• No results found

53

3.1 Inleiding

De NMa houdt toezicht op de naleving van de

Mededingingswet maar heeft ook sectorspecifieke taken: toezicht op liberaliserende markten en markten met permanente natuurlijke monopolies. Voor de taken op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet is de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) als kamer bij de NMa ondergebracht. Voor de taken op het gebied van vervoer is de Vervoerkamer in oprichting.

3.2 Dienst uitvoering en toezicht Energie en

zijn omgeving

3.2.1 Taken

DTe voert de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet uit, die beide voortvloeien uit EG-richtlijnen1. Deze wetten hebben een basis gelegd voor de liberalisering van de Nederlandse elektriciteits- en gassector. De verhoudingen tussen de spelers op deze energiemarkten zijn ingrijpend veranderd. Dit geldt ook voor de rol van de overheid. Zij vervult niet langer een centrale functie bij de planning van de productie en het aanbod van energie, maar zij moet in deze sectoren voorwaarden scheppen voor een vrije markt, het zorgen voor vrije toegang tot de elektriciteits-en gasnettelektriciteits-en onder niet-discriminerelektriciteits-ende condities. DTe voert de volgende werkzaamheden uit:

– het nemen van tariefbesluiten over elektriciteit en gas; – het verlenen van vergunningen voor de levering van

elektriciteit en gas aan beschermde afnemers; – het geven van bindende aanwijzingen en het opleggen

van lasten onder dwangsom;

– het geven van adviezen aan de Minister van Economische Zaken;

– het leveren van inbreng in internationale

overlegstructuren van Europese toezichthouders voor de energiesector;

– het geven van voorlichting.

DTe ziet het werk in Europees verband als één van haar speerpunten. Om het belang van de Europese dimensie te onderstrepen is daaraan in een apart hoofdstuk 3.3 aandacht besteed. De uitvoering van het programma Gaswet, de besluiten op bezwaar tegen de efficiency-kortingen elektriciteit en de liberalisering van de groep middelgrote energiegebruikers per 1 januari 2002 hebben in 2001 in belangrijke mate de agenda van DTe bepaald. Het programma Gaswet was zowel voor DTe als de betrokken marktpartijen een grote operatie. Daarnaast heeft DTe een groot aantal tariefbesluiten voor elektriciteit

en gas genomen. De uitgebreide discussie in de Tweede Kamer over de privatisering van energiebedrijven heeft geleid tot een uitbreiding van de taken van DTe: – het actief monitoren van marktontwikkelingen,

waaronder het signaleren van inbreuken op de regels uit hoofde van de Mededingingswet en de

Elektriciteitswet 1998 en het handhaven van deze regels;

– toezicht op naleving (onafhankelijkheid van netbeheerders, audits, adviezen in het kader privatiseringsverzoeken);

– toezicht op TenneT (overname deel elektriciteitsbeurs, toepassing systeem van groencertificaten);

– het geven van toelichting op de uitvoering van de energiewetten en het ondersteunen van meer bedrijfs- en publieksgerichte informatie over tarieven, voorwaarden, achtergronden en interpretatievraagstukken.

Door deze uitbreiding aan taken is uitbreiding van het aantal medewerkers noodzakelijk gebleken opdat deze taken ook daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. De Tweede Kamer heeft er op aangedrongen om “DTe kwalitatief en kwantitatief op korte termijn substantieel te versterken”2. Dit is vertaald in formatievoorstellen die voor goedkeuring zijn voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken. Vooruitlopend hierop kreeg DTe toestemming om te starten met de werving van nieuwe medewerkers.

3.2.2 Relatie-tevredenheidsonderzoek

In het voorjaar van 2001 heeft DTe een

relatie-tevredenheidsonderzoek laten uitvoeren aan de hand van dertig diepte-interviews. Reden hiervoor was dat

marktpartijen kritiek hadden geuit over de wijze waarop DTe zich als toezichthouder manifesteerde. DTe heeft aan de resultaten van het onderzoek conclusies verbonden en concrete verbeterpunten geformuleerd. Het integrale eindrapport en de reactie van DTe hierop zijn aan alle geïnterviewden toegestuurd en op de website van DTe geplaatst. Een deel van de opmerkingen houdt verband met de rol van DTe als toezichthouder en heeft te maken met de ‘natuurlijke’ spanning tussen een toezichthouder en de onder toezicht gestelden. DTe herkent en erkent echter een deel van de in het rapport geschetste kritiek.

1 Richtlijnen 96/92/EG en 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 resepctievelijk 22 juni 1998 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit respectievelijk gas.

54

De drie belangrijkste kritiekpunten hebben betrekking op communicatie en voorlichting, het benutten van kennis en ervaring uit de sector en de capaciteit van DTe. Om de communicatie en voorlichting en daarmee de gewenste transparantie te verbeteren heeft DTe een periodieke nieuwsbrief ontwikkeld: EnergieFocus. Deze nieuwsbrief gaat niet alleen in op ontwikkelingen op DTe-gebied, maar geeft ook informatie over de visie en filosofie van DTe. Daarnaast geeft de nieuwsbrief meer concrete informatie over genomen besluiten, de stand van zaken in lopende procedures en wat de markt aan DTe-producten (besluiten of informatieverzoeken) kan verwachten.

DTe werkt met contactgroepen. In deze contactgroepen zijn, afhankelijk van het onderwerp, deskundigen van netbeheerders, vergunninghouders en marktpartijen vertegenwoordigd. Op deze wijze maakt DTe gebruik van de deskundigheid in de sector. Overleg met de markt-partijen beperkt zich niet uitsluitend tot deze contact-groepen. DTe voert ook wettelijk vooroverleg met partijen in het kader van openbare voorbereidingsprocedures. Ook dan wordt intensief van gedachten gewisseld en worden meningen gevormd. Omdat het niet altijd duidelijk blijkt te zijn wat de status is van het geformaliseerd overleg en wie DTe daarvoor wel of niet moet uitnodigen, heeft de Minister van Economische Zaken inmiddels laten weten dat zij beleidsregels voorbereidt die de gewenste duidelijkheid zullen geven. DTe wil werken aan een overlegsituatie waarin marktpartijen en DTe op basis van wederzijds respect argumenten kunnen uitwisselen.

3.2.3 Relatie met de Minister van

Economische Zaken

Tussen DTe en de Minister bestaat een goede relatie. Deze relatie is aan ontwikkeling onderhevig. Dat blijkt wel uit het feit dat de Minister per 1 januari 2001 vrijwel al haar uitvoerende taken uit de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet heeft gemandateerd aan NMa/DTe.

Uitzonderingen hierop zijn ondermeer het instemmen met de aanwijzing van een netbeheerder, het verlenen van een ontheffing van de plicht om een netbeheerder aan te wijzen (art. 15 van de Elektriciteitswet 1998) en besluiten over privatiseringsverzoeken. Deze bevoegdheden blijven voorbehouden aan de Minister. De Minister beslist in deze gevallen op basis van advies van DTe.

Wanneer de Eerste Kamer in 2002, met het oog op de zbo-status van de NMa, instemt met het voorstel tot het

wijzigen van de Mededingingswet komen taken van DTe op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet formeel te liggen bij de raad van bestuur van de NMa. Het is vervolgens aan deze raad om specifieke taken intern te mandateren aan de directeur DTe. In het voorstel tot het wijzigen van de Mededingingswet houdt de Minister tot 2005 haar aanwijzingsbevoegdheid om ten aanzien van de taken op grond van de

Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in individuele gevallen aanwijzingen te kunnen geven.

3.3 Activiteiten DTe

3.3.1 Privatisering

In 2001 heeft een intensieve discussie tussen de Minister en de Tweede Kamer plaatsgevonden over de privatisering van de regionale energiebedrijven. De uitkomsten daarvan zijn in 2001 vastgelegd in beleidsregels. Deze beleids-regels zijn verwerkt in een voorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet3. De parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel is nog niet afgerond. In dit wetsvoorstel is opgenomen dat onder een aantal voor-waarden privatisering van 49 procent van de aandelen van de regionale netbeheerders mogelijk is. De belangrijkste voorwaarden zijn het aanscherpen van de onafhankelijkheid van de netbeheerder en het splitsen van het juridisch en economisch eigendom. Daarnaast zijn extra voorwaarden geformuleerd ten aanzien van de benoeming en de onafhankelijkheid van commissarissen en bestuurders van de netbeheerder. Voor privatisering is toestemming nodig van de Minister. DTe beoordeelt de privatiseringsverzoeken en adviseert de Minister. Met het publiceren van de beleidsregels is een belangrijke stap gezet op weg naar privatisering van de energie-bedrijven. Er is een aantal maatregelen getroffen om de publieke belangen in deze netwerkgebonden sectoren te waarborgen. De onafhankelijkheidseisen van het netwerkbedrijf zijn verder aangescherpt en bij ernstige taakverwaarlozing door de netbeheerder kan de Minister van Economische Zaken op basis van een advies van DTe overgaan tot het aanwijzen van een andere netbeheerder, zonder verwikkeld te raken in onteigeningsprocedures. In 2004 wordt bekeken of meerderheidsprivatisering van regionale netwerkbedrijven mogelijk zal zijn. De criteria hiervoor zijn opgenomen in het voorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.

55