• No results found

Coalities rondom de middenhuurproblematiek

Op basis van de literatuur konden we niet eenduidige uitspraken doen over wat we verwachten over eventuele coalitievorming. Desalniettemin verwachtten we dat de non- marktpartijen noch de marktpartijen met elkaar op zouden trekken in een formele coalitie. Uit de interviews komt echter naar voren dat de gemeenten en corporaties achter de schermen inderdaad al veel met elkaar samenwerken en wat betreft dit issue ook de public affairs voering op elkaar afstemmen, bijvoorbeeld in aanloop naar gesprekken aan de Samenwerkingsta fe l. Aan de andere kant lijkt hier ook sprake van te zijn bij de marktpartijen: “IVBN en Neprom

zitten in hetzelfde pand, dus zullen ongetwijfeld het één en ander met elkaar afstemmen wat betreft dit issue” (persoon C). Verder wijdt persoon A verder uit over coalitievorming omtrent

het issue: “We zien hier grofweg twee ‘coalities’ tegenover elkaar staan: de woningcorporaties

(Aedes), de gemeenten (VNG) en de G4 aan de ene kant en de institutionele beleggers (IVBN), vastgoedmanagers (VGM NL) en projectontwikkelaars (Neprom) aan de andere kant. Beide kanten hebben andere ideeën over de aanpak van de middenhuurproblematiek..” Persoon D

zegt dit ook te herkennen, maar zegt dat er niet sprake is van een massief blok. “De Woonbond,

gemeenten en corporaties hadden ook wel eens een discussie met elkaar (aan de Samenwerkingstafel). Bij de marktpartijen was dit ook het geval” (persoon D).

De enige (in)formele coalitie die we terugvinden is de ad hoc coalitie NVM-VGM NL, die samen een verkiezingsbijeenkomst organiseerden om zo het issue nog meer een “politiek item

48

te laten worden” (persoon D) in de campagneperiode en in het regeerakkoord. Desalniette min

is er volgens persoon A dus wel sprake van twee coalities rondom issue. Persoon C nuanceert dit echter: “Onderling is er vrij regelmatig contact met allerlei stakeholders die betrokken zijn

bij issues op de woningmarkt. Dit contact is dan vaak informeel, op bijeenkomsten bijvoorbeeld. Van formele onderlinge afstemming is dus niet echt sprake. Bij sommige issues sta je tegenover elkaar en bij sommigen juist weer naast elkaar. Dit verschilt per onderwerp en soms komt het dan uit dat je dezelfde positie inneemt op een issue, maar dat er dan sprake is van een formele coalitie vind ik wat zwaar klinken. …Toch denk ik dat er wel een aantal partijen zijn die op dit issue eerder naar elkaar worden toegetrokken”. Persoon D zegt dat er op individueel niveau

wel contact is met andere stakeholders over dit issue, maar dat er geen concrete dingen met elkaar worden afgesproken over de public affairs voering. “Op andere onderwerpen wordt er

wel opgetrokken in een coalitie, zoals bij de Woonagenda“ (persoon D). Desalniettemin durven

andere geïnterviewden (A en C) wel stelliger te zeggen dat er rondom dit issue homogene coalities aangewezen kunnen worden. Een verklaring voor de uiteenlopende antwoorden kan zijn dat een coalitie voor de één klinkt als een zwaar begrip, waar anderen het wat abstracter zien en meer denken in overeenkomende standpunten dan in een (in)formele alliantie.

Als we kijken naar coalitievorming rondom dit issue, kunnen we concluderen dat er wel sprake is van twee fronten die tegenover elkaar staan: de marktpartijen versus de non-marktpartije n. Deze hebben echter niet opgetreden in een formele coalitie, maar doen dit wel bij wat abstractere, breder gedragen onderwerpen, waarbij de belangen duidelijk overeenkomen. Een voorbeeld hiervan is het integrale hervormingsplan van de woningmarkt: ‘Wonen 4.0’ (persoon D). De enige coalitie die we terug kunnen vinden in de casus is de ad hoc coalitie van twee marktpartijen, die door het organiseren van een verkiezingsbijeenkomst het issue nog een impuls wilden geven. Dit alles is in lijn met de verwachtingen.

Een verklaring voor het uitblijven van duidelijke coalities rondom dit issue zou kunnen zijn dat de belangen van de stakeholders niet dusdanig overeenkomen dat het de moeite waard is om een coalitie te vormen. Daarnaast zijn de stakeholders vertegenwoordigt aan de Samenwerkingstafel, waarbij zij hun individuele invloed willen laten gelden en dit zichzelf niet buitenspel willen zetten door op te treden in een coalitie. De complexiteit van het issue – op landelijke en lokaal niveau – en daarmee de uiteenlopende belangen bij stakeholders lijken een verklaring te bieden voor het uitblijven van (in)formele allianties rondom dit issue.

49

6. CONCLUSIE EN DISCUSSIE

6.1 Conclusie

In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal: Hoe kunnen de keuzes aangaande

inside en outside lobbying, framing en coalitievorming, als componenten van public affairs voering van stakeholders rondom de middenhuurproblematiek, verklaard worden?

We kunnen concluderen dat alle stakeholders de binnenroute hebben gekozen. Dit omdat zij ervaren zijn in hun public affairs voering op het thema wonen en doorgaans dus al toegang hebben tot relevante beleidsmakers. Hun toegang wordt gelegitimeerd door hun achterban, hun directe belangen of hun inhoudelijke toevoeging ten aanzien van het issue. De binnenroute werd al in een vroeg stadium ingezet. Waar de non-marktpartijen zich beperkten tot de binnenro ute, kozen de markpartijen voor een combinatie met de buitenroute. In aanloop naar de verkiezinge n en het regeerakkoord hebben zij gebruik gemaakt van de buitenroute middels persberichten en het organiseren van een verkiezingsbijeenkomst. Dit is gedaan met als doel om het issue een politiek item te laten worden bij de verkiezingen en daarna, in het regeerakkoord.

Verder zien we dat er twee blokken tegenover elkaar staan met betrekking tot dit issue: de marktpartijen versus de non-marktpartijen. Er lijkt echter geen sprake te zijn van strategische (in)formele coalitievorming, alhoewel de marktpartijen (NVM en VGM NL) bij het organisere n van de verkiezingsbijeenkomst wel op zijn getrokken in een ad hoc coalitie. Wel is er regelmat ig (in)formeel contact tussen de stakeholders, maar worden er doorgaans geen concrete afspraken gemaakt over de public affairs voering. Ook binnen de twee blokken lijken de stakeholders volgens de geïnterviewden bij de Samenwerkingstafels weleens tegenover elkaar te staan met betrekking tot dit issue. Desalniettemin komt naar voren dat er twee frames tegenover elkaar staan met betrekking tot de aanpak van het issue: het maatschappelijke frame (non- marktpartijen) aan de ene kant en het economische frame (marktpartijen) aan de andere kant. Bij de marktpartijen zien we het sterke ‘marktframe’ terug, waar we bij de non-marktpart ije n niet een eenduidig, helder frame vinden, maar deze wel is gericht op het borgen van betaalbare woningen voor de burger in beleid.

Kortom, de keuzes die stakeholders hebben gemaakt rondom de genoemde componenten van public affairs voering zijn grotendeels te verklaren vanuit de inzic hten uit de public affairs literatuur.

50 6.2 Discussie: beperkingen onderzoek en interpretatie onderzoeksresultaten

In de aard van het onderzoek ligt ook de beperking. Het betreft een enkelvoud ige casusanalyse en er wordt niet gebruik gemaakt van een statistische analyse die kan bogen op een sufficiënt en representatief aantal waarnemingen. De bevindingen uit dit onderzoek zijn dus niet te generaliseren, alhoewel de casus wel representatief is voor de Nederlandse context incluis het polderen en het regeerakkoord. Zodoende kan er wel beargumenteerd worden dat er sprake is van een zekere mate van externe validiteit, alhoewel gering. Tevens biedt de informatie uit de interviews ook inzichten in public affairs voering in Nederland in het algemeen en de route naar een regeerakkoord. Verder kan er gezegd worden dat het onderzoek intern valide is, alhoewel dit wel genuanceerd moet worden. De bevindingen uit ons onderzoek kunnen immers bogen op informatie uit de documentanalyse en de diepte-interviews, waardoor we zouden kunnen beargumenteren dat we een constructief beeld hebben gekregen over de keuzes die stakeholders hebben gemaakt ten aanzien van hun public affairs voering (hetgeen waar het onderzoek op gericht is). De interviews zijn afgenomen bij vertegenwoordigers van stakeholders uit alle hoeken van het speelveld, waardoor we voor de verschillende soorten stakeholders een omvattend beeld hebben kunnen krijgen over hun public affairs voering. Alhoewel we alle stakeholder benaderd hebben, hebben we ze niet allemaal kunnen interviewen, waardoor een alomvattend beeld helaas uitblijft. De semigestructureerde opzet van de interviews geeft ruimte om de geïnterviewden zo breed doch specifiek mogelijk te laten antwoorden en vertellen. Daarbij moet er gezegd worden dat de informatie uit deze intervie ws mogelijk onderhevig is aan interpretatie, zowel vanuit de vraagstelling als de antwoorden hierop. Ook zou bepaalde informatie niet gegeven kunnen worden, ondanks dat hiernaar gevraagd wordt, omdat de geïnterviewde dit vanuit zijn/haar professionele discretie geacht wordt te doen. Het is dus mogelijk dat we om deze redenen wellicht een minder volledig beeld hebben gekregen over de keuzes die stakeholders hebben gemaakt en waarom. Verder kunnen er factoren, anders dan de factoren die worden meegenomen in het onderzoek, van invloed zijn op de keuzes die stakeholders hebben gemaakt. Zo zouden stakeholders gaandeweg hun prioriteiten op lobbygebied ergens anders kunnen leggen, of lagen deze al ergens anders. Ook kunnen we niet in alle gevallen achterhalen om welke reden(en) keuzes zijn gemaakt en of dit wel is te plaatsen onder de componenten van public affairs voering zoals wij deze hier behandelen. Tot slot is public affairs voering (“het repertoire”) vanzelfsprekend breder dan alleen de componenten die we meenemen in dit onderzoek.

51 Desalniettemin biedt dit onderzoek unieke inzichten in de public affairs voering rondom één specifiek issue in de context van het Nederlandse poldermodel en regeerakkoorden. De bevindingen uit dit onderzoek bieden een kijkje in de public affairs voering vanuit het perspectief van verschillende stakeholders op rondom één issue. Interessant is om te zien dat de binnenroute bij deze stakeholders de voorkeur geniet en de buitenroute alleen wordt gekozen als het issue nog niet afdoende aandacht geniet of zou genieten in aanloop naar het regeerakkoord. De inzichten over coalitievorming zijn interessant te noemen, omdat het vormen van een formele alliantie meer een uitzondering dan regel lijkt te zijn, afgaand op de intervie ws. Alleen bij duidelijk gedeelde belangen en doelen worden er formele coalities gevormd. Desalniettemin is er wel regelmatig (in)formeel contact tussen stakeholders, maar worden er doorgaans geen concrete afspraken gemaakt over de public affairs voering. Verder kunnen de inzichten over framing slechts beamen dat economische frames doorgaans gebruikt worden door markpartijen en maatschappelijke frames juist door non-marktpartijen.

Al met al liggen de inzichten uit het onderzoek grotendeels in het verlengde van hetgeen dat je zou verwachten op basis van de public affairs literatuur en ook geformuleerd zijn in dit onderzoek (figuur 1 en tabel 1). Dit betekent dat de inzichten uit de literatuur over de betreffende componenten van public affairs voering een verklaring kunnen bieden voor de keuzes die in de praktijk hierover worden gemaakt. De public affairs literatuur heeft echter veelal betrekking op de Europese en Amerikaanse context en niet op de Nederlandse. Zodoende kunnen de bevindingen uit dit onderzoek een vertrekpunt bieden voor meer onderzoek naar de public affairs voering in Nederland en geïnterpreteerd worden tegen de achtergrond van de Nederlandse bestuurlijke, politieke en maatschappelijke context. De binnenroute in de EU ziet er niet hetzelfde uit als die in Nederland, om maar een voorbeeld te noemen.