• No results found

In dit hoofdstuk komen allereerst de gebruikte steekproef en de bijbehorende data aan bod. Vervolgens wordt de afhankelijke variabele van dit onderzoek uitgebreid besproken. Dan worden de verschillende onafhankelijke variabelen die in dit onderzoek worden meegenomen uiteengezet. Tot slot wordt weergegeven welke regressieanalyse in dit onderzoek toegepast wordt.

4.1 Steekproefselectie en data

Dit onderzoek wordt uitgevoerd op basis van data van in totaal 824 verschillende Duitse beursgenoteerde ondernemingen, waarvan jaarlijks ongeveer 500 Duitse beursgenoteerde ondernemingen. Het grootste deel van deze ondernemingen is genoteerd aan de beurs van Frankfurt. Daarnaast zijn enkele ondernemingen genoteerd aan de beurs van Düsseldorf (34 ondernemingen), München (37 ondernemingen), Stuttgart (13 ondernemingen), Hamburg (12 ondernemingen) en Berlijn (11 ondernemingen). Bij beursgenoteerde ondernemingen maakt de scheiding tussen de managers en de eigenaren de onafhankelijke controle extra belangrijk (Francis, 2004). Dit onderzoek wordt uitgevoerd over de jaren 1999-2009. Op basis van deze elf jaren data en jaarlijks ongeveer 500 ondernemingen zijn in totaal 5163 jaarobservaties onderzocht. De benodigde data over de partners is verzameld uit de online jaarverslagen. De jaarverslagen zijn verkregen uit de online database Thompson Research. Wanneer een jaarverslag niet beschikbaar was in de database is nog gekeken op de website van de onderneming zelf. Wanneer het jaarverslag hier ook niet aanwezig was, is de observatie niet meegenomen. De benodigde financiële data voor de berekening van de discretionaire accruals en de controlevariabelen is vanuit Worldscope ingelezen in Excel. In deze studie worden alleen niet-financiële ondernemingen meegenomen waardoor financiële ondernemingen uit de steekproef worden verwijderd. Het is nodig om deze ondernemingen uit de steekproef te halen omdat de financiële rapportage binnen deze ondernemingen anders is vergeleken met de andere sectoren. Verder hebben ze fundamenteel verschillende accrual processen (Peasnell, Pope en Young, 2000). Daarnaast zijn alle ondernemingsjaren uit de steekproef verwijderd waarbij geen financiële data beschikbaar was of gegevens over de partners niet beschikbaar waren. Om de juiste duur van de accountant-klant relatie te meten, moet het jaar bekend zijn waarin de accountant is aangesteld. Dit is geen probleem wanneer een onderneming van accountant heeft gerouleerd in de periode van de steekproef. Voor zowel ondernemingen die de gehele duur van de steekproef dezelfde accountant hebben gehad als de duur van de accountant-klant relatie voor een eerste roulatie, kan het jaar waarin de accountant is aangesteld niet achterhaald worden op basis van de data in dit onderzoek. Om foutieve metingen van de duur van de accountant-klant relatie te voorkomen is de steekproef verdeeld in drie subbestanden: kantoor, verantwoordelijke partner en de review partner met respectievelijk 2213, 2015 en 1934 jaarobservaties.

4.2 Afhankelijke variabele

De afhankelijke variabele in dit onderzoek is de controlekwaliteit. Uit de vorige hoofdstukken is gebleken dat meerdere methoden bestaan om de controlekwaliteit te meten. Ook is aangegeven dat in dit onderzoek de winstkwaliteit, de mate van winststuring, gebruikt wordt als maatstaf voor de controlekwaliteit. Diverse modellen zijn ontwikkeld om de mate van winststuring vast te stellen. Met deze modellen wordt gepoogd om de accruals in te delen in discretionaire- en niet-discretionaire accruals. De discretionaire accruals ontstaan door opzettelijke sturing van het management of eventueel onbedoelde fouten. De niet-discretionaire accruals worden gevormd door normale bedrijfsvoering. In de modellen worden de discretionaire accruals geschat door de berekende totale accruals te verminderen met de niet-discretionaire accruals. In dit onderzoek worden de discretionaire accruals gemeten in absolute, positieve en negatieve waarden. Nu wordt het model toegelicht welke in dit onderzoek gebruikt wordt.

4.2.1 Aangepaste Jones model

In het aangepaste Jones model van Dechow et al. (1995) wordt eigenlijk een aanvulling gegeven op het voorgaande Jones model (1991). Dechow et al. (1995) hebben aan het voorgaande Jones model (1991) toegevoegd dat ook rekening gehouden moet worden met het bewust schuiven van het verantwoorden van de omzet. In het aangepaste Jones model worden de opbrengsten in de periode gecorrigeerd middels de verandering in de debiteuren. Het aangepaste Jones model kan als volgt weergegeven worden:

TACCijt /Aijt-1 = β1 (1/Aijt-1) + β2 (ΔREVijt /Aijt-1 – ΔRECijt /Aijt-1 ) + β3 (PPEijt /Aijt-1 ) + εijt

(1)

Waarbij:

TACCijt = Total accruals van onderneming i in bedrijfstak j in jaar t;

ΔREVijt = Mutatie in de omzet van onderneming i in bedrijfstak j in jaar t;

ΔRECijt = Mutatie in de debiteuren van onderneming i in bedrijfstak j in jaar t;

PPEijt = Materiele vaste activa van onderneming i in bedrijfstak j in jaar t;

Aijt-1 = Totale activa van onderneming i in bedrijfstak j in jaar t-1;

εijt = Discretionaire accruals van onderneming i in bedrijfstak j in jaar t.

De eerste stap in het aangepaste Jones model is het bepalen van de coëfficiënten β1, β2 en β3

in de bovenstaande regressievergelijking. Voor het schatten worden de ondernemingen in de steekproef onderverdeeld op basis van één-cijferige SIC codes. Gekozen is om de coëfficiënten voor de gehele periode (1999-2009) in één keer te schatten. Voor het schatten van de coëfficiënten worden dan veel meer ondernemingen gebruikt dan wanneer de schatting per jaar per bedrijfstak uitgevoerd zou worden. Zoals eerder is toegelicht worden de financiële ondernemingen niet meegenomen in de regressieanalyses, dus alle ondernemingen met een SIC code beginnend met een 6 zijn verwijderd uit de steekproef. Ook de ondernemingen met een SIC code beginnend met een 9 zijn verwijderd, omdat het hier slechts gaat om twee ondernemingen en vier ondernemingsjaren en op basis hiervan

geen reële schatting uitgevoerd kan worden. De verdeling van de industrieën en ondernemingen die worden meegenomen in de verschillende regressieanalyses worden in tabel 1 weergegeven.

Voordat de regressies uitgevoerd kunnen worden moeten eerst de totale accruals berekend worden. Dit wordt gedaan aan de hand van de volgende vergelijking:

TACCijt = (ΔTotale vlottende activa ijt- ΔKas en korte termijn investeringen ijt) - (ΔTotale vlottende passiva ijt - ΔKorte termijn schulden en vlottende deel van de lange termijn schulden ijt) - Afschrijvingskosten ijt (2) Wanneer de coëfficiënten geschat zijn op basis van de regressievergelijking (1) kunnen de niet-discretionaire accruals berekend worden:

NDACCit /Ait-1 = β0 +β1 (1/Ait-1) + β2 (ΔREVit /Ait-1 – ΔRECit /Ait-1 ) + β3 (PPEit /Ait-1 )

(3) Waarbij:

NDACCit = Niet-discretionaire accruals van onderneming i in jaar t;

β0,β1,β2,β3 = Berekende coëfficiënten uit vergelijking (1).

Wanneer de niet-discretionaire accruals berekend zijn op basis van vergelijking (3) kunnen de discretionaire accruals worden berekend op basis van vergelijking (4). Voor het toetsen van de hypotheses worden zowel de absolute discretionaire accruals als de positieve- en negatieve discretionaire accruals meegenomen.

DACCit = TACCit – NDACCit (4)

4.2.2 Toelichting keuze model

In het onderzoek van Dechow et al. (1995) werden verschillende meetmodellen om winststuring vast te stellen onderworpen aan vier toetsen. Uit de resultaten kwam naar voren dat het aangepaste Jones model het nauwkeurigst winststuring vast kan stellen. Daarentegen concludeerden Dechow et al. (2011) dat na vele jaren onderzoek nog steeds geen uitsluitsel is over het beste model om winststuring te ontdekken. In eerdere onderzoeken naar de controlekwaliteit is het aangepaste Jones model ook meerdere malen

Tabel 1:

Verdeling ondernemingen per sector

SIC code Aantal ondernemingen Aantal ondernemingsjaren

00-19 30 164 20-29 144 909 30-39 261 1744 40-49 70 421 50-59 96 550 70-79 179 1112 80-89 44 263 Totaal 824 5163

gebruikt om de winstkwaliteit te meten (o.a. Johnson et al., 2002; Chi et al., 2009). Op basis hiervan en het feit dat het aangepaste Jones model volgens Dechow et al. (1995) het meest nauwkeurig winststuring vast kan stellen wordt in dit onderzoek verwacht dat deze methode om de discretionaire accruals te bepalen geschikt is. Daarnaast wordt een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd om te zien of de conclusies anders zouden zijn wanneer een ander model dan het aangepaste Jones model toegepast wordt. Het DeFond en Park model (2001) zal in de gevoeligheidsanalyse gebruikt worden. Het DeFond en Park model (2001) is gekozen omdat hier de discretionaire accruals op een afwijkende manier tot stand komen in vergelijking met andere winststuringmodellen. Wanneer de conclusies in het DeFond en Park model (2001) overeenkomen met de conclusies op basis van het aangepaste Jones model geeft dit meer zekerheid omtrent de gevonden verbanden.

4.3 Onafhankelijke variabelen

4.3.1 Verklarende variabelen

Relatieduur

De eerste verklarende variabele in dit onderzoek is de duur van de accountant-klant relatie. Deze is onderverdeeld in de duur van de kantoor-klant relatie en de duur van de partner-klant relatie. De duur van de kantoor-partner-klant relatie wordt gemeten aan de hand van het aantal jaren dat de relatie reeds bestaat. Dus na één jaar krijgt het de waarde 1, na twee jaar de waarde 2 en zo verder. De duur van de partner-klant relatie wordt op dezelfde manier gemeten voor zowel de verantwoordelijke- als de review partner, aangezien de controleverklaring in Duitsland ondertekend wordt door beide partners (Gold et al., 2011).

Korte relatieduur en lange relatieduur

De duur van de relatie wordt vervolgens onderverdeeld in de categorieën eerste en tweede jaar, de jaren drie tot en met zes en zeven jaar en langer. Op deze manier kan een eventueel

niet-lineair verband ontdekt worden. Dit gebeurt net als in eerderonderzoek op basis van

een dummyvariabele (Johnson et al., 2002; Carey en Simnett, 2006). 4.3.2 Controlevariabelen

Grootte

De eerste controlevariabele die meegenomen wordt in dit onderzoek is de grootte van de onderneming. In eerder onderzoek is meermaals aangetoond dat de grootte van een onderneming van significante negatieve invloed is op de discretionaire accruals van een onderneming (o.a. Johnson et al., 2002; Myers et al., 2003; Carey en Simnett, 2006; Manry et al., 2008). In eerdere studies wordt beargumenteerd dat grotere ondernemingen minder winstverhogende winststuring zullen toepassen, doordat politieke kosten een rol kunnen spelen (Young, 1999; Maijoor en Vanstraelen, 2006). Op basis hiervan wordt dit verband ook in dit onderzoek verwacht. Dus hoe groter de onderneming, des te minder zijn de discretionaire accruals van de onderneming en des te beter is de controlekwaliteit. De

grootte wordt meegenomen in dit onderzoek als de natuurlijke logaritme van de totale activa.

Leverage

De variabele leverage wordt meegenomen als tweede controlevariabele in dit onderzoek. De leverage wordt gemeten door de totale schulden te delen door de totale activa van de onderneming (Johnson et al., 2002; Carey en Simnett, 2006). In dit onderzoek wordt een positieve relatie tussen de variabele leverage en de discretionaire accruals verwacht, net als in eerdere studies (o.a. Johnson et al., 2002; Carey en Simnett, 2006; Burgstahler et al., 2006). Maijoor en Vanstraelen (2006) geven aan dat ondernemingen met een hoge leverage eerder winststuring zullen toepassen. Dit kan zowel winstverhogende sturing zijn om te voldoen aan de voorwaarden van de schuldeisers, als winstverlagende sturing om de kansen in de verdere heronderhandelingen met de schuldeisers te verbeteren (Maijoor en Vanstraelen, 2006).

Groei

De groei van een onderneming is ook een variabele die van invloed kan zijn op de mate van winststuring (Burgstahler et al., 2006). In dit onderzoek wordt verwacht dat sprake is van een positieve relatie tussen de variabele groei en de discretionaire accruals overeenkomstig eerder onderzoek (Menon en Williams, 2004; Chen et al., 2008). Bij een verwachte groei van de omzet, zal de onderneming investeren in het werkkapitaal, bijvoorbeeld de voorraden en zullen de debiteuren en crediteuren ook toenemen (Menon en Williams, 2004). Dit zal gepaard gaan met een toename van zowel de discretionaire als niet-discretionaire accruals van de onderneming. Bij ondernemingen die een hoge groei doormaken is dus sprake van hoge discretionaire accruals. De groei wordt gemeten aan de hand van de procentuele verandering in de omzet ten opzichte van het voorgaande jaar (Chen et al., 2008).

ROA

De variabele winstgevendheid van de onderneming wordt als vierde controlevariabele meegenomen. De winstgevendheid wordt gemeten aan de hand van de return on assets (ROA). De ROA is gedefinieerd als de nettowinst van de onderneming gedeeld door de totale

activa van het voorgaande jaar (Manry et al., 2008). In eerder onderzoek is een significante

relatie met de discretionaire accruals aangetoond (Burgstahler et al., 2006). Voor de winstgevendheid moet gecontroleerd worden aangezien ondernemingen met extreme

winsten of extreme verliezen een grotere kans op meetfouten hebben(Cheng en Warfield,

2005). Op basis van deze eerdere studies kan geen duidelijke richting van de relatie worden verwacht en daarom wordt er net als in het onderzoek van Carey en Simnett (2006) geen specifieke richting van de relatie verwacht.

Big Four

De grootte van het controlerende accountantskantoor kan ook van invloed zijn op de mate van winststuring door de onderneming. Grotere accountantskantoren worden over het algemeen geassocieerd als meer conservatief en daardoor limiteren ze extreme accruals bij

klanten eerder dan dat de kleinere accountantskantoren dat doen (Myers et al., 2003). De negatieve relatie tussen de grootte van het accountantskantoor en de mate van winststuring door de onderneming is eerder aangetoond door Becker et al. (1998) en Francis et al. (1999). Deze negatieve relatie wordt ook in dit onderzoek verwacht en de grootte van het accountantskantoor wordt gemeten als een dummy variabele met de waarde 1 als het gaat om een Big Four kantoor en de waarde 0 als het gaat om een niet-Big Four kantoor.

GAAP

De steekproef in dit onderzoek bevat de jaren 1999-2009. Tot 2005 was het voor de beursgenoteerde ondernemingen in Duitsland nog niet verplicht om International Financial Reporting Standards (IFRS) toe te passen, er kon ook gekozen worden voor de Duitse verslaggevingsregels (German GAAP). In het onderzoek van Tendeloo en Vanstraelen (2005) kwam naar voren dat ondernemingen in Duitsland meer winststuring toepassen onder IFRS dan onder de German GAAP. Op basis hiervan wordt dezelfde relatie verwacht in dit onderzoek. Deze variabele wordt weergegeven als een dummyvariabele met de waarde 1 als de onderneming de verslaggeving op basis van IFRS opstelt en de waarde 0 als de onderneming deze op basis van de German Gaap opstelt.

4.4 Regressieanalyse

Na het berekenen van de variabelen zullen de variabelen met extreme waarden gestandaardiseerd worden. Extreme uitschieters worden door middel van winsorizing aangepast. Dit betekent dat extreme uitschieters worden teruggebracht naar het maximum van het gemiddelde plus- of min drie keer de standaarddeviatie. Door deze extreme uitschieters te corrigeren kan een beter lineair verband gevonden worden. Vervolgens wordt met behulp van een correlatiematrix gekeken of onderlinge multicollineariteit aanwezig is tussen de variabelen in de steekproef. Daarna zullen de regressieanalyses uitgevoerd worden om te kijken of een significant verband aanwezig is tussen de duur van de accountant-klant relatie en de discretionaire accruals van de onderneming. Per steekproef (kantoor, verantwoordelijke partner, review partner) worden drie regressies uitgevoerd: met de absolute waarde van de discretionaire accruals, met alleen de positieve waarden van de discretionaire accruals en met alleen de negatieve waarden van de discretionaire accruals als afhankelijke variabele. Zo worden in totaal negen regressieanalyses uitgevoerd. De re-gressies worden uitgevoerd aan de hand van de volgende vergelijkingen:

DACCit = β0 + β1*Relatieduurit + β2*Grootteit + β3*Leverageit + β4*Groeiit + β5*ROAit +

β6*Big Fourit + β7*GAAPit + εit (5)

DACCit = β0 + β1*Korte relatieduurit + β2*Lange Relatieduurit + β3*Grootteit + β4*Leverageit

In tabel 2 zijn de verschillende variabelen die worden meegenomen in de regressies schematisch weergegeven. In de tabel is ook de verwachte relatie van de variabele met de discretionaire accruals aangeduid.

Tabel 2:

Beschrijving van de variabelen in de regressieanalyse

Variabele Omschrijving Verwachte

relatie K/VP/RP

DACC (ABS/+/-) Discretionaire accruals (absolute/positieve/negatieve)

van de onderneming i in jaar t

Relatieduur Relatieduur van de accountant-klant relatie van

onderneming i in jaar t

?/?/-

Korte relatieduur Korte relatieduur als dummyvariabele met waarde 1 als

de duur van de accountant-klant relatie van onderneming i in jaar t één of twee jaar is; anders waarde 0

+/+/+

Lange relatieduur Lange relatieduur als dummyvariabele met waarde 1 als

de duur van de accountant-klant relatie van onderneming i in jaar t zeven jaar en langer is; anders waarde 0

+/+/?

Grootte De grootte van de onderneming i in jaar t, gemeten als

de logaritme van de totale activa

-/-/-

Leverage Leverage van de onderneming gemeten door de totale

schulden te delen door de totale activa van onderneming i in jaar t

+/+/+

Groei Groei van de onderneming i in jaar t, gemeten als de

procentuele verandering van de omzet in jaar t ten

opzichte van jaar t-1

+/+/+

ROA Winstgevendheid van de onderneming i in jaar t,

gemeten als de ROA: netto inkomen in jaar t gedeeld door de totale activa in jaar t-1

?/?/?

Big Four Big Four kantoor of niet, gemeten als een

dummyvariabele met waarde 1 als de onderneming i wel door een Big Four kantoor gecontroleerd wordt; anders waarde 0.

-/-/-

GAAP De gebruikte verslaggevingsregels van onderneming i in

jaar t als dummyvariabele met waarde 1 voor IFRS; waarde 0 voor German GAAP