• No results found

Bij de hand

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bij de hand"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

3

Bij de hand

In dit nummer uitgesproken artikelen van Ahmed Marcouch over religie, Marijke Lin-thorst over de zorg, Flip de Kam over belastingen en Rens van Tilburg over de begroting. Het zijn stukken waaruit duidelijke opvattingen spreken. Marcouch wil moslims meer welkom heten, Linthorst wil minder machtige zorgverzekeraars, Van Tilburg wil meer afstand van het Stabiliteitspact, De Kam wil geen btw-verhoging. Tegen de tijd dat u dit leest zal over minstens een van deze onderwerpen ongetwijfeld weer spanning zijn ont-staan in de coalitie. Hou het nummer daarom bij de hand wanneer u ’s avonds naar de televisie kijkt of ’s ochtends de krant leest. Het komt vast van pas.

Sla het ook open wanneer u over uw eigen werk nadenkt of dat van anderen. In het themadeel ‘vijf recepten voor beter werk’ lopen gerenommeerde onderzoekers na wat werkt aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Met honderdduizenden werklozen, talloze mensen in de bijstand en grote groepen mensen die straks niet meer in sociale werk-plaatsen terecht kunnen is het te makkelijk om te denken dat een aantrekkende econo-mie de werkloosheid wel op zal lossen. Hoe dan wel, daarbij helpen Jaap de Koning, Frank Vandenbroucke, Roland Blonk, Annemarieke Nierop en Bert Otten. Meer beleid en minder geloof lijkt de gedeelde noemer van hun betogen; meer concrete plannen en minder hoop dat goede wil en dom geluk wel zullen zorgen dat ook de mensen zonder veel opleiding of talent aan de slag zullen raken.

(2)

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 44

Column

Vertegenwoordiging vanuit het centrum

Door Tom Eijsbouts

Redacteur S&D

Het is werkelijk jammer dat Diederik Samsom niet terug had van Wilders, toen deze hem een ‘zieke geest’ noemde in het Kamerdebat over de Parijse aanslagen. Want Samsom raakte wel degelijk de kern. Wilders bestookt dezelfde breuklijn, of liever fragiele hechtlijn, als de terroristen in Parijs: tussen de Europeanen die moslim zijn en de anderen.

De Parijse aanslagen waren geen echte be-dreiging van onze vrijheid of veiligheid. Ze wa-ren wel een uitgekiende aanval op de integratie tussen moslims en onze Europese samenlevin-gen. Hoe uitgekiend die aanval was, bleek vreemd genoeg uit het geweldige pan-Europese succes van ‘Je suis Charlie’, de oproep om ons te identificeren of solidariseren met Charlie.

Zo’n oproep tot identificatie met de meest extreme bespotters van de islam moet veel moslims in grote verlegenheid hebben ge-bracht. Sommigen zoals Aboutaleb konden die verlegenheid wel aan en konden er zelfs een draai aan geven. Maar van de meerderheid is dat niet op stel en sprong te vragen. Daarop waren de moordenaars dan ook uit, op dezelf-de schifting die Wildezelf-ders steeds beoogt en be-werkt vanaf de andere kant.

Afgezien van zijn punt tegen Wilders had Samsom ook gelijk de aanslagen vooral te le-zen als een explosie van betekenissen. René Cuperus verzuchtte dat al treffend in zijn Volks-krant-column van 12 januari: ‘Ik ben er niet uit. Mijn hoofd zit nog vol van de huiveringwek-kende gebeurtenissen in Parijs. En van de wa-terval aan analyses, meningen en interpreta-ties die de terreuraanslag direct losmaakte’.

Samsom zag dat de aanslag een handeling in naam van de islam en de moslims claimde te zijn. Dus een claim van vertegenwoordi-ging. Betekenis pareer je niet met actie, maar

met een tegenclaim: ‘Wij, dat zijn de mensen die de vrijheid, de tolerantie, de vooruitgang, de democratie koesteren. [We] zijn met heel veel. En [we] zijn van alle religies, gezindten, geaardheden en etniciteiten.’

In het vorige nummer van S&D schreef Ruud Koole dat Europese centrumpartijen steeds meer moeite hebben in het combine-ren van hun vertegenwoordigende rol met hun beleidsverantwoordelijkheden. Dat klopt, maar niet alleen doordat de tegenstelling coa-litie-oppositie verzwakt. Vertegenwoordiging is steeds lastiger. Dat gaat veel verder dan be-leid maken. Het is betekenis geven en vinden. Een stem geven aan opvattingen, gevoelens en angsten van de kiezers. Vertegenwoordiging is daarom zintuiglijker, minder cerebraal dan verantwoordelijkheid. Het is de eenheid van je kiezers verbeelden en vormgeven zoals je die ziet en wilt, een ‘wij’.

Dat deed Samsom. Hij ziet de Parijse aan-slagen terecht als een aanval die niet primair op onze veiligheid of vrijheid, maar op de altijd kwetsbare gezamenlijkheid is gericht. Op het ‘wij’ van onze moderne samenlevin-gen, nationaal en Europees, onder de grote veranderingen.

Of het lukt zo’n aanval te pareren hangt af van de kracht van die tegenclaim. Populisten en terroristen hebben het gemakkelijk met ‘hun’ geclaimde gezamenlijkheid. Die gaat namelijk om gevoelens, om identiteit, om wrok en nostalgie.

De uitdaging voor ons is om de claim van vertegenwoordiging niet te ontlopen met ana-lyse, actie en beleid, maar aan te gaan. En dan niet alleen in de cerebrale taal van waarden, maar ook in de meer affectieve taal van ge-schiedenis, van helden en slachtoffers, van drama’s, verhalen, anekdotes, gevoelens.

(3)

55

Extremisme stelt ons voor

twee opdrachten

Nederlandse moslims dienen met jongeren de ideeënstrijd aan

te gaan over hun geloof. Maar dan moeten de Nederlanders er op

hun beurt voor zorgen dat moslims zich in de samenleving

welkom voelen.

AHMED MARCOUCH

Tweede Kamerlid voor de PvdA, woordvoerder veiligheid en integratie

Na de aanslagen in Parijs op het weekblad Charlie Hebdo en op een joodse supermarkt stond de Dam diezelfde avond tjokvol. En ook in andere steden waren grootschalige bijeen-komsten. Het was een totaal andere sfeer dan tien jaar eerder na de moord op Theo van Gogh. Ik zag de generatie van mijn vader staan, oudere moslims in djellaba op de fiets. Ik zie sowieso een voorhoede van moslims die de vrijheid van meningsuiting verdedigt. Hon-derden geestelijken spraken hun afkeer al uit over het gewelddadige moslimextremisme. De moslimgemeenschap is onze bondgenoot in de strijd tegen dit extremisme. Nederland heeft de Nederlandse moslims nodig en de moslims hebben het nodig dat wij hen na-drukkelijk welkom heten in onze samenle-ving. Het is de hoogste tijd dat wij ons serieus verdiepen in elkaar. Hoe nodig de nieuwe plannen tegen radicalisering ook zijn, ze hel-pen pas wanneer wij moslims expliciet wel-kom heten. Zodat zij als moslims zich hier vrij voelen om te zijn wie ze zijn, net zo goed als andere groeperingen.

Sinds 2013 waarschuwt de AIVD nadrukke-lijk voor jihadisten die afreizen naar Syrië en deels terugkeren naar Nederland. Sinds

afge-lopen zomer komen zij onze huiskamers bin-nen als demonstranten in onder meer Den Haag, waar een groepje uit de Schilderswijk zich zelfs manifesteerde als een Nederlandse afdeling van IS, inclusief de organisatievorm, Arabische leuzen en vlaggen. Al die tijd had-den de burgemeesters geen idee van wat er gebeurde in hun gemeenten, van Huizen tot Delft, laat staan dat zij wisten hoe de moslims in hun gemeenten konden helpen, als haar-vaten van de samenleving. Het kabinet-VVD-CDA had het nationale plan tegen radicalise-ring van minister Guusje ter Horst ten grave gedragen; al in 2010, op aandrang van de toenmalige gedoogpartner PVV, nota bene de partij die beweert de Nederlandse maat-schappij te beschermen, maar intussen

(4)

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 66

voortdurend al jarenlang haar gif onze sa-menleving inspuit, met stelselmatige uit-spraken over te sluiten moskeeën en baar-moeders, en voortdurende pogingen onze grondwet tot waardeloos vod te verklaren. Wilders kiest de verkeerde vijand, zei ik eer-der, hij valt een moslimgemeenschap aan die onze natuurlijke bondgenoot is. Het is erger: hij ontwricht onze samenleving en onder-mijnt onze democratie.

Een religieuze gemeenschap

‘Wees welkom’, dat is wat de moslims missen in Nederland. Wij zeggen dat wel, al veertig jaar. Moslims die alle autochtone Nederlan-ders zien als potentiële PVV’ers hebben onge-lijk. Net zoals Nederlanders die moslims be-schouwen als potentiële terroristen ongelijk hebben. Integendeel: liefst zeventig procent van de Nederlanders wil nog niet dood gevon-den worgevon-den met de PVV en de overgrote meer-derheid van de moslims moet niks hebben van islamisering van Nederland, laat staan van een gewelddadig ‘herstel’ van een gedroomde islamitische staat. Maar we hebben in Neder-land veertig jaar lang gezegd: ‘Welkom mi-granten’, en nooit luid en duidelijk: ‘Welkom, moslims’. We zeiden eigenlijk: ‘Wij zien jullie als een sociale klasse, niet als religieuze men-sen; we willen jullie verheffen, maar je religi-euze bagage verheffen wij niet mee.’ Over cul-turele en religieuze integratie spraken wij niet. Ook de PvdA was de laatste jaren afgeleid door economische ontwikkelingen en begro-tingsproblemen. Dat was geen goed idee, blijkt nu. We zien in volle omvang een her-leefd extremisme van zowel religieuze radica-len als van extreem rechts. Pas nu, na veertig jaar in Nederland, houdt de islam ons bezig, omdat we ons erdoor bedreigd voelen.

Beter laat dan nooit. Want negeren blijkt niet te helpen. Zoals homoseksualiteit niet verdwijnt als moslims er niet over praten, zo verdwijnt religie evenmin als we daar niet over praten. Integendeel. Juist doordat wij er als politici, bestuurders en beleidsmakers

veertig jaar lang niet over spraken, konden salafisten en wahabieten zich in Nederland manifesteren. Terwijl wij druk doende waren met inburgeringcursussen en geobsedeerd waren over de lange arm van overheden uit Marokko en Turkije, waren wij blind voor de lange arm uit Saoedi-Arabië. Zo kregen radica-len greep op een klein groepjes half gevormde jongeren. Tot hun afgrijzen zagen zij jongeren uit hun omgeving die de daad bij het woord wilden voegen, de wapens oppakten en in Sy-rië de gedroomde islamitische staat wilden waarmaken.

Wat de fundamentalistische jongere beweegt

Wat mankeert deze nieuwe moslimradicalen, op weg naar extremisme? Deze zomer trokken duizenden jongeren herhaaldelijk de straat op. Niet om te protesteren tegen lage salaris-sen of slechte woningen, maar om hun woede te uiten tegen corruptie en geweld in het Mid-den-Oosten of zelfs hun steun te betuigen een islamitische staat. We hebben te maken met jongeren die te midden van deze seculiere samenleving wel degelijk in een ideaal gelo-ven. Zij geloven dat zij het Ottomaanse Rijk, dat definitief eindigde na de Eerste Wereldoor-log, na een pauze van honderd jaar in ere kun-nen herstellen.

(5)

77 Ahmed Marcouch Extremisme stelt ons voor twee opdrachten

nationaliteiten hebben. En waarom mag Wil-ders moslims beledigen, moslims mogen jo-den toch ook niet beledigen? Waarom kritiek op de moslimorthodoxen, terwijl gezwegen wordt over christelijke orthodoxen? Waarom mogen katholieken zich organiseren met geld uit Rome, terwijl moslims bekritiseerd wor-den als zij financiën verwerven in Qatar?

Dus wat de geradicaliseerde jongere en de jihadist beweegt, al dan niet teruggekeerd naar Nederland, gaat veel dieper dan een ach-terstandspositie, een zucht naar heldendom of status. Radicalisering is geen psychologi-sche aandoening. Zij heeft een context in zo-wel de geloofsbelevenis als de internationale politiek in het Midden-Oosten. Daarom werkt een deradicaliseringstherapeut niet. En daar-om zijn ook de repressieve maatregelen niet afdoende. Jongeren kunnen deradicaliseren met nieuwe religieuzen om zich heen, die hen stimuleren tot nadere studie, met wie zij theo-logische argumenten kunnen uitwisselen, waardoor zij nieuwe inzichten verkrijgen. Het gaat om de ideeënstrijd, zeg ik als ervarings-deskundige, als iemand die zelf vanuit oprech-te idealen een periode ontspoord was als radi-caal en daarvan terugkwam.

Een warm bad

Deradicalisering voorkomen wij vooral door moslims welkom te heten. Want het verlangen naar een land waar moslims niet langer het gevoel hebben te moeten afdingen op hun geloof, wordt breed gedeeld. En ook de veront-waardiging over de beledigingen van hun ge-loof door cartoonisten en andere satirici, is groot. De schoolkinderen zeggen, als de do-cent de vrijheid van meningsuiting, de grond-wet en het staatsrecht wil uitleggen: juf, mees-ter, ook u vernedert ons, u bent fout. En: juf, meester, u gelooft toch niet echt dat wij de-zelfde mogelijkheden hebben als Hollandse kinderen? De leerlingen voelen een gemis in hun gemoed en in hun kennis waar complot-theorieën precies in passen. Juf, zeggen ze, de extremisten zijn ingehuurd door de zionisten

om de joden uit Frankrijk naar Israël te laten emigreren. Of: meester, die aanval heeft hele-maal niet plaatsgevonden, het is een complot van Israël om IS een slechte naam te bezorgen.

De moslims die verlangen naar een staat waar zij onbevangen kunnen zijn wie ze zijn, moeten wij duidelijk maken dat die niet in het Midden-Oosten ligt, dat daar de hel is. Die vrije staat is hier, in onze democratie. Hier kun je

moskeeën inrichten, islamitische boekhan-dels oprichten of bij islamitische slagers ko-pen. Hier kun je naar islamitische scholen, maar je mag ook naar een openbare school, omdat je de ruimte krijgt te zijn wie je bent, inclusief je geloof. Zoals ook de sociaal-demo-cratie ruimte geeft aan alle sociaal-democra-ten om hun eigen geloof en overtuiging, hun eigen bagage mee te nemen en te ontwikke-len, zonder je te hoeven verschuilen.

Wie ‘moslims welkom’ uitdraagt, onze mos-lims het gevoel geeft dat zij er mogen zijn, cre-eert voor ouders de rust en de stabiliteit om hun kinderen op te voeden en te vormen. Wie ‘moslims welkom’ uitdraagt, biedt ouders het zelfvertrouwen om hun kinderen rust, stabili-teit en veerkracht te geven. Dat levert de weer-baarheid om kritiek te verdragen en te pare-ren. Dat levert mensen op die niet opgeroepen hoeven zich te distantiëren van extremisten. Zij wachten niet op falende instituties of lang-lopende onderzoeken. Slechte cartoons, tek-sten of opinies pareren zij met betere.

Tegenover ondermijnende en ontwrich-tende bewegingen als die van de PVV of van moslimextremisten, die ons gijzelen, wan-trouwend en onzeker maken, zetten wij een

(6)

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015

88 Ahmed Marcouch Extremisme stelt ons voor twee opdrachten

betere beweging in gang, een van vrijheid en tolerantie; een vitale coalitie van bestuurders en maatschappelijke instanties; van jongeren en hun ouders; van docenten en geestelijk leiders; van iedereen die vindt dat de intole-ranten veel te dominant zijn. Een brede bewe-ging die moslims expliciet welkom heet in onze vrije democratische samenleving. Het is de manier om te voorkomen dat een religi-euze beleving ontspoort in een strijd om de absolute zuiverheid, een machtsbeluste

(7)

99

In de nasleep van

het zorgdebat

Vlak voor kerst werd het wetsvoorstel om de vrije artsenkeuze

te beperken in de Eerste Kamer verworpen. Wat heeft de

sociaal-democratische senatoren tot hun afwijzende opstelling

gebracht? En hoe moet het nu verder?

MARIJKE LINTHORST

Eerste Kamerlid voor de PvdA en redacteur van S&D

Het wetsvoorstel om de vrije artsenkeuze te beperken is een nadere uitwerking van de Zorgverzekeringswet (ZVW) die in 2006 van kracht werd. Onder dit stelsel is iedere ingeze-tene verplicht zich te verzekeren tegen ziekte-kosten. Zorgverzekeraars concurreerden om de gunst van de verzekerde. In dit spel van vraag en aanbod gingen zorgaanbieders zich inspannen om met een scherp geprijsd en kwalitatief hoog aanbod een aantrekkelijke partner voor de verzekeraar te zijn en kreeg de verzekerde bovendien meer keuzemogelijkhe-den. Een zorgverzekeraar die te duur was of een te mager pakket bood, prijsde zichzelf automatisch uit de markt, was de gedachte.

De bedoeling was dat de ZVW zou leiden tot betere en goedkopere zorg. Daartoe kregen verzekeraars het recht om over een toene-mend deel van de beschikbare zorg te onder-handelen met zorgaanbieders. Verzekeraars zouden zorgaanbieders die kwalitatief onder de maat presteerden of te duur waren niet meer contracteren.

Daarbij hebben verzekeraars te maken met één beperking: als een verzekerde zich laat behandelen door een zorgaanbieder die niet door hen gecontracteerd is, moeten ze toch

75 % tot 80 % van de gedeclareerde kosten ver-goeden. Dit werd en wordt door de minister gezien als een obstakel om kwalitatief slechte of dure zorgaanbieders uit het vergoedings-systeem te filteren. Het kabinet wil daarom verzekeraars het recht geven om uitsluitend nog de kosten te vergoeden van instellingen die door hen gecontracteerd zijn.

(8)

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 10

10

In de opvatting van Schippers en Van Rijn zijn de zorgverzekeraars bij uitstek degenen die tegenwicht kunnen bieden aan ondoelma-tige en malafide zorgaanbieders. Zij hebben als enigen een machtsmiddel in handen: het wel of niet contracteren van een zorgverlener. Alleen op deze manier kan de stijging van de kosten in de zorg worden beperkt. Bij hun be-sluit moeten de zorgverzekeraars zich laten leiden door kwaliteitscriteria. Deze beleids-keuze roept twee vragen op: zijn de zorgverze-keraars in staat om dit oordeel te vellen en zijn zij de meest geëigende partij om dit te doen?

Kostenbeheersing

Kostenbeheersing in de zorg is een belang-rijke doelstelling van de ZVW. Hoe hoog de kosten daadwerkelijk zijn, blijft ongewis. De informatie loopt jaren achter. In 2011 conclu-deerde de Algemene Rekenkamer dat ‘de mi-nister van VWS over weinig inzicht in de ont-wikkeling van de zorguitgaven beschikt en dat zij niet afdoende mogelijkheden heeft om deze tijdig te beheersen’.

Op het punt van de kostenbeheersing lijkt absoluut vooruitgang geboekt. De groei van de zorguitgaven is voor het eerst in decennia afgezwakt. De vraag is alleen hoe dit resultaat behaald is. Een belangrijk element is het Bud-gettair Kader Zorg waarin afspraken staan over de beheersing van de groei. Dit is echter een verdienste van de minister, niet van de zorgverzekeraars. Een tweede element wordt gevormd door de verhoging van de eigen bij-drage. En ten derde spelen de contracten die zorgverzekeraars met zorgaanbieders afslui-ten een rol in de beheersing van de kosafslui-ten.

Zorgaanbieders klagen dat zij sinds vorig jaar te maken hebben met fikse kortingen waarbij zij de keuze hebben om geen contract af te sluiten, met alle risico’s van dien, of te ‘tekenen bij het kruisje’. Als dat waar is, wor-den de kosten beheerst door zorgaanbieders te dwingen onder de kostprijs te werken. Nu is het lastig om te beoordelen wie er gelijk heeft: zorgverzekeraars geven geen openheid van

zaken over de tarieven die zij bieden en hoe deze zijn opgebouwd. Aangezien verzekeraars zich in het verleden niet van hun beste kant hebben laten zien, is er wel enige aanleiding om hen kritisch tegemoet te treden.

Premiedifferentiatie

Bij de vormgeving van de ZVW is uitgebreid aandacht besteed aan de risico’s die een gro-tere rol voor zorgverzekeraars met zich mee zou kunnen brengen. Er werd vooral gevreesd voor risicoselectie en concurrentie op prijs in plaats van op kwaliteit. Om deze zorgen te ondervangen kwam er een acceptatieplicht voor zorgverzekeraars en een verbod op pre-miedifferentiatie: iedereen moet als verze-kerde worden geaccepteerd en iedereen moet een gelijke polis met dezelfde premie krijgen.

Formeel houden alle verzekeraars zich aan de wet maar in de praktijk blijken sommige de doelstelling van de wet te omzeilen. Zo hoeft er maar één onderdeel te verschillen en er is al geen sprake meer van ‘dezelfde’ polis. Dat biedt talloze mogelijkheden om op basis van gezond-heidsrisico’s obstakels op te werpen. Soms wor-den potentiële klanten subtiel afgeschrikt. Na-dat ze hun geboorteNa-datum hebben ingetypt, krijgen ouderen bijvoorbeeld het bericht dat zij zich alleen schriftelijk en niet via de website kunnen aanmelden. Wel een belemmering, maar inderdaad geen weigering. Omgekeerd wordt ook geadverteerd voor polissen voor een specifieke doelgroep — zoals hoogopgeleiden. Formeel geen polis op basis van gezondheids-kenmerken (dat is verboden), maar feitelijk wel: statistisch gezien is deze groep gezonder. Marijke Linthorst In de nasleep van het zorgdebat

(9)

11 11

Verzekeraars kunnen aan iedereen die tot een bepaalde groep behoort, kortingen aan-bieden. Zo kreeg ik dit jaar van tennisbond KNLTB het aanbod om naar een bepaalde zorg-verzekeraar over te stappen. Allerminst een toevallige aanbieding, aangezien tennissers over het algemeen hoogopgeleid en gezond zijn. Premiedifferentiatie, hoewel wettelijk verboden, vindt op grote schaal plaats.

Kwaliteit

Naast het beheersen van de kosten was verbe-tering van de kwaliteit van de gezondheids-zorg een belangrijke doelstelling van de ZVW. De meeste zorgverzekeraars geven op hun site informatie over hoe zij de zorginkoop zien. Zilveren Kruis Achmea stelt dat zij zorg inko-pen aan de hand van heldere kwaliteitscriteria en dat zij betrouwbare informatie verstrekken om kwaliteitsverschillen voor de klanten te ontsluiten. Er schort echter nogal wat aan deze toezegging.

Allereerst zijn er voor het merendeel van de behandelingen (nog) helemaal geen kwali-teitscriteria. Dat kwaliteit een ondergeschikte rol speelt bij de inkoop van zorg wordt ook onderkend in de evaluatie van de zorgverzeke-ringswet door de Erasmus Universiteit.

Daarnaast is volstrekt onduidelijk welke rol kwaliteitscriteria, als ze al beschikbaar zijn, spelen bij de inkoop van zorg. Zilveren Kruis Achmea koopt zorg in voor een groot aantal (onder)verzekeraars. Het Antoni van Leeuwen-hoek Ziekenhuis (AVL) wordt wel gecontrac-teerd voor de basisverzekering van Zilveren Kruis en FBTO, maar niet voor de basisverzeke-ring en studentenverzekebasisverzeke-ring van Achmea. Kwaliteitskenmerken kunnen hier moeilijk de doorslag geven. Het AVL heeft een klantcijfer van 8,4 en wordt alom geroemd als het zieken-huis met de meeste kennis van zaken op het gebied van kanker. Met name bij de studenten-verzekering lijkt het erop dat sprake is van een polis op basis van gezondheidskenmerken.

Dat is uiterst dubieus. Als de premie voor een groep verzekerden gebaseerd wordt op de

verwachting van de kosten die deze verzeker-den waarschijnlijk gaan maken, ondermijnt dat de solidariteit. Die bestaat er immers uit dat mensen met een laag gezondheidsrisico meebetalen aan de kosten van mensen met een hoog gezondheidsrisico. Deze benadering getuigt bovendien van weinig bekommernis met de verzekerde. De kans dat een student kanker krijgt is klein. Maar als dat gebeurt, is het zelfs méér dan bij ouderen van belang dat hij of zij de best mogelijke zorg ontvangt.

Grotere vrijheid

Een derde doelstelling van de ZVW was om verzekeraars, aanbieders en consumenten meer vrijheid te geven om eigen keuzes te ma-ken. Dit lijkt vooral voor zorgverzekeraars het geval te zijn. Zorgverleners kunnen niet geza-menlijk onderhandelen. Zij mogen immers geen kartel vormen. Dit terwijl de vier grote verzekeraars inmiddels 90 % van de markt in handen hebben. Je kunt het daardoor moeilijk een ‘gelijk speelveld’ noemen.

Ook tussen zorgverzekeraar en verzekerde is er geen sprake van een machtsevenwicht. Laten we als voorbeeld de naturapolis nemen. Volgens sommigen is er iets voor te zeggen dat de vrije artsenkeuze in de naturapolis beperkt is. Je sluit als verzekerde een contract met een zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar moet van tevoren aangeven welke zorgaanbieders hij heeft gecontracteerd. Je weet dus waar je voor tekent. Omdat je een lagere premie betaalt, kun je dan niet alsnog de rechten van de resti-tutiepolis opeisen.

(10)

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 12

12

wel recht op zorg van de gecontracteerde zorgaanbieder van zijn of haar keuze.

Dat is in de redenering van de minister im-mers een van de belangrijkste criteria waarop een verzekerde een naturapolis kiest. Dit zou betekenen dat als de gecontracteerde zorgaan-bieder nog capaciteit heeft, de zorgverzeke-raar verplicht is om daar extra ruimte in te kopen. Heeft die aanbieder geen ruimte meer, dan houdt het natuurlijk op en kan de verze-kerde voor plaatsing op de wachtlijst of ver-wijzing naar een andere gecontracteerde zorg-aanbieder kiezen.

In het debat met de minister bleek dat een zorgverzekeraar geen extra zorg hoeft in te kopen als hij bij een andere gecontracteerde zorgaanbieder nog ruimte heeft. Naar mijn oordeel betekent dit dat de balans tussen zorgverzekeraar en verzekerde nog verder verschuift in het voordeel van de eerste. De verzekerde krijgt alleen een vergoeding als hij of zij zich houdt aan de voorwaarden van het ‘contract’, terwijl de zorgverzekeraar ‘nee’ mag verkopen.

Dat kan trouwens ook neerkomen op ver-schuiving van de kosten. Een bepaalde zorg-aanbieder wordt gecontracteerd tegen voor de verzekeraar gunstige condities, waardoor de verzekerden verder moeten reizen. De eer-ste voorbeelden van een dergelijke verschui-ving zijn inmiddels bekend. In Apeldoorn en Zutphen heeft Achmea de Gelre ziekenhuizen niet gecontracteerd voor houders van een budgetpolis. Zij moeten voortaan naar andere ziekenhuizen, bijvoorbeeld in Deventer. Wat deze uitsluiting met kwaliteitscriteria te ma-ken zou hebben, is mij een raadsel. Hoe kan

een ziekenhuis dat voor alle andere polishou-ders goed genoeg wordt gevonden, niet goed genoeg zijn voor budgetverzekerden? Een soortgelijke situatie doet zich eveneens in de provincie Utrecht voor. Daar zit het Diakones-senhuis wel in de budgetpolis, maar valt het Antonius Ziekenhuis erbuiten. Dit laatste zie-kenhuis staat onder verscherpt toezicht van de inspectie. Hoezo selectie op kwaliteit?

Eén basisverzekering voor iedereen

De laatste — of misschien wel de eerste — doel-stelling van de ZVW was het opheffen van het verschil in positie tussen particulier verzeker-den en ziekenfondsverzekerverzeker-den. Ook op dit punt heeft de zorgwet ons niet gebracht wat de voorstanders ons voorhielden. Het verschil is scherper terug dan ooit. De vroegere parti-culier verzekerden hebben nu een restitutie-polis, de vroegere ziekenfondsverzekerden kunnen kiezen uit klasse 2 (basisverzekering) en klasse 3 (budgetverzekering). Al deze argu-menten hebben mij ertoe gebracht om tegen het wetsvoorstel te stemmen.

Hoe dan wel?

Hoe steekhoudend de argumenten ook zijn, feit is dat er wel degelijk problemen zijn die om een oplossing vragen. We kunnen onze ogen niet sluiten voor het feit dat de kosten voor zorguitgaven ieder jaar stijgen. Ik denk dat er andere en betere oplossingen zijn om de kosten te beteugelen.

Een belangrijk instrument is het tegen-gaan van ondoelmatige behandelingen. Hoe groot het bedrag is dat hieraan besteed wordt, is onduidelijk. Maar zelfs als het om weinig geld gaat moeten die behandelingen en de vergoeding daarvan worden aangepakt. Voor zover zorgverzekeraars daar nu al niet toe in staat zijn, lijkt me hier een mooie taak te liggen voor de Inspectie voor de Gezond-heidszorg (IGZ). De Inspectie moet immers toezien op de kwaliteit en de veiligheid van de zorgverlening. Als dit betekent dat de criteria Marijke Linthorst In de nasleep van het zorgdebat

(11)

13 13

voor (het toelaten van) instellingen aange-scherpt moeten worden dan zou dit bespreek-baar moeten zijn.

Een tweede steen des aanstoots wordt ge-vormd door zorgaanbieders die hun werk niet goed doen. De minister heeft gelijk dat patiën-ten vaak zelf niet goed de kwaliteit van de zorg-aanbieder kunnen beoordelen. Het ligt voor de hand om de huisarts hier een rol in te geven. Hij of zij kent niet alleen de patiënt, maar ook de specialisten in de regio. De huisarts krijgt bovendien teruggekoppeld welke behandelin-gen zijn uitgevoerd en hoort van de patiënt hoe deze de behandeling heeft ervaren. Het argu-ment dat huisartsen niet tot zo’n beoordeling in staat zijn, lijkt me vergezocht. Huisartsen hebben ook nu al een ‘poortwachtersfunctie’.

Een apart punt vormen de hersteloperaties. Onder anderen VGZ-bestuurder en oud-minis-ter Ab Klink heeft erop gewezen dat in som-mige ziekenhuizen het aantal hersteloperaties 0,2 % bedraagt, terwijl het in andere instellin-gen op 2,0 % ligt. Klink vindt het onaanvaard-baar dat ziekenhuizen financieel worden beloond voor hun fouten. Daar ben ik het hele-maal mee eens. Maar daarbij zou wel gekeken moeten worden naar de oorzaak van de herstel-operaties. Deels kunnen zij veroorzaakt wor-den door de complexiteit van de aandoening. Voor zover er sprake is van verwijtbaar gedrag kan de IGZ ook hier wat mij betreft een rol spe-len. Die kan immers zien welke ziekenhuizen een opmerkelijk hoog percentage herstelope-raties hebben en hen daar ook op aanspreken.

Het argument van Schippers en Van Rijn is dat de Inspectie artsen niet kan verhinderen hun praktijk uit te oefenen. Dat lijkt me onzin. Als we de zorgverzekeraars instrumenten kun-nen geven om ondoelmatige handelingen uit te sluiten, moeten we dat ook met de IGZ kun-nen doen. Wanneer iemand in het gewone le-ven in gebreke blijft, is het normaal dat hij de fout op eigen kosten herstelt. Ik zie niet in waarom dit in de zorg niet zou kunnen gelden.

Een laatste instrument ligt in het bevorde-ren van samenwerking. Daarbij hoort ook het stimuleren van kostenbewustzijn, zowel bij

zorgaanbieders als bij verzekerden. Veel ingre-pen kunnen net zo goed en tegen lagere kos-ten in de ‘eerste lijn’ worden uitgevoerd, en niet alles wat kan is ook nodig.

Hoe nu verder?

VVD en PvdA kijken totaal verschillend tegen de zorgsector aan. De sociaal-democraten zijn voorstander van een publiekrechtelijke zorg-verzekering die door private partijen wordt uitgevoerd; de liberalen willen een private zorgverzekering met publieke waarborgen. De huidige ZVW is opgezet volgens het VVD-mo-del. De PvdA heeft tegen de ZVW gestemd, maar heeft zich vervolgens binnen dit model gericht op het zo goed mogelijk waarborgen van het publieke belang: toegankelijkheid, een zo breed mogelijk basispakket en geen risicoselectie. De praktijk wijst uit dat we daar niet in geslaagd zijn.

Er is volop sprake van premiedifferentiatie en er is nog geen zicht op de kwaliteit. Op het punt van de (stijgende) kosten van de zorguit-gaven lijkt er wel enige vooruitgang geboekt te zijn, maar de prijs daarvoor is hoog. De wijze waarop de zorgverzekeraars de kosten proberen te beteugelen leidt namelijk tot aan-tasting van het fundament van onze zorgver-zekering: onderlinge solidariteit. De spotjes en advertenties waarmee de verzekeraars ie-der jaar in november en december nieuwe klanten proberen te trekken, roepen ons op om vooral kritisch te kiezen: ‘Betaal alleen voor wat je nodig hebt.’ Verzekeringen waren ooit bedoeld om risico’s te spreiden: ik betaal nu mee aan jouw fysiotherapie en later betaal jij voor wat ik nodig heb. Die solidariteitsge-dachte is in het huidige stelsel ver te zoeken. Wanneer wij mensen bewust blijven stimule-ren om toch vooral hun eigen belangen te be-hartigen, zal die egoïstische mentaliteit vrees ik doordringen tot de haarvaten van onze sa-menleving.

(12)

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 14

14

Deels kunnen die omlaag door verspilling en ondoelmatigheid te bestrijden. Wat mij be-treft bij voorkeur binnen de sector zelf, met de IGZ als collectieve waakhond. Maar we zullen ook moeten erkennen dat hoogwaardige zorg een prijs heeft. We moeten dat de verzekerden zelf ook duidelijk maken.

In dat verband mag er van mij ook onder-zocht worden of het stelsel van zorgtoeslagen en (belasting)bijdragen aan de ZVW nog wel redelijk uitpakt. Het is inmiddels wel erg com-plex geworden. Wie in loondienst jaarlijks minder dan 19.500 euro verdient of bijstands-gerechtigd is, kan door de zorgtoeslag haast gratis verzekerd zijn. Van de 85 euro die de goedkoopste niet-budgetverzekering biedt blijft er namelijk nog maar 7 euro over. Met het verplichte eigen risico van 375 euro kom je als je zorg nodigt hebt uit op maximaal 37 euro per maand.

Mensen die hetzelfde inkomen op een an-dere manier binnenkrijgen, zoals AOW’ers of zzp’ers, betalen daarbovenop de (belasting-) Marijke Linthorst In de nasleep van het zorgdebat

bijdrage aan de ZVW. Voor 2015 komt dat neer op ruim 940 euro per jaar. Deze groepen zijn ruim 85 euro per maand kwijt en met eigen risico maximaal 109 euro. Dit verschil staat wel erg ver af van de oorspronkelijke gedach-te: een basisverzekering voor iedereen, onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde prijs.

Tussentijdse evaluatie

(13)

15 15

Zoek de grenzen van

het Stabiliteitspact op

Het Stabiliteitspact is de laatste jaren volop in ontwikkeling en is

behoorlijk flexibel. Die flexibiliteit moet dan wel worden

gebruikt. PvdA-minister Dijsselbloem heeft dat ondanks mooie

verkiezingsbeloften niet gedaan. Dat heeft in Nederland en

elders in de eurozone geleid tot bezuinigingen die de economie

schaden.

RENS VAN TILBURG

Directeur van het Sustainable Finance Lab aan de Universiteit Utrecht

Drie jaar geleden plaatste kandidaat-partijlei-der Ronald Plasterk op YouTube zijn gespro-ken column ‘De Rutte Recessie’. Plasterk ver-telde dat ‘alle economen van de wereld’ waarschuwen tegen een nieuwe ‘orgie van bezuinigingen’ bovenop de € 19 mrd uit het regeerakkoord Rutte-Verhagen. Die leiden alleen maar tot tegenvallers die weer nopen tot nieuwe bezuinigingsrondes: ‘Exact de ma-nier waarop Colijn ons in de jaren dertig in diepe armoede dompelde.’1

Plasterk pleitte daarom voor maatregelen die de overheidsfinanciën structureel zouden versterken door onder meer investeringen in innovatie te doen. Dat daardoor het overheids-tekort nogmaals de 3 %-norm zou overschrij-den hoefde geen onoverkomelijk bezwaar te zijn. Brussel zou de wijsheid hiervan zeker inzien. Niemand zat immers te wachten op het kapot bezuinigen van de economie. Het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) bevatte volgens Plasterk hiertoe ook de nodige flexibiliteit. Anders zou het wel het ‘Krimp- en Crisispact’ hebben geheten.

Plasterk verloor de strijd om het leider-schap van de PvdA, maar de partij omarmde wel zijn begrotingspolitiek. Allereerst bleef zij buiten de ‘Kunduz-coalitie’ die in april 2012 tekende voor € 11 mrd extra bezuinigingen en belastingen in 2013. Vervolgens stelde in 2012 de PvdA-programmacommissie waar ook Die-derik Samsom en Jeroen Dijsselbloem lid van waren de kiezer voor de keuze: ‘Gaan we door met het eenzijdig hakken met de botte bijl, waardoor de werkloosheid nog verder de pan uit rijst? Of slaan we een nieuwe weg in, een weg van de financiën op orde brengen én wer-ken aan groei en banen?’

De PvdA wilde meer oog voor de kracht van de economie: ‘Het begrotingspact is teveel een boekhouders instrument [sic], en richt zich te eenzijdig op begrotingstekorten en schulden. Er moet een nieuw Groeipact komen: een pact dat de motor is voor het scheppen van werkge-legenheid en hervormingen’.2

(14)

be-S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 16

16 Rens van Tilburg Zoek de grenzen van het Stabiliteitspact op

grotingsevenwicht in 2017’. Die ruimte was er volgens de PvdA ook: ‘Binnen het Stabiliteit- en Groeipact bestaat ruimte om rekening te hou-den met uitzonderlijke economische omstan-digheden van de landen.’3

De Rutte-Samsom-recessie

Helaas hebben we sindsdien van de PvdA niets meer vernomen over deze vermeende Brus-selse flexibiliteit. Begrotingsregel nummer één uit het op 29 oktober 2012 gepresenteerde regeerakkoord met de VVD luidde: we houden ons aan Europese begrotingsafspraken van het SGP. Een belofte die werd ingelost door vrijwel het hele Kunduz-akkoord alsnog te accorderen en dat bovendien aan te vullen met nog eens € 15 mrd aan besparingen tot aan 2017. Toen in 2013 de cijfers wederom te-genvielen, kwam daar voor 2014 nog eens € 4 mrd bovenop.

De PvdA heeft een financieel kader geaccep-teerd waarbinnen ondanks een hoge werk-loosheid en stagnerende koopkracht de lasten verder worden verhoogd en pijnlijke bezuini-gingen worden doorgevoerd op onder meer de thuiszorg, ouderenzorg en sociale werk-voorziening. Maatregelen die juist de achter-ban van de PvdA treffen: werknemers en men-sen die afhankelijk zijn van de zorg en sociale zekerheid.

Van de groei en banen waar het PvdA-pro-gramma over sprak is in 2013 en 2014 dan ook weinig terechtgekomen. Wel kwam de door Plasterk voorspelde recessie er. Na 2012 (-1,6 %) kromp de Nederlandse economie ook in 2013

(-0,7 %). Gegeven de bijdrage hieraan van het kabinet-Rutte II is het wellicht gepaster deze recessie om te dopen tot de Rutte-Samsom-recessie.

Zoals het PvdA-programma had voorspeld rees de werkloosheid ‘nog verder de pan uit’. Van een half miljoen in 2012 steeg het aantal werklozen binnen een jaar naar 700 duizend. Sinds halverwege 2013 daalde de werkloosheid tot 630 duizend personen in november 2014. Aan deze daling kwam eind vorig jaar voorals-nog een eind.4

Dit artikel bespreekt de ratio achter een andere begrotingsaanpak en de ruimte daar-toe binnen de huidige praktijk van de Euro-pese begrotingsafspraken. Wat zou de PvdA idealiter aan het begrotingsbeleid moeten veranderen en wat zijn daartoe de mogelijkhe-den?

Hiertoe bekijk ik eerst de Europese regels rond het begrotingsbeleid van de EU- en euro-lidstaten: hoe deze in de praktijk hebben uit-gepakt en hoe ze zijn gewijzigd. Vervolgens bespreek ik meer in detail de structurele ba-lans van de overheidsfinanciën, die nu voor de Nederlandse overheidsfinanciën de bindende factor is. Daarnaast zal de theorie en empirie van bezuinigingen en lastenverzwaringen in tijden van recessie worden beoordeeld. Zo ontstaat een beeld van de zin en onzin van een ander Nederlands begrotingsbeleid en van de (juridische) mogelijkheden voor een andere aanpak van de eurocrisis.

De oorspronkelijke regels

In 1992 legden de twaalf leden van de Europese Gemeenschap in het Verdrag van Maastricht vast dat er in 1999 een Economische en Mone-taire Unie (EMU) met de euro als gemeen-schappelijke munt gevormd zou worden. Om-dat hiermee wel een monetaire eenheid zou ontstaan maar geen vergaande politieke en fiscale samenwerking, werden afspraken ge-maakt over de overheidsfinanciën van de lid-staten. De begroting moet op de middellange termijn (structureel) in evenwicht zijn en een

Door de bezuinigingen rees

(15)

17 17 Rens van Tilburg Zoek de grenzen van het Stabiliteitspact op

eventueel tekort mag slechts incidenteel ho-ger zijn dan 3 % van het bruto binnenlands pro-duct (bbp). De staatsschuld mag hoogstens 60 % van het bbp bedragen, of moet zich in die richting bewegen.

In 1997 zijn deze normen, en de manier waarop deze bewaakt worden, neergelegd in het Stabiliteits- en Groeipact. De Europese Commissie (EC) controleert en doet aanbeve-lingen voor beleidswijzigingen en eventuele sancties. De eindverantwoordelijkheid ligt evenwel bij de Raad van Ministers.

Blijft een lidstaat binnen de begrotingsnor-men dan is dit een relatief licht proces: de ‘pre-ventieve arm’. Overschrijdt een lidstaat de normen dan komt dit terecht in de ‘correc-tieve arm’, ook wel de ‘excessief-tekortproce-dure’ genoemd. Er komt extra monitoring en de aanbevelingen worden dwingender van karakter. Blijft een euroland in gebreke dan kan dit uiteindelijk een boete krijgen van maximaal 0,2 procent van het bbp. Voor Ne-derland betekent dat ruim € 1 mrd.

Onder druk

De gunstige economische situatie van eind vorige eeuw hielp alle eurokandidaten om in ieder geval de goede richting op te bewegen. De Nederlandse staatsschuld daalde van 80 % van het bbp halverwege de jaren negentig tot zo’n 50 % begin 2000. Griekenland, België en Italië werden toegelaten, ook al was hun staatsschuld bij de start van de euro bijna tweemaal de euronorm van 60 %.

In 2002 kwamen de euronormen onder druk omdat meerdere eurolanden, waaronder Frankrijk, Duitsland en Nederland, worstel-den met het maximale begrotingstekort van 3 %. In november 2003 werd onder Nederlands protest aan Frankrijk en Duitsland ontheffing verleend. In 2005 werd het SGP zelf aangepast waardoor het structurele begrotingssaldo van de overheidsfinanciën voortaan een grotere rol speelt. Overtredingen van de 3 %-regel zijn toegestaan als de oorzaak buiten de macht van de desbetreffende overheid ligt. Zij

moe-ten dan wel in goede tijden hun begroting zodanig op orde brengen dat ze niet bij de eerste de beste tegenvaller door de 3 %-grens heen breken.

Daartoe wordt voor de structurele begro-tingsbalans van elk euroland een afzonderlijk doel geformuleerd: de ‘medium-term budge-tary objective’ (MTO). Moest vóór 2005 de structurele balans van alle eurolanden mini-maal in de buurt komen, voortaan is er voor de sterkste landen een negatieve balans toege-staan van maximaal een half procent.

De eurocrisis

Deze regels hebben de eurocrisis niet kunnen voorkomen. Eind 2009 blijkt het Griekse over-heidstekort aanzienlijk groter dan verwacht. De naleving van het stabiliteitspact wordt aan-gescherpt middels een reeks van akkoorden: ‘Six Pack’, ‘Two Pack’ en ‘Fiscal Pact’. Landen moeten eerder inzicht geven in hun beleids-voornemens, krijgen eerder aanbevelingen en eventuele sancties kunnen voortaan alleen nog door een meerderheid van de lidstaten worden teruggedraaid.

Omdat de crisis ook landen met een lage overheidsschuld als Ierland en Spanje trof, kijkt men voortaan ook scherper naar andere onevenwichtigheden zoals de private schul-den en het handelsoverschot of -tekort. Daar-bij zijn echter niet alle Europese afspraken en doelstellingen even belangrijk. Net als voor 2008, toen doelen rond kennisinvesteringen minder zwaar wogen dan die van het SGP, wor-den overschrijdingen van bijvoorbeeld han-delsoverschotten nu wel getolereerd.

(16)

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 18

18

schuld van de overheid tegenviel, terwijl Span-je ondertussen ook de nodige structurele her-vormingen heeft doorgevoerd.

Naast de ‘uitzonderlijke omstandigheid’ van een tegenvallende groei vormen dus ook ‘structurele hervormingen’ een reden voor uitstel. Ook wordt een ‘investeringsclausule’ ingevoerd waaronder bepaalde ‘EU-erkende’ investeringen, vooral in infrastructuur en sinds 2015 ook die in het Europees Investe-ringsfonds, niet meetellen in het tekort.5

Dat dit alles geen proces is van het mecha-nisch toepassen van eenduidige rekenregels bleek bij de beoordeling van de begrotingen voor 2015 van Frankrijk en Italië. Uiteindelijk kregen deze groen licht van de Raad, hoewel ze weinig heldere toezeggingen hadden gedaan.

Voor Nederland gold dat echter niet. Door-dat verder uitstel uitbleef moest Nederland in 2014 nog eens € 4,3 mrd extra bezuinigen. Sinds vorig jaar is het tekort teruggebracht tot onder de 3 % en valt Nederland weer onder de preventieve arm van het SGP. Daarmee is de structurele balans, met een MTO van -0,5 %, nu de bindende indicator. De verwachting is dat Nederland daar in 2014 en 2015 net aan zal vol-doen.6

Als de economie evenwel tegenvalt, lijken nieuwe bezuinigingen onvermijdelijk. Ook is er geen ruimte voor extra bestedingen, bij-voorbeeld om het maatschappelijk draagvlak te vergroten voor de ingrijpende structurele hervormingen die de decentralisatie van zorg en sociale zekerheid zijn.

Onhoudbare verschillen

De financiële ruimte van de Nederlandse over-heid hangt nu dus af van de structurele balans en de daarvoor gestelde MTO. Een maatregel die bij weinig Nederlanders een belletje zal doen rinkelen. Het centraal stellen van het structurele begrotingssaldo past bij de Neder-landse traditie van trendmatig begroten — de Zijlstranorm van 1960 en de Zalmnorm van 1994 — waarbij inkomstenmeevallers niet wor-den gebruikt voor extra uitgaven en

inkom-Rens van Tilburg Zoek de grenzen van het Stabiliteitspact op

stentegenvallers niet leiden tot extra bezuini-gingen. De overheidsbegroting kan zo de conjunctuur dempen: als de werkloosheid oploopt mag ook het tekort van de overheid oplopen en als bij hoogconjunctuur de belas-tinginkomsten stijgen wordt het geld ge-spaard.

Er valt veel te zeggen voor deze structurele blik op de overheidsfinanciën. Complicatie is echter dat de structurele balans niet een cijfer is dat resulteert na het simpelweg optellen en aftrekken van boekhoudkundige posten. Om-dat het over een inherent onzekere toekomst gaat, moeten er soms vergaande aannames worden gemaakt.

Voor Nederland doet het Centraal Planbu-reau (CPB) dat via het zogenaamde houdbaar-heidssaldo. Dit maakt inzichtelijk in hoeverre toekomstige generaties van hetzelfde voorzie-ningenniveau kunnen genieten als de hui-dige. Is het houdbaarheidssaldo positief dan kan dat zonder dat daarvoor belastingen moe-ten worden verhoogd.

In 2010 had Nederland volgens het CPB nog een houdbaarheidstekort van 4,5 %. Indien hogere belastingen en schralere collectieve voorzieningen waren uitgebleven, had dit voor een onhoudbaar stijgende overheids-schuld gezorgd. Met het regeerakkoord van Rutte II zou het tekort, dat al door Rutte I en Kunduz was geslonken, worden omgebogen in een overschot van 0,8 % in 2017. Volgens de Europese Commissie7 bedroeg het

houdbaar-heidstekort van Nederland in 2012 echter nog altijd 5,9 % van het bbp, aanzienlijk groter dus dan het volgens het CPB in 2010 was.8 Het

(17)

19 19

houdbaarheidssaldo van CPB en EC toont de moeilijkheid van een Europese vergelijking van de structurele overheidsbegroting.9

Het fluctuerende structurele begrotings-saldo

Nu heeft dit houdbaarheidssaldo geen direct effect voor de financiële ruimte van de Neder-landse overheid. De driejaarlijkse EC-bereke-ning is vooral informatief van aard. Bij de be-rekening van de structurele balans voor de MTO ligt dat anders. Om de structurele balans te bepalen wordt niet zoals bij het houdbaar-heidssaldo een modelsimulatie over vele jaren gemaakt, maar corrigeert men de feitelijke overheidsbalans voor eenmalige effecten (op-brengst van privatisering bijvoorbeeld) en voor de stand van de conjunctuur.10

De EC-methode om deze structurele balans te berekenen heeft veel kritiek gekregen. Zo wijst het CPB erop dat hierbij het structurele tekort meebeweegt met de conjunctuur. Ook heeft de EC onvoldoende oog voor de grote rol van de export voor de Nederlandse economie. Hierdoor meende het CPB dat de Nederlandse overheid in 2014 besparingen had bereikt van € 12 mrd, terwijl het EC op basis van de eigen berekeningen concludeerde dat er geen en-kele inspanning was geleverd.11 Aanzienlijke

fluctuaties in de structurele begrotingspositie blijken zich vrij structureel voor te doen waar-door de structurele begrotingspositie los van enig overheidsbeleid regelmatig ingrijpend wijzigt.12

Het CPB wijst ook op de verschillen tussen de schattingen van IMF en OESO enerzijds en de EC anderzijds. Hoewel Nederland bij de eerste twee organisaties ruimschoots aan zijn MTO-verplichting voldoet, slagen we bij de EC met de hakken over de sloot. De consequenties van dit verschil zijn navenant. De financiële ruimte die Nederland volgens het CPB heeft en kan gebruiken, zou volgens het EC leiden tot een te groot structureel tekort.13

De CPB-onderzoekers vellen daarom een hard oordeel over de EC-methodiek. De

struc-turele balans wordt berekend door gebruik van een bevooroordeelde methode die in het bijzonder in economische crisistijden extra negatief uitpakt. Het is dan ook niet ‘gerecht-vaardigd’ om deze structurele balans als uit-gangspunt voor begrotingsbeleid te gebrui-ken.14

Kritiek is er niet alleen vanuit Nederland. De Italiaanse minister van Financiën en voor-malig hoofdeconoom van de OESO Pier Carlo Padoan stelt dat Italië, uitgaande van de ‘out-put gap’ van de OESO (5 %), al jaren een structu-reel begrotingsoverschot heeft. De EC stelt deze echter op slechts 3,5 % waardoor Italië een structureel tekort heeft van bijna 1 % bbp en miljarden moet bezuinigen.15

Hoewel het dus valt toe te juichen dat het zwaartepunt van de Europese begrotingscoör-dinatie is verschoven van het feitelijke naar het structurele begrotingssaldo, doen zich in de praktijk grote problemen voor om dit structurele begrotingssaldo te bepalen. De EC gebruikt niet de gedetailleerde berekening van het houdbaarheidssaldo van het CPB maar een veel ruwere maat voor de structurele be-grotingsbalans. Daarbij hanteert de EC ook nog eens een methode waarbij het saldo, juist in crisistijden, relatief negatief uitpakt. Hier-door zijn er meer en eerder besparingen no-dig. Hoe erg is dat?

Bezuinigen doet meer pijn dan gedacht

In 2009 lieten de eurolanden de overheidste-korten oplopen. Hierdoor bleef de werkloos-heid relatief laag en herstelde de economie. Mede vanwege de snel oplopende schuld in Griekenland, Ierland en Portugal werd het adagium vanaf 2010 echter dat het vertrouwen alleen kon worden hersteld als de ‘afspraken’ zouden worden nagekomen. Overheden kon-digden dan ook ingrijpende bezuinigingen en lastenverhogingen (besparingen) aan.

(18)

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 20

20

zich namelijk niet voor. Integendeel, ondanks de grootschalige besparingen van de eurolan-den houeurolan-den investeerders en consumenten de hand op de knip en begint de economie weer te krimpen.

De schade van overheidsbezuinigingen blijkt veel groter dan gedacht.16 Eind 2014

constateert een studie van het IMF dat deze schade voor de groei in tijden van recessie maar liefst driemaal zo groot is. Hierdoor leidt een verbetering van de overheidsfinan-ciën van 1 euro tot een krimp van de econo-mie van 2 euro. De schuldratio — de staats-schuld ten opzichte van de economie — gaat op deze manier juist sterk omhoog. Het effect van overheidsbesparingen op de werkgele-genheid is zelfs zesmaal groter in tijden van recessie.17

Deze allergische reactie van de economie voor bezuinigingen en lastenverhogingen kent verschillende verklaringen. Ten eerste is de rente van de centrale bank al extreem laag. Deze kan ter compensatie van de overheidsbe-sparingen dus niet verder worden verlaagd. Daarnaast zijn banken in tijden van crisis te-rughoudend met kredietverlening. Bestedin-gen van consumenten en investerinBestedin-gen van bedrijven worden daarom nog sterker beïn-vloed door het teruglopen van hun inkomens en winsten door lagere overheidsbestedingen en lastenverhogingen.

Deze economische pijn kan langdurige effecten hebben doordat werklozen motivatie en vaardigheden verliezen. Jongeren maken een valse start op de arbeidsmarkt, ouderen haken af. Doordat er minder wordt geïnves-teerd, blijft de algehele arbeidsproductiviteit achter.18 Bezuinigingen om begrotingsdoelen

op korte termijn te bereiken kunnen zo de economie structureel schaden.

Reden voor een ander begrotingsbeleid

In 2009 had de Nederlandse overheid grote tekorten en liep de staatsschuld snel op. Vanaf 2010 heeft Nederland ingrijpend bezuinigd en vooral lasten verhoogd. Deels betrof dit

bespa-ringen zoals de verhoging van de pensioen-leeftijd en de beperking van de hypotheek-renteaftrek die de overheidsfinanciën en economie structureel versterken. Voor een belangrijk deel waren het besparingen die op de korte termijn het overheidssaldo verbete-ren, maar de economie op de korte en moge-lijk ook lange termijn juist schaden. Denk aan de nullijn voor ambtenaren en de verhoging van de btw. En doordat de decentralisaties van zorg en sociale zekerheid gepaard gaan met grootschalige bezuinigingen wordt het toch al precaire draagvlak steeds kleiner.

Terwijl de zuidelijke landen en Ierland de toegang tot de kapitaalmarkten verloren, was de rente die Nederland over de staatsschuld moest betalen nooit zo laag. Brussel dwong Nederland tot bezuinigingen en lastenverho-gingen terwijl de rentebetalingen van de Ne-derlandse overheid hun laagste punt sinds 1970 bereikten.19 De internationale financiële

mark-ten waren blijkbaar minder streng dan de EC. Ondertussen ondervonden alle eurolanden de nadelige gevolgen van de besparingen in de eurozone. De negatieve gevolgen werden nog eens versterkt doordat de eurolanden elkaar voornaamste handelspartners zijn. De euronormen werden in 1992 bedacht om na-delige effecten van het nationaal fiscaal beleid op de andere leden van de EMU tegen te gaan. Een te groot tekort van land A mocht niet tot problemen leiden in land B. Nu blijkt echter dat eurolanden elkaar juist door excessieve besparingen in tijden van recessie schade be-rokkenen.

Deze inzichten hebben geleid tot beperkte aanpassingen van de euroregels en (vooral) de Rens van Tilburg Zoek de grenzen van het Stabiliteitspact op

(19)

21 21

manier waarop deze in de praktijk worden ge-bracht, getuige het uitstel dat eurolanden heb-ben gekregen. Toch is de euro-begrotingscoör-dinatie er nog steeds één die overwegend aanzet tot extra bezuinigingen en wordt er niet gestimuleerd waar dat nodig en mogelijk is.

Ruimte voor een ander begrotingsbeleid

Of binnen het Stabiliteits- en Groeipact ruimte was voor een ruimer begrotingsbeleid van Nederland laat zich minder eenduidig beant-woorden. Het belerende vingertje van PvdA-minister Dijsselbloem heeft de zaak in ieder geval niet geholpen. Als gevolg hiervan heeft Brussel Nederland relatief hard aangepakt.

De strenge houding van minister Zalm bij de start van de euro was zeker te verdedigen. Sterker nog, had hij destijds maar voet bij stuk gehouden en de toetreding van Italië en Grie-kenland verhinderd. Helaas heeft Nederland deze lijn na 2010 met Jan Kees de Jager en Dijs-selbloem doorgetrokken.

Deze rigide houding heeft de ruimte beknot die Nederland krijgt. Zelfs al zouden de andere eurolanden er indirect van profiteren, dan nog zijn weinigen in de Raad van Ministers geneigd tegenover Nederland souplesse te betrachten. Zoals Commissievoorzitter Juncker deze kerst in de Volkskrant onomwonden toegaf kreeg Nederland maar één jaar uitstel ‘omdat het de eurozone altijd de les leest’.20

Jeroen Dijsselbloem heeft zo de kans ge-mist om een nieuw evenwicht te vinden in de geest van het PvdA-programma dat pleitte voor een ‘nieuw Groeipact’ waar ‘het scheppen van werkgelegenheid en hervormingen in elke lidstaat’ aan elkaar gekoppeld worden.21

Een nieuw groeipact

Op de pijnlijke hervormingen in het zuiden volgt tot op heden geen stimulering uit noor-delijke landen. De schulden lopen nog altijd op. De eurozone is dan ook nog niet uit de gevarenzone. De economie krijgt niet de vaart die nodig is om schulden (ook privaat)

te verminderen. Door de hoge schuldniveaus zijn de eurolanden bovendien nauwelijks in staat een nieuwe economische terugval op te vangen.

De sociale ellende, werkloosheid en wegval-lende voorzieningen wakkeren de maatschap-pelijke onrust aan en voeden het anti-Europe-se anti-Europe-sentiment. Dit maakt de minst pijnlijke oplossing, het ‘nieuwe Groeipact’, alsmaar lastiger te realiseren. Nederland moet daarom alsnog afstand nemen van de ‘korte termijn-saldosturing’. Dat kan binnen de grenzen van zowel het SGP als het regeerakkoord. Als een van de weinige overgebleven bondgenoten van Duitsland kan Nederland een doorslagge-vende rol spelen in de Europese discussie.

Daarbij zou Nederland zich moeten richten op twee zaken. In de eerste plaats moet de structurele balans echt centraal komen te staan. Overschrijdingen van de 3 %-norm voor de overheidsbegroting zijn geen probleem, zolang daar voldoende structurele hervormin-gen tehervormin-genover staan.

Bij de herziening in 2015 van de regels voor het bepalen van de structurele balans moet Nederland het voortouw nemen om deze me-thode meer in lijn te brengen met die van OESO, IMF en CPB, waardoor er niet meer node-loos bezuinigd hoeft te worden. Lopende die discussie zouden milde overschrijdingen van de MTO gedoogd moeten worden. Dat geeft Nederland de ruimte niet bij de eerste econo-mische tegenvaller weer te moeten snijden en om de bezuinigingen waar de decentralise-ring van zorg en sociale zekerheid nu mee gepaard gaan te verzachten.

(20)

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 22

22

ruimte krijgen om te investeren, daarbij ge-holpen door de ECB en de Europese Investe-ringsbank.22

Zo ontstaat ruimte voor de ‘grand deal’ die de euro nodig heeft om de crisis achter zich te laten. Juist door te investeren waar het kan, ontstaat er draagvlak voor politiek moeilijke structurele versterkingen van de economie zoals de verhoging van de pensioenleeftijd.

De euronormen zijn geen in beton gegoten rekenregels. In de praktijk was er de nodige ruimte, mits die werd gezocht. Dat heeft Ne-derland tot nu toe nagelaten. Daarbij was een veelgehoord argument dat de afspraken moes-ten worden nagekomen om het vertrouwen in de euro te behouden. Voor dat vertrouwen, of

het nu komt van de internationale financiële markten of van de bevolking in de eurolanden, is het echter belangrijker dat het financieel-economisch beleid werkt zodat de economie groeit, er banen komen en de schuld ratio daalt.

Natuurlijk moeten de eurolanden vanwege de grote afhankelijkheden hun financieel-economisch beleid op elkaar afstemmen. Maar dan wel op een zinvolle manier. Hiertoe is nog volop ruimte voor verbetering. De auteur dankt Harald Benink en Clemens Kool voor de gesprekken die ten grondslag liggen aan dit artikel. De weergegeven mening en eventuele fouten zijn voor zijn rekening.

Rens van Tilburg Zoek de grenzen van het Stabiliteitspact op

Noten

1 Zie www.youtube.

com / watch?v=PKIEkq20KT0. 2 PvdA, Verkiezingsprogramma 2012, www.pvda.nl / data / site-management / media / PvdA_ verkiezingsprogram-ma_120912.pdf, p. 57. 3 Ibidem.

4 CBS (2014), Werkloosheid

nau-welijks veranderd, 18 december. 5 Op 13 januari verscheen een

communicatie van de Euro-pese Commissie die de flexibi-liteit binnen het SGP be-schrijft (COM 2015 / 12). 6 Europese Commissie (2014),

Opinie over het concept-begro-tingsplan van Nederland, 28 november.

7 Europese Commissie (2012),

Fiscal Sustainability Report.

8 CPB (2012), Juniraming 2012. De

Nederlandse economie tot en met 2017, inclusief Begrotingsak-koord 2013.

9 Zie Smid, B., H. ter Rele, S. Boe-ters, N. Draper, A. Nibbelink & B. Wouterse (2014), Minder zorg

om vergrijzing, CPB Boek 12, pp. 51-52. Dit verschil is bijna volledig toe te schrijven aan

twee oorzaken. De eerste, en belangrijkste, is dat de Euro-pese Commissie alleen reke-ning houdt met de effecten van beleidsmaatregelen als deze in een wet zijn omgezet terwijl het CPB de effecten van alle kabinetsvoornemens meeneemt. De tweede oor-zaak is dat EPC en CPB verschil-lende methodes hanteren voor de projectie van de uitga-ven en inkomsten van de over-heid. Hierbij hanteert de EPC in een aantal gevallen reken-regels, terwijl het CPB ge-bruikmaakt van een gedetail-leerdere modelmatige ana-lyse, die volgens het CPB ‘beter rekening houdt met de rele-vante mechanismen’. 10 Voor dit laatste, het bepalen

van het conjunctuureffect, wordt een inschatting ge-maakt van de ‘potentiële groei’ van een land en van de ‘begrotingselasticiteit’: de mate waarin een hogere groei de overheidsfinanciën verbe-teren. Het verschil tussen de potentiële en de feitelijke economische groei geeft aan hoeveel hoger de groei had

kunnen zijn, de zogenaamde ‘output gap’. Deze output gap maal de begrotingselasticiteit geeft dan de conjuncturele afwijking in de overheidsbe-groting. Door het feitelijke saldo hiervoor te corrigeren krijg je het structurele saldo. 11 Zie CPB (2013), Macro

Economi-sche Verkenning, p. 46. Bij de EC-methode heeft ‘lage econo-mische groei in recente jaren in de ramingsperiode een sterk negatief effect heeft op het potentiële bbp’. Met an-dere woorden: met de con-junctuur daalt volgens de EC de potentiële (structurele) groei en daarmee de output gap, het ‘conjuncturele deel’ van het tekort. Hierdoor neemt het structurele begro-tingstekort toe.

(21)

23 23

stijgende binnenlandse beste-dingen, die in de vorm van btw veel meer inkomsten opleveren voor de overheid. Aangezien het herstel in Ne-derland vooral exportgedre-ven was deed dit weinig voor de overheidsbegroting. Om-dat de EC hier geen rekening mee hield bleef de verbeterde positie achter bij de raming en leek het alsof de overheid minder bespaarde dan zij had beloofd.

12 Zie verder Tereanu, E., A. Tulad-har & A. Simone (2014), ‘Struc-tural Balance Targeting and Output Gap Uncertainty’, IMF

Working paper wp / 14 / 107. Aan het begin van de crisis in 2008 en 2009 werd de potentiële groei van de EU-landen met zo’n 3 % naar beneden

bijge-steld. Ook buiten crisistijden blijken er grote aanpassingen in de potentiële groei plaats te vinden.

13 Smid et al. (2014), p. 48. 14 Hers, J. & W. Suyker (2014),

Structural budget balance: A love at first sight turned sour, CPB.

15 ‘Italy accuses Brussels of “sha-ky” accounting’, Financial

Times 20 november 2014. 16 Zie Blanchard, O. & D. Leigh

(2013), ‘Growth Forecast Errors and Fiscal Multipliers’, IMF WP 13 / 1. Een extra procent bbp overheidsbesparingen (bezui-nigingen en / of lastenverzwa-ringen) kwam overeen met een teruggang van 0,6 tot 1 procent van de economische groei ten opzichte van de voorspelling.

17 Dell’Erba, S., K. Koloskova en M. Poplawski-Ribeiro (2014), ‘Medium-Term Fiscal Multipli-ers during Protracted Reces-sions’, IMF WP 14 / 213. 18 DeLong, J.B. & L. Summers

(2012), ‘Fiscal Policy in a De-pressed Economy’, Brookings

Papers on Economic Activity, vol. 44(1), pp. 233–297. 19 Lukkezen, J. (2013), De naakte

feiten over de Nederlandse over-heidsschuld, CPB.

20 Marc Peeperkorn, ‘Interview Jean-Claude Juncker’, de

Volks-krant, 27 december 2014. 21 PvdA, Verkiezingsprogramma

2012, 57.

22 Benink, H. & W. Boonstra (2015), ‘Hoe de ECB en Euro-pese investeringsbank Europa vlot kunnen trekken’, Me

(22)

24

(23)

25 F OTO  PETER HILZ  | HOLLAND SE HOOG TE

De crisis heeft gaten geslagen; 642.000 mensen zitten

inmiddels thuis op de bank. Als de economie weer uit het

slop raakt, komt het met het merendeel van deze

werklozen vast wel goed. Maar hoe voorkom je dat een

kleine groep definitief afhaakt? In ieder geval niet door

ze te korten op hun uitkering, zegt

ROLAND BLONK

. Na

zestien maanden onderzoek bij een sociale dienst kwam

hij erachter dat een luisterend oor wonderen doet.

Vakscholing kan eveneens helpen. Onbegrijpelijk vindt

JAAP DE KONING

het daarom dat het kabinet juist daar

geen heil in ziet. In plaats daarvan zet men in op de in het

verleden weinig succesvolle loonkostensubsidies. Een

kijkje bij de buren biedt wellicht uitkomst. Belgische

schoonmakers werken wit, krijgen een redelijk uurloon

en bouwen pensioen op. Toch betalen de huishoudens

die deze schoonmakers inhuren zich niet scheel. Hoe

onze zuiderburen dat geregeld hebben, vertelt

FRANK

VANDENBROUCKE

. Qua sociaal ondernemen kunnen we

volgens

BERT OTTEN

ook nog een boel leren. Van de

Britten bijvoorbeeld. Doordat de overheid het sociaal

ondernemerschap daar stimuleert, werken er inmiddels

een miljoen mensen bij zulke bedrijven. Goed werk

betekent ook zekerheid, benadrukt

ANNEMARIEKE

NIEROP

ten slotte. Het kabinet pakt schijnconstructies

terecht aan.

(24)

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 26

26 26

Armoede kan je bestrijden,

werkloosheid nauwelijks

De werkloosheid valt niet uit te bannen door flexibilisering van

de arbeidsmarkt. Flexwerk pakt bovendien ook niet zo goed uit

voor mensen met beperkte vermogens. Veel beleidsmakers lijken

hiervan helaas nog niet doordrongen.

JAAP DE KONING

Wetenschappelijk directeur van SEOR en hoogleraar arbeidsmarktbeleid aan de Erasmus Universiteit

Dat een vrij groot deel van de bevolking niet in zijn eigen inkomen kan voorzien is niet nieuw. Kort na de totstandkoming van het Koninkrijk der Nederlanden is het generaal Van den Bosch die een plan ontwikkelt om dit vraagstuk definitief op te lossen. Zijn idee was als volgt: breng mensen die niet in hun eigen bestaan kunnen voorzien onder in een afgesloten gemeenschap waarin zij tegen kost en inwoning moeten werken. Doordat hun leven regelmaat krijgt en zij arbeids-ritme opdoen zullen ze dan na enige tijd weer voor zichzelf kunnen zorgen. Het klinkt logisch. En omdat dit nog niet in deze vorm was toegepast, was het een poging waard. In Oost-Nederland zijn verschillende van derge-lijke gemeenschappen gesticht, waarvan Veenhuizen de bekendste is.

De verwachte resultaten bleven echter uit. Van uitstroming was nauwelijks sprake. De meeste mensen bleven hun hele leven in deze oorden hangen. Tegen de verwachting in wil-den gemeenten een groot deel van deze groep ook helemaal niet kwijt. Inwoners leidden weliswaar een marginaal bestaan, maar kon-den in tijkon-den van een groeiende vraag naar

arbeid wel gemakkelijk ingezet worden. De mensen waarvoor Veenhuizen en andere oor-den wellicht effect hadoor-den kunnen hebben, gingen er daarom vaak juist niet naartoe.

In de kern vinden we dezelfde problemen terug bij het moderne arbeidsmarktbeleid. De ambities van het beleid zijn onrealistisch. Men denkt een ingewikkeld probleem met één mas-terplan op te lossen. Er ligt geen goede pro-bleemanalyse aan ten grondslag. De uitvoe-rende instanties doen niet wat ze zouden moeten doen. Keer op keer blijkt dat de resulta-ten sterk tegenvallen. Maar dit vormt geen be-letsel om het steeds opnieuw te proberen.

(25)

voorals-27 27 27 Jaap de Koning Armoede kan je bestrijden, werkloosheid nauwelijks

VIJF RECEPTEN VOOR BETER WERK

nog niet gevonden. Wat dat betreft worden we in de huidige crisis weer met de neus op de feiten gedrukt.

Flexibilisering van de arbeidsmarkt

Velen denken dat werkloosheid voor een be-langrijk deel het gevolg is van overheidsbeleid dat verstorend werkt op de arbeidsmarkt. Deze opvatting is gebaseerd op een geïdeali-seerd beeld van de arbeidsmarkt en de aan-name dat een vrije werking van deze markt over het algemeen evenwicht geeft. In deze visie geldt:

▶ minimumlonen verminderen de loonflexi-biliteit en daarmee de evenwicht brengen-de functie van het loon;

▶ uitkeringen verminderen de bereidheid van werklozen om werk te accepteren, waardoor vrijwillige werkloosheid in de hand wordt gewerkt;

▶ werkgevers nemen door beschermende wetgeving minder mensen in dienst omdat ontslag met hoge kosten gepaard gaat. Punt 1 en 2 verklaren de hoge werkloosheid onder mensen met een lage productiviteit. Voor deze mensen ligt de productiviteit bene-den de minimumloonkosten en is het verschil tussen nettoloon en netto-uitkering gering. De belasting- en premiedruk op arbeid vergroot dit probleem. Uitgaande van deze visie is het recept eenvoudig: vergroot het verschil tussen uitkering en loon, verminder de wig en versoe-pel de beschermende wetgeving.

Deze manier van denken heeft een belang-rijke rol gespeeld in het beleid en doet dat nog steeds. Minimumloon en uitkeringen zijn de afgelopen decennia achtergebleven bij de loonontwikkeling. De versobering van de uit-keringen gaat verder. En hoewel de wildgroei aan flexibele contracten wordt bestreden, is de ontslagwetgeving versoepeld.

De grote vraag is natuurlijk of er wel bewijs is voor de effectiviteit van dit recept. Gelukkig

is er vrij veel internationaal vergelijkend on-derzoek gedaan. Daarbij maakt men gebruik van verschillen in arbeidsmarktinstituties tussen landen en veranderingen in deze insti-tuties op nationaal niveau. Telkens weer blijkt er opvallend weinig reden te zijn voor de stel-ling dat instituties tot werkloosheid leiden en ‘hervormingen’ daarvan de werkloosheid ver-minderen. Ook iemand als Nobelprijswinnaar James Heckman trekt deze conclusie.1

Het meeste bewijs is nog gevonden voor de bewering dat het uitkeringssysteem de werk-loosheid beïnvloedt. De effecten zijn echter zo klein dat er alleen bij zeer forse ingrepen sub-stantieel verschil merkbaar is. En dan nog kan een aanzienlijk gedeelte van de bevolking niet aan een baan komen.

We kunnen dit ook zien als we kijken naar de sociaaleconomische geschiedenis van Ne-derland. Voor de Tweede Wereldoorlog waren de inkomensvervangende voorzieningen bij werkloosheid uiterst karig en was de wette-lijke bescherming van werknemers zeer be-perkt. Flexibeler kon je de arbeidsmarkt nau-welijks maken. Maar dat voorkwam niet dat de werkloosheid bij tijd en wijle zeer hoog was en gemiddeld niet veel lager uitkwam dan nu. Verder was ook toen een vrij grote groep structureel werkloos of gedwongen inactief doordat zij slechts een marginale arbeidsmarktpositie had. De sociale wetge-ving is ontstaan als reactie op omvangrijke werkloosheid; tegenwoordig wordt soms ge-daan alsof het andersom is.

Werkloosheid ontstaat door factoren als marktimperfecties, de beperkte rationaliteit van menselijk gedrag, en beperkingen en ge-dragsproblemen bij een deel van de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“Ook voor bedrijven en vereni- gingen lassen we een voor- verkoop in van 29 oktober tot 11 november.. Zij kunnen zich aan- melden

Wanneer men probeert om bij kleine fluctuaties in te grijpen, (door bijvoorbeeld bij een iets te lage waarde te proberen de waarde van het proces te verhogen) dan zal het middel

Uit de relatie tussen opbrengst in vers gewicht, waterverbruik en gemiddelde vochtspanning van de grond blijkt, dat indien een uitdrogingsgrens van p F 2,6 of hoger

De redactie van S en D vroeg mij een beschouwing over de maatschappelijke en politieke gevaren, die ik vanuit mijn wereld van natuurkundig onderzoeker verbonden zie aan

Maar deze mooie menselijke eigen- schap zal door de mensen alleen als een deugd worden opgevat als het cda weer bereid is zich ervoor in te zetten om daar- mee het beste voor

teenkanting uitgelok. ·n .Algemene gevoel dat politiek, kerkisme e_n nepotisme te •n groat rol speel, het bestaan en die georganiseerde professie het al sterker

Door de Geest groeit de liefde voor elkaar steeds meer.. Daarom bidden we samen dat die eenheid

The general aim of this research is to establish the relationship between sense of coherence, coping, stress and burnout, and to determine whether coping strategies and job