• No results found

Dienst en de uitvoering en toezicht Energie (DTJaarverslag van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) e)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dienst en de uitvoering en toezicht Energie (DTJaarverslag van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) e)"

Copied!
124
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2

Voorwoord

5

1

Hoofdlijnen in 2001

8

1.1 Inleiding 9 1.2 Activiteiten in 2001 9 1.2.1 Belangrijke activiteiten 9 1.2.2 Interventies op maat 11 1.2.3 Richtlijnen en richtsnoeren 11 1.2.4 Accent op communicatie 12

1.2.5Aandacht voor niet-economische belangen 13

1.2.6 Versterking Europese samenwerking 13

1.2.7 Taakgerichte organisatie 13 1.3 Vooruitblik 14 1.3.1 Ontwikkeling activiteiten 14 1.3.2 Consultatie en verantwoording 15 1.3.3 Ontwikkeling organisatie 16 1.3.4 Evaluatie Mededingingswet en Elektriciteitswet 1998 17

Over de zichtbare contouren van de

Mededingingswet en de NMa

18

2

Algemeen mededingingstoezicht

22

2.1 Inleiding 23

2.2 Economische machtsposities 23

2.2.1 Rapportage tarieven Schiphol 23

2.2.2 Advies met betrekking tot het wetsvoorstel

‘Toegang tot de kabel’ 24

2.2.3 Collectieve economische machtspositie 24 2.2.4 Relativerende factoren bij

hoge marktaandelen 25

2.3 Onderzoeken naar kartels 26

2.3.1 Onderzoek benzinemarkt 26

2.3.1 a Onderzoek benzinemaatschappijen 26

2.3.1 b Rapport Texaco inzake Tango 28

2.3.2 UMTS-veiling 29 2.3.3 Kappers 29 2.3.4 Bouwsector 29 2.4 Beoordeling ontheffingsverzoeken 31 2.4.1 Schadesturing 31 2.4.2 Financiële sector 31

2.5Mededinging en andere belangen 31

2.5.1 Mededinging en zorg 32

2.5.1 a Contractering tussen zorgaanbieders 32

en ziekenfondsen 32

2.5.1 b Formularia 33

2.5.2 Mededinging en arbeidsvoorwaarden 33

2.5.3 Mededinging en milieu 33

2.6 Concentratiecontrole 33

2.6.1 Verhoging van de omzetdrempels 34

2.6.2 Toerekening van marktaandelen

bij gezamenlijke ondernemingen 34

2.6.3 Remedies 35

2.7 Sancties 36

2.7.1 Procedure 36

2.7.2 Boetes 37

2.8 Richtsnoeren 38

2.8.1 Richtsnoeren Samenwerking Bedrijven 38

2.8.2 Richtsnoeren Prijssqueeze 38 2.8.3 Richtsnoeren Boetetoemeting 39 2.8.4 Samenwerking UMTS 40 2.9 Juridische aspecten 40 2.9.1 Openbaarheid 40 2.9.2 Bezwaar 41

2.9.3 Procesgang bezwaarzaken Mededingingswet 42

(3)

3

2.10 De NMa in Europa 43

2.10.1 Modernisering: concept raadsverordening 43 2.10.2 Groenboek herziening Concentratieverordening 44 2.10.3 De minimis 44 2.10.4 Mededeling Leniency 45 2.10.5Groepsvrijstelling motorvoertuigen 45 2.10.6 Evaluatierapport technologieoverdracht 45 2.10.7 Inbreng in adviescomités voor kartel-

en concentratiezaken 45

2.10.8 Algemene comités en werkgroepen 46

2.10.9 Ondersteuning D-G Concurrentie bij

verificaties Nederlandse bedrijven 46

2.10.10 Overige Europese contacten 46

2.10.11 Overige internationale contacten 47

In gesprek met dr. Ulf Böge

49

3

Sectorspecifiek toezicht

52

3.1 Inleiding 53

3.2 Dienst uitvoering en toezicht Energie en

zijn omgeving 53

3.2.1 Taken 53

3.2.2 Relatie-tevredenheidsonderzoek 53

3.2.3 Relatie met de Minister van

Economische Zaken 54

3.3 Activiteiten DTe 54

3.3.1 Privatisering 54

3.3.2 Het Market Surveillance Committee 55

3.3.3 De regels voor de gasmarkt 55

3.3.4 Keuzevrijheid? 56 3.3.5Ontwikkeling tarieven 57 3.3.6 Technische voorwaarden 57 3.3.7 Tarievencode 58 3.3.8 Kwaliteit netbeheerders 58 3.3.9 Toezicht op naleving 59 3.3.10 Geschillenbeslechting 59 3.3.11 Bijdragenregeling 60

3.3.12 Besluiten op bezwaren en voorlopige

voorzieningen energie 60

3.3.13 Adviezen aan de Minister 62

3.4 De Europese energiemarkt 63

3.4.1 Inleiding 63

3.4.2 Europese elektriciteitsmarkt 63

3.4.3 Europese gasmarkt 65

3.5Vervoerkamer 65

4

Het jaar 2001 in cijfers

66

4.1 Inleiding 67

4.2 Concentratiecontrole 67

4.3 Concurrentietoezicht 68

4.3.1 Ontheffingen onder het overgangsregime 69

4.3.2 Reguliere ontheffingsverzoeken 69

4.3.3 Klachten 70

4.3.4 Oriëntaties 70

4.3.5Ex officio onderzoek 71

4.3.6 EG-verificaties 71

4.3.7 Nacontroles 71

4.4 Bezwaarschriften 71

4.5Beroepen en verzoeken om voorlopige

voorzieningen 72

4.6 Sanctiebesluiten 72

4.7 Besluiten inzake Elektriciteitswet 1998 en Gaswet 72

4.8 Communicatie 73

In gesprek met prof. David Newbery

75

5

Bedrijfsvoering

78

5.1 Personeel 79

5.1.1 Personeelsbezetting 79

5.1.2 Werving & Selectie 79

5.1.3 Opleidingen 79

5.2 Financiën 79

5.3 Informatiemanagement en Beheer 80

5.4 Kengetallen (‘Balanced Scorecard’) 80

5.5 Organisatorische wijzigingen 81

5.5.1 Nieuwe organisatie DTe 81

5.5.2 Organisatiewijzigingen binnen de

Juridische Dienst 82

5.5.3 Organisatiewijzigingen binnen

Concurrentietoezicht 82

6

Besluiten

84

6.1 Besluiten inzake concentraties 85

6.1.1 Vergunning vereist 85

6.1.2 Geen vergunning vereist 86

6.1.3 Concentraties in de bouwnijverheid 90

6.1.4 Overige besluiten inzake concentraties 91

6.2 Besluiten concurrentietoezicht 93

6.3 Sanctiebesluiten 95

6.4 Besluiten op bezwaar 96

Bijlage I Besluiten NMa en DTe in 2001

103

(4)
(5)

Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe), die als kamer bij de NMa is ondergebracht.

(6)

6

De NMa heeft in het economische verkeer een bijzondere taak te vervullen. Het toezicht op marktprocessen brengt tot uitdrukking dat het mandaat van de markt beperkt is. Marktpartijen kunnen heel veel beslissingen in vrijheid nemen. De ondernemingsvrijheid gaat echter niet zo ver dat ondernemingen ook de concurrentie mogen opheffen of een gebrek aan concurrentie mogen uitbuiten. Het marktordeningsrecht stelt hier grenzen. Het richt zich op situaties waarin sprake is van centralisatie van

economische beslissingsmacht. Het gaat daarbij om ondernemingen met een monopolie of een machtspositie, om oligopolistische marktverhoudingen die

anti-concurrentieel uitwerken en om mededingingsbeperkende afspraken. Het gaat dus niet om ‘peanuts’ maar om het daadwerkelijk tegengaan van economische machts-vorming. Een betere marktwerking betekent concreet meer keuzemogelijkheden, betere producten en een gunstig prijsniveau voor consumenten. Daar waar de markt nog niet of nog niet effectief kan werken en sectorspecifieke regelgeving van kracht is, streven de NMa en DTe naar een verstandige wijze van marktsimulatie.

De afhandeling van ontheffingsverzoeken voor mede-dingingsafspraken is in 2001 volgens planning verlopen. In verschillende sectoren heeft dit geleid tot geslechte toetredingsbarrières en het wegnemen van andere concurrentiebeperkingen. Er is nu meer ruimte voor het metterdaad opsporen en vervolgen van hard-core kartels. Het onderzoek naar de prijsvorming op de Nederlandse benzinemarkt vormt de opmaat van deze nieuwe fase in het bestaan van de NMa. DTe heeft het programma Gaswet uitgevoerd, een samenhangend pakket van taken dat de spelregels bepaalt voor de gasmarkt en toegangsregels bij elektriciteit verder verduidelijkt. Ten aanzien van

concentratiecontrole maken bedrijven steeds vaker zelf een inschatting van hun kansen op goedkeuring voordat zij hun voornemen bij de NMa bekend maken. Dit vraagt om meer pro-actieve studies en informatieverstrekking door de NMa. Dit jaarverslag geeft inzicht in de wijze waarop de NMa als geheel steeds doende is zich als een doeltreffende en professionele organisatie te richten naar eisen en prioriteiten. De ontstane vrije ruimte wordt aangewend om verder te werken aan methoden voor een planmatig onderzoek naar onoirbare mededingingspraktijken. Toezicht op de naleving van de energiewetten kreeg nieuwe impulsen vanwege ‘Californië’ en de vrijmaking van het middensegment bij verbruikers. Met de publicatie van Richtsnoeren Boetetoemeting is duidelijkheid gegeven over het sanctiebeleid van de NMa. Inmiddels is met een consultatieprocedure de aanzet gegeven voor een clementieregeling. Ondernemingen die uit zichzelf de NMa informatie verschaffen over een kartel waaraan zij

deelnemen, kunnen onder bepaalde voorwaarden rekenen op boete-immuniteit of -vermindering.

De burger komt de NMa op verschillende manieren tegen. Als belastingbetaler mag hij/zij verwachten dat de middelen die aan de NMa ter beschikking staan, doel-matig en doeltreffend worden benut. Voor de consument mag van de werkzaamheden van de NMa een herkenbaar positief effect worden verwacht op de werking van goederen- en dienstenmarkten. Voor de ondernemer zitten er meerdere kanten aan onze werkzaamheden. Enerzijds legt de wet duidelijk beperkingen op aan de vrijheid van handelen voor zover dit de mededinging negatief beïnvloedt of de belangen van afnemers schaadt. Anderzijds bevordert het mededingingsrecht de toegankelijkheid van markten en voorkomt het bepaalde vormen van concurrentievervalsing waar ook onder-nemingen veel last van kunnen hebben. De energiewetten geven daar overigens een bijzondere uitwerking van. Bij de behandeling van concrete gevallen komen vaak meerdere aspecten tegelijk aan bod. Zo heeft de NMa in het afgelopen verslagjaar opgetreden tegen anti-concurrentieel gedrag dat gericht was tegen een nieuwkomer op de benzinemarkt, Tango. Het optreden was gericht tegen een gecoördineerde prijsactie waarbij de consument op korte termijn voordeel had. Op langere termijn zou het effect van de gedraging waartegen werd opgetreden eerder het tegengestelde effect hebben: een minder toegankelijke markt, minder mogelijkheden voor de ontwikkeling van nieuwe distributiewijzen en mede daardoor hogere prijzen en minder keuzemogelijkheden voor de consument. De burger brengt zijn/haar belangen en voorkeuren niet uitsluitend via de markt tot uitdrukking. Het zou dan ook naïef zijn te veronderstellen dat onze maatschappelijke welvaart uitsluitend afhangt van een goed functionerende markt. Het besef dat dit niet het geval is, komt tot uitdrukking in de roep om bij het mededingingsbeleid rekening te houden met zogenaamde niet-economische belangen. In het mededingingstoezicht kunnen inderdaad maatschappelijke belangen in het spel komen die niet gediend worden door een maximale concurrentievrijheid. De Mededingingswet biedt ruimte om met deze belangen rekening te houden. Het is dan ook een belangrijke uitdaging voor het mededingingsbeleid om adequaat rekening te houden met maatschappelijke waarden die niet of niet voldoende tot uitdrukking komen via het spontane proces van marktkrachten. Ook in 2001 heeft de NMa er blijk van gegeven zich bewust te zijn van deze verantwoordelijkheid.

(7)

7

te hoog gespannen. Kartelonderzoek is vaak ingewikkeld en

vergt een lange adem. Voor een effectief optreden is zowel een goed doordachte prioriteitenstelling, die mede is gebaseerd op een beoordeling van de kansrijkheid van een onderzoek, als een consequent volgen van een eenmaal ingezette koers noodzakelijk. Ad hoc beleidswijzigingen en een te grote gevoeligheid voor de ‘waan van de dag’ kunnen afbreuk doen aan de effectiviteit van het beleid op zowel korte als lange termijn. Anderzijds moet een toezichthouder waar nodig rekening houden met de actuele ontwikkelingen. Zo bleek in het afgelopen verslagjaar dat er serieuze aanleiding was voor een diepgaand en voldoende kansrijk onderzoek naar kartelafspraken in de bouw. Dit onderzoek is, met inzet van ruime middelen, thans in volle gang. Naar de mate dat de vermoedens met bewijs kunnen worden geschraagd, kan het onderzoek van de NMa bijdragen aan het doel van de parlementaire enquête om deze praktijken te doen eindigen.

Voor een doeltreffend toezicht op naleving zijn evenwich-tige combinaties van incentives van groot belang. Het opsporen van inbreuken, het geven van bindende aanwij-zingen en het opleggen van een boete of een last onder dwangsom vormen geen doel op zich. Dit zijn instru-menten. Een effectieve inzet van de instrumenten bepaalt in belangrijke mate de risico’s die ondernemingen lopen wanneer zij zich niet aan de regels houden. De boetericht-snoeren dragen eveneens bij aan de duidelijkheid en zichtbaarheid van die risico’s. Ook de in 2002 tot stand te brengen clementieregeling moet in dit licht worden bezien. De opsporing van inbreuken kan erdoor worden bevorderd en de risico’s van overtredingen vergroot. Deze instrumenten tezamen bevorderen de preventieve werking van ons toezicht. Zodoende hopen wij met een optimale inzet van de relatief beperkte middelen waarover wij be-schikken de naleving zo effectief mogelijk te bevorderen. De diversiteit van het mededingingsrecht komt onder-meer daarin tot uitdrukking dat zij in beginsel alle sectoren van de economie omvat. Daarbij blijkt dat, hoe bijzonder sommige sectoren ook lijken te zijn, mededing-ingsvraagstukken zich over het algemeen laten herleiden tot algemene principes. Daarin zit dan ook de kracht van het generieke mededingingsrecht. Het is in het bijzonder de globale, sectoroverstijgende benadering die kan voorkomen dat de toezichthouder zich al te veel laat leiden door het ‘bijzondere’ karakter en de bijzondere belangen van de sector in kwestie. Die globale benadering is ook van groot belang daar waar er sprake is van sector-specifieke regelgeving. In de regel gaat het dan om markten in transitie waarbij er – zoals bij netwerken – sprake is van natuurlijke of de facto monopolies die een meer permanente vorm van regulering vereisen.

Juist door de combinatie van de NMa als de globale uitvoerder van de Mededingingswet en DTe, als specifieke uitvoerder van de energiewetten, (en op termijn een Vervoerkamer voor verschillende wetten op vervoers-gebied) is er sprake van een goede synergie. Hierdoor wordt enerzijds regulatory capture van een sector-specifieke toezichthouder vermeden en anderzijds voor sectorspecifieke regelgeving het adagium “markt waar mogelijk, regulering waar nodig” een effectieve betekenis gegeven worden. Dat laat onverlet dat sectorspecifiek toezicht in elke fase van het transitieproces haar positie tegenover marktpartijen opnieuw dient te bepalen en daar een passende vormgeving bij dient te zoeken.

Dit jaarverslag concentreert zich op de ervaringen in 2001, maar plaatst de recente ervaringen soms ook in een breder kader door terug te blikken op datgene wat sinds 1998 in de Nederlandse economie feitelijk tot stand is gebracht. Zo ontstaan als het ware ijkpunten die een rol kunnen spelen bij de verantwoording van de maat-schappelijke bijdrage en de organisatorische doel-matigheid van de NMa die plaatsvindt in het kader van de voor 2002 geplande evaluaties van de Mededingingswet, de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.

Een grondige en objectieve evaluatie van deze wetgeving is van groot belang. We hebben het immers over complexe wetten die diep in de samenleving ingrijpen. Het is van belang dat daarbij ook de kwaliteit van de uitvoering wordt getoetst. De NMa raakt markt en maatschappij en moet een open oog hebben voor ontwikkelingen in zowel de private als de publieke sector. Wij zullen ons daarom eens te meer de vraag moeten stellen hoe wij onze contacten met de relevante actoren in de samenleving het beste gestalte kunnen geven. Het wetsvoorstel omtrent de zbo-status regelt de formele positie van de NMa ten opzichte van volksvertegen-woordiging en betrokken ministers. Daarnaast zijn informele contacten van velerlei aard van belang om te weten wat de maatschappij van ons verwacht.

De zichtbaarheid en relevantie van het werk hebben er sterk toe bijgedragen dat de NMa zich als een aan-sprekende werkgever op de arbeidsmarkt heeft kunnen positioneren. Het is verheugend en betekenisvol dat de NMa talent weet aan te trekken dat bewust kiest voor “werk dat er toe doet en zichtbaar is”.

A.W. Kist

Directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit drs. J.J. de Jong

(8)

H

oofdlijnen

in 2001

1

(9)

9

1.1

Inleiding

De NMa heeft zich in 2001 verder ontwikkeld als een pro-actieve mededingingsautoriteit, die

concurrentie-beperkingen opspoort en bestrijdt. De zo goed als volledige afronding van de behandeling van de overgangs-ontheffingsverzoeken voor mededingingsafspraken heeft de NMa in 2001 daartoe verder in de gelegenheid gesteld. Ook DTe heeft zich in het verslagjaar pro-actief opgesteld om marktwerking in de energiemarkten te stimuleren.

Missie NMa

De NMa ziet, op basis van de geldende wetgeving, toe op het goed functioneren van alle markten voor goederen en diensten. De NMa staat voor concurrentieverhoudingen die uiteindelijk ten goede komen aan de consument en – mede daartoe – aan bedrijven die, bijvoorbeeld bij de toetreding tot de markt, te kampen hebben met concurrentie-beperkingen.

Missie DTe

DTe voert de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet uit. Deze kamer binnen de NMa heeft als specifieke missie het bevorderen van de concurren-tie op de elektriciteits- en gasmarkten. Hierbij hoort het beschermen van afnemers tegen machtsmisbruik. Ook waar de markt niet zonder regulering kan werken (bijvoorbeeld door natuur-lijke monopolies) zorgt DTe voor marktwerking in deze netwerksectoren.

1.2

Activiteiten in 2001

1.2.1

Belangrijke activiteiten

Uiteraard is en blijft prioritering van zaken noodzakelijk voor de NMa. Daarbij hebben in het kader van de Mededingingswet, zoals aangegeven in het jaarverslag over 2000, in 2001 de volgende criteria een rol gespeeld: – economische importantie

– belang voor de consument

– kansrijkheid van de vaststelling van een overtreding – doelmatigheid van het optreden

– ernst van de vermoedelijke overtreding

In deze paragraaf komt een aantal belangrijke activiteiten van de NMa in 2001 aan de orde:

Een van de meest in het oog springende activiteiten is het onderzoek naar het functioneren van de benzinemarkt geweest. In december 2001 heeft de NMa geconcludeerd

dat de prijs van brandstof kunstmatig hoog is als gevolg van het stelsel van afspraken tussen de grote benzine-maatschappijen en zelfstandige pomphouders. Het gebrek aan onderlinge concurrentie betekent dat de consument hogere prijzen betaalt dan nodig en dat toetreding tot de markt door nieuwe marktpartijen wordt belemmerd. Bepaalde verticale afspraken, zoals die tussen produ-centen en eindleveranciers, zijn in de regel vrijgesteld van het kartelverbod vanwege de geldende Europese groeps-vrijstelling. Omdat het cumulatieve effect van de afspraken op de Nederlandse markt sterk mededingingsbeperkend is, heeft de NMa het voornemen geuit voor deze overeenkomsten het effect van de vrijstelling buiten werking te stellen. Hierdoor zouden de afspraken alsnog onder het kartelverbod vallen en zou bij voortzetting van deze afspraken sprake zijn van een overtreding van het kartelverbod waarvoor de NMa een boete of een andere sanctie kan opleggen. Nadat de betrokken partijen hun zienswijze hebben gegeven, beslist de NMa definitief. Deze beslissing wordt in 2002 genomen.

Vanwege het dwarsbomen van nieuwkomer Tango in de regio Nijmegen maakte de NMa rapport op tegen Texaco. Via een gecoördineerde kortingsactie van vier tankstations probeerde Texaco de positie van Tango te ondermijnen. In 2002 stelt de directeur-generaal van de NMa (hierna d-g NMa) definitief vast of er sprake is van een overtreding en zo ja, of de d-g NMa een boete of andere sanctie moet opgeleggen. Omdat Texaco weigerde volledig mee te werken aan het onderzoek van de NMa, kreeg zij al de maximale boete opgelegd van EUR 4.545,50 (NLG 10.000). Ook op andere terreinen is de NMa onderzoeken gestart naar vermeende kartelvorming en misbruik van

economische machtsposities. Zo begon de NMa een onderzoek in de mobiele-telefoniebranche. Toen bekend werd dat de meeste mobiele telefonieoperators in september de subsidies voor de aanschaf van een telefoon bij een aansluiting verder zouden afbouwen, heeft de NMa onderzoek ingesteld bij de vijf mobiele belbedrijven: Libertel Vodafone, KPN Mobile, Dutchtone, Telfort en Ben. De NMa had het vermoeden dat in de branche onderling afspraken zijn gemaakt over de hoogte van die subsidies, wat in strijd is met de Mededingingswet. Dan is sprake van het verhogen van prijzen zonder commercieel risico. In 2002 rondt de NMa het onderzoek naar het vermoeden van een overtreding van de

Mededingingswet af. Indien een overtreding wordt vastgesteld, kan de d-g NMa aan de betrokken bedrijven een boete opleggen.

(10)

10

aanbestedingen. De NMa beschouwde en beschouwt de bouwsector als een van de sectoren waar extra aandacht geboden is. Het onderzoek is van start gegaan zodra de NMa de beschikking kreeg over de zogenaamde ‘schaduwboekhouding-Bos’. Ten aanzien van aanbeste-dingsregelingen in de schildersbranche bepaalde de NMa eind 2001 wederom dat deze regelingen, waaronder een anti-leurregeling, mededingingsbeperkend zijn en dus verboden.

Ook de financiële markt is voor de NMa een prioritair aandachtsgebied geweest. Zo is voor de NMa de

bankensector vanuit mededingingsoptiek interessant, mede gezien de hoge concentratiegraad. Inmiddels is een speciaal projectteam ingesteld voor het onderzoek naar mogelijk misbruik van een machtspositie door Interpay, dat is opgezet door de belangrijkste banken in Nederland om het betalingsverkeer te faciliteren. In 2001 werd al een klacht van MKB-Nederland tegen Interpay in behandeling genomen over de ombouw van pinapparatuur in verband met de komst van de euro.

Na onderzoek concludeerde de NMa in 2001 dat de informatie-uitwisseling tussen banken bij de verrekening van kosten voor acceptgiro’s via Interpay schadelijk kan zijn voor de concurrentie omdat de banken zo hun marktgedrag op elkaar kunnen afstemmen. De banken hebben aangegeven de betreffende clausule in de overeenkomsten te schrappen. Bij de beoordeling van de ontheffingsverzoeken van Interpay over

incasso-machtigingen en gastgebruik van geldautomaten volgt de NMa dezelfde lijn.

Andere activiteiten van de NMa betroffen onder meer de overgang van de gulden naar de euro. De banken zegden het Nationaal Forum voor de Introductie van de Euro (NFE) toe dat de netwerkbanken begin 2002 de facto geen kosten voor het afstorten van guldensbiljetten in rekening zouden brengen. Deze principetoezegging is een

horizontale afspraak tussen concurrenten met betrekking tot hun aanbod en de daarbij te hanteren prijzen. De NMa heeft de zienswijze gegeven dat voor dit specifieke geval geen ontheffing hoefde te worden aangevraagd. De afspraak heeft een éénmalig karakter en hangt sterk samen met een unieke gebeurtenis: de introductie van de euro. De regeling was bedoeld als bijdrage aan een soepele introductie van de euro-bankbiljetten en -munten en komt ten goede aan de zakelijke cliënten uit het MKB. In het kader van het concentratietoezicht heeft de NMa ook in 2001 getoetst of aangemelde fusies en overnames tot concurrentiebeperkende economische machtsposities zouden leiden.

Begin 2001 kondigde de NMa een diepgaand onderzoek

aan naar de gevolgen van de voorgenomen fusie tussen de supermarktorganisaties Schuitema en Sperwer. Ahold, moedermaatschappij van Albert Heijn, is grootaandeel-houder van Schuitema. In de analyse zijn Ahold en Schuitema als één geheel gezien. Na een eerste onderzoek bleek dat er als gevolg van de fusie een machtspositie zou kunnen ontstaan. Na de bekendmaking dat de NMa een zogenaamd tweede-fase-onderzoek zou starten, hebben de ondernemingen afgezien van het aanvragen van een vergunning en was de fusie van de baan.

De NMa heeft diepgaand onderzoek gedaan naar de verkoop van een deel van de Nederlandse activiteiten van AGA Gas aan Air Products. Na het onderzoek bleek dat er geen concurrentiebeperkende machtspositie ontstond op het gebied van industriële gassen en werd een vergunning verleend voor de concentratie.

Nadat de plannen voor de samenvoeging van de activi-teiten van Center Parcs en Gran Dorado in overleg met de NMa waren aangepast door de afstoting van 33 vakantie-parken, heeft de NMa goedkeuring verleend zonder dat een diepgaand tweede-fase-onderzoek nodig was.

Op het terrein van de energiemarkten heeft DTe zich in 2001 intensief beziggehouden met de uitvoering van het Programma Gaswet, een samenhangend pakket van taken die de spelregels bepalen voor de gasmarkt. De Richt-lijnen voor gastransport en gasopslag zijn een belangrijk onderdeel van deze spelregels.

Discussies naar aanleiding van de stroomonderbrekingen in Californië en de privatisering van energiebedrijven hebben geleid tot een uitbreiding en verdieping van het aantal taken van DTe. In dat kader heeft DTe adviezen verstrekt aan de Minister van Economische Zaken en is door NMa/DTe het Market Surveillance Committee (MSC) opgericht. Het MSC analyseert de werking van de

geliberaliseerde elektriciteitsmarkt in Nederland en adviseert over verbetering van de marktwerking. Het jaar 2001 heeft ook aangetoond dat het vrij worden van de tweede groep energiegebruikers, het midden- en kleinbedrijf, niet rimpelloos is verlopen. Het belang van een tijdige voorbereiding van zowel energiebedrijven als afnemers op toetreding tot de vrije energiemarkt is essentieel gebleken.

(11)

11

1.2.2

Interventies op maat

NMa-werk is maatwerk. Elke beoordeling vindt plaats binnen de context van het individuele geval. Daarbij gaat het om bestaande regelgeving op het specifieke gebied, de marktstructuur, de ontwikkelingen op de markt en de marktpositie van de betreffende ondernemingen. De NMa, inclusief DTe, grijpt in waar nodig, via regulering en via toezicht op basis van de algemene mededingingsregels. Gezien de omvang van deze taak moet de NMa hierbij uiteraard keuzes maken op basis van een prioritering. De NMa heeft in 2001 maatwerk in interventies nagestreefd. Zij heeft gebruik gemaakt van haar

mogelijkheid verschillende interventie-instrumenten in te zetten. De wetgeving kent de NMa de mogelijkheid toe om onderzoek te doen, geschillen te beslechten en bij over-treding van de wettelijke regels in te grijpen (via het opleggen van sancties of lasten onder dwangsom). Daarnaast bestaan mogelijkheden om, anders dan via of vooruitlopend op de formele besluitvormingsprocedure, te bevorderen dat de regels worden nageleefd, bijvoorbeeld via zogenaamde oriëntaties (voorafgaand aan een formele klacht of ontheffingsaanvraag) en pre-notificatiegesprekken (voorafgaand aan een concentratiemelding). De NMa kan ook adviezen geven aan een Minister. Waar mogelijk werkt de NMa samen met andere toezichthouders zoals de OPTA, de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit, en het Commissariaat voor de Media. De NMa trad in april 2001 op tegen het zogenaamde ‘melkdubbeltje’. Supermarkten wilden de melkprijs gecoördineerd met een dubbeltje verhogen (na een verhoging van de inkoopprijs met datzelfde bedrag). De NMa had onderzoek gestart naar het melkdubbeltje mede naar aanleiding van externe signalen, waaronder een klacht van de Consumentenbond. De NMa berichtte Albert Heijn, Laurus, Schuitema, Dirk van den Broek en Nettorama dat zij een last onder dwangsom zou overwegen als zij het ‘melkdubbeltje’ zouden handhaven. Vervolgens lieten de supermarktketens weten dat zij de gezamenlijk ingevoerde prijsverhoging niet zouden doorzetten.

De interventie van de NMa had niet plaats omdat de Mededingingswet zich verzet tegen het doorberekenen in de eindprijs van een hogere inkoopprijs of omdat de NMa tegen enige vorm van steun is aan de door de MKZ-crisis getroffen boeren. De NMa verzette zich tegen deze actie omdat de wijze waarop dit gebeurt niet in strijd met de Mededingingswet mag zijn. Het is immers verboden dat concurrenten met elkaar afspraken maken over

prijsverhogingen om kostprijsverhogingen risicoloos af te wentelen op de consument.

Het optreden van de NMa inzake de Rotterdamse taxi’s

en de kapperstarieven (ANKO) leidde tot beëindiging van concurrentiebeperkende praktijken. In deze gevallen is rapport opgemaakt wegens een vermoeden van een overtreding van de Mededingingswet. Vervolgens is afgezien van het opleggen van een boete of een last onder dwangsom.

Ook de activiteiten op het terrein van het concentratie-toezicht monden niet altijd uit in formele besluiten. Zo kan bijvoorbeeld een pre-notificatiegesprek ertoe leiden dat partijen afzien van een concentratie, omdat verwacht wordt dat het verkrijgen van instemming van de NMa op problemen zal stuiten. Ook heeft de NMa een aantal keren vernomen dat bedrijven, na een eigen analyse van de kans op goedkeuring door de NMa, van hun

concentratieplannen zijn afgestapt.

Voor de NMa is in 2001 ook de zaak-Wegener actueel gebleven. De voorwaarden die de NMa in 2000 verbond aan de vergunning voor de overname van regionale dagbladen van VNU door Wegener, moeten alsnog worden uitgevoerd, aldus het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in hoger beroep. De NMa had dit hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank te Rotterdam, die de beperkingen en voorschriften eerder vernietigde. De uitvoering van een deel van deze ‘remedies’ stuit op problemen, aangezien Wegener de Arnhemse Courant, het blad dat Wegener moest afstoten, reeds heeft samengevoegd met De Gelderlander. De NMa ziet toe op de uitvoering van de gerechtelijke uitspraak door Wegener, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van dit geval. Ook de interventies van DTe zijn van uiteenlopende aard. De tariefbesluiten leveren een kostenbesparing op voor consumenten, al is deze besparing minder zichtbaar als gevolg van een verhoging in 2001 van de BTW en de regulerende energiebelasting. Daarnaast heeft DTe eind 2001 in een open brief aan marktpartijen én consumenten duidelijkheid gecreëerd over een aantal randvoorwaarden bij de tweede fase van de liberalisering van de

energiemarkten. DTe heeft gebruik gemaakt van haar handhavingsinstrumentarium door aan het eind van het jaar bindende aanwijzingen te geven aan een groot aantal gastransportbedrijven.

1.2.3

Richtlijnen en richtsnoeren

(12)

12

ook duidelijk hoe de NMa zal optreden wanneer onder-nemingen de Mededingingswet overtreden.

De Richtsnoeren samenwerking bedrijven hebben met name voor het midden- en kleinbedrijf meer duidelijkheid gegeven over wat wel en wat niet is toegestaan.

De Richtsnoeren boetetoemeting geven aan welke uitvoeringsregels de NMa hanteert bij het opleggen van een boete bij een geconstateerde overtreding van de Mededingingswet.

Samen met OPTA heeft de NMa Richtsnoeren

prijssqueeze gepubliceerd, die duidelijk maken waaraan de tarieven van KPN moeten voldoen om te voorkomen dat andere aanbieders niet met KPN kunnen concurreren (vanwege een te gering verschil tussen de consumenten-tarieven van KPN en de consumenten-tarieven die KPN aan deze concurrenten in rekening brengt voor het gebruik van haar netwerk (interconnectietarieven)).

DTe stelde na een uitgebreide consultatieronde en diverse technische onderzoeken de Richtlijnen Gastransport en Gasopslag vast voor het jaar 2002. De richtlijnen bepalen de uitgangspunten die de Nederlandse gastransport- en gasopslagbedrijven in acht moeten nemen voor hun tarieven en voorwaarden voor vrije afnemers in 2002. Vrije afnemers kunnen op basis van deze tarieven en voorwaarden met gasbedrijven onderhandelen over toegang tot transportnetten en opslaginstallaties. Bij het opstellen van de richtlijnen heeft DTe vooral gekeken hoe de handel op de gasmarkt kan worden gestimuleerd. Daarbij heeft DTe zich er onder meer van verzekerd dat de levering aan huishoudens door de richtlijnen is gewaarborgd. Ook op andere gebieden heeft DTe met nadruk consultatie en overleg met marktpartijen gezocht, onder meer na een aantal forse prijsfluctuaties op de spotmarkt voor elektriciteit, de APX.

1.2.4

Accent op communicatie

De NMa kan niet effectief zijn zonder communicatie met de buitenwereld. Communicatie is ook voor de NMa tweerichtingsverkeer: van binnen naar buiten en van buiten naar binnen.

Informatieverstrekking is essentieel. Bedrijven en burgers moeten weten wat mag en niet mag.

In 2001 is veel energie gestoken in het toelichten van besluiten en andere activiteiten van de NMa aan betrokken partijen en aan pers en publiek. Daartoe werden onder meer de eerder genoemde richtlijnen en richtsnoeren opgesteld die de wettelijke normen inkleuren. DTe heeft eind 2001 in een open brief aan

marktpartijen én consumenten duidelijkheid gecreëerd over een aantal randvoorwaarden bij de tweede fase van de liberalisering van de energiemarkten.

Bezoek koningin

Op 28 maart 2001 bracht koningin Beatrix een werkbezoek aan de NMa. In drie sessies liet de koningin zich informeren over de missie, de organisatie en het werk van NMa/DTe. Ook Minister Jorritsma was hierbij aanwezig. Medewerkers van de NMa gaven uitleg over de dagelijkse praktijk, waaronder de samenwerking met de Europese Commissie en andere mededingingsautoriteiten en regulators.

Het verkrijgen van informatie is evenzeer belangrijk. De NMa heeft voor haar oordeelsvorming de inbreng van partijen op de markt (bijvoorbeeld branche- en consumentenorganisaties) nodig. Daarnaast is het van belang dat de NMa signalen krijgt over vermeende concurrentiebeperkingen.

In 2001 heeft de NMa verdere maatregelen genomen naar aanleiding van het klanttevredenheidsonderzoek dat in 2000 werd uitgevoerd, zoals extra aandacht voor communicatie. In 2001 is door DTe een

relatie-tevredenheidsonderzoek verricht. Aan de verbeterpunten in het eindrapport van dit onderzoek heeft DTe inmiddels concrete acties verbonden. Zo zijn stappen gezet om de communicatie met de energiesector te verbeteren, onder meer door de uitgave van de nieuwsbrief ‘EnergieFocus’. De in oktober 2001 in het leven geroepen Informatielijn NMa/DTe illustreert het tweerichtingsverkeer in het communicatiebeleid van de NMa. Via de informatielijn, die per telefoon en e-mail is te bereiken, geven publieksvoorlichters informatie over de activiteiten van NMa/DTe. Tot deze informatie behoort uitleg over de wet-en regelgeving die de NMa uitvoert. Zonodig wordt de vragensteller doorverwezen. Via dezelfde informatielijn kunnen tipgevers melding maken van vermeende overtredingen van de wetgeving, bijvoorbeeld in de bouwsector.

In 2001 is ook een klachtenfunctionaris aangewezen bij wie klachten kunnen worden ingediend over de manier waarop de NMa haar werkzaamheden uitoefent. In eerste instantie probeert deze functionaris via overleg,

(13)

13

1.2.5

Aandacht voor niet-economische belangen

De NMa heeft ook in 2001 veel oog gehad voor het belang van concurrentie en consumenten, maar is daarmee niet blind gebleven voor niet-economische belangen. Niet zelden maken ondernemingen afspraken die ook niet-economische belangen raken, bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden van werknemers, cultuur, zorg, huisvesting of de wijze waarop afval wordt verwijderd.

Kaders

Het belang van concurrentie is een economisch belang: concurrentie leidt tot efficiënte, innovatie en kwalitatief goede productie en lagere prijzen. Afspraken en gedragingen die de concurrentie beperken of uitschakelen zijn daarom verboden. Het is de politiek die de kaders aangeeft voor marktwerking en daarmee het werkterrein van de NMa. Binnen deze kaders opereert de NMa, die gehouden is de Mededingingswet toe te passen. Het is de wetgever die kan vaststellen dat bepaalde sectoren van marktwerking worden uitgesloten. Het is ook de wetgever die bepaalt hoe het concurrentiebelang en andere belangen zich tot elkaar verhouden.

Geldende wetgeving is voor de NMa een gegeven; zo kan de NMa nimmer met toepassing van de Mededingingswet andere wetten (bijvoorbeeld de Wet milieubeheer) opzij zetten. De NMa is gehouden de Mededingingswet toe te passen, binnen de overige wettelijke kaders.

In de praktijk van de NMa is de lijn ten aanzien van niet-economische belangen in 2001 verder voortgezet. Zo heeft de NMa vastgesteld dat het kartelverbod op grond van Europese jurisprudentie niet van toepassing is op CAO-afspraken die werkgelegenheids- en

arbeidsvoorwaarden betreffen. In de zorg-sector is duidelijk gemaakt dat afspraken over de kwaliteit van de geleverde zorg toegestaan zijn, maar die over tarieven en marktverdeling niet. Ten aanzien van de bekostigde activiteiten van hogescholen heeft de NMa

geconcludeerd dat onder de huidige wet- en regelgeving onvoldoende vrijheden bestaan om deze als

economische activiteiten aan te merken. Op een fusie tussen een aantal hogescholen was het

concentratietoezicht niet van toepassing omdat de omzetdrempels (voor de economische activiteiten) niet werden overschreden. Ook DTe wordt geregeld

geconfronteerd met niet-economische belangen, zoals het milieubelang. Op initiatief van DTe is nader bezien

of, binnen de context van de wettelijke regels, voor kleinschalige WKK-installaties (warmte-kracht-installaties) een aparte voorziening getroffen kon worden.

1.2.6 Versterking Europese samenwerking

Europese mededingingsautoriteiten en regulators hebben de onderlinge samenwerking in 2001 versterkt. De energie-regulators waren reeds verenigd in de CEER (Council of European Energy Regulators), inmiddels is het samenwerkingsverband van mededingingsautoriteiten ECA (European Competition Authorities) opgericht. De NMa organiseerde in april 2001 de eerste ECA-bijeenkomst in Amsterdam. De Europese nationale autoriteiten beogen in informeel verband, samen met de Europese Commissie, de onderlinge samenwerking verder te versterken. In 2001 zijn onder meer richtlijnen

vastgesteld over de onderlinge verhouding van nationale clementieregelingen.

Ook de voorstellen van de Europese Commissie tot modernisering van het Europese mededingingsrecht (aanpassing van Verordening 17) brengen een versterking mee voor de samenwerking tussen nationale mededing-ingsautoriteiten. Volgens de voorstellen zal een netwerk van samenwerkende mededingingsautoriteiten ontstaan. De samenwerking tussen energie-toezichthouders heeft zich in 2001 verder voortgezet in het kader van de CEER. Inmiddels zijn voorstellen in discussie om de positie van de energie-regulators in Europees verband institutioneel verder te versterken.

1.2.7

Taakgerichte organisatie

De organisatie van de NMa moet erop gericht zijn te kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen om de wettelijke taken uit te voeren.

(14)

14

Verhuizing

In de tweede helft van 2001 heeft de NMa veel energie gestoken in de voorbereiding van de verhuizing naar de Muzentoren in het centrum van Den Haag, in januari 2002. De groei van de organisatie was echter zodanig dat een tweede verhuizing noodzakelijk bleek. De Juridische Dienst van de NMa vertrok reeds in 2001 naar de Zurich-toren, in de onmiddellijke nabijheid van de Muzentoren.

De samenwerking binnen de NMa is van essentieel belang voor een effectieve taakvervulling en voor de optimalisering van het zogenaamde kamermodel. Binnen de NMa bestond reeds DTe als kamer voor het toezicht op de elektriciteits- en gaswetgeving. Inmiddels bestaat ook een Vervoerkamer in oprichting.

Het kamermodel in de praktijk

• Een kamer vormt een organisatorische eenheid binnen de NMa die wettelijke sectorspecifieke taken uitoefent. In de praktijk zien we bij het kamermodel verschillende (synergie)voordelen: • Bundeling van missie, kortweg: bevordering van

concurrentie ten behoeve van consumenten en ondernemingsklimaat

• Bundeling van bevoegdheden met interventies op maat: keuze van instrumenten op basis van verschillende wetten

• Consistentie in interpretatie van wetten en begrippen, zodat geen forum-shopping tussen toezichthouders kan ontstaan

• Bundeling van expertise: binnen de wettelijke kaders kan over en weer gebruik worden gemaakt van beschikbare kennis, informatie en expertise.

• Bundeling van middelen: het kamermodel stelt de organisatie in staat één staf voor bedrijfsvoering te gebruiken en beperkt aldus overhead-kosten.

Om de effectiviteit van de beschikbare instrumenten van de Elektriciteitswet 1998 en de Mededingingswet te

optimaliseren, is het Market Surveillance Committee (MSC) opgericht. Dit adviescomité met internationaal

gerenommeerde deskundigen bewaakt voortdurend de ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt en het gedrag van marktpartijen op die markt. Het MSC rapporteert aan de directeur DTe en de directeur-generaal van de NMa over relevante ontwikkelingen en adviseert over de mogelijke inzet van zowel de instrumenten uit de Elektriciteitswet 1998 als de instrumenten uit de Mededingingswet.

Per 1 september 2001 is het project ter voorbereiding van de Vervoerkamer gestart. Deze kamer is inmiddels belast met sectorspecifiek toezicht in het kader van de Wet personenvervoer 2000. Nog in behandeling zijn

voorstellen om de Vervoerkamer ook taken te geven in het kader van de Luchtvaartwet1en de Spoorwegwet2.

1.3

Vooruitblik

1.3.1

Ontwikkeling activiteiten

Binnen de vastgestelde prioriteringscriteria van zaken legt de NMa een accent op de consument en de voordelen die de consument heeft bij het optreden van de NMa. Betere marktwerking zorgt voor een gevarieerd, kwalitatief goed aanbod tegen lagere prijzen voor de consument. Het belang voor de consument is een van de belangrijke prioriteringsfactoren van de NMa.

Vragen en klachten van consumenten kunnen aanleiding vormen voor handhavingsactiviteiten. De NMa versterkt de voorlichting aan de consument via het ‘consumentenloket’ met op de consument gerichte informatie. Dit Consumen-tenloket wordt in 2002 op de website van de NMa geplaatst (www.nma-org.nl).

Om de ‘pakkans’ van kartels te vergroten, is inmiddels binnen de NMa een clementiebureau ingesteld. De NMa publiceerde een consultatiedocument met ontwerp-richtsnoeren over clementie. De NMa geeft hiermee duidelijkheid over regels die zullen gelden voor het niet opleggen of verminderen van geldboetes wanneer ondernemingen de NMa informeren over kartels waaraan door hen wordt of is deelgenomen. Hiermee zet de NMa een belangrijke volgende stap in het snel en effectief opsporen van geheime en schadelijke kartels, die directe gevolgen hebben voor afnemers en consumenten. Uiteraard kan de NMa, juist in het belang van onderzoeken, geen inzicht geven in alle prioriteiten. Niettemin kan reeds melding worden gemaakt van een aantal prioriteiten in het jaar 2002, namelijk ten aanzien van benzine, bouw en banken.

De NMa zet in 2002 verdere stappen ten aanzien van de benzinemarkt. De NMa heeft eind 2001 het voornemen geuit het kartelverbod te willen toepassen op verticale afspraken tussen oliemaatschappijen en pomphouders.

(15)

15

Het voornemen houdt in dat de doorwerking van de

Europese groepsvrijstelling voor verticale overeen-komsten ongedaan wordt gemaakt om vervolgens de noodzakelijke maatregelen te kunnen nemen om de concurrentiesituatie op de benzinemarkt te verbeteren. De NMa heeft een speciale Taakgroep Bouw opgestart. De NMa onderzoekt de aan het licht gekomen ‘schaduwboekhouding’ en andere aanknopingspunten voor overtredingen van het kartelverbod in deze sector. De activiteiten zijn erop gericht de eerste resultaten zo snel mogelijk beschikbaar te laten komen. Daarnaast spant de NMa zich in voor preventieve maatregelen tegen overtreding van de mededingingsregels in de bouwsector. Ook de bankensector heeft de aandacht van de NMa. Het onderzoek naar de marktpositie en de gedragingen van Interpay, dat opgezet is door de belangrijkste banken in Nederland om het betalingsverkeer te faciliteren, is begin 2002 uitgebreid. Hiertoe is besloten op basis van vooronderzoek dat de NMa heeft verricht en signalen die de NMa uit de markt heeft ontvangen. De tarieven die Interpay berekent voor pinfaciliteiten zijn mede onderwerp van dit onderzoek.

Toezicht op naleving van de wettelijke regels voor energie-markten is, na een aantal jaren van vooral regulering van deze markten, een thema dat in 2002 extra aandacht krijgt. Dit betekent inzet van instrumenten als de bindende aanwijzing en de last onder dwangsom. Daarnaast is NMa/DTe op basis van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet bevoegd tot geschilbeslechting. Geschillenbeslechting kan in 2002 meer dan voorheen aan de orde zijn. Hierover zal in in 2002 nader worden gecommuniceerd.

De NMa heeft inmiddels onderzocht in hoeverre de beoordeling van fusies en overnames in de energiesector zal moeten veranderen als gevolg van gewijzigde markt-omstandigheden.

Bij concentratiecontrole is meer nadruk gelegd op pro-actieve werkzaamheden. Er wordt meer aandacht besteed aan controle op de naleving van de meldingsplicht. Verder is gestart met het in kaart brengen van de energiesector en wordt een raamwerk opgesteld voor remedies. De NMa heeft inmiddels de taken op grond van de Wet personenvervoer 2000 (hierna Wpv 2000) opgepakt. De Vervoerkamer in oprichting is hiermee belast. De Wpv 2000 voorziet in een ontvlechting bij gemeentelijke

vervoerbedrijven (GVB’s) van openbaar-vervoeractiviteiten en niet-openbaar-vervoeractiviteiten. Om kruissubsidies tegen te gaan bevat de Wpv 2000 voorschriften over de financiële verhouding tussen GVB’s en dochters/

deelnemingen. De GVB’s moeten hierover jaarlijks door een

onafhankelijk deskundige een verklaring laten opmaken. De Mededingingswet stelt sinds begin 2002 ook eisen aan de administratie van zogenaamde openbare

ondernemingen, ter uitvoering van de Europese ‘transparantierichtlijn’. Openbare ondernemingen zijn ondernemingen met een van overheidswege verleend bijzonder of uitsluitend recht of ondernemingen die zijn belast met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang en daarvoor enige vorm van overheidssteun ontvangen. Indien zij ook commerciële activiteiten ontplooien (die de handel tussen lidstaten op ongunstige wijze kunnen beïnvloeden) moeten zij voor deze activiteiten een gescheiden administratie voeren. Daarnaast moeten zij de gegevens van deze administratie gedurende vijf jaar bewaren. Indien de Europese

Commissie verzoekt om gegevens uit een administratie, dan is de betrokken onderneming verplicht die gegevens aan de directeur-generaal van de NMa te verstrekken. Deze geeft ze door aan de Commissie. De directeur-generaal is daarnaast belast met de handhaving van deze verplichtingen. Bij overtreding kan hij een boete opleggen van ten hoogste Euro 22.500 of een last onder dwangsom, strekkende tot ongedaanmaking van de overtreding of tot voorkoming van verdere of herhaalde overtreding. Ook in 2002 zal de NMa verder gebruik maken van de verschillende interventie- en andere mogelijkheden die haar ten dienste staan. Met een gevarieerde en

doeltreffende inzet van deze mogelijkheden wil de NMa op de meest effectieve en efficiënte wijze haar taak vervullen. Dit maatwerk betekent dat onderzoeken kunnen variëren, van licht tot zwaar, van kort tot lang. Deze benadering maakt het mogelijk de inzet af te stemmen op specifieke markten en marktomstandigheden. In 2002 zullen, naast besluiten, in toenemende mate ook andere activiteiten worden verricht voor het bevorderen van goede concurrentieverhoudingen, zoals informele zienswijzen, waarschuwingen, consultatiedocumenten, richtsnoeren en rapportages.

1.3.2

Consultatie en verantwoording

De NMa wil een open relatie onderhouden met de buitenwereld, waaronder consumenten, bedrijfsleven en politiek. De NMa zal deze relatie langs twee wegen verder versterken: consultatie en verantwoording.

(16)

16

Mededingingswet in de zorg. De NMa houdt ook een consultatie over ‘remedies’ bij concentraties, maatregelen die bedrijven zelf nemen om een fusie of overname in overeenstemming te brengen met de Mededingingswet. De NMa bereidt ook een meer algemene consultatie-methode voor over haar prioriteitenstelling. De NMa wil haar omgeving raadplegen over wenselijke activiteiten, uiteraard zonder haar wettelijke taken, onafhankelijkheid en onderzoeksbelang uit het oog te verliezen.

Ook de politiek geeft uiteraard belangrijke signalen over de gewenste richting van de NMa-werkzaamheden. Zo heeft de Tweede Kamer de NMa opgeroepen actiever toezicht uit te oefenen.3

Via de Informatielijn NMa/DTe kunnen burgers en bedrijven signalen afgeven over vermeende overtredingen van de wetgeving. Inmiddels is ook een MKB-loket (te vinden op de website van de NMa) in het leven geroepen, waar MKB-bedrijven melding kunnen maken van

concurrentiebeperkend gedrag van andere (grote) bedrijven. Een MKB-coördinator is aangesteld om voor MKB-bedrijven laagdrempelige toegang tot de NMa te verschaffen. De NMa wil verantwoording afleggen over haar keuzes en activiteiten, ook buiten het jaarverslag om. Het afleggen van publieke verantwoording past ook goed bij de zelfstandige status die de NMa nu de facto heeft en naar verwachting in 2002 ook formeel zal hebben.

Verantwoording afleggen houdt ook in aangeven hoe met signalen van de buitenwereld, bijvoorbeeld in een consultatieproces, wordt omgegaan. De NMa beoogt, binnen de daartoe gestelde grenzen (bijvoorbeeld van vertrouwelijkheid), zo transparant mogelijk te zijn over het proces en de inhoud van haar activiteiten. Dit betekent dat zij inzicht geeft in planning en in wat wel en niet van haar mag worden verwacht, onder meer via de website van de NMa.

Over besluiten en andere activiteiten voert de NMa een actief communicatiebeleid, bijvoorbeeld via pers-berichten. In 2002 wordt een extern communicatieblad van de NMa geïntroduceerd (‘NMarkant’). Hiermee wil de NMa haar omgeving op de hoogte houden van de ontwikkelingen op het gebied van besluitvorming, consultatie en onderzoek. Inmiddels is de nieuwsbrief EnergieFocus geïntroduceerd om de energiesector goed te informeren over de activiteiten van NMa/DTe. De websites van NMa/DTe worden verder geoptimali-seerd om de voorlichting en communicatie te verbeteren. De NMa richt in 2002 een consumentenloket in, met gerichte informatie voor consumenten.

De NMa werkt verder aan een instrument om ook op het gebied van effectmeting verantwoording te kunnen

afleggen. De NMa wil, met het oog op het efficiënt inrichten van haar interne werkprocessen, maar ook met het oog op externe verantwoording, gaan werken met de methode ‘Balanced Score Card’. Deze methodiek identificeert een aantal kritische succesfactoren vanuit een viertal perspectieven, te weten de ‘opdrachtgever’ (politiek en samenleving), de ‘eigenaar’ (Rijksoverheid), de ‘interne organisatie’ (personeel) en de ‘klanten’ (die belang hebben bij besluiten). De NMa heeft de ambitie om in haar komende jaarverslagen over de ‘Balanced Score Card’ te rapporteren.

1.3.3

Ontwikkeling organisatie

De NMa zal zich als organisatie verder ontwikkelen. Waar mogelijk zullen de werkprocessen binnen de NMa verder worden versneld. Voor de afhandeling van klachten en andere signalen, die ook via de informatielijn binnen kunnen komen, worden standaard-reactietermijnen vastgesteld (binnen de marges van de reeds geldende wettelijke termijnen).

De NMa bereidt zich verder voor op te verwachten nieuwe taken, bijvoorbeeld op het toezicht door de Vervoerkamer op de spoorwegen en de luchthaven Schiphol. Het kabinet heeft aangegeven het sectorspecifiek toezicht op de telecommunicatie- en postmarkt in 2005 als kamer bij de zbo NMa onder te willen brengen. Het kabinet gaat er hierbij vanuit dat de zbo NMa de toepassing van de Mededingingswet naar behoren uitvoert en dat het kamermodel goed

functioneert. Tot 2005 ziet het kabinet graag een

versterkte samenwerkingsrelatie tussen de NMa en OPTA, de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit. (Kamerstukken II 2000/2001, 21 693, nr. 56).

De NMa bereidt zich ook voor op de status van

zelfstandig bestuursorgaan. Inmiddels is het wetsvoorstel ter verdere verzelfstandiging van de NMa aangenomen door de Tweede Kamer en in behandeling bij de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel houdt in dat de Minister van Economische Zaken geen aanwijzingen meer kan geven in individuele gevallen. Een andere belangrijke wijziging is dat niet langer een directeur-generaal aan het hoofd staat van de NMa, maar een raad van bestuur met een voorzitter en twee leden.

(17)

17

1.3.4

Evaluatie Mededingingswet,

Elektriciteitswet 1998 en Gaswet

In 2002 worden zowel de Mededingingswet als de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet geëvalueerd. De evalutie-onderzoeken van de Minister van Economische Zaken hebben zowel betrekking op de economische, de juridische als de doelmatigheids-aspecten van de wet. Het is te verwachten dat, als gevolg van de resulterende aanbevelingen,

(18)
(19)

19

handhavingactiviteiten geleid tot een

versterking van de concurrentie op Nederlandse markten? Is de van de nieuwe wet en toezichthouders ver-wachte welvaartswinst voor burgers en bedrijven ook opgetreden? Deze vragen spelen in de maatschap-pelijke discussie over het versterken en waar nodig introduceren van marktwer-king een belangrijke rol. Blind vertrou-wen in marktwerking is niet verstandig. De kernvraag kan niet zijn of markten ongeclausuleerd aan zichzelf kunnen en moeten worden overgelaten; goed vormgegeven en effectief uitgevoerd toezicht blijkt steeds weer nodig. De vraag die in dit intermezzo centraal staat, is of er indicaties zijn dat posi-tieve effecten voor de Nederlandse eco-nomie zijn opgetreden.

Om de 2e vraag te kunnen beantwoor-den, is het belangrijk een kader te schet-sen waarbinnen de effecten van de in 1998 doorgevoerde veranderingen in beeld kunnen worden gebracht. Hierbij is van belang dat de Mededingingswet en haar toepassing conceptueel op drie niveaus aangrijpen waar effecten kun-nen worden vastgesteld:

– spontane naleving (burgers en bedrijven begrijpen de wet en handelen daar ook naar); – civielrechtelijk afgedwongen

naleving (burgers en bedrijven starten naar aanleiding van vermeende strijdigheid van de Mededingingswet een civiele procedure);

– bestuursrechtelijk afgedwongen naleving (de opsporings- en handhavingsactiviteiten van de mededingingsautoriteit).

Met name de spontane naleving is belangrijk voor de invloed van het mededingingsregime. Door spontane

naleving wordt effectieve concurrentie op de meest kostenefficiënte wijze bereikt. Ook de civielrechtelijk afge-dwongen naleving is een potentieel belangrijke determinant van de in-vloed van het mededingingsregime. Hoewel in 2001 sprake is van een lichte stijging van het aantal civiele mededingingsrechtelijke procedures, is het aantal nog gering (Figuur 1). Voor het bestuursrechtelijk afdwingen

van naleving zijn maatschappelijke investeringen nodig (opsporing en handhaving). De economische baten bestaan niet zozeer uit speciale pre-ventie (het beëindigen van een mede-dingingsinbreuk in een bepaalde zaak, mogelijk met sanctionering), maar met name uit het versterken van de generale preventie: het voorkomen van een toekomstige wetsovertreding. De spontane naleving is daarmee een

0 1998 1999 2000 2001 10 20 30 Rechtbanken Rechtbank Rotterdam

Uitspraken civiele rechter: Uitspraken bestuursrechter:

Gerechtshoven CBb

Hoge Raad Figuur 1 Ontwikkeling in het aantal juridische procedures mededingingsrecht in Nederland

4 '89 '90 '91 '92 '93 '94 '95'96 '97 '98 '99 '00 5 6 7 8 Finland Nederland Verenigd Koninkrijk Duitsland

(20)

20

afgeleide van de bestuursrechtelijk afgedwongen naleving. Die heeft dan ook een veel breder werkingsgebied dan de specifieke overtredingen waar-tegen wordt opgetreden.1 Om dit bre-dere werkingsgebied in kaart te bren-gen, is het nuttig eerst na te gaan hoe het mededingingsregime wordt geper-cipieerd. Immers, hoe effectiever het publiek het mededingingsregime vindt, des te sterker zal de spontane naleving zijn. Figuur 2 geeft de score van Nederland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Finland weer van de enquête die voor het World

competitive-ness yearbook jaarlijks wordt gehouden

onder enkele duizenden topmanagers van internationaal opererende bedrij-ven in vijftig landen. Deze managers geven een rapportcijfer voor de mate waarin het mededingingsbeleid vol-gens hen de concurrentie op hun markt bevordert.

Opvallend in deze figuur is de sterk stijgende waardering voor het Finse mededingingsbeleid (de laatste twee jaar zelfs het hoogst gewaardeerd). Daarnaast valt de samenhang tussen de Nederlandse en Duitse scores op. De betekenisvolle verbetering voor Nederland kan worden getraceerd tot de aanloop naar en introductie van het nieuwe Nederlandse mededingingsre-gime. De figuur is overigens ook een aansporing, omdat tevens blijkt dat er nog steeds ruimte is voor verbetering. Tentatieve berekeningen op basis van onderzoek van de Wereldbank indice-ren dat een sterk mededingingsbeleid zich op termijn kan vertalen in een versterking van de structurele groei met 0,2 tot 0,4 procentpunt.2 Deze inschatting is vergelijkbaar met de bevindingen van een recent onderzoek van het EIM naar de macro-economi-sche invloed van verbeterde marktwer-king in de periode 1987-1999.3 Het EIM heeft tevens de gevolgen van een verdere versterking van de concurren-tie op Nederlandse markten voor de periode 2001-2005 geprognosticeerd.

De productie in de industrie kan vol-gens het EIM in 2005 ruwweg drie pro-cent hoger uitpakken dan het geval zou zijn geweest indien de concurren-tie op de Nederlandse markten op het niveau van 1988 was blijven steken (voor de afnemers resulteert dit in een ruwweg drie tot vier procent lager prijspeil). Deze effecten zijn qua orde van grootte vergelijkbaar met de voor-spellingen die in het midden van de jaren negentig in studies voor de Nederlandse economie zijn gegeven.4 De positieve macro-economische effec-ten die zijn geassocieerd met de

verbe-Ter illustratie is in figuur 3 openbare informatie samengevat die betrekking heeft op een honderdtal productgroe-pen die zijn onderzocht in het kader van de Scorekaart risico’s op marktfalen.5 Dit onderzoek is gedaan in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. De figuur confronteert het risi-coprofiel (dat is genormaliseerd op de onderzochte referentiegroep van 105 consumentenproducten en -diensten) met de geschatte omzet op distributie-niveau in 1999. Voor de producten en diensten binnen de eerste tien procent van de grafiek geldt dat de risicofactor van marktfalen tot de grootste tien procent behoort. De betrokken omzet voor deze sectoren bedroeg naar schatting EUR 34 miljard. Door de ruim dertig sectoren met een duidelijk bovengemiddeld risico op marktfalen werd naar schatting EUR 90 miljard aan omzet behaald.6 Ook uit andere openbare bronnen blijkt dat het moni-toren van marktontwikkelingen nodig blijft. Zo bleek één op de tien branche-organisaties in 2000 nog steeds prijs-adviezen aan haar leden te geven.7Een recente studie van de Europese Centrale Bank concludeert dat de Nederlandse rentevoeten voor consu-mentenkrediet (respectievelijk hypo-theken) door de hoge mate van

markt-concentratie 100 basispunten

(respectievelijk 240) hoger uitpakken dan zou mogen worden verwacht in een minder geconcentreerde markt.8 Het zichtbaar maken van de meer con-crete invloed van de opsporings- en handhavingsactiviteiten van markttoe-zichthouders is ook voor de internatio-nale wetenschap nog steeds een uitda-ging. De NMa heeft in 2001 een vergelijkend onderzoek uitgevoerd naar de empirische methoden die in interna-tionaal wetenschappelijk onderzoek zijn gebruikt om de mogelijke effecten te meten van veranderingen in mededin-gingswetgeving respectievelijk van ingrijpen door mededingingsautoritei-ten. Dit onderzoek heeft een aantal

10 1e 2e 3e 4e 20 30 40 50 60 70 80 Risicoprofiel (decielen)

Gecumuleerde omzet, miljard euro

Figuur 3 Omzet en risicoprofiel 1999

(21)

21

een aantal landen (o.a. Australië, België,

Ierland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten) en met een groot aantal productgroepen zijn in kaart gebracht. Dit vormt een nuttige metho-dologische basis voor het verder ont-wikkelen van een geschikt meetinstru-mentarium. De beschikbare studies indiceren dat in het algemeen geruime tijd verloopt tussen het inzetten van een instrument en het moment waarop de invloed op het marktgedrag en de marktstructuur kan worden vastge-steld.9Een periode van minimaal twee jaar is daarbij eerder regel dan uitzon-dering. De wetenschappelijke literatuur geeft bovendien aanleiding op pragma-tische en theorepragma-tische gronden te ver-wachten dat geen bruikbare samenge-stelde indicator kan worden ontwikkeld waarmee snel voor iedere markt, iedere overtreding of iedere ingreep ondubbel-zinnig kan worden vastgesteld of, en in welke mate, de marktwerking is verbe-terd of verslechverbe-terd.

Daarom is besloten een prospectief

lueerd of deze verwachte effecten zich in bepaalde markten, sectoren of gevallen ook hebben voorgedaan. Het instrument dient daarmee twee doelen. In de eerste plaats kan terug-koppeling worden gegeven over de economische gevolgen van de Mede-dingingswet en haar toepassing en kunnen de baten en kosten van NMa-optreden worden geëxpliciteerd. Ten tweede kan het instrument behulp-zaam zijn bij de prioriteitstelling in het opsporings- en handhavingsbeleid. In de kern geeft het instrument, dat reeds in een aantal gevallen is toege-past, een prospectieve kwantitatieve indicatie van de directe en indirecte maatschappelijke kosten van moge-lijke overtredingen van de Mededing-ingswet. Deze informatie vormt samen met onder meer juridische en op-sporingstechnische factoren en infor-matie van andere mededingingsauto-riteiten de basis voor de beslissing een opsporingstraject te starten.

ingang van het volgende jaarverslag op regelmatige basis kunnen worden gerapporteerd zonder lopend opspo-ringsonderzoek in gevaar te brengen. Tevens wordt het beter mogelijk om op basis van een kosten/baten-afwe-ging te besluiten op welke terreinen de beschikbare menskracht leidt tot de grootste maatschappelijke bijdrage. Voor de prioriteitstelling in de handha-ving is het van belang dat een goed en actueel inzicht bestaat in sectoren met een verhoogd risico op mededingingbe-perkende activiteiten. Een te reactieve benadering brengt het risico met zich dat sectoren waarover geen tips of klachten binnenkomen ‘vergeten’ kun-nen worden. Ook in dit kader is het regelmatig en consequent monitoren van markten aan de hand van een aantal structuurkenmerken een essentieel onderdeel van doelmatige handhaving.

diverse aspecten van marktwerking beoordeeld, waaronder de concentratiegraad, het belang van toetredingsdrempels, de mate van samenwerking, ontwikkelingen in de bedrijfsdemografie en klachten van consumenten.

6 Voor 4 van de 10 productgroepen met het hoogste risico zijn overigens inmiddels (middel-zware onderzoeksprojecten afgerond of geïnitieerd). 7 P.M.M.M. Beusmans, november 2000,

Mededingingswet versus brancheorganisaties: een spannende relatie!, ESI-VU, Amsterdam. 8 Corvoisier, S. en R. Gropp (2001),

Bank Concentration and Retail Interest Rates, ECB Working Paper no 72.

9 Zie bij voorbeeld Clarke, R., e.a. 1998, Monopoly Policy in the UK: Assessing the evidence, Edward Elgar.

1 Ook in het concentratietoezicht is spontane, ex ante naleving van de regelgeving belangrijk. Bij de keuze van fusiepartners kan worden geanticipeerd op mogelijke bezwaren van de mededingingsautoriteiten.

2 Dutz, M.A. en A. Hayri (2000), Does More Intense Competition Lead to Higher Growth? Wereldbank

3 Nieuwenhuijsen, H.R. en J. Nijkamp (2001), Competition and economic performance, EIM, Zoetermeer

4 OECD, 1997, Report on Regulatory Reform Vol. II Thematic Studies, Paris: OECD. 5 J.P.J. de Jong en R.J.M. Vogels, Scorekaart risico’s

(22)

2

Algemeen

mededingings-toezicht

(23)

23

2.1

Inleiding

De pijlers van de Mededingingswet zijn het verbod op misbruik van een economische machtspositie, het kartelverbod en de controle op het samengaan van ondernemingen, in het mededingingsrecht concentraties genoemd. Bij de beoordeling van de gevolgen van gedragingen van ondernemingen zijn verschillende belangen betrokken. Overtreding van de regels van de wet kan de NMa sanctioneren met boetes en lasten onder dwangsom. Tegen de besluiten van de NMa staat bezwaar en (hoger) beroep open.

In dit hoofdstuk wordt op deze verschillende aspecten van de praktijk van de NMa ingegaan. In 2001 is veel aandacht uitgegaan naar onderzoek, zowel naar misbruik van economische machtsposities als naar verboden mededingingsbeperkende afspraken. Verschillende aspecten van de concentratiecontrole en het toezicht op markten zijn verder uitgekristalliseerd.

De NMa heeft in het verslagjaar een groot aantal zaken afgehandeld waarbij het formeel toepassen van de instrumenten van de wet niet altijd nodig was en kon worden volstaan met een, naar verhouding, lichte interventie. Zo waren er klachten van kleinere bedrijven uit verschillende sectoren die zich erover beklaagden dat zij van hun leveranciers niet meer geleverd kregen, omdat zij zich niet aan de door de leverancier vastgestelde adviesverkoopprijs hielden. Na interventie van de NMa kon op korte termijn de levering worden hervat en werd de adviesverkoopprijs, die in de praktijk werd gehanteerd als een voorgeschreven prijs, beëindigd. Na deze interventies trokken de klagers hun klachten in. Ook het restant overgangsontheffingsverzoeken kon in het jaar 2001 zo goed als volledig en voor een groot deel op informele wijze worden afgerond.

2.2

Economische machtsposities

De NMa heeft in 2001 nadere invulling gegeven aan het begrip misbruik van een economische machtspositie. In de onderzoeksrapportage over de tarieven van Schiphol is geconcludeerd dat ook het niet hanteren van een

transparante boekhouding door een onderneming met een economische machtspositie misbruik kan zijn. In de samen met OPTA gepubliceerde Richtsnoeren

Prijssqueeze is nader ingegaan op de vraag wanneer sprake is van misbruik als gevolg van onredelijke prijzen door ondernemingen met een (quasi-)monopoliepositie. Ook is in het advies met betrekking tot het wetsvoorstel

‘Toegang tot de kabel’ gepleit voor een consistente mededingingsrechtelijke beoordeling van machtsposities. In het kader van de concentratiecontrole is in 2001 de beoordeling van collectieve machtsposities aan de orde geweest. Voorts is meer duidelijkheid gecreëerd over verschillende aspecten die de schijnbaar sterke positie van ondernemingen relativeren.

Economische machtspositie en misbruik

Artikel 1, onder i.

Economische machtspositie: positie van een of meer ondernemingen die hen in staat stelt de instandhouding van een daadwerkelijke

mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan te verhinderen door hun de mogelijkheid te geven zich in belangrijke mate onafhankelijk van hun concurrenten, hun leveranciers, hun afnemers of de eindgebruikers te gedragen.

Artikel 24

1. Het is ondernemingen verboden misbruik te maken van een economische machtspositie. Zo oordeelde de d-g NMa in zaak 1/Telegraaf versus NOS/HMG dat de NOS en de HMG misbruik maakten van hun economische machtspositie door te weigeren programma-gegevens te leveren.

2.2.1

Rapportage tarieven Schiphol

Op basis van een onderzoek dat de NMa uitvoerde in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat naar de tarieven van Schiphol, is de NMa tot de conclusie gekomen dat als Schiphol volledig onder de

Mededingingswet zou vallen, de luchthaven misbruik zou maken van een economische machtspositie. Uit het onderzoek is gebleken dat de boekhoudings- en

kostenallocatiesystematiek van Schiphol niet transparant genoeg is om te kunnen vaststellen of de

(24)

24

Schiphol te toetsen aan de principes van het algemene mededingingsrecht. Momenteel is het goedkeuringsregime, van de Luchtvaartwet op Schiphol nog van toepassing. Na privatisering moet de NMa met nieuwe regels de

luchthaventarieven toetsen aan de Mededingingswet. De NMa heeft bij het onderzoek gekeken naar de basis-diensten (starten, landen, vliegtuigparkeren en afhande-ling) die Schiphol de luchtvaartmaatschappijen aanbiedt. Uitgangspunt voor de conclusie van de NMa is dat kruissubsidiëring door een onderneming met een machtspositie misbruik van deze positie kan opleveren. Om deze reden dient de boekhouding op dit punt voldoende inzicht te geven. Op grond daarvan kan er reeds sprake zijn van misbruik van een economische machtspositie als de boekhouding van een onderneming met een machtspositie niet aan deze eis voldoet.

2.2.2 Advies met betrekking tot het wetsvoorstel

Toegang tot de kabel

Het ministerie van Verkeer en Waterstaat wil de regeling voor toegang tot de kabel verbeteren.

Kabelmaatschappijen kunnen als netwerkaanbieder op bepaalde markten een economische machtspositie hebben. Begin februari 2001 heeft het ministerie de NMa gevraagd advies uit te brengen over de in het concept-wetsvoorstel neergelegde voorstellen.

Zeker voor dynamische en innovatieve markten, zoals de markten voor internettoegang, geldt dat het concurrentie-toezicht ervoor moet zorgen dat er voldoende prikkels voor ondernemers zijn om te investeren in nieuwe technologieën en innovatieve producten. Het doel is dat de markten beter functioneren. De NMa heeft dan ook aangegeven voorstander te zijn van de door het ministerie Verkeer en Waterstaat gekozen benadering. Daarin is enerzijds aansluiting gezocht bij het algemene mededingingsrecht, maar is anderzijds een flexibel systeem van ex ante-verplichtingen daaraan toegevoegd. Deze combinatie creëert de mogelijkheid tot het afdwingen van toegang zonder dat dit automatisch resulteert in een verplichting voor beheerders van kabelnetwerken om toegang te verlenen aan Internet Service Providers (ISP’s).

Als wordt aangesloten bij het begrippenkader van het algemene mededingingsrecht, acht de NMa het van groot belang dat deze begrippen op consistente wijze worden toegepast. Er mag geen verschil bestaan tussen de manier waarop deze begrippen bij de uitvoering van een

sector-specifieke wet worden toegepast en de wijze waarop dat gebeurt bij uitvoering van de Mededingingswet.

Volgens het voorgelegde concept-wetsvoorstel zou OPTA de bevoegdheid krijgen de algemene mededingingsrechte-lijke begrippen in te vullen. Dit kan tot gevolg hebben dat OPTA na analyse bepaalt dat een onderneming een machtspositie heeft terwijl dit volgens de NMa niet het geval is, of andersom. Voor marktpartijen neemt de voorspelbaarheid en duidelijkheid van het toezicht daardoor af, ook op administratief- en civielrechtelijk gebied. De NMa staat daarom een handhavingsmodel voor waarbij de NMa het voortouw heeft bij het

afbakenen en analyseren van de relevante markten en het vaststellen van de machtsposities.

2.2.3

Collectieve economische machtspositie

Bij concentratiecontrole is in het verleden met name gekeken naar de kans op het ontstaan van een machts-positie van één onderneming. Fusies en overnames kunnen echter ook leiden tot collectieve economische machtsposities van een aantal ondernemingen. In het jaar 2001 is een verdiepingsslag gemaakt met betrekking tot de beoordeling van dergelijke collectieve economische machtsposities.

Ondernemingen die actief zijn op een markt die wordt gekenmerkt door een beperkt aantal spelers zullen rekening houden met de reacties van andere onder-nemingen op hun eigen marktgedrag. Dit kan tot gevolg hebben dat de ondernemingen hun marktgedrag stilzwijgend, dus zonder overleg, afstemmen. Wanneer een fusie of overname leidt tot het ontstaan of de versterking van een dergelijke stilzwijgende afstemming, wordt dit veelal aangeduid met het begrip collectieve economische machtspositie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mocht u niettemin bij de keuze willen blijven om de switchprocedure niet één op één over te nemen, dan zijn de in de bijlage genoemde aanpassingen mijns inziens minimaal nodig om

Het volledig doorknippen van de juridische èn eigendomsverbanden tussen netbeheerder en concern tot op het niveau van aandeelhouders, zoals ik de door u genoemde volledige splitsing

De hoogte van de stijging van de administratieve lasten kan niet worden ingeschat en zal mede afhankelijk zijn van het aantal organisaties dat zich als representatieve

Op basis van de door u verstrekte gegevens ben ik van oordeel dat het niet nodig is een nieuwe leveringsvergunning ex artikel 22 van de Gaswet te verstrekken omdat in het

De netbeheerders hebben eind 2002 voor de eerste maal op basis van deze voorschriften hun kwaliteitsrapportages ingediend, te weten over het jaar

voorschriften verbinden aan de instemming, indien niet is voldaan aan de artikelen 3, 3a, 3b of 3c van de Gaswet of indien de aangewezen netbeheerder in onvoldoende mate in staat zal

Bij het opstellen van het leveranciersmodel is als uitgangspunt bepaald dat de voor- en nadelen voor de netbeheerder en de leverancier in evenwicht zijn en er geen nadere

Mocht u naar aanleiding van deze brief vragen hebben dan kunt u contact opnemen met Martijn van Gemert van DTe, telefoonnummer: 070-330 1398 of Kevin James van Ofgem,