• No results found

De public affairs voering van stakeholders rondom de middenhuurproblematiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De public affairs voering van stakeholders rondom de middenhuurproblematiek"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE PUBLIC AFFAIRS VOERING VAN STAKEHOLDERS

RONDOM DE MIDDENHUURPROBLEMATIEK

Hoe is het issue in het regeerakkoord van 2017 gekomen en hoe

kunnen de keuzes met betrekking tot de public affairs voering van

stakeholders rondom dit issue verklaard worden?

Naam: Ferdinand Hoorweg Student nummer: 1284045

Datum: 19 juni 2018

Plaats: Faculteit Governance & Global Affairs, Universiteit Leiden

Master: Management van de Publieke Sector: Public Affairs

(2)

2 SAMENVATTING

Dit onderzoek stelt de vraag hoe de middenhuurproblematiek een prominente plek in het regeerakkoord van 2017 heeft verworven, terwijl hier in het regeerakkoord van 2012 geen woord aan vuil werd gemaakt. Hoe heeft dit issue zich een weg gebaand naar de maatschappelijke en politieke agenda om uiteindelijk een vermelding te krijgen in de beleidsagenda van de regering: het regeerakkoord? Welke rol heeft de public affairs voering van stakeholders hier in gespeeld? En in hoeverre zijn de keuzes die stakeholders gemaakt ten aanzien van inside en outside lobbying, framing en coalitievorming te verklaren vanuit de inzichten uit de literatuur? In deze enkelvoudige casusanalyse over de middenhuurproblema t iek wordt dit geanalyseerd. Dit onderzoek maakt een reconstructie van de ontwikkeling van het issue, gezien vanuit een ‘public affairs bril’, in de periode tussen regeerakkoord 2012 en regeerakkoord 2017. Het onderzoek boogt daarbij op een grondige documentanalyse en vier semigestructureerde diepte-interviews met vertegenwoordigers (lobbyisten) van belangr ijke stakeholders uit alle hoeken van het speelveld. Verwacht wordt dat er op basis van de inzic hte n uit de literatuur de public affairs voering omtrent dit issue grotendeels verklaard kan worden. De verwachting is dat, gezien de achterban en ervaring van de stakeholders op onderwerpen over de woningmarkt, zij allen kiezen voor de binnenroute (Betzold, 2013), maar de marktpartijen daarnaast ook de buitenroute nemen, om zo (maatschappelijke en politieke) urgentie en draagvlak te creëren in aanloop naar het regeerakkoord, maar ook om zo de probleemdefinitie (framing) in handen te houden. Naar verwachting zullen de stakeholders niet in een (in)formele coalitie met elkaar optrekken. We verwachten echter wel dat er ten aanzien van het issue sprake zal zijn van twee fronten: de marktpartijen (economische frame) versus de non-marktpartijen (maatschappelijke frame). Onderlinge samenwerking binnen deze fronten wordt om deze reden wel aannemelijk bevonden. Tot slot verwachten we dat er in de discussie over de aanpak van het issue twee frames tegenover elkaar: een maatschappelijk, burgerger ic ht frame en een economisch, marktgericht frame.

Op basis van de bevindingen, welke voortkomen uit de documentanalyse en interviews, kan geconcludeerd worden dat de verwachtingen grotendeels overeenkomen met hetgeen wat wij zijn tegen gekomen in de analyse, alhoewel er wel nuances aan te brengen zijn. Er zijn maatschappelijke, politieke en bestuurlijke ontwikkelingen die tevens duiding kunnen geven aan de route die het issue heeft afgelegd naar het regeerakkoord toe. Al met al biedt dit onderzoek heldere inzichten over de public affairs voering van stakeholders op één specifiek issue, welke kenmerkend is voor de Nederlandse ‘poldercontext’. Het onderzoek levert verder concrete inzichten over de public affairs voering in aanloop naar de verkiezingen en de formatieperiode. Toekomstig onderzoek zou eenzelfde enkelvoudige casus analyse kunnen uitvoeren voor een ander dergelijk issue, om zo mogelijk meer gewicht te geven aan de bevindingen van dit onderzoek. Daarnaast zou toekomstig onderzoek kunnen analyseren hoe de public affairs voering verloopt voor een issue dat wat controversiëler van aard is, om zo na te gaan of en op welke wijze de aard van het issue van invloed is op de keuzes die stakeholders maken in aanloop naar een regeerakkoord. Wel binnen de Nederlandse context, dus.

(3)

3 INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk Titel Pagina

1 Introductie 6

1.1 Probleemstelling en onderzoeksvraag 6

1.2 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie 9

1.3 Opbouw scriptie 10

2 Theoretische verkenning en theoretische verwachtingen 12

2.1 Het regeerakkoord als mikpunt voor lobbyisten 12

2.2 Toegang tot beleidsmakers en de zendende en ontvangende kant van de lobby

16

2.3 Public affairs voering 17

2.3.1 Inside en outside lobbying: de binnen -en de buitenroute 18 2.3.2 Framing, gebruik (social) media en het proces van agendering 20

2.3.3 Coalitievorming 22

2.4 Theoretisch model en samenvatting theoretische verwachtingen 24

3 Methodologie (onderzoeksopzet) 27

3.1 Type onderzoek en methodologie en verantwoording 27

4 Casusbeschrijving en betrokken stakeholders 29

4.1 De middenhuurproblematiek 29

4.2 Beknopte stakeholderanalyse 30

5 Analyse 32

5.1 Media-analyse 32

5.1.1 Duiding en context: de ontwikkeling van het issue 34 5.2 Framing, gebruik van media en het proces van agendering 37

5.3 De binnen -en de buitenroute 44

5.4 Coalities rondom de middenhuurproblematiek 47

(4)

4

6.1 Conclusie 49

6.2 Discussie: beperkingen onderzoek en interpretatie onderzoeksresultaten

50

6.3 Discussie: public affairs in Nederland 51

7 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek 53

Lijst van geraadpleegde bronnen 54

Literatuurlijst 60

Geraadpleegde databases, websites en interviews 63

(5)

5 LIJST VAN FIGUREN EN TABELLEN

Nummer Titel Pagina

Figuur 1 Theoretisch model van de belangrijkste concepten (schematisch) 24 Tabel 1 Beknopte samenvatting theoretische verwachtingen 25 Tabel 2 Beknopt overzicht van het speelveld aan stakeholders 32 Figuur 2 Aandacht in de landelijke en regionale dagbladen 34 Figuur 3 Vergelijking aandacht in dagbladen en aandacht op (nieuws)websites 35 Figuur 4 Periode één jaar tot aan het regeerakkoord 2017 (dagbladen) 42 Figuur 5 Periode één jaar tot aan het regeerakkoord 2017 (nieuwswebsites) 42

(6)

6

1. INTRODUCTIE

1.1 Probleemstelling en onderzoeksvraag

In het regeerakkoord van 2017 is te lezen dat de coalitiepartijen, VVD, CDA, D66 en ChristenUnie (2017), zich de komende kabinetsperiode in gaan zetten om de middenhuurproblematiek aan te pakken (“Meer betaalbare huuwoningen voor doorstromers nodig”, j.z.). In dit regeerakkoord heeft het issue een prominente plek verworven en geniet zelfs de prioriteit onder het thema ‘wonen’:

“De economische crisis na 2008 heeft grote impact gehad op de woningmarkt, de woningbouw en de capaciteit van de bouwsector. Nu de economie sterk aantrekt, is de vraag naar woningen weer enorm toegenomen. Er zijn meer woningen nodig van goede kwaliteit, passend bij de financiële mogelijkheden en hedendaagse wensen van mensen. We geven prioriteit aan middenhuurwoningen in de vrije sector. Woningmarktbeleid

vergt samenwerking met medeoverheden, corporaties en private partijen.”

(VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, 2017:31)

Alhoewel het issue dus al sluimerde in aanloop naar het regeerakkoord van 2012, is er in het toenmalige regeerakkoord (VVD & PvdA, 2012) geen woord gewijd aan de middenhuurproblematiek. Het lijkt erop dat de middenhuurproblematiek toentertijd nog niet afdoende aandacht en prioriteit genoot voor een plek op de maatschappelijke en politieke agenda, laat staan in de beleidsagenda van het kabinet: het regeerakkoord. Een regeerakkoord kan immers gezien worden als de ‘beleidsagenda van de regering’; een politiek document dat de onderlinge verstandhouding tussen de coalitiepartners in kwestie moet uitdrukken. In het regeerakkoord van 2012 werd de prioriteit dus gegeven aan andere issues binnen het thema ‘wonen’, die de aandacht van de (formerende) coalitiepartijen op dat moment wel genoot. Desalniettemin heeft de middenhuurproblematiek genoeg aandacht genoten in de periode naar het regeerakkoord van 2017 toe. Dusdanig veel aandacht dus, dat het de maatschappelijke en politieke agenda wist te bereiken, om vervolgens te worden opgenomen in het regeerakkoor d van 2017. In dit regeerakkoord (2017) wordt er ten aanzien van de aanpak van het issue verwezen naar belangrijke stakeholders, verwijzend naar medeoverheden en corporaties, maar ook naar marktpartijen en de huurders. Deze stakeholders worden allen dus betrokken bij de aanpak van het issue, maar hebben uiteenlopende belangen over de wijze waarop het issue wordt aangepakt, zoals onder andere is terug te lezen in het Convenant Samenwerkingsta fe l Middenhuur (2017). Net als voor de aanpak van het issue hebben stakeholders ook

(7)

7 uiteenlopende belangen wat betreft de wijze waarop het issue wordt geagendeerd of besproken in de politiek. In de ‘politiek van de aandacht’ strijden actoren immers om een plek op de maatschappelijke en politieke agenda voor hun issue of trachten dit issue er juist van te weren. Op welke wijze er door stakeholders invulling wordt gegeven aan hun public affairs voering kan een rol spelen bij deze politiek van de aandacht. Zo ook ten aanzien van de middenhuurproblematiek. Het is dus interessant om na te gaan wat de rol is geweest van de public affairs voering van stakeholders met betrekking tot de agendering en discussie omtrent dit issue.

Gegeven het feit dat het issue een prominente plek heeft weten te verwerven in het regeerakkoord van 2017, maar in het regeerakkoord van 2012 niet eens een vermelding kreeg, is het interessant om te onderzoeken hoe belangrijke stakeholders in deze periode hun public affairs hebben gevoerd met betrekking tot dit issue. Welke keuzes hebben de stakeholders gemaakt ten aanzien van hun public affairs voering en waarom? In hoeverre biedt de kennis uit de literatuur over componenten van public affairs voering een verklaring voor deze keuzes? Wat waren de belangen van stakeholders om het issue te agenderen of juist niet? En nog breder, hoe hebben stakeholders hun public affairs voering ingericht in aanloop naar het regeerakkoord van 2017 en wat hebben de public affairs professionals hierover te vertellen?

Er kan dus onderzocht worden hoe de keuzes van stakeholders, ten aanzien van hun public affairs voering, verklaard kunnen worden vanuit de inzichten uit de literatuur die we hebben over belangrijke componenten van public affairs voering. Belangrijke componenten zijn inside en outside lobbying, framing en coalitievorming. In dit onderzoek analyseren we dus hoe de public affairs voering van stakeholders is verlopen met betrekking tot één specifiek issue: de middenhuurproblematiek. De periode waarop de analyse wordt uitgevoerd loopt van de publicatie van het regeerakkoord 2012 tot aan de publicatie van het regeerakkoord van 2017. Voortvloeiend uit bovenstaande komen we bij de centrale onderzoeksvraag die als volgt kan worden geformuleerd:

Hoe kunnen de keuzes aangaande inside en outside lobbying, framing en coalitievorming, als componenten van public affairs voering van stakeholders rondom de

(8)

8 Dit onderzoek betreft een enkelvoudige casusanalyse, waarbij er wordt onderzocht hoe de keuzes met betrekking tot de public affairs voering van stakeholders rondom de middenhuurproblematiek verklaard kunnen worden. De componenten van public affairs voering die worden besproken en geanalyseerd zijn inside en outside lobbying, framing en coalitievorming. Deze zijn met elkaar in verbinding te brengen en kunnen op constructie ve wijze public affairs voering in kaart brengen. Om echter een omvattende reconstructie te maken van de (keuzes rondom de) public affairs voering van stakeholders in deze periode, worden deze componenten eerst uitvoerig besproken, zowel los van elkaar als hoe zij zich tot elkaar verhouden. Dit doen we in de theoretische verkenning, waarin we de inzichten uit de literat uur bespreken. Vanuit deze theoretische verkenning formuleren we de theoretische verwachtinge n met betrekking tot de keuzes die (groepen) stakeholders hebben gemaakt ten aanzien van hun public affairs voering op dit issue. Om de public affairs voering in het perspectief van de casus te kunnen plaatsen en van duiding te kunnen voorzien wordt er in de theoretische verkenning eerst ingegaan op de context in termen van het Nederlandse polderen, het regeerakkoord als product hiervan en waarom een regeerakkoord (mogelijk) zo’n interessant mikpunt is voor lobbyisten. Verder wordt public affairs voering tegen de achtergrond gehouden van de kennis over de toegang tot beleidsmakers en de zendende en ontvangende kant van de lobby, om vervolgens dieper in te gaan op de eerdergenoemde componenten van public affairs voering.

De theoretische verwachtingen die voortvloeien uit de theoretische verkenning worden op wetenschappelijke wijze aan een analyse onderworpen, waarbij gebruik wordt gemaakt van gegevens uit documentanalyse en diepte-interviews met betrokken lobbyisten. Binnen een duidelijk afgebakende periode wordt er een reconstructie gemaakt van de public affairs voering van stakeholders omtrent dit issue en de keuzes die zij hebben gemaakt ten aanzien van inside en outside lobbying, framing en coalitievorming. Daarbij wordt tevens nagegaan welke concrete lobbystappen er gaandeweg zijn te herkennen en te duiden in aanloop naar het regeerakkoord van 2017. Kortom, hoe hebben stakeholders in hun public affairs voering het issue in het regeerakkoord weten te wurmen (van der Bles, 2012; Pelgrim, 2017) en hoe kan kunnen de keuzes deze stakeholders gemaakt hebben, wat betreft hun public affairs voering, verklaard worden vanuit de inzichten uit de literatuur? De periode van één jaar tot aan het regeerakkoord van 2017 geniet daarbij extra aandacht, om zodoende meer inzichten te verkrijgen over public affairs voering in aanloop naar de verkiezingen en de periode erna: het formatieproces.

(9)

9 1.2 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie

Dit onderzoek kent zowel een wetenschappelijke als een praktische of maatschappelijke relevantie. Het is wetenschappelijk relevant om een onderzoek te verrichten dat zich richt op de public affairs voering binnen één specifiek, duidelijk in te kaderen onderwerp (de middenhuurproblematiek) en deze te analyseren binnen een afgebakende politieke tijdspanne : van regeerakkoord (2012) tot regeerakkoord (2017). Zodoende kunnen er wellic ht genuanceerdere inzichten verworven worden over de keuzes die stakeholders maken in hun public affairs voering en in hoeverre dit overeenkomt met de verwachtingen op basis van de literatuur over belangrijke componenten hiervan. De public affairs literatuur heeft immers doorgaans betrekking op de Europese of Amerikaanse context (Leech, 2010; Klüver, 2015; Betzold, 2013; Baumgartner, 2007; Bernhagen, 2015; Beyers, 2014). Nochtans lijkt het zo te zijn dat de inzichten over de genoemde componenten van public affairs voering nog nauwelijks getoetst zijn binnen de unieke Nederlandse context. Desalniettemin bieden de relevante, wetenschappelijke inzichten uit de public affairs literatuur een vertrekpunt voor het formulere n van de theoretische verwachtingen, om deze vervolgens aan een wetenschappelijke analyse te onderwerpen. Op basis van de bevindingen van dit onderzoek kunnen er wellicht nieuwe, genuanceerde inzichten verkregen worden over public affairs voering in aanloop naar en rondom regeerakkoorden (de Nederlandse context), te plaatsen in het overkoepelende thema van de ‘politiek van de aandacht’. Deze enkelvoudige casusanalyse is er op gericht om na te gaan hoe het “repertoire aan systematisch voorbereide activiteiten van een organisatie of groep

om invloed uit te oefenen op het beleidsproces – in dit geval van agendering tot regeerakkoord – en op de eigen maatschappelijke positie” (Timmermans, 2018) eruit heeft gezien voor de

betrokken stakeholders met betrekking tot de middenhuurproblematiek en hoe de keuzes die stakeholders gaandeweg hebben gemaakt verklaard kunnen worden vanuit de inzichten uit de public affairs literatuur. Wetenschappelijk relevant dus, omdat een dergelijke enkelvoud ige casusanalyse in Nederland nog niet op deze manier is uitgevoerd. Tevens wetenschappelijk interessant, omdat het genuanceerde inzichten op kan leveren ten aanzien van public affairs voering richting een regeerakkoord en binnen de specifieke Nederlandse context.

Dit onderzoek kent tevens een maatschappelijke relevantie, welke tweeledig is. Er is sprake van een tekort (voornamelijk in de randstad) aan huurwoningen in het in de vrije sector. De beschikbaarheid van huurwoningen in het middensegment is zeer beperkt, waar met name de middeninkomens de dupe van lijken te zijn (“Betaalbare huurwoningen voor middeninkomens”, 2017). Het is dus maatschappelijk relevant om te analyseren hoe dit issue

(10)

10 de beleidsagenda van de regering heeft bereikt, welke stakeholders hierbij betrokken zijn geweest en hoe zij invulling hebben gegeven aan hun public affairs voering. Verder is dit onderzoek ook maatschappelijk relevant om een andere reden. Er is namelijk – met name de laatste jaren – veel maatschappelijke belangstelling en belangstelling in de media voor de lobbywereld (WNL, 2016; Nieuwsuur, 2017). Tevens zijn er een aantal boeken over geschreven door bekende Nederlandse journalisten (Korteweg, 2016; Luyendijk, 2016). Er lijkt immers nog maar weinig bekend over het lobbyen en hoe het er in de praktijk aan toe gaat. Men ziet het lobbyen nog als een schaduwmacht waarbij de processen ondoorzichtig zijn en de invloed ervan lastig is te duiden, zo lijkt het (Broer, 2017). Daarnaast wordt het belang van public affairs of het lobbyen nog nauwelijks ingezien: de toegevoegde waarde van lobbyen op de vorming van constructief en effectief beleid. Lobbyen kan namelijk wel democratisch legitiem en maatschappelijke effectief bevonden worden (van den Berg, 1998: 39). Men lijkt echter zijn vinger niet te kunnen leggen op wat lobby precies is, hoe het in zijn werk gaat en hoe het te duiden is. Daardoor kan de (mogelijk positieve) bijdrage van lobbyen wellicht lastiger worden ingezien. Het is dus maatschappelijke relevant om te onderzoeken hoe lobbyen, of nog breder: public affairs, te duiden is langs de lijn van een specifieke casus, zoals de middenhuurproblematiek. Een herkenbare casus, die (nog steeds) breed wordt uitgemeten in de media en betrekking heeft op een sprekend deel van de bevolking, biedt daarbij een mooi ijkpunt. Elementen van het proces van lobbyen worden daarbij blootgelegd en waarbij concrete ‘lobbyacties’ herkend en geplaatst kunnen worden. Dit maakt de lobbywereld meer behapbaar en begrijpelijk voor de samenleving, omdat het na dit onderzoek immers kan bogen op een concreet voorbeeld. Een voorbeeld van een casus dat zich, voor zover bekend niet kenmerkt door schimmigheid of onredelijke afwegingen als gevolg van lobby (bijvoorbeeld: de afschaffing van de dividendbelasting, dat tevens werd aangekondigd in het regeerakkoord van 2017).

1.3 Opbouw scriptie

In het volgende hoofdstuk wordt er, bogend op (wetenschappelijke) literatuur, een theoretische verkenning gedaan. Daarbij wordt er eerst ingegaan op het regeerakkoord als beleidsdocument, hoe dit een product is van de unieke Nederlandse context (‘het polderen’) en welke implicaties dit heeft voor onze casus. Verder wordt er kort ingegaan op public affairs voering in het algemeen, toegespitst op de toegang tot beleidsmakers en de verhoudingen tussen de zendende en ontvangende kant in het lobbyen. Vervolgens worden relevante inzichten uit de literatuur, over componenten van public affairs voering, besproken en met elkaar in verbinding

(11)

11 gebracht. De focus ligt hier op inside en outside lobbying, framing en coalitievorming. Deze concepten zullen in dit hoofdstuk tevens helder worden gedefinieerd. Voortvloeiend uit de theoretische verkenning worden er theoretische verwachtingen geformuleerd met betrekking tot de public affairs voering van (groepen) stakeholders ten aanzien van het issue. Deze verwachtingen worden gaandeweg uitgedrukt en aan het einde van hoofdstuk 2 samengevat en ondersteund met een theoretisch model. De verwachtingen worden in de analyse getoetst aan de hand van de gegevens uit de documentanalyse en de diepte-interviews met betrokken lobbyisten. In hoofdstuk 3 wordt de methodologie van dit onderzoek uiteengezet en wordt er hier en ten einde van het onderzoek ingegaan op de generaliseerbaarheid, betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek. In hoofdstuk 4 wordt casus omtrent de middenhuurproblema t iek samengevat en volgt er een beknopte stakeholderanalyse om zo het speelveld, de achterban en (rechtstreekse) belangen in kaart te brengen. Deze stakeholderanalyse biedt een houvast voor de reconstructie de ontwikkeling van het issue en de public affairs voering van de betrokken stakeholders.

De bevindingen uit de documentanalyse en diepte-interviews worden in hoofdstuk 5 (de analyse) besproken, waarbij er gereflecteerd wordt op de theoretische verwachtingen, zoals geformuleerd in hoofdstuk 2. Het doel van de analyse is om tot een constructief verhaal te komen over de (keuzes rondom de) public affairs voering van stakeholders ten aanzien van de middenhuurproblematiek in de periode tussen het regeerakkoord van 2012 en het regeerakkoord van 2017. Om tot een constructief verhaal te komen worden maatschappelijke, politieke en bestuurlijke ontwikkelingen meegenomen in de analyse en zullen deze geduid worden aan de hand van een media-analyse, welke ook gericht is op het aandachtverloop van het issue in bovenstaande periode. In de analyse zal er worden nagegaan in hoeverre de keuzes rondom de public affairs voering van stakeholders overeenkomen met de geformuleerde theoretische verwachtingen. Waar nodig zullen er nuances aangebracht worden en gezocht worden naar mogelijke verklaringen. In de conclusie wordt vervolgens de centrale vraag beantwoord en worden de inzichten uit het onderzoek bediscussieerd. Tevens wordt er besproken welke implicaties onze bevindingen hebben op de public affairs wetenschap en inzichten over de praktijk. Tot slot worden er, voortvloeiend uit de bevindingen en conclusies van dit onderzoek, aanbevelingen gedaan voor toekomstig onderzoek.

(12)

12

2. THEORETISCHE VERKENNING EN THEORETISCHE VERWACHTINGEN

Allereerst is het belangrijk om kort te bespreken waarom een regeerakkoord zo’n interessant mikpunt is of zou kunnen zijn voor lobbyisten en hun public affairs voering. Dit wordt besproken tegen de achtergrond van het Nederlands poldermodel, het meerpartijenste lse l en de implicaties hiervan op de totstandkoming van beleid. Tevens zal er kort in worden gegaan op het (in)formatieproces, na afloop van de landelijke verkiezingen en wat dit zou kunnen betekenen voor public affairs voering gedurende de periode van een demissionair kabinet. Vervolgens kijken we naar de literatuur over toegang tot beleidsmakers en de verhoudinge n tussen de zendende en ontvangende kant (beleidsmakers) van de lobby. Dit biedt context en achtergrond over public affairs voering als geheel.

Vervolgens wordt er specifieker ingegaan op public affairs voering en belangrijke componenten hiervan die worden besproken in de literatuur, hoe deze zich tot elkaar verhouden en met elkaar in verbinding kunnen worden gebracht. Deze componenten zijn hierboven genoemd en worden uiteengezet met behulp van relevante literatuur. De verwachtingen die voortvloeien uit de theoretische verkenning worden gaandeweg geformuleerd. De theoretische verwachtingen (ten aanzien van de keuzes over public affairs voering van stakeholders) worden aan het einde van dit hoofdstuk op samenhangende wijze uiteengezet en samengevat. Tevens krijgen deze verwachtingen gestalte in een theoretisch model, welke van toelichting zal worden voorzien en waarop aan het einde van dit onderzoek wordt gereflecteerd.

2.1 Het regeerakkoord als mikpunt voor lobbyisten

Nederland staat wereldwijd bekend om zijn poldermodel. Het betreft een overlegmode l waarbij deelnemende partijen samen tot een consensus trachten te komen. Dergelijke partijen kunnen bijvoorbeeld de Rijksoverheid, de werkgeversorganisaties en de werknemersvakbo nde n zijn, zoals bij het Akkoord van Wassenaar in 1982 (van Dyk, 2006: 41). Sinds dit akkoord staat Nederland bekend om het polderen: een typisch Nederlandse manier om met grote (sociaal- ) maatschappelijke problemen om te gaan, gekenmerkt door trage processen, waarbij de deelnemende partijen door schikken en plooien een overeenstemming proberen te bereiken (Jonker, 2014: 88-89). Een verschijnsel dat we vandaag de dag nog tegenkomen in de praktijk en tevens te herkennen is in onze casus. Er is echter ook kritiek op het poldermodel. Door iedereen steeds tevreden proberen te houden is het namelijk lastig om doortastende beslissinge n te maken en duurt het lang voordat er überhaupt een beslissing kan worden genomen. Zo schreef Arjan Zweers (2011) het boek “Liever Lobbyen”, waarin hij een vurig pleidooi houdt voor een

(13)

13 alternatieve manier van overleggen en beslissingen nemen. In het klassieke poldermodel zou het eigenbelang namelijk de boven het vinden van oplossingen staan. Om tot efficiënt en effectief beleid te komen zou de overheid non-profit organisaties, wetenschappers en relevante stakeholders in moeten schakelen bij het vormen van beleid. Kortom, de beste mensen moeten op het juiste moment bij het juiste dossier worden betrokken om op het efficiënte wijze tot constructief beleid te komen (Zweers, 2011). Een pleidooi voor de lobby en de toegevoegde waarde ervan voor de totstandkoming van beleid, zo lijkt het. Het pleidooi van Zweers (2011) sluit aan bij het idee van een enabling state, waarbij de overheid een minder actieve en centrale rol inneemt en maatschappelijke organisaties en marktpartijen de ruimte geeft om maatschappelijke of sociale problemen op te lossen (van der Meer, 2009). Iets dat we ook terugvinden bij de Samenwerkingstafel Middenhuur. Al met al lijkt het polderen, het streven naar consensus en het schikken en plooien ingebakken te zijn in de Nederlandse cultuur. Er lijkt sprake te zijn van een tendens naar een efficiëntere manier van totstandkoming van beleid, waarbij onder andere bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken (van der Meer, 2009). De ruimte voor mededinging is al groter geworden en (maatschappelijke) organisaties blijven doorgaans betrokken bij de beleidsvoorbereiding -en uitvoering. In het ‘poldermodel’ is er sprake van open concurrentie tussen organisaties en hun belangen (van den Berg, 1998: 36-37). Daarbij zijn “stelselmatige consensusvorming en uitruil van belangen deel

gebleven van het Nederlandse maatschappelijke en politieke bestel” (van den Berg, 1998: 48).

De open concurrentie tussen organisaties en hun belangen is dus de ruimte waarbinne n stakeholders hun public affairs kunnen voeren. Hetgeen wat hierboven besproken is, is kenmerkend voor (de context van) onze casus.

Een sprekend voorbeeld waarbij consensus vandaag de dag gestalte krijgt in een officiee l beleidsdocument is in het regeerakkoord. Het regeerakkoord komt – na de landelijke verkiezingen – tot stand na onderhandelingen tussen de formerende partijen, welke samen een regering willen gaan vormen. Hierover later meer. Het regeringsbeleid voor de komende vier jaar wordt vastgelegd in het regeerakkoord en kan, afhankelijke van de samenstelling van de coalitiepartijen, vaak rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer. Een belangr ijk beleidsdocument dus, aangezien het voor de komende vier jaar de koers bepaalt voor belangrijke beleidsthema’s. Het regeerakkoord dient er eigenlijk voor om tot efficiënter beleid, de vrede te bewaren tussen de coalitiepartners en wantrouwen en onzekerheden tussen de coalitiepartners te reduceren (Timmermans, 2006: 263). Zodoende kunnen concrete beleidsvoornemens over bepaalde onderwerpen soms uitblijven in een regeerakkoord.

(14)

14 Voor lobbyisten is het regeerakkoord een belangrijk mikpunt, omdat een vermelding in het regeerakkoord dus een ‘haakje’ biedt voor het issue dat wordt belobbyd, zo luidt de verwachting. Als hun issue(s) immers een vermelding in het regeerakkoord krijgt, zal het de komende vier jaar afdoende aandacht genieten en nog belangrijker: de aandacht en priorite it van de regering. Lobbyen tijdens de policy formulation stage, ofwel de beleidsvoorbereidingsfase, lijkt daarbij het meest effectief (Bouwen, 2009; Bernhagen, 2015). In een open concurrentie tussen organisaties en hun belangen lijkt een effectieve public affairs voering dus nodig om zo’n ‘haakje’ in het regeerakkoord te bewerkstelligen. Timing, en daarbij het herkennen van en inspelen op windows of oppurtunity, is dus belangrijk om een vertaalsla g te kunnen maken van de belangen en doelen van de organisatie naar (regerings)beleid. De route naar een regeerakkoord (het lobbytraject) moet dus ruimschoots voor de totstandkoming van een regeerakkoord al worden ingezet. De standpunten worden immers in een vroeg stadium van de beleids- en besluitvorming al bepaald (van Zuijlen, 1998: 161).

De verwachting is dus dat de public affairs voering van stakeholders al in een vroeg stadium wordt ingezet, waarbij de standpunten ten aanzien van het issue duidelijk worden gemaakt bij de beleidsmakers. In aanloop naar de verkiezingen verwachten we dat de stakeholders trachten hun standpunten ten aanzien van het issue in de partijprogramma’s terug te laten komen. Een stadium later, tijdens de verkiezingsperiode, verwachten we dat de marktpartijen actie zulle n ondernemen (urgentie creëren) om het issue hoger op de politieke agenda te plaatsen. Dit gezien hun directe commerciële belangen met betrekking tot het issue: zij hebben (commercieel) baat bij het zo snel mogelijk en zo veel mogelijk bij laten bouwen van huurwoningen op plekken waar dat nodig is. Om deze maatschappelijke en politieke aandacht en riolering te verwezenlijken zal er waarschijnlijk, naast de binnenroute, ook gebruik worden gemaakt van de buitenroute (Pelgrim, 2017). Hierover later meer.

Een bijzondere periode voor public affairs voering is tijdens het (in)formatieproces. In deze periode is het zittende kabinet demissionair, wat betekent dat dit kabinet slechts lopende zaken afhandelt. Belangrijke onderwerpen worden controversieel verklaard en daarmee niet meer besproken door de Kamer totdat het nieuwe kabinet gevormd is. Een beleidsarme periode, zou je dus kunnen zeggen. De formerende partijen laten zich in deze periode doorgaans niet inhoudelijk uit over de vorderingen in het formatieproces en staan over het algemeen minder open voor ‘lobby’ (Pelgrim, 2017). Alle informatie ligt er immers al, het is dus slechts zaak om tot een regeerakkoord te komen. Dit betekent niet dat het stil is in de Kamer. Als gevolg van de verkiezingsuitslag en daarmee een andere zetelverdeling verlaten sommige politici de Kamer

(15)

15 en komen daar anderen voor in de plaats. Eveneens vindt er al dan niet een herverdeling van portefeuilles plaats binnen de partijen. In deze periode is het voor lobbyisten dus zaak om in kaart te brengen hoe het politieke landschap er na de uitslag uit gaat zien. De nieuwe dossierhouders gaan zich immers inlezen over de onderwerpen die binnen hun portefeuil le vallen. Dit is dus een belangrijk moment voor lobbyisten om deze Kamerleden te informere n over hun issues en naar voren te treden als waardevolle gesprekspartner en informatieverstrekker. Dat is tenminste de verwachting. Daarbij moeten de lobbyisten zich concentreren op de beleidsmakers die hun standpunten nog niet hebben bepaald (van Zuijle n, 1998: 163). Verwacht wordt dat de route naar de formatietafel ontoegankelijk is en er hooguit informatie via de partijlijn of via toegangsprivileges van de stakeholder doorgespeeld kan worden naar de formatietafel. Een goede lobbyist zou er echter al voor gezorgd hebben dat die informatie daar al ligt (Pelgrim, 2017; van der Bles, 2012).

De verwachting is dat het regeerakkoord belangrijk wordt geacht door lobbyisten en zij hun best zullen doen om een vermelding van hun issue in het regeerakkoord te bewerkstelligen. Dit biedt namelijk een haakje c.q. een referentie naar beleidsvoornemens van de regering om de komende kabinetsperiode (verder) te lobbyen op dit onderwerp. Het issue geniet dan immers de aandacht en prioriteit van de regering. De lobbyroute om het issue in het regeerakkoord te krijgen wordt in een vroeg stadium ingezet. Issues moeten immers bij het opstellen van de verkiezingsprogramma’s al bekend zijn bij de politieke partijen (van Zuijlen, 1998: 163). Verder is het de verwachting dat de stakeholders en diens lobbyisten tijdens de verkiezingsperiode en het formatieproces hooguit nog de ‘buitenroute’ – via de media en het grote publiek– nemen om aandacht te vragen of draagvlak te creëren voor hun issue (Pelgrim, 2017). De binnenroute naar de formerende partijen lijkt immers op slot. Een brief aan de informateur is dan nog wel een optie. Middels een brief aan de informateur kunnen de stakeholders nog een laatste maal aangeven waar de organisatie voor staat, welke issues zij belangrijk vinden en hoe zij denken over de oplossing of aanpak daarvan. De verwachting is echter dat dit slechts een formaliteit betreft en het echte lobbywerk al verricht is. Desalniette m in is de verwachting dat er in de formatieperiode wel geïnvesteerd wordt in nieuwe ‘binnenroutes’, waarbij er wordt getracht om de basis te leggen voor een constructieve relatie met nieuwe dossierhouders en leden in de Kamer.

(16)

16 2.2 Toegang tot beleidsmakers en de zendende en ontvangende kant in het lobbyen

Bernhagen et al. (2015) schreven al over policy communities en de mogelijke (toegangs)privileges van lobbyisten of belangenbehartigers bij beleidsmakers en in hoeverre deze bijdragen aan de daadwerkelijke invloed van deze lobbyisten op de totstandkoming van beleid. Eerder onderzoek wees uit dat het aanleveren van relevante informatie of expertise bij beleidsmakers lobbyisten kan helpen om toegang te verwerven en daarmee de mogelijkheid om beleid te kunnen beïnvloeden (Chalmers, 2011; Austen-Smith, 1993: 799-800; Beyers, 2014). Daarbij kan het helpen om te lobbyen bij gelijkgestemde beleidsmakers: “lobby friends rather

than foes” (Chalmers, 2011: 471-472). Lobbyisten zijn eerder geneigd tot het belobbyen van

gelijkgestemde beleidsmakers dan dat zij andere beleidsmakers van gedachten proberen te veranderen (Berry, 1977). Toegang tot het formele en informele politieke besluitvormingsproces lijkt in de praktijk echter niet voor iedereen gelijk (van den Berg, 1998: 48). De verwachting is dat bovenstaande ook bij deze casus het geval zal zijn.

Verder is het voor politici interessanter om te praten met organisaties met een duidelijke achterban (strong ties), terwijl het voor ambtenaren weak ties juist interessanter zijn, omdat ambtenaren baat hebben bij relevante informatie uit alle hoeken om zo tot constructief beleid te komen (Beyers, 2014). De ontvangende kant, ofwel de beleidsmakers, hebben dus baat bij de informatie en expertise die wordt aangeleverd door lobbyisten (van Zuijlen, 1998: 161). Deze beleidsmakers moeten er uiteraard wel van op aan kunnen dat het om bruikbare, waarheidsgetrouwe informatie gaat. Om dit vertrouwen te bewerkstelligen is een lobbyist er dus bij gebaat om een duurzame relatie op te bouwen met beleidsmakers (van Zuijlen, 1998: 162-163). Zodoende kunnen zij toegang verwerven tot deze beleidsmakers en vanuit daar is het mogelijk om daadwerkelijk beleid te beïnvloeden ten behoeve van de organisatie waarvan deze lobbyist de belangen behartigt (Bernhagen, 2015). Een relatie opbouwen met beleidsmakers (politici en/of ambtenaren) lijkt dus een belangrijke voorwaarde van een effectieve public affairs voering. Zodoende kan er namelijk makkelijker toegang worden verkregen tot beleidsmakers. De verwachting is dus ook dat het formele en informele netwerk van de betrokken stakeholders bijdraagt aan effectieve public affairs voering.

Als er eenmaal toegang is verworven tot beleidsmakers is het van belang dat lobbyiste n informatie kunnen aanleveren die relevant en bruikbaar is voor de beleidsmaker. Daarnaast kunnen de beleidsmakers een beroep doen op de expertise en relevante informatie van de betreffende lobbyisten (van Zuijlen, 1998; Beyer, 2014). Met name politici hebben immers niet de tijd om zich in elk issue expert te maken en zijn dus gebaat bij efficiënte en effectie ve

(17)

17 informatie-uitwisseling met stakeholders. Dit gaat dus via de inside lobby route, waarover meer in hoofdstuk 2.3. Kortom, beide kanten van de lobby hebben dus baat bij een goede verstandhouding of relatie, gebaseerd op vertrouwen en efficiënte informatie- uitwissel ing. Lobbyen kent dus een zendende en ontvangende kant (van Zuijlen, 1998).

De verwachting is dat de stakeholders gelijkgestemde beleidsmakers (friends) opzoeken in hun public affairs voering en daarbij bogen op hun achterban. Hiermee bedoelen we dat lobbyiste n hun toegang tot deze beleidsmakers bewerkstelligen en legitimeren door de belangen of achterban die zij vertegenwoordigen (stake) ten aanzien van het issue: hun rol in de middenhuurproblematiek. Verder is het de verwachting dat er al in een vroeg stadium contact is met relevante beleidsmakers, aangezien de standpunten dan al worden bepaald (van Zuijle n, 1998: 161-162). Lobbyisten zullen zich in hun public affairs voering, naast friends, vooral focussen op de partijen die hun standpunten nog niet bepaald hebben (van Zuijlen, 1998: 163). Eenmaal in gesprek met beleidsmakers zullen zij hun standpunten kenbaar maken, expertise leveren, relevante informatie verschaffen en mogelijke oplossingen aandragen ten aanzien van de middenhuurproblematiek. Daarbij is de verwachting dat de relaties met de ontvangende kant van de lobby al zijn opgetuigd ruim voorafgaand aan de landelijke verkiezingen, om zo effectieve public affairs voering te kunnen realiseren. Tot slot verwachten we dat de ontvangende kant met name tijdens de verkiezingsperiode open zal staan voor standpunten en bruikbare informatie van stakeholders, in tegenstelling tot tijdens het formatieproces, waar de ontvangende kant waarschijnlijk een meer gesloten houding zal hebben. Dit omdat het nie uwe kabinet nog gevormd moeten worden en er daardoor veel belangrijke onderwerpen controversieel worden verklaard in deze demissionaire periode. Het gros van de public affairs voering is dus al achter de rug op het moment dat de formatieperiode is begonnen.

2.3 Public affairs voering

Afgaand op de definitie zoals geformuleerd door de BVPA (“Visie op het vak”, j.z.), hangt het ten uitvoering geven van public affairs voor een belangrijk deel samen met veranderingen in het bestuur en de politiek, maar ook in de maatschappij en publieke opinie.

Focusing events, maar ook uitgekiende campagnes en berichten in de media kunnen dus van

invloed zijn op de publieke opinie, de maatschappelijke positie van organisaties en bieden

windows of opportunity om beleid te beïnvloeden. Maatschappelijke, bestuurlijke en politieke

ontwikkelingen, welke gedetecteerd kunnen worden door gedegen monitoring, kunnen het draagvlak en de kwaliteit van de strategiebepaling vergroten, maar kunnen ook een ‘haakje’ bieden voor lobbyisten (van Venetië, 1998: 139-140). De kunst zit het hem dus in het

(18)

18 strategisch of tactisch inspelen op deze ontwikkelingen met oog op het verwezenlijken van de (lobby)doelen van de organisatie. Als we het in dit onderzoek hebben over public affairs voering, trekken we het echter wat breder en hanteren we de definitie van public affairs uit de wetenschap: “Het repertoire van systematisch voorbereide activiteit van een organisatie om

invloed uit te oefenen op het beleidsproces en op de maatschappelijke positie” (Timmerma ns,

2018). Een onderdeel daarvan is lobbyen, wat gedefinieerd wordt als “het geheel van

rechtmatige acties dat wordt ondernomen om de politieke en ambtelijke besluitvorming te beïnvloeden” (“Visie op het vak”, j.z.). Dit wordt ook wel het veldwerk van de public affairs

professional genoemd. Hieronder worden belangrijke componenten van public affairs voering uit de literatuur besproken en met elkaar in verbinding gebracht.

2.3.1 Inside en outside lobbying: de binnen -en de buitenroute

Bij public affairs voering wordt doorgaans gekozen voor een inside lobby, een outside

lobby (strategie) of een combinatie hiervan (Dür, 2013; Betzold, 2013; Binderkrantz, 2012).

Deze worden respectievelijk ook wel de ‘binnenroute’ en de ‘buitenroute’ genoemd. Welke route (of combinatie) er wordt gekozen hangt onder andere af van de aard van het issue, in hoeverre er verandering wordt beoogd en welke belangen worden nagejaagd (Binderkra nt z, 2012). Als het gaat om algemene, wat abstractere belangen (de aard van de inzet), dan lijken stakeholders vaak te kiezen voor de buitenroute, waarbij zij zich dus met name focussen op het grote publiek (en de publieke opinie), via bijvoorbeeld de media. Als de doelen en belangen echter gericht zijn op een specifiek segment in de maatschappij of als deze technischer van aard zijn, dan wordt er vaak gekozen voor de binnenroute. Ook kan de het type organisatie meespelen bij het kiezen van de binnen- of buitenroute (Bentzold, 2013; Dür, 2013). Via de binnenro ute zijn het vooral de betrokken ambtenaren en politici die worden belobbyd. Het onderzoek van Binderkrantz (2012) laat verder zien dat hoe complexer of diffuser de doelen zijn, hoe vaker er wordt gekozen voor een combinatie van de binnen- en buitenroute. Dit hangt ook samen met in hoeverre er verandering in beleid wordt beoogd en hoe ervaren de stakeholders zijn in hun public affairs voering op een bepaald thema (Binderkrantz, 2012). De definitie die gehanteerd voor inside lobbying (de binnenroute) is de directe formele of informele informatie- uitwisse l ing tussen vertegenwoordigers van stakeholders en betrokken beleidsmakers (ambtenaren en politici). Dit kan gaan om informatie over beleid, politiek, strategie en standpunten. Onder

outside lobbying (de buitenroute) wordt de indirecte communicatie met ambtenaren en

(19)

19 De binnenroute is echter niet voor iedereen even makkelijk te bewandelen (van den Berg, 1998: 48; Bernhagen, 2015). Bepaalde organisaties of vertegenwoordigers van bepaalde, vaak grote organisaties kunnen immers toegangsprivileges genieten (zoals een Kamerpas), bogen op een invloedrijk netwerk of behoren tot een zogeheten policy community (Bernhagen, 2015). Daarnaast kan de omvang en relevantie van het formele en informele netwerk ook bepalend zijn voor de mogelijkheid tot de binnenroute. De buitenroute is voor de onervaren, vaak kleinere organisaties dus niet ongebruikelijk. Verder komt uit onderzoek van Betzold (2013) naar voren dat zakelijke organisaties vaak de voorkeur geven aan de binnenroute, terwijl professione le organisaties of maatschappelijke organisaties vaker de voorkeur geven aan de buiten oute (Dür, 2013: 676-678). Hoe langer de organisatie/stakeholder echter betrokken is bij een onderwerp of thema, hoe meer zij voor inside lobbying kiezen (Betzold, 2013).

De koepelorganisaties waarin de stakeholders zijn vertegenwoordigd, zoals de VNG, IVBN en Bouwend Nederland, kunnen allen als zeer ervaren worden beschouwd in public affairs voering, ook op onderwerpen rondom de woningmarkt. Voor deze (en andere) onderwerpen weten zij hun weg in Den Haag daarom al te vinden. Ze zijn ‘maatschappelijk legitie m’, vertegenwoordigen een belangrijke achterban en zullen om deze redenen al toegang hebben tot belangrijke beleidsmakers. De literatuur vertelt ons immers dat organisaties doorgaans vaker ook de binnenroute kiezen naarmate zij meer ervaren zijn in public affairs voering. Om deze reden is de verwachting dat de betrokken stakeholders rondom de middenhuurproblema t iek veelal zullen kiezen voor inside lobbying: de binnenroute. De verwachting is dat de non-markpartijen zich in hun public affairs voering beperken tot de binnenroute ten aanzien van dit issue. Om het issue echter hoger op de politieke en maatschappelijke agenda te krijgen, is het de verwachting dat de marktpartijen ook de buitenroute kiezen in aanloop naar de landelijke verkiezingen. Deze partijen hebben immers een duidelijk commercieel belang bij het – snel – laten bouwen, beheren en verhuren van zoveel mogelijk (huur)woningen. Door een sense of

urgency te creëren via de buitenroute kunnen zij mensen mobiliseren, maatschappelijk

draagvlak creëren en politieke aandacht genereren voor het issue (en hun beoogde aanpak). Wij verwachten daarom dat de markpartijen kiezen voor een combinatie van inside en outside

lobbying (Dür, 2013). Dit laatste met name in aanloop naar de landelijke verkiezingen. Door

het issue te agenderen bij het grote publiek is het waarschijnlijker dat het ook de prioriteit geniet op de politieke agenda, helemaal tijdens campagnetijd. Beeldvorming of ‘issue maken’ dan belangrijk. Zo komen we uit bij framing, het gebruik van media en het proces van agendering.

(20)

20 2.3.2 Framing, gebruik (social) media en het proces van agendering

Hoe een probleem gedefinieerd wordt is belangrijk voor hoe de discussie hierover gevoerd wordt. Waar een probleem vandaan komt, waar het voor staat en naar welke oplossingen er gezocht moeten worden zijn allen belangrijk bij het definiëren van een issue. De gene die bepaalt hoe een probleem gedefinieerd wordt, heeft dus een unieke, invloedr ijke positie wat betreft de agendering en het debat omtrent het probleem (Rochefort, 1994). Het is dus belangrijk hoe een issue gedefinieerd of geframed wordt met oog op agendering, maar ook met oog op de discussie over de oplossing of aanpak van het issue. Kortom, probleemdefinit ie en framing lijken dus ook een belangrijke rol te spelen in de public affairs voering van stakeholders rondom de middenhuurproblematiek.

“Met taal kunnen aandacht krijgen of juist vermijden” (De Bruijn, 2014: 11). Het beïnvloedt

namelijk ons normatieve oordeel en hoe wij tegen zaken aankijken. Framing is dus een product van taal en daarmee onvermijdelijk in elke discussie, zo ook bij de discussie rondom de middenhuurproblematiek. Een frame kan gedefinieerd worden als een uitvergroting van een aspect van de werkelijkheid, terwijl andere aspecten worden weggelaten (Klüver, 2015a; Klüver, 2015b). Een frame kan ook gedefinieerd worden als een boodschap, die leidt tot een interpretatie van de werkelijkheid of die associaties oproept (De Bruijn, 2014: 13). Kortom, frames vertellen een verhaal en kunnen dus bijdragen aan de beeldvorming rondom issues. Logischerwijs is framing dus een vast onderdeel van public affairs voering. Oftewel, we kunnen aannemen dat lobbyisten “framers” zijn (Baumgartner, 2007: 486). Een goed frame kan helpen bij het succesvol agenderen van een issue en bepalend zijn voor de wijze waarop een issue (vervolgens) wordt gedefinieerd en aangevlogen. Om het gebruik van frames bij stakeholders te duiden maken we in dit onderzoek een onderscheid tussen een maatschappelijk frame en een economisch frame. Een maatschappelijke frame heeft betrekking op bijvoorbeeld de rechten van de consument, een rechtvaardige samenleving of het milieu, terwijl een economisch frame juist verwijst naar bijvoorbeeld de markt, groei, innovatie, vraag en aanbod (Klüver, 2015b). Uit het onderzoek van Klüver (2015b: 495) komt naar voren dat brancheorganisaties of zakelijke organisaties doorgaans een economisch frame gebruiken, terwijl cause groups de voorkeur geven aan een maatschappelijk frame. In deze casus zouden de huurders (vertegenwoordigd in de Woonbond) kunnen worden gezien als cause group. Deze zullen dus naar verwachting een maatschappelijk frame gebruiken.

(21)

21 Het is de verwachting dat de marktpartijen in het proces van agendering, via de binnen- en buitenroute, trachten de probleemdefinitie in handen te houden om zo de manier waarop het issue wordt aangevlogen te kunnen controleren in hun voordeel. Zodoende is framing heel belangrijk en is het de verwachting dat zij naar buiten toe frames gebruiken die wat dramatisc her van aard en gericht zijn op het aanspreken van een maatschappelijke onderstroom om zo aandacht genereren bij het grote publiek en bij de politiek. Dit zal voornamelijk het geval zijn bij de agendering van het issue in aanloop naar de verkiezingen. In hun probleemdefinitie zulle n de marktpartijen een frame aanhouden waarbinnen zij stellen bereid te zijn om de problematiek aanpakken, maar dat dit om actie vraagt bij andere stakeholders, zoals de gemeenten en corporaties. Zodoende betrekken zij deze partijen in het maatschappelijke en politieke debat. Bij het aandragen van oplossingen zullen de marktpartijen een ‘markt frame’ gebruiken, bogend op het marktmechanisme en het creëren van een gunstig klimaat (ruimte) om de markt zijn werk te kunnen laten doen. Een frame dat wat abstracter van aard is en waar weinig tegenin te brengen is, dus. Daartegenover zullen corporaties, gemeenten en belangenbehartigers van de huurders als frame het belang van de burger of huurder voorop stellen en waarbij de regie ten aanzien van de aanpak van het issue in de handen ligt van de gemeenten. Een meer burgergericht frame, waarbij het realiseren van betaalbare middenhuurwoningen geborgd moet worden in overheidsbeleid. De verwachting is dus dat er twee frames tegenover elkaar zullen staan. ‘Het marktframe’ aan de ene kant, tegenover het ‘beleids en burgergericht frame’ aan de andere kant. Zoals eerder beschreven is het mogelijk om (ook) via de buitenroute te agenderen, waarbij er framing wordt toegepast. Met agenderen wordt bedoeld dat een issue een plek verwerft op de maatschappelijke en/of politieke agenda. Het agenderen en vervolgens prioriteren van een issue is echter een complexe taak, waarbij veel factoren komen kijken (Halpin et al., 2017: 14-15). Het voornaamste doel voor (lobbyende) organisaties is doorgaans om hun issues op de maatschappelijke en uiteindelijk politieke agenda te krijgen. Lange tijd werd er verondersteld dat de (massa)media een cruciale rol spelen bij het proces van agendasetting (McCombs, 1972). Alhoewel de mediërende rol van de media bij agendasetting nog steeds wordt beaamd (Walgrave, 2012), lijkt de rol van reguliere (massa)media wel veranderd met de komst en gebruik van social media. Social media lijken zelfs in zekere mate een democratische functie - een agenderende of agendasetting functie – verworven te hebben (Auer, 2011). Tegenwoordig lijken social media, zoals Twitter en Facebook, steeds vaker belangrijk als onderdeel van public affairs voering (FleishmanHillard, 2013; Auer, 2011, Bennet, 2012). De interactieve component van social media lijkt de afstand tussen burgers en beleidsmakers te verkleinen. De burger wordt

(22)

22 mondiger. Verder is het via deze kanalen relatief gemakkelijk om aandacht te generen (middels hashtags, bijvoorbeeld) voor allerlei onderwerpen. Het gebruik van (social) media is dus een belangrijke component van de outside lobby route en kan in bepaalde gevallen effectief zijn. Om mensen te mobiliseren en afdoende aandacht te generen voor een issue zou er doorgaans een cascade- of bandwagoneffect moeten optreden. Volgens het onderzoek van Halpin (2011) kan dit worden bewerkstelligd door het aanhaken van media, campagne groepen, publieke functionarissen of key stone groups op het issue. Positive feedback mechanisms, dus. In de tijd van social media zouden (re)tweets van belangrijke actoren over een issue kunnen worden aangemerkt als (positive) feedback mechanisms. Doorgaans wordt er immers pas wat gedaan met een issue als daar genoeg aandacht en draagvlak is. Hiervoor is het dus van belang dat belangrijke actoren, zoals de media en publieke figuren aanhaken op het issue (Halpin, 2011). Verder benoemt Jones (2005: 248) dat een issue wel of niet geagendeerd wordt, afhangt van twee zaken: of het issue in de omgeving wordt gedetecteerd en zo ja, of dit issue vervolge ns prioriteit geniet (Jones, 2005: 248).

De verwachting hier is dus dat marktpartijen, zoals de institutionele beleggers, het issue rondom de middenhuurproblematiek hogerop de maatschappelijke en politieke agenda proberen te krijgen via de weg van de media en het grote publiek (de buitenroute), door bijvoorbeeld persberichten te publiceren. Dit doen zij naast de discussie over het issue die zij intern al voeren met stakeholders en betrokken beleidsmakers. Het issue moet immers niet alleen gedetecteerd worden door de omgeving, maar vervolgens ook de prioriteit genieten (Jones, 2005: 248). Dit kan verwezenlijkt worden door aandacht te genereren via de media en daarbij een sense of

urgency te creëren, om zo het maatschappelijke en politieke debat op gang te brengen. Het is

daarbij zaak dat belangrijke actoren aanhaken op het issue (positive feedback mechanisms), zodat het issue meer aandacht en prioriteit geniet op de maatschappelijke, politieke en bestuurlijke agenda. Naar verwachting zal dit met name het geval zijn in aanloop naar de verkiezingen (campagne periode). Het is dan ook de verwachting dat er positive feedback

mechanisms te duiden zijn, die bij hebben gedragen aan de agendering van het issue.

2.3.3 Coalitievorming

Als laatste component van public affairs voering bespreken we coalitievorm ing. Stakeholders kunnen in hun public affairs er voor kiezen om alleen te lobbyen of in een coalitie. Door in een coalitie naar buiten te treden kan er meer kracht worden bijgezet aan de boodschap die wordt verkondigd. Daarnaast toont het draagvlak naar buiten toe, zowel naar de beleidsmakers als het grote publiek. Tevens kan er een effectieve informatie- uitwisse l ing

(23)

23 plaatsvinden met de coalitiepartners en de kan public affairs voering aangaande het betreffende issue onderling op elkaar worden afgestemd (Mahoney, 2007). In sommige gevallen worden er coalities gevormd tussen strange bedfellows (Beyers, 2017). Als onderdeel van public affairs voering en de tactieken die hierbij komen kijken, vertelt de literatuur ons dat de keuzes die stakeholders maken ten aanzien hiervan doorgaans afhangen van het type organisatie, de aard van het issue en in hoeverre er verandering wordt beoogd (Dür, 2013; Betzold 2013; Binderkrantz, 2012). Wat betreft de component coalitievorming is dit wat lastiger te bepalen (Mahoney, 2004). Desalniettemin kan er sprake zijn van formele of informele coalities met betrekking tot een issue.

Organisaties lijken eerder op te treden in een coalitie als er weinig conflict bestaat over het issue en deze veel aandacht geniet (Mahoney, 2004). Afhankelijk van de context van het issue, dus. Tevens kan coalitievorming optreden als er al eerder interactie heeft plaatsgevonden tussen de organisaties (Heaney, 2004). Een formele coalitie aangaan, gaat gemoeid met de inzet van geld en middelen, wat een coalitie al snel minder aantrekkelijk kan maken. Als doelen niet overeenkomen of als de prioriteiten ergens anders liggen, is een coalitie als snel onwaarschijnlijk. Verder lijkt een duidelijke oppositie belangrijker dan diffuse competitie voor het bepalen van het dan niet vormen van een alliantie of coalitie (Gray, 1998: 25-26). Kortom, het lijkt erop dat de literatuur niet eenduidig is over de voorwaarden van coalitievorm ing. Desalniettemin kunnen we wel verwachtingen formuleren over mogelijke coalities rondom dit issue.

De verwachting hier is dat corporaties en gemeenten (en de huurders) als één front gezien kunnen worden tegenover het andere front: de marktpartijen. Corporaties en gemeenten hebben in de dagelijkse praktijk, binnen de thematiek ‘wonen’, al veel met elkaar te maken (Heaney, 2004). Om deze reden zullen zij rondom dit issue naar verwachting wel samenwerken en hun public affairs voering op elkaar afstemmen. Dit echter wel achter de schermen en niet in een (in)formele coalitie. Corporaties en gemeenten kunnen wat betreft issues rondom de woningmarkt gezien worden als een ‘coalitie van de status quo’ (Binderkrantz, 2012: 20-21), omdat zij op woningmarktissues veel met elkaar te maken hebben gehad en nog steeds hebben. Het op elkaar afstemmen van hun public affairs voering rondom de middenhuurproblema t iek lijkt dus waarschijnlijk. De literatuur vertelt ons ook dat de stakeholders die de status quo verdedigen de binnenroute kiezen en bewaken, wat aansluit bij onze eerdere verwachtinge n over de public affairs voering van gemeenten en corporaties (Binderkrantz, 2012: 20-21). Het is echter niet verwachting dat zij naar buiten zullen treden als (in)formele coalitie. Verder is het

(24)

24 de verwachting dat de marktpartijen elkaar wel zullen opzoeken in het issue (het marktfront), maar dan als ad hoc coalitie (formeel of informeel), met oog op het prioriteren van het issue in aanloop naar de verkiezingen c.q. de campagneperiode. Het is wel de verwachting dat de marktpartijen achter de schermen hun public affairs voering op elkaar afstemmen, als dit toevallig zo uitkomt (ad hoc). Van formele coalitievorming zal naar verwachting geen sprake zijn. Gezien de tweedeling (marktpartijen en non-marktpartijen) ten aanzien van het issue lijkt het echter waarschijnlijk dat er achter de schermen wel wordt samen gewerkt tussen stakeholders, aan beide fronten. Hier hopen wij meer duidelijkheid over te krijgen met behulp van interviews met vertegenwoordigers van belangrijke stakeholders rondom de middenhuurproblematiek.

2.4 Theoretisch model en samenvatting van de theoretische verwachtingen

Voortvloeiend uit hetgeen dat in de theoretische verkenning hierboven is besproken, kan er een samenvatting gegeven worden van de theoretische verwachtingen met betrekking tot de belangrijkste concepten in dit onderzoek. Naar onderstaand theoretisch model (figuur 1) en beknopte toelichting (tabel 1) kan gaandeweg de analyse naar verwezen worden. Aan de hand van de bevindingen kan er gereflecteerd worden op de theoretische verwachtingen, zoals deze nu zijn geformuleerd om ten einde van het onderzoek na te kunnen gaan in hoeverre de verwachtingen overeenkomen met hetgeen wat wij aantreffen in ons onderzoek.

Figuur 1: Theoretisch model van de belangrijkste concepten

PUBLIC AFFAIRS VOERING VAN STAKEHOLDERS AGENDERING ISSUE IN REGEERA KKOORD 2017 INSIDE & OUTSIDE LOBBYING FRAMING COALITIE-VORMING 1 2 3

(25)

25

Tabel 1: Samenvatting theoretische verwachtingen – als toelichting op theoretisch model

Verwachtingen Marktpartijen Non-marktpartijen

1.

Marktpartijen kiezen in hun public affairs voering voor de binnenroute, omdat zij

ervaren zijn. Echter, om het issue in aanloop naar de verkiezingen en regeerakkoord te agenderen als urgent maatschappelijk en politiek issue, is het de verwachting dat er ook gebruik zal worden gemaakt van de buitenroute (via de media).

Het issue moet immers niet alleen gedetecteerd worden door de omgeving, maar ook prioriteit genieten (Jones, 2005:

248).

De non-marktpartijen kiezen in hun public affairs voering voor de binnenroute. Zij zijn immers ervan in

public affairs voering binnen de thematiek van de woningmarkt en zullen

dus gebruik maken van hun toegang tot relevante beleidsmakers.

2.

In hun public affairs voering zullen zij een meer ‘economisch, marktgericht frame’

gebruiken. Dit frame zal tegenover het frame van de non-marktpartijen staan. Met

oog op de maatschappelijke en politieke agendering van het issue n aanloop naar de verkiezingen, zal er echter gezocht worden naar een dramatisch frame: ‘De starter’ die niet aan een geschikte woning kan komen,

bijvoorbeeld.

In hun public affairs voering zullen de non-marktpartijen een ‘maatschappelijk,

burgergericht frame’ gebruiken. Zij willen gedegen en betaalbare huisvesting op lange termijn wil borgen

in beleid (regulering), omdat de markt dat niet kan garanderen. Een maatschappelijk frame dus, maar gericht

een oplossing die geborgd wordt door beleid en de burger centraal zet.

3.

Het is de verwachting dat er geen sprake zal zijn van een formele of informele coalitie, alhoewel de marktpartijen wel als

één front gezien kunnen worden met betrekking tot de discussie over de aanpak

van het issue. De verwachting is dat er achter de schermen wel wordt samengewerkt. Tot slot is het de verwachting dat markpartijen in aanloop

naar de verkiezingen op zullen treden in

Gezien hun geschiedenis van nauwe samenwerking zullen de corporaties en gemeenten wel met elkaar samenwerken

en zaken op elkaar afstemmen. Van een formele of informele coalitie zal echter geen sprake zijn. Het is verder ook niet

de verwachting dat de huurders (Woonbond) op zullen treden in een

(26)

26 een ad hoc om het issue van een politieke

impuls te voorzien.

De verwachting is dat het regeerakkoord als zeer belangrijk wordt geacht voor lobbyisten. Het betreft immers de beleidsagenda van de regering en een vermelding hierin van hun issue kan als ‘haakje’ dienen voor (een voortzetting van) hun public affairs voering of lobbytraject, ook bij dit issue. Om het issue in het regeerakkoord te krijgen en de standpunten ten aanzien van het issue kenbaar te maken verwachten we dat de public affairs voering van stakeholders al in een vroeg stadium is ingezet via de binnenroute, om deze bijvoorbeeld in partijprogramma’s te krijgen en bespreekbaar te maken in Kamercommissies. Deze binnenroute is begaanbaar, omdat de betrokken stakeholders ervaren zijn in public affairs voering op onderwerpen rondom de woningmarkt. Om deze reden is het de verwachting dat alle stakeholders de binnenroute kiezen. Markpartijen zullen naar verwachting ook gebruik maken van de buitenroute in aanloop naar de verkiezingen, om het issue zo hogere prioriteit te laten genieten op de maatschappelijke en politieke agenda (Jones, 2005). Om in essentie commerciële belangen (zoals het uitbreiden van de vastgoedportefeuille en het realiseren van woningbouwprojecten) zullen de marktpartije n dus waarschijnlijk de aanjager zijn van de discussie. Mede omdat zij de genen zijn die de status quo (ten aanzien van het beheren en verhuren van middenhuurwoningen) pogen te veranderen. Via de buitenroute trachten ze een sense of urgency en maatschappelijk draagvlak te creëren en nog belangrijker: het frame te bepalen waarbinnen de discussie wordt gevoerd. Het is dus de verwachting dat de marktpartijen in het proces van agendering, via de binnen- en buitenro ute, trachten de probleemdefinitie in handen te houden om zo de manier waarop het debat wordt aangevlogen te kunnen controleren in hun voordeel. Ten aanzien van de politieke en maatschappelijke agendering is het de verwachting dat gaandeweg er belangrijke actoren aanhaken op het issue, die een bandwagon-effect kunnen verwezenlijken.

Bij de agendering van het issue, in de media en bij formulering over de aanpak van het issue, zal er sprake zijn van framing. Het is de verwachting dat marktpartijen naar buiten toe een meer dramatisch frame gebruiken om het issue meer aan te laten spreken als maatschappelijk issue (‘de middeninkomens die niet aan een geschikte woning kunnen komen’). Ten aanzien van de discussie over de aanpak van het issue zullen de marktpartijen een meer ‘marktgericht frame’ hanteren, waar corporaties en gemeenten gebruik zullen maken van een ‘beleids/reguleringsframe’, waarbij zij betaalbare huurwoningen op lange termijn willen borgen in beleid. Al met al is het de verwachting dat de keuzes ten aanzien van de public affairs voering

(27)

27 van stakeholders grotendeels verklaard kunnen worden vanuit de inzichten uit de literatuur over componenten van public affairs voering.

3. METHODOLOGIE (ONDERZOEKSOPZET)

3.1 Type onderzoek, methodologie en verantwoording

Dit onderzoek betreft een enkelvoudige casusanalyse over de public affairs voering van stakeholders omtrent de middenhuurproblematiek. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van documentanalyse en vier semigestructureerde diepte-interviews met vertegenwoordigers van belangrijke stakeholders uit alle hoeken van het speelveld.

Bij de uitvoering van de documentanalyse worden gegevens geanalyseerd uit nieuwsberichte n, rapporten en informatie van afkomstig van de websites van de stakeholders. Zodoende kan er een constructief beeld gevormd worden over de belangen van stakeholders en maatschappelijke , bestuurlijke en politieke ontwikkelingen die mogelijk relevant zijn voor de (public affairs) route naar het regeerakkoord van 2017. De informatie verkregen uit diepte-interviews met lobbyiste n bieden inzichten over de ervaringen, het speelveld en de keuzes die er zijn gemaakt met betrekking tot de public affairs voering van stakeholders rondom de middenhuurproblemat iek. De interviews worden afgenomen bij vertegenwoordigers van zowel markpartijen als non-marktpartijen. Verder verkrijgen we uit de interviews ook informatie over hoe public affairs professionals aankijken tegen een regeerakkoord als beleidsdocument en hoe hier naartoe wordt gewerkt. Aan de hand van de informatie uit deze interviews kan tevens geanalyseerd worden in hoeverre en op welke wijze de componenten van public affairs voering uit de literatuur terug te vinden zijn in de public affairs voering van stakeholders. En nog belangrijker: in hoeverre de informatie hierover overeenkomt met de verwachtingen zoals geformuleerd in dit onderzoek. Deze informatie dient als belangrijke aanvulling op van de gegevens die naar voren komen uit de documentanalyse en bieden duiding en verdieping over verklaringen voor de keuzes die gemaakt worden over public affairs voering. Het belangrijkste aan de interviews is dus om te achterhalen welke keuzes de stakeholders hebben gemaakt en in hoeverre deze keuzes overeenkomen met de geformuleerde verwachtingen. De tijdsperiode waarbinnen dit onderzoek zijn analyse uitvoert betreft de periode vanaf de publicatie van het regeerakkoord 2012 tot aan de publicatie van het regeerakkoord 2017. Daarbij zal er extra aandacht zijn voor de periode circa één jaar voorafgaand aan het regeerakkoord 2017, om zo dieper in te kunnen gaan op de periode voorafgaand aan de verkiezingen en de periode erna: het formatieproces.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit is een gemiste kans, omdat op deze manier investeringen in het bedrijfsleven met een hoge maatschappelijke waarde (veel vermeden CO2-emissies voor weinig kosten) niet

Er wordt verwezen naar plannen en investeringen samen met provincies, maar daar wordt geen extra geld voor uitgetrokken.. Daar zou echter wel aanleiding

De Algemene Rekenkamer constateert dat de ministeries bij de uitwerking van het Strategisch Akkoord in de beleidsprogramma’s vaak geen relatie hebben gelegd met de beleidsdoelen

Actieve participatie, sociale cohesie, zelfredzaamheid en zelf oplossend vermogen zijn belangrijke onderdelen van oplossingen om stijgende uitgaven aan zorg, opvang en hulp

Als de peuterspeelzalen onder de eisen van de wet kinderopvang worden gebracht, moet het peuterspeelzaalwerk niet alleen worden gezien als een arbeidsmarktinstrument, maar juist

heeft de VNG bij het kabinet gepleit voor een transformatiefonds bovenop het macrobudget voor een periode van vier jaar om gemeenten met een tekort meer tijd te geven om

 De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten: dit betreft niet alleen de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, maar ook de zorg voor

uitvoeringstechnisch verantwoordelijk voor de uitvoering van alle jeugdzorg die nu onder het Rijk, de provincies, de gemeenten, de AWBZ en de ZvW valt.. Alle gelden die