• No results found

Vraag nr. 102 van 18 februari 2005 van mevrouw PATRICIA CEYSENS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 102 van 18 februari 2005 van mevrouw PATRICIA CEYSENS"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 102 van 18 februari 2005

van mevrouw PATRICIA CEYSENS

Dienstenrichtlijn – Internationalisering Welzijn en Volksgezondheid

In de schoot van de Europese Commissie wordt momenteel gewerkt aan het ontwerp van richt-lijn betreffende diensten op de interne markt (zgn. dienstenrichtlijn). Dit voorstel van richtlijn heeft tot doel alle administratieve en regelgevende belemmeringen op te heffen die momenteel het presteren van diensten in andere lidstaten dan de eigen lidstaat bemoeilijken.

Op de Raad Concurrentievermogen van 26 en 27 november 2004 vond over de richtlijn een eerste echt politiek debat plaats op ministerieel niveau. België vertolkte er het kort tevoren en moeizaam afgestemde standpunt met de deelregeringen. Het standpunt van de Vlaamse Regering kwam tot stand via de beslissingen van de Vlaamse Regering van 1 oktober en 12 november 2004.

Hoe het debat binnen de Europese Unie over de dienstenrichtlijn ook verder zal verlopen, het staat buiten kijf dat ook de dienstensectoren verder zul-len internationaliseren. Dat dergelijk besef groeit, getuige de open brief "De vergrijzing voorbij ? 12 nieuwe wegen naar welvaartsopbouw" van federaal vice-premier Johan Vande Lanotte, waarin onder punt 11 een opmerkelijk pleidooi gehouden wordt voor de internationalisering van de dienstensector en vooral van de non-profitsector.

Vlaanderen mag die boot niet missen. Integendeel, het overheidsbeleid zou proactief moeten inspelen op de opportuniteiten die de internationalisering van de dienstensectoren biedt. Die opportuniteiten zitten ook in de bevoegdheidsdomeinen Welzijn en Volksgezondheid.

1. Kan de minister aangeven hoever Vlaanderen staat in de internationalisering van zijn secto-ren Welzijn en Volksgezondheid ? Vindt er reeds export van diensten in die sectoren plaats ? 2. Zo niet of onvoldoende, ontwikkelt de minister

initiatieven om de export te bevorderen ? 3. In welke mate maken buitenlanders

(niet-ingezetenen van België) vandaag gebruik van

Vlaamse dienstverlening in welzijn en volksge-zondheid ?

4. Welke gevaren ziet de minister in het ontwerp van dienstenrichtlijn die de veeleer defensieve Vlaamse houding ten aanzien van die richtlijn rechtvaardigen ?

Antwoord

1. H o e ve r s t a a t V l a a n d e re n i n d e i n t e r-nationalisering van de sectoren Welzijn en Volksgezondheid? Vindt er reeds export van diensten plaats?

Indien men onder internationalisering van de sec-toren Welzijn en Volksgezondheid begrijpt dat Vlaamse voorzieningen op structurele basis dien-sten aanbieden in het buitenland, zijn er weinig gegevens bekend.

Wat de medische sector betreft, bestaat dit hoofd-zakelijk in het uitvoeren van gespecialiseerde chirurgie, vaak in het kader van private verzekerin-gen. Een aantal ziekenhuizen, voornamelijk in de grensregio's met Nederland en Frankrijk, hebben hiervoor zelf overeenkomsten gesloten met buiten-landse zorgverzekeraars.

De administratie heeft geen weet van ouderen-voorzieningen en thuiszorgouderen-voorzieningen die in het buitenland worden opgericht door een bij de Vlaamse overheid bekende of erkende initiatiefne-mer waarbij deze initiatiefneinitiatiefne-mer de buitenlandse voorzieningen exploiteert met inachtneming van de buitenlandse normen. Er bestaat hieromtrent immers geen meldingsplicht bij de Vlaamse over-heid.

Ook in de gehandicaptensector of in de sector van Kind en Gezin vindt er voorzover bekend geen export plaats.

2. Ontwikkelt de minister initiatieven om de export te bevorderen?

(2)

mij veeleer de bevoegdheid van Buitenlandse Handel. Er worden momenteel geen gecoördi-neerde of vanuit het beleid gestimuleerde initiatie-ven ontwikkeld om de export van dienstverlening in de sectoren Welzijn en Volksgezondheid ta bevorderen. Het gezondheidsbeleid en zeker de bij-stand aan personen lenen zich daartoe ook min-der.

3. In welke mate maken buitenlanders (niet-ingezetenen van België) gebruik van Vlaamse dienstverlening in welzijn en volksgezondheid? In de gezondheidssector bestaan over niet-ingeze-tenen van België enkel cijfers over de algemene zie-kenhuizen: van de 1.805.647 verblijven in Vlaamse ziekenhuizen in 2002 waren er 21.546 verblijven van niet-ingezetenen van België, of 1,2 % van het totaalaantal verblijven. De grote meerderheid (96,5 %) hiervan komen uit Europa, waarvan een hoog percentage (80 %) uit Nederland.

Voor de diensten van welzijn bestaan er geen cijfers over de niet-ingezetenen van België. Zo heeft de administratie weet van Fransen en Nederlanders langs de grenzen en Europeanen in de Brusselse rand die gebruik maken van residentiële oude-renvoorzieningen en thuiszorgvoorzieningen. De Vlaamse overheid beschikt niet over concreet cij-fermateriaal. In de grensstreken wordt ook een beroep gedaan op de Vlaamse kinderopvang. Vaak gaat dit samen met het feit dat de buitenlanders in België werken of hun kinderen hier school laten lopen. Er is hiervan geen registratie. Op de pre-ventieve zorg van Kind en Gezin doen in beperkte mate niet-ingezetenen van België een beroep. Het registratiesysteem van Kind en Gezin laat niet toe om de effectieve woonplaats na te gaan op het moment van het kraambezoek of het consult. Ook op de centra voor kinderzorg en gezinsonder-steuning en op de diensten gezinsondersteunende pleegzorg doen in beperkte mate buitenlanders een beroep: er waren in 2003 negen kinderen met domi-cilie in het buitenland ingeschreven. De bevoegd-heid van adoptie is decretaal bepaald voor wie in Vlaanderen woont. Bijgevolg worden er op dit vlak geen diensten aangeboden ten aanzien van buiten-landers (niet-ingezetenen van België). Het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap verleent doorgaans geen bijstand aan niet-ingezetenen. Minderjarigen die in ons land verblijven zonder ingeschreven te zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister kunnen mits toepassing van een uitzonderingsprocedure wél geholpen worden door het Vlaams Fonds. Sinds de

invoering van deze uitzonderingsprocedure zijn er een lOO-tal positieve beslissingen genomen. Voor de sector van de bijzondere jeugdbijstand zijn ook geen cijfers bekend over de niet-begeleide minder-jarigen.

Na de laatste aanpassing van het decreet kunnen ook buitenlanders die in de Europese Unie wonen en in Vlaanderen werken, een beroep doen op de Vlaamse zorgverzekering.

4. Welke gevaren ziet de minister in het ontwerp van dienstenrichtlijn die de veeleer defensieve Vlaamse houding ten aanzien van die richtlijn rechtvaardigen ?

Het doel van de voorgestelde dienstenrichtlijn is een algemeen kader te scheppen om de vrijheid van vestiging van dienstverleners en het vrije ver-keer van diensten te vergemakkelijken.

Centrale artikels in de ontwerpdienstenrichtlijn zijn deze rond vergunningen, verboden of beoorde-lingsplichtige eisen en het oorsprongslandbeginsel. Deze artikels zouden bij toepassing op de weizijns- en gezondheidssector problemen opleveren, aange-zien ze de huidige manier van organisatie van de weizijns- en gezondheidszorg in Vlaanderen zou-den ondergraven.

De organisatie van deze sectoren is immers groten-deels gebaseerd op een systeem van erkenningen: dienstverleners die in Vlaanderen diensten in de sector van de gezondheidszorg willen aanbieden, moeten hiervoor een erkenning aanvragen. Deze erkenningen worden toegekend op basis van een programmatie, waardoor de toegankelijkheid (via regionale spreiding) en de betaalbaarheid (via een beperking van het aantal diensten) van het sys-teem kan worden gegarandeerd. Naast het feit dat er ruimte moet zijn in de programmatie, dient een voorziening eveneens te beantwoorden aan een aantal normen om een bepaalde erkenning te krij-gen. Of een instelling hieraan voldoet, wordt via inspectie of visitatie gecontroleerd,

(3)

van vergunningen, een aantal verboden en te eva-lueren eisen en de toepassing van het principe van het land van oorsprong opgenomen in het voorstel van richtlijn.

Toepassing van het oorsprongslandbeginsel houdt verschillende gevaren in: enerzijds bestaat het risico dat dit zou leiden tot sociale achteruitgang, anderzijds bestaat het gevaar dat dienstverrich-ters zich zullen vestigen in de EU-lidstaat met de minste regelgeving, waarna ze hier diensten kun-nen aanbieden zonder dat de overheid hierop haar regulerende en controlerende functies kan uitoe-fenen, waardoor men ook geen garanties voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid kan aanhouden. Dit zou leiden tot oneerlijke concur-rentie voor in Vlaanderen gevestigde dienstverle-ners.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op basis van deze inlichtingen zullen in de loop van het jaar verdere stappen worden gezet om het telewerken, dat nu op verschillende manieren wordt geïmplementeerd, meer op een

De voorstudie van de ondertunneling is door de gedelegeerde bouwheer TV3V (in het kader van het project "gevaarlijke punten") overgedragen aan studiebureau SWK-VDS.

Opvoedingsconsulenten bieden vooreerst vor- ming en supervisie aan de regioteamleden 1 , die in de meeste gevallen de aanbieders zijn van opvoedingsondersteuning binnen Kind en

Artikel 8 van het Besluit van de Vlaamse Regering van l0 oktober 2003 tot uitvoering van het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebe- strijding bepaalt dat het

Maar ongeacht de keuze voor het werken in de privat-profitsector en ongeacht het inzien van de "boni" ervan, kiest het Vlaamse cultuurbeleid meer dan ooit voor

In zijn antwoord op een actuele vraag terzake stelde de minister dat de oorzaak toen nog niet bekend was en dat hij op vraag van het parlement toelichting zal komen geven zodra er

Artikels 26 en volgende van de richtlijn bevat- ten een aantal bepalingen die de kwaliteit van de diensten moet garanderen naar de afne- mers toe. Artikel 31 bepaalt "dat

De volgende tabel (periode 2002-2004) bevat cijfers over het aantal opleidingsuren en het aantal ingeschreven cursisten bij de VDAB-cursussen die via E-Learning