• No results found

De verwachting luidt dat alle stakeholders de binnenroute zouden nemen, maar alleen de marktpartijen daarnaast ook de buitenroute zouden kiezen. Uit de documentanalyse en de interviews blijkt dit te kloppen. Uit de interviews komt naar voren dat gemeenten, maar ook de andere stakeholders rondom dit issue, met name de binnenroute kiezen. “Wij hebben al de juiste

contacten binnen op de ministeries en in de Kamer” (persoon C). “Wat betreft onze route zijn we heel opportunistisch: alleen als een onderwerp stagneert, nemen we de buitenroute. Dat was voor dit onderwerp niet nodig. Met name IVBN ging ermee aan de haal en heeft er voor gezorgd dat de aandacht voor het onderwerp niet verzwakte. IVBN wilde zich duidelijk

45

profileren op dit onderwerp” (persoon C). Deze geïnterviewde vertegenwoordigt een

belangrijke marktpartij. Verder komt uit de interviews naar voren dat de binnenroute vaak de voorkeur geniet, omdat de contacten er al zijn en men precies weet bij wie ze voor wat moeten zijn. “Je kan niet altijd bogen op je achterban om toegang te krijgen tot beleidsmakers. Je moet

kunnen aantonen wat je kan bijdragen aan een discussie. Ze moeten een reden hebben om naar je te luistern” (persoon D). De toegang tot de beleidsmakers is er dus al, maar moet per issue

wel kunnen worden gelegitimeerd. “Wij hebben het voordeel dat wij een grote

brancheorganisatie zijn met een oud-politicus die onze belangen behartigt. Dit leidt er vaak zelfs toe dat bewindspersonen of ambtenaren bij ons aankloppen in plaats van andersom”

(persoon C). Van toegangsprivileges lijkt dus ook enigszins sprake. De binnenroute is immers niet voor iedereen even toegankelijk (van den Berg, 1998: 48).

Persoon A vertelt verder over de binnen -en buitenroute: “Lobbyen vindt voor 90% plaats

achter de schermen, bij ambtenaren op ministeries. Hier moet in eerste instantie draagvlak gecreëerd worden voor je standpunten. …Timing is daarbij ook zeer belangrijk. Wij gingen in gesprek met beleidsmakers vanaf het moment dat er berichten uitkwamen over de (dreigende) woningnood. Dit is een trigger, een signaal, dat er ambtenaren aan de slag gaan met beleid over dit onderwerp. Hier moet je op tijd bijzijn. Het leeuwendeel van het lobbyen vindt namelijk plaats op de ministeries. Ook met oog op een regeerakkoord. Ambtenaren op ministeries stellen ‘fiches’ op over mogelijke beleidsvoering op alle mogelijke onderwerpen. Deze fiches vinden uiteindelijk hun weg naar de formatietafel, waarbij de coalitiepartijen vervolgens een selectie maken. Het is dus de truc om je standpunten gestalte te laten krijgen in deze fiches. Om dat voor elkaar te krijgen moet je er dus op tijd bijzijn. Het is dus zaak om te weten door wie deze fiches worden geschreven en wanneer”. In lijn met de theoretische verwachtingen is de public

affairs voering van stakeholders dus al in een vroeg stadium ingezet. “Wat ook heel effectief

kan zijn is het organiseren van een dialoogsessie met de ‘hoogste bazen uit de sector’ en bijvoorbeeld de minister en andere belangrijke bewindspersonen. …Hier geldt dan de ‘Chatham House rule’, wat betekent dat de bewindspersonen, maar ook de rest van de deelnemers – als individu – vrijuit kunnen spreken en met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Hierbij geldt dus dat alles in vertrouwen wordt gezegd en niet naar buiten gebracht mag worden. …Zulke dialoogsessies kunnen interessante dingen opleveren. Een dergelijke sessie hebben we ook eens georganiseerd met als onderwerp de woningmarkt” (persoon C). Dit

46

“Je ziet dat IVBN en andere marktpartijen op dit issue ook aan outside lobbying hebben gedaan. Dit kan echter werken als een boomerang: het kan namelijk irriteren (bij de beleidsmakers), waardoor je jezelf op den duur buitenspel zet. …Vanuit onze positie kunnen wij doorgaans, hoe graag we dit ook willen, niet reageren op bijvoorbeeld berichten in de media. Wij moeten namelijk een geloofwaardige gesprekspartner blijven waarmee je zaken kan doen”

(persoon A). Desalniettemin komt uit de interviews met marktpartijen ook naar voren dat er in de public affairs voering grotendeels gebruik is gemaakt van de binnenroute: “Wij hebben het

issue met name intern besproken, bij de ministeries en de Kamer. Het organiseren van de verkiezingsbijeenkomst is daar dus een uitzondering op” (persoon D). Het is dus echter wel

zaak om de binnenroute te bewaken en er voor te zorgen dat je, door het nemen van de buitenroute, wel geloofwaardig blijft bevonden in de binnenroute. Al met al kunnen kan er bevestigd worden dat de stakeholders inderdaad al vroeg de binnnenroute hebben gekozen wat betreft dit issue en dit ook konden, omdat zij al ervaren zijn op onderwerpen over de woningmarkt en daarbij al regelmatig als gesprekspartner naar optreden bij de beleidsmakers. Tevens kan er, ook op basis van de interviews en documentanalyse, bevestigd worden dat slechts de marktpartijen rondom dit issue naast de binnenroute deels ook de buitenroute hebben genomen. Zo hebben zij persberichten gepubliceerd, komen zij voor in mediaberichten en hebben zij een verkiezingsdebat georganiseerd. Een combinatie van de binnen -en de buitenroute en dus in lijn met de verwachtingen. Tevens in lijn met de verwachtingen is dat de non-marktpartijen zich in hun public affairs voering hebben beperkt tot de binnenroute. De beargumentering voor het kiezen van de buitenroute door marktpartijen lijkt dus hout te snijden. De marktpartijen hebben immers baat bij de prioritering van het issue in aanloop naar de verkiezingen, om het zo in het regeerakkoord terug te laten komen. Zij hebben immers belang bij het realiseren van woningbouwprojecten, het uitbreiden van de vastgoedportefeuille of het verhuren en beheren van meer woningen in het middensegment.

Zodoende kunnen we concluderen dat de verwachtingen over inside en outside lobbying grotendeels overeenkomen met de gegevens die naar voren komen uit ons onderzoek. Het lijkt inderdaad zo te zijn dat de binnenroute door stakeholders gekozen wordt, omdat zij al ervaren zijn, hun contacten op de ministeries en in de Kamer al hebben en al regelmatig met hen in gesprek zijn over onderwerpen rondom de woningmarkt. De buitenroute lijkt alleen te worden verkozen als de aandacht voor een issue verzwakt, maar dat is hier niet het geval geweest. Er is door de marktpartijen echter wel gekozen voor de buitenroute, met als doel om het issue hogere prioriteit te laten genieten c.q. een politiek item te laten worden in aanloop naar de verkiezinge n

47 en het regeerakkoord. De non-marktpartijen beperkten zich tot de binnenroute, omdat zij hun geloofwaardigheid moeten behouden en dit wellicht in gevaar gebracht zou kunnen worden door op te treden in de media. Tot slot vinden we dat veel stakeholders gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om tijdens het formatieproces een brief te schrijven naar de informa te ur (VNG, 2017; NVM, 2017; Woonbond, 2017; Bouwend Nederland, 2017; IVBN, 2017b; Neprom, 2017). “Dit is een obligate actie” (persoon D). De geïnterviewden zeggen allen dat dit verder geen invloed meer heeft op hetgeen dat in het regeerakkoord gaat komen, maar dat dit wel een “sluitstuk” is op een lobbytraject (persoon B). Een andere geïnterviewde (persoon D) zegt juist weer dat de inhoud van een brief een haakje kan bieden voor na de publicatie van het regeerakkoord, omdat je hier dan naar kan verwijzen (persoon D). Hoe dan ook wordt de vermelding van het issue in het regeerakkoord door alle geïnterviewden als zeer belangr ijk bevonden, omdat dit de randvoorwaarden geeft voor het verdere verloop en behandeling van het issue. Een haakje voor de verdere inrichting van de public affairs voering van stakeholder in deze kabinetsperiode, dus.