijdens de hoorzitting van 4 september 2012 legt de verzoekende partij een aangepast plan neer, waarbij tegemoet gekomen wordt aan de knelpunten van de aanvraag.

De verwerende partij vraagt daarom een nieuw advies aan het Agentschap Wegen en Verkeer, dat op 27 september 2012 een voorwaardelijk gunstig advies verleent op basis van de in beroep neergelegde plannen.

De verwerende partij verklaart het beroep op 25 oktober 2012 gegrond en verleent de stedenbouwkundige vergunning.

2.

De stad Lier stelt op 11 januari 2013 tegen deze beslissing een vordering tot vernietiging in bij de Raad.

De Raad heeft met het arrest van 24 februari 2015 met nummer A/2015/0079 de beslissing van de verwerende partij van 25 oktober 2012 vernietigd. De Raad oordeelde onder meer dat het toen toepasselijke artikel 4.3.1, §1 VCRO niet toeliet om aanpassingen die als determinerend voor het verlenen van de vergunning worden beschouwd, aan te brengen zonder nieuw onderzoek en zonder motivering dat de aanpassingen als kennelijk bijkomstig zouden kunnen worden beschouwd.

3.

Na deze vernietiging wordt de administratieve procedure hernomen. Het aanvraagdossier wordt opnieuw in openbaar onderzoek gelegd van 23 april 2015 tot en met 22 mei 2015. Er worden geen bezwaren ingediend.

De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar adviseert in zijn nieuw verslag van 4 juni 2015 om het aangevraagde project te weigeren.

Op 23 juli 2015 verleent de provinciale stedenbouwkundige ambtenaar een aanvullend verslag naar aanleiding van het bijkomend advies van de dienst Economie van de Provincie Antwerpen.

De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar handhaaft zijn negatief advies.

(3)

De verwerende partij weigert op 30 juli 2015 de stedenbouwkundige vergunning.

De Raad vernietigt deze weigeringsbeslissing met een arrest van 29 januari 2019 met nummer RvVb/A/1819/0526 (rolnummer 1516/RvVb/0031/A).

4.

Na deze vernietiging wordt de administratieve procedure opnieuw hernomen.

De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar adviseert in zijn verslag van 18 april 2019 om het beroep niet in te willigen en de stedenbouwkundige vergunning te weigeren.

Na de hoorzitting van 23 april 2019 verklaart de verwerende partij het beroep op 25 april 2019 ongegrond en weigert de stedenbouwkundige vergunning. De verwerende partij beslist:

“…

Bijkomend verslag van de provinciaal stedenbouwkundig ambtenaar:

(…)

De aanvraag is strijdig met RUP Laporta-Caroly

Het voorwerp van de aanvraag is gelegen in het op 26 maart 2018 definitief goedgekeurde RUP.

De aanvrager verzoekt om huidige stedenbouwkundige aanvraag uit te stellen. Deze vraag is in functie van het huidige, lopende, annulatieberoep tegen het goedgekeurde RUP bij de Raad van State. Op heden is er echter nog geen uitspraak aangaande dit annulatieberoep.

Bovendien is het onduidelijk wanneer er een uitspraak zou volgen en wat deze uitspraak zal zijn. Er wordt dan ook niet ingegaan op de vraag tot uitstel.

Momenteel heeft RUP Laporta-Caroly het vermoeden van wettigheid en dus is de toepassing ervan vereist. Bij het beoordelen van een vergunningsaanvraag moet de vergunningverlenende overheid met name de wetgeving toepassen die op dat moment geldt.

De aanvraag is overeenkomstig de stedenbouwkundige voorschriften bij het RUP gelegen in artikel 2: "zone voor ontwikkeling'. Bij de voorschriften van deze zone staat te lezen bij bestemming:

§1. Bestemming

1. De zone wordt uitsluitend bestemd voor wonen met inbegrip van woongebouwen, aanhorigheden, tuinen, groenzones, toegangen, (ondergrondse) parkings en wegenis.

Detailhandel wordt niet toegelaten.

2. Volgende specificaties worden er per deelzone gegeven:

- Deelzone 2: Bestaande detailhandelszaken kunnen met hun vergunde winkelvloeroppervlakte behouden blijven. Er worden geen stedenbouwkundige vergunningen voor nieuwe detailhandelszaken afgeleverd. Bij sloop en nieuwbouw van de bestaande detailhandelszaken dient de functie wonen gestapeld aanwezig te zijn en dit met een minimumoppervlakte gelijk aan de huidige netto winkelvloeroppervlakte.

In deze zone wordt nieuwe detailhandel dan ook uitdrukkelijk uitgesloten, dit blijkt duidelijk uit artikel 2, §1 van de stedenbouwkundige voorschriften horende bij het grafische plan van RUP Laporta-Caroly. Een afwijking hierop toestaan is niet mogelijk conform art. 4.4.1 VCRO.

(4)

Een deel van de aanvraag is ook gelegen in de overdrukzone voor park, artikel 3 van het gRUP. Dit artikel gaat als volgt:

§1. Bestemming

1. Dit gebied is bestemd voor groenaanleg en de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een multifunctioneel park. Park- en wandelwegen , parkmeubilair en parkinfrastructuur zijn steeds toegelaten. Het parkgebied dient te voorzien in een landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en passief recreatieve functie, Het park is publiek.

Ook hier voldoet de aanvraag niet aan de bestemmingsvoorschriften. Een deel van zowel de parking als de detailhandelszaak zijn gelegen binnen deze overdrukzone en kunnen dan ook niet voldoen aan dit voorschrift.

Los van de bestemmingsvoorschriften voldoet de aanvraag ook niet aan de geldende inrichtingsvoorschriften van het RUP. Deze voorschriften gaan immers uit van de te geregelde bestemming binnen de verschillende deelzones en is dan ook geenszins afgestemd op het inrichten van een detailhandelszaak met parking zonder enige vorm van wonen. Deze redenering geldt zowel voor de inrichtingsvoorschriften van zowel artikel 2 als 3.

Tenslotte is de zone zowel van artikel 2 als 3 doorkruist met een indicatieve aanduiding van een zachte ontsluitingsweg. In de vergunningsaanvraag zelf ontbreekt elk spoor van deze trage weg waardoor ook hier een strijdigheid wordt vastgesteld.

(…)

De aanvraag is niet in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening.

Bij de beoordeling van het aangevraagde is rekening gehouden met de in de omgeving bestaande toestand. De overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen. Het aangevraagde werd met inachtneming van al deze aspecten onderzocht.

Er wordt dieper ingegaan op de voor de aanvraag noodzakelijke of relevante elementen.

De percelen zijn gelegen ten noordwesten van de kern van Lier, langs de N10 tussen Lier en Boechout. De aanvraag is gelegen aan de Antwerpsesteenweg 399-401. Deze gewestweg is een belangrijke invalsweg van de stad Lier langsheen deze weg zijn verschillende grotere detailhandels aanwezig (Colruyt, Hubo, Home Market, Krefel, JBC, ...), namelijk de meest voorkomende zogenaamde 'baanwinkels`. Langsheen deze weg zijn er eveneens nog verschillende eengezinswoningen aanwezig en ook enkele industriële voorzieningen.

Op de percelen van de aanvraag staan momenteel nog twee vrijstaande eengezinswoningen. Aanpalend aan deze percelen vinden we links een halfopen eengezinswoning en rechts is er een vrijstaande eengezinswoning. Links aanpalende bestaat het gebouw uit 2 bouwlagen met plat dak. Het rechts aanpalende pand bestaat uit traditionele vrijstaande villa met één bouwlaag onder een schuin dak. Naast het links aanpalende pand kunnen we de dichtstbijzijnde baanwinkel terugvinden

De aanvraag is niet in overeenstemming met het geldende RUP.

(5)

De aanvragen zijn niet verenigbaar met het RUP Laporta-Caroly, dat geacht wordt overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 3° VCRO de goede ruimtelijke ordening weer te geven.

Aangezien er in het RUP Laporta-Caroly geen nieuwe detailhandel op de percelen van de aanvraag mogelijk zijn moet geoordeeld worden dat de functie op deze plaats dan ook niet inpasbaar is aangezien het RUP de goede ruimtelijke ordening van het gebied weergeeft en de functie niet in overeenstemming is met ditzelfde RUP. De aanvraag is dan ook niet in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening op deze plek.

Ondergeschikt moet ook benadrukt worden dat de functie van detailhandel niet verenigbaar is met de beleidsmatig gewenste ontwikkelingen van de stad Lier. Deze beleidsmatig gewenste ontwikkelingen zijn nu verordend vastgelegd in het RUP Laporta — Caroly maar de principes werden reeds eerder weergegeven en bekendgemaakt aan het grote publiek aan de hand van het PRUP 'Afbakening Grootstedelijk Gebied Lier'. Uit de toelichtende nota bij dit PRUP blijkt dat voor grootschalige kleinhandel aan de Antwerpsesteenweg buiten de hiervoor middels het PRUP "Antwerpsesteenweg" afgebakende zone geen bijkomende ruimte voorzien wordt. Het huidige RUP is enkel een verfijning van deze beleidsmatig gewenste ontwikkeling zoals reeds omschreven in het PRUP.

De vermelding zoals aangegeven in het PRUP namelijk dat:

"Rond grootschalige kleinhandel wordt geen bijkomende ruimte voorzien in het kleinstedelijk gebied. Wel wordt er een actie, als onderdeel van het regionaal bedrijventerrein Antwerpsesteenweg, opgenomen waarin de bestaande zonering als industriegebied (ca 15 ha) naar zonering voor kleinhandel wordt voorgesteld. Hiermee wordt het bestaande kleinhandelslint bevestigd, doch geen bijkomende ruimte gecreëerd. Aandachtspunten hierbij zijn de herstructurering van de bestaande kleinhandelszone en de beeldkwaliteit van deze zone in relatie tot de uitbouw van de Antwerpsesteenweg als 'stedelijke boulevard'."

Deze vermelding moet aanzien worden als een beleidsmatig gewenste ontwikkeling en dient, zoals terecht door de Raad opgemerkt, betrokken te worden in de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening.

Ook nog werd de voorbije jaren een brede analyse en studie uitgevoerd van de detailhandel in de 308 gemeenten. De resultaten van dit onderzoek werden voorgesteld in een roadshow in januari 2015 aan de verschillende actoren, in hoofdzaak de steden en de gemeentes.

Er werd een provinciaal eindrapport opgemaakt met een bijlagenboek, een kaartenboek en een infographic. Deze resultaten werden voldoende bekendgemaakt zowel via verschillende krantenartikels, als op de verschillende websites. Voor alle gemeentes werden vervolgens feitenfiches opgemaakt waarin de belangrijkste datagegevens werden vermeld. De gemeentelijke feitenfiches zijn door iedereen eenvoudigweg te raadplegen op detailhandelvlaanderen.be.

De deputatie heeft zich ook akkoord verklaard met het provinciaal eindrapport inzake detailhandel.

De visie van de dienst economie van de provincie Antwerpen sluit aan bij deze van het recent goedgekeurde RUP Laporta — Caroly van de stad Lier. Het advies d.d. 22 juli 2015 gaat als volgt:

‘In het dossier betreffende de aanvraag van Lidl voor een nieuwe vestiging op het grondgebied van de stad Lier verwijzen wij naar de recente stedenbouwkundige verordening van de stad Lier. De gemeenteraad van Lier legde in de beslissing van 29

(6)

juni afbakeningen vast voor de ontwikkeling van verschillende typeringen van detailhandel. Deze verordening is de weerslag van een duidelijke visie aangaande het aspect detailhandel in de economisch beleid van de stad.

Wij geven positief advies aan elke aanvraag die conform is aan de bepalingen beschreven in deze stedenbouwkundige verordening.

Wij hopen u hiermee van dienst te zijn geweest.'

Ook deze visie kan als beleidsmatig gewenste ontwikkeling worden aanzien en aldus bij de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening worden betrokken.

Echter is al bovenstaande ondergeschikt aan het verordende instrument van het RUP wat een verfijning betekent van alle bovenstaande beleidsmatig gewenste ontwikkelingen. Het kan alleen maar aangemoedigd worden dat steden en gemeentes deze beleidsmatig gewenste ontwikkelingen ook verankeren door deze te implementeren in verordenende instrumenten zoals in casu.

…”

Dat is de bestreden beslissing.

5.

De verzoekende partij heeft hangende de procedure bij de Raad op 29 maart 2013 een bijna gelijkaardige aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en schepenen van de stad Lier.

Na een weigering door het college van burgemeester en schepenen van de stad Lier op 29 juli 2013 wordt de gevraagde stedenbouwkundige vergunning op 12 december 2013 door de verwerende partij verleend. Tegen deze beslissing wordt door het college van burgemeester en schepenen en de stad Lier een beroep tot vernietiging ingesteld bij de Raad.

De Raad heeft de beslissing van de verwerende partij met zijn arrest van 24 februari 2015 met nummer A/2015/0084 vernietigd. Na het hernemen van de administratieve procedure weigert de verwerende partij op 30 juli 2015 de stedenbouwkundige vergunning. Tegen deze beslissing wordt door de verzoekende partij een beroep tot vernietiging ingesteld bij de Raad. De Raad vernietigt deze weigeringsbeslissing met een arrest van 29 januari 2019 met nummer RvVb/A/1819/0527 (rolnummer 1516/RvVb/0032/A).

6.

Op 27 januari 2014 keurt de gemeenteraad van de stad Lier een ‘beleidsvisie voor de detailhandel’

goed. De Raad van State vernietigt met zijn arrest van 30 juni 2015 met nummer 231.825 voornoemd besluit.

De gemeenteraad van de stad Lier keurt vervolgens op 1 september 2014 het eindrapport

‘Beleidsvisie detailhandel’ goed, met inbegrip van acties en maatregelen. Als uitvloeisel hiervan keurt het college van burgemeester en schepenen van de stad Lier een eerste ontwerp van stedenbouwkundige verordening ‘detailhandel’ op 30 maart 2015 goed. De stedenbouwkundige verordening ‘detailhandel’ wordt door de gemeenteraad op 29 juni 2015 definitief vastgesteld. Met een besluit van 1 oktober 2015 wordt de stedenbouwkundige verordening ‘detailhandel’ door de verwerende partij goedgekeurd.

Met zijn arrest van 22 december 2017 met nummer 240.316 vernietigt de Raad van State zowel het besluit van de gemeenteraad van de stad Lier van 29 juni 2015 houdende de vaststelling van de stedenbouwkundige verordening ‘detailhandel’ als het besluit van de deputatie van de provincie

(7)

Antwerpen van 1 oktober 2015 houdende goedkeuring van de stedenbouwkundige verordening

‘detailhandel’.

7.

Op 7 februari 2012 en 17 maart 2014 worden door het college en burgemeester van de stad Lier een eerste en een tweede versie van een ontwerp stedenbouwkundige verordening ‘parkeren’

goedgekeurd. De stedenbouwkundige verordening wordt door de gemeenteraad van de stad Lier definitief vastgesteld op 6 oktober 2014. Na opmerkingen wordt de stedenbouwkundige verordening door de gemeenteraad opnieuw definitief vastgesteld bij besluit van 23 maart 2015.

Met een besluit van 4 juni 2015 wordt de stedenbouwkundige verordening ‘parkeren’ door de verwerende partij goedgekeurd.

De Raad van State vernietigt met zijn arrest van 22 december 2017 met nummer 240.303 zowel het besluit van de gemeenteraad van de stad Lier van 23 maart 2015 tot definitieve vaststelling van de stedenbouwkundige verordening parkeren als het besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 4 juni 2015 waarbij de gemeentelijke parkeerverordening van de stad Lier wordt goedgekeurd.

8.

De verzoekende partij dient op 8 juni 2018 tegen het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

‘Laporta-Caroly’ (hierna: gGRUP ‘Laporta-Caroly’) een vernietigingsberoep in bij de Raad van State, alsook tegen de voorafgaande beslissing van de dienst-MER van 20 oktober 2016 waarin wordt beslist dat er voor het plan geen plan-MER nodig is (zaak gekend onder het rolnummer G/A 225.424/X.17.261).

Met een arrest van 27 oktober 2020 met nummer 248.747 vernietigt de Raad van State het besluit van de gemeenteraad van de stad Lier van 26 maart 2018 houdende de definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Laporta-Caroly’ en het besluit van de dienst Milieueffectrapportage van 20 oktober 2016 houdende de ontheffing van de verplichting tot de opmaak van een planmilieueffectrapport.

IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING

Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen.

V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN EERSTE EN TWEEDE MIDDEL

Standpunt van de partijen

1.

In haar eerste middel voert de verzoekende partij aan dat de bestreden weigeringsbeslissing steunt op een onwettig gRUP ‘Laporta-Caroly’, dat op het moment van het instellen van de vordering nog het voorwerp uitmaakte van een door haar ingesteld vernietigingsberoep bij de Raad van State.

Op grond van artikel 159 van de Grondwet verzoekt ze de Raad om het onwettige gRUP buiten toepassing te laten en de bestreden beslissing te vernietigen. Vervolgens somt ze haar argumenten op die ze tegen dit gRUP heeft ingeroepen in de procedure bij de Raad van State.

In haar tweede middel voert de verzoekende partij in ondergeschikte orde aan dat de verwerende uit de in de beslissing aangehaalde documenten geen ‘beleidsmatig gewenste ontwikkelingen’ kon

(8)

afleiden. Ze voegt eraan toe dat de verwerende partij dit bovendien niet als een determinerend weigeringsmotief heeft gekwalificeerd.

2.

De verwerende partij voert geen verweer.

Beoordeling door de Raad

1.

Het enige determinerende weigeringsmotief van de bestreden beslissing, zoals blijkt uit de overwegingen ervan, ligt in de onverenigbaarheid van de aanvraag met het gGRUP ‘Laporta- Caroly’, goedgekeurd op 26 maart 2018.

Zoals reeds onder punt III. FEITEN is vermeld heeft de Raad van State met zijn arrest van 27 oktober 2020 met nummer 248.747 dit gRUP vernietigd.

2.

Op 30 oktober 2020 geeft de raadsman van de verzoekende partij dit arrest ter kennisneming aan de Raad.

Voorafgaand aan de zitting van 3 december 2020 werden partijen gevraagd om schriftelijk standpunt in te nemen over de gevolgen van dit vernietigingsarrest op het dossier. De verzoekende partij heeft haar schriftelijk standpunt uiteengezet op 18 november 2020, waarin ze stelt dat de Raad van State haar zevende middel gegrond heeft geacht (in verband met de mobiliteitseffecten).

Door de vernietiging van het gRUP is volgens haar het enig dragend weigeringsmotief in de bestreden beslissing dat steunt op de strijdigheid met het gRUP komen te vervallen.

De verwerende partij heeft geen standpunt ingenomen over de gevolgen van dit vernietigingsarrest op het dossier.

3.

Het gebrek aan wettelijk vereiste rechtsgrond is een onwettigheid die de openbare orde aanbelangt, en door de Raad op grond van artikel 89, eerste lid van het Procedurebesluit kan worden ingeroepen en gesanctioneerd.

De bestreden beslissing weigert het aangevraagde ontegensprekelijk op basis van het intussen vernietigde gGRUP ‘Laporta-Caroly’.

Een vernietigingsarrest van de Raad van State heeft terugwerkende kracht met als gevolg de juridische fictie dat het vernietigde besluit wordt geacht nooit te hebben bestaan. Dit verdwijnen van het gGRUP ‘Laporta-Caroly’ uit de rechtsorde heeft tot gevolg dat het determinerend weigeringsmotief van de bestreden beslissing zelf is aangetast en de bestreden beslissing om die reden zonder meer moet vernietigd worden wegens gebrek aan rechtsgrond.

4.

De verwerende partij stelt in de bestreden beslissing nog in ondergeschikte orde dat “de functie van detailhandel niet verenigbaar is met de beleidsmatig gewenste ontwikkelingen van de stad Lier” maar stelt uitdrukkelijk dat de overwegingen over de beleidsmatig gewenste ontwikkeling

“ondergeschikt” is aan het verordenende instrument van het gRUP “wat een verfijning betekent van alle bovenstaande beleidsmatig gewenste ontwikkelingen”. De verzoekende partij kan gevolgd wanneer ze hieruit afleidt dat de vermeende strijdigheid met enig beleidsmatig gewenste ontwikkeling geen draagkrachtig weigeringsmotief vormt, en op zich dus niet volstaat om de weigering te verantwoorden.

(9)

Het middel is gegrond.

VI. KOSTEN

1.

De verzoekende partij vraagt om de verwerende partij te veroordelen tot de kosten van het geding, met inbegrip van een rechtsplegingsvergoeding, begroot op 700 euro.

2.

De kosten van het beroep komen ten laste van de partij die ten gronde in het ongelijk wordt gesteld, in dit geval de verwerende partij. Wanneer daarom wordt gevraagd, kan de Raad ook een rechtsplegingsvergoeding toekennen aan de partij die ten gronde in het gelijk wordt gesteld. In dat geval omvatten de kosten van het beroep ook de toegekende rechtsplegingsvergoeding (artikel 21,

§7 en artikel 33 DBRC-decreet).

BESLISSING VAN DE RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

1. De Raad vernietigt de beslissing van de verwerende partij van 25 april 2019, waarbij aan de verzoekende partij een stedenbouwkundige vergunning wordt geweigerd voor de nieuwbouw van een handelsruimte met parking na afbraak op de percelen gelegen te 2500 Lier, Antwerpsesteenweg 399 - 401, met als kadastrale omschrijving afdeling 3, sectie F, nummers 702F en 702K, 702L en 702M (ref. PSTV-2012-0443-RVB-02).

2. De Raad beveelt de verwerende partij een nieuwe beslissing te nemen over het administratief beroep van de verzoekende partij

3. De Raad legt de kosten van het beroep, bestaande uit het rolrecht van de verzoekende partij, bepaald op 200 euro en een rechtsplegingsvergoeding van 700 euro verschuldigd aan de verzoekende partij, ten laste van de verwerende partij.

Dit arrest is uitgesproken in zitting van 17 december 2020 door de tweede kamer.

De toegevoegd griffier, De voorzitter van de tweede kamer,

Margot DEPRAETERE Hilde LIEVENS

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verwerende partij heeft het administratief beroep van de verzoekende partijen tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de

heeft BAM te dezen een kunstmatige opdeling van het te realiseren project in twee aparte vergunningsaanvragen doorgevoerd (nl. een sloopaanvraag en een fietsbrugaanvraag),

De verzoekende partijen vorderen met een aangetekende brief van 9 december 2016 de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de beslissing

§1, 1° DBRC-decreet brengt de vereiste van hoogdringendheid in verband met de ondoelmatigheid van de behandelingstermijn van een vordering tot vernietiging. Op de

De verwerende partij heeft aan de eerste tussenkomende partij een vergunning tot het wijzigen van een verkavelingsvergunning verleend voor het wijzigen van de te bebouwen

Uit bovenstaande blijkt dat de overeenstemming met de goede ruimtelijk ordening volgens de verwerende partij in het bijzonder knelt op vlak van het ruimtegebruik

Ten overvloede kan er nog op gewezen worden dat de uitvoerige tekst van het verzoekschrift tot vernietiging met vordering tot schorsing, dat 14 middelen bevat (met een

De verzoekende partijen vorderen door neerlegging in het digitaal loket op 11 mei 2021 de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN) van de beslissing van de verwerende