• No results found

Verhoging van de btw drukt het zwaarste op de laagste

In document Bij de hand (pagina 68-72)

71 71

kenden ten goede komt, bijvoorbeeld door de arbeidskorting te verhogen. De arbeids-korting is immers een verlaging van de loon-belasting die uitsluitend ten goede komt aan ‘economisch actieven’ — werknemers en zelf-standigen. Gepensioneerden en mensen met een sociale uitkering zien na de btw-verho-ging hun kosten van levensonderhoud stijgen, maar zij profiteren niet van de verlaging van de loonbelasting omdat zij geen recht op ar-beidskorting hebben. Zij ‘leveren in’. Werken-den gaan er netto wél op vooruit, want voor hen overtreft het belastingvoordeel door de verhoging van de arbeidskorting de stijging van de kosten van levensonderhoud.

Alleen door bij een belastingherziening de lasten van werkenden te verschuiven naar vermogensbezitters, gepensioneerden en uit-keringsontvangers groeit de werkgelegenheid op den duur dus extra. Maar zeker de uitke-ringsontvangers willen we toch ontzien?

De btw is een belasting die het zwaarst op de lage inkomens drukt en daarom zou een grotere rol van de omzetbelasting voor de PvdA onbespreekbaar moeten zijn. Het ligt veel meer voor de hand de heffingen op ver-mogen te verzwaren — zie hierboven. Met de meeropbrengst van vermogensbelastingen kan arbeid over de gehele linie goedkoper worden gemaakt.

Verruim het gemeentelijk belastinggebied

Dat het kabinet nogal vaag verwijst naar ‘uit-breiding van het gemeentelijk belastingge-bied’, is teleurstellend, want hier liggen be-langrijke mogelijkheden tot verbetering van het stelsel. Lokale overheden mogen alleen belastingen opleggen wanneer de gemeente-wet dit uitdrukkelijk mogelijk maakt. Eigen belastingen dekken in Nederland slechts een zeer klein deel van de gemeentelijke uitgaven.

Door de geringe rol van eigen belastingen zijn lokale overheden voor de financiering van hun uitgaven grotendeels aangewezen op geld uit Den Haag. In vergelijking met zulke uitkeringen van de rijksoverheid hebben

ei-gen belastinei-gen een groot voordeel. Zij dwin-gen plaatselijke bestuurders tot zorgvuldige afweging van kosten en baten van voorzienin-gen. Tegenover uitbreiding of verbetering van het voorzieningenpeil staan immers direct hogere lasten voor de eigen inwoners. Bij een voldoende groot eigen belastinggebied kun-nen gemeenten het stelsel van voorzieningen kiezen dat het beste aansluit bij de voorkeu-ren van de eigen bevolking. Discussies — voor welke gemeentelijke voorzieningen willen we meer onroerendezaakbelasting betalen? — versterken de lokale democratie.

Na de drie decentralisaties in het sociale domein per 1 januari 2015 zijn de financiële risico’s voor de gemeenten bij de uitvoering van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteu-ning en de Participatiewet aanzienlijk toege-nomen. Ook dit pleit voor uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied, zodat eventu-ele financiële tegenvallers gemakkelijker uit eigen middelen kunnen worden opgevangen. Krijgen gemeenten meer eigen middelen, dan zou Nederland bovendien een achterstand op Europa goedmaken. Vrijwel nergens in de Eu-ropese Unie stellen de gemeentebelastingen zo weinig voor als hier.5

Uit doelmatigheidsoverwegingen ligt het voor de hand het gemeentelijk belastingge-bied uit te breiden met heffingen die een behoorlijk bedrag opbrengen en die tegen geringe (meer)kosten kunnen worden inge-vorderd. Een verdubbeling van de onroeren-dezaakbelasting (ozb) komt het meest in aan-merking. Deze heffing is nu al goed voor nagenoeg 80 % van de gemeentelijke belas-tinginkomsten. Elke gemeente stelt zelf de ozb-tarieven vast. Wel stelt het Rijk een bovengrens aan de totale stijging van de ozb-opbrengst: de ‘macronorm’. Concreet houdt de huidige macronorm in dat de ozb-op-brengst van alle gemeenten samen niet meer mag stijgen dan met de veronderstelde reële trendmatige groei van de economie (1,5 %) plus de prijsontwikkeling.

Deze Haagse bemoeizucht met de gemeen-tebelastingen is moeilijk te rechtvaardigen. Flip de Kam Links, rechts en de belastinghervorming

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 72

72

De gemeenten zijn al jarenlang terughou-dend met het verhogen van hun tarieven, ter-wijl juist de landelijke overheid de belastin-gen in de periode 2011-2014 met € 18 mrd heeft opgeschroefd.6 Toch weet juist het ozb-tarief de gemoederen te verhitten. Dat is nogal ver-bazingwekkend, gezien de betrekkelijk ge-ringe opbrengst van deze heffing: nog geen € 4 mrd per jaar. Anders dan de btw brengst € 44 mrd) en de loonbelasting (op-brengst € 51 mrd) is de ozb in hoge mate ‘zichtbaar’, doordat zij jaarlijks via een aan-slag wordt geheven. Doordat alle woningen en bedrijfspanden staan geregistreerd, is de belasting bovendien niet via fraude te ontdui-ken. De aanslag wordt opgelegd naar de waar-de in het economisch verkeer — een door taxa-teurs vastgesteld gegeven — en kan dus niet door belastingbesparende constructies (vrij-stellingen, aftrekposten) worden verminderd. Dit alles maakt de ozb extra ‘pijnlijk’ en ver-klaart de soms felle reacties van belasting-plichtigen op deze heffing.

Daar komt ergernis over verschillen in ozb-tarieven bij. Een vergelijking van de ozb-tarie-ven van verschillende gemeenten zegt op zich-zelf echter betrekkelijk weinig. De ozb is een percentage van de waarde van het huis. Een laag tarief levert dus toch hoge aanslagen op, wanneer de woningen in een gemeente ge-middeld duur zijn. In een gemeente met lage huizenprijzen zijn de aanslagen in euro’s niet hoog, al wekt een hoog ozb-tarief wel die in-druk. Het is daarom realistischer om de hoog-te van de ozb-aanslag in euro’s hoog-te vergelijken. In twee derde van de gemeenten ligt de ge-middelde ozb-aanslag tussen € 200 en € 300 per jaar.7 Dit geringe verschil maakt de verba-zing over de commotie rondom deze belas-ting alleen maar groter.

Een verdubbeling van de ozb-aanslagen is niet exorbitant. Bovendien zou tegenover de verhoging van de ozb (een gemeentelijke be-lasting op ‘kapitaal’) met circa € 4 mrd een dienovereenkomstige verlaging van de lande-lijke lasten op arbeid staan. Het totale lasten-peil blijft dus ongewijzigd. Wanneer de

cen-trale overheid € 4 mrd minder aan loonheffing incasseert, keert Den Haag ook € 4 mrd minder aan de gemeenten uit. De gemeenten komen hierdoor niet tekort, aangezien zij € 4 mrd meer onroerendezaakbelasting gaan heffen.

Alle werkenden houden door een gerichte verlaging van de lasten op arbeid — bijvoor-beeld via een hogere arbeidskorting — netto meer van hun salaris over. Bezitten zij een eigen woning, dan stijgt hun ozb-aanslag. Per saldo gaan zij er echter op vooruit, want een deel van hun lasten verschuift naar bezitters van onroe-rende zaken, die geen baat hebben bij de las-tenverlaging op arbeid: eigenaren van kanto-ren en fabrieken, en mensen met een eigen huis die niet (langer) economisch actief zijn. Gepensioneerden met een eigen woning ont-vangen een hogere ozb-aanslag, maar zij profi-teren niet van de gerichte belastingverlaging voor economisch actieven. De koopkrachtge-volgen voor huurders — werkend, uitkerings-ontvanger of gepensioneerd — hangen per sal-do af van de mate waarin de verhuurder — in de praktijk: de woningcorporatie — de stijging van de ozb aan de huurders doorberekent.

In de Scandinavische landen heffen de ge-meenten een eigen inkomstenbelasting. Tien jaar geleden deed een commissie in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten onderzoek naar mogelijkheden om het eigen belastinggebied van lokale overheden te verrui-men. Daarbij is ook bekeken of een lokale in-komstenbelasting voor Nederland een geschikt alternatief is.8 Die is technisch vermoedelijk haalbaar, maar brengt hoogstwaarschijnlijk veel overgangsproblemen en extra kosten met zich mee. Een verdubbeling van de ozb verdient daarom de voorkeur. In het laatste geval nemen de uitvoeringskosten nauwelijks toe.

Sommigen zien als nadeel van een verdubbe-ling van het lokale belastinggebied dat de ver-schillen in de lokale belastingdruk en het plaat-selijke voorzieningenniveau mogelijk zullen toenemen. Gemeenten met een arme bevolking en lage huizenprijzen zouden sneller in de pro-blemen komen. Dit bezwaar kan vrij eenvoudig worden ontzenuwd. Ten eerste wordt bij de Flip de Kam Links, rechts en de belastinghervorming

73 73

vaststelling van de hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds nu al rekening gehouden met de waarde van het onroerend goed binnen de gemeentegrenzen. ‘Rijke’ ge-meenten met veel dure huizen en kantoren krijgen een aanzienlijk forsere korting op de algemene uitkering dan ‘arme’ gemeenten.

Bij de verdeelmaatstaven voor de algemene uitkering uit het gemeentefonds houdt ‘Den Haag’ bovendien rekening met omstandighe-den waardoor de ene gemeente voor hogere uitgaven staat dan de andere. De bedoeling is dat elke gemeente haar burgers een vergelijk-baar voorzieningenniveau kan bieden. Ook bij de drie decentralisaties in het sociale domein telt bijvoorbeeld de uiteenlopende bevol-kingssamenstelling van gemeenten mee. Een gemeente met relatief veel hulpbehoevende ouderen ontvangt meer geld uit het gemeen-tefonds. Mocht dit nodig zijn, dan kunnen de verdeelsleutels voor uitkeringen uit het fonds elk jaar opnieuw worden aangepast. Doordat de totale omvang van het gemeentefonds vast-staat, leidt zo’n aangepaste verdeelsleutel au-tomatisch tot meer solidariteit tussen ge-meenten met hoge en met lage uitgaven in het sociale domein.

Vier prioriteiten voor de PvdA

Alle politieke partijen — ook die in de opposi-tie — hoeden op fiscaal en sociaal terrein een eigen kudde heilige koeien. Koopkrachtplaat-jes en de wens de belastingen te blijven

ge-bruiken voor het bereiken van door partijen gekoesterde buitenfiscale doelen (‘instrumen-talisering’) zullen het zicht op de nagestreefde eenvoud en lagere lasten op arbeid tijdens het komende parlementaire debat naar verwach-ting rap verduisteren.

Bij de te verwachten Poolse landdag in de aanloop naar een fundamentele belasting-herziening zouden de woordvoerders van onze Tweede Kamerfractie vier prioriteiten moeten stellen:

▶ verlaging van de belastingdruk op arbeid (altijd goed);

▶ aanzienlijke verzwaring van de belasting-druk op het bezit en de overgang van parti-culier vermogen om hiervoor binnen de overheidsbegroting middelen vrij te ma-ken;

▶ terughoudendheid ten aanzien van een verhoging van de omzetbelasting (btw); ▶ toewerken naar aanzienlijke verruiming

van het eigen belastinggebied van de ge-meenten.

Het uitgangspunt dat bij de komende belas-tingherziening de lasten op arbeid omlaag moeten, zou dus een andere uitwerking moe-ten krijgen dan nu dreigt te gebeuren. Links moet zich sterk maken voor een verschuiving van de lasten naar ‘kapitaal’ (de vermogensbe-zitters). Een verdubbeling van de onroerende-zaakbelasting is een van de manieren om deze verschuiving te realiseren.

Flip de Kam Links, rechts en de belastinghervorming

Noten

1 Herziening Belastingstelsel.

Brief van de staatssecretaris van Financiën, Tweede Kamer, ver-gaderjaar 2014-2015, 31 140, nr. 5.

2 Flip de Kam (2014), ‘Ongelijk-heid: belastingen als breekij-zer’, S&D 2014 / 4, pp. 45-49. 3 Ed Groot en Henk Nijboer

(2014), ‘Nieuw belastingstelsel

moet voor meer banen zor-gen’, S&D 2014 / 5, pp. 15-18. 4 Rens Trimp en Flip de Kam

(2011), ‘De drukverdeling van collectieve lasten’, Economisch

Statistische Berichten (96)4623, pp. 698-701.

5 Organisatie voor Economi-sche Samenwerking en Ont-wikkeling (2014), Revenue

Statistics 1965-2013, p. 269. 6 Wim Suyker (2014),

Tekortredu-cerende maatregelen 2011-2017. MEV2014-versie, Den Haag: Centraal Planbureau. 7 Centrum voor Onderzoek van

de Economie van de Lagere Overheden (2014), Atlas van de

lokale lasten 2014, pp. 42-43. 8 Commissie Gemeentelijk

Belastinggebied (2004),

Belas-ten op niveau. Meer fiscale arm-slag voor gemeenten, Den Haag: VNG, pp. 31-40.

S & D Jaargang 72 Nummer 1 Februari 2015 74

74

Hou Rusland kort — start een

In document Bij de hand (pagina 68-72)