• No results found

5. Resultaten

5.3 Multivariate regressieanalyse

Voor de drie steekproeven kantoor, verantwoordelijke partner en review partner worden twee regressieanalyses uitgevoerd. De eerste regressieanalyse bevat de verklarende variabele Relatieduur om een eventueel lineair verband tussen de duur van de accountant-klant relatie te constateren. De tweede regressieanalyse bevat de verklarende variabelen

Korte relatieduur en Lange relatieduur om een eventueel niet-lineair verband te ontdekken.

Als afhankelijke variabele worden constant de absolute, positieve en negatieve discretionaire accruals genomen. De verschillende lineaire regressieanalyses zullen

achtereenvolgens besproken worden.

De modellen die in de tabellen worden weergegeven bevatten de verklarende variabelen

Relatieduur, Korte relatieduur, Lange relatieduur en de verschillende controlevariabelen. N

geeft het aantal ondernemingsjaren in de steekproef aan. De R2 (R square) geeft de mate

weer van de variatie van de afhankelijke variabele dat verklaard kan worden door de

onafhankelijke variabelen in het model tezamen. De R2 aangepast (adjusted R square)

corrigeert ten opzichte van de R2 voor het feit dat eventuele niet relevante onafhankelijke

variabelen resulteren in een afname van de verklaarkracht. Ook zijn regressieanalyses uitgevoerd met alleen de controlevariabelen, maar deze worden hier niet weergegeven. Op

basis van de R2 verandering kan wel afgelezen worden in welke mate het model inclusief de

verklarende variabele Relatieduur of de verklarende variabelen Korte relatie duur en Lange

relatieduur een groter gedeelte van de variatie van de afhankelijke variabele verklaart ten

slot geeft de F-waarde aan of het geheel van alle onafhankelijke variabelen significante verklaringskracht heeft voor de afhankelijke variabelen.

5.3.1 Toetsen hypothesen lineair verband

Hieronder worden de hypothesen die een lineaire relatie veronderstellen (H1a, H1b en H1c) herhaald om te kunnen beoordelen of ze op basis van de resultaten van de lineaire regressieanalyse in tabel 5a aangenomen of verworpen moeten worden. In de bijlage worden de verbanden tussen de duur van de relaties en de absolute discretionaire accruals grafisch weergegeven in de figuren 1a tot en met 1c.

H1a: De duur van de kantoor-klant relatie heeft geen lineair verband met de controlekwaliteit

Uit tabel 5a is af te lezen dat de duur van de kantoor-klant relatie (Relatieduur) een significante negatieve (positieve) relatie heeft met de discretionaire accruals van de onderneming, zowel voor de absolute als positieve (negatieve) discretionaire accruals (ABS Tabel 5a:

Resultaten regressieanalyse lineair verband (Relatieduur)

Kantoor Verantwoordelijke partner Review partner

Verw. ABS DACC + DACC - DACC ABS DACC + DACC - DACC ABS DACC + DACC - DACC

Constante ,120 ,122 -,111 ,104 ,104 -,097 ,107 ,078 -,098 [16,14]*** [13,49]*** [-9,48]*** [14,40]*** [11,51]*** [-8,56]*** [14,32]*** [6,46]*** [-8,61]*** Verklarend Relatieduur ?/?/- -,004 -,003 ,004 -,001 -,002 ,001 -,003 -,001 ,006 [-4,213]*** [-3,009]*** [2,740]*** [-1,075] [-1,067] [,766] [-2,767]*** [-,412] [3,138]*** Controle Grootte - -,009 -,008 ,016 -,009 -,008 ,010 -,009 -,006 ,009 [-8,787]*** [-6,628]*** [7,604]*** [-9,952]*** [-7,176]*** [6,773]*** [-9,737]*** [-4,276]*** [6,303]*** Leverage + ,03 ,014 -,050 ,025 ,012 -,043 ,030 ,009 -,049 [3,508]*** [1,304] [-3,961]*** [2,921]*** [1,053] [-3,380]*** [3,380]*** [,598] [-3,921]***

Groei + ,000 ,000 ,000 9,45E-005 3,04E-005 ,000 9,38E-005 ,000 ,000

[5,666]*** [3,182]*** [-3,628]*** [1,322] [,334] [-1,841]* [1,288] [1,296] [-1,143] ROA ? -,017 ,067 ,069 ,029 ,116 ,030 ,037 ,191 ,037 [-1,014] [2,967]*** [2,933]*** [1,808]* [5,129]*** [1,301] [2,171]** [6,338]*** [1,589] Big Four - -,004 -,002 ,005 ,003 ,002 -,004 ,003 ,007 -,004 [-,919] [-,434] [,820] [,794] [,460] [-,616] [,777] [1,060] [-,623] GAAP + ,013 ,003 -,020 ,005 -,002 -,014 ,005 ,010 -,014 [2,387]** [,509] [-2,543]** [1,335] [-,356] [-2,314]** [1,101] [1,359] [-2,240]** N 2213 1226 987 2015 1066 949 1934 1010 924 R2 ,081 ,075 ,109 ,052 ,072 ,067 ,055 ,065 ,076 R2 aangepast ,078 ,070 ,103 ,048 ,065 ,060 ,052 ,057 ,069 R2 verandering ,007 ,007 ,007 ,001 ,001 ,001 ,004 ,000 ,01 F-waarde 27,794*** 14,087*** 17,153*** 15,622*** 11,641*** 9,643*** 16,087*** 8,730*** 10,753***

De afhankelijke variabeleDACCzijn de discretionaire accruals op basis van het aangepaste Jones model van Dechow et al. (1995). Alle modellen betreffen een

lineaire regressieanalyse. De getallen zijn de ongestandaardiseerde coëfficiënten (B). De t-waarden zijn tussen haakjes [----] weergegeven. De aanduiding *,**,*** geeft aan dat de coëfficiënt significant is op respectivelijk 10%, 5% of 1% niveau. Alle variabelen zijn tweezijdig getoetst behalve de verklarende variabele Relatieduur bij de steekproef review partner, die eenzijdig getoetst is.

DACC p<0,01; + DACC p<0,01; -DACC p<0,05). Dus hoe langer de duur van de kantoor-klant relatie, des te minder winststuring wordt toegepast, en des te beter de controlekwaliteit is. Op basis hiervan moet hypothese 1a verworpen worden.

H1b: De duur van de verantwoordelijke partner-klant relatie heeft geen lineair verband met de controlekwaliteit

De duur van de verantwoordelijke partner-klant relatie (Relatieduur) heeft een negatieve (positieve) relatie met de absolute en de positieve (negatieve) accruals, maar deze relatie is niet significant (ABS DACC p>0,1; +DACC p>0,1; -DACC p>0,1). Gegeven de niet significante relaties mogen geen richtinggevende conclusies verbonden worden aan de uitkomst en wordt hypothese 1b op basis hiervan aangenomen.

H1c: De duur van de review partner-klant relatie heeft een positief lineair verband met de controlekwaliteit

Voor de review partner komt wel een significante negatieve (positieve) relatie naar voren tussen de duur van de review partner-klant relatie (Relatieduur) en de absolute (negatieve) discretionaire accruals van de onderneming (ABS DACC p<0,01; -DACC p<0,01). Voor de absolute discretionaire accruals betekent dit dat naarmate de duur van de review partner-klant relatie langer is de discretionaire accruals van de onderneming lager worden (ongeacht de richting). Derhalve wordt de controlekwaliteit beter. Voor de negatieve discretionaire accruals komt naar voren dat naarmate de duur van de review partner-klant relatie langer is, de winstverlagende discretionaire accruals van de onderneming minder worden en daarmee wordt de controlekwaliteit beter. Op basis hiervan kan hypothese 1c aangenomen worden. 5.3.2 Toetsen hypothesen niet-lineair verband

Hieronder worden de hypotheses die een niet-lineaire relatie veronderstellen (H2a t/m H2c en H3a t/m H3c) herhaald om te kunnen beoordelen of ze op basis van de resultaten van de regressieanalyse in tabel 5b aangenomen of verworpen moeten worden. In de bijlage worden de verbanden tussen de gecategoriseerde duur van de relatie (Korte relatieduur,

Middellange relatieduur en Lange relatieduur) en de absolute discretionaire accruals grafisch

weergegeven in de figuren 2a tot en met 2c.

Korte relatieduur

H2a: In de twee beginjaren van de kantoor-klant relatie is de controlekwaliteit lager dan in de jaren drie tot en met zes van de kantoor-klant relatie

Uit tabel 5b blijkt voor de kantoorsteekproef dat een positief (negatief) significante relatie bestaat tussen de variabele Korte relatieduur van de kantoor-klant relatie en de discretionaire accruals van een onderneming voor zowel de absolute als de positieve

(negatieve) accruals (ABS DACC p<0,01; +DACC p<0,1; -DACC p<0,05). Dus de discretionaire accruals van de onderneming zijn significant hoger bij een Korte relatieduur van de kantoor-klant relatie dan bij een middellange duur van de kantoor-kantoor-klant relatie. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de controlekwaliteit lager is in de eerste twee jaren van de kantoor-klant relatie. Derhalve kan hypothese 2a aangenomen worden.

H2b: In de twee beginjaren van de verantwoordelijke partner-klant relatie is de controlekwaliteit lager dan in de jaren drie tot en met zes van de verantwoordelijke partner-klant relatie

Uit tabel 5b blijkt ook dat sprake is van een positieve significante relatie tussen de variabele

Korte relatieduur van de verantwoordelijke partner-klant relatie en de discretionaire accruals

van de onderneming (ABS DACC p<0,1; +DACC p<0,1). De absolute- en positieve accruals zijn dus significant hoger bij een Korte relatieduur van de verantwoordelijke partner-klant relatie en daarmee is de controlekwaliteit lager in de eerste twee jaren van de verantwoordelijke partner-klant relatie. Op basis hiervan kan hypothese 2b aangenomen worden.

Tabel 5b:

Resultaten regressieanalyse niet-lineair verband (Korte- en Lange relatieduur)

Kantoor Verantwoordelijke partner Review partner

Verw. ABS DACC + DACC - DACC ABS DACC + DACC - DACC ABS DACC + DACC - DACC

Constante ,103 ,109 -,094 ,097 ,095 -,092 ,091 ,071 -,074 [12,75]*** [10,83]*** [-7,53]*** [12,53]*** [9,90]*** [-7,45]*** [11,47]*** [5,50]*** [-6,03]*** Verklarend Korte relatieduur + ,013 ,009 -,014 ,005 ,008 -,003 ,012 ,008 -,016 [2,65]*** [1,536]* [-1,801]** [1,315]* [1,572]* [-,530] [3,018]*** [1,241] [-2,914]*** Lange relatieduur +/+/? -,008 -,011 ,004 -,007 -,001 ,011 -,008 ,027 ,034 [-1,633]* [-1,875]** [,542] [-,425] [-,031] [,484] [-,518] [1,000] [1,150] Controle Grootte - -,009 -,008 ,011 -,009 -,008 ,01 -,009 -,006 ,009 [-8,819]*** [-6,559]*** [5,947]*** [-9,912]*** [-7,113]*** [6,798]*** [-9,761]*** [-4,310]*** [6,296]*** Leverage + ,030 ,015 -,050 ,025 ,011 -,043 ,030 ,008 -,05 [3,487]*** [1,327] [-3,893]*** [2,935]*** [1,046] [-3,388]*** [3,377]*** [,571] [-3,990]***

Groei + ,000 ,000 ,000 9,410E-005 2,84E-005 ,000 8,99E-005 ,000 ,000

[5,681]*** [3,175)*** [-3,633]*** [1,316] [,312] [-1,821]* [1,234] [1,243] [-1,117] ROA ? -,017 ,067 ,070 ,029 ,116 ,029 ,036 ,192 ,038 [-,995] [2,941]*** [2,930]*** [1,808]* [5,110]*** [1,282] [2,155]** [6,379]*** [1,644]** Big Four - -,004 -,002 ,005 ,005 ,002 -,003 ,003 ,007 -,003 [-,935] [-,445] [,763] [,780] [,462] [-,605] [,801] [1,072] [-,605] GAAP + ,012 ,003 -,018 ,005 -,002 -,014 ,005 ,010 -,013 [2,291]** [,492] [-2,389]** [1,315] [-,345] [-2,300]** [1,114] [1,421] [-2,183]** N 2213 1226 987 2015 1066 949 1934 1010 924 R2 ,081 .076 ,108 ,052 ,073 ,067 ,056 ,067 ,077 R2 aangepast ,078 .070 ,101 ,048 ,066 ,059 ,052 ,059 ,069 R2 verandering ,007 .008 ,006 ,001 ,002 ,001 ,005 ,002 ,011 F-waarde 24,325*** 12,514*** 14,814*** 13,791*** 10,366*** 8,431*** 14,381*** 7,905*** 9,505***

De afhankelijke variabele DACCzijn de discretionaire accruals op basis van het aangepaste Jones model van Dechow et al. (1995). Alle modellen betreffen een

lineaire regressieanalyse. De getallen zijn de ongestandaardiseerde coëfficiënten (B). De t-waarden zijn tussen haakjes [----] weergegeven. De aanduiding *,**,*** geeft aan dat de coëfficiënt significant is op respectivelijk 10%, 5% of 1% niveau. Alle variabelen zijn tweezijdig getoetst behalve de verklarende variabele Korte relatieduur in alle steekproeven en Lange relatieduur bij de kantoor- en verantwoordelijke partner steekproef die eenzijdig getoetst zijn.

H2c: In de twee beginjaren van de review partner-klant relatie is de controlekwaliteit lager dan in de jaren drie tot en met zes van de review partner-klant relatie

Ook voor de review partner blijkt uit tabel 5b dat een positief (negatief) significant verband bestaat tussen de variabele Korte relatieduur van de review partner-klant relatie en de absolute (negatieve) discretionaire accruals (ABS DACC p<0,01; -DACC p<0,01). Bij een Korte

relatieduur zijn de discretionaire accruals hoger dan in de latere jaren van de review

partner-klant relatie. Hierdoor is de controlekwaliteit lager bij een Korte relatieduur van de review partner-klant relatie en kan hypothese 2c aangenomen worden.

Zeven jaar en langer

H3a: Bij een kantoor-klant relatie van zeven jaar en langer is de controlekwaliteit lager dan in de jaren drie tot en met zes van de kantoor-klant relatie

Uit tabel 5b komt naar voren dat de variabele Lange relatieduur van de kantoor-klant relatie een negatief significant verband heeft met de absolute en positieve discretionaire accruals (ABS DACC p<0,1; +DACC p<0,05). Hieruit kan worden opgemaakt dat bij een Lange

relatieduur van de kantoor-klant relatie de discretionaire accruals van de onderneming dalen

ten opzichte van de jaren ervoor. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de controlekwaliteit beter wordt bij een kantoor-klant relatie van zeven jaar en langer. Op basis hiervan wordt hypothese 3a verworpen.

H3b: Bij een verantwoordelijke partner-klant relatie van zeven jaar en langer is de controlekwaliteit lager dan in de jaren drie tot en met zes van de verantwoordelijke partner-klant relatie

Bij de verantwoordelijke partner-klant relatie is de richting van het verband tussen de variabele Lange relatieduur en de discretionaire accruals ook negatief (positief), maar is voor zowel de absolute als de positieve (negatieve) discretionaire accruals niet significant (ABS DACC p>0,1; +DACC p>0,1; –DACC p>0,1). Gezien de verschillende p-waarden kan verondersteld worden dat de discretionaire accruals niet significant afnemen bij een verantwoordelijke partner-klant relatie van zeven jaar en langer. Derhalve vindt ook geen significante verandering in de controlekwaliteit plaats en wordt hypothese 3b verworpen.

H3c: Bij een review partner-klant relatie van zeven jaar en langer is de controlekwaliteit gelijk aan de jaren drie tot en met zes van de review partner-klant relatie

Bij de variabele Lange relatieduur van de review partner-klant relatie is de richting van het verband met de discretionaire accruals van de onderneming niet consistent. Bij de absolute

discretionaire accruals is het verband negatief, maar bij de positieve- en negatieve discretionaire accruals is het verband positief, overigens zonder significantie (ABS DACC p>0,1; +DACC p>0,1; -DACC p>0,1). Op basis hiervan kan hypothese 3c worden aangenomen. Samenvattend komen uit de resultaten in deze studie verschillende verbanden naar voren. Sprake is van zowel een negatief significant lineair verband tussen de duur van de kantoor-klant relatie en de discretionaire accruals als een negatief significant lineair verband tussen de duur van de review partner-klant relatie en de discretionaire accruals van de onderneming. Dus de winstkwaliteit en de controlekwaliteit worden beter bij een langere duur van de relatie. Voor de variabele Korte relatieduur van de kantoor-, verantwoordelijke partner- en de review partner-klant relatie is een positief significant verband met de discretionaire accruals gevonden. De discretionaire accruals van de onderneming zijn dus hoger in het eerste en tweede jaar van de relatie en daarmee is de winst- en controlekwaliteit lager. Voor de variabele Lange relatieduur van de kantoor-klant relatie is een negatieve significante relatie gevonden met de discretionaire accruals van de onderneming. Dit betekent dat de discretionaire accruals van de onderneming lager worden bij een kantoor-klant relatie van zeven jaar en langer en daarmee wordt de winst- en controlekwaliteit beter bij een kantoor-klant relatie van zeven jaar en langer.

5.3.3 Controlevariabelen en analyses

De resultaten van de controlevariabelen en de overige resultaten in de modellen zijn in de tabellen 5a en 5b nagenoeg gelijk, dus zullen ze gezamenlijk besproken worden. Het verband van de controlevariabele Grootte met de absolute en positieve (negatieve) discretionaire accruals is in alle modellen negatief (positief) en significant (ABS DACC p<0,01; +DACC p<0,01; -DACC p<0,01). Dit betekent dat naarmate de onderneming groter is, de hoogte van de discretionaire accruals (absoluut, positief en negatief) van die onderneming afneemt. Hieruit kan opgemaakt worden dat grotere ondernemingen minder winststuring toepassen

dan de kleinere ondernemingen. Deze resultaten zijn consistent met de resultaten uit

eerdere studies (Johnson et al., 2002; Manry et al., 2008; Carey en Simnett, 2006; Myers et al., 2003). Het verband tussen de variabele Leverage van de onderneming en de discretionaire accruals is in alle modellen positief (negatief) en significant met de absolute (negatieve) discretionaire accruals (ABS DACC p<0,01; -DACC p<0,01). Dit betekent dat de ondernemingen met een hoge leverage meer winststuring toepassen. Dit is consistent met eerdere studies (Johnson et al., 2002; Carey en Simnett, 2006; Burgstahler et al., 2006). De variabele Groei is in de kantoormodellen significant positief (negatief) gerelateerd aan de absolute en positieve (negatieve) discretionaire accruals zoals voorafgaand aan de regressieanalyses verwacht, maar niet in de partnermodellen. In alle modellen van de kantoorsteekproef is het verband significant (ABS DACC p<0,01; +DACC p<0,01; -DACC p<0,01) en daarnaast is de relatie in het model van de verantwoordelijke partner met als afhankelijke variabele de negatieve discretionaire accruals ook significant (p<0,1). Hieruit kan worden opgemaakt dat net als in Menon en Williams (2004) en Chen et al. (2008)

ondernemingen die een hogere groei doormaken meer winststuring toepassen in het desbetreffende jaar. Voor de controlevariabele ROA werd geen specifieke richting verwacht. Uit de resultaten blijkt voor de kantoorsteekproef dat de variabele ROA een positief en significante relatie heeft met zowel de positieve discretionaire accruals als met de negatieve discretionaire accruals (+DACC p<0,01; -DACC p<0,01). Dit betekent dat de positieve discretionaire accruals toenemen en de hoogte van de negatieve discretionaire accruals afneemt bij een hogere winstgevendheid. Voor de verantwoordelijke partner steekproef is een positieve significante relatie gevonden tussen de winstgevendheid en zowel de absolute discretionaire accruals als de positieve discretionaire accruals (ABS DACC p<0,1; +DACC p<0,01). Hieruit kan worden opgemaakt dat zowel de absolute- als de positieve discretionaire accruals hoger worden bij een hogere ROA. Voor de review partner steekproef is de relatie tussen de ROA en de discretionaire accruals in alle modellen positief en significant (ABS DACC p<0,05; +DACC p<0,01; -DACC p<0,05). Dit betekent dat de hoogte van absolute- en positieve discretionaire accruals toeneemt bij een hogere ROA, en dat de hoogte van de negatieve discretionaire accruals afneemt bij een hogere ROA. De relatie van de variabele Big Four met de discretionaire accruals is in geen van de modellen significant. Een negatieve relatie werd verondersteld tussen de variabele Big Four en discretionaire accruals. Deze negatieve relatie is te herkennen in de kantoorsteekproef waaruit opgemaakt kan worden dat de discretionaire accruals dalen wanneer de onderneming door een Big Four kantoor gecontroleerd wordt, al is deze relatie niet significant (ABS DACC p>0,1; +DACC p>0,1; -DACC p>0,1). Voor de twee andere steekproeven is een tegenovergesteld verband te herkennen. Zowel voor de verantwoordelijke partner steekproef als de review partner steekproef is een positieve (negatieve) relatie te herkennen. De absolute en positieve (negatieve) discretionaire accruals nemen toe (af) wanneer de onderneming gecontroleerd wordt door een Big Four kantoor. Dit verband is echter ook niet significant (ABS DACC p>0,1; +DACC p>0,1; -DACC p>0,1). De positieve richting van het verband tussen de variabele Big

Four en de discretionaire accruals in de partner steekproeven is ook al in eerder onderzoek

naar voren gekomen (Carey en Simnett, 2006; Chen et al., 2008). Voor de laatste controlevariabele GAAP is wel een verwacht significant positief (negatief) verband gevonden. In de kantoorsteekproef was dit het geval voor de absolute (negatieve) discretionaire accruals (ABS DACC p>0,05; -DACC p>0,05), in de verantwoordelijke- en review partner steekproeven alleen voor de negatieve discretionaire accruals (-DACC p<0,05). Hieruit kan worden opgemaakt dat ondernemingen die de verslaggevingsregels volgens IFRS toepassen significant hogere discretionaire accruals hebben ten opzichte van onderneming die de verslaggeving volgens German Gaap opstellen. Dit is consistent met de studie van Tendeloo en Vanstraelen (2005).

Zoals in de tabellen 5a en 5b naar voren komt is de R2 veranderingin alle modellen groter

dan nul en in de kantoorsteekproef en de review partner steekproef relatief hoog. Dus de modellen inclusief de relatieduur variabelen verklaren een groter deel van de variatie in de

alle modellen tussen de 5,2% en de 10,9% wat vrij laag is. Verder is de F-waarde in alle modellen significant (p<0,01), waaruit opgemaakt kan worden dat alle variabelen gezamenlijk de hoogte van discretionaire accruals significant verklaren.