• No results found

Een toekomst voor nostalgie: dialect en non-standaard taalgebruik in Kevin Barry’s futuristische roman City of Bohane vertaald naar het Nederlands

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een toekomst voor nostalgie: dialect en non-standaard taalgebruik in Kevin Barry’s futuristische roman City of Bohane vertaald naar het Nederlands"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Master Taalwetenschappen: Vertalen

Master Thesis

Een toekomst voor nostalgie: dialect en non-standaard taalgebruik in Kevin Barry’s futuristische roman City of Bohane vertaald naar het Nederlands

Nicole Jansen 10196803 September 2017 Supervisor: Dr. Eric Metz

(2)

Inhoudsopgave

1. Korte inhoud 4

2. Inleiding 5

2.1 Onderzoeksvraag 7

Deel I : Theoretisch kader

3. Theoretisch kader 10

3.1 Standaard taalgebruik: een definitie 10

3.2 Functies van literaire dialecten 11

3.3 Problemen voor de vertaler 11

3.4 Vertaalstrategieën 19

3.4.1 Behouden/niet behouden van non-standaard taalgebruik 20

3.4.2 Normalisatie 21

3.4.3 Dialectisering 21

3.4.4 Behouden van talige variaties 23

3.4.5 Domesticatie (gebruik van bekende elementen) 24

3.4.6 ‘Foreignization’ (gebruik van onbekende elementen) 26 3.5 Het Ierse dialect (in het bijzonder de regio’s Limerick en Cork) 29

3.5.1 Vocabulaire 32

3.5.1.1 Archaïsch/ regionaal woordgebruik in het Ierse Engels 33

3.5.1.2. Ierse leenwoorden 34

3.5.2 Morfologie 36

3.5.3 Persoonlijke voornaamwoorden 37

3.5.4 Zinsbouw 39

3.5.5. Spreektaal 41

Deel II: De vertaling het eerste hoofdstuk uit City of Bohane: een analyse

4. De Nederlandse vertaling van het hoofdstuk The Nature of the Disturbance uit City

of Bohane: De Aard van de Onrust 44

(3)

5.1 Het gebruik van verschillende elementen uit Nederlands dialect en

non-standaard taalgebruik 69

5.2 Rotterdams 69

5.2.1 Huissie Boompie Beessie 71

5.2.2 Het wegalten/toevoegen van de –t 71

5.2.3 Het vervoegen van werkwoorden 72

5.2.4 Vocabulaire 74

5.2.5 Daaro en Hiero 75

5.2.6 Persoonlijke voornaamwoorden 76

5.2.7 Betekenisverandering: liggen en leggen, kunnen en kennen 77

5.3 Amsterdams 78

5.3.1 Amsterdamse klanken 78

5.3.2 Vocabulaire 79

5.3.3 Dubbele ontkenning 80

5.3.4 Voor voor om te, die & dat, die voor wie 81

5.3.5 Persoonlijke voornaamwoorden 81 5.3.6 Werkwoorden 82 5.4 Straattaal 82 5.5 Bargoens 83 5.6 Sociolect 87 6. Conclusie 88 7. Bibliografie 90

(4)

1. Korte inhoud

Deze scriptie bestaat uit een vertaling van het eerste hoofdstuk van de Ierse roman City of Bohane van Kevin Barry en een analyse van deze vertaling met behulp van verschillende vertaalstrategieën. City of Bohane is een futuristische roman. In het Ierland van de toekomst is ook de ontwikkeling van de taal niet stil blijven staan. Kevin Barry heeft zelf een futuristisch dialect gefabriceerd dat in zijn denkbeeldige stad Bohane wordt gebruikt. Dit taalgebruik is een combinatie van verschillende dialecten en straattaal en roept een nostalgische sfeer in de roman op. Zo’n roman levert in vertaling natuurlijk de nodige problemen op. Hoe een dialect te vertalen dat in de broncultuur zelf niet bestaat? De geldende norm in de vertaalwereld is toch wel dat het vertalen van dialect een groot verlies betekent: het origineel verliest zijn oorspronkelijkheid. Een dergelijke vertaling wordt zelfs vaak beschouwd als een ondankbare en eigenlijk ook onmogelijke taak. In deze scriptie onderzoek ik hoe City of Bohane toch vertaald kan worden naar het Nederlands: welke strategieën kunnen worden toegepast op de vertaling van City of Bohane, en wat zijn de beweegredenen hierachter?

Keywords: Dialect, Translation, Dutch, Irish English, Kevin Barry, City of Bohane,

(5)

2. Inleiding

Forty years in the future. The once-great city of Bohane on the west coast of Ireland is on its knees, infested by vice and split along tribal lines. There are the posh parts of town, but it is in the slums and backstreets of Smoketown, the tower blocks of the Northside Rises and the eerie bogs of Big Nothin’ that the city really lives (Barry 2).

Kevin Barry wordt gezien als een typisch Ierse schrijver en meester in het schrijven van het korte verhaal. Hij publiceerde in 2007 en in 2012 twee bundels met korte verhalen: There are Little Kingdoms en Dark Lies the Island die (deels) in Nederlandse vertaling verschenen. Zo werden een paar verhalen van de bundels There are Little Kingdoms en Dark Lies the Island samengenomen in de Nederlandse bundel Donker ligt het Eiland, vertaald door Auke Leistra, maar bleven er ook veel onvertaald. In 2011 kwam zijn debuutroman City of Bohane uit, waarvoor hij in 2013 de International IMPAC Dublin Literary Award ontving. Deze roman speelt zich af in het Ierland van de toekomst, waar in het jaar 2053 een bende van onverlaten de stad Bohane bestiert. Logan Hartnett heeft als godfather van deze bende, de Hartnett Fancy, al jaren een ijzeren grip op de stad. In deze toekomst is er geen duidelijke aanwezigheid van technologie, we kunnen misschien spreken over een soort retro-toekomst, zoals Kevin Barry de toekomst in zijn roman zelf ook beschrijft (the Guardian 2012). Een wereld buiten de stad Bohane lijkt niet te bestaan, tenminste niet voor de inwoners van de stad. De omgeving buiten de stad wordt aangeduid met Big Nothing. In dit Ierland van de toekomst is ook de ontwikkeling van de taal niet stil blijven staan. Voor de roman gebruikt Barry een dialect dat hij zelf gefabriceerd heeft. Barry werd geboren in het Ierse Limerick en bracht een groot deel van zijn jeugd door in Cork. De taal die hier door de werkende klasse gebezigd werd beviel hem en heeft in sterke mate zijn schrijfsels beïnvloed. Het dialect in

(6)

City of Bohane is een combinatie van de dialecten uit Limerick en Cork. Taal is een van de meest opvallende componenten uit het boek. De taal in City of Bohane zet de sfeer, vervreemdt ons en daagt ons uit. Het zijn niet de nieuwste technologische ontwikkelingen die het gevoel veroorzaken ons in een nabije toekomst te bevinden, maar vooral de Ierse taal roept dit gevoel bij de lezer op. Barry beschrijft dat de taal in City of Bohane een van de moeilijkste hindernissen tijdens het schrijven was:

It involved recasting the English language to convincingly describe the life of a malevolent west of Ireland city in the middle of the 21st century. The novel is a kind of weird retro-fitted future-Western, with lots of gratuitous swearing, hideous violence, perverse sex and powerful opiates, but above all it's a projection of what the street talk might sound like among hipster hoodlums in such a city in the 2050s (the Guardian 2012).

Een zelfgecomponeerd dialect dus, dat de straattaal in 2050 voorstelt. Toch is Barry’s woordgebruik ook nostalgisch en gebaseerd op de taal uit zijn vroege jeugd. Uit kritieken en recensies die over City of Bohane gaan, blijkt ook dat de taal een significante rol speelt in de beleving van de lezer. Zo schreef The Guardian over Barry’s debuut het volgende: “Barry's vernacular, like his plot, is a wonderful blend of past, present and imagined future (the Guardian 2011). Ook de Huffington Post schreef in vergelijkbare bewondering over Barry’s taalgebruik:

His descriptions are keen and unforgettable . . . . and his dialogues in a language that is Bohane’s own, but all too understandable. Words like scudhole and shkelp and lackeen and the name of their great spirit of preservation. “Sweet Baba Jay,” fill the mouths of Barry’s characters, spilling out in alliterations and rhyming slangs that

(7)

make hideous ideas and curses and suggestions sound like poetry (Huffington Post 2013).

Zo’n roman levert in vertaling natuurlijk de nodige problemen op. Wellicht dat dit de reden is dat er zes jaar na dato nog geen vertaling in het Nederlands is verschenen. Want hoe een dialect te vertalen dat in de broncultuur zelf niet bestaat, en gebaseerd is op verschillende dialecten uit het Iers en straattaal? Binnen de vertaalwereld wordt over het algemeen toch wel verondersteld dat bij het vertalen van dialect een grote mate van de oorspronkelijkheid van de brontekst verloren gaat. Dialect brengt een grote mate van culturele context met zich mee en dus valt er veel informatie te verliezen. Soms wordt een dergelijke vertaling zelfs neergezet als een ondankbare en eigenlijk ook onmogelijke taak (Newmark 195). Peter Newmark stelt dat het wel mogelijk is om dialect te vertalen en geeft het als de meest prominente taak van de vertaler om de functie van het dialect in de tekst te bepalen. Wanneer men weet waarom een bepaald dialect gebruikt wordt in de tekst kan men tot een bepaalde vertaalstrategie beslissen. Een functie van een dialect kan zijn: het laten zien van sociale verschillen, simpelweg de uitlichting van non-standaard taalgebruik of lokale culturele elementen uitlichten (Newmark 195). Allemaal beweegredenen die de vertaler zal moeten onderzoeken bij het vertalen van een roman met dialect.

2.1 Onderzoeksvraag

In deze scriptie ga ik deze beweegredenen onderzoeken. Bovendien zal ik verschillende vertaalstrategieën bespreken en een vertaalstrategie bepalen voor het vertalen van City of Bohane naar het Nederlands. In het eerste deel van deze thesis zal ik een theoretische uiteenzetting geven over de problemen die komen kijken bij het vertalen, en de strategieën waarmee een vertaler zich kan bewapenen wanneer hij/zij begint aan het

(8)

vertalen van een literaire tekst en in het bijzonder een literair dialect. Zo zal ik dieper ingaan op het vertaalmodel van Sara Ramos Pinto dat zij in haar artikel “How important is the way you say it” bespreekt. Ook de tekst “Translating Place : Linguistic Variation in Translation” van Alexandra Assis Rosa vormt een belangrijke leidraad in dit theoretische kader, evenals het iconische werk Vertalen wat er staat van Arthur Langeveld. Ik zal ook het dialect beschrijven dat gebruikt wordt in City of Bohane. Het tweede deel van mijn scriptie zal een analyse zijn van mijn vertaling van het eerste hoofdstuk van City of Bohane: The Nature of the Disturbance. Welke strategieën kunnen we toegepast worden op de vertaling van City of Bohane, en wat zijn de beweegredenen hierachter?

(9)
(10)

3. Theoretisch kader

3.1 Standaard taalgebruik: een definitie

De betekenis van standaard taalgebruik lijkt erg voor de hand liggend, maar waarover hebben we het nou precies als we deze term gebruiken? De mate van begrijpbaarheid van een tekst wordt vaak uitgedrukt in termen van standaard en niet-standaard taalgebruik. De distinctie tussen standaard en niet-standaard taalgebruik suggereert vaak een verschil in status en prestige. Hatim en Mason benadrukken in hun iconische werk Discourse and the Translator echter dat, hoewel dit verschil in prestige bestaat, deze scheiding niet moet worden opgevat als enig waardeoordeel binnen de taalwetenschap (Hatim en Mason 42). Een misvatting is ook dat de meerderheid van de sprekers van een taal de standaardtaal gebruiken, en dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Hoewel het verschil tussen de varianten van taalgebruik vaak gezien wordt als een kwestie van centrum en periferie, benadrukken Hatim en Mason juist het functionele gebruik van een bepaalde taalvariant. Het is dan niet zozeer belangrijk om een scheiding te maken tussen het centrum en de periferie, maar het wordt belangrijker om te kijken naar hoe, waar en door wie een bepaalde taalvariant gebruikt wordt.

Het ontstaan van de standaardvariant van een taal is een uiterst complex proces dat wordt gereguleerd door factoren als literatuur, media en onderwijs. Hoe en waar een bepaald taalgebruik wordt gebezigd is hierbij erg belangrijk, en daarom moet de functionele variatie van taalgebruik in consideratie worden genomen. Bepaalde codes van taalgebruik suggereren binnen een maatschappij namelijk ook een bepaalde identiteit, waarbij de waarden van een specifieke sociale groep of klasse worden opgeroepen. Deze gebruiksgerelateerde vormen van taalgebruik overlappen vaak met elkaar (Hatim en Mason 43).

(11)

3.2 Functies van literaire dialecten

Er wordt in de literatuur veelvuldig van dialecten gebruik gemaakt om een karakter meer levensecht te maken. Naast de inhoud van hetgeen een personage zegt, is ook de manier waarop iemand zich uitspreekt erg belangrijk. Een dialect wordt dan ook vaak gebruikt als middel om een personage te karakteriseren. Op het eerste gezicht roept een dialect al specifieke associaties op. Vaak zijn dit stereotype vooroordelen en beelden. We kunnen bijvoorbeeld een inschatting maken van waar een karakter vandaan komt en hoe het zich verhoudt tegenover de omgeving. Staan ze hoog of juist laag op de sociale ladder, zijn ze hoogopgeleid, komen ze uit een specifieke regio of stad? Een dialect is dus een effectieve manier om herkenning op te roepen bij een lezer (Pinto 290).

Een literair dialect is echter zelden een natuurgetrouwe weergave van een gesproken dialect. Omdat het op schrift moet worden gesteld is een dialect altijd een “literaire recreatie” die zich niet al te nauwkeurig verhoudt tot de werkelijkheid (Pinto 290). Auteurs en vertalers kiezen er ook vaak voor om een dialect eenvoudiger weer te geven dan het in het echt is. Ook een lezer die niet bekend is met een specifiek dialect moet de tekst tenslotte kunnen begrijpen zonder al te veel moeite te hoeven doen om te ontcijferen wat er nou eigenlijk staat. Een literair dialect moet dan ook worden onderscheiden van dialecten die men in het dagelijks leven kan tegenkomen.

3.3 Problemen voor de vertaler

De algemene consensus binnen de Nederlandse literatuur en vertaalkritiek is toch wel dat dialect niet met dialect zou moeten worden vertaald. Toch zijn er critici die vinden dat deze norm doorbroken moet worden. Cees Koster noemt een dergelijke norm in zijn recensie over Trainspotting ‘paradoxaal’.

(12)

Een paradoxale vertaalnorm: dialect moet niet met dialect worden vertaald. De heersende norm dat cultuurspecifieke elementen, vooral van culturen waarmee de doelcultuur in nauw contact staat, exotiserend vertaald moeten worden… zou erdoor doorbroken worden (Koster 40).

Koster geeft vervolgens aan dat een roman waarvan het dialect de drijvende kracht is, volgens deze redenering onvertaalbaar zou zijn. Een paradoxaal gegeven aangezien de minst begrijpbare teksten (dus de teksten die het meest een vertaling nodig hebben) in dit geval ook het minst vertaald zouden worden (Koster 40).

Voor het vertalen van een literair dialect is niet alleen voldoende kennis nodig over een bepaalde taal, maar ook de kennis van de context waarin bepaald taalgebruik gebezigd wordt. Een woord in vertaling kan nooit totaal equivalent zijn aan het origineel in de brontekst in vorm en context. Een vertaler moet een keuze maken in wat het belangrijkste is: de vorm of de inhoud. Vaak kiezen vertalers ervoor om andersoortig taalgebruik te negeren omdat het teveel culturele context met zich meebrengt die niet herkenbaar is voor de lezer in de doeltaal (Lung 267).

Taal staat noodzakelijkerwijs niet op zichzelf maar brengt altijd culturele associaties met zich mee. Taal is ingebed in discours. Rosa noemt drie dimensies van discours waar men rekening mee moet houden. Ten eerste zorgt dit discours voor een communicatieve functie: door middel van bijvoorbeeld dialect of idiolect krijgen sprekers meer informatie over elkaar. Ten tweede zorgt de pragmatische functie ervoor dat taal kan aansporen tot actie. Ten derde is er semiotische interactie: bepaalde sociale waarden en normen kunnen door middel van taal naar voren komen. Bij het vertalen van dialect moet men rekening houden met twee functies: de communicatieve betekenis, maar ook de socio-semiotische waarde. Bepaalde machtsstructuren binnen een culturele groep komen hierbij naar voren en kunnen voor een

(13)

extra dimensie van context zorgen in een tekst (Rosa 80). Rosa stelt dan ook dat de verstrengeling van communicatieve betekenis en de socio-semiotische waarde in een tekst, een uiterst complexe uitdaging zijn voor vertalers(Rosa 83). Het probleem is dat een vertaler geen recht kan doen aan al deze drie factoren tegelijkertijd. Een vertaler kan er in de doelcultuur niet voor zorgen dat alle associaties die de taal in de broncultuur heeft worden overgebracht. Zo zal een bepaald woord bijvoorbeeld wel equivalent kunnen zijn in zijn communicatieve functie, maar zal de pragmatische of de semiotische betekenis hiervan in een andere cultuur ook anders zijn.

Wanneer men een dialect vertaalt komt dit probleem ook naar voren. Omdat een dialect geografisch gebonden is en vaak een sociale positie representeert, zal de vertaler nooit al deze factoren kunnen overbrengen in de doeltaal en de doelcultuur. Bovendien moet de vertaler er rekening mee houden dat hij/zij een karakter moet karakteriseren, in een andere taal, een andere cultuur, en voor een andere lezer (Rosa 84).

Het gebruik van een literair accent of dialect in een tekst voegt dus, naast een communicatieve betekenis, ook een semiotische betekenis toe. Bij het vertalen zorgt dit voor een groot probleem. Omdat het dialect of het accent dat voorkomt in de brontekst een samenspel is tussen de spreker, het medium en de context waarin het normaliter gebruikt wordt, heeft men uitgebreide kennis nodig van de context, en dus alle associaties die een dialect of accent met zich meebrengt (Pinto 291).

De keuze van de vertaler is dan ook cruciaal voor de interpretatie van de lezer in de doeltaal en doelcultuur. Het grootste probleem voor een vertaler is de moeilijkheid om al deze connotaties die bij taal komen kijken over te brengen in zijn doeltekst. Dialecten zijn hier het ultieme voorbeeld van omdat ze erg specifieke connotaties met zich meebrengen. Assis Rosa stelt dan ook dat dit soort taal plaats is. Plaats in fysieke vorm: we kunnen door

(14)

gebruik van een bepaald dialect of accent vaststellen waar iemand vandaan komt, waar hij/zij is opgegroeid zodat we op een landkaart de fysieke plaats waar iemand zich bevindt of ooit heeft bevonden kunnen aanwijzen. Tegelijkertijd insinueert het gebruik van een bepaald dialect of accent ook vaak een sociale status, de sociaal culturele achtergrond van een spreker, en het kan zelfs een sociale functie of rol die iemand in de samenleving inneemt veronderstellen (Rosa 77).

Zo’n dialect, met al zijn connotaties, kan dan ook niet zonder meer overgebracht worden in de doeltaal. Dit zou een lezer raar voor kunnen komen en ongeloofwaardig kunnen zijn voor het verhaal.

Een dialect heeft – in tegenstelling tot een sociolect – per definitie geen pendant in welke andere taal dan ook. Je kunt Beiers niet met Limburgs en het dialect van de Midlands niet met Twents vertalen (Langeveld 99).

In City of Bohane komen bij het vertalen al deze problemen naar boven. Hoewel het boek nog niet in Nederlandse vertaling is verschenen, werd het al wel vertaald in het Albaans, Catalaans, Duits en Tsjechisch. In de Duitse vertaling Dunkle Stadt Bohane vertelt Bernhard Robben in de ‘Nachbemerkung des Übersetzers’ over de problemen die hij tegenkwam tijdens het vertalen. Zijn vertaalprocedure ging als volgt: eerst zette hij het dialect, de slang en de ‘newspeak’ die gebruikt worden in de brontekst om in ‘Hoog-Engels’. Vervolgens vertaalde hij dit Hoog-Engels naar Hoog-Duits waarna hij dit weer ging afbreken om zo goed mogelijk een vervreemdend effect op de leeservaring van de lezer te hebben (Robben 302).

Het Ierse dialect, waarmee het origineel van Barry werkelijk is doordrenkt, laat de tekst er vreemd en grof uitzien voor een Engelstalige lezer. Dit effect moest ook terugkomen in de Duitse vertaling, zo verklaart Robben (Robben 302). Toch heeft de vertaler ervoor

(15)

gekozen om een subtielere oplossing te hanteren. Hij ging op zoek naar een manier om in het Duits eenzelfde effect teweeg te brengen maar merkt hierbij ook op dat in de doeltekst niet zo veelvuldig gebruik is gemaakt van non-standaard taal als in het origineel. Bovendien zou het hem belachelijk voorkomen om een specifiek Duits dialect te gebruiken om eenzelfde effect te veroorzaken in de vertaling.

In bepaalde mate is het Ierse dialect van City of Bohane dus wel genormaliseerd. Er wordt in de vertaling niet in gelijke mate gebruik gemaakt van andersoortig taalgebruik, terwijl het origineel ermee overloopt. Wat echter belangrijk is, is het effect dat het taalgebruik op een Duitse lezer heeft. Er moet bij zo’n vertaalkeuze dus vooral gekeken worden naar de functie van bepaald taalgebruik in de doeltekst. Langeveld benadrukt ook sterkt dat het zeker niet altijd een verarming van de brontekst hoeft te betekenen als men een tekst standaardiseert in vertaling. In sommige gevallen zal een dialect geen cruciale rol spelen in een tekst, of niet gebruikt worden om een personage te karakteriseren. Langeveld schrijft in zijn iconische werk Vertalen wat er staat over een case-study waar dit ook het geval is. Hij zet uiteen dat de taal van Louis Paul Boon in zijn boeken niet wordt gecontrasteerd met een andere manier van spreken. De taal die hij gebruikt is eenvoudigweg een manier van schrijven en spreken die hem eigen is en niet zorgt voor een bepaalde karakterisering van een karakter, en dus in zijn teksten geen onderscheid maakt. Voor een vertaler is het hier dus niet noodzakelijk om een bepaald dialect in de moedertaal te gebruiken, dit heeft dan totaal geen toegevoegde waarde (Langeveld 99).

Veel vertalers kiezen er dan ook voor om het taalgebruik te standaardiseren, en in de vertaling de standaardtaal te gebruiken, omdat dit simpelweg vaak het beste resultaat oplevert voor de lezer van de doeltekst.

(16)

Omdat voor de brontaallezer van City of Bohane de tekst ook als grof en vreemd ervaren kan worden, kan de vertaler er ook het beste voor kiezen om de doeltekst ook enigszins vervreemdend te laten zijn voor de doelcultuur. Totale normalisatie is dan ook, onder andere op deze gronden, uitgesloten. Een andere reden hiervoor is de functie van het dialect in de brontaal.

Ook kan een vertaler er voor kiezen om een “gestileerde, dialectachtige taal van eigen maaksel” te gebruiken die Langeveld het “vertalersdialect” noemt (99). Dit zelfgemaakte dialect is vaak een mengeling van verschillende componenten uit verschillende dialecten, accenten of andersoortige taal die in de doelcultuur als niet-standaard beschouwd wordt. Een vertaler ontloopt zo het gevaar dat er al te specifieke connotaties in de doeltekst naar voren komen die niet verenigbaar zijn met de brontekst. Tegelijkertijd geeft dit de vertaler wel de mogelijkheid om een onderscheid te maken tussen verschillende karakters door middel van hun taalgebruik, en zo gewenste effecten juist wel teweeg te brengen. Onderzoek van Olga Brodovich wijst zelfs uit dat er in sommige talen en culturen een gestandaardiseerde vorm van zo’n vertalerdialect bestaat. Dit wordt een scenic dialect genoemd en veronderstelt een verscheidenheid aan stereotype uitspraken en vormen die door auteurs gebruikt kunnen worden om een bepaald karakter te beschrijven dat geen standaardtaal bezigt. Zo’n dialect kan door een vertaler gebruikt worden wanneer hij non-standaardtaal uit de brontekst wil overbrengen in de doeltekst (Brodovich 26). Zo kan een scenic dialect, dat in sommige culturen veelvuldig in fictie wordt gebruikt en een gestandaardiseerde manier is om om te gaan met andersoortig taalgebruik, ook de functie van een vertalersdialect overnemen.

Een andere oplossing is die van compensatie. Wanneer er consequent en door de hele tekst heen gebruik wordt gemaakt van non-standaard taalgebruik kan de vertaler er

(17)

voor kiezen om bepaald taalgebruik te negeren en in de vertaalde passage het taalgebruik te standaardiseren. Hij kan dit dan gaan compenseren bij het vertalen van andere passages in de tekst. Zo kan een passage waar in de brontekst juist de standaardtaal wordt gebruikt, zo vertaald worden dat er in de doeltekst non-standaard taalgebruik voorkomt (Brodovich 25). Op deze manier heeft een vertaler dus meer vrijheid om te bepalen waar het taalgebruik in de tekst kan afwijken, en waar in de doeltekst standaardtaal voorkomt. Het voordeel hiervan is dat een tekst op deze manier natuurlijker kan gaan aanvoelen voor de lezer van de doeltekst. Het taalgebruik is in elke passage zo, als dat in de doelcultuur gebruikelijk zou zijn. Hoewel de Duitse vertaler Robben gebruik maakte van bepaalde uitdrukkingen uit vooral een Noord-Duits repertoire, is zijn tekst er niet mee doordrenkt, zodat de tijd en plaats van de brontekst (Ierland in 2053) geloofwaardig blijven. Het zou immers vreemd zijn om een specifiek Hamburgs dialect toe te passen op een tekst die zich afspeelt in het Ierland van de jaren 2050. Bovendien zijn de verschillen tussen verschillende Ierse dialecten zeer groot. Een Ier uit Cork kan het dialect uit Belfast bijvoorbeeld maar moeilijk verstaan. Het dialect dat Barry in City of Bohane bezigt is overwegend het Cork-accent “ein Singsang Englisch (im Tonfall manchmal dem jamaikanischen Englisch ähnlich), das stark vom Gällischen beeinflusst wird” (Robben 303). Eenzelfde effect zal een Duits accent niet kunnen veroorzaken. Ook bemerkt Robben een andere moeilijkheid die te maken heeft met taal-specifieke context. Doordat de hoofdpersoon (leider van de van The Fancy) voornamelijk duidelijk Engels spreekt en zijn jongens een dialect uit Limerick gebruiken, veronderstelt de taal hier ook een klassenverschil. Dit moest ook terugkomen in de Duitse vertaling. Het laatste probleem waar Robben tegen aanliep bij het vertalen van City of Bohane is het gangstertaaltje van de Fancy waarvoor in het Duits geen goed equivalent bestaat.

(18)

Een ander vertaalprobleem is dat Barry wat taalkundige wijzigingen in de spraak heeft aangebracht, waaronder spellingswijzigingen. Zo wordt in het origineel hoor geschreven in plaats van whore en hoss in plaats van horse. Een nieuw schrijfbeeld dus voor een woord dat waarschijnlijk op dezelfde manier uitgesproken wordt. Omdat in het Duits woorden bijna altijd zo uitgesproken worden als ze zijn geschreven heeft Robben ervoor gekozen dit niet terug te laten komen in zijn vertaling. Dit is een van de redenen die hij zelf aandraagt voor het feit dat zijn vertaling voor een Duitse lezer waarschijnlijk toch iets makkelijker te lezen is dan het origineel voor een Engelse of zelfs Ierse lezer (Robben 304). In het Nederlands kunnen we in dit geval dezelfde conclusie trekken. Woorden worden ook in het Nederlands doorgaans niet anders geschreven dan zij worden uitgesproken. Dergelijke weglatingen van klanken zouden in het Nederlands dan ook niet werken; men zou niet begrijpen wat er staat. Om deze reden komt dit fenomeen dan ook niet in mijn vertaling voor.

De vertaalproblemen die Robben tegenkomt bij het vertalen van City of Bohane zijn exemplarisch voor het feit dat elke vertaler niet alleen te maken krijgt met een extensieve kennis over de brontaal, maar dat er ook een extensieve kennis nodig is van de broncultuur.

Vertalen is het overbrengen van een bepaald discours, vertalen is context en dat brengt ook de nodige beperkingen met zich mee. Rosa citeert Annie Brisset als ze schrijft “[t]ranslation, like any writing, reflects the institutional norms of a given society [...]” (Rosa 84). Rosa pleit er dan ook voor dat de vertaalwetenschap zijn veld uitbreidt naar de analyse van sociale discoursen en vergelijkende taalwetenschap evenals vergelijkende stilistiek door zich te focussen om sociale stereotypes en institutionele normen. Een vertaler moet zich bewegen tussen twee systemen van normen die in de doelcultuur en broncultuur bestaan. Een laatste belangrijke factor is dat naast sociale normen ook de normen van het literaire

(19)

veld in acht moeten worden genomen. Ook deze kunnen tussen bepaalde culturen erg verschillen (Rosa 84).

In Vertalen wat er staat merkt Langeveld ook op dat in sommige culturen en talen het gebruik van dialecten nogal anders kan worden geïnterpreteerd. Zo zou het in Rusland veel meer geaccepteerd zijn om in literatuur boerse accenten te gebruiken, dan het in het Franse literaire systeem (Langeveld 101). Het verschillende gebruik van dialecten in een bepaalde literaire traditie kan dus tussen verschillende culturen erg verschillen. Een lezer van een Franse vertaling zal dan ook een heel andere interpretatie geven aan het gebruik van een specifiek dialect dan een Russische lezer die hetzelfde boek leest. Ook hier moet een vertaler rekening mee houden. Het gebruik van dialect zal in verschillende culturen niet een equivalent effect hebben. Voor een Franse lezer zou in het voorbeeld van Langeveld, een dialect gemarkeerd zijn, terwijl het voor een Russische lezer natuurlijk zal aanvoelen. Langeveld stelt dat in Nederland het gebruik van dialect in literatuur ook niet erg veelvoorkomend is.

. Het gebruik van dialect bezorgt mij persoonlijk vaak onwillekeurig associaties met streekromans… Dit is dan nog een extra handicap voor de vertaler. Probeert hij een Russisch dialect net zo sappig en overvloedig weer te geven als in het origineel, dan loopt hij het gevaar zijn doel voorbij te schieten. De Nederlandse lezer zal het resultaat eerder raar dan levensecht vinden. Hij zal daarom van geval tot geval moeten bekijken of een wat afgezwakte vorm niet te prefereren is (Langeveld 101).

3.4 Vertaalstrategieën

Hoe kan er dan het beste worden omgegaan met het vertalen van dialect? Sara Ramos Pinto beschrijft in haar artikel “How important is the way you say it? A discussion on the

(20)

translation of linguistic varieties” een uitvoerig model dat voortkwam uit een paar case studies en de bestaande literatuur binnen de vertaalwetenschap. Het vormt een overzicht van wat er tot nu toe bestaat aan vertaaltheorieën en brengt deze samen in een model. Dit model staat open voor verdere aanvullingen in de toekomst en biedt een handvat voor vertalers. Het is geen een prescriptieve beschrijving van hoe een tekst of een dialect vertaald zou moeten worden. Pinto benadrukt in haar artikel dat de keuze en verantwoordelijkheid bij de vertaler zelf ligt: de vertaler moet bepalen wat de belangrijkste elementen in de tekst zijn: “The priority given to some elements to the detriment of others will have a decisive influence on the choice of certain strategies and the final outcome” (Pinto 289)

Er is geen goed of fout, maar slechts de interpretatie van de vertaler die de belangrijkste componenten van een tekst moet zien over te brengen in de doeltaal en de doelcultuur. Het literair dialect wordt door Pinto aangedragen als een goede illustratie van deze benadering. Het balanceren tussen betekenis en het op de voorgrond stellen van bepaalde contextgerelateerde informatie is bij een dialect uiterst belangrijk. Het heeft ten eerste een erg lokale betekenis maar voegt aan de tekst ook bepaalde communicatieve en semiotische betekenissen toe. Dit is een uitdaging voor de vertaler die een strategie moet bepalen. Dit kan gaan van een totaal normaliserende vertaalstrategie tot het recreëren van non-standaard taal in de doeltekst (Pinto 289).

3.4.1 Behouden/niet behouden van non-standaard taalgebruik

Bij het vertalen van een tekst waar non-standaard taalgebruik voorkomt zal de vertaler voor een keuze komen te staan. De vertaler kan er ofwel voor kiezen om de non-standaard taal in vertaling weer te geven (in meer of mindere mate) ofwel om de non-standaard taal in

(21)

vertaling niet te behouden. Deze keuzes monden uit in verschillende vertaalstrategieën. Er bestaat een breed spectrum waarin de vertaler zich kan bewegen.

De vertaler kan ervoor kiezer om niet op te vallen als vertaler en een tekst eigenlijk zo min mogelijk vervreemdend of buitenlands te maken. In dat geval wordt de auteur naar de lezer toegetrokken: het wordt de lezer makkelijk gemaakt (Munday 218). Er is sprake van een domesticerende vertaalstrategie. Wanneer de vertaler juist een ‘foreignizing’ vertaalstrategie gebruikt, gebeurt er het omgekeerde: de lezer wordt naar de auteur bewogen en wordt uitgedaagd iets meer moeite te doen om de tekst te begrijpen. Een tekst doet in dit geval meer vervreemdend aan (Munday 218-219). Deze inslag vertoont overeenkomsten met de begrippen ‘communicative translation’ en ‘equivalent effect’ van Peter Newmark (Munday 70). Het eerste begrip is in dit geval meer domesticerend, het tweede vervreemdend.

3.4.2 Normalisatie

Wanneer de vertaler ervoor kiest om taalkundige verschillen in de brontekst niet weer te geven in de doeltekst, maar alleen de standaardtaal te gebruiken, is er sprake van normalisatie. In de gehele tekst wordt er in dit geval hetzelfde standaard taalgebruik gebezigd (Pinto 293). Omdat in de meeste culturen en talen de geschreven variant van een taal gezien wordt als de standaardtaal, wordt er veelvuldig van normalisatie gebruik gemaakt door vertalers. Non-standaard taal wordt eerder geassocieerd met de gesproken taal. Vaak bestaat er geen gestandaardiseerde vorm waarin non-standaard taalgebruik wordt weergeven in de doeltaal en vormt dit dus een extra moeilijkheid voor de vertaler (Pinto 303). Ook geniet de geschreven, standaardtaal vaak een grotere vorm van prestige. Deze waardering is natuurlijk in elke cultuur en taal anders. Het kan dan ook per cultuur

(22)

verschillen of een dialect in literatuur natuurlijk overkomt, of dat het als erg geforceerd wordt geïnterpreteerd door een doeltaallezer. In autoritaire regimes is het gat tussen de geschreven en gesproken taal soms heel groot (Pinto 293). Hier kan taal worden ingezet om een politiek statement te maken. De taal en cultuur van een minderheid zal in dit geval vaak niet worden weergegeven maar genormaliseerd. We zien dus dat er een aantal heel uiteenlopende redenen zijn om een dialect in vertaling te normaliseren. Toch is het zelden zo dat een tekst totaal genormaliseerd wordt. Normalisatie vindt vooral plaats als de non-standaard taal voorkomt in het taalgebruik van secundaire personages. Wanneer het taalgebruik in een boek niet tekenend is voor het plot, wordt dit bovendien vaak gezien als een minder belangrijk element van de tekst. In dit geval zal er dus ook sneller gekozen worden voor een normaliserende vertaalstrategie.

3.4.3. Dialectisering

Wanneer de vertaler ervoor kiest om taalkundige verschillen in de brontekst niet weer te geven in de doeltekst, maar juist voor een niet-standaard taalgebruik kiest, is er sprake van dialectization. In de gehele tekst wordt een niet-standaard taalgebruik gebezigd (Pinto 293). Deze strategie wordt ook vaak ingezet voor politieke doeleinden. Door het uitdrukken van een eigen taal, dialect en cultuur proberen minderheidsbewegingen hun bestaansrecht uit te dragen.

Acting to ensure cultural and linguistic autonomy, nationalist movements see translation as “an act of reclaiming, of recentring of the identity, a re-territorialization operation” (Pinto 294).

Het gebruik van non-standaard taal zorgt in er in dit geval voor dat het prestige van de standaard taal wordt ondermijnd. Op deze manier wordt er een stem gegeven aan een

(23)

minderheid of onderdrukte cultuur die zich zo niet alleen weet te keren tegen de hiërarchie van de standaardtaal, maar ook de politieke machtsverbanden die hieraan ten grondslag liggen in twijfel trekt ( Pinto 294).

3.4.4. Behouden van talige variaties

Wanneer een vertaler ervoor kiest om de talige variatie die in de brontekst aanwezig is te behouden, kan dit op vele verschillende manieren en in verschillende gradaties. Omdat een bepaald gebruik van non-standaardtaal altijd gebonden is aan een bepaalde periode in de geschiedenis en een bepaalde geografische locatie zal de vertaler een keuze moeten maken in hetgeen hij behoudt en hetgeen hij aanpast. Ramos Pinto geeft de vier opties weer waar een vertaler tussen moet kiezen bij het behouden van talige variaties.

-Het behouden van tijd en plaats

-Het behouden van plaats en het aanpassen van tijd -Plaats en tijd aanpassen

-Het behouden van tijd en het aanpassen van plaats (Pinto 295).

Omdat het erg onnatuurlijk is om in een vertaling die zich afspeelt in een buitenlandse regio een specifiek Nederlands dialect te gebruiken in vertaling, kiezen sommige vertalers ervoor om de plaats waar het boek zich afspeelt aan te passen. Bovendien is het nagenoeg onmogelijk om in vertaling een sociolect of dialect te vinden dat dezelfde associaties oproept bij de lezer als in het origineel. Omdat zo’n keuze echter een enorme invloed heeft op de plot van een boek wordt zo’n keuze vaak eerder beschouwd als een adaptatie dan een vertaling. Hetzelfde geldt wanneer een vertaler ervoor kiest om de tijd van het boek aan te passen. In sommige gevallen zal een vertaler een bepaald taalgebruik uit een bepaalde tijd niet kunnen reconstrueren omdat er simpelweg niet genoeg informatie bestaat

(24)

om dit op een correcte manier te bewerkstellingen. Soms wordt er dan voor gekozen om het verhaal zich in een meer recente periode af te laten spelen. Hoewel de vertaler hiermee het probleem uit de weggaat om een oude variant van de doeltaal te gebruiken, zal zo’n keuze ook een enorme invloed hebben op het boek (Pinto 295). Wanneer een vertaler ervoor kiest om de plaats van het plot niet te veranderen, zijn er verschillende strategieën waarmee een vertaler niet-standaard taalgebruik kan weergeven.

3.4.5 Domesticatie (gebruik van bekende elementen)

Als er een dialect voorkomt in de brontekst en de vertaler dit niet met een specifiek Nederlands dialect wenst te vertalen, is het een optie om door middel van bijvoorbeeld voetnoten aan te geven dat de spreker in een bepaald dialect spreekt. Op deze manier heeft de vertaler het discours in hoge mate genormaliseerd maar wordt de extralinguïstische informatie dat een bepaald taalgebruik met zich meebrengt wel expliciet genoemd in de tekst. De vertaler compenseert op deze manier zijn normaliserende vertaalstrategie (Pinto 296). Hoewel deze methode voor een lezer niet vervreemdend zal voorkomen zal het er wel voor zorgen dat een lezer door de extra informatie steeds uit de tekst gehaald wordt. Dit is een nadeel dat deze strategie voor vertalers van, vooral fictionele teksten, een minder aantrekkelijke vertaalstrategie maakt.

Een andere vertaalstrategie die Pinto noemt, is het reduceren van de non-standaard taal tot aanspreekvormen en beleefdheidsvormen. Op deze manier wordt het discours in grote mate genormaliseerd maar kunnen verschillen in status en macht tussen bepaalde personages wel duidelijk gemaakt worden (Pinto 296). In dit geval kan het zo zijn dat een personage dat in de brontekst een sterk dialect of accent heeft (dat een lagere status aangeeft) in de doeltekst wordt gecompenseerd door het gebruik van beleefdheidsvormen.

(25)

Een lagere status wordt in dit geval aangegeven door het feit dat het ene personage het andere personage aanspreekt met beleefdheidsvormen terwijl het andere personage dit niet doet.

Een andere manier om ditzelfde effect te verkrijgen, is om het standaard taalgebruik in de doeltekst formeler te maken dan in de brontekst. Zo kan er op een herkenbare manier verschil worden aangebracht in het taalgebruik van verschillende personages. Het discours is voor de lezer in dit geval niet vervreemdend, maar nog steeds sterk genormaliseerd. Wanneer er in de brontekst standaard taalgebruik voorkomt bij een bepaald personage zal in de doeltekst deze taal nog formeler worden. Op deze manier kan non-standaard taal in de brontekst gewoon vertaald worden met standaardtaal in de doeltekst, zodat er nog steeds een verschil tussen personages bestaat, maar dan op het gebied van formaliteit.

Ook kan een vertaler ervoor kiezen om kenmerken van spreektaal te gebruiken om zo verschillen in taalgebruik aan te geven. Omdat spreektaal normaliter niet zo snel voorkomt in de geschreven literatuur geniet deze in de meeste culturen een lagere status. Zo is er geen specifiek dialect nodig om aan te geven dat een personage bijvoorbeeld een taalgebruik heeft dat minder prestige geniet dan een ander. Hetzelfde effect zou men kunnen bereiken door verschillende kenmerken van verschillende dialecten, sociolecten of accenten te combineren in het taalgebruik van een bepaald personage. Zo wordt het taalgebruik wel als niet-standaard ervaren door de lezer maar zal er niet meteen een duidelijke associaties met een bepaalde regio worden opgeroepen. Wanneer de vertaler ervoor kiest om een paar kenmerken van een specifiek dialect te gebruiken zal er wel een bepaalde associatie optreden bij de lezer met een specifieke regio. Als de vertaler een bepaalde sociale associatie wil opwekken die bij een specifiek dialect hoort, kan dit een goede optie zijn (Pinto 296).

(26)

Wanneer een vertaler gebruik maakt van elementen die vervreemdend kunnen zijn voor het lezerspubliek van de doeltekst kan een reden hiervoor zijn dat er in het origineel op eenzelfde manier gebruik wordt gemaakt van vervreemdende elementen. Een andere reden kan zijn dat een vertaler liever een vervreemdende vertaalstrategie gebruikt dan een domesticerende vertaalstrategie omdat het lezerspubliek snel zal vallen over het feit dat een buitenlands karakter specifiek Nederlandse non-standaard taal gebruikt. Het verschilt per cultuur in welke mate dit geaccepteerd wordt. Een techniek die de vertaler kan gebruiken om dit probleem uit de weg te gaan is het gebruiken van buitenlandse elementen in de doeltekst. Zo kan er een directe overname plaats vinden van bepaalde buitenlandse woorden uit de brontekst. Sommige elementen in de doeltekst blijven in dit geval onvertaald. Vaak gebeurt dit alleen als bepaalde fenomenen in de broncultuur ook als buitenlands worden ervaren (Pinto 296). Zo kun je je voorstellen dat Franse woorden of zinnen die in een Engelse brontekst onvertaald voorkomen, in het Nederlands ook niet vertaald worden. Het zal ook voorkomen dat sommige woorden in de brontekst al bekend zijn bij het lezerspubliek van de doeltekst. In dit geval kan de vertaler er zelf voor kiezen zijn tekst een buitenlands karakter te geven. Een andere strategie die hier erg op lijkt is het overnemen van elementen uit de brontekst, terwijl de woorden en zinnen wel de grammaticale regels van de doeltekst volgen. Een andere vervreemdende vertaalstrategie is het ontwikkelen van een zogenaamd ‘vertalersdialect’ (Langeveld) of ‘virtueel dialect’ (Pinto). In dit geval ontwikkelt de vertaler een eigen dialect van de standaardtaal in de doelcultuur waarin woorden en constructies vervreemdend overkomen op de lezer (Pinto 296). Vaak gebruiken vertalers meerdere strategieën bij het vertalen van een tekst. Pinto benadrukt dat de ene strategie vooral niet beter is dan de ander, maar bovenal een keuze van de vertaler is en voortkomt uit een specifieke context (Pinto 296).

(27)

Figuur 1. “Strategies identified in the translation of linguistic variation in literary texts” (Pinto 293).

Wat deze roman een exceptioneel probleem maakt voor een vertaler is het feit dat de sfeer die de taal neerzet in zekere mate moet kunnen worden overgebracht in een andere taal. We hebben te maken met een retro-toekomst waar voor sommige elementen terug wordt gegaan op een bepaald bekend discours. Andere elementen zijn niet alleen voor een buitenlandse lezer vreemd, maar ook voor een lezer in de moedertaal. Hatim en Mason beschrijven in Discourse and the Translator verschillende soorten dialecten die vertaling

(28)

kunnen bemoeilijken. Temporal dialects zijn vooral moeilijk omdat de taal erg onderhevig is aan verandering. Specifieke termen kunnen een tekst meteen plaatsen in het tijdsbestek van de jaren 80, bijvoorbeeld. Vertalers van oude teksten moeten de beslissing maken om een tekst te vertalen in archaïsche taal, of een tekst om te zetten in een moderner idioom in hun doeltaal (Hatim en Mason 41) . Bij het vertalen van Bohane is zowel het archaïsche gevoel van een bepaald dialect uit de werkende klasse uit de regio’s Cork en Limerick, als het vervreemdende effect van Barry’s futuristische taalgebruik belangrijk. Het is een mengelmoes die de sfeer van het hele boek vangt. Hatim en Mason benadrukken dan ook dat het esthetische effect bij een literaire vertaling heel belangrijk is (Hatim en Mason 42).

Vaak zijn dialecten gebonden aan een geografische plaats. Scheidslijnen kunnen hierbij niet zonder meer worden getrokken: het is beter te spreken van een continuüm, waarbij in sommige regio’s bepaalde accenten of dialecten elkaar zullen overlappen. Voor een vertaler is het bovendien van groot belang dat men alle politieke en ideologische implicaties van een dialect meeneemt in de vertaling (Hatim en Mason 40). Het effect van het dialect in de brontekst mag natuurlijk niet totaal verloren gaat in de doeltekst. Tevens moet de vertaler een manier vinden om het dialect zo te vertalen, dat er in de doeltekst geen ongewenste effecten teweeg worden gebracht (bijvoorbeeld wanneer een specifiek dialect in de doeltaal ongewenste connotaties heeft) (Hatim en Mason 41).

Naast geografische en temporele factoren kan een bepaald taalgebruik ook de sociale differentiatie duidelijk maken. Hatim en Mason beschrijven de moeilijkheid van het bereiken van een equivalent effect in de doeltekst met inachtneming van ideologische, politieke en sociale implicaties. De vertaler wil de volle betekenis van het gebruik van een dialect overnemen en een equivalent effect teweegbrengen bij de doeltaallezer, maar moet er ook rekening mee houden dat een tekst wel begrijpelijk moet zijn. Het is dus verleidelijk een tekst

(29)

te normaliseren, ook om de gevoelige connotaties die sociaal dialect met zich meebrengt uit de weg te gaan (Hatim en Mason 42).

3.5 Het Ierse dialect (in het bijzonder de regio’s Limerick en Cork)

Voor het beschrijven van het Engels dat in Ierland gesproken wordt, zijn vele namen gebruikt binnen de beschrijvende taalwetenschap. Hiberno-English en Anglo-Irish verwijzen beide naar het Ierse Engels (Kallen 25). Tegenwoordig is het gewoonlijk om het Ierse Engels eenvoudigweg aan te duiden als Irish English. In mijn thesis zal ik deze term dan ook gebruiken. Iers zal verwijzen naar de taal in Ierland voor er Engels werd gesproken: namelijk het Gallisch. Naast het feit dat het Iers Engels op zichzelf als een dialect van het Standaard Engels kan worden beschouwd is het dialect in Bohane nog specifieker: het is een mengeling van de arbeidersdialecten uit Limerick en Cork. Vooral wanneer de karakters spreken, dus in de dialogen is de tekst doordrenkt met dialect.

Het huidige Ierland bestaat uit vier provincies die onderverdeeld zijn in tweeëndertig counties. Sommige counties zoals Limerick en Cork hebben een gelijknamige stad, die ook geassocieerd wordt met een bepaald dialect (Hickey 2004: 23). Kevin Barry heeft het dialect dat gebruikt wordt in zijn boek gebaseerd op de Ierse dialecten uit Cork en Limerick. Het Limerick dialect en het Cork dialect vertonen veel overeenkomsten en komen beiden uit het zuiden van Ierland. Het zuiden van Ierland kan globaal worden ingedeeld in twee regio’s waar een verschillend dialect gangbaar is (Hickey 2004: 24). De regio die het oudste dialect herbergt ligt aan de oostkust en reikt van Waterford tot aan Dublin. De tweede regio van het zuiden beslaat het zuidwesten en westen van Ierland. De overgang van Iers naar Engels kwam voor deze regio het laatste, en er zijn zelfs nog kleine gebieden waar het Iers nog

(30)

steeds dagelijks gesproken wordt (Hickey 2004: 24). Het Cork dialect en het Limerick dialect behoren tot deze regio.

De zuidelijke en noordelijke dialecten van Ierland liggen vrij ver uit elkaar en zijn voor een moedertaalspreker gemakkelijk herkenbaar. Het is vaak zelfs moeilijk voor een Ier uit het noorden om een zuidelijk accent en dialect zonder moeite te begrijpen, en vice versa. Het noorden en het zuiden zijn dus niet alleen op politiek gebeid erg verschillend maar vertonen op taalkundig gebied ook erg grote verschillen. Deze verschillen komen voort uit een lange historie van Engelse kolonisatie in Ierland. De zuidelijke en zuidwestelijke regio’s in Ierland zijn de plaats waar het Iers het langst heeft overleefd. In het begin van de 12e eeuw kwamen de eerste Engels sprekende nederzettingen in het oosten van Ierland. De invloed die dit Oud-Engels (Oud-Oud-Engels in een Ierse context) heeft gehad op de Ierse taal is in deze regio het meest omvangrijk (Hickey 2004: 26). In het zuiden en zuidwesten heeft dit Oud-Engels nauwelijks invoed gehad. Alleen in de grotere steden als Cork, Limerick en Galway zou men nog marginale overblijfselen van de invloed van deze eerste Engelse nederzettingen kunnen terugvinden (Hickey 2004: 32). Het Oud-Engels kwam in verval en kwam meer en meer onder invoed te staan van het Iers. Aan het einde van de 15e eeuw waren de eerste nederzettingen in Ierland die geleid werden door de Anglo-Normans compleet opgenomen door de Ieren (Hickey 2004: 26).

De Engelse aanwezigheid in Ierland moest krachtiger kenbaar worden gemaakt, dit werd voornamelijk gedaan door het verspreiden van de Engelse taal. In eerste instantie was alleen in het noorden van Ierland het implanteren van de Engelse taal succesvol. De Engelse en Schotse nederzettingen zorgden ervoor dat Engels hier de meest gesproken taal werd. Aan het begin de de 17e eeuw wordt er daarom opnieuw geprobeerd de Engelse invloed te vergroten. Nieuwe vormen van Engels werden overgebracht naar Ierland. De Schotten

(31)

strijken neer in het noorden en de west/noordelijke Midland varianten van het Engels hebben het meeste invloed in het zuiden van Ierland (Hickey 2004: 26). Het Engels dat zich in het zuiden van Ierland heeft ontwikkeld stamt dus (bijna) volledig af van een moderner Engels.

In totaal heeft de overgang van Iers naar Iers Engels een periode van zeker drie eeuwen beslaan. Door deze graduele overgang waren er in de 17e en 18e eeuw veel Ieren die bilinguaal waren. De Ieren leerden het Engels vooral door het contact met andere sprekers. Er was weinig tot geen eductatie in het leren van deze nieuwe taal. Veelal leerden zij nieuwe woorden en zinnen door contact met andere Ieren die uit de grotere steden kwamen en waar meer mensen al Engels spraken, of door het contact met Engelse plantages in Ierland. Het feit dat de meeste Ieren het Engels hebben geleerd zonder richtlijnen is een verklaring voor de Ierse uitspraak van Engelse woorden die vaak een andere klemtoon hebben (Hickey 2007: 139). Ook het Ierse verhaspelen van Engelse woorden en uitdukkingen is hier een gevolg van. Sommige typisch Ierse elementen zijn ook verdwenen door een proces van supraregionalisatie (Hickey 2007: 140). Door dit proces wordt het gebruik van taal minder gebonden aan een specifieke plaats. Dit proces werd bewerkstelligd met behulp van onderwijs en het opkomen van de middenklasse en vond plaats in de 19e en vroege 20e eeuw. Ierse vormen werden vervangen door een standaard Engelse vorm. Wanneer sommige regio’s achterblijven in zo’n proces worden elementen die eerst als typisch Iers beschouwd werden beperkt tot een bepaalde regio. In dit geval is er sprake van een proces van vernacularisatie. Hickey geeft het voorbeeld van het gebruik van youse en yez voor de tweede persoon meervoud. Deze vormen waren in eerste instantie wijd verbreid maar worden niet meer door standaard sprekers van het Iers Engels gebruikt, maar wanneer men

(32)

non-standaard taalgebruik wil bezigen worden deze vormen juist wel gebruikt (Hickey 2007: 140).

Voorbeeld in Bohane:

The Gant jawed a mouthful o’baccy barside of the Aliados one night, and he winked at her, and he said what’s it they call yez anyway, girl-chil’? Macu, s’it? (Barry 50).

3.5.1 Vocabulaire

Het Iers wordt nog wel eens beschreven als een van de meest grofste talen in Europa. Zo wordt het woord fuck te pas en te onpas gebruikt. Wanneer men bijvoorbeeld een interview zou luisteren op de Ierse radio is het waarschijnlijk dat men dit woord regelmatig voorbij hoort komen. En zo zijn er nog een aantal andere uitlatingen waar men niet aan zal ontkomen. Zo is het frequente gebruikt van het woordje like hier ook een goed voorbeeld van (evenals het zinnetje like you know) (Share xii). In de roman van Kevin Barry zien we beide fenomenen inderdaad regelmatig terugkomen. In deel II van deze thesis zal ik uitgebreider spreken over de Nederlandse woorden en zinnen die ik gebruikt heb om deze stukjes tekst te vertalen. In het geval van like heb ik veel gebruik gemaakt van de Rotterdamse uitlatingen: Oh ja joh, ja toch (niettan?), en weet je wel. Deze uitlatingen zijn in het Rotterdams veelgebruikt en vormen te pas en onpas een aanvulling op hetgeen er gezegd wordt (BNR Nieuwsradio 2012). Andere woorden die we meteen met het Iers associëren zijn ook de woorden lads of girleen, voor jongens of meisjes. Deze woorden komen in de roman van Barry ook regelmatig terug.

(33)

3.5.1.1 Archaïsch/regionaal woordgebruik in Iers Engels

Het Ierse Engels stamt af van verschillende invloeden. Zo zijn er Engelse woorden die een archaïsche Ierse uitspraak hebben. Zo wordt het Engelse idiot in sommige dialecten uitgesproken als eejit. In sommige gevallen heeft zo’n uitspraak van een Engels woord bepaalde connotaties die in een andere context niet voorkomen. In het geval van eejit voor idiot heeft het bijvoorbeeld meer de betekenis van een ‘bungling person’ (Hickey 2005: 1257).

Vernacularisatie kan ook afwijking in het woordgebruik teweeg brengen. Het velariseren van [l] voor [d] in Iers Engels, bijvoorbeeld, heeft geleid tot de tweeklank [au] in de woorden old en bold. Deze vormen, die stammen uit de eerste periode van kolonisatie (door Engeland voor 1600), kunnen naast het standaard gebruik /o:ld/ en /bo:ld/ voor niet-lokale sprekers, een andere betekenis hebben voor niet-lokale sprekers. De betekenis voor de twee verschillende gebruiken is door de tijd heen nogal wat veranderd (Hickey 2007: 141).

[aul] ‘old + affectionate attachment’, e.g. His [aul] car has finally given up

the ghost, [baul] ‘daring + sneaking admiration’, e.g. The [baul] Charlie is back on top again (Hickey 2007: 141).

Deze vormen komen ook terug in Barry’s roman:

Ah, just the usual aul’ talk, Mr Hartnett.’ ‘Oh?’ ‘ (Barry 17). ‘I s’pose you know ’bout that aul’ talk?’ (Barry 17).

‘Is the aul’ fear up in yuh, sir?’ ‘Oh the fear’s up in me alright, Tommie.’(Barry 18). Hoewel de betekenis van affectie in dit voorbeeld niet meteen duidelijk naar voren komt is er in het boek wel zo’n obsessie met het verleden, een nostalgie die verbonden is met de identiteit van stad en zijn inwoners, dat er altijd met affectie gesproken wordt over het

(34)

verleden. Wellicht dat in de roman daarom deze vormen gebruikt worden voor de dingen die altijd al zo waren, of wanneer het gaat over vroegere periodes.

Het Engelse dialect heeft ook zijn invloed gehad in sommige regio’s in Ierland. Zo kan mitch gebruikt worden voor truant (spijbelaar), chisler staat voor child (kind) en hames is mess (puinhoop). Ook worden in het Iers vaak woordparen met tegengestelde betekenis door elkaar gebruikt. Zo kan het zijn dat een spreker het werkwoord to learn gebruikt voor to teach (That’ll learn ya). Dit fenomeen komt ook voor bij de werkwoorden bring en take en rent en let, maar kan ook voorkomen bij woordparen als ditch en dyke.

3.5.1.2 Ierse leenwoorden

Hoewel het Iers nog maar door minder dan een procent van de bevolking wordt gesproken, wordt er steeds vaker gebruik gemaakt van Ierse leenwoorden om spraak te kleuren (Hickey 2005: 1257). Ierse woorden worden dus nog steeds in oorspronkelijke vorm gebruikt. Zoals het Ierse ciúineas dat ‘silence’(stilte) betekent of het Ierse , piseog ‘superstition’ (dat geangliceerd is als pishogue en in de 19e eeuw ook hekserij aanduidde) (Hickey 2007: 145). Een aantal andere voorbeelden van Ierse leenwoorden zijn:

Amadán dat naar het standaard Engels vertaald als ‘fool’; bodhair Uí Laoire dat letterlijk ‘deafness of Laoire’ betekent en gebruikt wordt zoals het Nederlandse Oost-Indisch doof, oftewel een persoon die doofheid speelt wanneer het hem uitkomt/ alleen hoort wat hij/ zij zelf wil. Plámás ‘wordt gebruikt voor vleierij en traneen vertaald naar het standaard Engels als ‘a straw’. Het betekent ook wel iets wat niets waard is (Kallen 10).

Zulke trends in het taalgebruik zijn vaak kortstondig en oppervlakkig. Zo wordt het in Ierland wijdverbreide woord seafóid ‘nonsense’, waarschijnlijk niet begrepen door een Engelse spreker. Naast het gebruik van Ierse leenwoorden is ook de manier waarop men deze

(35)

woorden gebruikt in een context belangrijk. Omdat veel woorden subtiele connotaties veronderstellen, geeft een verkeerd gebruik vaak weg dat men geen moedertaalspreker is. Hickey noemt in zijn tekst English in Ireland als voorbeeld het woord crack. Deze vorm stamt af van het Ierse craic dat in eerste instantie weer een leenwoord uit het Engels was en ‘fun, good time, enjoyment’ betekent (Hickey 2005: 1257). Voor dit woord zijn er echter meerdere gebruiken mogelijk. Het kan voorkomen in verschillende verbuigingen maar kunnen niet voorkomen in een imperatieve of optatieve constructie.

a. We had a great crack ‘We enjoyed ourselves’

b. How’s the crack ‘Are you getting much enjoyment?’ (out of life, etc.) c. *Have a crack this evening, *Let’s have some crack (Hickey 2005: 1257)

Hoewel er tegenwoordig nog maar weinig Ierse woorden gebruikt worden, heeft dit soort gebruik toch een groot effect op de identificatie en lokale kleur die de woorden geven aan een bepaald taalgebruik.

Jonge sprekers uit stedelijke gebieden maken ook gebruik van bepaalde constructies die typisch Iers zijn, zonder dat zij uitdrukkelijk aan een Ierse identiteit en cultuur willen refereren. Een paar voorbeelden hiervan zijn het gebruik van het werkwoord give out met de betekenis van klagen of bekritiseren. En specifieke connotaties bij de woorden man en one met bezittelijke voornaamwoorden , die nergens anders op deze manier worden gebruikt. Ook het eerder genoemde baul en aul zijn hier een goed voorbeeld van (Hickey 2005: 1257)

a. Your man ‘The (male) person currently being referred to’ b. Your one [wan] ‘Disrespectfully of a woman’

c. The bowl’ Charlie ‘The bold Charlie (with sneaking admiration)’ d. The owl’ car ‘The old car (said affectionately)’ (Hickey 2005: 1257).

(36)

Hickey zet uiteen dat, hoewel sommige Ierse vormen door iedereen begrepen worden, andere vormen vrij obscuur blijven voor de meeste Ierse sprekers. Er is een klein aantal dat geen goed alternatief in het Engels kent, hierdoor zijn deze woorden bekend bij de meeste Ierse sprekers. Voorbeelden zijn:

Currach, ‘a wooden-framed boat covered with tarred canvas’ Crannog ‘lake dwelling’

Carrageen ‘edible seaweed’ (Hickey 2005: 1257).

Er bestaan ook een paar calques die een Ierse zinsbouw kopiëren naar het moderne Ierse Engels. Hickey geeft het volgende voorbeeld hiervan: “Is himself in today? (a calque on the Irish idiom An bhfuil sé féin isteach inniu?, lit. ‘Is himself in today?”) (Hickey 2005: 1258). In Bohane worden ook dergelijke constructies gebruikt waarbij het reflexieve voornaamwoord gebruikt wordt als tweede persoon enkelvoud : “Thought it’d be yourself, Mr. Hartnett” (Barry 16).

3.5.2 Morfologie

De morfologie in het zuidelijke Ierse Engels heeft ook een paar afwijkende kenmerken. Zo wordt er een verschil gemaakt tussen de tweede persoon enkelvoud en meervoudige persoonlijke voornaamwoorden. Een uitgebreidere uitleg hiervan zal ik geven onder ‘3.5.4.1 Persoonlijke voornaamwoorden’. Een ander kenmerk van afwijkende morfologie in het zuiden van Ierland is dat Them gebruikt kan worden als een demonstratief, dus ‘Them shoes in the hall’ (Hickey 2007: 144). Een voorbeeld van het gebruik van them als een demonstratief zien we ook terug in City of Bohane: “Them’s buildings, them’s streets, them’s human fuckin’ peoples!”(Barry 152).

(37)

3.5.3. Persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden zijn in het Ierse Engels hetzelfde als in standaard Engels: I [ae], [aƐ], [a]

you [ju], [jƱ] [jə] he [hi], [hI] she [ʃi], [ʃI] we [wi], [wI] you [ju], [jə] ye [ji], [jI], [jə]

they [ðᴚeI], [deI], [ḏe], [ḏƐ] (Hickey 1983: 47).

Een uitzondering is de tweede persoon meervoud die men orthografisch zou kunnen noteren als ye. Deze vorm stamt nog uit het vroege moderne Engels. De retentie werd extra versterkt doordat er in het Iers, in tegenstelling tot het Engels, wel een verschil wordt gemaakt tussen de tweede persoon enkelvoud en de tweede persoon meervoud. Dit verschil is op meerdere manieren gerealiseerd in de Ierse taal. Een manier om verschil uit te drukken tussen de tweede persoon enkelvoud en meervoud is bijvoorbeeld door de hoge frontale klinker /i/ als een marker voor de tweede persoon meervoud. Dit wordt morfologisch geïllustreerd als: ‘{J} + {U}’ voor de tweede persoon enkelvoud, en ‘{J} + {I}’ voor de tweede persoon meervoud. (Hickey 1983: 47). De tweede manier waarop dit verschil is gerealiseerd in het Iers is met een alveolaire frictatief [S] voor de tweede persoon meervoud:’ {J} + {U} + {S}’ (Hickey 1983: 47). In dit geval wordt het Engels zo vervormd, zodat het kan corresponderen met de Ierse notie van een verschil tussen de tweede persoon enkelvoud en de tweede persoon meervoud. Maar dit proces heeft zich verder ontwikkeld: we zien dat het in het Iers ook mogelijk is om

(38)

een klinker en een alveolaire frictatief als markering te gebruiken voor de meervoudsvorm: ‘{J} + {I} + {S} second person plural’ (Hickey 1983: 47).

De volgende Ierse persoonlijke voornaamwoorden zijn mogelijk, ze zijn fonetisch weergegeven door Raymond Hickey in Remarks on pronominal usage in Hiberno-English.

{JI} F [ji], [jI], [jə]

{JUS} F [juz], [jƱz]; [jus], [jƱs] {JIS} F [jiz], [jIz], [jƐz]; [jis], [jIs], [jƐs] De ortografische representatie is vaak als volgt:

{JI} F ye

{JUS} F yous, rarely: youz

{JIS} F yiz, yis, yees, yeez, rarely: yes (Hickey 1983: 48).

Ook in het geval van bezittelijke voornaamwoorden komen deze klanken terug. Er wordt in dat geval een [R] toegevoegd: ‘{J} + {I} + {R}’ (Hicket 1983: 48).

In het Iers Engels worden subjectieve vormen vaak vervangen door reflexieve vormen, dit komt voor wanneer er wordt gerefereerd aan een autoritair figuur die een grote mate van respect geniet , het kan ook voorkomen na een vorm van “be”:

Himself isn’t here at the moment. Where’s himself? (Hickey 1983: 49).

Voor het gebruik van reflexieve voornaamwoorden zijn er in het Ierse Engels bovendien nog meer alternatieven die men kan gebruiken. Het subjectieve voornaamwoord krijgt dan de uitgang –self of –selves:

As for meself. I don’t mind.

(39)

Tenslotte worden de eerste en derde persoon meervoud soms als volgt gebruikt in combinatie met een nominaal subject:

Us wives have a hard time of it. Them road workers are awful lazy.

But: *Him farmer has lots of land (Hickey 1983: 49). Voorbeelden in city of Bohane:

'Tubby. l wan' ya to hear this now. I don' care what fuckin' savagry ye practise out on them fuckin' dunes, y'check me? Ye can chant yere fuckin' pikey curses and ye can skin yere fuckin’ hares for the stewpot and ye can build yere little sixbar fuckin’ gates for the Big Nothin’’ fermoiri an’ ye can hang yere fuckin' scalps and paint yere bollix blue an' have a read o’ the fuckin’ stars. Ye can train yere lurchers and hose out their minty fuckin’ cages. Fine! Coz I don’ have to fuckin’ well look at ye while ye’re at it (Barry 152).

3.5.4 Zinsbouw

Ook bepaalde elementen uit de zinsbouw zijn kenmerken voor de zuidelijke dialecten waar Cork en Limerick onder vallen. Zo is er een bepaalde habituele constructie die afwijkt van het standaard Engels: er is in het zuiden een voorkeur voor “do + be” in constructies met het habituele aspect (Hickey 2007: 143). Het habitueel aspect geeft een generieke of gebruikelijke situatie of staat aan. In tegenstelling tot het habitueel aspect in Standaard Engels is het in het Iers sterk gemarkeerd. Wat het meest opvallend is aan het Ierse habitueel aspect is dat ‘be’ een inflectie op –s kan hebben. Wanneer een actie erg gewoonlijk is kan er dus een dergelijke constructie voorkomen:

(40)

De betekenis die ‘bes’ in dit geval heeft is dat het onderwerp van de zin gewoonlijk op Facebook zit via haar telefoon ‘periodically or habitually’ (Sharp 11). Dit voorbeeld zou in het Standaard Engels niet geaccepteerd worden. Een andere constructie die in het Ierse Engels veelvuldig voorkomt is de ‘does be/do be’ constructie die gebruikt wordt om een duratieve, of gewoonlijke actie in de tegenwoordige tijd aan te geven (Sharp 11). Zoals in: “She does be on Facebook on her blackberry”(Sharp 11). Het verschil met de bes-constructie is dat de actie, of de staat, op dit moment plaatsvindt of bestaat. Kevin Barry maakt van dit soort constructies ook gebruik in City of Bohane:

‘Ain’t it shockin”, said the innkeeper, ‘for this manner a caper to be goin’ on in Bohane an’ we oney three days to the birthday o’ the Sweet Baba Jay? What do be wrong with us at all?’(Barry 105).

Tenslotte zijn er veel manieren van zinsbouw in het zuidelijke Ierse dialect die afwijkend zijn van het standaard Engels. Hieronder weergeven een opsomming van Hickey. In City of Bohane zijn veel van deze kenmerken terug te vinden. Punt twee (over het gebruik van het habituele aspect), bijvoorbeeld, wordt in het dialect in de roman gebruikt (een voorbeeld uit Bohane gaf ik al op de vorige pagina). Punt vier, de dubbele ontkenning komt ook meerdere keren voor in City of Bohane: “Well, he ain’t gonna be botherin’ no dancehalls for a time” (Barry 31).Het afwijkende gebruik van till (beschreven in punt acht) is ook terug te vinden: “Now c’mere till ya hear the latest” (Barry 73). Punt negen, de “singular time reference’ met ‘never’, vinden we ook terug: “She never let go the eye-lock (Barry 182). Ook punt tien komt voor in Barry’s dialect: “They had calves for the slaughter and piebalds for to sell” (Barry 197).

1) Perfective aspect with two sub-types:

(41)

the milk’.

b) Resultative perfective, e.g. She has the housework done. ‘She has finished the housework’ (OV word order)

2) Habitual aspect, expressed by do + be or bees or inflectional -s in the first person singular

a) She does be reading books. b) The boys bees up late at night.

c) I gets awful anxious about the kids when they’re away.

3) Reduced number of verb forms, e.g. seen and done as preterite, went as past participle

4) Negative concord, e.g. He’s not interested in no cars.

5) Clefting for topicalisation purposes, e.g. It’s to Glasgow he’s going.

6) Greater range of the present tense, e.g. I know him for more than six years now. 7) Be as auxiliary, e.g. They’re finished the work now.

8) Till in the sense of ‘in order that’, e.g. Come here till I tell you.

9) Singular time reference for never, e.g. She never rang yesterday evening. 10) For to infinitives of purpose, e.g. He went to Dublin for to buy a car.

11) Subordinating and (frequently concessive), e.g. We went for a walk and it raining. 12) Preference for that as relative pronoun This is the book that I read (Hickey 2007: 144).

3.5.5.Spreektaal

Een ander kenmerk dat veel terug te vinden is in de brontekst is het afbreken van woorden. Dit fenomeen is niet typisch Iers maar komt in veel varianten van de Engelse spreektaal en gesproken taal. Het wordt geassocieerd met meerdere dialecten, maar geeft vooral een

(42)

informele setting aan. Woorden eindigend op –ing bijvoorbeeld, worden vaak geschreven (en uitgesproken) zonder –g. Dit fenomeen wordt vaak geassocieerd met het taalgebruik van een bepaalde klasse, namelijk de arbeidersklasse en wordt gebruikt in een informele context (Matthew n.pag.). In City of Bohane wordt dit ook veel gebruikt in de dialogen. Zo zien we vaak dat –ing wordt vervangen door –in’, maar ook in eigennamen komt dit fenomeen voor. De regio waarin de roman zich afspeelt wordt bijvoorbeeld Big Nothin’ genoemd.

(43)

Deel II: De vertaling van het eerste hoofdstuk uit City of Bohane:

een analyse

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

D ezer dagen kwam op mijn tafel The gathering storm, het eerste deel van Winston Churchills herinneringen uit de tweede wereldoorlog. Hij verdedigt daarin zijn

Via activiteiten voor vaders werd getracht de band tussen vader en kind te behouden tijdens detentie en wilde ik ervoor zorgen dat de vaders hun vaderrol op zich konden nemen..

Maar goed kijken naar welke data er zijn en hoe we die kunnen inzetten om de belofte van smart city te realiseren.. Goed kijken dus hoe we de stad met behulp van data

Topsectoren: Topsectoren worden verbonden met stede- lijke, cross-sectorale opgaven. De nieuwe economie vereist een andere verdeling van budgetten; voor Smart City projecten. Dat

Bij een metafoor is er ook weer sprake van een vergelijking die berust op overeenkomst, maar het bedoelde staat niet in de zin/tekst alleen het beeld wordt genoemd6. De

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

Mol & Bus (2011) concluderen dat kinderen en jongeren die veel lezen in hun vrije tijd hoger scoren dan niet-lezende leerlingen op toetsen voor ‘woordenschat’, ‘leesbe-