• No results found

De werkelijke rol van burgerparticipatie bij smart city projecten : een case study naar burgerparticipatie binnen het planningsproces van het project Brainport Smart District Brandevoort, te Helmond

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De werkelijke rol van burgerparticipatie bij smart city projecten : een case study naar burgerparticipatie binnen het planningsproces van het project Brainport Smart District Brandevoort, te Helmond"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een case study naar burgerparticipatie binnen het

planningsproces van het project Brainport Smart

District Brandevoort, te Helmond.

(2)

(Figuur 1: Participatietrap. Gemeente Haaksbergen, 2009)

De werkelijke rol van burgerparticipatie bij smart city projecten

Een case study naar burgerparticipatie binnen het planningsproces van het project

Brainport Smart District Brandevoort, te Helmond.

Bachelor scriptie Pam Portheine 11343524

Amsterdam, 17-06-2019

Bachelor Sociale geografie & Planologie

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam

Scriptiebegeleider: Ms B. (Beatriz) Pineda Revilla MSc Tweede lezer: dhr. J.V. (Jaap) Rothuizen MSc

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘De ervaring van burgerparticipatie bij smart city projecten’. Het onderzoek naar de ervaring van burgerparticipatie is uitgevoerd bij het project Brainport Smart District Brandevoort. Deze scriptie is geschreven in het kader van het afronden van mijn bachelor Sociale Geografie en Planologie aan de Universiteit van Amsterdam. Het traject van deze scriptie liep van februari 2019 tot juni 2019.

Midden in dit traject ben ik geopereerd aan mijn knie. Dit leverde wat vertraging op maar dankzij de goede begeleiding van mijn scriptiebegeleider Beatriz Pineda Revilla is het gelukt deze achterstand in te halen. Tijdens mijn revalidatie konden de meetings doorgaan via Skype zodat ik feedback kon krijgen op mijn werk. Bij deze wil ik mijn scriptiebegeleider dan ook bedanken voor haar begrip en begeleiding.

Tevens wil ik de bewoners van BSD bedanken die tijd vrij hebben gemaakt voor de

interviews. Ik wens de bewoners veel woonplezier in Brainport Smart District Brandevoort. Ten slotte wil ik in het bijzonder de participatiemanager van het project bedanken voor haar tijd en interesse in mijn scriptie. Zonder haar was het waarschijnlijk niet gelukt om bewoners te bereiken en alle data te verzamelen.

(4)

Inhoudsopgave

1. Samenvatting ... 6 2. Inleiding ... 7 3. Theoretisch kader ... 10 3.1 Smart city ... 10 3.2 Participatie ... 10

3.3 Technologie in smart city projecten ... 12

4. Methodologische verantwoording ... 13

4.1 De casus ... 13

4.2 Onderzoeksdesign ... 14

4.3 Methoden van dataverzameling ... 15

4.4 Analysemethoden ... 15 4.5 Uitdagingen ... 16 5. Resultaten ... 18 5.1 Actoren ... 18 5.1.1. Stichting BSD ... 18 5.1.2. Bewoners ... 20 5.1.3. Conclusie actoren ... 20

5.2 Proces van burgerparticipatie ... 21

5.2.1. Syntegration ... 23

5.2.2. Werving ... 24

5.2.3. Co-creatiesessies en bewonersavonden ... 25

5.2.4. Gewenste houding ... 27

5.2.5. Conclusie proces van burgerparticipatie ... 28

5.3 Technologie in het participatieproces... 28

5.3.1. Gebruik van technologie ... 28

5.3.2. Toegankelijkheid gebruikte technologie ... 29

5.3.3. Conclusie technologie in het participatieproces ... 29

5.4 Voorwaarden voor participatie ... 29

5.4.1 Betrokken bewoners en participatiemanager ... 30

5.4.2. Proces ... 30

6. Conclusie ... 32

7. Discussie ... 34

7.1 Onderzoek ... 34

7.2 Aanbevelingen voor verdere studie ... 34

8. Bronnen ... 35 8.1 Tabellen en figuren ... 35 8.2 Referenties ... 35 9. Bijlagen ... 38 9.1 Itemlijst ... 38 9.2 Ontwerpprincipes ... 40

(5)

9.3 Gecodeerd transcript ... 41

9.4 Lijst met codes en categorieën ... 44

9.5 Interview participatiemanager ... 48

9.6 Interview bewoner 1 ... 54

9.7 Interview bewoner 2 ... 58

(6)

1. Samenvatting

In stedelijke planning hebben technologische ontwikkelingen hun intrede gedaan (Cardullo & Kitchin, 2018). Een vrij nieuwe benadering voor stedelijke planning, de zogenoemde ‘smart city approach’ richt zich op digitale en technologie gedreven stedelijke innovatie (Verrest & Pfeffer, 2018). Smart city is nu een fundamenteel onderdeel van de hedendaagse stedelijke taal en bestaat op het snijvlak van digitale technologie, duurzaamheid en stadsplanning (Söderström et al, 2000). Smart city projecten worden vaak bestempeld als burgergericht waarbij burgerparticipatie centraal staat. Echter is er veel kritiek op de uitvoering van deze participatie. In dit onderzoek wordt onderzocht hoe bewoners en betrokken actoren het participatieproces ervaren. De casus die hiervoor geanalyseerd wordt is Brainport Smart District Brandevoort. BSD Brandevoort zal een wijk worden waar nieuwe initiatieven worden getest en gevalideerd (BSD et al, 2019). De plannen voor het gebied zijn zo flexibel mogelijk ontworpen zodat deze kunnen worden aangepast aan toekomstige ontwikkelingen of

veranderende belangen (Stichting BSD, 2018). De toekomstige bewoners van Brainport Smart District Brandevoort zijn de actoren die invulling gaan geven aan het project. Zij moeten met initiatieven en ideeën komen voor ruimtelijke vraagstukken (Stichting BSD, 2018).

(7)

2. Inleiding

Sinds een aantal jaar is technologie niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. Ook in stedelijke planning hebben technologische ontwikkelingen hun intrede gedaan (Cardullo & Kitchin, 2018). Een vrij nieuwe benadering voor stedelijke planning, de zogenoemde ‘smart city approach’ richt zich op digitale en technologie gedreven stedelijke innovatie (Verrest & Pfeffer, 2018). Smart city is nu een fundamenteel onderdeel van de hedendaagse stedelijke taal en bestaat op het snijvlak van digitale technologie, duurzaamheid en stadsplanning (Söderström et al, 2000).

Smart city is een veelomvattend begrip en mist vaak een heldere definitie doordat het wordt geassocieerd met verschillende interpretaties, visies, projecten en experimenten (Vanolo, 2016). De term heeft dus niet altijd dezelfde betekenis. Soms wordt de smart city benadering beschreven als een politieke planningsbenadering waarbij gebruik wordt gemaakt van geavanceerde technologische tools voor efficiënte en effectieve planning (Verrest & Pfeffer, 2018). In andere gevallen wordt het meer als een economische benadering gezien die sterk wordt beïnvloed en gevormd door grote IT- en technologie spelers (McNeill, 2016 in; Verrest & Pfeffer, 2018). Het wordt dan beschreven als een ontwikkelingsmodel om innovatie, creativiteit en ondernemerschap te stimuleren zodat een levendige stedelijke economie gecreëerd wordt (Caragliu et al, 2011).

De smart city benadering wordt gezien als oplossing voor ruimtelijke problemen. De benadering wordt gebruikt als strategie om stedelijke groei en sociale- en ecologische duurzaamheid aan te kaarten (Verrest & Pfeffer, 2018). Smart city projecten worden vaak bestempeld als burgergericht waarbij burgerparticipatie centraal staat. Echter is er veel kritiek op de uitvoering van deze participatie. “Even though the goal of realising citizen centricity has been embodied in the visions of most smart cities, it has remained to be a rhetorical notion” (Lim et al, 2018, p. 42). Veel wetenschappers zeggen namelijk dat burgers in werkelijkheid een minder grote rol hebben in het planningsproces dan in eerste instantie wordt beweerd (Kitchin, 2015). Tevens wordt kritiek geleverd dat smart city projecten technocratisch en top-down georiënteerd zijn waarbij de belangen van de staat en bedrijven voorop staan (Cardullo & Kitchin, 2018). Kitchin (2015) zegt hierover dat de missie van kapitaalaccumulatie en technocratische governance centraal staat. Oftewel, economische en politieke belangen wegen zwaarder dan het publieke belang. Er wordt gepretendeerd dat de behoeftes van burgers op de eerste plaats komen terwijl de burgers achterblijven als “passive beneficiaries” (Cardullo & Kitchin, 2018) in plaats van directe betrokkenheid bij de projecten.

In dit onderzoek wordt gekeken naar een praktijkvoorbeeld van een smart city project. Er wordt onderzocht hoe de bewoners en andere betrokken actoren de burgerparticipatie in de werkelijkheid ervaren. De hoofdvraag die bij dit onderzoek hoort is:

“Hoe ervaren bewoners en andere betrokken actoren burgerparticipatie binnen het planningsproces van een smart city project?”

De specifieke casus die in dit onderzoek bekeken wordt is het smart city project Brainport Smart District Brandevoort in Helmond. In dit onderzoek zal naar dit project gerefereerd worden als Brainport Smart District Brandevoort, BSD Brandevoort of BSD.

(8)

Er zijn drie deelvragen opgesteld die zullen bijdragen aan het beantwoorden van de hoofdvraag:

- Welke actoren zijn betrokken bij het planningsproces van het project BSD Brandevoort?

- Hoe wordt burgerparticipatie gefaciliteerd binnen het project BSD Brandevoort? - Welke rol speelt technologie bij het faciliteren van burgerparticipatie in het project? Elke deelvraag wordt uitgewerkt in het hoofdstuk ‘resultaten’. De deelvragen worden

beantwoord aan de hand van informatie verkregen uit documenten en afgenomen interviews. Het in kaart brengen van de actoren geeft inzicht in wie de belanghebbenden zijn en hoe zij ten opzichte van elkaar opereren. Door antwoord te geven op de vraag hoe burgerparticipatie gefaciliteerd wordt binnen het project, kan duidelijk worden gemaakt hoe het

participatieproces tot nu toe is verlopen en welke rol de bewoners hierin hadden. De laatste deelvraag over technologie geeft inzicht op welke manier technologie wordt ingezet bij het faciliteren van burgerparticipatie en of dit toegankelijk is voor alle bewoners.

(Figuur 2: Stedenbouwkundige visie, BSD et al, 2019, p. 12-13)

Bovenstaande afbeelding geeft de stedenbouwkundige visie voor het projectgebied weer. Het gebied is gelegen in een groene landelijke omgeving en ligt direct aan treinstation

Brandevoort waardoor onder andere Eindhoven en Helmond goed te bereiken zijn. Tevens zal de wijk deel uitmaken van de Brainport Eindhoven regio met veel kennis gerelateerde

campussen. Onder andere de High Tech Campus, het TU/e Science Park en de Automotive Campus in Helmond maken deel uit van de technologie en innovatie hub Brainport

Eindhoven.

(9)

aangepast aan toekomstige ontwikkelingen of veranderende belangen (Stichting BSD, 2018). BSD Brandevoort zal een wijk worden waar nieuwe initiatieven worden getest en gevalideerd (BSD et al, 2019). In het theoretisch kader zal de casus verder worden toegelicht.

Het is belangrijk om kritisch te kijken naar de smart city benadering omdat er vaak positief over geschreven wordt (Colding et al, 2018). Het wordt dan gezien als oplossing voor allerlei ruimtelijke vraagstukken. Tevens komt uit de literatuur naar voren dat er vraag is naar ”in-depth casestudies” (Kitchin, 2015) en praktijkvoorbeelden van burgerparticipatie in smart cities (Granier & Kudo, 2016). Het is daarom van belang om te onderzoeken hoe

burgerparticipatie er in het praktijkvoorbeeld van Brainport Smart District Brandevoort aan toe gaat. “In most studies, the definition of smart cities are currently focusing on the role of technology, ignoring the important roles of the citizens (Lim et al, 2018, p. 44).

Zoals eerdergenoemd is er veel kritiek op burgerparticipatie in smart city projecten. Smart city projecten claimen dat het publieke belang en burgerparticipatie voorop staan dit in de praktijk vaak niet het geval blijkt te zijn (Kitchin, 2015). Dat burgerparticipatie niet altijd verloopt zoals beloofd of gehoopt is volgens Cardullo & Kitchin te wijten aan het feit dat er weinig details zijn over hoe burgerparticipatie bereikt moet worden (2018). Een case study naar burgerparticipatie in een smart city project zou bij kunnen dragen aan het verzamelen van details over hoe burgerparticipatie zou moeten worden ingericht om het te laten slagen. Dit onderzoek begon met een inleiding over het concept smart city, de hoofdvraag werd genoemd, de casus werd kort geïntroduceerd en afsluitend met de relevantie. De inleiding wordt opgevolgd door het theoretisch kader. Hierin worden de begrippen die belangrijk zijn in dit onderzoek geoperationaliseerd. Hoofdstuk 4 bevat de methodologische verantwoording. In dit hoofdstuk worden de casus, het research design, de methode van dataverzameling, de analysemethoden en de uitdagingen toegelicht. Deze onderwerpen hebben elk een eigen deelhoofdstuk en zijn genummerd van 4.1 tot en met 4.5. Vervolgens komen de resultaten aan bod. Dit zijn de antwoorden op deelvragen en zijn dan ook per deelvraag ingedeeld. Er is een deelhoofdstuk over de actoren, het proces van burgerparticipatie en technologie in het

participatieproces. Tevens is hier een deelhoofdstuk aan toegevoegd dat niet bij de deelvragen hoort. Het deelhoofdstuk voorwaarden voor participatie komt uit de interviews en helpt de hoofdvraag te beantwoorden dus valt dit onder het hoofdstuk resultaten. Ten slotte wordt afgesloten met de conclusie en een discussie over het onderzoek en aanbevelingen voor volgend onderzoek. Bronnen en bijlagen zijn te vinden in hoofdstuk 8 en 9. In de bijlagen staan onder andere de itemlijst die gebruikt is voor de interviews en de transcripten van de interviews.

(10)

3. Theoretisch kader

3.1 Smart city

Een smart city is een plaats waar hoogwaardige technologieën zoals ICT, logistiek en energieproductie samenwerken om voordelen voor de bewoners te creëren (Dameri, 2012) door (big)data en computer algoritmen te gebruiken om onder andere infrastructuur, resources en mensen te monitoren en controleren (Verrest en Pfeffer, 2018). De benadering belooft de realisatie van een efficiënte, technologisch geavanceerde, groene en sociaal inclusieve stad of wijk (Vanolo, 2014). De focus ligt dus op digitale en technologie gedreven stedelijke

innovatie en wordt vaak gezien als een universele oplossing voor meerdere stedelijke vraagstukken (Verrest en Pfeffer, 2018). Maar gaandeweg krijgt de smart city aanpak steeds meer kritiek. “Smart city-approaches had been rather top-down, techno-centric and

technocratic examples of solutionism, serving the interests of corporations and governments rather than actually improving the quality of life for actual citizens” (De Waal & Dignum, 2017). Steeds vaker is nu een shift zichtbaar richting smart city projecten waarbij burgers en participatie centraal staan. ICT-bedrijven en lokale overheden integreren het welzijn van burgers in hun smart city visies (De Waal & Dignum, 2017). Deze shift is nodig omdat er tot nu toe weinig interactie plaatsvindt tussen overheden en burgers en er dus behoefte is aan een smart city governance-model dat ook focust op de burgers (Sebastian et al, 2018).

Het project BSD Brandevoort hanteert een combinatie van bottom-up en top-down

benaderingen. Er wordt ‘gependeld’ tussen de twee benaderingen om de voordelen van beiden te combineren (Stichting BSD, 2018). Het voordeel van de bottom-up benadering is dat er uit de praktijk wordt geleerd door de ervaringen en oplossingen van betrokkenen samen te voegen. Er kan veel van bewoners worden geleerd want zij zijn de experts op het gebied van hun eigen wijk (Gooch et al, 2015). Echter heeft bottom-up het nadeel dat er een versnipperd en niet-dekkend geheel van processen kan ontstaan (Stichting BSD, 2018). Bij het project wordt hierom de top-down benadering ingezet in de vorm van een ontwerpgroep die een globaal ontwerp maakt die regelmatig beoordeeld wordt door de bewoners (Stichting BSD, 2018).

3.2 Participatie

Bewoners spelen een belangrijke rol bij smart city projecten. De betrokkenheid van bewoners in de vormgeving en besluitvorming bij dergelijke projecten wordt burgerparticipatie

genoemd. Burgerparticipatie is een samenwerking tussen burgers en (publieke) professionals die toestaat dat burgers tot op zekere hoogte macht kunnen uitoefenen op het

besluitvormingsproces (Lim et al, 2018). Gebruikers en andere betrokkenen uit de community kunnen een grote rol spelen in de vormgeving van beslissingen en resultaten (Bovaird, 2007). Er zijn meerdere “lagen” van participatie zoals blijkt uit Arnstein’s ladder van participatie (1969). Deze ladder geeft verschillende niveaus en soorten participatie weer. Onderstaande

(11)

tabel (tabel 1) geeft de indeling van de ladder weer.

Form and level of participation

Citizen power Citizen power

Delegated power Partnership Tokenism Placation Consultation Informing Non-participation Therapy Manipulation (Tabel 1: Arnstein’s ladder of participation, 1969)

Zoals te zien in tabel 1 wordt er onderscheid gemaakt tussen citizen power, tokenism en non-participatie waarbij citizen power de hoogste vorm van non-participatie is. Het niveau tokenism hoort bij de kritiek van Kitchin (2015) op de manier waarop burgerparticipatie in de werkelijkheid wordt gerealiseerd in smart city projecten. Bij tokenism worden burgers wel geïnformeerd en gevraagd om hun ideeën maar wordt er vervolgens weinig tot niets met deze ideeën gedaan (Arnstein, 1969). Dit wordt ook wel schijnparticipatie genoemd.

Onderaan de ladder staat non-participation. Bij dit niveau vindt geen participatie plaats. Burgers worden misleid en gemanipuleerd om vervolgens ideeën en plannen door te voeren zonder dat daar consensus voor nodig is (Arnstein, 1969).

Volgens Lim et al is de ideale participatievorm een situatie waarin burgers een actieve rol spelen en “whereby citizens have more power to engagement in the upper level of the value chain of public services” (Lim et al, 2018).

De ladder van Arnstein is enigszins gedateerd maar wordt nog vaak aangehaald. Echter zijn er artikelen verschenen waarin de participatieladder is aangevuld en aangepast. Onder andere Cardullo en Kitchin (2018) hebben aanpassingen gedaan. Zij hebben een schema (tabel 2) op basis van Arnstein’s ladder gemaakt dat relevant is voor dit onderzoek naar burgerparticipatie in smart city projecten.

(12)

(Tabel 2: Scaffold of smart citizen participation, Cardullo & Kitchin, 2018, p.5)

Het schema van Cardullo en Kitchin (2018) geeft niet alleen een overzicht van de vorm en het niveau van participatie maar geeft ook de bijbehorende rol weer. Tevens is te zien in tabel 2 wat de rol van de burgers inhoudt per niveau van participatie. Vervolgens worden de termen en begrippen weergegeven die in de literatuur worden gebruikt om de vorm en het niveau van participatie te beschrijven.

Dit schema helpt bij het beschrijven van de vorm van participatie omdat de ‘role’ en ‘citizen involvement’ in herkenbare termen zijn opgedeeld. Door middel van de interviews die afgenomen zijn, is de rol en de betrokkenheid van de bewoners achterhaald. Aan de hand van hoe de bewoners het participatieproces bij BSD Brandevoort ervaren is hun rol en

betrokkenheid getoetst aan het schema van Cardullo en Kitchin om te zien op welk niveau van Arnsteins ladder dit project burgerparticipatie realiseert. Dit wordt gedaan omdat aan de hand van het schema van Cardullo en Kitchin een meer gegeneraliseerde uitspraak gedaan kan worden over het niveau van participatie in een smart city project.

3.3 Technologie in smart city projecten

Bij smart city projecten wordt technologie ingezet om ruimtelijke en sociale vraagstukken op te sporen, te analyseren en op te lossen. Hierbij wordt data opgehaald bij bewoners of

gebruikers gebruikmakend van sensoren. “Integrated with real-time monitoring systems, data are collected from citizens and devices – then processed and analyzed” (Colding et al, 2018). Deze gegenereerde data wordt bigdata genoemd. Het gaat vaak over zoveel en complexe informatie dat traditionele dataverwerkingssoftware ontoereikend is om ermee te werken (Colding et al, 2018). Het omgaan met deze data brengt dan ook verschillende uitdagingen met zich mee zoals capaciteit voor gegevensbeheer, informatieverwerking, veiligheid en privacy. Technologie kan worden ingezet voor het bevorderen van partnerschappen en communicatie tussen organisaties (Pereira et al, 2017). De keerzijde en risico’s van een technologie gedreven stad worden door Colding et al beschreven:

(13)

“One can only imagine if the new network has security weaknesses and some sort of cyber- attack occurs, many functions of the city like electricity, railways, and hospitals can be put out of service” (Colding et al, 2018, p. 6).

4. Methodologische verantwoording

4.1 De casus

Het project Brainport Smart District Brandevoort is een project van de Gemeente Helmond dat in 2017 werd opgezet in samenwerking met de TUEindhoven, Tilburg University, Brainport Development, Provincie Noord-Brabant en de toekomstige bewoners. Samen vormen deze actoren de Stichting Brainport Smart District.

Het doel van het project BSD Brandevoort is het realiseren van “een levendige adaptieve wijk met circulaire materiaalstromen, sociale verbondenheid en een sterk natuurlijk kapitaal” (Gemeente Helmond, 2018). Participatie, gezondheid, data, mobiliteit, energie en circulariteit staan centraal. Onderstaande afbeelding (figuur 3) geeft een sfeerimpressie van hoe het straatbeeld er idealiter uit zou moeten komen zien.

(Figuur 3: Sfeerimpressie straatbeeld, BSD et al, 2019, p. 118-119)

In de slimme wijk zal ruimte zijn voor 1500 nieuwe woningen en 12 hectare businesspark (BSD et al, 2019). Het woningaanbod zal voor 45% bestaan uit huurwoningen en voor 55% uit koopwoningen, echter kan van deze percentages worden afgeweken (Stichting BSD, 2018).

Om invulling te geven aan de kavels van BSD Brandevoort is het kavelproject opgezet. In dit project gaan bewoners aan de slag om hun eigen buurt vorm te geven. Hoe zij dit willen doen en wat mogelijk is in de wijk staat niet vast. De bewoners zijn aan zet en maken de keuzes. De ideeën van de bewoners moeten passen binnen de thema’s van BSD Brandevoort (Stichting BSD, 2018).

(14)

BSD Brandevoort is een project dat wordt ontworpen met een blik op de toekomst. De wijk moet kunnen groeien en aanpassen aan eventuele veranderende belangen en wensen.

Om het ontwerp en het proces zo flexibel mogelijk te maken, is er weinig bemoeienis van de gemeente en is er zo min mogelijk regel- en wetgeving over wat wel en niet mogelijk is. Er zijn er 12 ontwerpprincipes opgesteld waaraan alle initiatieven, activiteiten en pilots

moeten voldoen (Stichting BSD, 2018). Een voorbeeld van een van de ontwerpprincipes is dat de wijk geen uitstoot van broeikasgassen en afval op mag leveren (zie bijlage 8 voor alle 12 ontwerpprincipes). Verder zijn er zeven programmalijnen opgesteld. Dit worden ook wel de zeven thema’s genoemd. Deze thema’s vormen de kaders van het project. Het zijn de doelstellingen en de waarden waar het project voor staat (Stichting BSD, 2018). De zeven thema’s zijn: (1) Aantrekkelijke Circulaire Wijk, (2) Participatie, (3) Sociale Veilige Wijk, (4) Gezonde Wijk, (5) Digitale Wijk, (6) Mobiele Wijk en (7) Wijk met Energie.

Het eerste thema gaat over duurzame ontwikkeling. De wijk moet een aantrekkelijke woonomgeving worden door een proces van organische ontwikkeling, co-creatie en met behulp van technologie. Het tweede thema is participatie. Bewoners en bedrijven beslissen door actieve deelname mee over het proces en beheer van BSD. (Stichting BSD, 2018) Thema drie de sociale en veilige wijk gaat over de ambitie dat alle bewoners rond kunnen komen en vooruitkomen. De gezonde wijk, thema 4, houdt in dat welzijn en gezondheid gestimuleerd worden met als gewenst resultaat een “nieuw en duurzaam gezondheidszorgsysteem” te creëren. Het vijfde thema is de digitale wijk. In de digitale wijk BSD zullen de bewoners zelf de gegenereerde data en inkomsten beheren en delen. De mobiele wijk is het zesde thema en gaat over het gebruik van nieuwe technologieën op het gebied van mobiliteit zoals deelauto’s en zelfrijdende voertuigen. Het laatste thema is wijk met energie. Dit thema richt zich op de energievoorziening van de wijk. De ambitie is om een gebruikersgericht energiesysteem te ontwikkelen met een smart-grid benadering waarin opgewekte energie gedeeld kan worden in de wijk (Stichting BSD, 2018).

4.2 Onderzoeksdesign

“Hoe ervaren bewoners en andere betrokken actoren burgerparticipatie binnen het planningsproces van een smart city project?”

Om antwoord te kunnen geven op de hoofd- en deelvragen is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Kwalitatief onderzoek lag het meest voor de hand omdat er niet alleen gekeken is naar de vorm van burgerparticipatie in het project maar ook hoe de betrokken actoren dit ervaren. De onderzoekseenheid van dit onderzoek zijn de bewoners en eventuele andere actoren die betrokken zijn bij het participatieproces van BSD Brandevoort.

De specifieke casus van Brainport Smart District Brandevoort is onderzocht. Het research design dat hierbij past is een case study. Omdat er maar naar één casus wordt gekeken bij dit onderzoek. Een case study geeft de mogelijkheid om gedetailleerd te werk te gaan en de diepte in te gaan (Bryman, 2016, p. 688). Details en de diepte opzoeken zal gebeuren aan de

(15)

hand van diepte-interviews en het analyseren van secundaire documenten. Dit zal verder worden toegelicht onder het kopje ‘methoden van dataverzameling’.

4.3 Methoden van dataverzameling

Er heeft triangulatie plaats gevonden om de betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen. Triangulatie houdt in dat meerdere bronnen of manieren van dataverzameling worden

gebruikt om de bevindingen te controleren (Bryman, 2016, p. 697). Zo is er gebruik gemaakt van secundaire documenten van onder andere Stichting Brainport Smart District en er zijn interviews afgenomen bij bewoners en bij de projectmanager van het project BSD

Brandevoort.

De stedenbouwkundige visie (Brainport Smart District, 2019) is gebruikt om de ideeën en doelen voor de wijk te benoemen. Bepalingen en politieke visies voor het projectgebied komen terug in de Nota van publiekrechtelijke kaders en uitgangspunten, Plan van Aanpak en het Inspiratieboek, opgesteld door Stichting Brainport Smart District (2018).

De (toekomstige) bewoners van de wijk zijn geïnterviewd evenals andere actoren waaronder de participatiemanager van BSD en de communicatiemanager.

Het ging bij deze interviews niet om de kwantiteit maar om de kwaliteit. Het was de

bedoeling de ervaring van de partijen te achterhalen en dit zo gedetailleerd mogelijk weer te geven. Bij dit doel past een semi-gestructureerd interview waarbij een itemlijst (zie bijlage 9.1) is opgesteld zodat alle belangrijke onderwerpen aan bod komen, maar waar ook ruimte is om dieper in te gaan op onderwerpen. Een semi-gestructureerd interview biedt namelijk de mogelijkheid om door te vragen en af te wijken van de vooraf opgestelde structuur (Bryman, 2016).

Onderstaande figuur geeft het methodologische stappenplan van dit onderzoek weer.

Periodes Soort

onderzoek Dataverzameling Specifieke handeling

Periode 1 Deskresearch Inlezen in het project BSD Brandevoort.

Analyse van wetenschappelijke artikelen.

Lezen en schrijven van theoretisch kader en

inleiding

Periode 2 Primary research Interview met participatiemanager van BSD 1 semigestructureerd interview.

Periode 3 Primary research Interviews met toekomstige bewoners van

het project BSD Brandevoort.

3 semigestructureerde interviews.

(Tabel 3: stappenplan methodologie, Portheine, 2019)

(16)

Om de verkregen data te verwerken wordt een thematische analyse gedaan. De data die in dit onderzoek onder andere verkregen wordt uit interviews zal handmatig worden verwerkt en daarna geanalyseerd. Hierbij zal de analyse van de gegenereerde data op inductieve wijze gebeuren. Dat wil zeggen dat er een algemene redenering of conclusie wordt getrokken uit empirisch onderzoek (Bryman, 2016). In dit geval worden de bevindingen uit deze case study gegeneraliseerd om een algemene uitspraak of aanbeveling te kunnen doen over

burgerparticipatie in smart city projecten.

Op handmatige werkwijze zijn de transcripten van de interviews aandachtig doorgenomen en zijn er overkoepelende thema’s binnen de data uit de interviews gezocht (Bryman, 2016). Er worden bij deze analysemethode labels/codes gehangen aan woorden of tekstfragmenten. Vervolgens worden deze labels ondergebracht in overkoepelende thema’s. De thema’s vloeien onder andere voort uit onderwerpen die steeds terugkeren, typische uitspraken, metaforen, overeenkomsten of verschillen en bijvoorbeeld theorie gerelateerde concepten (Bryman, 2016). Op deze manier kunnen quotes van respondenten over soortgelijke onderwerpen gevonden worden door te zoeken op de codes die hieraan gehangen zijn. Dit zorgt ervoor dat de data overzichtelijk wordt gemaakt zodat de analyse makkelijker kan worden uitgevoerd (Bryman, 2016).

Voor coderen worden vaak programma’s zoals Atlas.ti gebruikt maar in dit geval is er bewust voor gekozen om te coderen via Word. Bij dit onderzoek ging het slechts om vier interviews wat niet te veel is om handmatig te coderen.

Eerst zijn woorden of tekstfragmenten onderstreept en is de code die hieraan gegeven werd toegevoegd als opmerking. Vervolgens zijn al deze codes bestudeerd en zijn er

overkoepelende categorieën gevormd die elk een eigen kleur hebben gekregen. In de bijlagen is een stuk gecodeerd transcript (bijlage 9.3) bijgevoegd als voorbeeld om te laten zien hoe te werk is gegaan. Tevens is een lijst met codes en bijbehorende categorie te vinden in de bijlagen (bijlage 9.4).

De kritiek op deze werkvorm is dat door het gebruik van labels of codes stukken tekst of uitspraken uit hun context kunnen worden gehaald. Het is aan de onderzoeker om hier zorgvuldig mee om te gaan en goed te kijken naar wat er gebeurt als je een quote uit een stuk tekst haalt. Er moet gekeken worden wanneer een bepaald woord of tekstgedeelte gecodeerd wordt, deze code hetzelfde betekent als hoe het in het interview bedoeld is.

4.5 Uitdagingen

Een praktische uitdaging bij dit onderzoek leek het vinden en bereiken van de toekomstige bewoners van BSD Brandevoort omdat het een nieuw project is dat nog in het

planningsproces zit. Middels een contact binnen het projectteam was het niet lastig om in contact te komen met de participatiemanager van het project. Via de participatiemanager konden de bewoners bereikt worden. De emailadressen van de bewoners konden echter niet worden gedeeld vanwege de nieuwe privacywetgeving waarbij streng wordt gekeken naar het verspreiden van persoonsgegevens. Wel kon de participatiemanager een mail sturen met de vraag of zij mee wilden werken. Dit leverde genoeg respondenten op. De beperkte tijd die beschikbaar is voor het onderzoekt maakte dat respondenten op tijd benaderd moesten

(17)
(18)

5. Resultaten

Om de deelvragen te beantwoorden zijn documenten over het project BSD Brandevoort geanalyseerd en zijn er interviews afgenomen bij drie bewoners en de participatiemanager van het project. Hier zijn resultaten uitgekomen die aansluiten bij de drie deelvragen over de actoren, burgerparticipatie en de rol van technologie. Deze drie onderwerpen hebben een subhoofdstuk gekregen evenals het onderwerp ‘aanbevelingen’. Dit onderwerp is

voortgekomen uit de data van de interviews omdat alle respondenten veel uitspraken hebben gedaan over wat beter kan en wat belangrijke lessen zijn voor het proces.

5.1 Actoren

Het project Brainport Smart District Brandevoort kent verschillende actoren. Een aantal van deze actoren is ondergebracht in de stichting Brainport Smart District. Naast deze stichting is er nog een belangrijke groep actief in het planningsproces van het project, namelijk de bewoners.

5.1.1. Stichting BSD

De initiatiefnemer van het project Brainport Smart District Brandevoort is de gemeente Helmond. De gemeente had de ambitie om de slimste wijk van Nederland te bouwen op het stuk nog te ontwikkelen grond in de Helmondse buitenwijk Brandevoort (Brainport

Eindhoven, 2016). Met dit plan won de gemeente Helmond een challenge die was

uitgeschreven door de TUEindoven. Vervolgens is toen bekeken welke partijen mee zouden gaan doen met het project. Dit resulteerde in de oprichting van de stichting Brainport Smart District in juni 2018. In deze stichting zitten de gemeente Helmond, Technische Universiteit Eindhoven, Brainport Development, Provincie Noord-Brabant en Universiteit van Tilburg (BSD & UNStudio, 2019). De reden voor het oprichten van de stichting was dat er een balans gevonden moest worden tussen de verschillende belanghebbenden. Tevens biedt deze

rechtsvorm de mogelijkheid om indien gewenst op een later stadium private organisaties in de stichting op te nemen (Stichting BSD, 2018).

Onderstaande figuren (figuur 4 & 5) geven grafisch de actoren weer en hun rol binnen verschillende fasen van het project.

(19)

(Figuur 4: Vier categorieën actoren, Stichting BSD, 2018, p. 45)

(Figuur 5: Ontwikkelingsfasen en rollen actoren, Stichting BSD, 2018, p. 46)

De kleuren gebruikt in figuur 4 komen overeen met de kleuren gebruikt in figuur 5. Zoals te zien in figuur 4 bestaan de actoren uit inwoners, kennisinstellingen, overheden en bedrijven. Volgens deze figuren zouden de bewoners verantwoordelijk zijn voor de realisatie van het project. De kleinere gekleurde pijlen geven aan dat er ook tussen de verschillende fasen en actoren uitwisseling plaatsvindt.

De kennisinstellingen en overheden uit figuur 4 vormen samen de stichting. De stichting heeft een aantal taken. Zo is de stichting verantwoordelijk voor het doorontwikkelen en bewaken van het BSD-concept. Dit houdt in dat initiatieven en experimenten getoetst moeten worden aan de thema’s van BSD om te kijken of het past binnen hun doelen en idealen

(Participatiemanager, 2019). Ook vallen het regelen van de financiering en de communicatie met de bewoners en andere belanghebbenden onder de taken van de stichting. Tevens moet de stichting een duurzame samenwerking tussen de betrokken partijen organiseren en

vormgeven. Ten slotte moet de stichting erop toezien dat de noodzakelijke onderzoeken, projecten en pilots worden uitgevoerd zodat de positieve en negatieve uitkomsten van bepaalde werkwijze en experimenten worden achterhaald (Stichting BSD, 2019). Het doel hiervan is dat lessen worden geleerd en dat deze niet alleen binnen het project blijven maar ook als voorbeeld kunnen dienen voor gemeenten en andere projecten.

(20)

5.1.2. Bewoners

De toekomstige bewoners van Brainport Smart District Brandevoort zijn de actoren die invulling gaan geven aan het kavelproject. In samenwerking met de participatiemanager bedenken zij hoe ze willen wonen en daarmee de wijk vormgeven. Deze bewoners zijn dan ook de belangrijkste actoren tijdens het participatieproces. Zij moeten met initiatieven en ideeën komen voor ruimtelijke vraagstukken (Stichting BSD, 2018).

Uit de interviews met zowel de participatiemanager als de bewoners blijkt dat de groep bewoners bestaat uit actieve en minder actieve deelnemers aan het participatieproces. Een bewoner zegt hierover:

“Je hebt volgens mij altijd twee soorten mensen. Mensen die pionier zijn en die niet willen horen hoe het moet, maar het zelf willen uitzoeken. Daartegenover staan mensen die kijken wat de anderen doen en het liefste van andere mensen horen van ga hier maar je huisje bouwen en dit is de naam van de architect en het kost zo en zo veel. Dus die willen duidelijkheid” (Bewoner 1,

bijlage 8.4, p.53).

Ook de overige geïnterviewde bewoners benoemden de tweedeling tussen mensen die graag veel zelf willen doen en mensen die meer op de gemeente willen leunen. Veel mensen die in deze tweede categorie vallen, zijn tijdens het planningsproces gestopt. Volgens de

participatiemanager van het project was de mate van sturing en begeleiding vanuit het projectteam sommige deelnemers tegengevallen (Participatiemanager, 2019). Ze vertelde dat vanaf het begin duidelijk zou zijn gemaakt waar de mensen aan begonnen en dat het

hoofdzaak was om verwachtingen van de deelnemers te managen.

De actieve deelnemers hebben kleine themagroepen gevormd om aan de slag te gaan met onderwerpen zoals energie en circulair bouwen. Echter gaf een van de geïnterviewde

bewoners aan dat er in de groep van bewoners niemand was die het voortouw nam terwijl er juist veel behoefte was aan een leider of kartrekker. De reden die hij hiervoor gaf was dat hij dacht dat “mensen dat niet durven want ze zijn straks bewoners naast elkaar en de een wil niet de baas worden of het initiatief nemen over zijn buren” (Bewoner 1, bijlage 8.4). Er moet dus een werkwijze worden gezocht waarbij iemand de kartrekker kan zijn zonder daarmee de baas te zijn over zijn of haar buurman.

Er ontstond dus een tweedeling binnen de groep op het gebied van een actieve of minder actieve bijdrage aan het participatieproces. Daarnaast gingen de bewoners zich verenigen in diverse subgroepen. Deze subgroepen hebben betrekking op de drie verschillende soorten woonvormen die zullen gaan landen op het kavelproject. De drie woonvormen zijn de

collectieve hofjes, de tiny-houses en de vrije kavels (Bewoner 2 & bewoner 3, 2019). Binnen deze woonvormen werden ook weer kleine groepen gevormd zoals bij de collectieve hofjes. 5.1.3. Conclusie actoren

De initiatiefnemer van BSD Brandevoort was de gemeente Helmond. De betrokken actoren zijn kennisinstellingen en overheden en zijn opgenomen in de Stichting BSD Brandevoort. Deze stichting heeft meerdere taken. Zo is de stichting verantwoordelijk voor de financiering, communicatie en het bewaken van het BSD-concept. Tevens is het aan de stichting om erop toe te zien dat er onderzoeken worden uitgevoerd zodat er leermomenten plaatsvinden. Het is de bedoeling dat deze leermomenten gegeneraliseerd worden zodat ook andere projecten en

(21)

gemeenten hier iets aan hebben.

De andere groep actoren zijn de bewoners. Zij zijn verantwoordelijk voor de invulling van het kavelproject. Onder begeleiding van een participatiemanager is de groep bezig met de

ruimtelijke vraagstukken van hun eigen wijk. Binnen deze groep bewoners is een gedeelte minder actief betrokken bij het participatieproces.

5.2 Proces van burgerparticipatie

Burgerparticipatie is een van de zeven thema’s van BSD Brandevoort. Volgens het Plan van Aanpak kunnen bewoners en bedrijven door actieve deelname meebeslissen in het

besluitvormingsproces over de totstandkoming en het beheer van BSD. “Het betreft het toepassen van processen om verschillende lagen van betrokkenheid van burgers te faciliteren en te onderhouden” (Stichting BSD, 2018). Met ‘verschillende lagen’ wordt hier gerefereerd naar Arnsteins ladder van participatie (1969).

Het projectteam achter BSD beoogt burgerparticipatie te realiseren aan de hand van vier punten. Het eerste punt is initiatief nemen. Bewoners moeten de eerste stap durven zetten. Op deze manier ontstaat er ruimte voor innovatie. Betrokkenheid is het tweede punt. Wanneer betrokken zijn bij het besluitvormingsproces ervaren zij als eindgebruiker eigenaarschap, zo stelt Stichting BSD (2018). Community, het derde punt, houdt in dat er verbinding in de wijk moet zijn. De bewoners van BSD kennen elkaar en helpen elkaar waar nodig. Het vierde en laatste punt is kennis. “Ontwikkelkennis draagt bij aan een smart district” (Stichting BSD, 2018).

Onderstaande figuur (figuur 6) geeft de tijdlijn van het participatieproces van het project BSD weer. Deze tijdlijn is gebaseerd op zowel informatie verkregen uit het ‘Plan van Aanpak’ en ‘Inspiratieboek’ (Stichting BSD, 2018) als informatie uit het interview met de

(22)
(23)

5.2.1. Syntegration

De realisatie van het project BSD Brandevoort begon met de Syntegration. Dit was een methode waarbij 4 dagen lang een groep bij elkaar kwam bestaande uit experts uit onder andere het bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en een groep van fictieve bewoners. Het idee achter de Syntegration was “om de expertise en visies van aan groot aantal mensen samen te brengen en een gezamenlijke ambitie en uitvoeringsstrategie te creëren” (Stichting BSD, 2018). De deelnemende organisaties en instanties waren experts op het gebied van onder andere bouwen, mobiliteit, energie, duurzaamheid en marketing/communicatie. Onder de deelnemers vielen ook een aantal hoogleraren van de TUEindhoven en Tilburg University en medewerkers van de gemeente Helmond en gemeente Eindhoven. Ook waren er lokale bedrijven uitgenodigd uit het reeds bestaande deel van Brandevoort zoals een fysiotherapeut en iemand van de buurtmoestuin (BSD & Malik, 2017).

De deelnemers zijn op basis van hun vakgebied ingedeeld per onderwerp om vervolgens aan de slag te gaan met de vraag: “What do we need to start with today to make Brainport Smart District by 2022 a lighthouse as the most livable adaptive residential area using cutting edge research and technology enhancing socio-economic development?” (BSD & Malik, 2017). De groep fictieve bewoners zou dan de wensen van de toekomstige bewoners van Brainport Smart District Brandevoort moeten vertalen (Stichting BSD, 2018).

Uit de definitieve lijst van deelnemers blijkt dat slechts 7% van de deelnemers bestond uit bewoners (Projectteam BSD, 2017). In de onderstaande tabellen is van de verticale as af te lezen over welke soort actor het gaat en van de horizontale as is af te lezen in welk vakgebied zij actief zijn.

Deel A

Energie Mobiliteit Gezondheid Inclusieve samenleving Bouwen/ architectuur Bedrijven 3 1 4 Kennisinstellingen 1 2 Overheid 4 1 2 1 Netwerk 1 Bewoners 2 Totaal 10 1 2 2 7 Deel B Data/ ICT Business Overheid/ rechten

Algemeen Totaal Totaal in % Bedrijven 4 1 1 1 15 35% Kennisinstellingen 2 2 7 14 33% Overheid 2 10 23% Netwerk 1 2% Bewoners 1 3 7% Totaal 7 1 3 10 43 100%

(24)

De tabellen geven weer wie de deelnemers waren van de syntegration. De grootste groep bestond uit bedrijven en ook kennisinstellingen waren goed vertegenwoordigd. Zoals te zien in de rood gearceerde rij (tabel 4) waren er slechts drie bewoners aanwezig. Doordat

bewoners beperkt vertegenwoordigd waren zijn de ideeën en idealen voor BSD Brandevoort grotendeels gevormd door experts en maakt dat de eerste plannen voor het project op een top-down wijze zijn verkregen.

De kritiek van de participatiemanager op de syntegration was dat de huidige bewoners geen baat hadden bij de aanwezigheid van fictieve bewoners bij de syntegration. Zij gaf aan dat ze niet gelooft in praatsessies maar het liefst op een interactieve manier te werk gaat. Volgens de participatiemanager hebben mensen latente wensen waar je niet zomaar achter komt maar waarbij je moet doorvragen om deze wensen te kunnen bereiken (Participatiemanager, 2019). In plaats van een aantal dingen op te noemen waar de bewoners uit kunnen kiezen, moet je ze verleiden en uitdagen om hier zelf achter te komen. Volgens de participatiemanager is dit tijdens de syntegration niet gedaan en dat is een gemiste kans (Participatiemanager, 2019). De co-creatiesessies zijn volgens de participatiemanager een beter voorbeeld hoe participatie hoort te verlopen in een nieuwbouwproject. Ze heeft deze co-creatiesessies begeleid op een manier waarbij zoveel mogelijk door de bewoners zelf werd bedacht en bepaald.

5.2.2. Werving

Na de syntegration is begonnen met het werven van bewoners. Dit is veelal lokaal en via social media gebeurd. Er is een verkoopbrochure gemaakt waarin de zeven thema’s als aanknopingspunt gebruikt zijn om een stukje tekst te schrijven over wat voor soort mensen ze wilden aantrekken. Uit de syntegration kwam dat het noodzakelijk is om een diversiteit aan mensen te hebben (BSD & Malik, 2017). Om deze reden zijn er verschillende personages gemaakt die als een soort voorbeeld gebruikt werden om mensen te inspireren en

geïnteresseerd te maken voor het project. Deze folder is lokaal verspreid en digitaal verspreid. Onderstaande grafiek geeft weer hoe de bewoners bij het project BSD terecht zijn gekomen. De grafiek is gebaseerd op enquêtes die door de participatiemanager zijn afgenomen bij 19 bewoners.

(25)

(Figuur 7: Grafiek resultaten enquêtes, Smeenk, 2019)

Uit de tussentijdse evaluatie van de participatiemanager van BSD Brandevoort blijkt dat de meeste deelnemers bij het project terecht zijn gekomen door er via via over te horen. Samen met het aantal mensen dat er via de website van wist, zorgen deze twee manieren van de werving voor bijna 60% van de geënquêteerde bewoners.

De participatiemanager gaf aan dat ze het liefste had gezien dat de folders en oproep voor het project landelijk verspreid zouden worden, waardoor echte pioniers tot het project

aangetrokken worden. Pioniers die zelf wilden bouwen op basis van de idealistische thema’s van BSD zouden de ideale bewoners zijn (Participatiemanager, 2019).

Zoals eerdergenoemd bestaat de huidige groep bewoners uit een actief en een minder actief deel. Dit hebben alle geïnterviewde bewoners en de participatiemanager aangegeven. Echter ziet niet iedereen dit als iets negatiefs. Een bewoner zegt over de aanwezigheid van mensen met een afwachtende houding:

“Ik denk juist dat het waardevol is want als je alleen maar kartrekkers hebt dan krijg je oorlog” (Bewoner 1, 2019, p.53)

5.2.3. Co-creatiesessies en bewonersavonden

Tijdens de interviews is de respondenten gevraagd vanaf welk moment zij betrokken zijn geraakt bij BSD. De geïnterviewde bewoners gaven aan dat zij sinds de co-creatie sessies aan zijn geschoven bij het project (bijlage 8.4 t/m 8.6). Deze sessies vonden plaats in oktober en november 2018. In totaal zijn er drie sessies gehouden waarbij de participatiemanager de bewoners ging begeleiden tijdens brainstormsessies. De bedoeling van deze avonden was om in kaart te brengen wat de wensen van de bewoners waren en om te kijken hoe en of zij dit samen konden gaan realiseren.

De eerste co-creatiesessie bestond uit het informeren van de bewoners over het idee achter het project en wat de doelen en idealen van het project zijn.

(26)

Na deze eerste avond was duidelijk wat de mensen willen en dat de groep bestaat uit drie gewenste woonvormen. Er zijn mensen die vrije kavels willen, een groep tiny houses en een groep die collectief wil bouwen.

De tweede avond zijn de homogene groepen per woonvorm bij elkaar gezet om elkaar te kunnen inspireren en om te kijken wat ze wel of niet gemeenschappelijk willen. De bewoners zijn op een ‘interactieve en creatieve manier’ aan het werk gezet (Participatiemanager, 2019). Dit houdt in dat de bewoners een werkcanvas hebben kregen die zij moesten invullen en waarbij ze een schets moesten maken van “wat ze samen met hun buren wel en niet willen doen en wat voor materialen en technieken ze willen gebruiken” (Participatiemanager, 2019). Vervolgens hebben de bewoners een maquette gemaakt zodat zij na moesten denken over hoe ze hun kavels ten opzichte van elkaar en het stuk grond willen plaatsen.

De derde co-creatiesessie bestond uit een expertsessie. Er zijn verschillende experts gekomen om de bewoners te helpen met onderwerpen zoals energie, financiering en regelgeving omtrent tiny houses. Op dat moment was er ook al een plattegrond van UNStudio die kon worden toegelicht. De mensen konden gaan kijken waar op het plan zij terecht willen komen met hun deelgroep of woonvorm (Participatiemanager, 2019).

Na deze drie co-creatiesessies was duidelijk wat de groepen waren en hoe dat zij vorm willen geven aan het kavelproject. Sindsdien worden er bewonersavonden en bijeenkomsten

georganiseerd waar nagedacht wordt over concrete plannen. Hoe kan het toegewezen stuk grond ingevuld worden en waar komen de woningen zijn vragen waar de bewoners zich mee bezig houden tijdens deze bijeenkomsten (Bewoner 2, 2019). Een aantal ruimtelijke

vraagstukken kunnen de bewoners zelf aanpakken. Onder de bewoners zit een architect en iemand die werkt bij Brabant Water en dus veel weet over de watervoorziening. “Hij heeft wat mensen opgetrommeld die verstand hebben van waterhuishouding om te kijken of wij gezamenlijk profijt kunnen hebben van de kansen die er liggen” (Bewoner 1, 2019). Er wordt gebruik gemaakt van elkaars netwerk om kennisgaten te overbruggen. Volgens een bewoner is dit dan ook een noodzakelijke voorwaarde en hoort het bij de deeleconomie waar de bewoners volgens hem allemaal voorstanders van zijn (Bewoner 1, 2019).

Terugkijkend naar het schema van Cardullo en Kitchin (2018) uit het theoretisch kader van dit onderzoek kunnen de betrokkenheid en de rol die bewoners hebben binnen het project worden ingedeeld. Het level en de vorm van burgerparticipatie kan dan worden achterhaald.

(27)

(Tabel 5: Scaffold of smart citizen participation, Cardullo & Kitchin, 2018, (aangepast))

Het gebied binnen de rode lijnen betreft de vorm van burgerparticipatie die bij het project BSD is gekozen. De rol van de bewoners is die van een leider, member, decision-maker en maker. Deze rol oefenen zij uit door hun ideeën, visies, leiderschap en eigenaarschap. Het niveau van participatie dat hierbij hoort is ‘delegated power’ maar gaat ook richting ‘citizen control’. Daarmee valt de burgerparticipatie onder de vorm ‘citizen power’ uit Arnstein’s ladder van participatie. De stelling van Lim et al dat “citizen centricity has remained to be a rhetorical notion” (2018) lijkt in het geval van BSD Brandevoort dus niet te kloppen. 5.2.4. Gewenste houding

Uit de interviews blijkt dat deelnemen aan het project BSD Brandevoort niet voor iedereen is weggelegd. Als bewoner van BSD moet je over een aantal kwaliteiten of eigenschappen beschikken. Wanneer iemand niet wil pionieren, niet van onzekerheid houdt of niet thuis is op het gebied van social media past hij of zij niet bij het project volgens de geïnterviewde

actoren. De participatiemanager sprak zelfs over een ‘ideale’ bewoner. Dit zijn mensen met lef die graag veel zelf willen doen en die komen voor het zelfbouwen (Participatiemanager, 2019). “Mensen die pionier zijn en die niet willen horen hoe het moet maar het zelf uit willen zoeken” (Bewoner 1, 2019).

Een deelnemer aan het project moet ondernemend zijn en risico durven nemen (Bewoner 2, 2019). De bewoner die dit aangaf in het interview heeft zelf zijn baan opgezegd en zijn huis verkocht om zich volledig te kunnen focussen op het project BSD Brandevoort. Dit risico is hij bereid te nemen omdat hij gelooft dat hij gaat wonen in de wijk van de toekomst. Mensen moeten buiten de boekjes denken bij dit project. Over de ruimte en vrijheid die de bewoners krijgen zegt hij: “Zolang ik geen grens heb gekregen waar ik niet overheen mag, kan ik daarbuiten steeds meer mogelijkheden zoeken” (Bewoner 2, 2019). Hij ziet de onzekerheid die gepaard gaat met de deelname aan het project niet als een belemmering maar juist als een kans. Volgens een andere bewoner zijn alle bewoners zich bewust van het feit dat het een onzeker traject is en dat je als deelnemer flexibel moet blijven (Bewoner 3, 2019). Tevens is het belangrijk dat mensen serieus zijn en “er echt voor gaan” omdat mensen nog niet tegen elkaar in durfden te gaan. Aan de ene kant omdat ze elkaar nog niet kenden en aan de andere kant omdat ze niet wisten of die persoon serieus van plan was om bij het project te blijven. Alle geïnterviewde bewoners gaven aan dat zij wel zeker van plan waren om bij het project te blijven. Twee bewoners gaven het aan dat zij het een eer vinden om deel te nemen aan het

(28)

project BSD Brandevoort. Ze zijn blij dat ze kunnen bijdragen aan oplossingen voor vraagstukken op het gebied van onder andere duurzaamheid, sociaal veilig, circulair en mobiliteit. Een van deze bewoners zei hierover:

We hebben dadelijk een kavel, ons droomhuis dat we zelf ontworpen hebben terwijl we nog geen 30 zijn. De slimste wijk van de wereld, allerlei nieuwe concepten, allemaal mensen die dingen willen proberen, die bezig zijn met de toekomst. Wat wil je nou nog meer? (Bewoner 2, 2019, p.?).

In het kopje ‘actoren’ werd al gesproken over een verdeeldheid onder de deelnemers op het gebied van hun bijdrage aan het participatieproces. Er bestaat een actieve groep bewoners en een minder actieve groep. Ondanks dat er een actieve groep bewoners is, mist de groep nog een leider of kartrekker (Bewoner 1, 2019). Deze rol wordt nu nog uitgevoerd door de participatiemanager maar het is de bedoeling dat dit op termijn deze rol binnen de groep opgepakt gaat worden.

5.2.5. Conclusie proces van burgerparticipatie

De eerste stap van de realisatie van het project Brainport Smart District Brandevoort was de syntegration. Bij deze meerdaagse brainstomsessie waren bedrijven, kennisinstellingen, overheden en bewoners betrokken. De bewoners waren echter beperkt vertegenwoordigd. Ook waren dit fictieve bewoners dus hier hadden de huidige bewoners niet veel baat bij volgens de participatiemanager van het project. Het participatieproces wordt op een manier gefaciliteerd waarbij zoveel mogelijk door de bewoners zelf geregeld wordt. De deelname aan het project vraagt een open en flexibele houding. Tevens is het belangrijk dat er initiatief wordt getoond en dat er een kartrekker is. Doordat er geen commitment werd gevraagd aan de bewoners duurde het een tijd tot de minder serieuze deelnemers afvielen. Dit heeft mogelijk het proces enigszins vertraagd.

5.3 Technologie in het participatieproces

5.3.1. Gebruik van technologie

De digitale wijk is een van de zeven thema’s van BSD Brandevoort. Het is de bedoeling dat de bewoners zelf de gegenereerde data en inkomsten gaan beheren en delen (Stichting BSD, 2018). Hoe dit in zijn werk zal gaan wordt een lastige opgave. Het omgaan met bigdata brengt veel uitdagingen met zich mee zoals opslag, analyse en privacy (Colding, 2018). Eén van de bewoners gaf aan dat op het gebied van data hulp nodig is van experts. De bewoners

beschikken momenteel nog niet over genoeg kennis om zelf vorm te geven aan de manier waarop data wordt verwerkt en eventueel verkocht. De vraag is wat de data oplevert voor de bewoners en hoe zij hun data kunnen inzetten (Bewoner 3, 2019).

Het project BSD Brandevoort zet ook technologie in om burgerparticipatie te faciliteren. Ten eerste is de werving van bewoners voor het kavelproject grotendeels digitaal gegaan. Er stond een oproep op Facebook en op de website van Brainport Smart District. Uit de enquête die is afgenomen onder een groot deel van de bewoners van BSD blijkt dat de meeste mensen van het project af wisten door mond-tot-mondreclame. Mensen die via de website van BSD bij het project terecht zijn gekomen kwamen als tweede hoogste uit de gegevens over de manieren waarop geworven is (Figuur 7).

(29)

Technologie is in het participatieproces tot nu toe voornamelijk ingezet voor communicatieve doeleinden. Zo gaat bijna alle correspondentie via email gaven de bewoners en de

participatiemanager aan (Participatiemanager & bewoners, 2019). Binnen de groep bewoners zijn per woonvorm of subgroep whatsappgroepen aangemaakt waar informatie wordt gedeeld en waar afspraken worden gemaakt. Tevens is er recent een dataplatform opgericht waarin de bewoners elkaar berichten kunnen sturen en informatie kunnen delen (Bewoner 2, 2019). Dit platform is zeer recent opgezet dus de bewoners konden nog niets zeggen over het gebruik ervan.

5.3.2. Toegankelijkheid gebruikte technologie

Het gebruik van een website of van e-mail om onderling te communiceren kan voordelen hebben. Zo gaat het misschien sneller en nu is het overzichtelijk. Maar hoe toegankelijk is deze technologie? Uit het interview met de participatie manager blijkt dat er ook een aantal mensen van boven de 70 bij het project aangesloten zijn. Er is de geïnterviewde bewoners en de participatie manager gevraagd of zij denken dat deze manier van communiceren en het delen van bestanden toegankelijk is voor iedereen. Zij gaven aan dat alle ouderen overweg kunnen met social media, beschikken over een telefoon en weten hoe ze deze moeten gebruiken. Volgens bewoner 1 zouden mensen ook niet deel moeten nemen aan het project wanneer zij niet overweg kunnen met WhatsApp of met e-mail. “Als je wilt pionieren moet je meegaan met de tijd” (Bewoner 2, 2019).

Eén van de bewoners gaf aan dat het gebruiken van een app makkelijker zou zijn (Bewoner 2, 2019). Volgens een andere bewoner duurde het een maand voor er mails konden worden gestuurd omdat er eerst toestemming gevraagd moest worden. Hij zei hierover: “Dat is voor mij weer een voorbeeld van de overheid die het heel netjes wil doen. Dan ben ik de naïeve burger die het gewoon doet zonder te vragen” (Bewoner 1, 2019).Ook gaf hij aan dat

bijvoorbeeld zijn vriendin een aantal mails niet had gekregen omdat zij een keer vergeten was zich hiervoor aan te melden. De bewoner gaf aan dat zijn vriendin hierdoor minder betrokken werd en minder actief was (Bewoner 1, 2019).

5.3.3. Conclusie technologie in het participatieproces

De meeste communicatie verloopt momenteel via WhatsApp en email. Informatie en uitnodigingen voor bijeenkomsten worden door de participatiemanager gemaild. Ook zal er vanaf nu gebruik gemaakt worden van een dataplatform waarop de bewoners elkaar kunnen vinden en waar informatie gedeeld kan worden. Tot nu toe is de manier waarop technologie wordt ingezet breed toegankelijk. Ook de oudere bewoners kunnen overweg met social media. Alle respondenten gaven aan dat het een vereiste is om digitaal te zijn wanneer iemand

deelneemt aan het project.

5.4 Voorwaarden voor participatie

Hoewel de bewoners en de participatiemanager overwegend positief waren over het project BSD Brandevoort hebben zij in de interviews veel suggesties gegeven over dingen die in de toekomst anders of beter kunnen. Deze voorwaarden die volgens hen zorgen voor een goed participatieproces komen voort uit kritiek op bepaalde stappen van het proces en uit

voorwaarden die de bewoners en de participatiemanager als belangrijk bestempelden. Het kunnen leermomenten zijn voor een volgende groep bewoners die over een tijdje aan het proces begint.

(30)

5.4.1 Betrokken bewoners en participatiemanager

Uit het tweede hoofdstuk van de resultaten ‘burgerparticipatie’ bleek dat er een gewenste houding of een ideale bewoner bestaat voor de deelname aan het project BSD Brandevoort. Daarbij gaat het om een echte pionier die initiatief toont, ondernemend en flexibel is. Een actieve en betrokken groep deelnemers komt dan ook als voorwaarde uit de interviews. Dit is volgens de participatiemanager belangrijk omdat bewoners onderling moeite hebben met het maken van afspraken omdat ze niet weten wat ze aan elkaar hebben en wie wel of niet gaat stoppen (Participatiemanager, 2019).

Volgens een bewoner waren mensen in het begin steeds op zoek naar kaders terwijl was aangegeven dat mensen veelal zelf mochten beslissen (Bewoner 2, 2019). Een andere bewoner gaf aan dat het een zoektocht is naar de grens hoe ver je mag gaan als toekomstig bewoner. Het verkennen van welke ruimte en mogelijkheden ze krijgen hoort hierbij

(Bewoner 3, 2019). Wanneer deze ruimte en mogelijkheden in kaart worden gebracht zouden ze beter benut kunnen worden (Bewoner 3, 2019).

Om actieve mensen aan te trekken zou het volgens de participatiemanager beter zijn geweest als er landelijk was geworven in plaats van lokaal. Bijvoorbeeld via Funda zou een landelijke dekking volgens haar bereikt kunnen worden (Participatiemanager, 2019). Een strengere toelating tot de pioniersgroep en eerder om commitment vragen zouden kunnen bijdragen aan het werven van een betrokken groep mensen. Met commitment vragen worden maatregelen bedoeld zoals het ondertekenen van een soort contract of het betalen van een ‘symbolisch’ bedrag zoals dat bij het project BSD Brandevoort is gebeurd. Hierdoor wordt het minder vrijblijvend om deel te nemen aan het project. Tevens blijkt uit de interviews dat mensen actief worden wanneer er voor hen “iets in zit” (Participatiemanager, 2019).

Bij het werven van de bewoners moet er eerder bewustzijn gecreëerd worden dat er een soort leider of kartrekker nodig is (Bewoner 1, 2019). Deze leider of kartrekker zou idealiter wel een bewoner van het project zijn zodat de groep en het proces op de lange termijn niet afhankelijk zijn van een ingehuurde participatiemanager. Het is dan wel belangrijk dat er een balans wordt gezocht tussen initiatief nemen of kartrekker zijn zonder ondertussen de baas te zijn over buurtgenoten (Bewoner 1, 2019).

De rol van de participatiemanager in de opstartfase van het participatieproces is volgens alle geïnterviewde bewoners cruciaal. De participatiemanager heeft ervoor gezorgd dat er een groep gevormd werd en dat er vertrouwen gecreëerd werd. “Er is al een soort cohesie binnen die groep en dat maakt ook dat je dadelijk meer met elkaar zult hebben als wijk zijnde” (Bewoner 3, 2019).

Eén van de bewoners vertelde dat er in beginsel het idee was dat er drie tot vijf bijeenkomsten zouden komen met de participatiemanager en dat alles daarmee grotendeels geregeld zou zijn. (Bewoner 3, 2019). Achteraf gezien bleek dat er meer bijeenkomsten nodig waren omdat er veel overlegd en afgestemd moet worden. Hierbij is iemand die het proces begeleidt van groot belang: “Bij de kavelindeling heb je soms echt een beetje een scheidsrechter nodig” (Bewoner 3, 2019).

5.4.2. Proces

De bewoners zijn vrij vroeg in het planningsproces betrokken geraakt bij het project BSD Brandevoort. Er was toen nog veel onzekerheid. Tussen de start van de co-creatiesessies tot het moment dat de bouw begint, zit ruim een jaar. Volgens de participatiemanager vinden de bewoners het proces te lang duren waardoor zij ongeduldig worden. Ze gaf aan dat het wellicht beter was geweest als de co-creatiesessies wat later in het proces gestart waren (Participatie, 2019). Hierdoor zouden de bewoners meer duidelijkheid krijgen waar zij aan begonnen. Aan de andere kant heeft het geholpen om het participatieproces en het

(31)

planningsproces parallel te doen omdat er via de bewoners veel relevante informatie werd opgehaald (Participatiemanager, 2019). Als participatiemanager was het dan ook belangrijk om de verwachtingen te managen en de commitment behouden. Volgens de

participatiemanager moeten de bewoners daarvoor “netjes bediend worden”

(Participatiemanager, 2019). Het is belangrijk dat het proces open is zodat de bewoners weten waar ze aan toe zijn. Transparantie is dus een belangrijke voorwaarde.

Er wordt veel van de bewoners gevraagd. Aan de andere kant krijgen zij daar veel vrijheid en mogelijkheden voor terug (Bewoner 2, 2019). Toch zijn kaders wel gewenst maar dan

dusdanig dat binnen die kaders veel mogelijk is en er ruimte blijft voor nieuwe ideeën en initiatieven. De invulling van deze kaders moet vooral zoveel mogelijk door de bewoners gebeuren: “niet maken voor, op zijn minste met en het liefste door mensen”

(Participatiemanager, 2019).

Om de invulling van deze kaders mogelijk te maken moeten de bewoners samenwerken om bijvoorbeeld ook de gemeenschappelijke stukken grond vorm te geven. Een van de bewoners gaf aan dat er enigszins afgestemd moet worden wat mensen met hun kavel en woning willen doen zodat de wijk er niet rommelig uit komt te zien. Er moet volgens haar nagedacht worden “hoe het er aan de buitenkant uit moet zien zodat er een beetje een lijn in zit” (Bewoner 3, 2019). Echter stelde een andere bewoner dat mensen hun beslissingen niet van de buren af moeten laten hangen behalve bij de vraag hoe hoog er gebouwd mag worden (Bewoner 2, 2019).

Een belangrijk punt om vast te stellen is dat er een ‘grens aan participatie’ bestaat. Zowel de bewoners als de participatiemanager gaven aan dat er binnen de groep op sommige vlakken kennis mist. Zo blijkt data een onderwerp te zijn waarbij de bewoners ondersteuning nodig hebben (Bewoner 3, 2019). Tevens blijkt er hulp nodig te zijn van experts bij praktische vraagstukken zoals waar de wegen moeten komen tussen de kavels (Participatiemanager, 2019). Eén van de geïnterviewde bewoners geeft hierover aan:

“Gaandeweg denk ik dat de mensen ontdekken dat eigen keuzes toch moeilijker zijn dan ze dachten. Niet alleen het huis neerzetten maar ze beginnen te snappen dat je niets aan een huis hebt zonder een weg of waterleiding of stroomvoorziening” (Bewoner 1, 2019).

Zoals eerdergenoemd was er vanuit de participatiemanager wat kritiek op de syntegration. Volgens haar zouden de huidige bewoners van het project BSD Brandevoort geen baat hebben gehad bij de syntegration. Ze had het idee dat het praatsessies waren en daar gelooft ze niet in. Mensen moeten worden verleid en uitgedaagd om zelf na te denken. Dit kan worden bereikt door het visualiseren van een idee met bijvoorbeeld een werkcanvas of maquette (Participatiemanager, 2019).

(32)

6. Conclusie

Dit onderzoek beoogt de vraag “Hoe ervaren bewoners en andere betrokken actoren

burgerparticipatie binnen het planningsproces van een smart city project?” te beantwoorden door het analyseren van een praktijkvoorbeeld van een smart city project.

Uit interviews met de bewoners en de participatiemanager van BSD Brandevoort blijkt dat er veel ruimte en vrijheid is om het kavelproject vorm te geven op de manier die zij willen. De geïnterviewde bewoners beschrijven het participatieproces als een zoektocht naar grenzen en kaders. Aan de ene kant creëert die ruimte en vrijheid mogelijkheden om met eigen en nieuwe initiatieven te komen maar aan de andere kant blijkt dat de bewoners toch op zoek zijn naar kaders. Het moet enigszins duidelijk zijn waar de grens ligt en hoe ver men als bewoner mag gaan in het project. Wat ook duidelijk werd is dat de bewoners behoefte hebben aan

begeleiding. Bij het project BSD Brandevoort is een participatiemanager aangewezen die het participatieproces in goede banen moet leiden. De bewoners gaven aan dat zij deze taak goed uitvoert. Wel is het belangrijk dat het participatieproces niet afhankelijk wordt van de

participatiemanager. Op termijn moeten bewoners de taken van de participatiemanager over kunnen nemen en zelf uitvoeren.

De bewoners zijn verantwoordelijk voor de invulling van het kavelproject. Onder begeleiding van de participatiemanager vond er groepsvorming plaats en werden de bewoners

gestimuleerd om zelf aan de slag te gaan met ruimtelijke vraagstukken. Echter ondervond de participatiemanager dat er binnen de bewonersgroep een deel van de mensen minder actief is. Aan de ene kant heb je bewoners die willen pionieren en alles zelf uit willen zoeken en aan de andere kant is er een groep mensen die toevallig gewoon een kavel in de buurt zoeken. Het is lastiger om deze laatste groep bewoners mee te nemen en te betrekken in het

participatieproces. Er zijn gedurende het project ook veel mensen gestopt. Doordat potentiële nieuwe buren stopten, werden de bewoners wat terughoudend tijdens de co-creatiesessies en de bijeenkomsten. Volgens de participatiemanager kwam dit omdat mensen niet wisten wat ze aan elkaar hadden en ze wisten niet of degene met wie ze plannen maakten door zouden gaan met het project. Doordat er geen commitment in de zin van een contract of een financiële bijdrage werd gevraagd aan de bewoners duurde het een tijd tot de minder serieuze

deelnemers afvielen. Deelnemen aan het project was in het begin erg vrijblijvend. Dit heeft mogelijk het proces vertraagd. Het was hierdoor namelijk moeilijker om vertrouwen binnen de groep te creëren. Vertrouwen creëren bleek ook een voorwaarde te zijn die belangrijk is bij het participatieproces. Wanneer de groep elkaar kent, worden er sneller en makkelijker

afspraken gemaakt en kan er beter onderling samengewerkt worden.

Dit onderzoek wijst tevens uit dat er een grens aan participatie bestaat bij het project BSD Brandevoort. Tegen deze grens wordt aangelopen wanneer blijkt dat de bewoners op

sommige gebieden kennis missen. Op een aantal gebieden zoals waterhuishouding en energie beschikken zij wel over de nodige kennis of hebben zij een netwerk waar gezamenlijk van gebruik gemaakt kan worden. Echter op bijvoorbeeld het gebied van het omgaan met data zit een information gap. Met het omgaan van data wordt het genereren en het verkopen ervan bedoeld. De bewoners van Brainport Smart District Brandevoort gaan namelijk zelf de

(33)

zal gaan is nu nog onduidelijk. Data van bewoners genereren door middel van sensoren data van bewoners brengt namelijk heel wat uitdagingen met zich mee (Colding et al, 2018). Dit is een dusdanig nieuw en complex onderwerp dat de bewoners hulp nodig hebben van experts om hier een plan en een platform voor te maken. Tot nu toe is het gebruik van een

dataplatform puur voor communicatieve doeleinden gebruikt en voor kennisuitwisseling. Via email en whatsapp worden bijeenkomsten georganiseerd en documenten gedeeld. De manier waarop technologie momenteel wordt ingezet is breed toegankelijk. Ook de oudere bewoners kunnen overweg met social media. Alle respondenten gaven dan ook aan dat het een vereiste is om digitaal te zijn wanneer iemand deelneemt aan het project Brainport Smart District Brandevoort.

De belangrijkste conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat er in de opstartfase van een project waarbij de bewoners nog zo veel zelf in mogen vullen, kartrekkers en leiders nodig zijn om het project van de grond te krijgen en om de basis te leggen voor het

participatieproces. De rol van een participatiemanager is hierbij erg belangrijk. Wellicht kan er dan later een combinatie komen van actieve en minder actieve bewoners. Het is namelijk niet het doel om alleen maar kartrekkers in de wijk te verwelkomen. Er wordt in het project juist gestreefd naar diversiteit (Stichting BSD, 2018).

De titel van dit onderzoek is “De werkelijke rol van burgerparticipatie bij smart city projecten”. Deze titel verwijst naar het debat dat bij participatieprocessen van smart city projecten burgers in de werkelijkheid een minder grote rol zouden hebben dan in eerste instantie beweerd zou worden (Kitchin, 2015). De eerdergenoemde kritiek dat smart city projecten technocratisch en top-down georiënteerd zijn waarbij de belangen van de staat en bedrijven voorop staan (Cardullo & Kitchin, 2018), lijkt niet van toepassing te zijn bij de manier waarop participatie bij het project Brainport Smart District Brandevoort is

vormgegeven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Apeldoorn werkt op nationaal niveau samen in een aantal samenwerkingsverbanden, waaronder Het Nationaal Smart City Living Lab, Talking Traffic, de City Deal ‘een slimme stad, zo

Apeldoorn werkt op nationaal niveau samen in een aantal samenwerkingsverbanden, waaronder Het Nationaal Smart City Living Lab, Talking Traffic, de City Deal ‘een slimme stad, zo

De backend en Qlik visualisatie staan in verbinding met de SQL Database en dan wordt die data verstuurd naar de front-end, zodat het op de site te zien is.. De site zelf wordt

We zien hierin ook een plus in de bevoegdheden van de gemeente om omwonenden die zelf minder mondig zijn te kunnen beschermen tegen dit soort overlast en andere soorten overlast

Wi-Free: Telenet behoudt zich het recht om Wi-Free (1) (tijdelijk) te beëindigen of aan te rekenen wanneer Telenet in alle redelijkheid gelooft dat de gegevensoverdracht via onze

A highly cited definition of smart city that incorporates many of these elements is “a city is smart when investments in human and social capital and traditional

Als laatste is naar de case studie gekeken om te bepalen welke methodes wel en niet bijdroegen aan de doelen en of deze dus gebruikt kunnen worden door de gemeente.. De

Nadat de 36ste jaarlijkse algemene vergadering zich 16 april1983 had uitgesproken over de adviezen van de commissie met betrekking tot toekomstige wijzigingen in het reglement op