• No results found

Het NOS Journaal en actualiteitenprogramma’s over de Oost-Pakistaanse overstromingsramp in 1970 en de tsunami in 2004

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het NOS Journaal en actualiteitenprogramma’s over de Oost-Pakistaanse overstromingsramp in 1970 en de tsunami in 2004"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het NOS Journaal en actualiteitenprogramma’s over de Oost-Pakistaanse

overstromingsramp in 1970 en de tsunami in 2004

Linda van der Nat S1297236

(2)

Inhoudsopgave

INLEIDING

1 HET WOESTE WATER ... 10

1.1 MEDIA EN DE DERDE WERELD... 10

1.2 OOST-PAKISTAN,12 NOVEMBER 1970... 12

1.2.1 Hulpacties... 14

1.3 TSUNAMI,26 DECEMBER 2004 ... 15

1.3.1 Hulpacties... 17

2 DE JOURNALISTIEKE CONVENTIES VAN 1970 EN 2004... 19

2.1 TELEVISIEJOURNALISTIEK IN DE JAREN ZESTIG EN ZEVENTIG... 19

2.1.1 Brandpunt ... 21

2.1.2 Het NOS Journaal... 24

2.2 TELEVISIEJOURNALISTIEK IN DE JAREN NEGENTIG... 28

2.2.1 Het NOS Journaal vanaf de jaren negentig ... 31

2.2.2 Netwerk... 32

3 “WE DOEN ONS UITERSTE BEST”... 37

3.1 TIEN DAGEN... 37

3.2 WIE KRIJGT HET WOORD? ... 39

3.3 HET JOURNAAL OVER DE CYCLOON IN OOST-PAKISTAN... 41

3.3.1 Slachtoffers ... 41

3.3.2 Autoriteiten en deskundigen... 42

3.3.3 Hulpverlening ... 42

3.3.4 Emotie... 43

3.3.5 Achtergronden ... 43

3.4 BRANDPUNT OVER DE CYCLOON IN OOST-PAKISTAN... 44

3.4.1 Slachtoffers ... 44

3.4.2 Autoriteiten en deskundigen... 44

3.4.3 Hulpverlening ... 45

3.4.4 Emotie... 45

3.4.5 Achtergronden ... 46

3.5 HET JOURNAAL OVER DE TSUNAMI IN ZUID-OOST AZIË... 47

3.5.1 Slachtoffers ... 47

3.5.2 Autoriteiten en deskundigen... 48

3.5.3 Hulpverlening ... 49

3.5.4 Emotie... 51

3.5.5 Achtergrond ... 51

3.6 NETWERK OVER DE TSUNAMI IN ZUID-OOST AZIË... 53

3.6.1 Slachtoffers ... 53 3.6.2 Autoriteiten en deskundigen... 54 3.6.3 Hulpverlening ... 55 3.6.4 Emotie... 57 3.6.5 Achtergrond ... 58 4 CONCLUSIE ... 61 Bronnen en literatuur ... 72 Bijlagen ... 75 Foto’s titelpagina:

(3)

Inleiding

Aardbevingen, orkanen, overstromingen, droogte en vulkaanuitbarstingen. Natuurrampen zijn er in verschillende soorten en maten en spreken vaak tot de verbeelding. Hoe gruwelijk soms ook, de beelden van roodgloeiende lava dat langzaam maar zeker van een vulkaan afglijdt richting een klein dorpje, woest kolkend water dat door cyclonen opgezweept wordt tot vloedgolven van zes meter hoog, drijvende lijken, weggevaagde huizen en totale paniek en chaos onder de slachtoffers, houden mensen aan de buis gekluisterd.

Overstromingen worden meestal breed uitgemeten in de nationale en internationale pers. Media spelen bij rampen dan ook een grote rol. Vooral in het begin, wanneer het nog onduidelijk is wat er precies gebeurd is en nieuwe feiten binnen blijven stromen, zijn media van doorslaggevende betekenis voor het inkaderen van de gebeurtenissen. In sommige gevallen zijn wij zelfs van de media afhankelijk, aangezien informatie alleen via hen te verkrijgen is. Het wordt de media, die ‘een onstilbare honger hebben naar grootse, emotionele en verbeeldbare gebeurtenissen’, dan ook vaak verweten rampen als het ware te ‘construeren’. Critici zijn zelfs van mening dat er alleen sprake is van een ramp wanneer de media er in een bepaalde mate en vorm over rapporteren. Omgekeerd zou dat betekenen dat wanneer de media afwezig zijn, er in het bewustzijn van de mediaconsument ook geen ramp is. 1

Natuurrampverslaggeving volgt doorgaans een vast patroon. In eerste instantie signaleren de media onaangekondigde gebeurtenissen waarbij grote groepen mensen op een bepaalde plaats zwaar getroffen worden door een natuurverschijnsel. Er vallen doden, gewonden en er is veel materiële schade. Daarna wordt de aandacht gevestigd op de hulpverlening, wordt geprobeerd verdere schade te beperken en de rommel op te ruimen. Geleidelijk aan is er ruimte voor de slachtoffers, wordt er geluisterd naar hun persoonlijke ervaringen en gekeken naar de manier waarop de doden zijn begraven en de overlevenden opgevangen. Vervolgens is er een meer gedetailleerde opname van de schade, waarbij de aandacht zich concentreert op de vraag of de autoriteiten iets moeten doen en mogelijk iets hebben nagelaten. Ten slotte komen de

1 Wijfjes, H., ‘De ramp tussen werkelijkheid en constructie’, in Tijdschrift voor Mediageschiedenis 2

(4)

reacties uit de samenleving aan bod, in een combinatie van ‘hulpvaardigheid en voyeurisme’. 2

Het is gebleken dat rampverslaggeving door de jaren heen bovenstaand patroon volgt, alleen is er een duidelijk verschil in de mate en vorm waarop aan elk van de verschillende onderdelen aandacht is besteed. Er kan verondersteld worden dat dit verschil in Nederland afhankelijk is van de journalistieke conventies die in de betreffende periode golden. Journalistieke conventies zijn routines, zoals het toepassen van hoor en wederhoor, de nadruk op feitelijke juistheid, het scheiden van feiten en meningen en het bewaren van afstand. Ook het gebruik van een bepaalde vormgeving en/ of stijl valt onder deze conventies.

Deze conventies gelden voor alle vormen van journalistiek en zijn afhankelijk van de heersende mentaliteit op dat moment. De televisiejournalistiek bijvoorbeeld, kampte in de beginperiode met de beperkingen die hen werden opgelegd door de verzuilde omroepen. Televisie was de spreekbuis voor de eigen ideologie. De journalisten waren in die eerste periode nederig en terughoudend en durfden niet kritisch te zijn tegenover de autoriteiten. In de jaren zeventig begonnen de journalisten zich echter te roeren. Ze wilden niet meer de schoothondjes van de autoriteiten zijn en ontpopten zich tot ‘waakhonden van de democratie’. De technische ontwikkeling van film- en videoapparatuur hielp hen daarbij. Camera’s werden mobieler en handzamer en dankzij satellietverbindingen kwamen de beelden sneller bij de kijker in de huiskamer. In de jaren negentig zette de technische ontwikkeling door; live-verbindingen en visuele effecten waren eerder regel dan uitzondering. Het belangrijkste kenmerk van televisiejournalistiek in de jaren negentig was de nimmer aflatende wens te scoren bij de kijkers. Onthullingen brengen, appelleren aan emoties en het toevoegen van ethische en morele dimensies werden de vaste ingrediënten van de omroepen om kijkers naar zich toe te trekken. In de jaren daarna hebben deze ingrediënten een nog meer toonaangevende rol in de journalistiek aangenomen. In de volgende hoofdstukken komen de journalistieke conventies uitvoeriger aan de orde.

Het valt te verwachten dat de verslaggeving over rampen onderhevig was aan de ontwikkeling van de ‘algemene’ journalistieke conventies. In dit onderzoek wordt deze bewering onderzocht door de verslaggeving rondom twee in tijd gespreide, maar in omvang enigszins overeenkomende natuurrampen te vergelijken: de overstromingsramp in Oost- Pakistan (Bangladesh) in 1970 en de tsunami in 2004.

2

(5)

Oost-Pakistan (Bangladesh), 1970

Bangladesh is één van de landen met de meeste overstromingen ter wereld. Tijdens het regenseizoen staat in een normaal jaar een derde van het land onder water. Deze overstromingen zijn het directe gevolg van de moessonregens in de Himalaya en zijn voorgebergten, die door Bangladesh’ rivieren naar zee worden afgevoerd.

Overstromingen in Bangladesh ontstaan echter ook vaak door cyclonen, die doorgaans plaatsvinden vlak voor of kort na het regenseizoen. Windstoten van soms meer dan tweehonderd kilometer per uur veroorzaken veel schade, maar het water dat door de wind opgezweept wordt tot vloedgolven van vijf á zes meter, hebben de echt rampzalige gevolgen. In de nacht van 12 november 1970, toen Bangladesh nog Oost-Pakistan heette, sliepen tienduizenden dagloners in het veld, waar toen juist de rijstoogst werd gesneden. Zij waren reddeloos verloren. Het totale aantal doden door de cycloon en de bijbehorende overstroming liep op tot ongeveer 300.000 mensen.3

Na de overstromingsramp begon men met de bouw van 'cycloonschuilplaatsen'. Dit zijn betonnen bouwwerken van twee verdiepingen hoog op palen, die elk aan ongeveer duizend man beschutting kunnen bieden. Ook werd er een waarschuwingssysteem opgezet, waarbij satellieten, radio’s en plaatselijke vrijwilligers werden ingezet om de bevolking tijdig op het naderende onheil te wijzen.4 De ramp was ook aanleiding voor de regering om langs de hele kustlijn dijken en terpen aan te leggen. In hoofdstuk 1.2 kom ik uitvoeriger terug op deze rampzalige overstroming.

Tsunami, 2004

De meest recente rampzalige overstroming vond eveneens plaats in Zuid- Oost Azië. Na een zeebeving voor de kust van Sumatra, op de ochtend van Tweede Kerstdag 2004, ontstond een enorme vloedgolf die de stranden van Sri Lanka, India, Indonesië, Thailand en zelfs Afrika bereikte. Hierbij vielen bijna 300.000 doden. Het toeristenseizoen was in de betreffende landen juist op het hoogtepunt en de stranden lagen vol met vakantiegangers. De slachtoffers waren dan ook afkomstig uit 49 verschillende landen, waaronder Nederland.

De berichtgeving rondom deze ramp zal de meeste mensen nog vers in het geheugen staan. Meer dan vier maanden lang was het een ‘hot topic’ in nieuws- en actualiteitenprogramma’s op televisie. Niet alleen het dramatisch hoge aantal doden

3

Beurden, Jos van (1992). Bangladesh. (Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen), pp.48

(6)

was onderwerp van gesprek. Veel deskundigen beweerden niet lang na de ramp dat een waarschuwingssysteem veel mensenlevens had kunnen sparen. De Thaise meteorologische dienst bekende zelfs de tsunami niet te hebben gemeld, uit angst dat een loos alarm de toeristenindustrie teveel schade zou berokkenen.5 In hoofdstuk 1.3 kom ik uitvoeriger terug op de tsunami.

Zowel in 1970 als in 2004 vielen er ongeveer 300.000 doden te betreuren. Dat, en het feit dat beide overstromingen plaatsvonden in Zuid- Oost Azië, zorgt ervoor dat de berichtgeving rondom deze twee rampen goed te vergelijken is. De programma’s die hiervoor gebruikt worden, zijn het NOS-Journaal en de actualiteitenprogramma’s

Brandpunt en Netwerk.

Het NOS-Journaal, gestart in 1956, is een begrip in Nederland. Voor veel mensen is het Journaal per definitie betrouwbaar en door de jarenlange, dagelijkse uitzendingen het programma bij uitstek om veranderingen in het medialandschap te onderzoeken. Brandpunt was in de jaren zeventig een toonaangevend programma op het gebied van achtergrond en verdieping. Met haar grote hoeveelheid binnen- en buitenlandse reportages over wereldproblemen, landelijke kwesties en regionale aangelegenheden, voorzagen de Brandpuntjournalisten het nieuws van een betrokken achtergrond. Het actualiteitenprogramma Netwerk is het resultaat van een vergaande samenwerking van de omroepen KRO (waar Brandpunt werd gemaakt), NCRV en AVRO in de jaren negentig.

Het was het Journaal lange tijd verboden achtergronden en verdieping aan te brengen in het nieuws, dat was voorbehouden aan de actualiteitenprogramma’s. Het

Journaal was er strikt voor informatievoorziening. De nadruk die de beide

programma’s daardoor leggen op de weergave van de gebeurtenissen, zal dus verschillen. Het verschil tussen de twee typen nieuwsvoorzieningen zal naar verwachting in de twee tijdsperiodes veranderen.

Dit onderzoek is kwantitatief en kwalitatief van aard. Dat wil zeggen dat er zowel gekeken wordt naar het aantal items en het aantal minuten dat aan de overstromingsrampen wordt besteed, als naar de inhoud en vormgeving van de verschillende items.

5

(7)

Onderzoeksvraag en deelvragen

Deze scriptie richt zich op de manier waarop het NOS Journaal en de actualiteitenprogramma’s Brandpunt en Netwerk de overstromingen in 1970 en 2004 hebben behandeld.

De centrale onderzoeksvraag in deze scriptie is:

Op welke manier komen de veranderde journalistieke conventies tot uiting in het NOS

Journaal en de actualiteitenprogramma’s Brandpunt en Netwerk tijdens de verslaggeving rondom de overstromingen in Oost-Pakistan in 1970 en de tsunami in 2004? Wat is hierbij de balans tussen de aandacht voor de slachtoffers, hulpverlening, deskundigen, emoties en achtergronden?

Deelvragen in deze scriptie zijn:

1. Welke journalistieke conventies zijn terug te vinden in de verslaggeving rondom de overstroming in Oost-Pakistan in 1970 in het NOS Journaal? 2. Welke journalistieke conventies zijn terug te vinden in de verslaggeving

rondom de overstroming in Oost-Pakistan in 1970 in het actualiteitenprogramma Brandpunt?

3. Welke journalistieke conventies zijn terug te vinden in de verslaggeving rondom de tsunami in 2004 in het NOS Journaal?

4. Welke journalistieke conventies zijn terug te vinden in de verslaggeving rondom de tsunami in 2004 in het actualiteitenprogramma Netwerk?

En met betrekking tot de perspectieven die als gevolg van de conventies kunnen ontstaan:

5. Op welke manier wordt in de nieuwsprogramma’s aandacht besteed aan de verhalen van de slachtoffers tijdens de twee verschillende rampen?

6. Op welke manier wordt in de nieuwsprogramma’s aandacht besteed aan de hulpverlening in de getroffen gebieden?

7. Op welke manier wordt in de nieuwsprogramma’s aandacht besteed aan de reacties van deskundigen en autoriteiten?

8. Op welke manier wordt in de nieuwsprogramma’s aandacht besteed aan emotie?

(8)

Methode

Om deze vragen te beantwoorden zal een analyse gemaakt worden van beeldmateriaal uit de archieven van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG). Ik zal ook presentatieteksten uit de archieven van het NOS Journaal bekijken. Deze teksten worden bewaard op microfilms en in het pand van de NOS in het Hilversumse Mediapark bewaard.

Het materiaal wordt bekeken vanuit de historische context die door literatuurstudie is opgebouwd. Hierbij zal ik met name kijken naar de ontwikkeling van de journalistieke cultuur tussen de beginjaren van de televisie tot 2004. De analyse vindt plaats op itemniveau en shotniveau. Ik zal per ramp bekijken hoeveel items aan de ramp zijn besteed (kwantitatief) en wat de inhoudelijke perspectieven (kwalitatief) op de ramp waren. Perspectieven op een overstromingsramp kunnen zijn: incidenten rapporteren, politieke vragen stellen, context-informatie verschaffen door deskundigen zoals reddingswerkers, doktoren en psychologen aan het werk te laten en de emoties van de slachtoffers vertolken. De verhouding tussen deze perspectieven bepalen de stijl van het journaal en de actualiteitenprogramma’s. Een uitvoerige beschrijving van de analyse is te vinden in hoofdstuk drie.

Literatuur en bronnen

Wat betreft de literatuurstudie maak ik gebruik van boeken en artikelen waarin beschreven staat hoe het Nederlandse medialandschap eruit zag ten tijde van de twee overstromingsrampen, en dan met name de werkwijze van het NOS Journaal en de actualiteitenprogramma’s Brandpunt en Netwerk in die periode. Ook zal er aandacht besteed worden aan de internationale berichtgeving en haar plaats binnen de genoemde programma’s.

Wat betreft de audiovisuele bronnen maak ik gebruik van de uitzendingen van het NOS Journaal en het actualiteitenprogramma Brandpunt over de overstroming op 12 november 1970 in Bangladesh, toen nog Oost-Pakistan. Voor de zeebeving en bijbehorende tsunami in Zuid-Oost Azië, op 24 december 2004, maak ik gebruik van de uitzendingen van het NOS Journaal en het actualiteitenprogramma Netwerk. Ook zal ik de presentatieteksten van het NOS Journaal bekijken.

(9)

beeld kan worden geschetst van de perspectieven in het nieuws. Ten tweede omdat er in 1970 na tien dagen nog maar drie keer in vier maanden aandacht is besteed aan de ramp, althans, waar het NIBG nog beeldmateriaal van heeft.

De afbakening betekent in dit geval dat 13 Journaalitems en één

Brandpuntuitzending van de ramp in 1970 bekeken en geanalyseerd worden. Van de ramp in Zuid-Oost Azië zijn veel meer items bewaard gebleven. Ook is duidelijk te zien welke invalshoek het Journaal en Netwerk kiezen, aangezien het bij beide programma’s de integrale uitzendingen betreft.

Het gebruik van de archieven van het NIBG gaat gepaard met veel onduidelijkheid. Veel ruw materiaal dat nog te vinden is op film, is volgens de presentatieteksten niet gebruikt in het Journaal. Omgekeerd reppen de presentatieteksten van beelden die niet meer terug te vinden zijn bij het NIBG. Dit betekent dat, vooral met betrekking tot de uitzendingen van het NOS Journaal in 1970, niet goed vast te stellen is wat het Journaal nu werkelijk uitgezonden heeft. Opbouw

De scriptie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt een beeld geschetst hoe de media werken in de Derde Wereldlanden, en dan met name hoe zij omgaan met onvoorspelbare gebeurtenissen, zoals rampen. In dit hoofdstuk worden ook de twee rampen gereconstrueerd. Wat gebeurde er precies op de genoemde data en hoe heeft het tot zoveel doden kunnen leiden? Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten van de ramp in Oost-Pakistan en de tsunami? Wat maakt bijvoorbeeld Oost-Pakistan en haar inwoners zo extreem vatbaar voor grote overstromingen en bijbehorend aantal doden? Wat wordt er aan gedaan om het land veiliger te maken?

(10)

Brandpunt en Netwerk, welke omroep zond ze uit en met welk doel? Werd er tijdens de ramp van de toen geldende conventies afgeweken en zoja, op welke manier?

Het derde hoofdstuk is gewijd aan de analyse van het audiovisuele materiaal; het beeldmateriaal van het NOS Journaal en de actualiteitenprogramma’s, en de presentatieteksten. Bij het bekijken van het materiaal zal gelet worden op stijl, vormgeving en invalshoek en kijken welk inhoudelijk perspectief in de uitzendingen de boventoon voert.

(11)

1 Het woeste water

1.1 Media en de Derde Wereld

De overstromingsrampen in 1970 en in 2004 waren voor de Nederlanders een ver-van-mijn-show. Oost-Pakistan en de door de tsunami getroffen landen liggen in Zuid- Oost Azië, zo’n achtduizend kilometer van Nederland vandaan. Nieuws uit deze gebieden vindt niet vanzelf haar weg naar de onze ‘westerse’ wereld. Dit gebeurt via wereldnieuwsagentschappen zoals Reuters en Associated Press (AP).

Deze nieuwsagentschappen hebben in de internationale informatiestroom en de buitenlandse berichtgeving een geweldig overwicht. Dit overwicht blijkt niet alleen uit hun technische middelen; de media geven vaak, kwantitatief en kwalitatief, een vertekend beeld van de werkelijkheid in de rest van de wereld. Dit is in extreme mate het geval voor gebieden de Derde Wereld, waar Zuid-Oost Azië ook toe behoort. De correspondenten zijn meestal westerlingen, die de gebeurtenissen door een ‘westerse’ bril bekijken. Vanuit hun visie en culturele achtergrond zijn ze vaak onvoldoende vertrouwd met niet-westerse culturen. Bovendien spreken slechts weinig buitenlandse journalisten de plaatselijke taal en de aanwezige tolk heeft dan de moeilijke taak de antwoorden in het juiste cultureel bepaalde kader te plaatsen. 6

De Nederlandse media hebben daarbij vanaf de jaren negentig steeds minder aandacht voor buitenlands nieuws en voor nieuws over de Derde Wereld in het bijzonder. Uit een onderzoek van het blad Reporter uit 1989 blijkt dat de Nederlandse media in totaal beschikken over 380 correspondentschappen, vervuld door 211 correspondenten. Daarvan zijn 231 correspondentschappen voor de radio en televisie. Meer dan de helft van de correspondenten bevindt zich in West-Europa en Noord-Amerika. Oost-Europa, Afrika en Azië scoren even laag met ongeveer vijftien correspondenten. Reporter concludeert dat ons venster op de wereld daardoor minder breed is dan je op grond van het aantal correspondentschappen zou vermoeden.7

Blijkbaar kunnen buitenlandse onderwerpen de Nederlandse kijker minder boeien dan vroeger. Het betekent niet dat deze onderwerpen helemaal verdwenen zijn uit het dagelijkse nieuws, ze zijn alleen opgebouwd rondom hypes. Gebeurtenissen met een hoog spektakelgehalte of groot emotioneel gehalte komen nog aan bod,

6

Servaes, J. en Tonnaer, C., De nieuwsmarkt. Vorm en inhoud van de internationale berichtgeving (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1992), pp. 20

7 Zoals geciteerd in Servaes, J. en Tonnaer, C. (1992) De nieuwsmarkt. Vorm en inhoud van de

(12)

structurele analyses van de toestand in het land krijgen vaak minder aandacht.8 Omdat Derde Wereldlanden enerzijds voor hun nieuwsinvoer afhankelijk zijn van westerse wereldnieuwsagentschappen en de wereldnieuwsagentschappen anderzijds de nieuwsuitvoer in handen hebben, bepalen de nieuwswaarden en marktoriëntatie van westerse journalisten en correspondenten het nieuws uit de Derde Wereld. Daardoor is het belast met culturele vooroordelen en krijgen negatieve en sensationele onderwerpen, zoals rellen en rampen, voorrang.9

Maar niet alleen westerse wereldnieuwsagentschappen bepalen de beeldvorming over Derde Wereld. Ook niet-gouvernementele hulporganisaties hebben een flinke vinger in de pap. Er bestaat namelijk een rechtstreeks verband tussen beeldverslaggeving van rampen en grootscheepse fondsenwerving.10 De verslaggeving van de emotionele taferelen moet dienen om gemediatiseerde charitatieve acties op gang te brengen, die meestal zorgen voor hoge kijkcijfers. Deze fondsenwerving heeft de concurrentie aangescherpt tussen de niet-gouvernementele organisaties die met het lot van de Derde Wereld zijn begaan. Organisaties met geld, zoals Artsen Zonder Grenzen, regelen bijvoorbeeld een plek in het vliegtuig en verzorgen de logistieke ondersteuning in het rampgebied voor de financieel beperkte cameraploegen. Het gevolg is dat in de berichtgeving Artsen Zonder Grenzen een prominente rol speelt, aangezien de blik van de journalist én de kijker beïnvloed wordt door de begeleidende organisatie. Dit versmalt de blik op crisissen in de Derde Wereld tot een benadering die alleen te maken heeft met hulpverlening in noodgevallen.11

Deze ‘samenwerking’ met niet-gouvernementele organisaties heeft twee gevolgen. Ten eerste lopen organisaties die minder media-aandacht krijgen door de concurrentieslag tussen niet-gouvernementele organisaties grote geldsommen mis. Geld dat door sommige van die organisaties niet gebruikt zou worden voor noodhulp en interventies op de korte termijn, maar voor meer structurele en fundamentele ontwikkelingshulp op de lange termijn. Het tweede gevolg treft de media zelf. De neiging ontstaat om elke grootscheepse en dramatische gebeurtenis te behandelen alsof het een humanitaire catastrofe of natuurramp is. Het wordt dan pure

8 Walckiers, L., ‘De media en de Derde Wereld’ in Massamedia tussen informatie en emotie, ed.

Marcel Becker (Nijmegen: Valkhof Pers 2000, 1999) pp. 127

9

Servaes, J. en Tonnaer, C.(1992) De nieuwsmarkt. Vorm en inhoud van de internationale berichtgeving, pp. 88

10

Walckiers, L. (1999) De media en de Derde Wereld. In: Massamedia tussen informatie en emotie, pp. 127

11

(13)

verslaggeving, waar nauwelijks achtergrondinformatie bij hoort en waarbij het draait om menselijke emotie. ‘Emo-televisie’ overspoelt niet alleen de binnenlandse berichtgeving, ook buitenlandse onderwerpen worden niet meer verkocht zonder een flinke hoeveelheid emotie.12

De interesse van het publiek voor een item uit de Derde Wereld hangt ook samen met onze betrokkenheid met het besproken land. Vooral bij een inzamelingsactie is dat duidelijk: de mensen willen weten waar hun geld naartoe gaat.13 De betrokkenheid is echter niet altijd concreet. Om een bericht nieuwswaardig te maken, kan de redacteur een bepaalde betrokkenheid creëren. Bijvoorbeeld door een verband te leggen tussen gebeurtenissen in het buitenland en de situatie in Nederland of door ook in Nederland herkenbare, persoonlijke en emotionele verhalen te vertellen. Op deze manier komt het ver-van-mijn-bed-nieuws voor de kijker emotioneel toch dichtbij.

1.2 Oost-Pakistan, 12 november 1970

“Het was middernacht en we waren allemaal wakker omdat de radio tegen storm had gewaarschuwd. Maar niemand had iets gezegd van een vloedgolf. Dan zagen we in de duisternis een lichtstraling naderbij komen. Daarop volgde een donderend geluid en het water overspoelde ons. Mijn huis heeft een tweede verdieping en daarom bleef mijn gezin in leven. Anderen klommen in de bomen en hebben daaraan hun leven te danken.”14

In de nacht van 12 november 1970, toen Bangladesh nog Oost-Pakistan heette, sliepen tienduizenden dagloners in het veld, waar toen juist de rijstoogst werd gesneden. Hun nachtrust werd ruw verstoord door een cycloon. De slapende arbeiders waren reddeloos verloren.15 Het totale aantal doden door de cycloon en de bijbehorende overstroming liep op tot ongeveer 300.000 mensen.Van vier eilanden in de delta werd gevreesd dat niemand de vloedgolf had overleefd. Van sommige kanten werd er zelfs op gewezen dat het misschien eenvoudiger was in plaats van de doden de overlevenden te tellen.16

Bangladesh is één van de landen met de meeste overstromingen ter wereld. Tijdens het regenseizoen staat in een normaal jaar een derde van het land onder water.

12 Walckiers, L. (1999) De media en de Derde Wereld. In: Massamedia tussen informatie en emotie,

pp.128.

13

ibidem, pp. 129

14

NRC Handelsblad 18-11-1970, ‘Redding te traag in Bengalen’

15 Beurden, Jos van (1992). Bangladesh, pp. 49 16

(14)

Deze overstromingen zijn het directe gevolg van de moessonregens in de Himalaya en zijn voorgebergten, die door Bangladesh’ rivieren naar zee worden afgevoerd. De bewoners van Bangladesh zijn dus gewend aan natte voeten. De overstromingen zijn overigens niet alleen een jaarlijks terugkerend probleem, ze zorgen ook voor vruchtbare slibafzetting op de landbouwgrond, waardoor Bangladesh elk jaar weer in staat is een flinke hoeveelheid rijst te verbouwen.

Overstromingen in Bangladesh ontstaan echter ook vaak door cyclonen, die doorgaans plaatsvinden vlak voor of kort na het regenseizoen. Windstoten van soms meer dan tweehonderd kilometer per uur veroorzaken veel schade, maar het water dat door de wind opgezweept wordt tot vloedgolven van vijf á zes meter, hebben de echt rampzalige gevolgen. Dit komt gedeeltelijk omdat Bangladesh kampt met een ernstige overbevolking. Steeds meer landloze arbeiders zijn genoodzaakt op eilandjes in het zuiden gaan wonen om daar rijst te verbouwen. Deze eilandjes steken nauwelijks boven het water uit en er is geen school, geen arts, geen politie, geen dijk, alleen een stukje grond om te verbouwen of om vanaf te vissen.17 Deze mensen kunnen hun hutten niet bouwen op terpen, zoals in de rest van het land. En zonder deze bescherming zijn de bewoners van de eilandjes bij een cycloon nagenoeg kansloos.

Na de overstromingsramp brak er een storm van kritiek los over de Pakistaanse regering. Het bleek dat Pakistan één van de landen was die beschikte over het meest geperfectioneerde radarsysteem waarmee iedere cycloon te voorspellen viel. Daarbij was het land aangewezen als proefgebied op het gebied van bescherming tegen natuurrampen. Niet alleen was er een radarstation geplaatst voor registratie van cyclonen in het oostelijke puntje van Pakistan, maar er waren duizend mensen (één in ieder stadje) speciaal opgeleid om met sirenes alarm te geven wanneer zij het bericht doorkregen dat er een cycloon op komst was.

Het vermoeden rees dat de Pakistaanse autoriteiten niet snel genoeg hadden gereageerd op de cycloonwaarschuwing. Waarschijnlijk, zo redeneerde men, lag het aan de praktische onmogelijkheid om zulke enorme mensenmassa’s als die van de delta in korte tijd te verplaatsen zonder een paniek te zaaien die misschien evenveel slachtoffers zou hebben geëist als de ramp zelf.18

De catastrofale natuurramp vond enkele maanden voor de eerste vrije algemene verkiezingen in Pakistan plaats. Het lakse optreden van de Pakistaanse regering zorgde voor een klinkende overwinning voor Mujibur Rahman, de leider van

17 NRC Handelsblad, 17-05-1991, ‘Er is verbetering zichtbaar, er is dus hoop voor Bangladesh’ 18

(15)

de islamitische Awami Liga, een politieke partij in Oost-Pakistan die streefde naar onafhankelijkheid. Frits Schaling schreef op 19 november 1970 in het NRC Handelsblad: “De catastrofale vloedgolf zal het proces van Pakistans terugkeer naar democratie misschien vertragen en de autonomisering van Oost-Pakistan enige tijd uitstellen. Maar lang zal dat niet mogen duren. Want eens te meer is duidelijk geworden dat het Bengaalse volk niet nog langer in een afhankelijke positie van een enkele duizenden kilometers ver verwijderd bestuurscentrum kan blijven, of het zinkt weg in een levensgevaarlijk fatalisme.”19

Helaas had de West-Pakistaanse regering geen oren naar een onafhankelijk Oost-Pakistan. Dit, en het falen van de Pakistaanse regering bij de cycloon zorgde ervoor dat de bom barstte. De strijd die in 1971 losbarstte tussen Oost-Pakistan en de centrale regering was opvallend door zijn meedogenloze karakter en de inmenging van India, die in de Awami Liga een anti-Pakistaanse en ideologische bondgenoot zag. Dankzij de hulp van het goed getrainde Indiase leger werd op 16 december 1971 Bangladesh, het Land van Bengalen, een feit.20

De nieuwe regering begon met de bouw van 'cycloonschuilplaatsen', betonnen bouwwerken van twee verdiepingen hoog op palen, die elk aan ongeveer duizend man beschutting kunnen bieden. Ook werd er een waarschuwingssysteem opgezet, waarbij satellieten, radio’s en plaatselijke vrijwilligers werden ingezet om de bevolking tijdig op het naderende onheil te wijzen.21 De ramp was ook aanleiding voor de regering om langs de hele kustlijn dijken en terpen aan te leggen.

Maar ook deze regering en de regeringen daarna hebben de inwoners van de kustgebieden van Bangladesh niet kunnen beschermen tegen de kracht van de natuur. In 1974, 1985 en 1987 zorgden overstromingen voor grote problemen en in 1991 werd het land opnieuw slachtoffer van een cycloon. Er kwamen hierbij ruim 130.000 mensen om het leven.

1.2.1 Hulpacties

Na de ramp in Oost-Pakistan kwam de hulpverlening ter plaatse vrij moeilijk op gang. Veel plaatsen die door de ramp werden getroffen, bleven lange tijd van de buitenwereld afgesloten en hulp vanuit India werd geweigerd vanwege de moeilijke verstandhouding tussen de Pakistan en zijn buurland. De ramp in Oost-Pakistan was

19

NRC Handelsblad, 19-11-1970, ‘Ramp vol cynisme’

20 Beurden, Jos van (1992) Bangladesh, pp.17 21

(16)

echter zo groot dat buitenlandse hulp, vooral technische, onontbeerlijk was. Veel landen leverden helikopters voor voedseldroppings.

In Nederland opent het Rode Kruis een speciaal gironummer voor de slachtoffers van de ramp in Oost-Pakistan. Twee weken na de ramp houdt het comité Nationale Actie Oost-Pakistan een inzamelingsactie. Op die dag houden kerkgebouwen en gemeentehuizen ’s avonds van zes tot negen uur hun deuren geopend om giften in ontvangst te nemen. Het comité heeft aan radio- en televisieorganisaties gevraagd de actie te helpen aankondigen en begeleiden.22

Desondanks was de belangstelling voor de nationale inzamelingsactie niet zo groot als ‘gehoopt en verwacht’. Gedeeltelijk was dit te wijten aan het ontbreken van een centraal bureau, waar de belangstelling gedetailleerd gemeten kon worden. Op gironummer 777 van het Rode Kruis is tot op de dag van de actie echter al 600.000 gulden binnengekomen en op dat moment waren er al toezeggingen voor 200.000 gulden.

1.3 Tsunami, 26 december 2004

”Het komt door de veiligheidspolitie. Die hielden een feest, vlakbij het graf van Tenku Syiah Kuala, een van de eerste islamitische leiders van Atjeh. Dat graf is heilig. Tenku Syiah Kuala was zo boos dat hij uit zijn graf opstond. ‘Stop dat feest’, riep hij. Maar de politie wilde niet luisteren. Een agent begon zelfs op hem te schieten. En toen is het gebeurd. Tenku Syiah Kuala was zo kwaad dat hij de zee omhoog heeft laten komen en op ons heeft afgestuurd.” 23

Op Tweede Kerstdag 2004 vindt er even ten noorden van het Indonesische eiland Sumatra een aardbeving plaats met een kracht van 9,0 op de schaal van Richter, de zwaarste aardbeving in veertig jaar. De aardbeving veroorzaakt een vloedgolf die duizenden kilometers aflegt over de Indische Oceaan en de Golf van Bengalen en zelfs merkbaar is aan de kust van Kenia en Somalië.

Een paar uur na de beving bereikt de vloedgolf het vasteland. Aan de kuststreken van Thailand, Sri Lanka, Sumatra, Zuid-India, Maleisië, Birma en de Malediven verrast de vloedgolf of tsunami (golf in haven) kustbewoners en vakantievierders, die een ‘muur van water’ op zich af zien komen. Omdat een golf niet alleen uit een berg van water bestaat, maar ook uit een dal, daalde het waterpeil een paar meter. Op de stranden van Zuid-Oost Azië betekende dit dat de vloedlijn zich heel snel tientallen meters terugtrok. Daardoor waagden veel mensen, waaronder

22 NRC Handelsblad, 25-11-1970, ‘Vrijdagavond inzamelingsactie voor Oost-Pakistan’ 23

(17)

vissers die aangetrokken werden door tientallen spartelende vissen op het droge, zich ver de zee in. Zij waren de eerste slachtoffers die door het kolkende water werden meegesleurd.24 Op sommige plekken kwamen de golven tot tien meter hoogte. In totaal komen bijna 300.000 mensen om het leven, maar het juiste dodental was lange tijd moeilijk te voorspellen en bleef maar oplopen. Omdat het toeristenseizoen juist op het hoogtepunt was, kwamen mensen van verschillende nationaliteiten om het leven. Onder de slachtoffers waren onder meer Duitsers, Zweden, Fransen, Engelsen en 36 Nederlanders.

Al snel waaieren de fascinerende, hartverscheurende beelden van drijvende lijken, opgezwollen lichamen, huilende overlevenden en in de haast opgetrokken noodmortuaria de wereld over en dringen de huiskamers binnen. Camera's en verslaggevers kunnen niet genoeg worden aangesleept om de ramp en de slachtoffers te tonen. De totale paniek en chaos onder de bevolking en toeristen wordt breed uitgemeten.25 Niet alleen worden de mensen thuis geconfronteerd met aangrijpende beelden van professionele cameramensen en verslaggevers, de meest indrukwekkende beelden zijn afkomstig van toeristen, die met hun eigen videocamera het donderend natuurgeweld hebben vastgelegd op het moment dat het henzelf overkwam.

Niet alleen het dramatisch hoge aantal doden was onderwerp van gesprek. Veel deskundigen beweerden niet lang na de ramp dat een waarschuwingssysteem veel mensenlevens had kunnen sparen. In de Stille Oceaan, waar vaker tsunami’s voorkomen, maakt men al dankbaar gebruik van een waarschuwingssysteem. De Thaise meteorologische dienst bekende zelfs de tsunami wel te hebben vermoed maar niet te hebben gemeld, uit angst dat een loos alarm de toeristenindustrie teveel schade zou berokkenen.26 Seismologe M. Lokman van het KNMI betwijfelt echter in het Algemeen Dagblad van 27 december 2004 of de regeringen van de Aziatische landen nu ook meer hadden kunnen doen voor hun inwoners: “Sumatra had geen schijn van kans. Die beving vond enkele honderden kilometers uit de kust plaats, dus die vloedgolf kwam te snel.” 27

24

de Volkskrant, 27-12-2004, ‘Vloedgolven door botsende aardschollen’

25

NRC Handelsblad, 28-12-2004, ‘Het is dus toch waar gebeurd’

26 Algemeen Dagblad, 27-12-2004, ‘Nieuwe tsunami's zijn niet te verwachten’ 27

(18)

1.3.1 Hulpacties

De hulp voor de slachtoffers van de tsunami komt gestaag op gang. De Verenigde Naties spreken over de omvangrijkste hulpactie ooit. Hulporganisaties vanuit de hele wereld spannen zich in om Zuid- Oost Azië hulp te bieden. Woordvoerders zeggen dat een ramp zich nooit eerder op deze schaal, in zoveel landen en op twee continenten tegelijk heeft voorgedaan. Naast honderdduizenden doden, worden er nog eens duizenden mensen vermist, miljoenen zijn dakloos geworden en dreigt het gevaar van besmettelijke ziekten.28

De westerse landen verdringen zich om zoveel mogelijk hulpgoederen en geld naar het getroffen gebied te sturen. In Nederland wordt ook uitgebreid stilgestaan bij de ramp en de fondsenwerving. Niet alleen via particuliere acties, maar ook op grootschalige wijze met optredens van onder andere zanger Marco Borsato. Op zes januari wordt tegelijkertijd op Nederland 2, RTL 4 en SBS 6 het televisieprogramma ‘Nationale Actie voor Azië’ uitgezonden. De uitzending bereikte meer dan negen miljoen mensen, meer dan 60% van de bevolking. Martijn Krabbé, Paul de Leeuw en Robert ten Brink weten met hun telefonisten meer dan 112 miljoen euro op Giro 555 binnen te halen voor Zuid-Oost Azië.29 Dit liep later op tot 146 miljoen euro. Het kabinet kondigde aan tweehonderd miljoen euro extra te geven aan de getroffen gebieden. Dat maakte Nederland het op twee na gulste land ter wereld in het geven van noodhulp.30

Zowel Oost-Pakistan als de landen die betrokken waren bij de tsunami, liggen in Zuid-Oost Azië. Een gebied dat zeker in 1970 omschreven kan worden als een Derde Wereldgebied, maar ook nu nog landen kent waarvan de bevolking soms in grote armoede moet leven. Zoals beschreven in paragraaf 1.1, heeft nieuws uit deze landen vaak een hype-achtig karakter. De berichtgeving behandelt vooral gebeurtenissen met een hoog spektakelgehalte of van een groot emotioneel kaliber. Westerse journalisten en correspondenten plaatsen de feiten in een door de westerse cultuur bepaald kader, waardoor de nieuwsfeiten kans lopen belast te worden met culturele vooroordelen. Negatieve en sensationele onderwerpen, zoals rellen en rampen, krijgen voorrang.

Zoals in de inleiding al was vastgesteld, volgt de verslaggeving tijdens een ramp een vaststaand patroon. Eerst de signalering van een natuurverschijnsel met veel slachtoffers en schade, daarna aandacht voor de hulpverlening, de slachtoffers en hun

28

NRC Handelsblad, 28-12-2004, ‘Een ramp met catastrofale, zo niet bijbelse proporties’

29http://www.omroep.nl/actievoorazie/ 30

(19)
(20)

2 De journalistieke conventies van 1970 en 2004

2.1 Televisiejournalistiek in de jaren zestig en zeventig

Het begon allemaal in 1951, toen de televisie in Nederland werd geïntroduceerd. Het was een nieuw medium en de onbeperkte mogelijkheden die televisie bood, verontrustte de Nederlandse politiek. Tijdens de eerste uitzending sprak staatssecretaris Cals de kijkers toe. Hij was van mening dat dit nieuwe medium alleen een heilzame invloed zou kunnen uitoefenen wanneer het in handen was van mensen ‘met een sterk cultuurbesef, met een geestelijke achtergrond en een hoog ideaal’.31 De invulling ervan werd dus toevertrouwd aan de bestaande omroepen, wat betekende dat de maatschappelijke zuilen het medium televisie ter beschikking kregen.

Het ontbreken van een onafhankelijke zendinstantie heeft de organisatie en werkwijze van de eerste vormen van televisiejournalistiek sterk beïnvloed. Televisie werd de spreekbuis voor de eigen ideologie en onafhankelijke journalistiek was schaars. De televisiejournalisten hanteerden een normgevende stijl, omdat ze gebonden waren aan de verschillende zuilen die hun identiteit wilden uitdragen.32 Men had niet veel op met de zogenaamde ‘sensatiejournalistiek’ of ‘Amerikaanse toestanden’. Vooraan staan bij branden, rampen en moord en doodslag werd als ongepast beschouwd. Kenmerkend voor de Nederlandse journalistiek was beheersing, leiding en terughoudendheid.33

In de jaren zestig maakten de mensen zich los van de beknellingen en beperkingen die in de jaren vijftig hoogtij vierden. De mensen hadden meer geld te besteden, genoten beter onderwijs, maar ook de horizonverbreding die dankzij de media ontstond, zorgden ervoor dat er een nieuwe cultuur ontstond. Een cultuur waarin niet meer de grote cultuuridealen van opvoeding en beschaving als norm werd gezien, maar waarin het mondige individu centraal kwam te staan. Men wilde meer individuele vrijheid en minder betutteling door de overheid. Door middel van provocatie, polarisatie, kritiek en actie wilde men duidelijkheid en openheid scheppen. Dit betekende eveneens dat de media een andere houding gingen aannemen ten

31 Bank, J., ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’, in Omroep in Nederland, vijfenzeventig jaar

media en maatschappij, 1919-1994 ed. Wijfjes, H. (Zwolle: Waanders, 1994), pp. 76

32

Vos, K.J., ‘Van propagandist naar makelaar, de uitvinding van de Nederlandse televisiejournalistiek’ in Journalistieke cultuur in Nederland, Bardoel, J.L.H. eds. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002) pp. 271

33 Wijfjes, H. De constructie van crises. Enige inleidende beschouwingen over nieuwsdynamiek en

(21)

opzichte van de politiek en cultuur.34 Journalisten kwamen overal tot het besef dat ook zij een onafhankelijke, kritische rol dienden te spelen in het maatschappelijke en politieke debat:35

‘De televisiejournalisten voelden zich niet langer gebonden aan de autoriteit die hun omroep vertegenwoordigde, maar primair aan het belang goede, kritische en onafhankelijke journalistiek te bedrijven in een voor het medium geschikte vorm.’36

Veelal waren journalisten van actualiteitenrubrieken en documentairemakers degenen die de kar trokken. Zij achtten het hun taak het publiek te emanciperen en de autoriteiten nauwlettend te volgen, waardoor er een legitimiteitscrisis rond het politieke gezag ontstond. Een deel van de televisiejournalisten wenste niet langer de elite achterna te lopen en ontwikkelde een kritische houding tegenover de autoriteit, al stond zij nog wel centraal. In Nederland experimenteerden bijvoorbeeld Achter het

Nieuws en Brandpunt al vroeg in de jaren zestig met de kritische benadering van

gevoelige onderwerpen, inclusief pijnlijke confrontaties met autoriteiten en groepen in de samenleving.37

Deze confrontaties kwamen vooral tot uitdrukking in het stellen van kritische vragen, maar ook door het toepassen van hoor- en wederhoor en het gebruik van parallelle montage, het achter elkaar plaatsen van korte, tegengestelde uitspraken. Deze montage, overgewaaid uit Engeland, verlevendigde de presentatie en deed de journalistieke uitdaging toenemen, maar bij politici stond het al snel te boek als ‘polemisch redigeren’. De beelden gaven de indruk dat twee of meer geïnterviewden het met elkaar oneens zijn, terwijl zij in werkelijkheid alleen met de interviewer in gesprek waren.38

De kritische cultuur van de jaren zestig zorgde er ook voor dat men een nieuwe oriëntatie op internationale verhoudingen ontwikkelde. Er kwam kritiek op de ‘neo-imperialistische’ grootmacht van de Verenigde Staten en dat ging gepaard met analyses over de ongelijke verdeling van de mondiale welvaart. Pleidooien voor ontwikkelingshulp en de derde wereld, in die tijd totaal nieuwe begrippen, drongen

34 Wijfjes, H., Journalistiek in Nederland 1850-2000. Beroep, cultuur en organisatie (Amsterdam:

Boom, 2004) pp. 336

35

Wijfjes, H. (2005). ‘De journalistiek van het journaal. Vijftig jaar televisienieuws in Nederland’, in

Tijdschrift voor mediageschiedenis 2. Vijftig jaar tv-journaal (Amsterdam: Het Spinhuis, 2005) pp.14

36

Vos, C. (2002) Van propagandist naar makelaar, pp. 274

37 Wijfjes, H.(2005) ‘De journalistiek van het journaal. Vijftig jaar televisienieuws in Nederland’, pp.14 38

(22)

door tot politiek en media, en het engagement met verdrukten en armen in die derde wereld groeide sterk.39 Er werden uitzendingen gemaakt over de dekolonisatie van de Derde Wereld en vooral het Afrikaanse continent kreeg veel aandacht. Daarbij richtte men zich niet op de elite in die landen, maar op de mensen die in armoede en ellende moesten leven; de ‘echte’ bewoners van de Derde Wereld. De nieuwsvoorziening richtte zich meer dan ooit op authenticiteit en eerlijkheid.

Aan het eind van de jaren zestig ontstond een groeiende tegenstelling tussen progressief en conservatief Nederland, dwars door de verschillende zuilen heen. Deze tegenstelling werd polarisatie genoemd. Hierdoor ontstonden nieuwe politieke partijen, zoals D’66 en radicaliseerden tijdschriften als Vrij Nederland en de Haagse

Post. Tegelijkertijd was er een groei voor De Telegraaf en het Algemeen Dagblad, die

de conservatieve tegenpool vertegenwoordigden. Ook trad in 1969 een nieuwe omroepwet in werking. Deze maakte de weg vrij voor nieuwe omroepen: EO, Tros en Veronica. De televisie was een massamedium geworden. Met deze groei professionaliseerde het vak.

Niet alleen vanwege maatschappelijke veranderingen werd de televisiejournalistiek steeds vakkundiger. Door de nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals een draagbare camera, zoomlens, richtmicrofoons en synchroon geluid traden er in de journalistieke stijl belangrijke veranderingen op qua vormgeving en inhoud. Journalisten werkten met een lossere cameravoering en hielden spontane interviews, waarbij de cameramensen er steeds meer op gericht waren het persoonlijke detail vast te leggen. Goede televisiejournalistiek ontstond door op ‘hét moment’ in te zoomen en onmiddellijk te interpreteren wat de betekenis van dat moment was. Dan ontstond ‘hét verhaal’. En er is natuurlijk geen beter moment om dat verhaal te vertellen dan op het ogenblik dat de gebeurtenis zich -live- voltrekt, met alle bijbehorende emoties en reacties.40 Het programma Brandpunt was één van de programma’s die zich ontwikkelde van een volgzaam schoothondje tot een kritische waakhond met aandacht voor het persoonlijke detail.

2.1.1 Brandpunt

In de herfst van 1960 begon de KRO met het actualiteitenprogramma Brandpunt. Het programma was in eerste instantie één keer per maand veertig minuten op televisie, ’s

39 Wijfjes, H. (2004) Journalistiek in Nederland 1850-2000. Beroep, cultuur en organisatie, pp. 494 40

(23)

zaterdags na het Acht uur Journaal van de NTS. De bedoeling was dat Brandpunt zich met een actueel magazine-achtige manier zou richten op het nieuws achter het nieuws, maar veel van de uitgezonden onderwerpen hadden eerder een onderhoudende dan informatieve functie. De eerste uitzending ging onder andere over de consumptie van kangoeroevlees, het Amerikaanse kiesstelsel (in verband met de presidentsverkiezingen) en er was een kort portretje van prinses Fabiola, de verloofde van koning Boudewijn.41

Brandpunt werd in eerste instantie niet erg gewaardeerd, recensenten waren ‘geborneerd, venijnig en zuur’ en vonden het programma ‘te lang en te bleekzuchtig’.42 Al tegen het einde van 1961 begon de programmatop zich te roeren;

Brandpunt was toe aan vernieuwing en verbetering. De medewerkers waren vooral

schnabbelende journalisten en de onderwerpen bleven vrij ongelijksoortig van aard en oppervlakkig in hun uitwerking. Het belangrijkste knelpunt lag echter in het feit dat

Brandpunt als actualiteitenprogramma de frequentie van uitzenden flink moest

verhogen.

Er werd een nieuwe hoofdredacteur aangesteld en in de loop van 1962 werd nog een aantal andere journalisten aangetrokken om deel uit te gaan maken van de vaste redactie. De nieuwe hoofdredacteur Richard Schoonhoven, afkomstig van de

Volkskrant en voormalig redacteur van De Tijd/Maasbode, begon zijn

televisiejournalistieke carrière met bezoeken langs andere Europese omroepen waar men al langer ervaring had met actualiteitenprogramma’s. Hij besloot Brandpunt te baseren op het programma Panorama van de Engelse BBC. De hoofdredacteur van die actualiteitenrubriek, Paul Fox, had een team om zich heen verzameld met presentatoren als dragers van de visie van de gehele redactie. Fox bleef zelf op die manier buiten schot maar fungeerde wel als grote inspirator.43

Onder leiding van Schoonhoven werd Brandpunt puntiger, nieuwsgieriger en meer journalistiek. De roerige jaren zestig waren natuurlijk ook een mooie tijd voor journalisten. De Brandpuntverslaggevers durfden door te vragen, lieten zich niet meer met een kluitje in het riet sturen en gedroegen zich allesbehalve bedremmeld tegenover de gevestigde autoriteiten.44 Vanaf de herfst van 1962 hanteerde Brandpunt ook inhoudelijk een nieuwe journalistieke formule. Het streven was om

41 Prenger, M., ‘Van familiemagazine naar actualiteitenrubriek: KRO's Brandpunt in maart 1963’ in

Jaarboek Mediageschiedenis 2 (Amsterdam: Het Spinhuis, 1994) pp.161

42

Manning, A.F., Zestig jaar KRO: uit de geschiedenis van een omroep (Baarn: Ambo, 1985), pp.277

43

Prenger, M. (1994) ‘Van familiemagazine naar actualiteitenrubriek: KRO's Brandpunt in maart 1963’, p.163,164

44

(24)

wereldproblemen, landelijke kwesties, maar ook regionale aangelegenheden te voorzien van een achtergrond. In dit kader ging de redactie een groter aantal binnen- en buitenlandse reportages vervaardigen en vertonen,45 waarmee het programma zich vol overgave stortte in de in de emancipatiegolf die voor de televisiejournalistiek in de jaren zestig zo kenmerkend was.

Een belangrijk speerpunt van Brandpunt was de aandacht die zij besteedden aan de erbarmelijke levensomstandigheden van mensen in arme landen, zoals India en andere delen van Zuid- Oost Azië. Er was een nadrukkelijke belangstelling voor achtergestelde of onderdrukte groepen, die in de jaren vijftig onzichtbaar waren gebleven. Zij kregen nu een stem en een gezicht.46 Het gevolg van deze solidariteit was grootscheeps opgezette charitatieve acties, zoals die naar aanleiding van de uitzendingen over de hongersnood in India in maart 1966. Daarmee liet Brandpunt de kenmerkende invloed van televisie zien: de publieke opinie mobiliseren met schokkende beelden.47

Brandpunt verwierf met de buitenlandse reportages niet alleen nationale, maar

ook internationale roem. Brandpunt sleepte in 1967, 1968 en 1969 verschillende internationale prijzen in de wacht.48 Het kwam zelfs wel eens voor dat sommige reportagereizen zoveel ontzag en bewondering wekten, dat de verslaggevers na de landing op Schiphol eerst een persconferentie moesten geven voordat ze hun materiaal konden monteren.49 Het niveau van de buitenlandse reportages van Brandpunt was dan ook behoorlijk hoog. Aan de ene kant omdat Brandpunt werkte met kleine teams van hooguit drie man, zodat ze in tegenstelling tot de grotere teams van Duitse, Engelse en Amerikaanse actualiteitenprogramma’s, een volgens Brandpunt-verslaggever Aad van den Heuvel meer ‘persoonlijke aanpak’ konden realiseren.

Aan de andere kant richtte het Brandpuntteam zich op het dramatiseren van een onderwerp. Dit hield in dat ze probeerden een gebeurtenis uit de beelden zelf te laten spreken en dit uit te diepen door de betrokkenen met vragen tot middelpunt van het drama te maken.50

45 Prenger, M. (1994) ‘Van familiemagazine naar actualiteitenrubriek: KRO's Brandpunt in maart

1963’, p.163,164

46

Vos, C. (2002) Van propagandist tot makelaar, pp. 278

47 idem

48 Prenger, M. (1994)‘Van familiemagazine naar actualiteitenrubriek: KRO's Brandpunt in maart

1963’, pp 171.

49

Liempt, Ad van, ‘De stille revolutie’, in Journalistieke cultuur in Nederland, Bardoel, J.L.H. eds. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002) pp. 290.

50 Prenger, M. (1994)‘Van familiemagazine naar actualiteitenrubriek: KRO's Brandpunt in maart

(25)

Met de kreten ‘ruimte, grotere vrijheid, solidariteit met verdrukten en ontplooiing van de mens in een nieuwe maatschappij’ profileerde Brandpunt zich in de eerste jaren van haar bestaan als een geëngageerd, vernieuwend actualiteitenprogramma. De bezieling van Brandpunt zou echter aan het eind van de jaren zestig wat bekoelen. In de jaren zeventig kreeg Brandpunt zelfs een imago van betrouwbaarheid en degelijkheid, wat volgens critici gepaard ging met kleurloosheid vergeleken met de flitsende reportages uit de jaren zestig.51

2.1.2 Het NOS Journaal

Het NOS Journaal liep in de hoogtijdagen van de actualiteitenprogramma’s behoorlijk achter de feiten aan. Het programma, in 1956 gestart als het NTS Journaal, was de opvolger van de niet-actuele, versnipperde en verzuilde versies van het bioscoopjournaal die door de omroepen uitgezonden werden. Zij realiseerden zich dat het ontwikkelen van een gezamenlijk journaal meer vruchten zou afwerpen, maar het kostte enige tijd om alle bezwaren uit de weg te ruimen die de omroepen hadden ten opzichte van een gezamenlijke nieuwsvoorziening.52 Het NTS Journaal was in de beginjaren niet meer dan een vijftien minuten durende film van de nieuwsonderwerpen van de afgelopen dagen en werd op maandag, woensdag en zaterdag uitgezonden.53 De eerste uitzendingen leken veel op de Polygoonjournaals die vóór 1956 de nieuwsvoorziening verzorgden; de selectie bestond bijna volledig uit visuele onderwerpen. Ook bij de buitenlandse items was ‘wat is het aardigste om te zien’ de belangrijkste overweging.54

De berichtgeving in de eerste jaren van het Journaal was strak geregisseerd en bestond vooral uit agenda-bepaald nieuws. Dit was te danken aan de manier waarop de taakverdeling tussen de omroepen en het Journaal bij de start van het Journaal verdeeld was; de omroepen zorgden voor achtergronden en commentaar, het Journaal was er alleen voor de feiten rondom het belangrijkste nieuws. Er was wel behoefte om het nieuws als eerste te brengen, maar dat nieuws was sterk gebonden aan wat autoriteiten deden of wat er in de maatschappij met een langere voorbereidingstijd

51 Manning, A.F. (1985) Zestig jaar KRO: uit de geschiedenis van een omroep, pp. 276-281 52 Prenger, M. (1994) ‘Van familiemagazine naar actualiteitenrubriek: KRO's Brandpunt in maart

1963’, pp.159

53

Groenhuijsen, C. en Liempt, A. van, Live! Macht, missers en meningen van de nieuwsmakers op tv (Den Haag: Sdu Uitgevers, 1995), pp. 11

54 Liempt, A. van, Het Journaal. Achter de schermen van vijftig jaar televisiegeschiedenis (Amsterdam:

(26)

werd georganiseerd.55 Het gevolg was dat het Journaal vooral reportages uitzond die aansloten bij geplande activiteiten binnen de zuil, zoals een partijcongres of de benoeming van een politicus. Echte politieke items waren daardoor zeldzaam en in debatten werd nauwelijks discussie gevoerd. Het Journaal was er voor ‘zacht nieuws’ en trivialiteiten, zoals interviews met bekende personen, ook al zat er ‘geen grammetje nieuws in’. “Het was geen nieuws, het was public relations, het was goed voor het imago van het journaal”, aldus Coen van Hoewijk, destijds een van de ‘leading men’ bij het Journaal.56

Maar het was een succes. Uit een enquête die de Nederlandse Stichting voor Statistiek half 1958 houdt onder een deel van de ruim 300.000 bezitters van een tv-toestel, blijkt dat elke Journaaluitzending door circa 66 procent van hen wordt bekeken. Omdat televisiekijken in die tijd een sociale activiteit was, berekenden de statistici een dagelijks bereik van één miljoen mensen.57 Andere media waren debet aan het succes van het Journaal. De Radiogids van de VARA schrijft dat het journaal wordt gewaardeerd ‘én om zijn frisse samenstelling én om zijn actualiteit én om zijn uitstekende, soms geestige commentaar’.58 Ook de kranten waren vol lof. Het

Rotterdamsch Parool sprak in juli 1957 zelfs de wens uit dat ‘ondanks de

bestedingsbeperking deze uitnemende actualiteitenrubriek spoedig de financiële en personele mogelijkheden krijgt om met een dagelijks journaal te komen’.59

De televisiemedewerkers waren vaak jong en afkomstig uit de radio- en perswereld. Het Televisie werd noodgedwongen een live medium omdat telerecording, het op film opnemen van televisiebeelden, vrij duur was. Interviews in de studio waren dus de basis van de televisiejournalistiek en werden ingeleid door een presentator die noodgedwongen uit beeld moest blijven. Volgens de zuilen zou een nieuwslezer in beeld leiden tot persoonlijkheidscultus. De kijker zou op suggestieve wijze geconfronteerd worden met de situatie van de dag en van dat ogenblik, en dat was niet de bedoeling. Daarom hadden ze vastgelegd in hun richtlijnen voor het

Journaal, dat de brenger van het nieuws anoniem moest blijven.60 Ondanks het enthousiasme van andere media wanneer het Journaal ‘stiekem’ tóch een nieuwslezer

55 Wijfjes, H. (2005)‘De journalistiek van het journaal. Vijftig jaar televisienieuws in Nederland’,

pp.13

56

Liempt, A. van (2005) Het Journaal. Achter de schermen van vijftig jaar televisiegeschiedenis, pp. 39

57 idem 58

ibidem, pp. 34

59

Zoals geciteerd in: Groenhuijsen, C. en Liempt, A. van (1995) Live! Macht, missers en meningen van

de nieuwsmakers op tv, pp. 12

60 Liempt, A. van (2005) Het Journaal. Achter de schermen van vijftig jaar televisiegeschiedenis, pp.

(27)

in beeld brengt, duurt het tot de jaren zestig voordat de nieuwslezer als ‘anchorman’ gaat fungeren.

Op een gegeven moment begon het Journaal achterop te raken. Het nieuws ontwikkelde zich zo snel dat het medium het niet meer kon bijbenen. Visueel materiaal was vaak niet voorhanden en de traagheid en het gebrek aan improvisatievermogen bij de televisiejournalisten wekten woede en irritatie bij kijkers en critici. Het programma werd, zoals Ad van Liempt het treffend verwoordt, het debiele neefje van de Nederlandse televisiejournalistiek.61

Het Journaal was geen meeslepend programma. De televisiejournalistiek had een dienende rol. Zij was volgzaam aan de eigen elite, terughoudend bij het verslaan van conflicten, afstandelijk in politieke berichtgeving en gezagsgetrouw tegenover autoriteiten.62 Afstand houden, zowel letterlijk als figuurlijk, was belangrijk. De camera kwam niet dichtbij en de berichtgeving bleef zakelijk en koel. Als er een presentator in beeld kwam, moest deze met zo weinig mogelijk mimiek de kijker toespreken.63 Emoties werden niet getoond maar beheerst. Toen Henk Lichtenveldt na een dramatisch verslag van de bezetting van de Enka fabriek terugkwam, kreeg hij van zijn hoofdredacteur Dick Simons op zijn kop dat hij, door het in beeld brengen van die geëmotioneerde mensen, de privacy van de slachtoffers had geschaad. Nieuwe, onbekende dingen, werden geweerd onder de noemer: dit laten we aan de omroepen over.64

De consequentie was dat de radicalisering van cultuur zoals die met name in de tweede helft van de jaren zestig gestalte kreeg in de vorm van maatschappelijke protesten, jeugdcultuur en democratiseringsbewegingen, voor een groot deel aan het

Journaal voorbijging of uitsluitend door het perspectief van bedreigde autoriteiten

werd beschouwd.65

Ook onderwerpen over de problematiek in Derde Wereldlanden, waarmee de actualiteitenprogramma’s in die tijd furore maakten, werden door het Journaal niet opgepikt. Het materiaal over buitenlandse onderwerpen was veelal afkomstig van buitenlandse persagentschappen. Dit was voor een groot deel te wijten aan de tegenwerking van de omroepen. Het Journaal kon weinig aan eigen nieuwsgaring doen, en al helemaal niet met behulp van correspondenten, want daarmee begaven ze

61 Liempt, A. van, ‘Het zelfbeeld van het Journaal’, in Tijdschrift voor mediageschiedenis 2. Vijftig jaar

tv-journaal (Amsterdam: Het Spinhuis, 2005), pp.33

62

Vos, C., Van propagandist naar makelaar, pp.274

63

Wijfjes, H., De journalistiek van het journaal. Vijftig jaar televisienieuws in Nederland, pp. 14

64 Liempt, A. van (2005)‘Het zelfbeeld van het Journaal’, pp.35 65

(28)

zich op het terrein van de actualiteitenprogramma’s. Het correspondentennetwerk van het NOS Journaal telde tot 1977 slechts twee personen (Henk van der Werf in Brussel en Eddo Rosenthal in Tel Aviv).

Ook intern rommelde het bij het Journaal. De verhouding tussen hoofdredactie en redactie was niet goed, de communicatie verliep stroef en er waren klachten over huisvesting, faciliteiten en personeelsomvang.66 Begin 1970 schrijft de redactie hierover een venijnige protestbrief aan hoofdredacteur Dick Simons. Het gaat de

Journaalredactie echter niet alleen om communicatie en arbeidsomstandigheden, ook de kwaliteit van het Journaal laat te wensen over. Er moeten meer binnenlandse reportages komen en bij de selectie daarvan moeten meer mensen betrokken worden. Slechte onderwerpen moeten worden geschrapt.67 Ook de dagbladjournalistiek laat van zich horen. Het Journaal wordt ‘slaapverwekkend, onbenullig, provinciaals, laf en oubollig’ genoemd, ‘droevig achtergebleven, langzaamaan in een ergerlijke onbenulligheid weggezakt’. 68

Na de protestbrief van Journaalmedewerkers begin 1970 over de grote hoeveelheid triviaal nieuws in het Journaal wordt er een commissie ingesteld ‘ter bestudering van de wenselijke structuur en positie van het NOS Journaal’. Een eindrapport komt er echter niet. Het Journaal suddert nog een tijdje door, met steeds verslechterende verhoudingen tussen hoofdredactie en Journaalredactie. Pas in 1974 stapt hoofdredacteur Dick Simons op. Een nieuwe hoofdredacteur van het NOS

Journaal wordt pas in 1975 gekozen. Het is niemand minder dan Ed van Westerloo,

op dat moment eindredacteur bij Brandpunt.69 Onder zijn leiding bloeide het Journaal halverwege de jaren zeventig op tot een rubriek waarin het harde nieuws op een objectief-feitelijke manier werd gebracht en die de strijd aan kon binden met de actualiteitenprogramma’s. 70

Eén van de speerpunten van het Journaal uit die periode, was de dagelijkse nieuwsvoorziening. Aangezien de omroepen uit alle macht probeerden te verhinderen dat het Journaal achtergronden bij het nieuws zou verzorgen, móest het Journaal zich wel storten op het dagelijkse nieuws. Het Journaal werd inhoudelijk beter en alerter,

66 Groenhuijsen, C. en Liempt, A. van (1995) Live! Macht, missers en meningen van de nieuwsmakers

op tv, pp. 15

67

Liempt, Ad van, Het Journaal. Achter de schermen van vijftig jaar televisiegeschiedenis, pp. 116

68

ibidem, pp. 120/121

69

Groenhuijsen, C. en Liempt, A. van (1995) Live! Macht, missers en meningen van de nieuwsmakers

op tv, pp. 16

70

(29)

tot grote frustratie van de actualiteitenrubrieken. Zij werkten soms tevergeefs weken aan een gedegen, goed uitgezocht en mooi gevisualiseerd onderwerp, omdat op het moment van uitzending een geheel ander onderwerp alle aandacht naar zich toe trok. De actualiteitenrubrieken probeerden dan zelf nog wel achtergronden bij het nieuws te verzamelen, maar daar misten ze de medewerkers en vooral de journalistieke vaardigheden voor. Het gevolg hiervan was dat programma’s als Brandpunt, Achter

het Nieuws en Televizier in de jaren zeventig, vooral uit onzekerheid, voortdurend van beleid veranderden. De ene keer vijf korte onderwerpen per uitzending, het jaar daarop één onderwerp per uitzending, maar dan van alle kanten belicht en daarna een experiment met publiek in de studio. De omroepen wisten niet om te gaan met het steeds wisselende nieuwsbeeld; het aloude zuilenstelsel bleek niet in staat aan de eisen van de nieuwe journalistiek te voldoen. 71

2.2 Televisiejournalistiek in de jaren negentig

De tegenstelling tussen progressief en conservatief, die in de jaren zeventig hoogtij vierde, nam in de jaren tachtig af. De professionalisering die in de voorgaande jaren opkwam, zette zich voort. Er kwamen speciale opleidingen voor televisiejournalisten bij de scholen voor journalistiek en er werd communicatiewetenschappelijk onderzoek gedaan, zij het aarzelend. De jonge generaties die vanaf 1980 het vak instroomden, stonden over het algemeen meer onbevangen tegenover zaken zoals commercie en de markt. Het waren grotendeels geïndividualiseerde en pragmatische professionals die weinig boodschap leken te hebben aan het ideologische engagement van de jaren zeventig.72

De gemiddelde journalist wilde zijn verhalen het liefst zo snel mogelijk aan zijn publiek over brengen, compleet met achtergronden en analyses en snelle inspeling op de veranderende samenleving. En dat alles met behoud van de primaire functie de autoriteiten kritisch te volgen. Die functie was zelfs zo belangrijk dat de journalist er veel voor over had, zoals undercoveractiviteiten, het gebruik van de verborgen camera en het hinderlijk volgen van onwelwillende nieuwsbronnen.

Actualiteitenrubrieken kregen grotere budgetten, er kwamen aparte bureauredacteuren en meer gespecialiseerde verslaggevers, ook in het buitenland. Met betrekking tot de vorm van de rubrieken, zette de trend van de jaren zeventig door.

71

Liempt, Ad van, ‘De stille revolutie’, in Journalistieke cultuur in Nederland, Bardoel, J.L.H. eds. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002) pp. 291

72

(30)

Dat betekende een flitsende aankleding, korte interviews, live-verbindingen met verslaggevers ter plekke en het behoud van de centrale rol van de anchorman.

In 1989 kwam de eerste commerciële televisiezender, RTL Véronique. Het duale bestel werd gevormd en het monopolie van de traditionele omroepen werd doorbroken. Het beleid werd steeds meer bepaald door marketingstrategieën. Om de kijkers aan zich te binden, moest er rekening gehouden worden met wat het publiek wilde. De journalisten leefden steeds meer in een wereld van ‘u vraagt, wij draaien’. Televisie werd van een spiegel van de samenleving, een spiegel waarin de kijker zichzelf kon zien. Het publiek wilde ook niet echt iets nieuws ontdekken, het wilde iets van zichzelf herkennen.73

Individuele expressie stond voorop bij de commerciële omroep, de algemene dagbladen en de ongebonden programmamakers en journalisten.74 Kortom, ideologie hoorde niet meer thuis in het verzakelijkte en geïndividualiseerde klimaat van de jaren negentig. De rol van de journalist was verworden tot de rol van makelaar, een professionele bemiddelaar in beeldvorming, niet meer afhankelijk van een stroming of partij, maar onderhevig aan marktwerking en kijkcijfers.75 Zelfs de publieke omroep, die niet afhankelijk is van reclamegeld en kijkcijfers, stortte zich in dezelfde concurrentieslag.76

De concurrentie tussen de publieke en commerciële omroepen heeft de journalistieke stijl dus veranderd. Vooral het wedstrijdelement binnen de journalistieke cultuur; het snelste en het beste te zijn, heeft door deze concurrentie een enorme impuls gekregen. Voor primeurjagers waren het gouden tijden. Maar tegelijkertijd trad er ook vervlakking en eenvormigheid op; steeds een andere constructie van hetzelfde nieuws.77

De voorkeur van televisie voor het emotioneel-persoonlijke, het direct-spontane, het eenduidige en het visueel-spectaculaire zorgde ervoor dat de burger toegang had tot een constante stroom van ervaringen, meningen en amuserende beelden die hem of haar kortstondig een enorme behoeftenbevrediging kon schenken.78 De nadruk werd gelegd op het onmiddellijke, gelijktijdige en spontane van televisiebeelden om de aandacht van de kijker te trekken en zolang mogelijk vast

73

Walckiers, L., ‘De media en de Derde Wereld’ in Massamedia tussen informatie en emotie, ed. Marcel Becker (Nijmegen: Valkhof Pers 2000, 1999) pp. 131

74 Wijfjes, H. (2004) Journalistiek in Nederland 1850-2000. Beroep, cultuur en organisatie, pp. 452 75

Vos, C. (2002) Van propagandist tot makelaar, pp. 283

76

Walckiers, L., ‘De media en de Derde Wereld’ in Massamedia tussen informatie en emotie, ed. Marcel Becker (Nijmegen: Valkhof Pers 2000, 1999) pp. 131

77 Wijfjes, H. (2004) Journalistiek in Nederland 1850-2000. Beroep, cultuur en organisatie, pp. 440 78

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Het dramatische van de moord wordt in beeld gebracht door de omstanders die elkaar omhelzen en bloemen neerleggen bij de woning te laten zien, door de brancard met het lichaam

Het NOS Journaal aantrekkelijker maken voor jongeren kan op gespannen voet komen te staan met een uitgangspunt van het Nederlandse mediabeleid.. Er zijn verschillende

• Wil de redactie het NOS Journaal aantrekkelijker maken voor jongeren dan kan dit betekenen dat in de inhoud meer rekening wordt gehouden met algemene interesses van jongeren:

• De samenhang is uit de Nederlandse samenleving verdwenen. Als gevolg van secularisering en ontzuiling vormen vormen traditionele groepen niet meer de

Hij is ondervoorzitter van het beheerscomité van het Fonds voor de Medische Ongevallen, lid van de Ethische Commissie Zorg van UZ en KU Leuven en van het Raadgevend Comité

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

Nadere bijzonderheden zijn nog niet bekend, maar duidelijk is al wel dat de mix van een spetterend programma, veel jonge liberalen vanuit zowel de JOVD als de W D