• No results found

tenslands, is het misschien een dergelijk "overall strategie objecfive",

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "tenslands, is het misschien een dergelijk "overall strategie objecfive", "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

grondverf de studie J. B.

Prof, Mr Dr ]. BARENTS

BUITENLANDSE KRONIEK

KOUDE OF WARME OORLOG?

D ezer dagen kwam op mijn tafel The gathering storm, het eerste deel van Winston Churchills herinneringen uit de tweede wereldoorlog. Hij verdedigt daarin zijn eigen beleid, en het dient te worden erkend, dat hij vàak tijdig ernstige waarschuwingen heeft gegeven, die door verantwoordelijke lieden in de wind werden geslagen, al is zijn eigen beleid niet altijd zó rechtlijnig geweest als hij ons wel zou willen doen geloven. Het bock boeit niet alleen door de gedragen, soms zwiepende stijl van de grote oorlogsleider, maar ook door menige politieke waarheid, die hij terloops uitstrooit. Eén van die waarheden is een inzicht, dat hij zegt van de .Amerikanen te hebben overgenomen. Het is de behoefte aan een "overall strategie objective", aan een grote hoofdlijn voerende naar het belangrijkste punt in de gehele politieke situatie, een lijn, waaraan men alle neven- lijnen en bij-overwegingen ondergeschikt maakt.

Als wij de huidige politieke situatie overzien, binnenslands en bui-

tenslands, is het misschien een dergelijk "overall strategie objecfive",

dat ontbreekt. Er is, dunkt me, geen tekort meer aan een gevoel van

(2)

dreigend oorlogsgevaar - evenmin bij de man in tlle street als bij de verantwoordelijke politieke leiders

1).

Maar men vraagt zich wel ecns af, of het besef van de gevaarlijke situatie, waarin wij ons thans be- vinden, het politieke denken zowel in Nederland als in de wereld voldocnde beheerst, zodat op de vermijding van dit gevaar en de inperking der risico's alle krachtsinspanningen kunnen worden gericht.

Men kan met enig recht betogen, dat er al een oorlog is. Men heeft de periode tussen de eerste en de tweede wereldoorlog wel mede onder het begrip "oorlog" gebracht en gesproken van de "dertigja.rige oorlog". Als men op die weg zou willen voortgaan, is er alle reden om te zeggen, dat de oorlog sinds 1914 nog niet is geëindigd.

Inderdaad, er is oorlog, in de zin van een strijd om de wereldbeheer- sing, maar wij doen toch goed, het begrip "oorlog" in de strikte zin

• van het woord te beperken tot een conflict met de wapenen. Dan moeten wij erkennen dat, hoewel er in de huidige wereldsituatie hier en daar van de wapenen gebruik gemaakt wordt, het evenbeeld van de eerste en de tweede wereldoorlog nog niet boven de horizon i5 gekomen.

Misschien is dat het juist, wat ons benauwt. Wij weten dat, als een conflict met de wapenen uitbreekt, de situatie er nog heel wat anders uit zal zien dan in 1914-1918 of in 1940-1945. lIet enkele woord atoombom is voldoende om ons dat te doen beseffen; en ik hcb nog nooit iets geruststellends kunnen vinden in de verklaringen van 1l}ilitairc deskundigen, dat enkele atoombommen bijvoorbeeld niet twintig, maar "slechts" tien steden zouden kunnen vernielen.

In het bijzonder voor ons in West-Europa geldt, dat een nieuw gewapend wereldconflict ons waarschijnlijk nabij de ondergang zou brengen. De physieke vernietiging in een oorlog, die met de modernste bewapening werd uitgevochten, zou misschien honderden malen erger zijn dan de laatste maal 2). De economische schade en armoede, die van een nieuw conflict het gevolg zouden zijn, zouden niet aHeen een West-Europa scheppen, dat op zijn minst vier jaren van krachtdadige Amerikaanse hulp nodig heeft om er bovenoJl te komen, maar waar- schijnlijk een vrijwel reddeloos overblijfsel, en ook al zou men aan opruimen van deze ontredderde boedel toekomen, dan nog zou na een derde wereldoorlog en daarmede gepaard gaande bezetting van West-Europa de "liquidatie" v· an alle leidénde personen ter plaatse waarschijnlijk zo ver zijn voortgeschreden, dat ook uit dien hoofde enig herstel zeer moeilijk zou zijn.

Maar zover is het nog niet, al is het goed, om de risico's van de

situatie nog eens helder voor ogen te stellen. Wij zien tegenover

elkaar Rusland en Amerika, elk met een groep van kleinere naties

om zich heen, welke groepen zich steeds duidelijker beginnen af te

(3)

bij de

af te

tekenen. Tussen deze beide grote machten is een strijd om de wereld- heerschappij aan de gang, die zeer goed in een gewapend conflict kan

ontaarden, maar dat op zichzelf genomen nog niet behoeft te doen.

Wij mogen aannemen, dat aan de zijde van de westelijke mogend- heden geen enkele behoefte bestaat om tot een derde wereldoorlog te komen. Tot betrekkelijk kort geleden hebben de meeste deskundige waarnemers verondersteld, dat ook aan Russische zijde daaraan geen behoefte bestond.

De vraag is voor de Russen maar, of zij hun doeleinden ook op andere wijze zullen kunnen bereiken. Er bestaat helaas geen twijfel aan, dat zij in laatste instantie de ineenstorting van de kapitalistische wereld (dat wil dus zeggen: van alle naties buiten de Sowjet-Unie en haar satellietstaten) het noodzakelijk einddoel acht en, indien die ineenstorting niet min of meer vanzelf geschiedt, een conflict met het

"socialistische" Rusland noodzakelijk acht.

Maar er is

e~n

tijd geweest, dat het met die inecnstorting van die

kapitalistische wereld vlotter leek te gaan dan thans het geval is. Tot

het midden van 1947 leek het wel, alsof de uitbreiding van de macht

del' Sowjet-Unie steeds verder ging. Zeker, in Noord-Perzië hebben

de Russen hun avontuur moeten beëindigen, en het kordate Ameri-

kaanse optreden in Griekenland en Turkije was voor hcn een geduchte

tegenslag. De voor het communisme altijd gunstige voedingsbodem

van de economische noodtoestand was echter in Europa zeer duidelijk

aanwezig en het leek een ogenblik, alsof bijvoorbeeld Frankrijk en

Italië (en dus ook de andere naties na hen) als rijpe appels vanzelf in

de schoot van Stalin zouden vallen. Voornamelijk door de Marshall-

hulp is dat gevaar echter op korte termijn gekeerd, en Ruslands

positie is aanzienlijk minder overheersend dan anderhalf jaar geleden .

Ook ten aanzien van Duitsland, het huidige punt van conflict, is dat

in een bepaald opzicht stellig het geval. Ieder begrijpt, dat de

zogenaamde strijd om Berlijn in het wezen van de zaak een strijd om

geheel Duitsland is, en door de sleutelpositie, welke Duitsland in

Europa inneemt, juist als de politieke en sociale bewegingen in Frank-

rijk en Italië een onderdeel is van de strijd om Europa. De Russen

willen door de actie, welke zij thans voeren, de opbouw van ecn

gezonde Westeuropese staat tegenhouden, omdat zij vrezen, dat

daarvan een onontkoombare aantrekkingskracht zou uitgaan op de

bewoners van oostelijk Duitsland, die het noch in politiek noch in

sociaal-economisch opzicht bijzonder aangenaam hebben. En verder

lijkt het wel, alsof de Russen nog steeds nict alle hoop hebben

opgegeven op medezeggenschap in het voor hen zo belangrijke Ruhr-

gebied, hetzij dat zij die zeggenschap van de westelijke geallieerden

als concessie willen afdwingen, hetzij dat zij hopen op ondergrondse

(4)

,

,

actie van de communisten onder de mijnwerkers uit de Ruhr.

Laten wij even nader ingaan op de situatie, welke door de crisis in Berlijn is geschapen. De onderhandelingen op zeer hoog niveau in Moscou hebben evenmin succes gehad als de onderhandelingen op iets lager niveau in Berlijn, die daarvan een uitvloeisel waren. De westelijke geallieerden hebben nu besloten, de kwestie-Berlijn voor de Verenigde Naties te brengen. Men heeft weinig voorspellende -gaven nodig om te zien, 'dat dit weinig succes belooft. Er is echter nog een betreurenswaardige neiging om de ernst van de situatie in zoverre te miskennen, dat men hierbij spreekt van een "crisis van de Verenigde Naties". Dat is een voorbeeld van het voorbijzien van het

"overall strategie objective", waarvan Churchill sprak.

Er is natuurlijk een crisis...-der Verenigde Naties. Het nut van die 'Organisatie, zoals zij op het ogenblik reilt en zeilt, is beperkt tot , overleg zonder beslissingen en tot propaganda, die van de tribune der Verenigde Naties op verschillende delen der were1d wordt gericht.

Haar zelfstandige kracht om te besluiten en te handelen is helaas vrijwel tot het nulpunt gedaald. De betekenis van het brengen van de Berlijnse kwestie voor de Verenigde Naties is echter juist gelegen in datgene, wat daarop moet volgen. Men kan van deze actie zelf nauwelijks succes verwachten. Het enige is, dat men de zaak waarom het gaat, het standhouden tegenover de Russiscne agressielust, dramatiseert en volstrekt duidelijk maakt voor de openbare mening bij de westelijke mogendheden zelf en wellicht ook bij een aantal naties, die hun positie in het conflict nog niet definitief hebben bepaald. De grote vraag is echter: wat moet er gebeuren, als de behandeling van de kwestie-Berlijn ook bij de Vérenigde Naties tot geen resultaat leidt? Joseph en Stewart Alsop, de bekende commen - tatoren van de New York Herald Tribune, die gemeenlijk goed zijn ingelicht over wat er in Washington gebeurt, hebben al enige tijd geleden te kennen gegeven, dat de enige logische mogelijkheid dan is een ultimatum van de Verenigde Staten aan de Sowjet-Unie om de . blokkade van Berlijn te beëindigen, op straffe van het uitlokken van een gewapend conflict. Iets later ' echter kwamen zij met het bericht, dat de N ational Security Council, het uiterst belangrijke college van politieke en militaire autoriteitcn in Washington, bezig is met zijn standpunt over dcze verdere zaak te bepalen, doch dat nog niet gedaan heeft 3 ).

Wij kunnen er dus van uitgaan, dat het conflict nog wel even

slepende zal blijven, tenzij men er van de Russische zijde belang bij

zou hebben, het eerder in gewapende vorm te doen uitbreken. Bij de

beoordeling van dat laatste punt Is men wel eens geneigd, zich het

oorlogsgevaar groter voor te stellen naarmate de Sowjet-Unie mach-

(5)

even

r. bij

lj

de het ach-

tigel' is. Men denkt dan als het ware, dat de Russen in een vlaag van grootheidswaanzin met de wapenen om zich heen zullen gaan slaan.

Dit nu is een dwaze veronderstelling, die aan het

polit~eke

verstand van de mannen in het Kremlin stellig te kort doet. Het risico is, naar het mij voorkomt, eerder omgekeerd. De Sowjet-Unie ziet zich de laatste paar jaren telkens vULstpanden ontglippen, ziet haar invloed in de tot dusverre neutrale sectoren van de wereld dalen, en ziet het economische hcrstel van West-Europa de bodem ontnemen aan een flink stuk van de internationale communistische propaganda. De vraag is nu maar, of het Kremlin of bepaalde.invloeden in het Kremlin niet op een keer tot de conclusie zullen komen, dat het verkieslijk is om een oorlog uit te lokken, vóór men de invloed nog verder ziet dalen.

Over de uitslag van een oorlog is weinig twijfel. De Amerikanen winnen die, al zou het maar zijn omdat zij technologisch verre , supe- rieur zijn aan elke andere natie. Voorts beschikkcn zij o:"er een aantal atoombommen voor het gebruik gereed, terwijl men vrij algemeen aanneemt (dat moet uit rjldar-waarnemingen zijn gebleken), dat de Russen nog geen bom tot ontploffing hebben gebracht, zoals de Amerikanen dat bij wijze van proefneming in Nieuw-Mexico deden, en ook vóór 1952 niet in staat zullen zijn, atoombommen op industriële schaal te vervaardigen.

Dit is ,echter maar een zeer betrekkelijke troost. Zoëven werd al iets gezegd over de risico'-s, welke een nieuwe oorlog voor West- Europa zou meebrengen. Ook voor Amerika is dit risico niet onaan- zienlijk. Vóór mij ligt een boek van de bekende

Amerikaans~

militaire schrijver Hanson Baldwin, The price of power 4). Het 'is het

resultaat van besprekingen in de Council for foreign relations, het

bekende lichaam van deskundigen op het gebied van de buitenlandse

poTitiek en derhalve de weerslag van wat door een aantal van de beste

politieke en militaire deskundigen over de aard en afmetingen van

een mogelijke derde wereldoorlog wordt gedacht. De grondstelling

van het boek is deze, dat alle veiligheid slechts relatief is, dat men,

zelfs wanneer men - zoals Baldwin wil - g tot

~

van de staatsbegro-

ting van de Verenigde Staten voor militaire uitgaven reserveert, zich

onmogelijk kan verzekeren tegen alle risico's, die in een oorlog be-

sloten liggen. Ik heb betogen van deskundigen gelezen, die menen,

dat de eerste aanval met atoombommen op de Verenigde Staten het

leven zou kosten aan 40 millioen mensen. Er zijn andere deskundigen,

die dit aantal op "slechts" 600.000 stellen. De vergelijking van deze

cijfe~s

leert, dat militaire deskundigen, zeker bij de huidige haast

fantastische technische mogelijkheden, nog heviger met spek schieten

dan zij vroeger al plachten te doen. De vergelijking leert ons ook, dat

(6)

ode Verenigde Staten zelf allerminst veilig zijn in een komend conflict, al zullen zij er, zoals Baldwin terecht qpmerkt, goed aan doen, niet ' alleen door geweeklaag over de atoombom bij een komend conflict een vrij zekere paniek uit te lokken, maar de mensen enigszins te beschermen door doeltreffende maatregelen van burgerdefensie.

Het is overigens nog allerminst zeker waar een komend conflict zal uitbreken, als het mocht komen. Wie denkt aan Berlijn, is geneigd ook te denken aan een conflict, dat langs de lijn Triëst- Stettin uitbreekt. Noch Scandinavië noch het Noordpoolgebied zijn echter uitgesloten mogelijkheden, in het bijzonder als men denkt aan het feit, dat de rechtstreekse verbindingen tussen de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie veel noordelijker lopen dan over West-Europa. En zeker als het conflict eerst over enige tijd zou uitbreken, zijn het Midden-Oosten en het Verre Oosten ook zeer reële mogelijkheden.

Indien de eerste mogelijkheid van een grensoverschrijding van de Elbe bewaarheid mocht worden, ziet het er voor West-Europa weinig ,gunstig uit. Een tijdlang heeft ~elfs de mening geheerst dat, indien men de Russen niet aan de Elbe zou kunnen tegenhouden (wat, gezien de geringe strijdkrachten te land van de westelijke geallieerden.

onwaarschijnlijk is), de Pyreneeën eigenlijk de enige grens zouden zijn, waar men de kans zou hebben om stand te houden in West- Europa. Een deel van de belangstelling van Amerikaanse zijde voor Franco-Spanje is ongetwijfeld tot dit strategische motief te herleiden.

Wij kunnen echter niet schatten welke invloed de luchtoorlog op de frontvorming zou hebben en weten ook niet, of bij het overleg tussen Canada, de Verenigde Staten en de vijf landen van de Westelijke Unie in Washington deze laatste er in geslaagd zijn, er de grote broers van te overtuigen, dat een bezetting van West-Europa niet alleen een

reculel' pOUI' mieux sautel'

zou zijn, maar strategisch zowel als politiek en economisch een ramp, die nauwelijks meer te herstellen zou zijn door latere overwinningen.

Eén van de belangrijkste factoren in dit verband is uiteraard wat de vijf landen van het Pact van Brussel sinds Maart op tafel hebben gebracht. De kloeke rede van minister Spaak tot de Russen gericht geef.t aanleiding om te veronderst~llen, dat de vijf mogendheden zich rekenschap gaan geven van de consequenties van het feit, dat zij bij een mogelijk conflict stellig aan de westelijke kant zullen staan. War van vorige besprekingen bekend werd gaf nog weinig reden tot optimisme. Gezamenlijke manoeuvres. en normalisatie van militaire uitrustingsstukken is nog geen vervanging van het noodzakelijke geünifieerde opperbevel 5 ) en van samenwerking bij de operaties. Om maal' even bij het laatste punt te blijven: er zullen toch op zijn minst genomen duidelijke afspraken tussen Nederland en België moeten

w 00

v

z n li

s

v

a

z

(7)

van een tiek zijn

at

I tot

~airc

~ijke

l Om ~nst

~ten

worden gemaakt in verband met het feit, dat de helft van de Belgische oostgrens achter Nederlands Limburg ligt.

Het moeilijkste punt van de samenwerking der Vijf is echter, dat zij gezamenlijk over onvoldoende strijdkrachten beschikken. De Engelsen en Nederlanders hebben het grootste deel van hun strijd- krachten overzee, het Franse leger is groot, maar van een betwiste organisatie en onbetrouwbaar. Gelukkig zijn de laatste paar maanden onderdelen van de Amerikaanse luchtmacht ter plaatse een wakend oog over West-Europa gaan houden. Indien wij het betoog van generaal Spaatz, de bekende Amerikaanse luchtcommandant, mogen geloven, dan staat de bombardementskracht van de thans in Europa gestationneerde Amerikaanse vliegtuigen, als zij gebruik maken van atoomwapenen, gelijk aan die van 79.200 ouderwetse bombardements- vliegtuigen bewapend met TNT. Hoewel deze uitspraken mij altijd herinneren aan de Franse minister van Oorlog, die vóór het uitbreken van de oorlog van 1870 in de Kamer trots verzekerde, dat er geen knoop aan een slobkous ontbrak, en hoewel wij er rekening mee moeten houden, dat de laatste maand van Amerikaanse zijde duidelijk een propaganda-offensief is ingezet wat betreft de militaire paraat- heid, betekent het cijfer toch op zichzelf wel iets.

In dergelijke gegevens, en in het bijzonder in het exclusieve bezit van de atoombom aan Amerikaanse zijde, ligt een waarschuwing aan de Russen en een (naar onze opvatting) duidelijke reden om geen gewapend conflict uit te lokken. ...

Een tweede reden. om dat niet te doen ligt in het feit, dat de Duit- sers de ervaring hebben opgedaan, ·dat een bezetting van West-Europa zonder dat men tevens in staat is Engeland te bezetten betrekkelijk weinig zin heeft.

Een derde reden is gelegen in de

mo~eilijkheid

van de Russische

verbindingslijnen voor het geval de Sowjets een dergelijke bezetting

zouden aandurven. In het algemeen zouden de Russen wat men wel

noemt het "voordeel van de binnenbocht" in belangrijke mate ver-

liezen door hun militaire macht over een te groot gebied uit te

strooien. De recente gebeurtenissen in Joegoslavië en Polen hebben

voorts wel bewezen" dat de bevolking van verscheidene satellietstaten

allerminst eenstemmig op de hand van de Russen is. Ook de Duitsers

zijn dat, onder andere door de strijd om Berlijn, in het geheel niet

meer. Het zijn stuk voor stuk belangrijke redenen, waarom wij, tegen

de achtergrond van onze gebruikelijke gedachtengangen, geneigd zijn

om te veronderstellen, dat het voor de heersers in het Kremlin onver-

standig zou zijn om een oorlog uit te lokken. Men ziet: ik formuleer

het voorzichtig. Wij hebben al meer gezien, dat de mannen van het

Kremlin van andere praemissen uit redeneren dan wij.

(8)

De Russen zijn boos geworden over het feit, dat in Amerika de ESSO-maatschappij al een kaartje van "de derde wereldoorlog" heeft uitgegeven. Wij kunnen ons die boosheid in zoverre wel indenken, dat het afbakenen van fronten in een toekomstige oorlog nog lichtelijk voorbarig is. Wie echter denkt, dat men de vrede bevordert door het oorlogsgevaar te baga telliseren, vergist zich zeer. Het :,overall strategie objecfive" is in de huidige situatie: het stuiten van de Russische agressielust. Het is verre van zeker, dat die agressie zich binnenkort in gewapende vorm zal uiten, maar wij' " dienen haar in al haar moge- lijke vormen in onze beschouwingen over de situatie te betrekken.

Daarvoor is de situatie zeker ernstig genoeg .

1) Een treffend voorbeeld van de wijze, waarop "men" het oorlogsgevaar aanvoelt, is de ervaring van een bevriende brandstoffenhandelaar in de middenstandsbuurt. Hij vertelt, dat het grootste deel van zijn klanten hun kolenrantsoen in enige haast komt opeisen, "uit angst voor de Russen".

Oudere mensen beklagen hem en zijn vrouw, omdat deze laatste als jonge mensen "zo'n toekomst voor de boeg hebben".

2) Honderden is geen losse wijze van zeggen, maar een schatting van be' paalde deskundigen.

3) Deze kroniek sluit de eerste van de maand af.

4) N ew Y ork, 1948.

G) Waarop de benoeming van veldmaarschalk Montgomery echter in feite wel zal neerkomen.

o v C

"

1: s I

r

I

(9)

feite

J. DE KADT

BINNENLANDSE NOTITIES

W e hebben dus nu de Troonrede vóór ons, benevens de Millioenen-Nota, en er zou dus zonder meer al heel veel te vertellen vallen over de September-maand, die achter ons ligt. Voor de massa van het Nederlandse volk was die maand zeer zeker niet gekenmerkt door Troonrede of andere bij de parlementaire democratie behorende uitspraken of verriohtingen. Het was de maand van de troonsafstand van koningin Wilhelmina en van de troonsbestij- ging van koningin Juliana. En van de feestelijkheden aan die troons- bestijging verbonden.

Van koningin Wilhelmina is ook in dit blad getuigd van wat ons als mensen, als Nederlanders en als progressieve democraten met haar verbindt, ook wanneer wij ons - zoals dat met de schrijver van deze kroniek het geval is - tot de overtuigde republikeinen rekenen.

Als aan het hoofd van een constitutionele monarchie een hoog- staande en plichtsgetrouwe persoonlij1:cheid geplaatst is, die door de overweldigende meerderheid van het volk met eerbied en liefde aan- vaard wordt en die in de moeilijkste omstandigheden getoond heeft dit volk lief te hebben en met de beste vrijheids-tradities van dat volk verbonden te zijn, dan benadert een dergelijke toestand vrijwel het beste van wat men zich in deze boze wereld als staatsvorm kan voor- stellen .. En dan is er geen enkele reële behoefte aan perfectionisme.

En nog veel minder aan een republiek zoals die voor heden en de naaste toekomst in ons land gedacht zou kunnen worden, als men rekening houdt met de politieke kaart van Nederland.

Koningin Juliana heeft in de redevoering die zij op 6 September in de Nieuwe Kerk te Amsterdam hield, het aan allen duidelijk gemaakt dat zij, wat het koninklijke ambt betreft, "niet belust, doch wel bereid"

is. In haar zo menselijke rede, ontroerend door oprechtheid en een-

voud, heeft ze een beroep gedaan op wat bij ons allen aan menselijk-

heid en aan ridderlijkheid aanwezig is. En ik neem aan dat de over-

weldigende meerderheid van allen, die in de kerk, of buiten door de

radio, haar rede hoorden, het vaste voornemen hebben haar zoveel

(10)

zij kunnen te helpen bij het vervullen van haar vele, tijdrovende, _ vermoeiende en bijna steeds vervelende werkzaamheden.

Wat ons bij dit alles van het hart moet, dat is, dat de heren organisa- toren van de "plechtigheden" nog maar al te veel in de feodale en verouderd-militaire sfeer hebben vertoefd, en dat ze zoveel mogelijk een copie van 1849 (en eerder) hebben pogen te léveren. Waarbij dan het gebrek aan respect voor de volksvertegenwoordiging en de volks- vertegenwoordigers, beledigend en gevaarlijk zou zijn, als men de heren van "het protocol" volkomen ernstig nam.

Maar natuurlijk, als de lieden van de pers, radio en de film eveneens de "protocolaire" voorstelling gaan verwekken van de Kamerleden die warempel oók al in de Nieuwe Kerk aanwezig mogen zijn, doch die daar de boel maar ophouden met hun eden en beloften en lang niet zo decoratief zijn als de "vorstelijke gasten", dan wordt het nodig, dat het parlement meer eergevoel en meer begrip van eigen waardigheid toont dan bij deze feesten en-huldigingen tot uitdrukking is gekomen. Met deze opmerking wordt niets afgedaan aan de voor- treffelijke redevoering die de voorzitter der Verenigde Vergadering, prof. Kranenburg in de Nieuwe Kerk heeft gehouden, een redevoering die geen twijfel liet aan de positie van volksvertegenwoordiging en koningschap in ons land, en die blijkbaar niet in de smaak viel van de byzantinistische elementen. Het blijft echter een feit, dat de ver- houding koningschap-parlement in Nèderland veel minder democra- tisch is dan b.v. in Engeland, Noorwegen of Denemarken, en het i'i nodig dat dit aan weerskanten beseft en veranderd wordt.

De Troonrede brengt het voornemen van het nieuwe Kabinet om een grote hoeveelheid werk te verzetten, duiddijk tot uitdrukking. En evenals de regeringsverklaring die we verleden maand bespraken, geeft de Troonrede blijk van een economisch realisme, dat het begin van alle wijsheid is, in dit hard werkend land, dat desondanks een arm en overbevolkt, van vreemde hulp afhankelijk, land is. De vraag die voor de hand ligt: "hoe komt een dergelijk land er weer bovenop?"

staat in het middelpunt van het economisch zowel als van het politiek

beleid. En de troonrede is in dit,9pzicht minder duidelijk dan gewenst

is. Politiek is ze onduidelijk omdat ze, na geconstateerd te hebben

dat de oorlogs-illusies van een samengaan der bondgenoten vervlogen

zijn, er niet toe komt de dingen bij hun naam te noemen, te consta-

teren dat wij, en heel Europa, en de hele wereld, bedreigd worden

door het wrede, barbaarse, onvermurwbare Russische totalitarisme,

en dat onze wil deze dreiging te breken het uitgangspunt moet zijn

voor ons politieke en economische leven. Alleen het op de eerste

(11)

van ver- cra-

t i'l

een En

zijn

~ste

plaats zetten van dit centrale wereldfeit, kan de sfeer scheppen waar- binnen ernstig gedacht en ernstig gewerkt kan worden. Als er in de toekomst offers gebracht moeten worden, en dat zal zeer zeker het geval zijn, dan zullen ze gebracht moeten worden opdat wij zo sterk mogelijk staan in deze strijd om ons aller leven. Niet alleen dat men op deze wijze de overgrote massa van het Nederlandse volk kan verenigen tot een krachtsinspanning, men kan ook alleen z6, in alle nuchterheid, aan de orde stellen: wie het grootste deel der lasten zal moeten dragen.

Het is duidelijk: een Russische heerschappij betekent onteigening zonder enige schadeloosstelling van alle ondernemers, van alle bezit- ters, van allen die enige welstand genieten, het betekent ook' het physiek uitroeien van allen die tot die groepen behoren, door de Russische dictatoren en hun Nederlandse trawanten, de lompenprole- tariërs onder leiding van de Gortzaks. Alle tranen over te drukkende belastingen en andere lasten, alle zuchten over bureaucratie, inmen- ging, moeilijkheden voor bedrijfsleider en handelsman, moet men zien in het licht van de tranen en de zuchten die na een Russisch'e over- winning zouden volgen. En wie de overwinning wil behalen op de Russen die zal daarvoor een hoge prijs moeten betalen. "

Amerika betaalt een klein gedeelte van die prijs in de vorm van Marshall-steun, het maakt zich al gereed om er een nieuwe betaling aan toe te voegen, in de vorm van een lease and lend steun voor de militaire uitrusting van West-Europa - en het zal zich gedwongen zien nog veel en veel m" eer te betalen.

Onze Nederlandse bezitters en welvarenden zulien hun aandeel in de betalingen moeten bijdragen, in deze vorm, dat ze hun voorgenomen plundertocht op het levenspeil der arbeiders en op de sociale wet- geving zullen moeten opgeven. De arbeiders ten slotte zullen moeten betalen met die zrelfbeheersing, die ze nu al jarenlang demonstreren, en die hierin bestaat, dat ze genoegen nemen met een levenspeil dat eigenlijk te laag is, en dat nog geruime tijd te laag zal blijven, om eerst heel langzaam in de komende tien jaren te gaan stijgen.

Van een dergelijk inzicht is in de Troonrede op z'n best op vage en

onduidelijke wijze sprake. Terwijl de Atlantische Unie op militair

gebied al in opbouw is, praat men over Benelux en heel schuchter

over het Brusselse pact. Dit is niet de befaamde Hollandse nuchter-

heid, het is de beruchte Hollandse schrielheid en krentenwegerij. En

het brengt opnieuw de vraag naar voren die we vorige maal reeds

stelden: is deze regering van kranige sociale verzorgers en bekwame

economistisch denkende mannen, van legalisten en juristen vol voor-

zichtigheid en zonder tempo, van bezadigde lieden die in een rustige

(12)

tijd een goed figuur zouden slaan, wel opgewassen tegen de taak die ze in deze internationalistische, heftig bewoge. n tijden, te vervullen heeft?

Wij moeten dus, om 'dit Kabinet en deze Troonrede de volle maat te geven, voornamelijk kijken naar wat in het engere nationale raam voorgenomen en verkondigd wordt. De regering erkent, en ze doet dat gelukkig op royale en hartelijke wijze, dat ook binnen dat natio - nale raam slechts gewerkt kan worden op een stevige economische basis, dank zij de Amerikaanse hulp die ons door het "Marshall-plan"

begint toe te stromen. Dat die hulp ons niet in een luilekkerland brengt, doch ons slechts dat minimum geeft dat we nodig hebben om te kunnen blijven werken, ligt voor de hand. Dat voor dit werken nodig is het verkrijgen van grotere economisohe eenheden, waarvan de Benelux het begin moet zijn, is voor onze regering een zaak van directe practijk geworden. En die practijk maakt het nodig, dat de tot dusver min of meer gesloten Nederlandse economie veranderen gaat tot een Benelux-economie. Dat betekent dat "plannen" die zich be- perkten tot Nederland, niet meer gehandhaafd kunnen worden.

Nu het niet gelukt is een Benelux te krijgen waarin een Neder- landse plan-regering en êen Belgische plan-regering tot een grote .:

Benelux-plan zijn gekomen, is hierdoor voor de Nederlandse plan- partij, de P.v.d.A. een moeilijke en gevaarlijke situatie ontstaan. Vooral omdat in de tegenwoordige regering van ons land, meer nog dan in de vorige, het aantal tegenstanders van het planisme overweegt. Het is niet alleen kenmerkend dat zulke uitgesproken voorstanders van d!:!

"vrije" economie als Stikker en Schokking in de regering zijn opge- nomen, om daar hun krachten te voegen bij die van de aanhangers der "vrijheid" die reeds in de personen van de minister van Econo- mische Zaken, Van den Brink, van Van

Maarsevee~

en in 't algemeen van de K.V.P.-ers aanwezig waren. Doch kenmerkend is het ook dat de beste en sterkste voorvechter van het planisme, onze partijgenoo t Vos, zeer

nadruk~elijk

niet in de regering is opgenomen.

Oe opzet is dan ook bij velen aanwezig om de Benelux te gebruiken om op zoveel mogelijk terreinen een einde te maken aan alles wat met planmatigheid en gemeenschapsleiding samenhangt.

In de Troonrede wordt er op gewezen, dat wij van de distributie (en alles wat daarbij behoort aan toeslagen op levensmiddelen) af moeten.

Dat zou op zich zelf slechts toe te juichen zijn, aangezien d(! consump -

tie-vrijheid een belangrijk goed is, maar het gevaär is groot dat deze

vrijheid in prijsstijgingen tot uitdrukking zal komen en dat daardoor

de grote arbeidersmassa, die beneden of aan de grens van het mini-

mum leeft, belangrijk beneden dat minimum zou komen. Dit zou dan

(13)

die weer leiden tot een "derde loonronde", en de mogelijkheid dat dan

~eze

~oor

~ini­

dan

alles "in beweging" zal komen, en wel in een chaotische en gevaarlijke beweging, is zeer groot. Wij zijn tot dusver in Europa het land dat op de meest soliede wijze z'n herstel en opbouw tot stand bracht en het zou werkelijk niet aan te bevelen zijn indien we overgingen naar een toestand zoals die b.v. in België, dat paradijs der vrije economie, bestaat, een toestand die thans reeds b.v. in de textiel-industrie een werkloosheid van 36 % laat zien.

In het algemeen laat de Troonrede ons in het duister omtrent de economische koers die thans gevolgd zal worden, maar tot op zeker\;!

hoogte geeft de millioenen-nota en geven de begrotingen ons enig licht.

Over die millioenen-nota is, evenals over de Troonrede, veel geschre- ven, en men moet zeggen dat ze in het algemeen "een goede pers"

heeft gehad.

Het is dan ook een kn. ap stuk werk van moderne aard, met z'n poging om een staatsbalans en een overzicht van het nationale budget te geven. Dat het bij pogingen is gClbleven, en dat er heel wat critiek op het thans naar voren gebrachte mogelijk is, ligt voor de hand, maar moet toc;h even gezegd worden, omdat we niets hebben aan een zekere critiekloze bewondering die van ministers onfeilbare genieën maakt. Die critiek is ook in onze kringen aanwezig en ze zal onge- twijfeld door de deskundigen worden gegeven.

Maar de begroting is nagenoeg in evenwicht. ... ten minste als men het landbouw-egalisatiefonds buiten beschouwing laat.

Overigens is het gunstig resultaat in hoofdzaak verkregen door de hoge opbrengst van de belastingen - en dat de belastingdruk te zwaar is, erkent de regering en ze is van plan die belastingen te ver- lagen. Accoord, indien men daarbIj dan niet alleen denkt aan de zuchtende of gillende ondernemers, maar ook aan de mensen met de zeer kleine inkomsten.

Maar hoe komen we dan aan een evenwicht? Door verlaging der uitgaven? Goed, maar het staat toch wel vast dat er uitgaven zijn, die zullen moeten

stijgen.

Ik denk b.v. aan de militaire uitgaven. We moeten goed , begrijpen dat die nodig zijn, omdat ze het leven en het bestaan van ons volk, en van Europa betreffen. We moeten weerbaar zijn, willen we leven en sociale en socialistische politiek voeren. Ook al is men van mening dat een deel dier uitgaven door een Amerikaanse

"lease and lend" maatregel betaald zal moeten wörden, dan nog zal men moeten begrijpen dat een volk nietswaardig en onsocialistisoh is indien het niet bereid is de grootste offers te brengen voor de vrijheid.

In het voorbijgaan gezegd, dit betekent niet dat men dus de militairen,

(14)

veelal zo onbekwaam en zo verspillend, maar onbeperkt hun gang moet la ten gaan.

, Er zullen dus grotere uitgaven zijn. Maar hoe dan te bezuinigen?

Op de sociale uitgaven? Dat mag zeker niet. Op de woningbouw?

Die is nog altijd beneden de behoeften. Op grote werken en industria- lisatie? Dat zou noodlottig zijn voor de toekomst.

Er valt te bezuinigen op het staatsapparaat, en belangrijk ook, door het . meer efficiënt te maken. Er zou ook te bezuinigen vallen op wat de schotjesgeest bij het onderwijs aan ongemotiveerde uitgaven eist.

maar ik vrees dat de inhaligheden op dit gebied zich zullen blijven vermommen als rechtvaardige eisen van het bijzonder onderwijs, en dat hier geen redelijke stem kans heeft gehoord te worden. Ik geloof dus dat mèn er met bezuinigingen alleen niet komt. De oplossing moet gezocht worden in de richting van een groei van het nationaal inkomen, van een verhoogde productiviteit, van een vergrote industria- lisatie. En de vraag is maar of de tegenwoordige regering door haar samenstelling niet verhinderd wordt in dit opzicht leiding te geven, laat staan zelf in te grijpen?

Het parlement staat dus voor de behandeling van de algemene poli- tiek, voor de grote vraagstukken. In de afgelopen maand heeft het zich met aflopende, nog aan de orde zijnde, zaken beziggehouden.

Daarbij heeft het debat een enkele keer een peil bereikt, dat door een onzer terecht een "Lunshof-peil" is genoemd en waarbij een C.H.U.- afgevaardigde bij de behandeling van de status van het landgoed

"Hoge Veluwe" zich niet ontzag te insinueren, dat de regering tot aankoop was overgegaan om ministers en hoge ambtenaren een vorstelijk verblijf te verschaffen voor 10 gulden per persoon per week.

En deze parlementariër, de heer Beernink, bleef dit rustig herhalen.

ook nadat minister Drees had aangetoond dat dit verhaal een klets- praatje was, in ieder opzicht feitelijk onjuist.

Ik zou dit geval niet vermelden, indien we hier niet te doen hadden èn met demagogie gericht tegen de particl,lliere levenswijze van regeer- ders, èn met die krenterigheid die de regering ontzegt wat iedere ondernemer in ruime mate heeft en neemt.

Men kan geen goede ministers en hoofdambtenaren hebben, indien men vindt dat ze als bekrompen kleine burgers moeten leve· n. Dit alles hangt samen met wat Hofstra onlangs in dit tijdschrift aan de orde stelde over de positie van de volksvertegenwoordiger, want wat voor deze geldt is ook voor ministers en voor leidinggevende ambte- naren van kracht: het gaat niet aan de opvattingen van de rijke liberale bourgeoisie der vorige eeuw nog altijd als richtinggevend te

beschouwen. .. '

(15)

gang

door wat eist.

wat bte- ijke

ct te

Verder werd in de afgelopen periode de pensioen-wetgeving op- nieuw bekeken en verbeterd, zij het lang zo ver niet als onze pg. Van Sleen en woordvoerders van bijna alle andere partijen verlangden.

De minister verzette zich tegen iedere wijziging; en om de zaak der gepensionneerden niet te schaden door verwerping en daanüt voort- vloeiende vertraging, werd het ontwerp aanvaard. Maar tevens een motie wier betekenis is dat de zaak nog niet als beëindigd wordt be- schouwd en dat op verhoging opnieuw wordt aangedrongen_

De parlementaire hartstochten veroorzaakten een langdurig debat over een onteigening van 16 ha eiken hakhout en een nog langduriger over de totalisator. Leden uit een aantal partijen hadden morele bezwaren tegen het erkennen en reglementeren van de speel- en wed- driften. Zij vonden hun meest welsprekende en hartstochtelijke woord- voerder in pg. Scheps, en zij stemden tegen, leden van de P.v.d.A .•

de hele A.R., enige C.H.'s en de Kamervoorzitter mr Kortenhorst. De sohrijver van deze notities moet bekennen, dat hij niet aanwezig was - sohande - en dat hij - dubbele -schande - bij aanwezigheid zou hebben vóór gestemd. Hij weet dat de tegenstemmers sterke morele argumenten hebben, maar hij zou het b.v. veel ernstiger vinden indien de Kamervoorzitter, die tegenstemde, inderdaad - zoals men hem verzekert - De Telegraaf gaat verdedigen. En niet slechts omdat het hier De Telegraaf betreft, die ten slotte óók recht op verdediging . heeft, maar omdat, in het algemeen, de voorzitter van de Tweede Kamer uit de sfeer van het behartigen van ondernemersbelangen en van alle particuliere belangen moet blijven.

Mr Kortenhorst die herkozen werd tot voorzitter, met veel minder stemmen dan de 2e en 3e voorzitter, heeft z'n ambt - dat hij met veel talent uitoefent - aanvaardend, de Kamerleden enige beharti- genswaardige wenken gegeven. Het kan geen kwaad, als tegen- geschenk, eens te zeggen wat vele Kamerleden omtrent de levens- houding van een voorzitter denken.

De bezigheden van de Kamer zijn nodig en ze moet nu eenmaal heel veel "kleine zaken" behandelen. Maar als men in een tijd, waarin de allergrootste zaken aan de orde zijn, de Kamer bezig ziet met het behandelen van die kwesties, dan voelt men zich wel eens heel ver van de grote werkelijkheid af staan.

En als in diezelfde weken, behalve dan de gebeurtenissen rondom de Berlijnse kwestie, zich ook rondom de Indonesische kwestie grote dingen afspelen, zonder dat de Kamer zich uit, dan komt de vraag naar de werking van het parlementaire stelsel vanzelf naar boven.

Doch dat is een kwestie op zich zelf. Ik wil hier volstaan met enige

korte opmerkingen over Indonesië.

(16)

Het meest spectaculaire was ongetwijfeld de communistische op- d stand. Moeso, door Moscou naar Indonesië gestuurd, kwam in Djokja,

bracht de links-extremistische partijen bijeen in één communistische Z partij. Hij soheen op weg zich zodanig in de Republiek te nestelen, d dat men rekening moest houden met een cellenbouw die hem op den

duur de regering in handen zou spelen. Vooral omdat het verweer van v Hatta aanvankelijk zeer zwak en Rusland en het communisme het

0

hof makend was.

Wat in deze periode opzien baarde was de mededeling van I Sjarifoeddin, dat hij al méér dan een dozijn jaren in het geheim e communist was geweest. Onze vijanden beroepen zich op deze ,

"biecht". Zonderling, want wat ook de waarde geweest moge zijn van I de verklaringen die Sjarifoeddin in het verleden heeft afgelegd, één

l3

ding staat vast: van het ogenblik af waarop hij naar buiten bekend r maakt, dat hij lid is van de communisten, heeft hij tevens bekend

gemaakt, dat hij van nu af aan de leugen als de normale omgangsvorm zal gebruiken. Hij kàn in 't verleden gelogen hebben, nu liegt hij zeer zeker en zal hij moeten blijven liegen.

Het geval-Sjarifoeddin hier nader ontleden en verklaren is wegens plaatsgebrek onmogelijk.

De gebeurtenissen brachten de verrassing, dat de communisten, in plaats van hun invloed te consolideren en te vergroten, tot de op- stand overgingen. Zoals meestal, hadden ze hun krachten overschat.

De Republiek heeft de opstand overleefd, ze heeft Madioen, het centrum van de opstand, heroverd, en ze is bezig die opstand te be- dwingen, wat vermoedelijk niet gemakkelijk zal zijn. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de verslagen communisten zullen proberen nog tot een compromis met Hatta te komen, waardoor de Seytiadjits, Sjarifoeddins en andere Moscoviten opnieuw gelegenheid zouden krijgen te blijven wroeten. Doet de Republiek dat, dan is ze verloren.

Nederland kan niet dulden - ook de Nederlandse democraten kunnen het niet - dat een communistisch machtscentrum de Repu- bliek gaat overheersen. Wat niet wil zeggen, dat het aanbod van minister Stikker, in het openbaar gedaan, om Hatta militaire hulp tegen de communisten te geven, op. z'n plaats was. Het getuigde van een ernstig gebrek aan inzicht en het werd niet alleen door Hatta afgewezen, ook in Washington had het een uiterst slechte ontvangst.

Zoals de zaken er thans voor staan is een compromis van Hatta met

de communisten niet voor de hand liggend. Integendeel, in de Repu-

bliek is thans een rechtse Masjoemi-reactie aan de orde, die zich óók

richt tegen de beste en verstandigste mensen in de Republiek, de

aanhangers van Sjahrir. Zoals steeds hebben de communisten, ook in

(17)

de Republiek, de reactie opgeroepen en versterkt.

En die Masjoemi-reactie is ook voor Nederland weinig aanlokkelijk Ze heeft niet voldoende inzicht om de samenwerking met het westen, d.i. met ons, van harte en krachtig na te streven.

Nederland moet dus pogen, vóór die reactie volkomen overheersend wordt, met de verstandige en zakelijke elementen in de Republiek tot overeenstemming te komen.

Met de deelstaten is in belangrijke mate overeenstemming bereikt.

De pogingen van Batavia-Van Mook om de Indonesische regering tot een Nederlandse voogdij over de Indonesiërs te maken, zijn op het verzet van de deelstaten en van de Nederlandse regering afgestuit.

De Indonesische regering is op komst en ze zal alleen kunnen werken als ze niet voortdurend door Van Mook en de Nederlanders in Indo-

nesië tegengewerkt wordt. _

Dat Van Mook bekwaam is, binnen zijn eigen gedachtenwereld.

ontken ik niet. Hij heeft onder de moeilijkste omstandigheden door- gewerkt en vaak de ergste rampen voorkomen. Hij moet dus behan- deld worden zoals dat een verdienstelijk man toekomt. En men zal verstandig doen als men, om zijn taak voort te zetten, een man van formaat kiest, en een man die het terrein kent. Dus iemand anders dan dr Beel. Maar Van Mook moet weg, omdat een nieuwe periode moet ingaan, die mensen van een andere kijk op de dingen eist.

Nog is er een kans om samen met de deelstaten (Anak Agoeng),

samen met de verstandige Republikeinen (Hatta), de nieuwe vorm

van Indonesisch-Nederlandse samenwerking te vinden. Maar we

moeten beseffen, dat we ons niet de weelde kunnen veroorloven, ons

ook deze gunstige kans weer te laten ontsnappen. Vóór 1 Januari 1949

moeten de Indonesiërs op duidelijke wijze kunnen zien, dat de Ver-

enigde Staten van Indonesië er zijn. En dat Nederland loyaal mee-

werkt aan het ontstaan en de consolidatie ervan.

(18)

Jhr Mr Dr VAN DER GOES VAN NATERS

NOTITIE OP EEN NOTITIE 1)

M ensen als De Kadt zijn nodig in een partij, zo goed als glazen·

wassers in een stad. Zij zorgen voor helder zicht. Maar zij nemen geen deel aan de eigenlijke opbouw. Zij leven snel en vergeten sneL Er is telkens weer een andere ruit, om te wassen! Zij missen stabiliteit.

In 1946 hebben zij het ons lastig gemaakt over de Rooms-rode coalitie, vanwege de grote katholieke invloed. Nu de katholieke invloed in de regering verminderd is, bestaat er voor hen ineens geen enkele andere oplossing, dán die coalitie.

De Kadt, die zich op heldhaftige wijze tegen zijn eigen extremisme verzet, blijft een extremist. Een zaak is Of zwart, Of wit, en daarmee basta. Achtergronden bestaan niet. In zijn Binnenlandse Notities mi:, ik de erkenning:

8.

dat de Rooms-rode coalitie ons niet versterkt heeft;

b. dat er niet bij één, doch bij meerdere allerbelangrijkste stemmingen een tweederde meerderheid nodig zal zijn;

c. dat de K.V.P. ook tijdens het Kabinet-Beel vele malen te kennen heeft gegeven, naar een breder parlementaire basis te streven.

waarbij samenwerking met de P.v.d.A. conditio sine qua non was;

d. dat de K.V.P.

niet

is geslaagd in haar veronderstelde streven naar

een vier-partijen-regering met een minder rode politiek, en zelfs

(19)

1)

glazen-

s-rode olieke

aarmee ies mb

mingen

[ ken~en treven. n was; n naar

rn zelfs

rt" " · .

niet in haar erkende streven naar een parlementair meer-partijen- Kabinet;

e. dat wij -in Augustus 1948 maar een handbreed van een oorlog afstonden_

Ja, dat vooral. Is er iemand van de Partijraad, die niet begrepen heeft, dat wij daarom ons in zo'n allergevaarlijkste situatie bevonden?

Beslissingen ovér leven en dood stonden en staan voor de deur. En wij zouden er niet bij zijn! Twee - andere opponenten, Brautigam en WiIIemse, vroegen zich af, of dit nu zoveel verschil maakte. Het verschil was juist groot genoeg, om de actie van de S.D.A.P. in het laatst van haar bestaan te doen verlammen, zo, dat het intreden van sleohts twee ministers op vak-departementen in het Kabinet-De Geer reeds als een bevrijding werd gezien. Ook toén dreigde een o.orlog

Hoe anders staan wij er voor, nu in Nederland, even goed als in Engeland en in België, een socialistische minister-president voor de hoogste

beslis~ingen

verantwoordelijk is. De Kadt (blz. 387) denkt, dat de sprekers - ook ik - in het Kamer-debat niet aan deze dingen gedacht hebben, omdat wij er in het openbaar niet over gepraat hebben. Welk een naïveteit!

Het is hierom, én om wat te gebeuren staat in Indonesië, dat leiding en kader van onze Partij inderdaad "terugschrikt voor de gedachte van tijdelijk uit de regering en in de oppositie zijn" (blz_ 382). Ja, inderdaad zou het zich nu laten uitrangeren, zelfs uit een extra-parle- mentair Kabinet, een misdaad tegen ons volk geweest zijn. En een stommiteit. Want de extra-parlementaire regering (dán aangevuld met sympathieke ambtenaren) was er toch gekomen, en wij hadden haar toch moeten steunen - als we niet met Rusland, de communisten, Welter of Gerbrandy hadden willen heulen.

In mijn rede over de regeringsverklaring domineerde de klacht en niet de kracht, zegt De Kadt. Aardig, die alliteratie! Ik heb dus staan jammeren_

In werkelijkheid heb ik gezegd, na critiek op de houding der K.V.P.:

"Maar nu zijn wij tamelijk wel tevreden over het Kabinet, zoals het daar voor ons zit, en, zoals dadelijk zal blijken, wij zijn zeer bepaalJ tevreden over het program . . .. Dit stuk is een eerlijk en ernstig stuk werkelijkheidszin en idealisme."

Interessant is de weerslag van onze krachtigste opponent, de heer Schouten, op dit alles:

"De Partij van de Arbeid is zichzelf gt:lijk gebleven. Zij zat en zit nog te hoog te paard. Zij is eenzijdig, zeer eenzijdig, te eenzijdig, in de beoordeling zowel van haar betekènis als van haar kracht."

(Volgens De Kadt is onze hcÎofdfout juist: de grote bescheidenheid.)

(20)

Mijn eindconclusie was:

"Het is niet gezegd, dat dit K3:binet bestendig zal zijn. De persoon van de minister-president is er ons nl. garant voor, dat het Kabinet niet bestendig zal zijn, wanneer een progressieve politiek in het binnenland en in Indonesië met dit Kabinet niet mogelijk zou blijken en juist daarom spreken wij ons vertrouwen uit in de leiding van deze minister-president van dit Kabinet."

Ziezo, dit was dus mijn "klacht"!

Het is niet mogelijk, overal de feiten tegenover de beweringen te stellen. Misschien geeft De Kadt ze wel toe. Zijn taak is nu eenmaal:

glazen wassen. En als er eens een ruit breekt, is dit het risico van het bedrijf. Maar aan de opbouw komt dit niet ten goede.

') Naar aanleiding van de "Binnenlandse Notities" in het September' nummer.

(21)

rsoon bin et het ijken

deze

en te maal:

n het

ember-

1 1 " " · _

D rJ A. A. VAN AM B RIN G B N

HANDELSPOLITIEK VERSCHIET

E r is weinig fantasie voor nodig om te begrijpen, dat in de handelspolitieke geschiedschrijving van ons land het jaar 1948 met een sterretje zal worden aangeduid. In de laatste drie decennia zijn er slechts weinig jaren geweest, die op een overeen- komstig historisch eerbetoon recht hebben. Goedgeteld eigenlijk niet meer dan drie, nl. 1919, toen de Geallieerde. blokkade van de eerste wereldoorlog, welke ook de Nederlandse handel lam had ge- legd, werd opgeheven en ruim baan werd gemaakt voor een herleving van het wereldverkeer, welke met horten en stoten, met vallen en opstaan zou voortduren tot de grote depressie van de dertiger jaren.

Vervolgens 1931, toen Nederland als laatste der Mohicanen het vrij- handelsstandpunt vrijgaf en tot het contingenteringsstelsel overging, van welke omzwaai de consequenties in de daarop volgende jaren steeds scherper werden getrokken. Aan het eind van deze periode, bij het uitbreken van de oorlog was Nederland een volbloed inter- ventionistische staat geworden, met als kenmerk het ontbreken van een stelsel, dat de volkshuishouding in haar geheel leiding poogde te geven.

Daarna, in 1940, als een van de laatste en meest ingrijpende daden

van de zich op vertrek voorbereidende Nederlandse regering, het

instellen van een deviezenregime, dat een einde maakte aan de vrije

omwisseling van guldens tegen buitenlandse valuta, een vrijheid, die

al in de tijd van de Amsterdamse Wisselbank de grondslag voor de

succesvolle rol van Nederland in de wereldhandel was geweest. Eerst

deze maatregel maakte het mogelijk tot een integrale beheersing van

(22)

de Nederlandse volkshuishouding in al haar geledingen te komen, van welke mogelijkheid zowel dè bezetter als de Nederlandse regering na de bevrijding een royaal gebruik heeft gemaakt. Men kan de werking van het deviezen regime ten opzichte van het economisch leven ver- ge1ijken met die van een electrisch gemaal in een polder. Zoals door de werking van het poldergemaal de waterstand over het gehele gebied van de polder kan worden geregeld en daarmee de productie, het verkeer, ja zelfs de bewoonbaarheid van het gebied kan worden beheerst, zo kan men door doeltreffende manipulatie van het devie- zenverkeer productie, investering en werkgelegenheid in de volks- huishouding reguleren. De centrale plaats, die men in de oudere economische theorie aan het stelsel van de gouden staridaard inruimde als hefboom, welke de bedrijvigheid in het binnenland indirect bepaalde, moet men in de geleide economie toekennen aan het deviezenregime als primaire factor voor het geven van leiding aan de volkshuishouding, ten opzichte waarvan bijna alle andere onderdelen der economische politiek een secundaire, d.w.z. een afgeleide positie innemen.

En -ten slotte het jaar 1948, in welks eerste helft zich reeds drie handelspolitieke wereldgebeurtenissen hebben voorgedaan, bij elk waarvan ons land betrokken is. Het

betr~ft

hier de totstandkoming van het Europese Herstelprogram met de daarmee verbonden samen- werking der 16 landen, organisatorisch belichaamd in het te Parijs gevestigde Comité voor Europese economische coördinatie (C.E.E.C.).

In de tweede plaats de ondertekening van het Verdrag van Brussel, hetwelk de Westelijke Unie het aanzijn heeft gegeven en welks be- tekenis vooral ook in de clausule van economische aaneensluiting is gelegen. In de derde plaats, het in Maart van dit jaar te Havanna tot stand gebrachte Internationale Handelscharter, uitvloeisel van de in 1946 door de Amerikaanse regering gelanceerde "Proposals". Na ratificatie door een voldoende aantal landen zal dientengevolge de Internationale Handelsorganisatie worden öpgericht. -

De betekenis van deze gebeurtenissen en de reden, dat wij het jaar 1948 vermoedelijk in de toekomst zullen blijven onderscheiden als een economÏJsch en handelspolitiek keerpunt, is deze, dat de genoemde gebeurtenissen de mogelijkheid hebben geschapen, de ontwikkeling om te buigen in diametraal andere richting dan waarin sinds 1931 is gekoerst. Let wel, wij spreken hier alleen nog maar van mogelijkheid.

Twee van de hier genoemde gebeurtenissen, nl. het Verdrag van

Brussel en het Wereldhandelscharter hebben nog slechts een basis

geschapen. Aan de uitvoering van deze plannen is men niet of nauwe-

lijks toe. Het Europese Herstelprogram is sinds 1 April 1948 wel reeds

in het uitvoeringsstadium, doch ten aanzien van de verdere ontwikke-

(23)

iVan na

ing en- rijs C.).

sel, be-

is tot in Na de aar als de

, , , , , .

-~--- ~

ling en de meer blijvende ii1Vloed, die hiervan zal uitgaan op de economische verhoudingen in Europa zijn er nog zo vele onzeker- heden, dat men goed doet de vooruitzichten met grote voorzichtigheid te beoordelen.

In de eerstvolgende maanden en wellicht jaren zullen de in het afgelopen semester gelegde grondslagen moeten worden geconsoli- deerd en uitgebouwd en zullen hierop de geprojecteerde constructies moeten verrijzen. Wij bevinden ons dus voorlopig in een periode van bouwen, waarbij in elk van de drie hierbij betrokken landenkringen een intensieve gezamenlijke arbeid zal moeten worden verricht om levensvatbare constructies tot stand te brengen, welke de economieën der aangesloten landen zullen bevruchten, de getroffen gebieden bij hun wederopbouw steunen en uit hun tegenwoordige economische impasse halen. Het min of meer synchronische verloop van deze drie internationale activiteiten, die men kortheidshalve zou kunnen karakteriseren met Brussel, Parijs en Havanna schept zowel

mo~eliik­

heden als moeilijkheden voor de onderlinge coördinatie daarvan.

Mogelijkheden, omdat sommige landen, die van de Westelijke Unie, in elk der drie sferen meewerken en de overige Europese Marshall- landen behalve aan het werk van Parijs, ook aan dat van Havanna deelnemen, en dus de gelegenheid hebben de problematiek en de resultaten van de cne sfeer naar de andere over te brengen. Moeilijk- heden, omdat het gelijk opgaan der verschillende werkzaamheden bijna ondragelijke eisen stelt aan de in de meeste landen betrekkelijk kleine groep, die bij het internationale werk op de voorgrond kan treden, welke groep ook veelal nog met andere nationale en inter- nationale functies pleegt te zijn belast. Moeilijkheden ook, omdat de problemen vaak door elkaar heenlopen en in de drie sferen ieder op eigen wijze plegen te worden bekeken en aangepakt. Het zou, zeker technisch gezien, veel gemakkelijker

~ijn,

indien men bij de werk- zaamheden in één bepaalde sfeer reeds volledig de resultaten zou kunnen overzien, welke in de beide andere sferen waren bereikt.

Er mag hier iets nader worden ingegaan op het socialistisch stand-

punt ten aanzien van deze samenwerking en de daarmee beoogde

doeleinden. Er is geen enkele reden zich als socialist niet te ver-

heugen over de perspectieven van internationale integratie, welke zich

hier openen. Wij kunnen het van harte toejuichen, wanneer een gron-

dige opruiming wordt gehouden onder de talloze interventio1.1istische

of beter mercantilistische staketselen, welke de verschillende landen

in onafzienbare hoeveelheden tegen elkaar , hebben opgericht en welke

als effect hebben gehad een afsnoering van de internationale stromen

van goederen, diensten en kapitalen en ook de economisch gefun-

deerde migratiebewegingen - de politieke migratie werd lielaas ver-

(24)

veelvoudigd! - hebben gestremd. Wij hebben geen behoefte aan dis- criminerende contingenteringspolitiek, prohibitieve invoerrechten, dumpingssystemen en valutamanipulaties, welke in wisselwerking met de verschillende politieke factoren de internationale situatie vanaf 1931 ' steeds verder vergiftigd hebben en het levenspeil der massa hebben verlaagd.

Wij moeten echter oppassen ons niet critiekloos te laten meeslepen in een bij sommige groepen vooral negatief gericht enthousiasme ten aanzien van het opruimen der nationale handelsbelemmeringen. Men dient er tegen te waken, dat op deze brandstapel niet mede en pas- sant de geleide economie in rook vervliegt! Bij sommigen van degenen, met wie wij nationaal en internationaal moeten samenwerken, bestaat deze bedoeling nu eenmaal ontegenzeggelijk.

Wij weten, dat de Amerikaanse regering bij de wording van het Marshall-plan uitdrukkelijk de verzekering heeft gegeven zich niet te zullen mengen in de interne aangelegenheden der Europese landen en deze in het bijzonder vrij te zullen laten ten

~anzien

van het economische regime, hetwelk zij zelf wensen toe te passen. Niettemin zouden thans in de ontwerpen voor de bilaterale verdragen, welke ter uitvoering van het Europese herstelprogram door Amerika aan de regeringen der zestien landen zijn voorgelegd, zeer vèrgaande be- palingen zijn opgenomen, welke o.a. de handelspolitieke bewegings- vrijheid nog ingrijpender beknotten dan in het charter van Havanna is neergelegd.

Opvallend is voorts de regelmatigheid, waaJ,'mede van Amerikaanse officiële en semi-officiële zijden de noodzaak tot devaluatie in West- Europa wordt geaccentueerd. Dat een verlaging van de muntwaarde noemenswaard zou bijdragen tot oplossing van Europa's meest nijpen- de probleem, het dollartekort, is over het geheel genomen nauwelijks denkbaar. De dollarschaarste wordt nl. niet in de eerste plaats vet;- oorzaakt door dispariteiten tussen de prijsniyeaux van Amerika en West-Europa, maar door structuurveranderingen, welke de laatste wereldoorlog heeft meegebracht, alsmede door het onvoldoende productievermogen van West-Europa. Men kan zich afvragen of de prijsdispariteiten, die op het ogenblik bestaan en die een belemmering blijken te zijn voor de ontwikkeling van de Europese export naar Amerika, niet volkomen irrelevant zijn in verhouding tot de import- remmende werking, die van de Amerikaanse invoerrechten uitgaat.

De achtergrond van de Amerikaanse aandrang tot devaluatie in

Europa is vermoedelijk een heel andere dan in de motiveringen van

de Amerikaanse economen en politici tot uiting komt. Men schijnt

er de verwachting op na te houden, dat soherpe devaluaties de be-

staande deviezenbeperkingen in de meeste Europese landen overbodig

(25)

dis- zullen maken en op deze wijze de algemene vrijmaking van het economische leven in deze landen zouden bevorderen. Het behoeft geen betoog, dat een dergelijke zienswijze kinderlijk is. De structuur- wijzigingen, die een van de grote oorzaken zijn van het gebrek aan evenwicht in de Europese betalingsbalansen, maakt men hiermede niet ongedaan. Door een guldensdevaluatie wordt niet bereikt, dat . Nederland weer zijn oude plaats inneemt bij de verkoop van Indo-

nesische producten en de dollaropbrengsten daarvan als vanouds kan incasseren. Evenmin zal de devaluatie het gemakkelijker maken voor importbehoeften, die na de oorlog noodgedwongen . in het dollargebied moesten worden gedekt, thans weer terug te vallen op de oude Europese bronnen, welke in het ontwrichte Duitsland liggen of achter het ijzeren gordijn. Evenmin wordt door een dergelijke monetaire maatregel ook maar iets gewijzigd in het heersende gebrek aan productiecapaciteit en productiemiddelen, dat het Europese her- stel belemmert.

Daarentegen bestaat het grote gevaar of practisch zekerheid, dat devaluatie tot prijsstijgingen zou leiden en het ongetwijfeld kunst- matige, maar dan toch dragelijke prijsevenwicht, dat in verschillende landen is bereikt, zal doen ineenstorten. De gevolgen, die hiervan te verwachten zijn op economisch, sociaal en politiek gebied zijn onaf- zienbaar en rechtvaardigen allerminst de verwachting, dat men daar- mede ook maar één stap verder komt tot de , sanering van de Europese betalings balansen.

De klanken, die ons uit Amerika bereiken, vinden een echo, die voortdurend aan kracht toeneemt, in België. Voor Nederland is dit een belangrijk verschijnsel en van groter directer betekenis dan de suggesties, die ons uit Amerika bereiken. Sinds enige tijd worden vanuit België steeds scherpere pijlen op de economische politiek van Nederland en Engeland gericht. Men is van mening, dat deze landen de internationale samenwerking remmen - wat Nederland speciaal betreft, de spoedige verwezenlijking van de economische unie - 'als gevolg van hun systemen van geleide economie. Nederland dient zijn prijs- en loonniveaux vrij te laten, zo richt prof. Baudhuin zich speciaal tot ons land, zodat deze hun natuurlijke ontwikkeling kunnen volgen.

Als gevolg hiervan zal Nederland binnenkort ook weer zijn gesloten

economie kunnen prijsgeven en een vrije uitwisseling van goederen

en diensten kunnen toelaten. Het sluitstuk van deze politiek moet

dan zijn een devaluatie van de gulden op een koers, die evenwicht

met de Belgische valuta vertegenwoordigt. Wij zouden het advies

van Baudhuin nog kunnen overwegen, indien hij er een aanbod van

een slordige paar milliard Belgische francs aan had verbonden om de

risico's, die zijn plannen voor de Nederlandse bctalingsbalans mee-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(Natuurlijk noemde niemand deze toen de Eerste Wereldoorlog om de simpele reden dat er nog geen Tweede Wereldoorlog was geweest!) Naar het einde toe verwezen mensen er soms naar

Servië en Griekenland waren nu de winnaars, maar Servië kreeg niet helemaal zijn zin: het moest toestaan dat Albanië een zelfstandig koninkrijk werd, en het kreeg geen toegang tot

Artikel 5 ervan bepaalt: ‘Wanneer tengevolge van de militaire operaties een magistraat of een ambtenaar, een korps van magistraten of van ambtenaren, beroofd is van alle verkeer met

Het blijkt evenwel snel, dat Versailles de Belgische verwachtingen zeer sterk zal teleurstellen, in dergelijke mate trouwens, dat men een ogenblik heeft geloofd dat België het

Nu mag het wel zijn dat deze lovenswaardige houding voortspruit uit strikte bevelen van het Duitse Oberkommando dat in België een vooruitgeschoven stelling zag voor de

Het kwam tot een samenwerking van VTB en Volk en Kunst, maar eigenlijk voelde het VTB-bestuur meer voor een organisatie die op een andere leest geschoeid was, namelijk

Maurice de Wilde, België in de Tweede Wereldoorlog.. ring in juni '39 een wet had uitgevaardigd, waarbij het ontvangen van geldelijke steun uit het buitenland voor pers-

verwittiging door de Belgische ambassade te Berlijn dat de inval ging gebeuren hen.. ook nog door volgende feiten bewezen: pas de 8ste mei '40 drong Ganshof bij zijn