• No results found

Duur van de accountant-klant relatie en de controlekwaliteit in Duitsland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Duur van de accountant-klant relatie en de controlekwaliteit in Duitsland"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Duur van de accountant-klant relatie

en de controlekwaliteit in Duitsland

Masterscriptie Accountancy & Controlling

Jos Pothof

Oktober, 2012

(2)

Duur van de accountant-klant relatie

en de controlekwaliteit in Duitsland

Samenvatting

Mijn onderzoek draagt bij aan de recente discussies omtrent het effect van de duur van de accountant-klant relatie op de bekwaamheid van de accountant, de onafhankelijkheid van de accountant en de controlekwaliteit. Deze relatie is onderzocht op basis van data van Duitse beursgenoteerde ondernemingen. In Duitsland wordt de controleverklaring ondertekend door zowel de verantwoordelijke- als de review partner. Door gebruik te maken van winstkwaliteit als indirecte maatstaf voor controlekwaliteit zijn diverse resultaten naar voren gekomen. De duur van de kantoor-klant relatie en de review partner-kantoor-klant relatie hebben een significant negatief verband met de discretionaire accruals van de onderneming. De winstkwaliteit wordt dus beter en daarmee de controlekwaliteit ook naarmate de duur van de relatie langer is. Voor de duur van de verantwoordelijke partner-klant relatie is geen significant verband geconstateerd. Daarnaast zijn de discretionaire accruals van de onderneming significant hoger in de twee beginjaren van de accountant-klant relatie. Dit geldt voor zowel de kantoor-klant relatie, verantwoordelijke partner-klant relatie als de review partner-partner-klant relatie. De controlekwaliteit is dus lager in het eerste en tweede jaar van de relatie. Tot slot is geconcludeerd dat de discretionaire accruals van de onderneming significant lager zijn bij een duur van de kantoor-klant relatie van zeven jaar en langer. Dit betekent dat de winstkwaliteit verbetert en daarmee de controlekwaliteit ook bij een duur van de kantoor-klant relatie van zeven jaar en langer.

Auteur:

Jos Pothof

Studentnummer:

1787713

Onderwijs instelling:

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit:

Economie en Bedrijfskunde

Opleiding:

Master Accountancy & Controlling

Eerste begeleider RuG:

dr. C.A. Huijgen

Tweede begeleider RuG:

dr. T.A. Marra

(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterscriptie die ik heb geschreven ter afronding van de master Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. De accountancymarkt is momenteel hevig in beweging met onder andere de actuele voorstellen om verplichte kantoorroulatie in te stellen en de reeds ingevoerde verplichte partnerroulatie. In deze masterscriptie wordt onderzocht of een verband bestaat tussen de duur van de accountant-klant relatie en de controlekwaliteit in Duitsland. Geprobeerd wordt om antwoord te geven op de vraag of de controlekwaliteit beter of juist minder wordt wanneer de accountant al meerdere jaren de jaarrekeningcontrole bij een klant uitvoert.

Om te beginnen wil ik mijn begeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen, de heer Carel Huijgen, bedanken voor de adviezen vooraf en de snelle en constructieve feedback gedurende het gehele proces.

Daarnaast wil ik Ernst & Young bedanken dat ik mijn masterscriptie op kantoor Groningen heb mogen schrijven. Ik wil hierbij in het bijzonder de heer Henk Hoekstra bedanken voor de begeleiding vanuit Ernst & Young. Verder wil ik ook mijn medescriptanten bij Ernst & Young Groningen bedanken voor de gezellige tijd en de nuttige tips en ideeën.

Tot slot wil ik mijn vriendin, ouders, vrienden en studiegenoten bedanken voor hun steun en betrokkenheid tijdens het schrijven van deze masterscriptie.

Ik hoop dat u mijn masterscriptie met veel plezier zult lezen. Jos Pothof

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding………..……… 5 1.1 Introductie………. 5 1.2 Probleemstelling……….. 6 1.3 Wetenschappelijke bijdrage……… 8 1.4 Structuur………. 9 2. Theoretisch kader……… 10

2.1 Controle van de jaarrekening………. 10

2.2 Controlekwaliteit……….. 11

2.2.1 Feitelijke controlekwaliteit………. 11

2.2.2 Gepercipieerde controlekwaliteit……….. 12

2.3 Bekwaamheid van de accountant……… 12

2.3.1 Technische- en relationele bekwaamheid……….. 13

2.3.2 Bekwaamheid en de duur van de accountant-klant relatie………. 13

2.4 Onafhankelijkheid van de accountant……… 14

2.4.1 Feitelijke- en waargenomen onafhankelijkheid………. 15

2.4.2 Onafhankelijkheid en de duur van de accountant-klant relatie……… 15

2.5 Conceptueel model……… 16

2.6 Verwachte effecten van accountantsroulatie………. 16

2.6.1 Verwachte voordelen van accountantsroulatie……….. 17

2.6.2 Verwachte nadelen van accountantsroulatie……… 19

2.6.3 Effect roulatie op het conceptueel model……….. 20

3. Eerder onderzoek………. 21

3.1 Meetmethoden controlekwaliteit……… 21

3.2 Eerder onderzoek op kantoorniveau……….. 22

3.2.1 Duur van de kantoor-klant relatie en de controlekwaliteit……….. 23

3.2.2 Effect van kantoorroulatie op de controlekwaliteit……….. 24

3.3 Eerder onderzoek op partnerniveau……….. 25

3.3.1 Het partnereffect……… 25

3.3.2 Duur van de partner-klant relatie en de controlekwaliteit………... 26

3.3.3 Effect van partnerroulatie op de controlekwaliteit……….. 27

3.4 Specifieke kenmerken van Duitsland……… 27

3.4.1 Verschillen in regelgeving tussen landen………. 27

3.4.2 Financiering van ondernemingen in Duitsland………. 28

3.4.3 Regulering omtrent de accountant en de jaarrekeningcontrole in Duitsland 29 3.5 Hypothesen……….. 30

3.5.1 Lineair verband……… 30

(5)

4. Methode………. 34

4.1 Steekproefselectie en data……… 34

4.2 Afhankelijke variabele……….. 35

4.2.1 Aangepaste Jones model………. 35

4.2.2 Toelichting keuze model……… 36

4.3 Onafhankelijke variabelen………. 37 4.3.1 Verklarende variabelen………. 37 4.3.2 Controlevariabelen……… 37 4.4 Regressieanalyse………... 39 5. Resultaten……….. 41 5.1 Beschrijvende statistiek……….. 41 5.2 Correlatie……….. 41 5.3 Multivariate regressieanalyse……… 42

5.3.1 Toetsen hypothesen lineair verband……… 43

5.3.2 Toetsen hypothesen niet-lineair verband………. 44

5.3.3 Controlevariabelen en analyses……….. 47

5.4 Gevoeligheidsanalyse……… 49

5.4.1 Het DeFond en Park model………. 49

5.4.2 Resultaten regressieanalyse winststuring modellen………. 49

5.4.3 Gevoeligheidsanalyse duur van de relatie……… 51

6. Discussie en conclusie……… 54 6.1 Deelvragen………. 54 6.1.1 Eerste deelvraag………. 54 6.1.2 Tweede deelvraag………. 55 6.2 Hoofdvraag……….. 57 6.3 Mijn advies……….. 57

6.4 Beperkingen van het onderzoek……….. 58

6.5 Implicaties voor de toekomst……….. 59

7. Referenties……….. 60

(6)

1

Inleiding

1.1

Introductie

De accountant beleeft momenteel zware tijden. Een hevig maatschappelijk debat is ontstaan over het functioneren en de rol van de accountant naar aanleiding van de kredietcrisis. In een onderzoek door de commissie-De Wit (2010) naar het ontstaan en de oorzaken van de crisis is ook de rol van de accountant meegenomen. Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek is dat de accountant zijn maatschappelijke taak niet waar heeft kunnen maken. Vervolgens kwam Michel Barnier (eurocommissaris verantwoordelijk voor de Interne Markt in de Europese Commissie) met een discussiestuk (groenboek) over de accountantssector (Europese Commissie, 2010). De crisis was volgens Barnier aanleiding om de hele accountantssector op de schop te nemen. Banken hebben enorme verliezen moeten nemen en voor de burgers en beleggers is het moeilijk te begrijpen hoe de accountants destijds goedkeurende verklaringen bij diezelfde banken konden afgeven. In het groenboek worden bijna alle fundamenten van de accountantssector ter discussie gesteld: het toezicht op accountants, de onafhankelijkheid van de accountant, samenstelling van de markt voor controle en de combinatie van controle- en advieswerkzaamheden. De Europese Commissie kwam vervolgens met voorstellen voor de hervorming van de accountancymarkt (Europese Commissie, 2011). Enkele belangrijke voorstellen voor de accountants die Organisaties van Openbaar Belang (OOB’s) controleren zijn:

 het leveren van adviesdiensten bij controleklanten wordt verboden;

 er wordt verplichte kantoorroulatie ingevoerd;

 de auditcommissie krijgt een grotere rol bij de benoeming van de accountant;

 gezamenlijke controle (joint audit) wordt niet verplicht gesteld, maar moet wel

gestimuleerd worden;

 de rapportage aan het bestuur en de auditcommissie moet gedetailleerder worden.

In mijn onderzoek wordt onder andere onderzocht of het specifieke voorstel van verplichte kantoorroulatie door middel van empirisch onderzoek ondersteund kan worden. Verplichte kantoorroulatie houdt in dat een onderneming maar een beperkt aantal jaren eenzelfde controlerend accountant mag hebben en dat dit accountantskantoor vervolgens moet rouleren. Verplichte kantoorroulatie is voorgesteld om de onafhankelijkheid van de accountant te waarborgen en daarmee een hoge controlekwaliteit te behouden (Europese Commissie, 2011). Volgens DeAngelo (1981) bestaat de controlekwaliteit uit twee componenten. Allereerst moet de accountant de eventuele fouten en tekortkomingen in de verslaggeving van de klant ontdekken. Vervolgens moet de accountant dezelfde fouten en tekortkomingen ook daadwerkelijk rapporteren. Het eerste deel kan gezien worden als de bekwaamheid van de accountant en het tweede deel als de onafhankelijkheid van de accountant.

(7)

Het voorstel van verplichte kantoorroulatie is een vervolg op de partnerroulatie die al verplicht is gesteld in de Europese Unie. De partnerroulatie is ingevoerd door de EU richtlijn 2006/43/EC. In Artikel 42 over onafhankelijkheid van de accountant wordt roulatie van de verantwoordelijke partner verplicht gesteld na een maximale periode van zeven jaar (Europese Commissie, 2006). Deze maatregel van verplichte partnerroulatie is ingevoerd na de verschillende accountingschandalen in het begin van de eeuw, zoals bij Enron en Worldcom in de Verenigde Staten en bij Parmalat in Europa. Na deze schandalen werd de onafhankelijkheid van de accountant publiekelijk bekritiseerd. Men was bezorgd dat wanneer de duur van de accountant-klant relatie langer is, de accountant soepeler om zou gaan met verschillende verslaggevingkeuzes van de klant (Chen et al., 2008). Dit zou veroorzaakt kunnen worden doordat de accountant ‘te familiair’ wordt met de klant en de zakelijke relatie met de klant wil behouden (Carey en Simnett, 2006). Het idee is dan ook dat door een limiet te stellen aan de duur van de accountant-klant relatie, de onafhankelijkheid van de accountant gewaarborgd wordt en daardoor de controlekwaliteit ook. Tegenstanders van deze gedachte beargumenteren juist dat wanneer de accountant meer ervaring heeft bij dezelfde klant door een langere duur van de relatie, de accountant beter in staat is om te bepalen of gekozen verslaggevingskeuzes gepast zijn (Myers et al., 2003).

De invoering van verplichte partnerroulatie en het voorstel met betrekking tot de verplichte kantoorroulatie zijn niet gebaseerd op uitkomsten van onderzoek naar het verband tussen de duur van de accountant-klant relatie en de controlekwaliteit. Een lange duur van de accountant-klant relatie kan een negatief effect hebben op de onafhankelijkheid van de accountant, maar zou tegelijkertijd een positief effect kunnen hebben op de bekwaamheid van de accountant om de controle uit te voeren. Ondanks dat partnerroulatie in veel landen reeds verplicht is gesteld, zijn de consequenties van de maatregel nog steeds onduidelijk en kan het zowel voordelig als nadelig zijn voor de controlekwaliteit (Gold et al., 2011). Doordat het onduidelijk is in hoeverre deze twee effecten van een lange duur van de accountant-klant relatie elkaar opheffen, is het belangrijk om empirisch onderzoek naar deze relatie uit te voeren. Voor de regelgevende instanties is het nuttig om rekening te houden met de bevindingen van empirisch onderzoek. Anders bestaat de kans dat de controlekwaliteit door verplichte roulatie juist verslechtert in plaats van dat een lagere controlekwaliteit door een verlies aan onafhankelijkheid van de accountant voorkomen wordt.

1.2

Probleemstelling

Het probleem dat in mijn onderzoek centraal staat is de vraag of regulatie omtrent de duur van de accountant-klant relatie nodig is. Onderzocht wordt wat het effect is van de duur van de accountant-klant relatie op de controlekwaliteit in Duitsland. De laatste jaren zijn al diverse wetenschappelijke studies uitgevoerd naar deze relatie. De meeste studies zijn op kantoorniveau uitgevoerd en op basis van data uit de Verenigde Staten (o.a. Johnson et al., 2002; Myers et al., 2003; Carcello en Nagy, 2004; Davis et al., 2009). Slechts enkele onderzoeken zijn op partnerniveau uitgevoerd, omdat weinig data publiekelijk beschikbaar is

(8)

over de partners. Daarbij zijn de onderzoeken op partnerniveau voornamelijk uitgevoerd in Australië en Taiwan (Chi en Huang, 2005; Carey en Simnett, 2006; Chen et al., 2008; Chi et al., 2009). In tegenstelling tot de meeste eerdere studies naar deze relatie wordt mijn onderzoek uitgevoerd in Europa, omdat binnen Europa de discussie omtrent de onafhankelijkheid van de accountant en het al dan niet verplicht stellen van kantoorroulatie

erg actueel is1. Gekozen is om dit onderzoek uit te voeren voor ondernemingen in Duitsland.

In Duitsland zijn de verantwoordelijke partner en de review partner, in tegenstelling tot de meeste andere Europese landen, al sinds 1985 bij wet verplicht om persoonlijk de controleverklaring te ondertekenen (Gold et al., 2011). Analoog aan de meeste eerdere onderzoeken naar het effect van de duur van de accountant-klant relatie op de controlekwaliteit wordt dit onderzoek uitgevoerd met behulp van regressieanalyses. Hierbij wordt de duur van de accountant-klant relatie gerelateerd aan de discretionaire accruals van de onderneming als maatstaf voor de winstkwaliteit. Accruals zijn kort gezegd de verschillen tussen nettowinst en operationele kasstromen, dus wijzigingen in de activa en passiva op de balans die niet te herleiden zijn op de nettowinst (Scott, 2012). De winstkwaliteit is een indirecte maatstaf voor de controlekwaliteit en zal in hoofdstuk drie nader worden toegelicht. Het hierboven ingeleide onderzoek zal uitgevoerd worden aan de hand van de volgende hoofdvraag:

Wat is het effect van de duur van de accountant-klant relatie op de controlekwaliteit in Duitsland?

Om de hoofdvraag van dit onderzoek zo specifiek mogelijk te kunnen beantwoorden wordt in mijn onderzoek bewust onderscheid gemaakt tussen het accountantskantoor en de partners van het accountantskantoor. Het is aannemelijk dat een lange duur van de partner-klant relatie op zichzelf ook effect heeft op de controlekwaliteit. Op deze manier kunnen ook eventuele verschillen tussen het effect van de duur van de partner-klant relatie en de kantoor-klant relatie onderscheiden worden. Verder is de verplichte partnerroulatie reeds ingevoerd in Europa (Europese Commissie, 2006), maar het voorstel tot verplichte kantoorroulatie is nog in behandeling (Europese Commissie, 2011). Om met dit onderzoek aan beide onderzoeksgebieden bij te dragen en een volledig antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld:

Deelvraag 1: Wat is het effect van de duur van de kantoor-klant relatie op de controlekwaliteit in Duitsland?

Deelvraag 2: Wat is het effect van de duur van de partner-klant relatie op de controlekwaliteit in Duitsland?

1

Twijfel over Europese hervormingsplannen accountancy, 18 juli 2012,

(9)

1.3

Wetenschappelijke bijdrage

Aangezien eerdere studies op kantoorniveau vooral op ondernemingen uit de Verenigde Staten gebaseerd zijn (o.a. Johnson et al., 2002; Myers et al., 2003; Carcello en Nagy, 2004; Davis et al., 2009) en eerdere studies op partnerniveau voornamelijk op ondernemingen uit Taiwan en Australië (Chi en Huang, 2005; Carey en Simnett, 2006; Chen et al., 2008; Chi et al., 2009), draagt mijn onderzoek in Duitsland bij aan het onderzoeksgebied van controlekwaliteit. Daarnaast is Duitsland interessant, omdat in verhouding met andere landen een redelijk groot deel van de beursgenoteerde ondernemingen, meer dan één derde, gecontroleerd wordt door accountantskantoren die niet tot de Big Four kantoren behoren. In Chen et al. (2008) werden 75% van de ondernemingen in de steekproef door een Big Four kantoor gecontroleerd, in Chi en Huang (2005) was dit zelfs voor 79,5% van de ondernemingen het geval. In mijn onderzoek is derhalve een grote verscheidenheid aan accountantskantoren in de steekproef in vergelijking met eerder onderzoek.

Verder is het door de huidige discussies binnen Europa over de voorstellen tot verplichte kantoorroulatie erg actueel om te onderzoeken of het wel nodig is dat de kantoren gaan rouleren (Europese Commissie, 2011). Wordt de controlekwaliteit minder naarmate de duur van de kantoor-klant relatie langer is, of wordt de controlekwaliteit juist beter? Duitsland biedt een goede omgeving om te kijken wat het effect is van vrijwillige kantoorroulatie en de duur van de kantoor-klant relatie op de controlekwaliteit en daarnaast te kijken wat het effect is van de duur van de partner-klant relatie op de controlekwaliteit in verband met de reeds ingevoerde partnerroulatie (Europese Commissie, 2006). Hierdoor kan met behulp van de uitkomsten een bijdrage worden geleverd aan de maatschappelijke discussie omtrent de voorgestelde verplichte kantoorroulatie en de reeds ingevoerde verplichte partnerroulatie. Er is reeds weinig onderzoek gedaan naar het effect van de duur van de partner-klant relatie op de controlekwaliteit. Dit komt voornamelijk omdat in de meeste landen gegevens over de partner niet publiekelijk beschikbaar zijn, omdat in de jaarverslagen de naam van de verantwoordelijke partner niet verplicht vermeld hoeft te worden (Chen et al., 2008). Tevens zijn de studies waarin deze relatie is onderzocht niet consistent in de conclusies. Het is dus relevant om meer over deze relatie te weten te komen. Ook Francis (2011) geeft aan dat het op het gebied van controlekwaliteit belangrijk is om meer te weten te komen over de personen die de controle uitvoeren en het effect dat het eventueel heeft op de controlekwaliteit. Op het onderzoek van Gold et al. (2011) na is in de eerdere studies alleen gefocust op de verantwoordelijke partner. Aangezien in Duitsland de controleverklaring ondertekend wordt door zowel de verantwoordelijke- als de review partner, kan in dit onderzoek naast de verantwoordelijke partner ook het effect van de duur van de review partner-klant relatie op de controlekwaliteit onderzocht worden. De eventuele uitkomsten van dit onderzoek leveren een bijdrage aan het beperkte onderzoeksgebied.

(10)

Tot slot is zelden in een onderzoek tegelijkertijd gekeken naar het effect van zowel de duur van de kantoor-klant relatie als de duur van de partner-klant relatie op de controlekwaliteit, terwijl het nagenoeg onmogelijk is om deze twee los van elkaar te zien (Chen et al., 2008). Er bestaat een relatie tussen het accountantskantoor en de klant, maar de partner is degene die bij de controle daadwerkelijk de relatie met de klant onderhoudt. Het is dan ook moeilijk om directe conclusies te trekken over het effect van de duur van de kantoor-klant relatie zonder het partnereffect te onderzoeken. Daarom wordt in dit onderzoek zowel het effect van de duur van de kantoor-klant relatie als de partner-klant relatie op de controlekwaliteit onderzocht.

1.4

Structuur

In deze paragraaf wordt kort weergegeven hoe het verdere onderzoek eruit ziet. In hoofdstuk twee wordt de achterliggende theorie met betrekking tot het onderwerp besproken. In hoofdstuk drie worden de eerdere studies op dit onderzoeksgebied beschreven en worden de hypothesen geformuleerd. Daarna komen in hoofdstuk vier de onderzoeksopzet- en methodologie naar voren. Vervolgens worden in hoofdstuk vijf de resultaten van het uitgevoerde onderzoek beschreven. Tot slot worden in hoofdstuk zes de conclusies, beperkingen van dit onderzoek en de aanbevelingen voor vervolgonderzoek uiteengezet.

(11)

2

Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt de achterliggende theorie omtrent het onderwerp in dit onderzoek besproken. Allereerst wordt met behulp van theorie beargumenteerd waarom de maatschappij behoefte heeft aan de controle van de jaarrekening. Vervolgens zullen de begrippen controlekwaliteit, bekwaamheid van de accountant en de onafhankelijkheid van de accountant toegelicht worden en zal dit leiden tot het conceptueel model van dit onderzoek. Tot slot zullen in dit hoofdstuk de verwachte effecten van accountantsroulatie besproken worden.

2.1

Controle van de jaarrekening

De vraag naar controle van de jaarrekening kan verklaard worden door diverse theorieën. Enkele voorbeelden zijn de vertrouwenstheorie (Limperg, 1932), de agency theorie (Jensen en Meckling, 1976) en de legitimatie theorie (Deegan, 2002). De verklarende theorie die het meest gebruikt wordt is de agency theorie (Jensen en Meckling, 1976). Deze theorie zal hieronder kort worden toegelicht.

Volgens Jensen en Meckling (1976) kunnen problemen ontstaan wanneer een scheiding aanwezig is tussen de leiding (agents) en eigenaren (principals) van een onderneming. Hierbij kan verondersteld worden dat een belangentegenstelling bestaat tussen de managers (agents) en de aandeelhouders (principals) van de onderneming. De manager streeft naar andere doelen dan de aandeelhouders, bijvoorbeeld een zo hoog mogelijke beloning aan het eind van het jaar. De aandeelhouders hebben daarentegen belang bij een betrouwbare rapportering van de winst om het juiste dividend te ontvangen aan het einde van het jaar.

Om de tegenstrijdige belangen tussen managers (agents) en de aandeelhouders (principals) te verzachten, kan de beloning van de managers voor een deel bestaan uit aandelen. Zo komen de belangen van de managers en de aandeelhouders meer op één lijn te liggen. Echter wordt verondersteld dat zulke beloningsstructuren ertoe kunnen leiden dat de managers bewust accountinginformatie vervormen om zo de aandeelprijzen te beïnvloeden en te voldoen aan de verwachtingen van de aandeelhouders. Hierdoor wordt dan de eigen beloning zeker gesteld of verhoogd (Efendi et al., 2007). Dus door een beloningsstructuur middels aandelen toe te passen kunnen de belangen van de managers en de aandeelhouders meer op één lijn gebracht worden, maar daarbij kan een negatief effect ontstaan op de betrouwbaarheid van de financiële informatie.

De jaarlijkse controle van de financiële rapportage is bedoeld als een soort controlerend mechanisme. Het moet de neiging van managers om financiële informatie te vervormen verminderen en eventuele vervormde informatie ontdekken en herstellen. Wanneer interne accountinginformatie bewust door de managers vervormd is, wordt de besluitvorming door aandeelhouders bemoeilijkt, doordat de informatie onbetrouwbaar is. Bovendien kan het

(12)

gebruik van onbetrouwbare informatie in het besluitvormingsproces leiden tot suboptimale beslissingen door aandeelhouders (Jensen, 1986). Dit wordt het informatierisico genoemd en zorgt ervoor dat aandeelhouders en kredietverstrekkers een premie vragen op de investering (dividend) of op de lening (rente). Een logisch gevolg is dat hoe hoger het informatierisico is, des te hoger is de premie die wordt gevraagd en des te hoger zijn de financieringskosten voor de onderneming. De controle op de financiële rapportage die jaarlijks wordt uitgevoerd, ondersteunt het proces van investeerders en kredietverstrekkers om beslissingen te nemen, doordat de betrouwbaarheid van de accountinginformatie wordt gewaarborgd.

2.2

Controlekwaliteit

Bonner (2008) geeft aan dat controlekwaliteit een complex concept is dat niet vereenvoudigd kan worden tot een simpele definitie. Daarbij kan de vraag gesteld worden of controlekwaliteit dezelfde betekenis heeft voor de verschillende belanghebbenden. Controlekwaliteit wordt vaak op diverse manieren beoordeeld, omdat iedere belanghebbende een andere kijk heeft op controlekwaliteit. Het management van de onderneming die gecontroleerd wordt en de investeerders van de onderneming zullen een andere kijk hebben op wat goede controlekwaliteit is, al zal het wel enkele overlap kennen (van Buuren, 2009). Voor de investeerders is de controlekwaliteit belangrijk, omdat bij het nemen van investeringsbeslissingen gebruik wordt gemaakt van de informatie in de jaarrekening. Controlekwaliteit kan volgens Watkins et al. (2004) opgedeeld worden in feitelijke- en gepercipieerde controlekwaliteit, die hieronder zullen worden toegelicht. 2.2.1 Feitelijke controlekwaliteit

De accountant is verplicht om pas een goedkeurende controleverklaring met een redelijke mate van zekerheid af te geven, wanneer de jaarrekening geen (materiële) afwijkingen bevat. In dit opzicht kan de feitelijke controlekwaliteit opgevat worden als de mate waarin de accountant het accountantscontrolerisico tot een aanvaardbaar laag niveau terug kan brengen (Jackson et al., 2008). Accountantscontrolerisico kan weergegeven worden in de formule: AR = IR x CR x DR. Het accountantscontrolerisico (AR) kan daarbij gedefinieerd worden als “de kans dat een accountant een verkeerde verklaring afgeeft bij een

jaarrekening met materiële fouten” (Brumfield et al., 1983, p. 62). Het inherente risico (IR) is

de kans dat door de afwezigheid van interne beheersingsmaatregelen een materiële fout in de jaarrekening kan ontstaan. Het controlerisico (CR) is de kans dat een materiële fout niet op tijd voorkomen of ontdekt wordt door de interne beheersingsmaatregelen. Tot slot is het detectie risico (DR) de kans dat de materiële fout niet ontdekt is door zowel de interne beheersingsmaatregelen als door de aanvullende werkzaamheden van de accountant (Brumfield et al., 1983). Beargumenteerd kan worden dat controlekwaliteit het tegenovergestelde van accountantscontrolerisico is. Hoe lager het accountantscontrolerisico is, des te hoger is de feitelijke controlekwaliteit (Francis, 2004; Jackson et al., 2008).

(13)

2.2.2 Gepercipieerde controlekwaliteit

De feitelijke controlekwaliteit is moeilijk te bepalen, aangezien investeerders alleen een schatting kunnen maken van de geleverde controlekwaliteit (van Buuren, 2009). Gepercipieerde controlekwaliteit is ook lastig te duiden en wordt vaak weergegeven als een combinatie van de bekwaamheid en de onafhankelijkheid van de accountant. Verschillende theorieën zijn ontwikkeld om de controlekwaliteit te definiëren en deze theorieën zijn vaak al tientallen jaren oud. De meest aangehaalde is de theorie van DeAngelo (1981). Volgens haar hangt de controlekwaliteit af van twee verschillende dimensies:

“The quality of audit services is defined to be the market-assessed joint probability that a

given auditor will both (a) discover a breach in the client’s accounting system and (b) report the breach” (DeAngelo, 1981, p. 186).

Het eerste deel van de definitie met betrekking tot het ontdekken van (materiële) fouten kan aangeduid worden als de bekwaamheid van de accountant en het tweede deel met betrekking tot het rapporteren van de ontdekte tekortkomingen kan aangeduid worden als de onafhankelijkheid van de accountant (Gold et al., 2011). Naast bekwaamheid zijn ook ervaring en de manier waarop het controleproces is ingericht belangrijke factoren bij het ontdekken van tekortkomingen en fouten in de jaarrekening. Door het effect dat de onafhankelijkheid kan hebben op de intentie van de accountant om te voldoen aan de fundamentele beginselen, zoals objectiviteit, professioneel kritische houding en integriteit, kan de onafhankelijkheid van invloed zijn op zowel de kans dat de fout ontdekt wordt (objectiviteit en professioneel kritische houding) als de kans dat het gerapporteerd wordt (integriteit). Daarom wordt over het algemeen de onafhankelijkheid als meest fundamentele eigenschap van de accountant genoemd en bekwaamheid wordt verondersteld hier secundair aan te zijn (Lee en Stone, 1995).

Het is voor aandeelhouders en andere belanghebbenden moeilijk om informatie over de controlekwaliteit te verkrijgen. Uit de jaarrekening kunnen alleen de kosten van de jaarrekeningcontrole en de controleverklaring worden gehaald. Hierdoor kan de gebruiker van de jaarrekening de controlekwaliteit niet bepalen en wordt de controlekwaliteit vaak beoordeeld op basis van de perceptie van de aandeelhouders en het maatschappelijk verkeer in hoeverre de accountant de materiële fouten terugdringt in de financiële rapportage (Jackson et al., 2008). Dit wordt de gepercipieerde controlekwaliteit genoemd.

2.3

Bekwaamheid van de accountant

De bekwaamheid van de accountant is een resultaat en combinatie van veel verschillende factoren. Alle accountants worden verwacht over een bepaalde graad van bekwaamheid te beschikken op basis van de gevolgde opleiding. Verder is de bekwaamheid op bijvoorbeeld partnerniveau zeer uiteenlopend doordat verschillen bestaan in het individuele mentale vermogen. Bekwaamheid kan opgedeeld worden in technische- en relationele bekwaam-heid.

(14)

2.3.1 Technische- en relationele bekwaamheid

De gevolgde opleiding en de opgedane ervaring in de praktijk zijn onderdelen die de bekwaamheid van de partner vergroten. Hierbij gaat het om de technische bekwaamheid van de accountant, die als volgt gedefinieerd kan worden: een accountant “must have a

sufficient knowledge, formation, qualification and experience to conclude a financial audit”

(Flint, 1988, p. 48). Volgens Richard (2006) zijn kennis en individuele vaardigheden onderdelen van de technische bekwaamheid van een accountant en de kernpunten die hierbij worden genoemd zijn: “experience, professional, to understand the working methods

and the characteristics of the Group”. Bij de relationele bekwaamheid van een accountant

wordt het volgende genoemd: “to know what is important for the managers, which is the

relationship to be instituted” (Richard, 2006, p. 170). Behn en Carcello (1997) beschrijven dat

het voor een accountant het belangrijkste is om proactief betrokken te zijn bij de klant en service te verlenen dat verder gaat dan alleen het controleren van de jaarrekening, zoals meer advies geven. Dit laatste aspect zal voornamelijk de toegevoegde waarde van een controle zijn. Het goed kunnen onderhandelen met de klant wordt ook gezien als een vorm van relationele bekwaamheid waarover een accountant dient te beschikken. Trotman et al. (2005) concludeerden dat een goed inzicht van een accountant in de positie van de klant, wat vaak over de jaren heen verkregen wordt, kan leiden tot betere mogelijkheden tot onderhandeling met de klant.

2.3.2 Bekwaamheid en de duur van de accountant-klant relatie

Wanneer een accountant reeds meerdere jaren controles uitvoert bij eenzelfde klant, vergaart de accountant klantspecifieke kennis op het gebied van de risico’s, processen en financiële verslaggeving van de klant. Daardoor wordt de informatieasymmetrie tussen de accountant en de klant kleiner naarmate de duur van de relatie langer is (Mansi et al., 2004). Verder zal een accountant beter in staat zijn om onjuistheden en fouten te ontdekken wanneer de accountant meer klantspecifieke kennis bezit. Het vergaren van klantspecifieke kennis gebeurt vooral in de beginjaren van de accountant-klant relatie (Knapp, 1991). De eerste jaren verdiept de accountant zich in de processen, procedures en het interne beheersingssysteem van de nieuwe klant. In de latere jaren van de relatie zal de toename van de klantspecifieke kennis geleidelijker gaan.

Volgens Richard (2006) is het voortdurend leren en een lange duur van de accountant-klant relatie een goede basis voor zowel de technische- als de relationele bekwaamheid van een accountant. Zodra het management en de accountant elkaar gaan zien als een soort collega’s, zal de informatieasymmetrie verminderen en wordt de accountant zowel technisch als relationeel meer bekwaam. Het is echter wel zo dat de hechtheid van de relatie niet moet doorslaan, want dan wordt de bekwaamheid van de accountant negatief beïnvloed. De accountant heeft dan niet meer de rol van controleur en externe adviseur maar meer van een interne werknemer. Zodra de duur van de accountant-klant relatie langer wordt, ontstaat een toename in het wederzijdse vertrouwen en daardoor de mogelijkheden tot onderhandeling met de klant (Arruñada en Paz-Ares, 1997; Trotman et al., 2005). Op basis

(15)

van deze argumenten wordt verondersteld dat de bekwaamheid van de accountant beter wordt naarmate de duur van de relatie met de klant langer is.

2.4

Onafhankelijkheid van de accountant

Om effectief waarde toe te voegen aan de betrouwbaarheid van accountinginformatie moet een accountant voldoen aan enkele fundamentele beginselen. Sectie 100 van de IFAC Code of Ethics (2005) geeft de volgende fundamentele beginselen weer: integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag. De belangrijkste vereiste voor een accountant is de verplichting om onafhankelijk te zijn van de controleklant (Lee en Stone, 1995). Sectie 290 van de IFAC Code of Ethics (2005) omschrijft onafhankelijkheid bij een controleopdracht als volgt:

“For financial statement audit clients, the members of the assurance team, the firm and

network firms are required to be independent of the financial statement audit client. Such independence requirements include prohibitions regarding certain relationships between members of the assurance team and directors, officers and employees of the client in a position to exert direct and significant influence over the financial statements” (IFAC Code of

Ethics, 2005, p. 1142).

Onafhankelijkheid van de accountant kan opgedeeld worden in twee verschillende soorten onafhankelijkheid. Ten eerste bestaat de geestesonafhankelijkheid (feitelijke onafhankelijk-heid). Dit is een morele houding waarbij de accountant bij de te nemen beslissingen in het kader van het uitvoeren van zijn functie rekening houdt met alle relevante belangen. Ten tweede bestaat de schijnbare onafhankelijkheid (waargenomen onafhankelijkheid). Dit is het vermijden van situaties die een redelijk denkende en geïnformeerde derde ertoe kunnen brengen het objectieve handelen van de accountant in twijfel te trekken (IFAC Code of Ethics sectie 290, 2005).

Een accountant moet onafhankelijk handelen, maar dit is niet vanzelfsprekend. Diverse bedreigingen bestaan voor de onafhankelijkheid van de accountant en deze zijn in te delen in eigen belang, zelftoetsing, belangenbehartiging, vertrouwdheid en intimidatie (Commissie van de Europese gemeenschappen, 2002). Wanneer het management van de klant druk kan uitoefenen op de accountant komt de onafhankelijkheid in het geding. Deze druk van het management kan veroorzaakt worden doordat het management bevoegd is om de accountant aan te nemen, te betalen en te ontslaan (Ruiz-Barbadillo et al., 2006). Gómez Aguilar en Ruiz-Barbadillo (2003) hebben voor Spaanse ondernemingen onderzocht wanneer van accountant werd gewisseld. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat ondernemingen vaak van accountant wisselen wanneer geen goedkeurende verklaring wordt verkregen bij de huidige accountant. Dit legt ook indirecte druk op de accountant, aangezien de kans bestaat de klant te verliezen wanneer geen goedkeurende verklaring afgegeven wordt.

(16)

2.4.1 Feitelijke- en waargenomen onafhankelijkheid

Om de feitelijke onafhankelijkheid van de accountant te waarborgen, zijn enkele mechanismen ingesteld door beroepsorganisaties en de accountantskantoren zelf (Vanstraelen, 2000). Zo hebben professionele organisaties diverse regels opgelegd waaraan de accountant moet voldoen, bijvoorbeeld de onafhankelijkheid bij controleopdrachten (IFAC Code of Ethics sectie 290, 2005). Andere voorbeelden van mechanismen zijn aansprakelijkheidsregels en mogelijk reputatieverlies voor het accountantskantoor (DeFond et al., 2002). De waargenomen onafhankelijkheid is subjectief en kan door de tijd heen veranderen. Het vertrouwen van de maatschappij in de accountant komt voort uit haar kennis over de werkgewoonten van de accountant en de regulatie omtrent het gehele controleproces. Bovendien wordt de waargenomen onafhankelijkheid beïnvloed door politieke discussies en de media, vooral wanneer men geen gegronde kennis inzake het controleproces heeft. De maatschappelijke discussie omtrent de onafhankelijkheid van de accountant naar aanleiding van de kredietcrisis is erg actueel (commissie-De Wit, 2010). Eenzelfde maatschappelijke discussie omtrent de onafhankelijkheid van de accountant was begin deze eeuw ontstaan na de diverse accountingschandalen, zoals bij de ondernemingen Enron en Worldcom (Chen et al., 2008). Overdreven aandacht en maatschappelijke discussie, zonder dat empirisch bewijs bestaat voor een mindere onafhankelijkheid van de accountant, kan ervoor zorgen dat aandeelhouders zich onnodig zorgen maken. Dit kan vervolgens veroorzaken dat de aandeelhouders de observeerbare schijnbare onafhankelijkheid van de accountant te kritisch beoordelen. Andere factoren die de waargenomen onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden zijn concurrentie tussen accountantskantoren, naast controle ook advieswerkzaamheden verrichten bij eenzelfde klant en de duur van de accountant-klant relatie (Shockley, 1982; Vanstraelen, 2000).

2.4.2 Onafhankelijkheid en de duur van de accountant-klant relatie

Feitelijke onafhankelijkheid is een theoretisch concept. Het is een ideaal om naar te streven, maar in de praktijk is feitelijke onafhankelijkheid eigenlijk onhaalbaar, accountants zijn geen robots (Acemoglu en Gietzmann, 1997). Hierdoor wordt vaak gekeken naar de waargenomen onafhankelijkheid van de accountant. Een lange duur van de relatie tussen de accountant en de klant kan de waargenomen onafhankelijkheid aantasten. De belangrijkste bedreiging voor de onafhankelijkheid van de accountant die hierbij optreedt is een te grote mate van vertrouwdheid, doordat een ‘familiaire relatie’ ontstaat (Carey en Simnett, 2006). Decennia geleden argumenteerden Mautz en Sharaf (1961) al dat de onafhankelijkheid van accountants af kan nemen wanneer een persoonlijke relatie tussen de accountant en de klant ontstaat. Een persoonlijke relatie kan ontstaan wanneer de accountant en het management van een klant een aanmerkelijk aantal jaren hebben samengewerkt. Deze persoonlijke relatie kan ook doorgetrokken worden naar het verslaggevingproces. Wanneer een accountant de interne verslaggevingprocedures van een klant al meerdere jaren geïdentificeerd heeft en de financiële rapportage gecontroleerd heeft, zal de accountant in het huidige jaar al een bepaalde verwachting van de kwaliteit hebben op basis van de

(17)

voorgaande jaren. Hierdoor komt de onafhankelijkheid ook in het geding. Bazerman et al. (2002) omschrijven familiariteit als:

“People are more willing to harm strangers than individuals they know, especially when those individuals are paying clients with whom they have ongoing relationships” (Bazerman

et al., 2002, p. 100)

Hiermee geven ze aan dat hoe langer de duur van de relatie met de klant is, des te moeilijker is het voor de accountant om beslissingen te nemen die nadelig zijn voor de klant. Op basis van bovenstaande argumenten kan worden opgemaakt dat de waargenomen onafhankelijkheid van de accountant minder wordt naarmate de duur van de relatie met de klant langer is.

2.5

Conceptueel model

Op basis van de theorie in de voorgaande paragrafen controlekwaliteit, bekwaamheid- en onafhankelijkheid van de accountant kan een conceptueel model gemaakt worden. De relatie die in dit onderzoek onderzocht wordt is het effect van de duur van de accountant-klant relatie op de controlekwaliteit. Doordat de controlekwaliteit afhankelijk is van de bekwaamheid en de onafhankelijkheid van de accountant kan het onderstaande model opgesteld worden: + + ? - +

2.6

Verwachte effecten van accountantsroulatie

Roulatie wordt als maatregel gezien om de onafhankelijkheid van de accountant te waarborgen en daarmee de controlekwaliteit. Dit is alleen het geval wanneer de voordelen van verplichte roulatie de nadelen overtreffen. Hieronder worden enkele verwachte voordelen en nadelen van roulatie toegelicht.

Onafhankelijkheid Bekwaamheid

Controlekwaliteit Duur van

(18)

2.6.1 Verwachte voordelen van accountantsroulatie

Roulatie als maatregel om onafhankelijkheid te waarborgen

Roulatie van accountant wordt gebruikt als maatregel om de onafhankelijkheid van de accountant te waarborgen. Door verplichte accountantsroulatie in te stellen, wordt een maximale duur van de relatie tussen de accountant en de klant vastgesteld. Dit kan voordelig zijn wanneer de investeerders bij een lange duur van de accountant-klant relatie verwachten dat de kans groter is dat de accountant de fundamentele beginselen minder goed naleeft. Gevolg is dat hierdoor ook verwacht wordt dat de controlekwaliteit negatief wordt beïnvloed bij een lange duur van de accountant-klant relatie. Uit een onderzoeksrapport van de Bocconi University in Italië, waar kantoorroulatie verplicht is, kwam naar voren dat de publieke perceptie van de onafhankelijkheid van de accountant beter wordt bij verplichte roulatie (Arel et al., 2005). Dus de waargenomen onafhankelijkheid kan verbeteren bij verplichte kantoorroulatie. Een ander voordeel is dat de zittende accountant weet dat over enkele jaren een andere accountant is die de desbetreffende klant gaat controleren. Daarbij neemt de opvolgende accountant het werk van de huidige accountant ook in ogenschouw. Dit kan een druk creëren om minder vatbaar te zijn voor mogelijke manipulaties door de klant (Raiborn et al., 2006).

Verplichte kantoorroulatie heeft waarschijnlijk een sterker effect op de onafhankelijkheid van de accountant dan verplichte partnerroulatie. Dit komt doordat zowel de vorige als de opvolgende partner bij partnerroulatie voor hetzelfde kantoor werken. Beide partners identificeren zich dus met hetzelfde accountantskantoor. Het is waarschijnlijk dat de opvolgende partner meer op de vorige partner lijkt dan wanneer het een partner van een ander accountantskantoor betreft. Partnerroulatie heeft als doel een nieuw perspectief op het gehele controleproces te creëren, maar het is aannemelijk dat de nieuwe partner van hetzelfde kantoor op dezelfde manier naar de onderneming kijkt, aangezien deze nieuwe partner dezelfde trainingen heeft gehad en afhankelijk is van dezelfde kantoorfaciliteiten om problemen op te lossen (Hamilton et al., 2005). De opvolgende partner van hetzelfde kantoor heeft eerst tijd nodig om eventuele beperkingen in het werk van de vorige partner te ontdekken, doordat de opvolgende partner in het begin een gebrek aan klantspecifieke kennis heeft. Daarnaast bestaat de kans, mocht de opvolgende partner dergelijke beperkingen ontdekken, dat deze niet publiekelijk bekend gemaakt worden. Sori en Karbhari (2005) hebben geconcludeerd dat partners elkaar de hand boven het hoofd houden om de reputatie van het kantoor te beschermen. Het uitspreken van de zwakheden van collega’s zal de reputatie van de medewerkers van het kantoor doen verminderen en daarmee de toekomstige ondernemingskansen van het kantoor ook.

Nieuwe kritische blik

Wanneer de duur van de accountant-klant relatie langer wordt, bestaat de kans dat de accountant routinematig gaat handelen. Accountantsroulatie kan volgens de voorstanders van deze maatregel leiden tot een frisse blik op het gehele controleproces. Roulatie creëert

(19)

een goede omgeving voor de accountant om objectief en onafhankelijk te blijven, anders bestaat het gevaar dat de controlewerkzaamheden teveel een herhaling van de controlewerkzaamheden van eerdere controleopdrachten wordt (Li, 2007).

In Arel et al. (2005) wordt beweerd dat de accountant bij een langere duur van de accountant-klant relatie teveel gaat steunen op de planning van de controles in voorgaande jaren, de bijbehorende budgetten, de benodigde informatie die in eerdere jaren is verzameld en deze gebruikt in de controle van het huidige jaar. Daarnaast stellen ze dat de accountant na enkele jaren gaat anticiperen op behaalde resultaten door de klant en daardoor minder alert is op subtiele winststuring bij de klant. Overeenkomstig stellen Brody en Moscove (1998) dat de accountant naarmate de relatie met de klant langer wordt, de interne beheersingsprocedures minder kritisch en objectief gaat controleren. De interne beheersingsprocedures zijn een substantieel onderdeel in het controleproces. Accountantsroulatie kan hier dus een oplossing bieden, doordat na een periode van een aantal jaren weer met een nieuwe kritische blik naar de onderneming gekeken wordt.

Weerstaan van de druk van het management

Er kan een link gelegd worden tussen onafhankelijkheid van de accountant en het weerstaan van druk van het management. Verplichte accountantsroulatie na een bepaalde termijn kan een oplossing bieden voor de accountant om makkelijker druk van het management te weerstaan. Decennia geleden werd dit probleem al erkend door Mautz en Sharaf (1961):

“The auditor must be aware of the various pressures, some obvious some subtle, which tend to influence [their] attitude and thereby erode slowly but surely [their] independence” (Mautz

en Sharaf, 1961, p. 231)

Op een gegeven moment kan de accountant het behoud van de samenwerking met de klant als doel nastreven wanneer accountantsroulatie niet verplicht is. De prioriteit van de accountant is dan om het management van de klant tevreden te stellen in plaats van de professionele standaarden na te leven (Brody en Moscove, 1998). Een lange duur van de accountant-klant relatie laat samenspanning toe tussen de accountant en het management van de klant. Dit kan verklaard worden door het feit dat de accountant bezorgd is over zijn benoeming als accountant voor de komende jaren (Acemoglu en Gietzmann, 1997). Daarnaast kan de jaarlijkse controle van een bepaalde onderneming een significante bron van opbrengst zijn voor een accountant. De accountant kan dan wat terughoudend zijn om deze opbrengstenstroom in gevaar te brengen (Hoyle, 1978). Verplichte accountantsroulatie kan het weerstaan van de druk van het management verbeteren. Bij verplichte accountantsroulatie heeft de accountant een beperkte tijd om een relatie met de klant aan te gaan. Hierdoor heeft de accountant sterkere prikkels om zich tegen de druk van het management te verzetten (Ruiz-Barbadillo et al., 2006). Dit komt doordat de accountant weet dat de relatie met de klant maar voor een beperkt aantal jaar is en dat geen langdurige toekomstige opbrengsten geriskeerd worden door zich te verzetten tegen het management (Raiborn et al., 2006).

(20)

2.6.2 Verwachte nadelen van accountantsroulatie

Verlies klantspecifieke kennis en signalen aan de markt

Een nadeel van verplichte roulatie van accountants is het verlies van de in de eerdere jaren opgedane klantspecifieke kennis. Dit is een groot nadeel aangezien de meeste kennis die wordt opgedaan tijdens een controle klantspecifieke kennis is (Kinney en McDaniel, 1996). Daarnaast kan het vrijwillig wisselen van accountant door een onderneming een signaal afgeven aan de markt (Wells en Loudder, 1997). Wanneer de klant bij verplichte roulatie een conflict met de accountant heeft terwijl in dat jaar accountantsroulatie moet plaatsvinden, mist de markt waardevolle signalen die bij vrijwillige roulatie wel aanwezig zijn (Roos, 2004). Het effect van het verliezen van klantspecifieke kennis zal waarschijnlijk sterker zijn bij kantoorroulatie dan bij partnerroulatie, doordat bij kantoorroulatie alle klantspecifieke kennis verloren gaat terwijl bij partnerroulatie slechts de klantspecifieke kennis van de vorige partner verloren gaat. De mate van verlies van klantspecifieke kennis bij partnerroulatie hangt af van de samenstelling van het controleteam in vergelijking met het voorgaande jaar. Volgens Hamilton et al. (2005) blijft het controleteam na een partnerroulatie vaak grotendeels ongewijzigd. Door na een partnerroulatie de samenstelling van het controleteam zoveel mogelijk te behouden in vergelijking met het voorgaande jaar, blijft zoveel mogelijk klantspecifieke kennis binnen het team behouden. Dit werkt tegelijkertijd het beoogde effect van partnerroulatie op de onafhankelijkheid van de accountant tegen. Hoe meer het controleteam uit dezelfde personen als het voorgaande jaar bestaat, des te groter is de kans dat het controleproces ongewijzigd blijft ten opzichte van het voorgaande jaar. De opvolgende partner zal wel enige tijd nodig hebben om de benodigde klantspecifieke kennis te vergaren, maar de gewenste nieuwe blik op het gehele controleproces zal waarschijnlijk niet worden bereikt. Op basis van bovenstaande argumenten kan gepleit worden voor kantoorroulatie aangezien daar de gewenste nieuwe blik wel bereikt wordt.

Roulatiekosten

Roulatiekosten zijn, zoals de naam al aangeeft, kosten die ontstaan bij het rouleren van accountantskantoor dan wel partner. De roulatiekosten worden door Blouin et al. (2007) als volgt gedefinieerd:

“The start-up costs incurred by the client for a new audit engagement” (Blouin et al., 2007, p.

624).

Deze opstartkosten bestaan uit verschillende elementen. Allereerst is sprake van kosten voor de accountant om kennis te vergaren over de activiteiten van de klant, maar ook over de interne systemen en de verslaggevingmethoden van de klant. Daarnaast bestaan kosten voor de klant die gemaakt worden vanwege het selecteren van een nieuwe accountant. Ten derde wordt het verhoogde risico dat een onjuiste verklaring door de accountant wordt

(21)

afgegeven in rekening gebracht, aangezien dit vaker voorkomt in de beginjaren van de relatie (Arel et al., 2005; Geiger en Raghunandan, 2002). Logischerwijs zijn de roulatiekosten bij kantoorroulatie hoger dan bij partnerroulatie, doordat het tweede en derde element van

de roulatiekosten voor partnerroulatie niet van toepassing zijn.

In een onderzoek naar deze opstartkosten onder Europese accountantskantoren zijn diverse resultaten naar voren gekomen. Een accountant maakt 22,5% meer opstartkosten bij een nieuwe klant dan bij een bestaande klant om bekend te worden met alle ondernemingsactiviteiten. Wanneer de nieuwe klant behoort tot een branche waar de accountant minder bekend is, zijn de opstartkosten zelfs 50% hoger (Arruñada en Paz-Ares,

1997).Het is duidelijk dat de kosten voor de klant en het kantoor aanzienlijk hoger zijn bij

een roulatie. Daarbij komt nog het feit dat in eerder onderzoek naar voren is gekomen dat de controlekwaliteit lager is in de eerste jaren van een accountant-klant relatie (o.a. Johnson et al., 2002; Davis et al., 2009). Tegenstanders van verplichte kantoorroulatie beargumenteren dan ook dat het vaker wisselen van accountants leidt tot meer periodes met opstartende accountants en daardoor komen meer periodes van verminderde controlekwaliteit voor (Roos, 2004). Hierdoor wordt beweerd dat de algehele controlekwaliteit daalt wanneer verplichte kantoorroulatie wordt ingevoerd.

2.6.3 Effect roulatie op het conceptueel model

De hierboven beschreven voor- en nadelen van roulatie kunnen van invloed zijn op de relaties in het conceptueel model. Door verplichte roulatie in te stellen wordt beoogd de algehele controlekwaliteit te verbeteren of te waarborgen. Dit zou dan gerealiseerd kunnen worden doordat de onafhankelijkheid wordt gewaarborgd. Hierdoor wordt het negatieve effect van een lange duur van de accountant-klant relatie op de onafhankelijkheid verminderd.

Daarentegen brengt de maatregel ook nadelen met zich mee. Zoals hierboven is beschreven, verdwijnt de klantspecifieke kennis bij kantoorroulatie en neemt het af bij partnerroulatie. Dus het positieve effect van een lange duur van de accountant-klant relatie op de bekwaamheid van de accountant wordt hierdoor ook minder. Daarnaast brengt vooral kantoorroulatie significante kosten met zich mee voor zowel de accountant als de klant. Het is de vraag in hoeverre de verwachte voordelen van roulatie de nadelen overtreffen om de algehele controlekwaliteit te waarborgen/verbeteren.

(22)

3

Eerder onderzoek

In dit hoofdstuk worden de gebruikte meetmethoden van controlekwaliteit en de resultaten uit eerder onderzoek naar dit onderwerp besproken. Allereerst zal besproken worden welke verschillende meetmethoden voor controlekwaliteit in eerder onderzoek zijn gehanteerd. Vervolgens worden de eerdere onderzoeken en de bijbehorende resultaten op kantoorniveau uiteengezet, waarna hetzelfde wordt gedaan op partnerniveau. Dan worden de specifieke kenmerken van het land Duitsland toegelicht. Tot slot zullen de hypothesen worden geformuleerd.

3.1

Meetmethoden controlekwaliteit

Zoals eerder beschreven kan controlekwaliteit gedefinieerd worden als de kans dat de afwijkingen in de financiële rapportage ontdekt en gerapporteerd worden (DeAngelo, 1981). Daarbij is uitgelegd dat de accountant moet voldoen aan de professionele standaarden en aan enkele fundamentele beginselen om dit te bereiken (IFAC Code of Ethics, 2005). In hoeverre de accountant aan deze standaarden en beginselen voldoet is niet direct observeerbaar, waardoor de controlekwaliteit niet op een directe manier gemeten kan worden. Observeerbare uitkomsten van een controleproces zijn de controleverklaring en de gecontroleerde financiële rapportage. Op basis van deze observeerbare uitkomsten bestaan enkele indirecte indicatoren van de controlekwaliteit. De meest gebruikelijke is de winstkwaliteit en deze wordt ook in dit onderzoek toegepast om de controlekwaliteit te meten. Voorbeelden van andere indicatoren voor de controlekwaliteit zijn de hoeveelheid gewonnen rechtszaken tegen accountants, de hoeveelheid faillissementen die ontstaan in het jaar nadat een goedkeurende verklaring door de accountant is afgegeven en de marktperceptie van de kwaliteit van de winst.

Winstkwaliteit is een concept dat samenhangt met winststuring. Des te beter de winstkwaliteit, des te minder winststuring is toegepast. Bij winststuring probeert het management de financiële resultaten bij te sturen om de cijfers voor bepaalde belanghebbenden gunstiger te doen lijken (Myers et al., 2003). Winststuring wordt vaak gemeten middels accruals of specifieker discretionaire accruals. Accruals bestaan uit het verschil tussen de nettowinst en de operationele kasstroom. Accruals bestaan voornamelijk uit afschrijvingen, bijzondere waardeverminderingen, mutaties in voorzieningen en mutaties in het werkkapitaal (Scott, 2012). Het gebruik van de totale accruals is een vrij onnauwkeurige methode om winststuring te meten, omdat ook tijdelijke aanpassingen bestaan die voortkomen uit normale bedrijfsuitoefening. Jones (1991) ontwikkelde een methode om het deel van de accruals te onderscheiden dat veroorzaakt wordt door opwaartse of neerwaartse sturing door het management. Dit deel van de accruals wordt als discretionaire accruals aangeduid. De laatste decennia zijn nog diverse andere modellen ontwikkeld die discretionaire accruals schatten om winststuring te ontdekken (winstkwaliteit te meten). In hoofdstuk vier wordt het in dit onderzoek gebruikte model toegelicht.

(23)

De kwaliteit van de winst kan gebruikt worden als indirecte indicator van controlekwaliteit. Volgens DeFond en Francis (2005) kunnen controlekwaliteit en winstkwaliteit met elkaar geassocieerd worden op basis van de gebruikte definities. Het doel van de jaarrekeningcontrole is de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de accounting-informatie te vergroten. Om deze reden wordt in dit onderzoek gesteld dat controlekwaliteit, de kans dat materiële afwijkingen ontdekt en gerapporteerd worden, positief gerelateerd is aan de betrouwbaarheid (kwaliteit) van de winst. Dus wanneer de kwaliteit van de winst hoog is bij een onderneming, is weinig winststuring toegepast en is de controlekwaliteit hoog. Tegenovergesteld is de winstkwaliteit laag evenals de controlekwaliteit wanneer veel winsturing is toegepast (Manry et al., 2008), aangezien de accountant de winststuring had moeten ontdekken en maatregelen had moeten nemen. Dit is noodzakelijk aangezien een lage winstkwaliteit in de financiële rapportage investeerders kan misleiden (Myers et al., 2003).

In eerdere onderzoeken is al meerdere malen een link tussen de duur van de accountant-klant relatie en de winstkwaliteit aangetoond (o.a. Johnson et al., 2002; Myers et al., 2003; Manry et al., 2008; Chen et al., 2008). Ook de link tussen de winstkwaliteit van een onderneming en de controlekwaliteit zelf is meerdere malen bewezen. Zo concludeerden Becker et al. (1998) en Francis et al. (1999) dat klanten van de Big Four kantoren lagere discretionaire accruals hebben dan klanten van niet-Big Four kantoren. Een nog directere link kwam naar voren in het onderzoek van Caramanis en Lennox (2008). Zij concludeerden dat naarmate het bestede aantal uren aan de controle bij een klant hoger was, de winstkwaliteit van de klant ook beter was. Ook recent onderzoek van Dechow et al. (2011) laat zien dat de winstkwaliteit een voorspellend vermogen heeft om de ondernemingen te identificeren die door de SEC (Securities and Exchange Commission) sancties opgelegd krijgen voor onjuiste rapportage. Wanneer de winstkwaliteit van een onderneming afwijkt van statistische gemiddelden, is de kans groter dat de onderneming de rapportageregels overtreedt en dat ze opgespoord zal worden door de SEC. Een belangrijke implicatie van dit onderzoek is dat winstkwaliteit de accountant kan helpen om toekomstige risico’s te voorspellen (Dechow et al., 2011).

Doordat zowel succesvolle rechtszaken tegen accountants als faillissementen slechts zelden voorkomen, kunnen deze indirecte indicatoren voor controlekwaliteit in dit onderzoek problematisch zijn. De marktperceptie van de kwaliteit van de winst wordt in dit onderzoek minder relevant geacht dan de kwaliteit van de winst zelf. Mede om deze redenen wordt in dit onderzoek controlekwaliteit gemeten op basis van de winstkwaliteit.

3.2

Eerder onderzoek op kantoorniveau

In deze paragraaf wordt eerder onderzoek met betrekking tot kantoorroulatie behandeld. Allereerst zullen de studies besproken worden die onderzoek gedaan hebben naar het verband tussen de duur van de kantoor-klant relatie en de controlekwaliteit. Vervolgens

(24)

zullen de studies besproken worden die specifiek kijken naar de invloed van kantoorroulatie op de controlekwaliteit.

3.2.1 Duur van de kantoor-klant relatie en de controlekwaliteit

Eerdere onderzoeken op kantoorniveau zijn voornamelijk uitgevoerd op basis van data uit de Verenigde Staten. Een aantal recente onderzoeken vindt een positief verband tussen de duur van de kantoor-klant relatie en de controlekwaliteit, gemeten aan de hand van de winstkwaliteit (winststuring). Johnson et al. (2002) concludeerden op basis van discretionaire accruals dat ondernemingen met een kortstondige kantoor-klant relatie (twee tot drie jaar), een lagere kwaliteit van financiële rapportage hadden dan ondernemingen met een gemiddelde duur van de kantoor-klant relatie (vier tot acht jaar). Dit impliceert dat de controlekwaliteit lager is in de beginjaren van de relatie. Voor de lange duur van de kantoor-klant relatie (negen jaar en langer) werd geen significant verband gevonden. Davis et al. (2009) concludeerden ook een verhoogde mate van winststuring in de eerste drie jaren van een kantoor-klant relatie. In het onderzoek van Myers et al. (2003) werd geconcludeerd dat een langere duur van de kantoor-klant relatie veroorzaakte dat de accountant het management meer beperkte in het nemen van buitengewone beslissingen ten behoeve van de financiële rapportage. De kwaliteit van de winst en daarmee ook de controlekwaliteit werden beter naarmate de duur van de kantoor-klant relatie langer was.

Onderzoeken met een andere maatstaf voor controlekwaliteit hebben ook een positieve relatie aangetoond tussen de duur van een kantoor-klant relatie en de controlekwaliteit. In het onderzoek van Ghosh en Moon (2005) werd onderzocht hoe de relatie tussen de duur van de kantoor-klant relatie en de controlekwaliteit gepercipieerd wordt door de kapitaalmarkten. Uit de resultaten kwam naar voren dat investeerders het gevoel hebben dat de kwaliteit van de winst beter wordt naarmate de duur van de kantoor-klant relatie langer is. De controlekwaliteit wordt dus beter geacht bij een langere duur van de kantoor-klant relatie. Carcello en Nagy (2004) gebruikten aangetoonde fraude in financiële rapportage als maatstaf voor de controlekwaliteit. Hierin kwam naar voren dat frauduleuze financiële rapportage vaker voorkomt in de eerste drie jaren van een kantoor-klant relatie. In het onderzoek van Geiger en Raghunandan (2002) werd het feit dat het kantoor een goedkeurende accountantsverklaring zonder een opmerking over de continuïteit had afgegeven voorafgaand aan het jaar van het faillissement, genomen als maatstaf voor de controlekwaliteit. Dit bleek significant vaker voor te komen in de eerdere jaren van een kantoor-klant relatie. Voor dezelfde relatie bij een lange duur van de kantoor-klant relatie is geen bewijs gevonden.

Naast deze onderzoeken die een positieve relatie hebben aangetoond, bestaan er ook enkele onderzoeken die een negatieve relatie hebben gevonden. Vanstraelen (2000) onderzocht Belgische ondernemingen in haar studie naar deze relatie. Ze concludeerde dat lange termijn kantoor-klant relaties de waarschijnlijkheid dat een goedkeurende verklaring

(25)

wordt afgegeven verhogen, dan wel de bereidheid minder wordt om een jaarrekening af te keuren. In het onderzoek van Kealey et al. (2007) kwam naar voren dat na een kantoorroulatie een hogere vergoeding wordt gevraagd door de opvolgende accountant wanneer de vorige accountant een langlopende kantoor-klant relatie heeft gehad. Dus accountants achten het een hoger risico wanneer de vorige accountant een langdurige relatie met de klant heeft onderhouden, wat duidt op een verwachte lagere controlekwaliteit. In Davis et al. (2000) kwam naar voren dat een langere duur van de kantoor-klant relatie leidde tot hogere absolute discretionaire accruals. De controlekwaliteit werd dus lager bij een langere duur van de kantoor-klant relatie. Ook Davis et al. (2009) vonden bewijs dat een lange duur van de kantoor-klant relatie geassocieerd werd met een grotere tolerantie voor winststuring. Dit betekent een lagere controlekwaliteit bij een langere duur van de relatie, maar dit was pas zichtbaar wanneer de duur van de relatie langer dan vijftien jaar was.

De resultaten op het gebied van de duur van de kantoor-klant relatie zijn derhalve inconsistent, al is wel eenduidig bewijs gevonden voor een positieve relatie tussen de duur van de relatie en de controlekwaliteit in de beginperiode van de relatie. Daarnaast komt naar voren dat de controlekwaliteit laag is in de eerste jaren van de kantoor-klant relatie. 3.2.2 Effect van kantoorroulatie op de controlekwaliteit

Dopuch et al. (2001) hebben op basis van een experiment onderzocht of bij verplichte roulatie de onafhankelijkheid van de accountant verbetert. Dit werd onderzocht door te kijken naar de bereidheid van de accountant om een goedkeurende verklaring af te geven waarin winststuring heeft plaatsgevonden ten gunste van het management. Uit de resultaten kwam naar voren dat verplichte roulatie de onafhankelijkheid van de accountant kan verbeteren, doordat de accountant minder snel een goedkeurende verklaring afgeeft in situaties waarin winststuring heeft plaatsgevonden.

Church en Zhang (2006) hebben een theoretisch model van accountantsroulatie ontwikkeld en vervolgens met behulp van dat model onderzoek gedaan. Ze concludeerden dat verplichte kantoorroulatie de onafhankelijkheid van de accountant kan verbeteren, afhankelijk van de opstartkosten, de roulatietermijn, de accountant leercurve en de lange-termijn focus van managers. Verder kwam naar voren dat verplichte roulatie voordelig kan zijn wanneer de roulatietermijn langer is. De lengte van de termijn moet mede afhangen van de roulatiekosten voor de klant en de bekwaamheid van de accountant. Wanneer in de eerste jaren van een accountant-klant relatie de bekwaamheid significant toeneemt, nemen de kosten van een eventuele roulatie toe en zal daarom de roulatietermijn langer moeten worden. Church en Zhang bevestigen de bevinding in eerdere onderzoeken dat de rapporteringskwaliteit toeneemt naarmate de duur van de accountant-klant relatie langer is.

(26)

Lu (2006) deed ook onderzoek naar het effect van roulatie op de controlekwaliteit. Daarbij analyseerde hij ondernemingen die kantoorroulatie hadden toegepast. Lu concludeerde dat bij kantoorroulatie de kans kleiner is dat in de financiële rapportage te laag wordt gewaardeerd en de kans groter is dat wordt overgewaardeerd. Verder stelde hij dat vrijwillige roulatie van accountant informatief is voor buitenstaanders. Wanneer een kantoorroulatie plaatsvindt terwijl het niet bij wet verplicht is, kan dat duiden op een onoplosbare onenigheid tussen de accountant en de klant. In dit opzicht kan het invoeren van verplichte kantoorroulatie niet functioneel zijn. Jackson et al. (2008) hebben ook onderzocht of kantoorroulatie de controlekwaliteit kan verbeteren. Hun conclusie was dat de duur van de kantoor-klant relatie een positief effect heeft op de controlekwaliteit. Op basis van deze conclusie en het feit dat roulatie hoge kosten met zich meebrengt verwachten ze niet dat kantoorroulatie voordelig is voor de markt. Volgens hen moeten andere mogelijkheden bestaan die een betere invloed hebben op de controlekwaliteit dan het verplicht stellen van kantoorroulatie.

3.3

Eerder onderzoek op partnerniveau

Deze paragraaf begint met het weergeven van onderzoeken die concluderen dat de partner van wezenlijke invloed is binnen het controleproces. Vervolgens zullen eerdere studies toegelicht worden die onderzoek gedaan hebben naar het effect van de duur van de partner-klant relatie op de controlekwaliteit. Tot slot zullen de studies die gericht onderzoek gedaan hebben naar het effect van partnerroulatie op de controlekwaliteit worden besproken.

3.3.1 Het partnereffect

Beattie et al. (2004) hebben onderzocht hoe ondernemingen en hun accountant belangrijke controleproblemen oplossen. Dit hebben ze gedaan door gebruik te maken van diepte-interviews en daarbij zowel de financieel directeur als de verantwoordelijke partner te interviewen. Hieruit kwam naar voren dat de relatie tussen de partner en de financieel directeur en de integriteit van de partner van groot belang zijn om controleproblemen op te lossen. Ook in Gibbins et al. (2001) werd geconcludeerd dat persoonlijke kenmerken van de partner van groot belang zijn voor onderhandelingen met de klant. Hetzelfde werd benadrukt door Brown en Wright (2008). De onderhandelingen met het management van de te controleren onderneming is een zeer belangrijk onderdeel van het controleproces. Vooral de afrondende vergadering met het management, waar de bevindingen ten opzichte van de financiële rapportage bediscussieerd worden, is cruciaal. Hierbij zijn de persoonlijke kenmerken van de partner wederom van belang. Brown en Wright lichten toe dat het voor de partner belangrijk is om het management bij fouten en afwijkingen te overtuigen en de nodige aanpassingen in de financiële rapportage te bewerkstelligen.

Van Buuren (2009) concludeerde dat de controlekwaliteit verschilt tussen diverse partners. Bij 23% van de Nederlandse gemeenten en 48% van de Europese beursgenoteerde ondernemingen leverden de partners een significant verschillende mate van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien DA-modellen geba- seerd zijn op gepubliceerde jaarrekeningen worden deze modellen in de wetenschappelijke literatuur gebruikt om de kwaliteit van externe

Het sterkst ward dat duidelijk in geval 3 wear, zonder dat de AOW-problematiek aan de orde was gesteld, op de vraag hoe lang zou moeten warden betaald door 4% expliciet gezegd

De resultaten sectie representeert de uitkomsten van de relatie tussen de discretionaire accruals als proxy voor de mate van earnings management en de verplichte invoering van

De eerste dimensie gaat over het feit dat Jumbo Supermarkten aangeeft dat de leveranciers die geen Category Captain zijn, geen inzicht krijgen in de data op filiaalniveau in

4 HISTORY OF THE POTENTIATION OF THE EFFECTS OF NEUROMUSCULAR BLOCKERS BY VOLATILE ANAESTHETIC AGENTS 4 PHYSIOLOGY AND PHARMACOLOGY OF THE NEUROMUSCULAR JUNCTION 4 EVALUATION

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en

De hulpgever heeft van al- les te veel, kan gul en ruimhar- tig zijn, de hulpvrager heeft van alles te weinig, moet arm en on- mondig zijn.. Hij pleit dan ook voor

De argumenten voor het gebruikmaken van discretionaire ruimte zullen enerzijds gebaseerd zijn op wat er in de theorie verwacht wordt, maar anderzijds kunnen de argumenten ook