• No results found

Verbonden in vrijheid? : een thematische discoursanalyse van het huidige Nederlandse identiteitsdebat aan de hand van een framework gebaseerd op het liberaal versus communautair debat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verbonden in vrijheid? : een thematische discoursanalyse van het huidige Nederlandse identiteitsdebat aan de hand van een framework gebaseerd op het liberaal versus communautair debat"

Copied!
150
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lieve van den Boogaard - s11010274

Dr. A. Freyberg-Inan

&

Dr. M.J.M. Maussen (Tweede lezer)

24 januari 2017

Masterscriptie Politicologie, Politieke Theorie en Gedrag

Universiteit van Amsterdam

Verbonden in vrijheid?

Een thematische discoursanalyse van het huidige Nederlandse

identiteitsdebat aan de hand van een framework gebaseerd op het

liberaal versus communautair debat.

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Inleiding

4

Onderzoeksmethode: thematische discoursanalyse

7

Beperkingen

9

Hoofdstukindeling

10

1.

Het liberaal versus communautair debat: een overzicht van beide visies

11

1.1 Liberale contract theorieën: het sociaal contract volgens Hobbes, Locke en Rawls

11

De ‘Theory of Justice’: Rawls als grondlegger van het modern liberaal denken

13

Het liberale individu en de gemeenschap: het belang van universele waarden

14

1.2 Een tegenreactie: het communautaire denken

16

De gemeenschap: het belang van een sociale context en de rol van de overheid

17

De tweede golf van communautaire denkers

18

1.3 De plaats van het neoliberalisme in het liberaal versus communautair debat

19

De (negatieve) gevolgen van het neoliberalisme: de opkomst van de ‘Derde weg’

20

Een neoliberale middenweg

21

1.4 Kenmerkend voor beide visies: de rol van de overheid, de gemeenschap, het

individu en rechtvaardigheid

23

De kenmerken van het liberalisme en het communautarisme in tabelvorm

24

2. Het huidige politieke debat: de lange zoektocht naar een nationale identiteit

25

2.1 Het Nederlandse debat over identiteit en kernwaarden: een kort overzicht met de

nadruk op de jaren vanaf 2000

25

2.2 De oorzaken voor de impuls van het identiteitsdebat 2016

29

2.3 Wat wordt er eigenlijk gezegd in het huidige identiteitsdebat?

33

3. Een gestructureerd Nederlands politiek debat? De plaatsing van het huidige

Nederlandse debat aan de hand van een politiek filosofisch framework

38

3.1 Het Christendemocratisch Appèl

38

Samengevat 43

3.2 De Democraten 66

44

Samengevat

48

3.3 De Partij van de Arbeid

49

Samengevat

57

3.4 De Socialistische Partij

59

Samengevat

62

3.5 De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie

64

(4)

3.6 De Partij Voor de Vrijheid

72

Samengevat

76

3.7 Samengevat: de partijen in vergelijking

77

De liberale partijen

79

De communautaire partijen

80

De liberaal-communautaire partijen

81

3.8 Een relatie tussen liberale en communautaire waarden?

83

4. Conclusie

87

Communautaire partijen: een traditionele en een holle visie

88

Liberaal-communautaire partijen

89

Liberale partijen

89

4.1 Vrijheid in verbondenheid

90

4.2 De paradox: het samengaan van de liberale en communautaire visie

91

Niet alleen in Nederland

92

4.3 Het identiteitsdebat: meer opvallende conclusies

92

De verborgen boodschap

93

4.4 Een Nederlandse identiteit en kernwaarden?

94

Referentielijst

97

Appendix 1.1

106

Appendix 1.2

113

Appendix 1.3

120

Appendix 1.4

129

Appendix 1.5

133

Appendix 1.6

144

(5)

Inleiding

Al vele jaren is er in Nederland een zoektocht gaande naar de ‘Nederlandse identiteit’ in het politieke, publieke maar ook wetenschappelijke debat (Oostindie, 2008, p.15; Steenbergen & Niemantsverdriet, 2016). De zoektocht naar wat Nederland en Nederlanders definieert maakt duidelijk dat een besef van de nationale identiteit divers en vaag is en dat een consensus over de Nederlandse identiteit lastig te vinden is. Het feit dat dit onderwerp meer en meer besproken wordt geeft tevens aan dat zowel burgers als politici steeds meer belang hechten aan de Nederlandse identiteitskwestie (Steenbergen & Niemantsverdriet, 2016). Door interne en externe druk op de staat neemt de behoefte om een duidelijke definiëring van de Nederlandse maatschappij toe (van Houdt, Suvarierol & Schinkel, 2011, p. 409). Interne druk kan veroorzaakt worden door onder andere economische problemen en integratieproblemen. Externe druk komt onder andere voort uit verschillende processen van globalisering. Deze druk is sinds 2016 toegenomen, onder andere door de internationale vluchtelingencrisis, de Brexit en andere problemen rondom de legitimiteit van de Europese Unie. Zowel de interne als de externe druk dragen bij aan de angst dat culturen sneller vervagen en een eigen identiteit verloren gaat aan verschillende externe invloeden. Een drang om de eigen Nederlandse gemeenschap te beschermen tegen processen en factoren van buitenaf lijkt zich te manifesteren in de Nederlandse samenleving en politiek.

Deze drang uit zich op politiek niveau door een (hernieuwde) focus op wat de Nederlandse samenleving typeert en verbindt. Deze focus vindt uiting binnen het politieke debat over de Nederlandse identiteit en kernwaarden. In dit onderzoek wordt hieraan gerefereerd als het identiteitsdebat. Binnen dit politieke debat uit deze focus zich op drie manieren, zo zal duidelijk worden in dit onderzoek. Allereerst is er de visie van communautaire denkers die stellen dat een duidelijk gedefinieerde samenleving met typische eigenschappen nodig is, zodat duidelijk is welke eigenschappen bescherming nodig hebben. Een duidelijk gedefinieerde samenleving in combinatie met het bevorderen van de solidariteit binnen de samenleving, is volgens hen nodig om de

veiligheid van de Nederlandse samenleving te kunnen waarborgen. Dit gebeurt door te focussen op onderlinge relaties en de kracht van de maatschappij.

Ten tweede is er de visie van liberale denkers op het behouden van een open samenleving om zo de vrijheid en gelijkheid van ieder individu te waarborgen. Hierbij speelt een duidelijke en omlijnde definiëring van de maatschappij geen rol omdat de waarden vrijheid en gelijkheid universeel geldend zouden moeten zijn.

Ten derde is er de visie die beide voorgaande visies betrekt en die beide kanten probeert te verenigen. Deze visie wil zowel het belang van het individu voorop stellen, de vrijheid en gelijkheid van ieder individu waarborgen, en tegelijkertijd een hechte en karakteristieke samenleving creëren. Een, op het eerste gezicht, paradoxale visie, aangezien het beschermen van de liberale waarden

(6)

en tegelijkertijd een hechte samenleving willen creëren niet samen lijken te gaan. De liberale waarden leggen voornamelijk de nadruk op de vrijheid van het individu, terwijl voor het creëren van een hechte gemeenschap juist een sterke nadruk op het belang van de gemeenschap nodig is. De vereniging van beide kanten is een mogelijkheid die, binnen zowel het politiek-filosofische debat als het huidige Nederlandse politieke debat, niet direct als een reële mogelijkheid naar voren komt. In dit onderzoek wordt echter duidelijk dat een positieve relatie tussen de liberale en

communautaire waarden wel degelijk gevonden kan worden. Een relatie die zelfs beide visies en hun waarden in de praktijk kan versterken. In het navolgende zal er kort worden ingegaan op de twee overkoepelende visies van het communautarisme en het liberalisme. In hoofdstukken 1 en 3 zal dieper worden ingegaan op deze twee visies en ook op de uitwerking van de ogenschijnlijke paradoxale visie die binnen het Nederlandse identiteitsdebat aan bod komt.

De huidige focus binnen het identiteitsdebat op het vinden en uitdragen van de Nederlandse kernwaarden en identiteit ter bevordering van een verbonden Nederlandse gemeenschap is een focus die communautaire denkers onderschrijven. De communautaire denkers stellen dat een individu cultureel ingebed en sociaal geëngageerd is en dat een overheid de invloed van culturele en sociale factoren niet mag vergeten in (sociaal) beleidsvorming (Wren, 1999, p. 374). De

communautaire visie benadrukt sociale verantwoordelijkheid binnen een maatschappij en

stimuleert beleid gericht op het verminderen van de individualisering en fragmentarisering binnen een maatschappij (Bell, 2016). Communautaire denkers stellen dat politieke structuren

onvermijdelijk worden gevormd door concepties van wat juist is en wat onjuist is. Hetgeen voor een gemeenschap vaak cultuurgegrond kan zijn. Er is dus niets mis met het geven van extra steun aan bepaalde tradities en waarden vanuit de overheid. Sterker nog: in sommige gevallen is het zelfs van belang voor het welzijn van de staat. Extra steun kan er namelijk voor zorgen dat in tijden van crisis de staat bijeen blijft door een (sterker) gevoel van een nationale identiteit te creëren (Wren, 1999, p. 375).

Tegenover de communautaire visie staan de liberale denkers. Zij beargumenteren dat de liberale waarden vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid universeel geldende waarden zijn. Waarden die gelden voor elk individu en leidend zijn in de vorming van zijn of haar leven. Het liberale standpunt, waar John Rawls grondlegger van is binnen het liberaal versus communautair debat, stelt dat een individu als autonoom, rationeel én solitair moet worden gezien. Elk individu heeft het recht op een vrij en waardevol leven en alleen het individu zelf kan bepalen wat goed is voor hem of haar. Voor de overheid is de taak weggelegd de vrije keuze en het vrije leven van haar individuen te

beschermen zonder aandacht te besteden aan subjectieve factoren zoals cultuur. Deze factoren staan los van het individu (Sandel, 1982, p.1; Wren, 1999, p. 374). Wetten en andere sociale instituties moeten neutraal zijn en de overheid moet respect hebben voor de concepties van ieder individu met betrekking tot wat ‘goed’ is. De liberale positie houdt in dat deze instituties en het

(7)

gehele politieke systeem bestaan om ieder persoon de mogelijkheid te geven het juiste leven te leiden zolang dit niet het juiste leven van een ander negatief beïnvloedt. De visie op het behouden van een open samenleving om zo de vrijheid en gelijkheid van ieder individu te waarborgen sluit aan bij de visie van het liberalisme.

De twee bovengenoemde visies komen tot uiting in het liberaal versus communautair debat. Het huidige Nederlandse debat heeft sterke gelijkenissen met dit liberaal versus communautair debat. Zo vindt er momenteel een debat plaatst waarbij, aan de ene kant de communautaire waarden worden benadrukt, met een focus op de gemeenschap en een gedeelde identiteit. Aan de andere kant worden de liberale, universele, waarden benadrukt. Hiertussen is de visie te vinden die beide kanten wil combineren. Op het huidige debat en de ‘paradoxale’ visie binnen dit debat zal dieper worden ingegaan in hoofdstukken 2 en 3. Gesteld kan worden dat het liberaal versus

communautair debat zich heeft gemanifesteerd in het Nederlandse politieke debat.

Afhankelijk van hun visie, onderschrijven de politieke partijen de liberale of de communautaire waarden. Dit is bepalend voor hoe zij de (Nederlandse) burgers als individu en in hun geheel, als gemeenschap, zien. De wijzen waarop de partijen deze waarden uitdragen bepalen grotendeels de visies van de partijen binnen het identiteitsdebat. Daarbij is vooral de relatie tussen die waarden van groot belang. De onderzoeksvraag die leidend is voor dit onderzoek is dan ook: Wat is de relatie tussen liberale en communautaire waarden binnen het huidige Nederlandse identiteitsdebat en wat betekent deze relatie voor de standpunten van de zes grootste partijen met betrekking tot een Nederlandse identiteit en kernwaarden?

Vanwege de manifestatie van het liberaal versus communautair debat in de Nederlandse politiek, is in dit onderzoek gekozen om het Nederlandse debat te structureren aan de hand van de liberale en communautaire waarden en posities. Door het identiteitsdebat in te delen aan de hand van deze waarden wordt duidelijk wat de belangrijkste kernwaarden zijn waar de Nederlandse politici op doelen en wat de normatieve basis is voor het debat tussen beide visies, om zo, uiteindelijk, bij te dragen aan een beter begrip over het huidige politieke debat.

Een systematische analyse, aan de hand van een analytisch framework, draagt bij aan de indeling van uitingen van de politieke partijen, zodat duidelijk wordt welke visie de partijen onderschrijven. Aan de hand van de analyse wordt het huidige politieke identiteitsdebat inzichtelijk en wordt het begrip en inzicht over dit debat vergroot.

Een beter begrip over het identiteitsdebat brengt verschillende voordelen met zich mee. Zo zorgt een duidelijke structurering van het Nederlandse debat voor een verheldering van het debat, maar ook voor het voeren van een kwalitatief hoogstaander debat. Hierdoor kan de maatschappij

(8)

makkelijker aangesloten blijven bij het politieke debat, omdat de standpunten binnen het debat en de redenen voor het debat duidelijker zichtbaar zullen worden. Een duidelijker debat kan zorgen voor beter geïnformeerde, zelfverzekerdere en actievere deelnemers aan het debat en dit draagt bij aan een verbetering van de Nederlandse democratie.

Tevens zorgt een duidelijk overzicht van het identiteitsdebat voor een beter inzicht binnen de politieke partijen over wat ze zeggen en wat ze eigenlijk bedoelen te zeggen in het onderzochte discours. Een beter inzicht draagt ook bij aan een betere discussie tussen de partijen. Zo kunnen de partijen niet alleen een overzichtelijker politiek debat voeren, maar ook een duidelijker

standpunt uiten richting hun kiezer. Zeker nu meer en meer duidelijk wordt dat het identiteitsdebat een grote rol gaat spelen in de komende verkiezingen, is een duidelijk overzicht van wat de partijen zeggen, wat ze bedoelen en wat dit betekent voor hun visie over de Nederlandse

gemeenschap en identiteit belangrijk en nuttig (Kas, 2017). Niet alleen nuttig voor de burger maar ook voor de kwaliteit van het politieke debat en voor de politieke partijen zelf.

Daarbij is dit een proces wat niet alleen in Nederland plaatst vindt. Vele natie-staten hebben te maken met dezelfde interne en externe druk en de daarbij horende problemen. Het

‘identiteitsdebat’ wordt niet alleen gevoerd in Nederland, ook landen zoals Engeland of Frankrijk zijn hier mee bezig (van Houdt et al, 2011, pp. 409-411). De focus van dit onderzoek ligt op Nederland maar een analyse van het Nederlandse debat kan niet alleen het nationale inzicht verbeteren over vragen omtrent kernwaarden en identiteit maar kan ook helpen bij het begrijpen van soortgelijke debatten in andere landen.

Onderzoeksmethode: thematische discoursanalyse

Dit onderzoek heeft als doel om het huidige Nederlandse politieke debat over de Nederlandse kernwaarden en identiteit inzichtelijk te maken. Een discoursanalyse is in dit geval geschikt omdat het debat zeer actueel is en invloed heeft op de politiek en maatschappij. Het is daarom van belang om zo dicht mogelijk bij de sociale wereld te blijven tijdens dit onderzoek. Zo kunnen de achterliggende waarden en visies met betrekking tot het identiteitsdebat het best onderzocht worden. Daarnaast draagt een discoursanalyse bij aan een beter begrip over de achtergrond van het debat en de sociale context waarin het debat zich afspeelt. Bij een discoursanalyse wordt niet alleen de content maar ook de achtergrond van de content en de daarbij horende betekenissen onderzocht. Want een discoursanalyse onderzoekt schriftelijke en mondelinge uitingen op hun (politieke) lading en kijkt naar de sociale context waarin deze woorden en zinnen worden gebruikt (Bryman, 2012, p. 528).

Binnen de discoursanalyse wordt taal namelijk gezien als een manier waarop representaties van de werkelijkheid gevormd worden en hierbij wordt ook gekeken naar de wijze waarop meningen in

(9)

taal geconstrueerd worden (van den Berg, 2004, p. 29). Er wordt dus aangenomen dat taal een menselijke daad is waar intenties en betekenissen bij betrokken zijn (Bryman, 2012, pp. 528-529). Hoe de Nederlandse identiteit en kernwaarden omschreven worden door politici en politieke partijen is waarschijnlijk een sterke weergave van de sociale context waarin deze definities een rol spelen. Het is daarom van belang bewust te zijn van deze context. Door gebruik te maken van de discoursanalyse wordt deze (sociale) context toe- en uitgelicht. Daarom is er gekozen om het Nederlandse politieke debat door middel van een discoursanalyse te onderzoeken.

De analyse richt zich op het debat gevoerd door de politieke elite: de schriftelijke uitingen die zijn gedaan door politici en politieke partijen. Er wordt dus niet ingegaan op uitingen over de

Nederlandse identiteit en kernwaarden in media en publieke discours. Alleen het politieke discours over dit onderwerp zal dus onderzocht worden. In dit onderzoek bestaat het politieke discours uit de politieke partijprogramma’s en uit verslagen van de Tweede Kamer debatten van de zes

politieke partijen met het meeste aantal zetels in 2016. De onderzochte politieke partijprogramma’s zijn gepubliceerd voor de Tweede Kamer verkiezingen van 2012 en 2017. Deze zes politieke partijen, de VVD, de PvdA, de SP, het CDA, de PVV en de D66, zijn door hun grote een goede weergave van het politieke partijstelsel. Ook wordt het politieke spectrum goed vertegenwoordig door deze zes partijen omdat er zowel politiek linkse als politiek rechtse partijen onderzocht worden. Daarnaast is er gekeken naar verslagen van de Tweede Kamer debatten uit 2016. Hier is er gekeken naar wat er gezegd is door de zes grootste partijen over de Nederlandse identiteit, gemeenschap en kernwaarden tijdens deze debatten.

Het politieke discours is gecategoriseerd en geïnterpreteerd, om zo een beter zicht te krijgen op wat het debat inhoudt. Zo wordt duidelijk wat de sociale context is waarin dit debat zich afspeelt en welke normatieve basis, communautair of liberaal, ten grondslag ligt aan de uitingen van politici en politieke partijen die deelnemen aan het debat. Het politieke discours wordt aan de hand van een framework gecategoriseerd, het is dus een thematische discoursanalyse die in dit onderzoek wordt toegepast.

Omdat het liberaal versus communautair debat zich heeft gemanifesteerd in het identiteitsdebat vormt dát debat het framework aan de hand waarvan het discours is ingedeeld. Dankzij dit framework kan er snel informatie geïdentificeerd en benoemd worden (Goffman, 1974, p. 21, geciteerd in Pan & Kosicki, 1993, p. 56). Het politieke discours is als eerste geselecteerd aan de hand van het hoofdthema: (de vorming van) De Nederlandse identiteit, gemeenschap en

kernwaarden. Wanneer de data paste binnen dit thema zijn de data verder gecategoriseerd aan de hand van subthema’s gebaseerd op het liberaal versus communautair debat. De subthema’s zijn dus het communautarisme en het (neo)liberalisme.

(10)

Deze subthema’s zijn onderverdeeld in vier kenmerken en vormen samen het analytische framework. Wat het communautarisme of het (Neo)liberalisme kenmerkt zal worden toegelicht in hoofdstuk 1. De kenmerken hebben betrekking op het mens- en gemeenschapsbeeld van het liberalisme en het commmunautarisme. Het identiteitsdebat is vooral een weergave van welk mens- en gemeenschapsbeeld de partijen hebben. De vier kenmerken zijn dan nuttige handvaten om het discours te verdelen en zo te bepalen welke onderliggende visie de politieke partijen onderschrijven.

Wanneer de onderliggende visie bepaald was, is er een kleur toegekend aan de uiting. Paars is liberaal, zwart is communautair en blauw is neoliberaal, zo is in een oogopslag te zien welke kleur de overhand heeft in het discours van de verschillende partijen. De kleur die de overhand heeft geeft meteen aan welke visie de overhand heeft (of welke visie niet). De uitkomsten daarvan zijn geplaatst in zes tabellen, te vinden in de bijgevoegde appendices 1.1 tot en met 1.6 vanaf pagina 105. Deze tabellen onderbouwen de discoursanalyse die wordt toegelicht in hoofdstuk 3.

Beperkingen

Voor dit onderzoek zijn, zoals reeds gezegd, twee soorten discoursen onderzocht. De politieke partijprogramma’s van 2012 en 2016 en verschillende Tweede Kamer debatten. Uiteraard zijn dit niet de enige discoursen die betrekking hebben op het politieke identiteitsdebat. Uit deze discours-bronnen zijn voldoende data naar voren gekomen. Het blijft echter altijd mogelijk dat er meer of andere data naar voren hadden kunnen komen bij het gebruik van andere discours-bronnen. Omdat de data die gebruikt zijn een goed overzicht geven van het debat is ervoor gekozen geen andere discours-bronnen te gebruiken.

Bij het uitvoeren van een discoursanalyse is het altijd van belang het risico van enige subjectiviteit in het oog te houden. Het verzamelen van data en het uitvoeren van de analyse worden in dit geval uitgevoerd door één persoon, de onderzoeker. Daardoor bestaat de kans op onbewust selectief kiezen van citaten of stukken tekst en het weglaten van anderen stukken, die voor de onderzoeker niet relevant leken. Doordat de gebruikte data verslagen zijn van Tweede kamer debatten, wordt er geen context geboden bij de tekst, uitspraken of interpunctie. Daarnaast zijn het documenten die informatie verschaffen uit de tweede hand.

Omdat het zeer uitgebreide en nauwkeurige verslagen zijn, aangeboden door de overheid en onder strenge controle van de overheid, is de kans echter zeer klein dat hierin iets veranderd of aangepast is. Voorts is mede door de uitgebreidheid van de verslagen, de kans op een subjectieve opvatting over de context van de debatten minimaal.

(11)

Hoofdstukindeling

Hoofdstuk 1 gaat in op de liberale versus de communautaire standpunten. Met behulp van verschillende politiek filosofische denkers zoals John Rawls, Will Kymlicka, Michael Sandel en Amitai Etzioni worden beide kanten toegelicht om zo een duidelijk framework te krijgen waarin het Nederlandse identiteitsdebat geplaatst zal worden. Deze beschrijving onderbouwt de

karakteristieken die gebruikt worden om de data van het identiteitsdebat te categoriseren.

Hoofdstuk 2 gaat in op het huidige politieke debat over de identiteit en kernwaarden die de Nederlandse gemeenschap bepalen. Aan bod komt hoe het debat door de jaren heen vorm heeft gekregen en waarom het debat nu weer actueel is.

In hoofdstuk 3 is een overzicht opgenomen van de politieke filosofische visies die terugkomen in het Nederlandse politieke debat. Middels een beschrijvende analyse wordt duidelijk welke partij, welke visie aanhangt en wat dit betekent voor hun standpunten in het debat. Tevens wordt duidelijk welke verschuiving in visie de partijen hebben gemaakt ten opzichte van hun uitingen in de politieke partijprogramma’s van 2012. Dit hoofdstuk behandelt daarnaast de relatie tussen de liberale en communautaire waarden; is het benadrukken van de liberale waarden te verenigen met het beschermen en creëren van een hechte samenleving? Uit de analyse zal blijken dat deze waarden wel degelijk te verenigen zijn met elkaar en een synthese juist van nut zou kunnen zijn voor de huidige Nederlandse samenleving. Hoofdstuk 3 gaat dus in op welke waarden het meest worden onderschreven door de zes partijen en wat dit betekent voor de relatie tussen liberale en communautaire waarden voor het Nederlandse identiteitsdebat.

Hoofdstuk 4, het concluderende hoofdstuk, geeft een terugblik op het gehele onderzoek en geeft de overkoepelende conclusies met betrekking tot het identiteitsdebat. Tevens wordt er een aanbeveling gedaan voor de betrokken partijen, met name de VVD en de PvdA. Een aanbeveling die aangeeft hoe deze partijen hun visie beter kunnen benutten, zodat een concretere en meer eenduidige visie kan worden uitgedragen. Een visie die voor de burger beter te begrijpen valt waardoor de partijen ook meer kiezers aan zich zouden kunnen binden.

Uiteindelijk zal het begrip en inzicht van de lezer over de redenen voor en de uitingen binnen het Nederlands identiteitsdebat vergoot zijn. Dit begrip zorgt voor beter geïnformeerde burgers, duidelijkere standpunten van de zes partijen en een debat wat makkelijker te volgen is voor zowel burgers als hun vertegenwoordigers.

(12)

1. Het liberaal versus communautair debat: een overzicht van beide visies

Om de focus op identiteit en kernwaarden in het hedendaagse Nederlandse politieke debat te kunnen plaatsen binnen het liberale versus communautaire debat wordt er in dit hoofdstuk een uiteenzetting gegeven over hoe dit debat vorm heeft gekregen. In het aankomende gedeelte zal er worden ingegaan op de liberale versus de communautaire standpunten, specifiek op de liberale en de communautaire standpunten over de gemeenschap, de rol van de overheid, rechtvaardigheid en het individu. Met behulp van politiek filosofische denkers zoals John Rawls, Will Kymlicka, Michael Sandel en Amitai Etzioni worden beide kanten toegelicht om zo een duidelijk framework te krijgen waarin het Nederlandse identiteitsdebat geplaatst gaat worden. Het moderne

communautair denken kreeg voor het eerst vorm in een kritische reactie op de ‘Theory of Justice’ van John Rawls (1971) (Bell, 2016). Voordat de standpunten van het Communautair denken zullen worden toegelicht zal er dan ook eerst worden ingegaan op de ‘Theory of Justice’ van Rawls, als belangrijke grondlegger van het hedendaags liberaal denken. Zodat de basis van het liberale argument duidelijk is. Hierna worden beide kanten duidelijk tegen elkaar afgezet.

1.2 Liberale contract theorieën: het sociaal contract volgens Hobbes, Locke en Rawls Om de basis van het (modern) liberaal denken toe te lichten, aan de hand van de theorie van Rawls, is het eerst nodig om in te gaan op het soort theorie waar Rawls gebruik van maakt. Zijn ‘Theory of Justice’ is namelijk een sociaal contract theorie (Rawls, 1999, pp. 3-5). Een sociaal contract theorie houdt de visie in dat de morele en politieke verplichtingen van een individu afhankelijk zijn van een overeenkomst tussen personen (Friend, n.d.). Door een onderlinge

overeenkomst aan te gaan wordt de manier van leven voor de desbetreffende personen bepaald. Dit zogenaamde ‘contract’ vormt dan de maatschappij waarin zij leven. Voor liberale denkers is een sociaal contract theorie een logische manier van denken omdat het ervoor kan zorgen dat er een onderlinge overeenkomst aangegaan wordt door ieder mens, die de mens de mogelijkheid tot een juist en vredig leven biedt (Friend, n.d.). Hierdoor krijgt iedereen de kans om een zo waardevol mogelijk leven te kunnen leiden.

Onder andere Thomas Hobbes en John Locke zijn politiek filosofen die veel hebben betekend voor de ontwikkeling van de sociale contract theorie (Friend, n.d.). Contract theorieën komen vaak voort uit het geloof dat een contract noodzakelijk is omdat het alternatief, geen contract, slechter is voor het welzijn van de mens. Zo ook bij Hobbes. Volgens Hobbes leeft de mens zonder sociaal

contract in de natuurstaat. In de natuurstaat leeft de mens in een continue staat van oorlog en leidt de mens een leven in wanhoop en angst. Alleen door een onderling contract aan te gaan kan men verlost worden van deze situatie (Schroeder, 1973, p. 329).

Maar een onderling contract kan niet zomaar aangegaan worden, zo stelt Hobbes (Hobbes, 1946, p. 82 geciteerd in Schroeder, 1973, p. 339). Pas wanneer de mens de zogenaamde natuurwetten

(13)

(h)erkend zullen de middelen en denkwijze duidelijk worden die de mogelijkheid tot een sociaal contract voorschrijven. Deze natuurwetten beschrijven hoe de mens kan samenwerken en in harmonie samen kan leven. Deze eigenschappen zijn nodig zijn om een sociaal contract, een overeenkomst, aan te gaan. Hobbes ziet het individu als van nature egoïstisch en alleen

gemotiveerd door het verlangen zijn of haar eigen situatie te verbeteren. De mens bezit wel een instrumentele rationaliteit. Juist die combinatie van rationaliteit en een egoïstische tendens zorgt er volgens Hobbes voor dat de mens uiteindelijk de mogelijkheden en het nut ziet om een sociaal contract aan te gaan. Een mens kiest altijd voor de optie die zijn of haar welzijn verbeterd en in de natuurstaat van Hobbes is dat de optie om uit die natuurstaat te komen. Dankzij het sociaal contract, waarin de macht overgedragen wordt aan een politieke autoriteit, kan er aan de

natuurstaat ontsnapt worden (Hobbes, 1946, p. 82 geciteerd in Schroeder, 1973, p. 339; Friend, n.d.).

Voor John Locke is de mens van nature vrij, gelijk en onafhankelijk en kan zich alleen ondergeschikt stellen aan een politieke macht door zelf toestemming te geven. Locke maakt gebruik van de natuurstaat-methodologie van Hobbes maar verandert het doel van deze natuurstaat. Hij ziet de natuurstaat niet als een wanhopige staat maar als een staat waarin iedereen vrij is om zijn of haar eigen leven te leiden (Friend, n.d.). In deze staat is iedereen

gebonden aan de natuurwet, die voorschrijft dat de mens elkaar niet mag schenden op gebied van leven, gezondheid, vrijheid en eigendom. Toch kan er conflict bestaan in deze natuurstaat.

Wanneer iemand bijvoorbeeld bestolen wordt mag men zich verdedigen. Een schending op het gebied van eigendom is dus mogelijk in de natuurstaat van Locke. De mens is dan nooit echt veilig in de natuurstaat. Locke stelt dat, pas wanneer er gezamenlijk is besloten om een verbond aan te gaan, men zijn natuurlijke vrijheid verliest. Een dergelijk verbond wordt vaak gesloten ter

bescherming van leven en eigendom (Locke, 1960, p. 331). Want pas wanneer men zich begeeft in een civiele staat zijn er wetten die het eigendom reguleren om vrede en veiligheid van eigendom voor de gemeenschap te kunnen waarborgen.

Ook John Rawls maakt gebruik van een sociaal contract theorie, gevormd aan de hand van zijn ‘Theory of Justice’. Voor Rawls komt wat als rechtvaardig wordt beschouwd binnen een

samenleving voort uit een ‘Theory of Justice’, gevormd door de burgers van een maatschappij. Deze theorie bestaat uit een aantal principes van rechtvaardigheid die zijn bepaald door individuen vanuit de ‘beginsituatie’. Dit is een moment nog voordat een maatschappij begint en waarin de maatschappij gevormd wordt. In deze beginsituatie worden de basisstructuren van een

maatschappij bepaald (Rawls, 1999, pp. 3-4). Deze situatie, waarin volgens Rawls een vrij

gekozen en eerlijke maatschappij gevormd wordt, vindt in zijn theorie plaats achter een sluier van onwetendheid. Hier is iedereen gelijk en weet niemand zijn of haar positie buiten deze sluier. De beginsituatie zoals Rawls schetst kan als een abstracte versie van de natuurstaat van Hobbes

(14)

gezien worden (Friend, n.d.). Hij schetst een begin situatie vol onwetendheid maar niet vol wanhoop en chaos. Voor Rawls is het vormen van een contract niet bedoeld om het bestaan van een (politieke) autoriteit te rechtvaardigen, zoals Locke en Hobbes dat wel doen, maar om bepaalde principes van rechtvaardigheid te verantwoorden als te verkiezen boven andere ideeën over rechtvaardigheid (Schroeder, 1973, p. 340).

Zowel de theorie van Rawls als de theorieën van Locke en Hobbes gaan uit van een sociaal contract. De situaties voorafgaand aan de verschillende sociale contracten zijn hypothetisch, Rawls, Locke en Hobbes voeren een gedachte experiment uit. Voor Rawls is het van belang dat de mens een eerlijke kans krijgt om zijn of haar eigen keuzes te kunnen maken en een vrij leven te kunnen leiden. In zijn theorie zijn principes zoals autonomie en gelijkheid van belang (Wren, 1999, p. 374). Concepten die ook terug te vinden zijn in de theorieën van Hobbes en Locke. Maar waar zij uitgaan van een chaotische natuurstaat waaraan de mens moet ontsnappen wil een individu zijn of haar leven kunnen blijven leven, ziet Rawls de beginsituatie als dé (hypothetische) mogelijkheid om op een eerlijke en gelijke manier een maatschappij te vormen. Een maatschappij waar ieder individu optimale en gelijke kansen heeft aan de hand van principes van rechtvaardigheid. De liberale waarden die in deze theorie naar voren komen, gelijkheid, rechtvaardigheid, vrijheid en individuele ontwikkeling, worden in het aankomende gedeelte verder toegelicht aan de hand van de theorie van Rawls. Deze waarden zijn (nog steeds) van belang in het hedendaags liberaal denken en hebben hun weerslag op hoe er gekeken word naar de rol van de overheid, de maatschappij, een individu en wat als rechtvaardig kan worden beschouwd.

De ‘Theory of Justice’: Rawls als grondlegger van het modern liberaal denken

In de Theory of Justice’ van Rawls maakt de mens in de beginsituatie gebruik van een

instrumentele rationaliteit waarmee de aankomende maatschappij wordt bepaald en het framework van rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid wordt gevormd (Rawls, 1999, p. 11). Rawls gaat er in zijn theorie van uit dat ieder mens dan kiest voor zoveel mogelijke gelijke rechten en vrijheden voor iedereen in de aankomende maatschappij. De mens wordt hier gedreven door zijn of haar eigen belang, want door zoveel mogelijk rechten en vrijheden te kiezen voor iedereen waarborgt de mens zijn of haar veiligheid en vrijheid het meest in de aankomende maatschappij. In de

realiteit komt de beginsituatie zoals hierboven geschetst niet voor. Het is een gedachte-experiment waarin Rawls een egalitaire liberale visie van de samenleving verdedigt.

Een reële maatschappij, die volgens Rawls het dichtst bij een legitieme maatschappij zou staan, is een maatschappij die eerlijk geleid wordt en eerlijke kansen biedt aan haar burgers om vrij te leven. Want wanneer een maatschappij eerlijk is kan dit, volgens Rawls, gezien worden als een maatschappij die vrijwillig gevormd is omdat het de principes tegemoetkomt die vrije en gelijke burgers zouden hebben gekozen in de beginsituatie van Rawls’s theorie (Rawls, 1999, p. 12).

(15)

In de theorie van Rawls wordt duidelijk dat hij, boven alles, de stelling wil verdedigen dat

rechtvaardigheid de belangrijkste deugd is van (sociaal) politieke instituties (Sandel, 1982, p. 15). Het prioriteren van rechtvaardigheid is van belang, zo stelt Rawls, omdat wanneer dit niet gebeurt en het algemeen belang voorop gesteld wordt, dit gelijk staat aan het niet respecteren van de verschillen tussen personen. Dit komt voort uit de visie van Rawls waarin hij stelt dat voor elk subject in staat tot rechtvaardigheid, het belangrijkste kenmerk is dat het bestaat in meervoud. Rechtvaardigheid komt namelijk niet voor in een wereld waar maar één subject bestaat (Rawls, 1999, p. 26; Sandel, 1982, p. 50).

De principes van rechtvaardigheid hebben betrekking op de situaties die ontstaan bij sociale samenwerking, want om rechtvaardigheid te verkrijgen zal er de mogelijkheid tot conflict moeten zijn. En een conflict kan alleen bestaan wanneer er meerdere personen (subjecten) aanwezig zijn. Dit is echter niet de enige voorwaarde, een conflict kan pas ontstaan als de personen

verschillende en individuele karakteristieken hebben, er moet dus iets zijn wat de personen van elkaar onderscheidt (Sandel 1982, pp. 50-51). Hierbij stelt Rawls wel dat individuen afhankelijk zijn van waar ze zijn geboren en welke sociale relaties ze zijn aangegaan, in het vormen van hun eigen doelen, maar dat voor geen enkel mens de doelen en eigenbelangen hetzelfde zijn (Rawls, 1999, p. 7; Sandel, 1982, p. 51). De voorwaarde voor het aanwezig zijn van rechtvaardigheid is dus de aanwezigheid van verschillende individuen gekarakteriseerd door verschillende doelen. De pluraliteit van personen wordt dus, door Rawls, verkozen boven de eenheid van de personen in een groep. In de beginsituatie van Rawls is de basis voor pluraliteit al aanwezig, hiervoor is geen ervaring vereist, de basis voor eenheid en samenwerking is hier echter niet aanwezig aangezien dit alleen duidelijk wordt na ervaringen buiten de beginsituatie (Sandel, 1982, p. 53).

Het liberale individu en de gemeenschap: het belang van universele waarden

De liberale visie stelt, net als Rawls, dat de persoonlijkheid van de mens gezien moet worden als individualistisch, autonoom, vrij en zelf-realiserend. Uit de liberale visie over het individu komt voort dat de waardes en besef van wat goed is voor een gemeenschap altijd aangeleerde

eigenschappen zijn en nooit onlosmakelijk verbonden onderdelen zijn van een individu (Sandel, 1982, pp. 62-64). De liberale visie gaat hierbij uit van een zogenoemd deontologische benadering. Een individu (en zijn of haar identiteit) is in deze visie nooit gebonden aan zijn of haar doelen en relaties. Een samenleving is geen natuurlijke gemeenschap waarin de mens ondergeschikt is. De samenleving en haar politieke instituties staan volgens het liberalisme ten dienste van individuen zodat zij hun doeleindes kunnen verwezenlijken (Sandel, 1982, p. 53).

Dit verklaart mede waarom, in de liberale visie, een gemeenschap nooit als onderdeel wordt gezien van het individu maar als een aangeleerd aspect. In de visie van Rawls spelen morele

(16)

drijfveren een andere rol dan in de visie van communautaire denkers. Voor hem en andere liberale denkers zijn culturele invloeden en morele waarden toevalligheden die de gelijke kansen van individuen beperken. Ieder moet bepalen wat goed voor hem of haar is en dit kan alleen wanneer ieder individu hier gelijke kansen voor krijgt in een rechtvaardige en dus juiste samenleving

(Rawls, 1999, pp. 14-15). Een moreel handelende persoon wordt niet gekenmerkt door zijn of haar doelen maar door de mogelijkheid om vrij keuzes te maken, zo neemt de liberale visie aan

(Dworkin, 1978, p. 127 geciteerd in Etzioni, 2014, p. 243; Wren, 1999, p. 375). De onpersoonlijke voorwaardes van moraliteit (en rechtvaardigheid) moeten altijd gelden boven de behoeftes van bepaalde sociale groepen en de invloed die dit kan hebben op rechtvaardigheid.

Het enige morele besef wat door een liberale overheid mag worden uitgedragen, is het besef over de universele liberale waarden. Dit is het besef over de vrijheid van meningsuiting, mensenrechten en de rechtsstaat (Davies, 2012, p. 769). Voor een liberale overheid is het van belang een gelijke, vrije en rechtvaardige omgeving te creëren waarin elk individu de kans krijgt om, ieder voor zich, het beste leven te leven. De overheid moet de liberale waarden waarborgen die universeel toepasbaar zijn en niemand uitsluiten of extra rechten toekennen.

Sociale groepen en gemeenschappen hebben in navolging van het liberale geloof in universele waarden dan ook geen recht op speciale, sociale context gebonden, uitzonderingen. Want, speciale uitzonderingen geven de ene groep meer kansen en ontnemen tegelijkertijd kansen van andere groepen, en dit gaat in tegen het geloof dat ieder individu gelijke kansen moet hebben om het juiste leven te leiden. De overheid moet dan ook de universele rechten voor iedereen

waarborgen en geen voorkeursbehandeling uitvoeren voor bepaalde sociale groepen of de gemeenschap (Etzioni, 2002, p. 574). Hierover kan gesteld worden dat de liberale visie alle personen als gelijk ziet, in tegenstelling tot de communautaire visie waarbij sommige individuen van groter belang worden gezien dan andere individuen en waar er waarde wordt gehecht aan de sociale context. Communautaire denkers stellen dat gedeelde definities en waarden van wat goed is essentieel zijn voor het belang van een individu en het bestaan van een gemeenschap. Daarom erkent de communautaire visie dat gedeelde waarden particularistische morele verplichtingen met zich mee brengen. Verplichtingen die gelden voor en door de leden van een bepaalde

(17)

1.2 Een tegenreactie: het communautair denken

De nadruk die, in de zeventiende eeuw door onder andere John Locke, werd gelegd op

persoonlijke autonomie en individuele rechten ging in tegen de toen overheersende overtuiging dat traditionele politieke autoriteit en hiërarchische sociale structuren legitiem en noodzakelijk waren. Er werd vooral gedacht dat traditie en gemeenschapsstructuren de natuurlijke en normatieve basis waren voor alle activiteiten van de mens. Een gedachte die kenmerkend is voor het

proto-communautarisme, de voorloper van het hedendaags communautair denken. Hedendaags communautair denkers gaan er echter niet alleen van uit dat gemeenschapsstructuren ten grondslag liggen aan alle activiteiten van de mens, maar ook dat deze structuren het menselijk bewustzijn vormen. Tevens stellen zij dat de mens onlosmakelijk verbonden is en gevormd wordt door sociale relaties en structuren (Wren, 1999, p. 374). Nu duidelijk is wat de theorie van Rawls inhoudt en welke liberale aspecten hier uit voortkomen voor een maatschappij en de mens, wordt het contrast met het mensbeeld en de waarden van communautaire denkers duidelijk. Tevens zal er duidelijk worden waarom de communautaire denkers kritiek hadden en hebben op het liberaal denken van Rawls.

Het hedendaags Communautair denken is in te delen in twee golven. De eerste golf begint in de jaren 80 en wordt, zoals eerder vermeld, gedreven door de kritiek op de ‘Theory of Justice’ van John Rawls. De tweede golf begint in de jaren 90 en is kenmerkend voor de nadruk op het implementeren van (publiek) beleid gericht op het verminderen van individualisering en fragmentarisering binnen de maatschappij - maatschappelijke problemen voortgekomen uit (neo)liberale instituties en tradities, zo stellen communautaire denkers (Wren, 1999, p. 374).

In de jaren 80 werd kritiek op de theorie van Rawls als eerste gegeven door Michael Sandel en Alasdair MacIntyre. Zij beargumenteerden dat Rawls model niet volstond in de werkelijkheid. Zij waarschuwden voor de nadelen van het liberalisme en pleitten voor de herwaardering van solidariteit en gemeenschapszin. Een individu is juist cultureel ingebed en sociaal gebonden en identiteit en overtuigingen worden gevormd door de gemeenschappen waarin een individu leeft en de sociale relaties die een individu aangaat (Sandel, 1982, p. 22; Wren, 1999, p. 374; Davies, 2012, p. 767).

Voor Sandel is de liberale visie problematisch. Hij is tegen de nadruk die gelegd wordt op de concepties van rechtvaardigheid, gelijkheid en individuele rechten binnen de liberale visie (Sandel, 1982, p.1). Hij stelt dat het liberalisme de capaciteit van de mens om zich te distantiëren van sociale relaties overschat en daardoor ook de capaciteit van de mens om individuele keuzes te maken overschat (Kymlicka, 1989, p.1). Communautaire denkers hebben kritiek op de

individualistische visie van het (Rawlsiaans) liberalisme op het individu, de gemeenschap en sociale relaties. Sociale relaties zijn van belang voor het welzijn en de vorming van het individu. De

(18)

mens is namelijk niet instaat om volledig zelfvoorzienend te zijn (Bell, 2016; Sandel, 1982, p. 179). Een individu is een historisch beïnvloedt persoon en is nooit geïsoleerd van zijn of haar sociale banden - in tegenstelling tot wat de liberale visie stelt (J.B. Elshtain, 1995, p. 108, geciteerd in Wagner, Bauer, van Til & Ranci, 1997, p. 65). Aandacht voor de sociale context en bijzondere omstandigheden is dus van belang voor de ontwikkeling van het individu.

Communautaire denkers stellen dat een individu geen goede keuzes kan maken over

rechtvaardigheid en moraliteit wanneer zij geabstraheerd is van haar doelen en sociale relaties. Morele afwegingen hebben namelijk te maken met het interpreteren van iemands levensverhaal - het kader wat de samenhang verzorgt voor iemands normen en waarden (Etzioni, 2014, p. 247). Het levensverhaal van een individu is een weergave van de praktijk waarin iemand leeft, en die praktijk bestaat uit sociale relaties en structuren. Deel uit maken van die praktijk geeft eergevoel, draagt bij aan een bepaald zelfbeeld en identiteit en geeft richting aan moreel handelen doordat het in een context kan worden geplaatst. De praktijk geeft een individu richting en helpt hem of haar te bepalen wat haar standpunt is in en vergroot het zelfbewustzijn van een individu. Voor communautaire denkers is het dus het geval dat de standaard voor rechtvaardigheid verschilt van context tot context en varieert door verschillende levensvormen en tradities van verschillende gemeenschappen (Bell, 2016).

De gemeenschap: het belang van een sociale context en de rol van de overheid

In tegenstelling tot de liberale visie stelt de communautaire visie dat een neutrale overheid niet mogelijk is en de ontwikkeling van individuen niet bevordert. Voor Sandel is het onmogelijk om een liberale samenleving te creëren die neutraal bestuurd wordt (Sandel, 1982, p.16). Hij stelt dat het voor een individu niet mogelijk is los te staan van bestaande behoeftes en doelen, en verwerpt dan ook de deontologische insteek van het liberalisme (Sandel, 1982, pp. 16-18). Voor Sandel en andere communautaire denkers, is rechtvaardigheid een zeer complex concept. Het is

onvermijdelijk verbonden aan concepties die zich historisch ontwikkeld hebben en gevormd zijn door sociale relaties die voor elke gemeenschap weer anders kunnen zijn (Shaw, 1999, p. 185).

Volgens de communautaire visie worden politieke structuren onvermijdelijk gevormd door

concepties van wat juist is. Deze concepties kunnen cultuurgegrond zijn en dit hoeft niet negatief te zijn; het geven van extra steun aan bepaalde tradities en waarden vanuit de staat kan nuttig zijn, en in sommige gevallen is het zelfs van belang voor het welzijn van de staat. Het kan ervoor

zorgen dat in tijden van crisis de staat bijeen blijft door een (sterker) gevoel van een nationale identiteit te creëren (Wren, 1999, p. 375). Voor communautaire denkers heeft de staat namelijk het recht en de plicht om burgers tot bepaalde levenswijze aan de sporen, op grond van de belangrijke waarden van de gemeenschap die zij vertegenwoordigt. Voor hen is het dus onontkoombaar dat een rechtvaardige samenleving een bepaald moreel besef ondersteunt (Sandel, 1982, pp. 86-87;

(19)

Wren, 1999, p. 375). Het communautarisme stelt dan ook dat de overheid gericht moet zijn op het beschermen en behouden van sociale relaties en structuren en dat particularistisch beleid hier aan kan bijdragen.

De tweede golf van communautaire denkers

In de jaren negentig kwam er een nieuwe golf van communautaire denkers die zagen dat er

negatieve sociale en psychologische maatschappelijke problemen opkwamen. Zij stelden dat deze problemen gerelateerd waren aan moderne (neo)liberale maatschappijen en voortkwamen uit de implementatie van (neo)liberale waardes in politiek en sociaal beleid. Dankzij dit beleid, zo werd gesteld, wordt individualisering en fragmentarisering van de samenleving gestimuleerd. Met de groei van hedendaagse maatschappelijke problemen zoals de vervreemding van het politieke proces, eenzaamheid, stress, ziektes en stijging van criminaliteit als gevolg (Bell, 2016; Davies, 2012, p. 771). Voor de tweede golf van communautaire denkers was het benadrukken van sociale verantwoordelijkheid en het stimuleren van politiek en sociaal beleid ter vermindering van

individualisering en fragmentarisering van belang om deze maatschappelijke problemen te kunnen oplossen (Bell, 2016; Etzioni, 2014, pp. 243-244).

Deze ‘nieuwe’ richting in het communautair denken wordt politiek of sociaal communautarisme genoemd, vanwege de focus op de praktijk en de nadruk op de verandering van politiek en publiek beleid. In tegenstelling tot het eerdere communautair denken van de jaren tachtig, wat beschreven kan worden als methodologisch communautarisme, een abstractere en filosofische vorm van communautair denken. Politiek communautair denken legt de nadruk op sociale structuren en groepen die worden gezien als de infrastructuur van het maatschappelijk leven en daarom als noodzakelijk voor een functionerende maatschappij (Wagner et al, 1997, p. 64). Communautaire denkers geven grotendeels dezelfde tegenargumenten op het neoliberalisme als er eerder werden gegeven op het liberalisme. Maar zij onderbouwen deze reactie met een focus op de praktijk en de nadruk op de ‘Derde weg’. De ‘Derde weg’ legt de nadruk meer op de samenleving en minder op de markt of de staat (Davies, 2012, pp. 771-772). De kracht van dit 'nieuwe' communautaire denken ligt in de mogelijkheid om een balans te creëren tussen individuele en sociale verantwoordelijkheden in moderne maatschappijen (Wagner et al, 1997, p. 75).

Eerst wordt er ingegaan op de visie van het neoliberalisme en waarin het zich onderscheidt van het liberalisme. Het neoliberalisme heeft de afgelopen decennia een grote rol gespeeld in veel Westerse landen en het is daarom van belang deze visie en haar (negatieve) gevolgen te bespreken in het liberaal versus communautair debat. Hierna zal verder worden ingegaan op de tegenreactie van het (politiek) communautair denken en de ‘Derde weg’.

(20)

1.3 De plaats van het neoliberalisme in het liberaal versus communautair debat

Het neoliberalisme is een economische en politieke beweging die pleit voor het hervormen van het liberalisme om vooral de socialistische elementen van het liberalisme te verminderen. Het

neoliberalisme werd van invloed dankzij neoliberale denkers Friedrich von Hayek en Milton Friedman (el-Ojeili & Hayden, 2006, p. 52). Zij benaderden het liberalisme vooral van een

economische kant en riepen op tot economische reorganisatie. Sinds de jaren tachtig en negentig heeft het neoliberalisme het Keynesianisme aan de ene kant en het geloof in sociaal gereguleerd kapitalisme aan de andere kant verdrongen en heeft het neoliberalisme zich verspreid over de (vooral) Westerse wereld.

Kenmerken van het neoliberalisme zijn een markt vrij van staatsbemoeienis en een markt die ten dienste staat aan de behoeftes en acties van zoveel mogelijk individuen (el-Ojeili & Hayden, 2006, p. 52). Andere kenmerken zijn een vrije markteconomie, handelsliberalisering en de liberalisering van de financiële sector, meer vrijheden voor bedrijven en minder sociale bescherming en sociaal beleid vanuit de overheid (Patton, 2009, p. 438). Ofwel, de economie bepaald de maatschappij en einde van de welzijnsstaat. Voor de neoliberalen is vrijheid voor het individu van belang. Vrijheid in keuze, vrijheid van de markt, maar ook vrijheid in overheidsbeleid. Volgens het neoliberalisme heeft de overheid niet de taak om voor iedereen gelijke kansen te waarborgen maar - in tegenstelling tot het liberalisme, de taak om de regels van de economische competitie te waarborgen en de vrije keuze van het individu te optimaliseren.

Er werd namelijk van uitgegaan dat een individu voor zichzelf kan kiezen en rationeel kan

beredeneren wat goed voor hem of haar is. De toekenning van instrumentele rationaliteit aan het individu, in navolging van het liberalisme, versterkt het geloof in de mens om zelf de balans tussen economie en maatschappij te kunnen waarborgen. De overheid hoeft daarom ook een gelijke benadering van individuen niet langer te waarborgen. Er wordt van uit gegaan dat individuen dit zelf kunnen regelen. De overheid moet vooral toezien dat overeenkomsten worden nageleefd, eigendom beschermd en de vrede wordt gehandhaafd (Davies, 2012, pp. 769- 771). Het neoliberale gedachtegoed werd vanaf de jaren tachtig belangrijk over de hele wereld en werd onder andere zichtbaar in het politieke beleid van Ronald Reagan in de Verenigde Staten en Margaret Thatcher in Groot-Brittannië (el-Ojeili & Hayden, 2006, p. 53).

De neoliberale visie over de rol van de overheid verschilt van de liberale visie over de rol van de overheid. In de liberale visie is een belangrijke rol weggelegd voor de overheid als beschermer van gelijke kansen terwijl in de neoliberale visie dit egalitaire argument wegvalt. Toch zijn er veel eigenschappen hetzelfde tussen beide visies. Beide visies gaan uit van hetzelfde inzicht over het individu en beide visies hechten waarden aan het individuele belang boven het algemeen belang. Vanuit de communautaire kant kwam er dan ook een reactie op het neoliberalisme die te

(21)

vergelijken valt met de reactie op het liberalisme. De belangrijkste kenmerken van het

(neo)liberalisme en het communautarisme stonden namelijk nog steeds lijnrecht tegenover elkaar. Toch heeft het communautair denken ook veranderingen doorgemaakt na de jaren 90 waardoor het liberalisme en communautarisme dichter bij elkaar kwamen te liggen dan in eerste instantie gedacht werd.

De (negatieve) gevolgen van het neoliberalisme: de opkomst van de 'Derde weg'

In 2008 werden verschillende implicaties van het neoliberale denken duidelijk toen de financiële crisis zich verspreidde over de wereld. Kritieken op de neoliberale visie stelden dat er te veel vertrouwen is gesteld in de rationele instrumentaliteit van het individu. Individuen waren minder rationeel dan gedacht in de neoliberale filosofie. Door het instorten van de financiële sector bleek namelijk dat individuen minder geschikt waren om een economie en maatschappij in balans voort te brengen dan de neoliberalen gedacht hadden (Davies, 2012, p. 771). Gevolgen van het

neoliberale beleid waren hoge schulden voor banken en individuen, stress, ziektes en andere sociale problemen die de overheid veel geld kostten. Voor de communautaire denkers van die tijd was deze ontwikkeling een bevestiging van hun visie.

De schadelijke effecten van neoliberaal beleid zouden volgens deze communautaire denkers verminderd kunnen worden door communautaire waarden, zoals solidariteit en gemeenschap, in combinatie met neoliberale aspecten te benadrukken. Door bijvoorbeeld vanuit de overheid een nadruk te leggen op marktdistributie, gelijke kansen te bieden om aan de markt deel te nemen en welzijnsaspecten terug te brengen in overheidsbeleid (Patton, 2009, p. 440). Zij stellen dat

individuen sterk worden beïnvloed door sociale normen en sterk geneigd zijn om hun eigen

besluitvorming te overschatten, wat volgens hen verklaart waarom een economie en maatschappij gebaseerd op vrijheid en vrije keuzes geen functionerende maatschappij kan voortbrengen

(Davies, 2012, p. 772). De mens kan zoveel vrijheid niet aan. Ook wordt gesteld dat het

neoliberalisme de egoïstische tendenties van het individu overschat. Een individu blijft onderdeel van een sociaal gemeenschap en gevormd door deze gemeenschap. Het niet erkennen van deze sociale banden levert een disfunctionele maatschappij op (Davies, 2012, pp. 772-773).

Beide argumenten zijn herkenbare argumenten, aangezien zij ook ingebracht zijn tegen het liberalisme. De focus op praktisch beleid wat de negatieve (neo)liberale gevolgen in de

maatschappij tegen kan gaan is echter nieuw. De nieuwe golf van communautaire denkers wordt, naast de focus op de praktijk, ook gekenmerkt door een erkenning van het belang van het individu. Individualisme kan een goede ontwikkeling zijn mits het wordt uitgebalanceerd door een nadruk op sociale verantwoordelijkheid (Patton, 2009, p. 439). Een balans die in het neoliberalisme niet gevonden is, de nadruk ligt daar vooral op de vrijheid van het individu. Deze nieuwe focus op het individu, vanuit de politiek communautaire visie, komt voort uit de veronderstelling dat individuen

(22)

alleen bestaan door en binnen gemeenschappen. Daarbij hoort de politiek communautaire veronderstelling dat sterke en stabiele gemeenschappen de voorbode zijn van sterke en stabiele individuen (Bellah, 1996, p. 96 geciteerd in Patton, 2009, p. 439). Deze visie is een meer liberale versie van het communautarisme. De ‘Derde weg’ bouwt hier op voort en benadrukt de deugden van persoonlijke verantwoordelijkheid en burgerplichten.

Niet de markt of de staat is het uitgangspunt voor de ‘Derde weg’, maar de samenleving, die bestaat uit onder andere families, lokale gemeenschappen, vrijwillige associaties en religieuze organisaties (Bell, 2016). De politieke communautaire visie benadrukt dat een individu zich weer verantwoordelijk moet gaan voelen voor zijn of haar sociale omgeving zodat een hechtere, beter functionerende, gemeenschap ontstaat. Gedeelde verantwoordelijkheid, loyaliteit en solidariteit zijn publieke deugden die ontstaan in sociale instituties en groepen. Het leven in een sociaal gebonden maatschappij hangt dan ook af van het beschermen en versterken van deze instituties en groepen door de overheid. Via deze groepen en instituties kunnen publieke deugden bevorderd worden (Sullivan, 1995, p. 177, geciteerd in Wagner et al, 1997, p. 66). De ‘Derde weg’ moet dus benadrukt worden met behulp van (publiek) beleid.

Ook hier komt het belang van praktische implementatie van de communautaire visie naar boven. Volgens Amitai Etzioni, een communautair filosoof en voorstander van de ‘Derde weg’, balanceert elke overheid tussen de liberale en communautaire kant omdat het anders een disfunctionele politiek en maatschappij voortbrengt (Etzioni, 2014, p. 247). Hij benadrukt het belang van de ‘derde weg’ en stelt dat dit vergeten wordt in het hedendaags politieke debat van veel moderne staten (Bell, 2016). Etzioni neemt het belang hiervan zeer serieus, hij stelt dat er specifieke

maatregelen moeten worden genomen die de nadruk leggen op het belang van de familie. Zo stelt hij regels voor die ouders meer tijd geven met hun kinderen doordat zij bijvoorbeeld langer

zwangerschapsverlof krijgen van hun werk (Etzioni, 1995, pp. 70-72).

Een neoliberale middenweg

Ondanks de crisis van 2008 en de kritieken op het neoliberalisme, is het neoliberalisme nog steeds sterk aanwezig in politiek en economisch beleid. Wel zijn er veranderingen doorgevoerd binnen de neoliberale visie. Neoliberale denkers hebben de legitimiteit van de visie proberen te hernieuwen door verschillende kritieken van buitenaf te betrekken bij de neoliberale filosofie, zo stelt William Davies (2012). Zo zijn er twee aspecten die ervoor zorgen dat, mits doorgevoerd, het nieuwe neoliberalisme afwijkt van het neoliberalisme zoals Hayek en Friedman het voor zich zagen. Het eerste aspect verlangt dat er wordt geaccepteerd dat de individuele keuzes en verlangens van consumenten gevaarlijk en feilbaar kunnen zijn. Het tweede aspect is dat het volledig loslaten van de markt niet langer door neoliberalen moet worden gestimuleerd. Marktprijzen moeten

(23)

kan belanden vanwege de individualisering en liberalisering van de markt (Davies, 2012, pp. 767-768). Een middenweg binnen het neoliberalisme wordt zo gevormd door in zekere mate mee te gaan met de kritieken vanuit het communautaire denken.

Een andere middenweg is ook mogelijk tussen het communautarisme en het liberalisme, een meer communautaire versie van het liberalisme. Will Kymlicka is een liberaal politiek filosoof, sterk beïnvloedt door het communautarisme. Hij heeft een liberale theorie ontwikkeld over

multiculturalisering door de liberale waarden autonomie en gelijkheid te combineren met cultureel lidmaatschap. Kymlicka vindt dat de communautaire kritieken op het liberalisme nooit echt in conflict zijn met de liberale principes en voorwaardes. Hij stelt namelijk dat het liberalisme wel degelijk gevoelig is voor de manier waarop het individu in relatie staat tot een gedeelde sociale context (Kymlicka, 1989, p. 2). Hij hecht veel waarde aan het respecteren van de vrijheid van anderen en het belang van het verzekeren van de vrije condities die waarborgen dat de mens rationele keuzes kan maken (Kymlicka, 1989, p. 10). Maar als een individu keuzes wil maken en wil bepalen wat goed is voor zijn of haar leven moet er een keuzecontext gegeven worden, een overzicht van verschillende opties waarmee de mens zijn of haar doelen kan vormen of herzien (Kymlicka, 1989, p. 44). Cultureel lidmaatschap biedt deze keuzecontext volgens Kymlicka. Daarnaast ziet hij culturele lidmaatschap als een belangrijke factor voor de vorming van identiteit van individuen. Hij stelt dat zelfrespect en cultureel lidmaatschap sterk verbonden zijn. Het zorgt voor een referentiekader voor de vorming van identiteit en kan zorgen voor een veilig gevoel en een sociaal vangnet voor individuen (Taylor, 1979, geciteerd in Kymlicka, 1989, p. 2).

Kymlicka verenigd zijn liberale visie met de communautaire waarde van cultureel lidmaatschap door de nadruk te leggen op de vrije keuze mogelijkheden van het individu. Het individu moet zijn of haar leven zelf waardevol kunnen inrichten maar dit kan het beste aan de hand van een

cultureel kader wat een individu richting geeft in zijn of haar levenskeuzes (Kymlicka, 1989, p. 13). Kymlicka vormt hier een versie van het liberalisme die bestempeld zou kunnen worden als een meer communautair-liberale visie. Het geloof in vrijheid en de vrije keuze zou, volgens Kymlicka, moeten betekenen dat iemand mag en kan kiezen voor een bepaalde cultuur en het uitdragen van deze cultuur. In plaats van het individu een grotere plaats te geven in de gemeenschap- een meer liberaal-communautaire visie, draait Kymlicka het om. De gemeenschap krijgt een belangrijkere plaats in het leven van het individu en kan richting geven aan de keuzes die het individu maakt.

(24)

1.4 Kenmerkend voor beide visies: de rol van de overheid, de gemeenschap, het individu en rechtvaardigheid

Uit het voorgaande kan gesteld worden dat de verschillende standpunten van liberale denkers en communautaire denkers terug te brengen zijn tot vier kernpunten waaromheen de liberale en communautaire visie ontwikkeld is. Beide kanten verschillen van visie wanneer het aankomt op de rol van de overheid, de totstandkoming van rechtvaardigheid en de gemeenschap, en als laatste is er een verschil in visie over het individu (de zelf). Er zijn dus vier onderwerpen te benoemen waarover liberalen en communautaire denkers zich specifiek uitspreken. In de tabel op pagina 24 zijn beide kanten uitgewerkt aan de hand van de vier onderwerpen. In de ene kolom wordt het communautaire denken uitgewerkt, en in de andere kolom het (neo)liberale denken. Het

neoliberaal denken en het liberaal denken staan in één kolom, omdat deze visies op drie punten gelijke standpunten onderschrijven, de conceptie over de gemeenschap, rechtvaardigheid en het individu. Er is geen aparte kolom voor het neoliberalisme omdat er maar één punt is wat afwijkt, de conceptie over de rol van de overheid, en dit kan voldoende worden toegelicht in één en dezelfde kolom met het liberalisme. De twee kolommen zorgen zo voor een duidelijk overzicht van wat elke visie kenmerkt en aan de hand van deze kenmerken kan het Nederlandse politieke debat worden geanalyseerd.

Samenvattend kan worden gesteld dat binnen het liberaal versus communautair debat het belang van het individu wordt afgezet tegen het algemeen belang. Voor de communautaire denkers is het beschermen en vormen van de gemeenschap van belang omdat het de vorming van een individu ten goede beïnvloedt; een gemeenschap, met de sociale groepen en instituties die daarbij horen, draagt bij aan de cultivering van onder andere sociale verantwoordelijkheid, loyaliteit en solidariteit. Daarnaast is een individu onvermijdelijk sociaal verbonden en deze verbintenissen mogen niet onderschat worden in politiek beleid. Het benadrukken van het belang van de vorming en bescherming van een Nederlandse identiteit en gemeenschap past in de visie van de

communautaire denkers. Daartegen over staat de ontkenning dat een hechte gemeenschap van belang is voor politiek beleid of het individu. De overheid heeft niet als belangrijkste taak om de gemeenschap te beschermen, maar moet de autonomie en vrijheid van het individu, boven alles, waarborgen - de standpunten van de liberale visie. Door de jaren heen is duidelijk geworden dat beide kanten zich naar elkaar toe hebben bewogen, maar dit neemt niet weg dat er voor beide visies duidelijke en tegenovergestelde kenmerken te vinden zijn. Zoals eerder is gesteld, heeft het liberaal versus communautair debat zich gemanifesteerd in het Nederlands politieke debat. Hoe en waarom de focus op de Nederlandse identiteit zich heeft gemanifesteerd in het Nederlands

politieke debat zal in het volgende hoofdstuk worden toegelicht. De vier kernpunten en hun liberale en communautaire uitwerkingen, zoals is toegelicht in dit hoofdstuk, zullen het framework vormen aan de hand waarvan het Nederlandse debat geanalyseerd zal worden in het laatste hoofdstuk van dit onderzoek.

(25)

Kenmerken communautarisme

Kenmerken liberalisme

Conceptie gemeenschap: De gemeenschap is gegeven in de vorm van sociale handelingen en gedeelde morele instituties. De samenleving is gebouwd op concepties van wat juist is en wat juist is, is vaak cultureel gegrond. Deel uitmaken van een praktijk geeft eergevoel, draagt bij aan een bepaald zelfbeeld en identiteit en zorgt voor loyaliteit aan die gemeenschap. Kernwaarden zijn hierbij de

gemeenschap, gedeelde waardes en de verbintenis van het individu aan deze waardes.

Conceptie gemeenschap: De samenleving staat ten dienste van rationele individuen, zodat zij hun doelen kunnen bereiken. De maatschappij wordt in deze conceptie gevormd door eigen belang en rationele instrumentaliteit. Een gemeenschap is hierbij van belang, omdat zonder een gemeenschap geen rechtvaardigheid kan bestaan. Voor het bestaan van rechtvaardigheid zijn namelijk meerde subjecten nodig die de mogelijkheid van conflict waarborgen. Binnen deze gemeenschap staat pluraliteit boven eenheid, aangezien de

belangrijkste kenmerken van een gemeenschap de verschillende karakteristieken en doelen van elk individu zijn.

Rol van de overheid: De overheid heeft het recht en de plicht om, op grond van de belangrijkste waardes van een gemeenschap die zij

vertegenwoordigd, burgers tot bepaalde levenswijze aan te sporen. Een overheid kan nooit (geheel) neutraal zijn en voert beleid uit wat sociale relaties en de gemeenschap beschermd.

Rol van de overheid: De overheid moet neutraal zijn en haar burgers niet voorschrijven in wat goed is voor hen. Burgers moeten de mogelijkheid krijgen om zelf keuzes te maken en vrij te leven. Deze mogelijkheid moet vergroot worden doordat de overheid de fundamentele sociale en economische rechten van haar burgers waarborgt, zodat iedereen gelijke kansen heeft om vrije keuzes te maken. - Volgens de neoliberale visie moet de overheid een minimale staat vormen. Dit betekent dat de staat de vrijwillige keuzes van burgers moet respecteren in plaats van gelijke kansen voor iedereen te

waarborgen, omdat deze keuzes zijn gebaseerd op de autonomie en rationele instrumentaliteit van een individu. De overheid moet vooral toezien dat overeenkomsten worden nageleefd, eigendom beschermd en de vrede wordt gehandhaafd. Zo min mogelijk overheidsbemoeienis is gewenst en de burger is zelf verantwoordelijk voor de onderlinge contracten die hij aangaat.

Conceptie rechtvaardigheid: Mensen krijgen wat ze verdienen doordat ze deugdzaam leven. Wat deugdzaam is wordt bepaald door de samenleving. De meeste afwegingen over rechtvaardigheid zijn geen soevereine handelingen van de wil, maar hebben te maken met het interpreteren van ieders levensverhaal. Moraliteit is gebaseerd op de deugden van de praktijk waar de mens deel van uit maakt, en is doelgericht. Het morele handelen van een individu krijgt context vanwege zijn of haar levensverhaal.

Conceptie rechtvaardigheid: De principes van rechtvaardigheid die de rechten van de mens bepalen behoren niet te berusten op een specifieke morele overtuiging. Deze principes staan neutraal tegenover wat de ‘juiste’ manier van leven is en bestaan uit een set van universele morele regels. De principes moeten kunnen gelden voor ieder individu ongeacht historische of culturele omstandigheden.

Conceptie individu: Een individu wordt gevormd door sociale relaties en culturele factoren en ontleent zijn of haar waarde aan de groep.

Conceptie individu: Het individu is autonoom, vrij, en rationeel, en heeft altijd het recht op

zelfbeschikking. Een individu bepaalt zelf wat juist is voor hem of haar.

(26)

2. Het huidige politieke debat: de lange zoektocht naar een nationale identiteit

Verschillende factoren hebben bijgedragen aan de opkomst van het huidige Nederlandse identiteitsdebat: de snel toegenomen demografische veranderingen onder de Nederlandse bevolking, de nasleep van de onrust in Turkije, Rusland en de opmars van de Islamitische Staat (IS). Het verminderen van de legitimiteit van de natiestaat heeft ook bijgedragen aan de groei van het identiteitsdebat, omdat politieke macht niet langer alléén in de handen van de natiestaat ligt - denk hierbij aan de groei van de Europese Unie en de opkomst van internationale

(handels)verdragen. Het is niet de eerste keer dat dit onderwerp in het politieke debat naar voren komt. Al vanaf de jaren negentig speelt dit onderwerp een grote rol in politiek en publiek debat. Er zal daarom eerst een kort overzicht gegeven worden van het Nederlandse identiteitsdebat door de jaren heen. Deze achtergrondkennis verschaft een groter inzicht over het verloop van het

Nederlandse identiteitsdebat. Tevens kan er inzicht verkregen worden in het feit dat de opkomst van het identiteitsdebat in 2016 voortkomt uit een verheviging van verschillende kwesties die de afgelopen jaren zijn gaan spelen. Wanneer dit duidelijk is, zal de focus worden gelegd op de inhoud en de meest recente oorzaken van het debat in 2016.

2.1 Het Nederlandse debat over identiteit en kernwaarden: een kort overzicht met de nadruk op de jaren vanaf 2000

De afgelopen decennia heeft er een grote demografische verandering plaatsgevonden in Nederland. Deze verandering is een van de aanleidingen geweest tot het opkomen van het Nederlandse identiteitsdebat (Doppen, 2010, 132). De toenemende culturele diversiteit van de Nederlandse samenleving heeft bijgedragen aan de opkomst van ‘de Nederlandse identiteit’ als belangrijk onderwerp in het politieke debat (Sleegers, 2007, p. 9; RMO, 1999, p. 13). Want de aanwezigheid van ‘niet-Nederlanders’ versterkt de behoefte om de eigen Nederlandse identiteit te verduidelijken, niet alleen om vervaging van de eigen cultuur tegen te gaan, maar ook om duidelijk te kunnen zijn naar andere culturen over wat de Nederlandse cultuur en identiteit nu inhoudt. Sinds de aankomst van de eerste gastarbeiders in de jaren zestig van de vorige eeuw is de etnische compositie van de Nederlandse bevolking drastisch veranderd. Sindsdien zijn politieke debatten over de multiculturalisering van de Nederlandse samenleving, en de gevolgen hiervan, opgekomen. Zeker toen duidelijk werd dat gastarbeiders die in de jaren zestig waren overgekomen niet meer zouden terugkeren naar hun vaderland.

Het Nederlandse immigratiebeleid in de jaren zeventig was er op gericht om de eigen identiteit van de immigrantengroepen te behouden. De nadruk in deze jaren werd gelegd op verdraagzaamheid tegenover nieuwkomers en er werden geen concrete stappen ondernomen richting de inburgering van minderheden. Dit beleid kwam voort uit de drijfveer om niet te discrimineren, zoals wel was gebeurd in de naoorlogse jaren van de verzuiling, waarin groepen mensen van verschillende zuilen volledig langs elkaar heen leefden (Lechner, 2008, p. 14; Sleegers, 2007, p. 15). In de jaren

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The aim of this manuscript was to organize and synthesize previous research on resilience-promoting processes, in order to inform the design and development of a

These workshops should not only empower people with knowledge and understanding of relational well-being and relational qualities and the impact thereof on a school community,

58 Deze kosten worden getoetst aan een redelijkheidscriterium, waarbij de kosten die gemaakt zijn voor andere doelen dan voor het behalen van het voordeel,

De volkspartij voor Vrijheid en Democratie staat als liberale partij open voor een ieder die de overtuiging heeft, dat vrijheid, verantwoordelijkheid, verdraagzaamheid,

L'itinéraire de la chaussée romaine que l'on suivait de Reims à Warcq et à laquelle les premiers inventeurs déjà prêtaient Cologne comme destination, n'avait été jusqu'à

Parallel to the last project, we envisioned such a biaryl- functionalized core to be a promising candidate for developing the first bis-phosphine ligand based on

Primary school teachers perceptions of inclusive education in Victoria, Australia. Implementing inclusive education in South Africa: Teachers attitudes

Het grote huis wordt leeg; als de man geluk heeft, blijft er één vrouw bij hem, meestal zoeken de vrouwen tegen deze tijd één van haar zoons op om bij te wonen.. Zonder zoons is de