• No results found

Tussen brainstormsessies en harde deadlines: ruimte voor creativiteit op de NRC-redactie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tussen brainstormsessies en harde deadlines: ruimte voor creativiteit op de NRC-redactie"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tussen brainstormsessies en

harde deadlines: ruimte voor

creativiteit op de NRC-redactie

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding……… p.3

2. Theoretisch kader.……… p.7

2.1 Creativiteit……….. p.7

2.2 Nieuwsselectie……… p.13

2.2.1 De functie van leescijfers ……….. p.14

3. Context……… p.18

4. Methodologisch kader………. p.20

4.1 Concepten: creativiteit en nieuwsselectie………. p.20 4.2 Corpus en verzamelmethode………. p.22 4.3 Meet- en analysemethode……….. p.24 5. Onderzoeksverslag- en analyse………... p.26 5.1 Werkwijze en organisatie……….. p.27 5.1.1 Deadline……….. p.27 5.1.2 Budget………. p.28

5.1.3 Belang van de krant/chef/portefeuille………. p.30 5.1.4 Inhoud en formaat van het katern………... p.33

5.1.5 De redactie……….. p.35

5.1.6 Conclusie……… p.38

5.2 Intermenselijke contacten……….. p.38 5.2.1 Vertrouwen (van de redactiechef)……….. p.38

5.2.2 Concurrentie………... p.40 5.2.3 Conclusie……… p.40 5.3 Externe variabelen………. p.41 5.3.1 Lezers/Leescijfers………... p.41 5.3.2 Concurrentie……… p.42 5.3.3 Conclusie………. p.43 5.4 Interne variabelen……….. p.43

5.4.1 Eigen opinie/Eigen interesse………... p.43

5.4.2 Expert……….. p.45 5.4.3 Effectiviteit en originaliteit………. p.46 5.4.4 Conclusie……… p.49 6. Conclusie……… p.50 6.1 Vervolgonderzoek en limitaties……… p.53 Literatuurlijst……….. p.55 Bijlage(n)……… p.59

(3)

1. Inleiding

Creativiteit is de moed hebben om zekerheden los te laten – Erich Fromm

“Duik jij even in dit onderwerp? De concurrent heeft er vanochtend al een stuk over

geschreven dus we moeten snel zijn. Het verhaal is op hun site nu al x aantal keer gelezen. Ze hebben al duizend likes op Facebook, dus het is wel duidelijk dat wij er ook een stuk over moet maken. Doe maar rond de zeshonderd woorden, daar maken we wel plek voor. Hoe laat heb je het klaar, denk je?” Het is dinsdagochtend en je bent net achter je bureau gaan zitten op de economieredactie van een grote Nederlandse krant. Eigenlijk ben je van plan op zoek te gaan naar meer informatie over dat onderwerp waar je gister een vriend over hoorde praten. Daar kan best weleens een goed verhaal in zitten, denk je. Maar helaas word je nu door je meerdere op een ander onderwerp gezet en moet je je eigen, creatieve initiatief maar even parkeren.

Journalistiek bestaat bij de gratie van creativiteit, het is een individueel beroep waarbij de eigen invalshoek, de eigen onderwerpskeuze of het eigen dossier van een journalist een voorloper (kunnen) zijn van interessante verhalen. Creativiteit is nodig voor de goede ideeën. Voor de onderscheidende verhalen. Voor invalshoeken, vernieuwende titels en het bedenken van rubrieken. Een vereiste voor de ontwikkeling van die creativiteit is voldoende tijd

(Claerhout, 2012). Voor leuke, creatieve ideeën is altijd plek. Geen redactiechef die een goed verhaal dat in zijn portefeuille past zou laten lopen. Toch? Maar voor die creatievere, langere verhalen moet de desbetreffende redacteur wel anderhalve week op pad kunnen. Is die tijd beschikbaar op redacties? Is er ondanks de (steeds) snelle(re) nieuwsomloop nog voldoende ruimte op krantenredacties voor de creatieve ontwikkeling en daaruit voortvloeiende creatieve onderwerpen en invalshoeken? Wekt de redactieomgeving überhaupt creativiteit op bij

redacteuren?

Bovenstaande vragen vormen voor een deel de aanleiding voor de hoofdvraag die in deze masterscriptie centraal staat: Hoeveel ruimte is er voor creativiteit bij de keuze van

onderwerpen en invalshoeken op vier deelredacties van NRC?

Op onder meer de volgende deelvragen wordt getracht een antwoord te formuleren: - Hoe wordt de creativiteit van NRC-redacteuren gestimuleerd?

- Welke variabelen beperken de ruimte voor creativiteit en welke variabelen stimuleren

(4)

De kern van deze masterscriptie bestaat uit een kwalitatief onderzoek, in de vorm van semigestructureerde interviews, naar de perceptie van redacteuren van de ruimte voor creativiteit op vier deelredacties van NRC (Nieuwe Rotterdamse Courant), een Nederlandse krant. NRC heeft als een van de eerste Nederlandse kranten de omslag gemaakt naar digital

first, waarbij de onlinekrant centraal is komen te staan. NRC staat er daarnaast als krant

financieel goed voor. Er is voor vier deelredacties gekozen (Binnenland, Buitenland, Sport en Economie) die wat betreft het aandeel van nieuws in de krant en qua werkwijze en organisatie het meest overeenkomen. Zo kunnen andere variabelen die van invloed zijn op de creativiteit deels worden uitgesloten.

Het gaat in het onderzoek om de door redacteuren ervaren ruimte voor het uiten van hun creatieve vermogen. Uit de eerder verschenen wetenschappelijke literatuur over het begrip creativiteit blijkt dat dit een op zeer uiteenlopende manieren te interpreteren concept is. Binnen dit onderzoek wordt om die reden niet een definitie van het begrip aangehouden; ook voor de acht redacteuren die worden geïnterviewd heeft creativiteit verschillende

betekenissen. Uit de resultaten van de interviews moet uiteindelijk een antwoord kunnen worden gevormd op de hoofdvraag.

Een onderzoek naar de perceptie van de ruimte voor creativiteit op een NRC-redactie is in de eerste plaats relevant omdat er nog weinig onderzoek is gedaan naar de perceptie van

journalisten omtrent de ruimte creativiteit. Een impressie krijgen van de bevindingen van redacteuren op een krantenredactie omtrent de ruimte voor creativiteit kan een aanzet zijn tot meer onderzoek naar de ruimte voor creativiteit in het huidige medialandschap en op

individuele redacties. Daarnaast is dit onderzoek relevant omdat het inzicht kan bieden in hoe een journalist (en de krant waarvoor deze werkt) in een tijd van veranderend mediagebruik en veranderende nieuwsconsumptie op zoek gaat naar nieuwe manieren om artikelen te brengen en in hoeverre het versnellen van de nieuwsconsumptie invloed heeft op de ruimte voor creativiteit van journalisten. Het onderzoek is dus relevant voor journalisten zelf: waar zitten de pijnpunten omtrent creativiteit bij hun collega’s? Wat zien zij daarvan terug in hun eigen werkwijze? En ook voor hoofdredacties en redactiechefs van dagbladen heeft dit onderzoek een meerwaarde. Op welke manier kunnen zij meer aandacht besteden aan de ontwikkeling creativiteit? Verder biedt het onderzoek een inzicht voor de lezers van dagbladen en

krantartikelen. Hoe komen de onderwerpen en stukken die zij dagelijks lezen tot stand? Welke strijd gaat daaraan vooraf?

(5)

In de zoektocht naar een antwoord op de onderzoeksvraag worden acht semigestructureerde interviews afgenomen met NRC-redacteuren. Het gaat om twee redacteuren per deelredactie Binnenland, Buitenland, Sport en Economie. Aan deze redacteuren zullen vragen worden gesteld aan de hand van een vooraf opgestelde vragenlijst. De vragen zijn gelinkt aan hun beleving ten opzichte van de creativiteit. Belangrijk daarbij is dat de geïnterviewden voldoende ruimte krijgen om hun gedachten over de ruimte voor creativiteit te delen. De interviews zullen vervolgens worden getranscribeerd en daarna geanalyseerd volgens de methode van Burnard (1991). Het onderzoek is grotendeels exploratief, omdat data op dit onderzoeksgebied ontbreken. Dit onderzoek kan om die reden worden gezien tot een aanzet tot meer onderzoek naar de mate en rol van creativiteit onder (Nederlandse) journalisten. Tegelijkertijd zorgt de beschikbare wetenschappelijke literatuur omtrent creativiteit en nieuwsselectie wel voor context waarbinnen naar deze concepten wordt gekeken.

Deze masterscriptie is als volgt ingedeeld: in het tweede hoofdstuk, het theoretisch kader, worden aan de hand van eerder verschenen wetenschappelijke literatuur de concepten creativiteit en de nieuwsselectie behandeld. Er zal een logische continuïteit tussen eerder onderzoek en het onderzoek dat centraal staat in deze scriptie worden geschapen. In hoofdstuk 3 wordt beknopt de context (NRC) waarbinnen de redacteuren werken geduid. In het vierde hoofdstuk, het methodologisch kader, vindt de operationalisatie van de hoofdvraag en de concepten plaats. Dat wordt gecombineerd met een uitleg van de gebruikte verzamel- en analysemethode voor het onderzoek. In het vijfde hoofdstuk, de onderzoeksresultaten, worden de resultaten verkregen uit de verzamelde data – transcripties van de semigestructureerde interviews – beschreven en wordt een vergelijking gemaakt met de voorgaande literatuur uit het theoretisch kader. In de conclusie wordt enerzijds een antwoord geformuleerd op de hoofdvraag, anderzijds fungeert de conclusie als een kritische reflectie op het onderzoek. De interesse voor creativiteit en de ruimte hiervoor op (kranten)redacties die - al jarenlang - dagelijks op dezelfde wijze ‘draaien’, is ontstaan tijdens mijn stageperiode bij NRC Sport. Iedere dag moeten de krant en de verschillende katernen weer worden gevuld, zijn er genoeg onderwerpen beschikbaar om over te schrijven en is er de ene keer te veel ruimte in de krant en de andere keer te weinig. Dit onderzoek helpt bij het inzichtelijk maken van de ervaringen van redacteuren op redacties met de beschikbare ruimte om datgene te maken wat zij zelf willen maken.

(6)

redacteuren zijn allen verschillend. De uitkomsten van dit onderzoek staan dan ook enerzijds op zichzelf; de resultaten laten zien hoe acht redacteuren de ruimte voor creativiteit op hun redactie inschatten, beleven. Dat betekent niet dat over de hele linie van de journalistiek, noch de media hetzelfde speelt. Anderzijds kan het onderzoek daarmee wel een eerste inzicht zijn in de ervaren ruimte voor creativiteit binnen de journalistiek.

(7)

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt een tweetal, voor het onderzoek relevante, concepten behandeld. Eerst wordt het concept creativiteit besproken. De relevantie van dit concept voor het

wetenschappelijk onderzoek komt aan bod, evenals eerder verschenen wetenschappelijke literatuur over creativiteit. Een kritische bespreking van enkele eerdere onderzoeken naar creativiteit en literatuur volgt. Vervolgens wordt ook het concept nieuwsselectie in dit

hoofdstuk behandeld. Gelijk met het concept creativiteit zullen enkele relevantie studies naar nieuwsselectie kritisch worden besproken. Waar zinvol zal in dit hoofdstuk een koppeling worden gemaakt tussen de resultaten van eerder wetenschappelijk onderzoek en de

focuspunten in dit onderzoek.

2.1 Creativiteit

Creativiteit is binnen aan de journalistiek gerelateerde wetenschappelijke studies een - opvallend - weinig bestudeerd concept. Dat is enerzijds opvallend, omdat het concept binnen diverse andere wetenschappelijke disciplines wel een veel gekozen onderwerp is. En

anderzijds, omdat diverse wetenschappelijke studies wel degelijk de waarde van creativiteit binnen de journalistiek benadrukken. Maar het concept zelf meten onder journalisten, of de ervaringen van journalisten met de ruimte voor creativiteit analyseren, gebeurt niet (veel). Dit scriptieonderzoek is een aanzet tot meer onderzoek naar de ervaringen van journalisten omtrent creativiteit.

Deuze (2018) stelt in On Creativity dat creativiteit alom aanwezig is in het proces dat moet leiden tot een journalistiek product. Dat proces begint bij de diverse verhaalideeën en inspiratie voor onderwerpen. Vervolgens heeft creativiteit ook een rol bij (creatieve)

benaderingen van het journalistieke onderzoek, bij de verzameling van de informatie en feiten en bij de selectie en verificatie van die informatie. En creativiteit keert net zo goed terug bij de promotie en publicatie van producten, of bij de zoektocht naar creatieve manieren om het publiek te engageren (Deuze, 2018). Creativiteit kan worden gezien als een constante in het journalistieke proces.

Het is juist die aanwezigheid van – of de roep om – creativiteit in het journalistieke proces die de relevantie van dit scriptieonderzoek naar de ervaren ruimte voor creativiteit op onder NRC-redacteuren benadrukt. Zoals eerder gezegd is er (relatief) weinig

(8)

op (kranten)redacties. En dat terwijl die creativiteit de grootste uitdaging is voor de journalistiek vandaag de dag (Deuze, 2018).

Creativiteit wordt binnen de beschikbare wetenschappelijke literatuur vaak omschreven als een ongrijpbaar concept of een moeilijk te bestempelen element van een persoonlijkheid (Batey & Furnham, 2006). Ook de definities van en verklaringen voor het concept lopen uiteen. Een van de eerste (relevante) publicaties omtrent creativiteit dateert uit 1869. De Amerikaanse psycholoog Galton beargumenteerde als een van de eersten in zijn vakgebied dat genialiteit – wat door hem werd gerelateerd aan creativiteit – erfelijk zou zijn (Galton, 1869). Gelijk met de uitbreiding van het aantal wetenschappelijke disciplines, groeide het aantal definities van en perspectieven op creativiteit (Runco, 2004).

Wehner, Csikszentmihalyi en Magyari-Beck (1997) bepleiten dat creativiteit geen technische benaming is voor de beschrijving van psychologische attributen of processen die resultaat verhogend werken, maar zien creativiteit eerder als een expressie die vooral nuttig is voor kunstenaars en wetenschappers (Batey & Furnham, 2006). Dat zijn de disciplines waartussen de journalistiek zich bevindt. Een schrijver wordt gerekend tot de kunstenaren, een

onderzoeker is een wetenschapper; een journalist doet in veel gevallen beiden, maar behoort eigenlijk tot geen van beiden. Coffee (2011) onderscheidt drie perspectieven ten opzichte van creativiteit. Het romantische perspectief ziet creativiteit als iets exceptioneels, als een

(mythische) uiting van het genie. Het inspiratie-perspectief ziet creativiteit als het resultaat van een externe kracht. Het rationele perspectief, tot slot, ziet creativiteit als het resultaat van hard werken en toewijding aan het vak. Coffee vond in een onderzoek naar

freelancejournalistiek dat dit derde perspectief veelal door freelancejournalisten wordt gedeeld. Gelijk met Fulton en McIntyre (2013) beschouwt Coffee creatieve activiteit als iets dat men terug kan zien in zelf-afspraken (zelfdiscipline) van journalisten en andere media-werknemers. Het moet dus duidelijk zijn dat creatief zijn en creatief bezig zijn, essentiële eigenschappen zijn van zowel individuele journalisten als van het journalistieke vak (Deuze, 2018).

Creativiteit wordt in de meeste definities uitgedrukt in termen van het product - in de vorm van een ontdekking van een product of een innovatie ten opzichte van een eerder product - of in termen van een persoon of een proces, bijvoorbeeld het type persoonlijkheid of het gedrag dat leidt tot innovatieve ideeën (Coleman & Colbert, 2009). Voor dit onderzoek is die tweede

(9)

vorm van uitdrukking relevant. In het onderzoek gaat het om de ervaringen van redacteuren met innovatieve, creatieve ideeën en om de ervaringen van redacteuren en chefs met de ruimte voor het creatieve proces.

Een belangrijk onderdeel van de verschillen in definities van creativiteit is in hoeverre creativiteit iets is dat een persoon bij de geboorte meekrijgt, of dat het iets is dat zich gedurende het leven ontwikkelt. Vandervelde (2012) ziet creativiteit niet alleen als een gegeven talent, maar beschouwt het als een attitude. Een attitude die een persoon kan

aanleren, stimuleren en ontwikkelen (Vandervelde, 2012). Coleman en Colbert onderschrijven dat inzicht gedeeltelijk. Zij stellen dat creativiteit iets is dat een persoon bij de geboorte heeft

gekregen, maar waar verschillende variabelen tijdens een leven op van invloed zijn. Die

variabelen bepalen mede in hoeverre iemand zijn of haar creativiteit gebruikt (Coleman & Colbert, 2009). De Amerikaanse psycholoog Guildford stelt dat creativiteit altijd een

afgeleide is van “motivational and temperamental traits” van een individu. Divergent denken is daarin een sleutelelement (Claerhout, 2012).

Dat creativiteit een eigenschap is die wel degelijk beïnvloed wordt door meerdere factoren is voor dit wetenschappelijk onderzoek van belang. De hoofdvraag insinueert

namelijk al dat er een zekere ruimte moet zijn waarin creativiteit zich dan juist wel of niet zou kunnen ontwikkelen. Het is de vraag wat er binnen die ruimte voor redacteuren mogelijk is. Creativiteit wordt beïnvloed door een veelvoud aan factoren. En creativiteit is tegelijkertijd afhankelijk van diverse variabelen. Runco en Jaeger (2012) noemen originaliteit en

effectiviteit als twee essentiële variabelen van creativiteit. Originele dingen moeten effectief zijn, voordat ze creatief kunnen worden genoemd. Een creatief idee moet het doel bereiken, dat wil zeggen, een creatief verhaal of artikel moet wel datgene overbrengen wat de auteur of journalist voor ogen heeft met het verhaal (Runco & Jaeger, 2012). De theorie van Amabile sluit daar gedeeltelijk op aan: ideeën moeten namelijk ook nuttig zijn om creatief te kunnen zijn (Amabile, 2003).

De vraag rijst of een persoon zijn of haar creativiteit af laat hangen van eventuele effectiviteit. In termen van een creatief idee voor een journalistiek stuk, is effectiviteit lastig te meten. Gaat het om de krantenverkoop? Om leescijfers via de online-editie? Maak je een stuk niet, omdat je weet dat het geen leescijfers gaat opleveren? Dat weet je dan pas achteraf. Torrance (1967) noemt vier variabelen die tot op de dag van vandaag worden gebruikt om

(10)

daarbij naar de hoeveelheid ideeën van een persoon. Hoe meer ideeën, hoe groter de kans op creatieve ideeën wordt (Coleman & Colbert, 2001). Flexibiliteit is het vermogen om vanuit verschillende perspectieven naar iets te kijken en het gemak waarmee een persoon kan wisselen tussen concepten en de benaderingen van die concepten. Uitbreiding is het

toevoegen van details aan een bestaand idee. Originaliteit, ten slotte, wijst op het vermogen om “ongewone ideeën” te verzinnen (Torrance, 1967). In het kader van deze scriptie is het relevant om te onderzoeken in hoeverre redacteuren die benoemde variabelen, zoals effectiviteit en originaliteit, mee laten wegen bij de ontwikkeling van hun eigen creatieve ideeën.

Creativiteit kan bij een persoon ook worden gestimuleerd. Stein vond in 1974 al dat het openstaan voor verbeelding een belangrijke voorwaarde is om creativiteit te ontwikkelen. Die verbeelding is een gemene deler, want niet bij iedereen wordt creativiteit op gelijke wijze gestimuleerd. Voor de een werkt stilte beter, voor een ander muziek (Stein, 1974).

Sternberg onderscheidt zes voorwaarden voor creativiteit. Volgens zijn investment

theory zijn deze zes allemaal nodig voor de ontwikkeling van creativiteit. De zes, door

Sternberg genoemde componenten zijn: intellectuele vaardigheid, kennis, denkstijlen, motivatie (zowel intrinsiek als extrinsiek), persoonlijkheid en omgeving. De voorwaarden staan niet los van elkaar, interacteren met elkaar, maar kunnen zich ook los van elkaar

ontwikkelen (Sternberg, 2006). Amabile onderzocht de waarde van beloningen als stimulering voor medewerkers. Financiële beloningen zouden een minder sterke stimulans zijn voor innovatie, dan erkenning en waardering (Amabile, 1997). Interne concurrentie moet dan niet aan de orde zijn, het zou de samenwerking beletten.

Coleman en Colbert (2009) beschrijven naar aanleiding van hun onderzoek naar de werking van nieuwsredacties vijf factoren die van invloed zijn op de mate van creativiteit. Die vijf factoren zijn: persoonlijke karaktereigenschappen, scholing en opgedane kennis, fysieke omgeving, toegang tot bronnen en confrontatie met eventuele beperkingen en tot slot het ervaren van zekerheid. De eerste factor krijgen vorm in de persoonlijke

karaktereigenschappen. Dat zijn de diverse eigenschappen die de mate van creativiteit

bevorderen. Daartoe behoren onder meer een hoge eigenwaarde, het durven nemen van risico en/of een hoog IQ. Die eigenschappen dragen positief bij aan de ontwikkeling van creatief denken, stellen de auteurs (Coleman & Colbert, 2009). Onderzoekers Sternberg en Lubart vonden daarnaast in 1991 dat scholing en opgedane kennis, samen de tweede factor, ook van

(11)

invloed zijn op het creativiteitsproces (Sternberg & Lubart, 1991). Een expert zijn op een zeker gebied bevordert de creativiteit (Coleman & Colbert, 2009). Maar daarvoor is wel tijd nodig. Tijd die in een steeds sneller veranderend medialandschap niet altijd aanwezig is. Maar tijd is wel een voorwaarde voor creativiteit (Stein, 1974). Deadlines demotiveren en verminderen daarentegen juist de creativiteit (Coleman & Colbert, 2001). Toch zijn er

verschillende studies die deadlines juist noemen als een prikkel voor auteurs en journalisten.

Ook de derde factor, de fysieke omgeving, is van invloed op de mate van creativiteit. Ward benoemde in 1969 al de waarde van het decor van de werkplek, of het hebben van een uitzicht. Daarnaast werkt een ruimte met daarin verschillende objecten bevorderend voor de creativiteit (Coleman & Colbert, 2009). Die fysieke omgeving is vooral van invloed op de creativiteit van mensen die om zich heen kijken, terwijl ze op zoek zijn naar inspiratie (La Greca, 1980). Ook Dong et al. (2016) benadrukken de invloed van de fysieke omgeving. In

Motivational mechanisms of employee creativity wordt uitgelegd dat ook individuen met een

groot creatief vermogen niet naar dat vermogen kunnen handelen als de werkomgeving de intrinsieke motivatie van het individu schaadt (Dong et al. 2016). Voor dit onderzoek is het van belang om te kijken naar de stimulering van creativiteit op de vier deelredacties bij NRC. Het is daarbij relevant om zowel aandacht te besteden aan de fysieke omgeving, als aan de manier waarop er op creatieve ideeën wordt gereageerd door redactiechefs en collega-redacteuren.

Coleman en Colbert noemen de toegang tot bronnen en de confrontatie met eventuele beperkingen in het proces als vierde factor voor de ontwikkeling van creativiteit. Hoe meer bronnen een persoon tot zijn of haar beschikking heeft, hoe creatiever het individu is. Hoe minder deadlines en beperkingen er aan een persoon worden opgelegd, hoe creatiever hij of zijn zal zijn (Coleman & Colbert, 2009). Deze stellingname is relevant voor de

onderzoeksvraag die in deze scriptie centraal staat. In hoeverre ervaren NRC-redacteuren deadlines als een belemmering voor hun creativiteit?

De vijfde factor komt van McFadzean die in 1998 vond dat een zekere mate van zekerheid ervaren en het niet bang hoeven zijn voor de consequenties van het maken van fouten, de creativiteit bevordert (Coleman & Colbert, 2009). Nadelig voor creativiteit is namelijk de angst voor een bestraffing van een mislukking. De angst zorgt ervoor dat een individu geen risico’s meer durft te nemen, waardoor de kans wordt verkleind dat je een nieuwigheid zal

(12)

opdracht moet voldoende uitdagend zijn om intrinsieke motivatie bij een persoon los te maken. Maar een opdracht moet ook weer niet te uitdagend zijn, want dan kan een bepaalde angst de creativiteit belemmeren. Csikzentmihalyi (1997) spreekt daarom van een flow state. Dat is de juiste balans in uitdaging, die nodig is om te kunnen presteren. Interesses en skills van de uitvoerder van de taak zijn hier onder meer op van invloed. Ook zelfvertrouwen speelt een rol. Stimuleer je iemands zelfvertrouwen, dan wordt de creativiteit indirect ook

gestimuleerd (Stein, 1974).

Geis (1988) gaat meer in op het ‘creatieve klimaat’ en benoemt vijf andere factoren die daarop van invloed zijn. De creativiteit wordt bevorderd als een persoon gemakkelijk individueel problemen kan ontdekken en oplossen, er beloningen worden uitgekeerd die wegblijven van de intrinsieke motivatie, er managers zijn die risico’s durven te nemen rondom creativiteit en innovatie, er niet al te veel administratieve werkzaamheden hoeven te worden verricht en tot slot, er (in-)formele trainingen beschikbaar zijn om de creativiteit te bevorderen.

Ook de structuur van een organisatie is van invloed op de creativiteit. Vanuit de historie wordt creativiteit gezien als het antoniem van rationaliteit en om die reden als het antoniem van effectief management. Een open managementstijl, waarin iedereen wordt aangemoedigd om ideeën en emoties te uiten, zou beter werken voor het produceren van creativiteit dan een kritische, gesloten omgeving (Scratchley & Hakstian, 2001).

Een terugkerend concept op redacties is dat van brainstorming – waarbij wordt nagedacht over een breed scala aan onderwerpen, waardoor mensen niet al van tevoren over een oplossing na hoeven te denken, maar dat met elkaar kunnen doen. Flexibel, „out-of-the-box‟ denken leidt tot creativiteit. Maar: onderzoek bevestigt ook dat als mensen iets moeten verzinnen, ze meestal eerst met conventionele ideeën komen. Pas als deze uitgeput raken, gaan ze zoeken naar originelere ideeën (Baas, 2012). Voor redacteuren met een bepaalde portefeuille zijn terugkerende onderwerpen aan de orde van de dag. Hoe gaan zij met die onderwerpen om? Hoe ga je op zoek naar interessante, nieuwe invalshoeken? Hoeveel ruimte is daarvoor?

Een hiërarchische structuur binnen nieuwsorganisaties, tot slot, zorgt voor het uitblijven van onderlinge gelijkwaardigheid tussen journalisten. Redacteuren en verslaggevers focussen te veel op de onderlinge verschillen en niet op de overeenkomsten of het voordeel dat ze uit die uiteenlopende taken, vaardigheden en kwaliteiten kunnen halen door met elkaar te gaan

(13)

samenwerken (Tameling, 2015). Die interne concurrentie is, zoals ook al eerder gezegd, in tegenstelling tot samenwerking, een belemmering voor het ontwikkelen van de creativiteit. Die hiërarchische structuur kan ook een relevant onderdeel zijn van dit onderzoek. In hoeverre komt het belang van de redactiechef overeen met dat van de redacteur? En in hoeverre wordt de redacteur in zijn invalshoeken gestuurd door de wil van de chef?

2.2 Nieuwsselectie

Nieuwsfactoren beïnvloeden de nieuwswaarde van een verhaal of verhaalidee. In dit onderzoek wordt met nieuwsfactoren datgene bedoeld waar journalisten op letten bij het selecteren van onderwerpen. Door die factoren wordt de keuze van journalisten of een onderwerp nieuwswaardig is beïnvloed. Nieuwsselectie is in die zin een weerspiegeling van de realiteit. Een realiteit van de journalist, die grotendeels is gebaseerd op een vorm van ‘objectiviteit’ – waar de journalistiek naar op zoek is - en professionele normen (Staab, 1990). Het streven naar objectiviteit en het aanhouden van de normen heeft een journalist zich in de loop der jaren aangemeten en zijn van invloed op de onderwerpen waarover een journalist schrijft en op welke manier. Die objectiviteit en normen bepalen mede het creatieve vermogen. Shoemaker en Reese (2009) onderscheiden in Mediating the message een hiërarchie van invloeden op de nieuwsselectie van journalisten. Zij stellen dat in eerste instantie de individuele eigenschappen van een journalist van invloed zijn op het selecteren van onderwerpen en het bepalen van de nieuwswaarde voor die selectie. Vervolgens zijn ook de arbeidsroutines van de journalist van invloed, de routines binnen de (nieuws)organisatie waar de journalist deel van uitmaakt, de sociale instituties om de journalist heen en het sociale systeem (Shoemaker & Reese, 2009) ook van invloed op de nieuwsselectie.

De meeste studies waarin de rol van nieuwsfactoren besproken wordt, concentreren zich niet op het actuele(re) proces van de nieuwsselectie (Staab, 1990). In dat proces gaat het om meerdere factoren die de keuze van een journalist om een verhaal wel of niet te

produceren beïnvloeden. Staab noemt daarin tijd en ruimte, redactie-etiquette, de

economische doelen van de journalist en de eventuele interesse van de ontvanger als factoren. Voor dit onderzoek is het relevant om te kijken naar welke factoren er van invloed op de keuzes van de NRC-redacteuren. Die factoren zijn: de individuele eigenschappen van een journalist, waaronder de eigen opinie en interesses van een individu, de arbeidsroutines en de routines binnen de nieuwsorganisatie (de werkwijze en organisatiestructuur). Tot slot hangt de nieuwsselectie ook af van wat er letterlijk voor nieuws is; een journalist is afhankelijk van wat

(14)

De opinie van een journalist heeft invloed op zijn of haar nieuwsselectie. De instrumental

actualization-theorie heeft als belangrijkste claim dat journalisten (zowel individuen als

groepen) in de eerste plaats nieuwsverhalen publiceren die overeenkomen met hun eigen perspectief op bepaalde zaken, en dat zij (eerder) verhalen publiceren die de personen met een tegenovergesteld perspectief schaden of uitdagen (Schulz, Hartung & Fiordelli, 2012). Dat gebeurt niet altijd bewust. Schulz, Hartung en Fiordelli vonden in hun studie naar de nieuwsselectie van Zwitserse journalisten ten opzichte van het rookverbod in dat land een verband tussen de opinie van de journalist en de manier waarop het rookverbod in de Zwitserse media werd weergegeven (Schulz, Hartung & Fiordelli, 2012). De kanttekening moet worden geplaatst dat de onderzoekers in dat onderzoek voorbij zijn gegaan aan andere factoren die van invloed zijn op de nieuwsselectie. Schulz (1976) stelde al dat als er naar het journalistiek proces wordt gekeken er altijd met meerdere factoren rekening gehouden moet worden. Zo moet er rekening worden gehouden met de beslissing van journalisten om het nieuws te coveren, met de uiteindelijke grootte van het verhaal dat wordt gemaakt, met de plek van publicatie en de lay-out van het product. Die zijn volgens Schulz allen van invloed op het proces dat leidt tot media-content (Schulz, 1976).

Schulz (1976) definieerde nieuwswaarden als hypothesen van een journalist over de relevantie van gebeurtenissen en ontwikkelde intervalschalen om de intensiteit van die

nieuwsfactoren te meten. Hij legde een relatie tussen de plaatsing in de krant en de lengte van nieuwsverhalen en de waarde die aan het nieuws werd gehecht (Kepplinger & Ehmig, 2006). Voor dit onderzoek is het van belang om de (beperkte) ruimte in de krant mee te nemen als factor voor de creativiteit van de NRC-redacteuren. In hoeverre beperkt dit de creativiteit? Of stimuleert de beperkte ruimte juist het creatieve vermogen?

2.2.1 De functie van leescijfers in nieuwsselectie

In de eerdergenoemde wetenschappelijke onderzoeken en literatuurreviews omtrent

nieuwsselectie mist een belangrijke, nog altijd vrij nieuwe, factor. Dat zijn de leescijfers en de daarbij behorende invloed van de lezer op datgene wat er in kranten wordt gepubliceerd. Ook op de NRC-redactie wordt gebruik gemaakt van deze leescijfers. Dat wil zeggen, de

leesminuten en kliks van de online-artikelen worden gestaafd en bijgehouden. Iedere dag ontvangt de hele redactie een mail met de top-20 van best gelezen online-artikelen. Tandoc jr. en Thomas (2015) beschouwen de toenemende invloed van cijfers en analyses omtrent de lezer als een devaluatie van de journalistiek. Het algemeen belang dienen moet het

(15)

belangrijkste uitgangspunt zijn voor journalisten; een rol die zij uit het oog verliezen als er alleen naar het publiek wordt geluisterd. Ook Napoli (2014) beschouwt de groeiende rol van analyses binnen nieuwsorganisaties. Deze worden volgens de auteut juist gebruikt om het ‘nieuwswerk beter af te stemmen op de wens van het publiek’. Leescijfers worden gezien als een ‘directe feedback op artikelen voor de maker’, waarbij naast het aantal clicks op een artikel, ook de tijd die een lezer in het artikel blijft hangen wordt genoteerd. Zo gebeurt het ook op de NRC-redactie. Voor dit onderzoek is het interessant om die stelling te testen. In hoeverre laten de NRC-redacteuren zich leiden door leescijfers? Stimuleert of beperkt dit juist de creativiteit?

Gade (2008) noemde de toenemende concurrentie tussen kranten, nieuwsorganisaties en overig media als een oorzaak voor de toenemende invloed van de lezer op redacties. Die ontwikkeling heeft zich sinds 2008 doorgezet. Met als versterkende oorzaak dat er steeds meer informatie over de lezer beschikbaar is geworden. De opkomst van het gebruik van algoritmes door nieuwsorganisaties is voor Napoli daarom onvermijdelijk. Beslissingen nemen op basis van de door web analytics geboden data is daarvan een logisch gevolg (Napoli, 2014). Voor Wendelin, Engelmann en Neubarth (2017) is het monitoren van het publiek een nog altijd groeiende factor voor de nieuwsselectie van journalisten. In een studie naar drie Duitse mediabedrijven, vonden zij dat de nieuwswaarden van het publiek en de journalisten overeenkwamen, maar dat de newstopics verschilden.

Volgens Tandoc jr. en Thomas zijn journalisten en redacteuren in staat en hebben zij ook de taak om ‘een gemeenschap te bouwen’. De journalist creëert met het dienen van het algemeen belang een platform voor een dialoog tussen de losse individuen waaruit een samenleving bestaat. Als er alleen naar het publiek of de lezer wordt geluisterd, dan verdwijnt dat debat. Tandoc jr. en Thomas voorzien bij een groeiende rol voor de lezer een verzuiling van de samenleving. Dat houdt in dat er een verdeling ontstaat in diverse groepen burgers. Die groepen ontstaan op basis van voorkeuren, die zouden zijn ontlokt aan het klikgedrag. Gevolg daarvan zou zijn dat er in veel mindere mate een gemeenschap wordt gevormd en de afstand tussen de groepen alleen maar toeneemt. Een ander gevolg is dat onderwerpen die maar weinig aandacht krijgen in de vorm van clicks, helemaal niet meer aan bod zullen komen en van het journalistieke menu verdwijnen. Dit leidt ertoe dat de minderheden niet meer in hun informatiebehoefte worden voorzien, puur omdat dit voor de kranten niet meer aantrekkelijk

(16)

is (Tandoc jr. & Thomas, 2015). Toch zien verschillende kranten hun product ook als een winkel, waar iedereen een aantal artikelen kan vinden.

Van een journalist wordt verwacht dat hij of zij een filter is voor wat er in de wereld gebeurt en de belangrijkste ontwikkelingen en gebeurtenissen in een set van artikelen weergeeft voor de lezer (White, 1950). De manier waarop de burger nieuws consumeert is in het hedendaagse medialandschap veranderd, net als de manier waarop nieuwsorganisaties en redacties hun artikelen weergeven. Journalisten luisteren anno 2019 meer en meer naar de wil van het publiek. Die verandering heeft onder meer tot gevolg dat nieuwsorganisaties het onderwerp van de artikelen die worden uitgebracht, laten afhangen van de nieuwsselectie van lezers.

Welbers et al. (2016) vonden een verband tussen de nieuwsselectie van vijf nationale, Nederlandse kranten en de klikkeuze van het publiek. Vier van de vijf kranten maakten gebruik van klikcijfers en gebruikersgegevens om te bepalen of er een follow-up over

hetzelfde onderwerp zou worden gemaakt (Welbers et al., 2016). Het economische argument overtreft daarbij het normatieve argument van autonomie van een journalist. De journalist publiceert niet (per se) meer datgene waarover hij of zij wil schrijven, maar eerder datgene waarvan hij of zij weet dat het publiek dat gaat lezen. Met het toenemende gebruik van web

analytics kan de nieuwsorganisatie weliswaar het leesgedrag van het publiek monitoren en

vervolgens analyseren, het geeft daarmee wel de rol van gatekeeper weg aan het publiek. De lezer bepaalt het filter steeds meer, niet de journalist (Welbers et al., 2016).

Die conclusie is ook voor dit onderzoek naar de ruimte voor creativiteit van belang. In hoeverre beamen NRC-redacteuren dat zij bij invalshoeken en originele onderwerpen

gestuurd worden door eerdere leescijfers? Wat is het gevolg voor de creativiteit? Vu (2013) concludeert in The Online Audience as Gatekeeper dat “gatekeeping vandaag de dag vooral gericht is op het publiek, met redacteuren die zeggen dat de beslissing om een artikel te gaan schrijven beïnvloed wordt door de keuze van het publiek om het artikel te gaan lezen”. Dat is een conclusie die ook in dit scriptieonderzoek naar de ruimte voor creativiteit onderzocht kan worden. In hoeverre ervaren redacteuren leescijfers als een beperking dan wel een stimulering voor het pitchen van creatieve ideeën?

Dit onderzoek naar de ruimte voor creativiteit op de NRC-redactie is een eerste aanzet tot meer onderzoek naar de ervaringen van journalisten en redacteuren. Het onderzoek moet enerzijds inzicht geven in de factoren die van invloed zijn op de creativiteit van de

(17)

redacteuren om een verhaal wel of niet te maken. Wat wegen zij daarbij af? Hoe groot is bijvoorbeeld de rol van de lezer?

(18)

3. Context

In dit hoofdstuk wordt de positie van de krant NRC Handelsblad geschetst in het huidige medialandschap. Dit hoofdstuk geeft daarmee de context die nodig is om de situatie te begrijpen waarin de NRC-redacteuren werken.

Het NRC Handelsblad verscheen voor het eerst op 1 oktober 1970. De krant was op dat moment het resultaat van een fusie tussen het Algemeen Handelsblad - dat was gezeteld in Amsterdam - en de Nieuwe Rotterdamse Courant. Sinds december 2012 is de hoofdredactie gevestigd aan het Rokin in Amsterdam. Onder leiding van de nieuwe, Belgische

hoofdredacteur Peter Vandermeersch werden in 2010 veranderingen doorgevoerd, onder meer in het formaat van de krant, vernieuwde rubrieken en een wisseling van columnisten. Een aantal jaar daarvoor, in 2006, was men begonnen met de uitgave van een ochtendkrant, genaamd NRC Next.

Uit cijfers van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SVDJ) blijkt dat NRC op dit moment de vierde betaalde krant van Nederland is. De oplage van NRC Handelsblad steeg in 2017 nog met 5 procent naar 202.097 abonnees, blijkt uit een artikel op nrc.nl (Nrc.nl, ‘Hogere oplage en omzet voor NRC’, 2018). Het aantal abonnees van NRC Next groeide in datzelfde jaar met 4 procent naar 46.510 abonnees. De nettowinst van NRC Media Holding, de uitgever van de krant, steeg in 2017 met 15 procent tot 5,4 miljoen. Het bedrijf haalt 72 procent van de inkomsten uit de verkoop van abonnementen, 28 procent uit advertenties. Op basis van deze cijfers kan worden gesteld dat NRC er als krant goed voorstaat. Sinds februari 2015 is de NRC Media Holding in handen van het Vlaamse Mediahuis.

In oktober 2015 nam NRC het besluit om alle journalistiek (online) te brengen en werd een betaalmuur geïntroduceerd. Zittend hoofdredacteur Peter Vandermeersch schreef in oktober 2017 op de eigen site in aanvulling ontwikkeling onder meer het volgende: “We weten: papier blijft nog lang, zeker op zaterdag. Maar onze toekomst ligt online. De kern van onze boodschap blijft: het gaat om goede journalistiek. De drager, of die nu papier is of digitaal, doet er minder toe” (Nrc.nl, ‘NRC schaft onlineredactie af, 2017). De redactie werkt

digital first, dat wil zeggen, in eerste instantie wordt een stuk voor de digitale omgeving van

NRC gemaakt. Niet alles wat online verschijnt is terug te vinden in de krant.

Sinds oktober 2015 werkt NRC met een online Nieuwsdienst, de vervanger voor de eerder dat jaar afgeschafte internetredactie. De Nieuwsdienst is verantwoordelijk voor het bijhouden en schrijven van de korte nieuwsberichten op de website. De verschillen tussen de

(19)

ochtendkrant en de middagkrant zijn inmiddels te verwaarlozen; er zijn ook geen redacteuren meer die enkel voor Next of het Handelsblad artikelen schrijven. Gezien de toenemende rol van de onlinejournalistiek wordt naar buiten toe inmiddels vooral gebruik gemaakt van de naam NRC Media, waaronder ook de podcasts Haagse Zaken en Onbehaarde Apen worden uitgebracht bijvoorbeeld.

Los van de veranderende strategie van NRC, die zich vooral uit in de keuze voor

digital first, is ook de rol van de kranten in de afgelopen decennia veranderd. Kranten zijn al

langer niet meer de eerste nieuwsbron van nieuwsconsumenten. Ook de rol van de journalist is daardoor veranderd. Verspreiding van nieuws vindt in veel gevallen niet meer door de journalist plaats, die heeft slechts het nieuws ‘opgehaald’. Het nieuws is vaak al gebracht, in het huidige medialandschap veelal via de sociale media. De rol van de krant is vooral om duiding te geven bij het nieuws, om meer achtergrondverhalen te bieden bij nieuwsfeiten. Dat vereist dus ook een aanpassing van de journalist, die eerder gewend was om puur nieuws te brengen. Dit heeft tot gevolg dat er op een andere manier zal worden nagedacht over onderwerpen.

(20)

4. Methodologisch kader

Om het onderzoek naar een antwoord op de hoofdvraag Hoeveel ruimte is er voor creativiteit

bij de keuze van onderwerpen en invalshoeken op vier deelredacties van NRC? uit te kunnen

voeren, zullen in dit derde hoofdstuk de concepten creativiteit en nieuwsselectie worden geoperationaliseerd en zal worden beschreven welke verzamelmethode er gebruikt wordt en welk corpus binnen die methode is gekozen. Ook wordt uitgelegd waarom er voor die methode en dat corpus is gekozen. Tot slot komen ook de beperkingen van de gebruikte analysemethode aan bod.

4.1 Concepten: creativiteit & nieuwsselectie

De basisconcepten die ten grondslag liggen aan dit scriptieonderzoek zijn creativiteit en nieuwsselectie. In het theoretisch kader zijn deze concepten beknopt weergegeven en is eerder onderzoek over en naar deze concepten besproken. Er zijn tal van definities van creativiteit, die van elkaar verschillen en uiteenlopen. In dit onderzoek wordt bewust geen specifieke definitie van creativiteit aangehouden. Het gaat in dit onderzoek om de ervaren aanwezige ruimte voor het creatieve vermogen van redacteuren op de nieuwsredactie waar zij actief zijn. Daarbij wordt uitgegaan van het principe dat creativiteit van invloed het hele journalistieke proces dat voorafgaat aan een journalistiek product. Het creatieve vermogen en de ruimte daarvoor houdt in dit onderzoek in dat er ruimte is voor de redacteur voor de (ontwikkeling van de) creativiteit die nodig is bij het bedenken en creëren van nieuwe invalshoeken en onderwerpen voor artikelen. En vervolgens de ruimte die voor creativiteit wordt gegeven in het proces dat moet leiden tot een artikel.

Het doel van dit scriptieonderzoek is om te kijken naar de variabelen en factoren die van invloed zijn op de ervaring van NRC-redacteuren omtrent creativiteit. Die variabelen worden onder meer geoperationaliseerd in de gebruikte vragenlijst voor de

semigestructureerde interviews. De complete vragenlijst is terug te vinden onder bijlage 1. De diverse variabelen en factoren die van invloed zijn op de creativiteit en die zijn benoemd door onder anderen Coleman en Colbert (2009), Sternberg (2006), Stein (1974) en Amabile (1997) en zijn beschreven in het voorgaande hoofdstuk bieden handvatten voor de manier waarop er in dit onderzoek naar creativiteit wordt gekeken en vormen een leidraad voor de semigestructureerde vragenlijst, die leidend zal zijn tijdens de interviews. Zoals eerder gezegd, wordt er in dit onderzoek bewust geen specifieke definitie gebruikt voor

(21)

creativiteit. Iedere journalist, en in dit onderzoek iedere geïnterviewde redacteur, heeft zijn eigen perceptie of beeld bij het fenomeen creativiteit. En dus ook een eigen perceptie van de ruimte voor die creativiteit op de redactie en op de werkvloer. Dat wil nog niet direct zeggen dat die ruimte er wel of niet is. Maar die perceptie beïnvloedt wel degelijk het handelen van de redacteur.

Torrance (1967) en Runco en Jaeger (2004) noemen gezamenlijk vijf variabelen die van invloed zijn op de creativiteit. In willekeurige volgorde zijn dat: vlotheid, flexibiliteit, uitbreiding, originaliteit en effectiviteit. Die vijf bepalen voor de auteurs of een handeling creatief kan worden genoemd. Zo kan een onderwerp of idee pas creatief worden genoemd als het effectief is en origineel. Effectiviteit en originaliteit worden ook in dit onderzoek gezien als pijlers voor de creativiteit. Onder effectiviteit wordt verstaan in hoeverre het creatieve idee van de redacteur uitmondt in een (creatief) artikel in NRC. En tegelijkertijd draait effectiviteit om de vraag wanneer een artikel voor de redacteur ‘effectief’ is. Neemt de redacteur die uitkomst in overweging, als hij of zij op zoek gaat naar een creatief idee? Met originaliteit wordt in dit verband bedoeld, in hoeverre redacteuren in staat zijn en het nodig achten om ‘ongewone dingen’ te verzinnen. En of dat binnen hun werk een uiting is van creativiteit. Dat is gelijk aan de definitie van Torrance (Torrance, 1967). Die variabelen keren in de

vragenlijsten onder meer terug in de vragen: Waar houd je rekening mee als je op zoek gaat

naar een invalshoek bij een onderwerp? – en - Ga je met onderwerpen die slecht gelezen worden, wel aan de slag?

De perceptie van de invloed van het formaat van de krant of het katern op de creativiteit keert ook terug in de vragenlijst: Heeft het formaat van de krant invloed op de

onderwerpen en invalshoeken die je bedenkt? Evenals het formaat, heeft ook het werken met

deadlines invloed op het handelen van journalisten/redacteuren. De invloed op de perceptie van de ruimte voor creativiteit van een deadline wordt in de vragenlijst getoetst door het stellen van de vraag: Wat voor invloed heeft een deadline?

Ook in het geval van de redacteuren op de vier deelredacties van NRC, de groep die in deze masterscriptie centraal staat, wordt creativiteit intrinsiek gestimuleerd. Die

zelfontwikkeling van creativiteit kan niet worden genegeerd als wordt gekeken naar de perceptie van de ruimte voor creativiteit en keert dan ook terug in de semigestructureerde vragenlijst. Dat gebeurt onder meer door het stellen van de vraag: Wat doe jezelf om je

(22)

Nieuwsselectie heeft (ook) invloed op het journalistieke proces. Nieuwsselectie wordt in dit onderzoek gedefinieerd als de afwegingen die voorafgaan aan de keuze van de journalist om een onderwerp al dan niet te gebruiken voor een nieuw artikel in de krant. Veel onderzoek is inmiddels gedaan naar de invloed van de online-mogelijkheden voor journalistiek en de daarbij behorende data van lezers op de nieuwsselectie van journalisten. De waarde van leescijfers voor kranten heeft van de lezer een concrete factor gemaakt op de redactie, stelt Gade (2008). Dit heeft de nieuwsselectie van journalisten beïnvloed. Maar in hoeverre

stimuleren of beperken leescijfers de creativiteit van NRC-redacteuren? Iedere dag ontvangen de NRC-redacteuren een mail met daarin de top-20 best gelezen stukken van de vorige dag. In hoeverre zorgt die dagelijkse top-20 ervoor dat redacteuren op een andere manier naar

onderwerpen kijken, dat zij op zoek gaan naar nieuwe vertelvormen en andere invalshoeken? Om die reden keren de leescijfers ook terug in de vragenlijst: Spelen leescijfers ook een rol bij

je creativiteit? Naast de leescijfers zijn er meer variabelen en factoren van invloed op de

nieuwsselectie van journalisten. Er is onder meer onderzoek gedaan naar de invloed van de eigen opinie van een journalist. De volgende drie vragen zijn opgenomen in de vragenlijst om er achter te komen welke afwegingen er voorafgaan aan de keuze van de redacteuren voor een bepaald onderwerp of een bepaalde invalshoek voor dat onderwerp: Op basis waarvan

selecteer je nieuwsonderwerpen? / Hoe ga je op zoek naar nieuwe invalshoeken voor bekende onderwerpen? / Hoe ga je op zoek naar nieuwe ideeën?

Tot slot: er is naar de ruimte voor creativiteit of naar de ruimte voor creatieve ontwikkeling op redacties binnen nieuwsorganisaties relatief weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan. Dit beperkte scriptieonderzoek is een aanzet tot meer onderzoek naar de ruimte voor creativiteit binnen nieuwsorganisaties en andere media.

4.2 Corpus en verzamelmethode

Het corpus in dit scriptieonderzoek is bestaat uit acht semigestructureerde interviews met acht redacteuren van vier deelredacties binnen NRC. Per deelredactie zijn er twee afgevaardigden. De gekozen deelredacties die meedoen aan dit onderzoek zijn Binnenland, Buitenland, Economie en Sport. Voor deze deelredacties is gekozen, omdat het nieuwsaandeel van de geproduceerde stukken op deze redacties overeenkomt. Nieuwsverhalen spelen op deze redacties dagelijks een belangrijke rol, meer dan bij bijvoorbeeld de deelredacties

Wetenschap, Cultuur of Boeken het geval is. Dagelijks moet een selectie worden gemaakt uit het nieuws dat zich aanbiedt en wordt een keuze gemaakt in hoe dit gepresenteerd en verteld wordt in de krant. Economie en Sport zijn daarnaast in de doordeweekse edities van de NRC

(23)

onderdeel van hetzelfde katern. Binnenland en Buitenland bevinden zich, naar NRC-jargon, in de voortrein. Dat staat voor het meest nieuwsrijke gedeelte van de krant, voorin.

De deelnemers voor het eerste onderdeel van het corpus werden verzameld op basis van een rondvraag op de vier deelredacties. Alle redacteuren werden benaderd per e-mail. De acht uitgekozen redacteuren reageerden allen positief op de rondvraag. Zij reageerden ook als eersten op de uitnodiging om onderdeel te zijn van dit onderzoek. De interviews met deze redacteuren vonden plaats tussen 3 december 2018 en 13 december 2018 en duurden gemiddeld 33 minuten. De interviews hadden allemaal plaats op de NRC-redactie in

Amsterdam, in een afgesloten ruimte. De interviews werden door de onderzoeker opgenomen, iedere geïnterviewde stemde daar mee in.

Het corpus bestaat uit vier vrouwelijke en vier mannelijke redacteuren. Daar is voor gekozen om het geslacht geen onderdeel te laten zijn binnen het onderzoek. Aan de invloed van het geslacht op het creatieve vermogen is in het theoretisch kader – en dus in dit

onderzoek – geen aandacht besteed.

Het semigestructureerde interview wordt gebruikt als onderzoeksinstrument. Voor deze methode is gekozen omdat deze, gelijk aan het doel van dit scriptieonderzoek, het meest geschikt is voor het bestuderen van complexe en subtiele fenomenen (Denscombe, 2010). Het semigestructureerde interview is de beste methode om een fenomeen – in het geval van dit onderzoek creativiteit - beter te leren kennen aan de hand van de ervaringen van degenen die met dit fenomeen te maken hebben of in het verleden hebben gehad (Castleberry & Nolen, 2018). Het scriptieonderzoek heeft als doel om meer inzicht te bieden in de ruimte voor het ontwikkelen van het creatieve vermogen voor NRC-redacteuren. Het moet inzicht bieden in het proces van creativiteit dat ten grondslag ligt aan de productie van nieuwe

(nieuws)artikelen door NRC-redacteuren. Het onderzoek is subtiel, omdat creativiteit een te interpreteren concept is, waarover gedachten en definities kunnen verschillen. In de

interviews wordt de acht redacteuren gevraagd naar hun werkwijze, de rol van creativiteit binnen die werkwijze en de manier waarop zij hun creativiteit al dan niet de gewenste ruimte kunnen geven binnen NRC. Die werkwijze en ervaren ruimte is persoonlijk. Creativiteit is daarom niet alleen een subtiel en complex fenomeen, het raakt ook aan het persoonlijke. Om die reden is een kwalitatief interview de beste onderzoeksmethode (Denscombe, 2010). Zoals eerder beschreven gaat het in dit onderzoek vooral om de perceptie van de ruimte voor creativiteit.

(24)

dat mensen die zich snel melden om mee te doen aan het onderzoek een positievere relatie tot creativiteit hebben dan degenen die zich niet gemeld hebben. Daarnaast is een zekere mate van invloed van de interviewer op de data die verzameld wordt niet te vermijden. De interviewer stuurt het interview en beïnvloedt op die manier de geïnterviewde. Bij een kwalitatief onderzoek zijn interpretaties onvermijdelijk (Lucassen & Olde-Hartman, 2007). Het feit dat de onderzoeker zelf een journalistieke achtergrond heeft, kan het effect van de interpretatie vergroten (Deuze, 2015). Ook is er de aanwezigheid van het interviewer-effect. De uitspraken van de geïnterviewde hoeven niet overeen te komen met de realiteit of praktijk. Daarnaast is de output-data niet van tevoren gestructureerd, waar dat bij een survey wel het geval is. Dit maakt het analyseren van de data moeilijker en onder alle omstandigheden minder gestructureerd. Tot slot is de artificiële aard een beperking van de waarde van het semigestructureerde interview als verzamelmethode. Een interview is niet spontaan, het is een gesprek met bepaalde intenties en verwachtingen. Het gebruik van een opnameapparaat en de meegebrachte vragenlijst maken die artificiële aard zichtbaar (Denscombe, 2010).

4.3 Meet- en analysemethoden

Burnard (1991) heeft een overzichtelijk raamwerk van veertien stappen ontwikkeld, dat als uitgangspunt zal dienen voor dit onderzoek in de fase van het coderen en analyseren van de interviewtranscripties. Het stappenplan van Burnard is een afgeleide van eerdere

wetenschappelijke publicaties over interviewmethoden, onder meer van Glaser en Strauss (1967) en Bryman (1988). De veertien stappen die Burnard beschrijft zijn overzichtelijk – met een beknopte beschrijving van de te verrichten handeling - weergegeven in tabel I. Startpunt voor de eerste stap is een afgerond interview.

Tabel I: Codeer- en analysemethode voor interviewtranscripten (Burnard, 1991)

Stap Handeling

1 Aantekeningen maken na afloop van het interview. Daarnaast memo’s noteren: tussentijdse gedachten over mogelijke thema’s.

2 Transcripties eigen maken door deze een aantal keer te lezen en aantekeningen te maken.

3 Open coderen: categorieën benoemen die de volledige transcriptie dekken. Tegelijkertijd de overbodige passages markeren als overbodig.

4 Grotere koppen gebruiken om de bij stap 3 gemaakte categorieën bij onder te brengen. Aanscherping, stap richting een lijst met belangrijkste thema’s.

5 Kritisch doorlopen van de lijst met (sub)koppen. Daar wordt kritisch gekeken naar eventuele overlap tussen koppen en koppen die überhaupt overbodige zijn. Die koppen dienen in deze stap verwijderd te worden.

(25)

6 Twee collega’s voeren stap 1 tot en met 5 opnieuw uit, per transcriptie. Levert een nieuwe lijst op met koppen, die door de onderzoeker als vergelijkingsmateriaal kan worden gebruikt.

7 Laatste controle van de definitieve lijst om te kijken of alle thema’s zijn gedekt. 8 Begin van codering. Bruikbare elementen toewijzen aan een kop, het liefst de

verdeling aangeven met een kleur.

9 Alle tekstfragmenten uit de diverse transcripties met dezelfde kleur worden onder elkaar gezet. De onderzoeker moet zich bewust zijn van de context, door nooit slechts één zin een kleur te geven, maar altijd het tekstblok om de zin heen. 10 Vormgeven van een bestand met daarin de diverse tekstblokken.

11 Respondenten vragen naar hun mening over de keuze voor de fragmenten en koppen. Validiteit van de structuur.

12 Als voorbereiding op het schrijven en de uitwerking van de data, wordt alle gecategoriseerde data samengevoegd.

13 Bevindingen noteren aan de hand van de gestructureerde lijst van categorieën. 14 Optioneel: bevindingen en resultaten vergelijken met eerder verschenen

wetenschappelijke literatuur.

Stap 6 en stap 11 zullen in dit schema worden overgeslagen. Stap 6 is door de beperkte ruimte en tijd van zowel de onderzoeker als eventuele collega’s niet haalbaar. Het overslaan van stap 11 in dit schema vereist meer uitleg. Burnard gaat uit van een check door de geïnterviewden, zodat zij kunnen controleren of de door hun geleverde data eerlijk en nauwkeurig wordt gebruikt. Maar dit verandert de wetenschappelijke betrouwbaarheid van het onderzoek. De geïnterviewde krijgt immers de mogelijkheid tot inmenging in het onderzoek en kan de resultaten achteraf beïnvloeden. Om die reden wordt stap 11 niet meegenomen in dit onderzoek. Die elfde stap kan worden gezien als een van de beperkingen van deze

analysemethode.

Een andere beperking is dat dit nooit als volledig objectief kan worden beschouwd. Opnieuw is hierbij de rol van de onderzoeker het probleem: hij of zij selecteert bepaalde categorieën die hij of zij terugziet in de tekstfragmenten. Dat is een selectie die een ander misschien niet zou maken (Burnard, 1991). Transparantie kan dit probleem verlichten; de transcripten delen naast het onderzoek is daarin een optie. Dan kan de lezer zelf bepalen of de categorieën van de onderzoeker valide zijn. Volgens Burnard is het bij dit type onderzoek moeilijk om een eerlijk manier te vinden om de resultaten weer te geven (Burnard, 1991). Het gebruikte analyseniveau, de manier waarop er naar de tekstfragmenten wordt gekeken, is in dit onderzoek het zinsniveau. In het schema van Burnard wordt aan de hand van tekstblokken geanalyseerd, omdat de selectie van een losse zin volgens Burnard voorbij zou gaan aan de context.

(26)

5. Onderzoeksresultaten

In dit hoofdstuk zullen de resultaten uit de interviewtranscripties uitvoerig worden behandeld om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag in dit onderzoek: Hoeveel ruimte is er

voor creativiteit bij de keuze van onderwerpen en invalshoeken op vier deelredacties van NRC? De acht geïnterviewden werden bevraagd aan de hand van een vooraf opgestelde

vragenlijst, die als leidraad diende voor het semigestructureerde gesprek. De totstandkoming van de vragenlijst en de bijbehorende methodologische theorie (waaronder het corpus en de verzamelmethode) zijn uitgebreid beschreven in het voorgaande hoofdstuk. De gebruikte vragenlijst zelf is te vinden onder bijlage 1.

Voorafgaand aan de weergave van de resultaten van het onderzoek is het nuttig om in

ogenschouw te nemen wat de ondervraagde NRC-redacteuren verstaan onder creativiteit. Als vermeldt in de methode, het voorgaande hoofdstuk, is ervoor gekozen om geen definitie te noemen van creativiteit, gezien de uiteenlopende definities die alleen al in het theoretisch kader konden worden weergegeven. Gedurende het interview wordt ook geen vraag gesteld aan de redacteuren als: Wat versta je onder creativiteit? Maar antwoorden op andere vragen geven wel gedeeltelijk inzicht in wat de redacteuren onder creativiteit verstaan. Uit de

interviews blijkt dat de redacteuren het voor het overgrote deel niet hebben over exploratieve creativiteit, ze niet spreken over een totaal nieuwe manier van het op zoek gaan naar

bijvoorbeeld (andere) bronnen, of het op een compleet afwijkende manier presenteren van hun journalistiek product. Over uitingen van creativiteit spreken de redacteuren meer in de vorm van relatief kleine aanpassingen van bijvoorbeeld de vorm en structuur van artikelen. Aan de hand van de antwoorden van de bevraagde redacteuren wordt duidelijk dat creativiteit aan de ene kant een norm is geworden bij NRC, en toch zien de redacteuren, zoals een deel van hen het uitlegt, creativiteit in veel gevallen als een afwijking van de norm. Een creatief idee is iets dat anders is dan ‘het normale’, wat dat dan ook mag zijn. Sommige redacteuren zien het direct uitvoeren van een plan, zeker onder een vanaf de redactie

opgelegde tijdsdruk als een uiting van creativiteit. Een redacteur ziet zichzelf als creatief als hij of zij aan meer denkt dan alleen de tekst en bijvoorbeeld bezig is met het implementeren van foto’s bij het artikel. Als er wordt gesproken over creativiteit spreken de redacteuren vaak over ‘langere verhalen’, verhalen met meer woorden dan gebruikelijk is in de krant.

(27)

De diverse variabelen, zoals benoemd in eerdere hoofdstukken van deze masterscriptie, zijn onderverdeeld in een viertal overkoepelende thema’s. Vanuit die thema’s zal worden bekeken wat de uitkomsten zijn en hoe die variabelen zich verhouden tot de resultaten uit eerdere onderzoeken. Uit de resultaten zal blijken dat sommige variabelen tot meerdere thema’s kunnen behoren. Er is een zekere overlap tussen bepaalde categorieën, maar er is bewust gekozen om de variabelen op dat moment uit elkaar te halen. Wanneer er overlap is tussen de categorieën, dan zal dit worden aangegeven. De vier thema’s waarin de variabelen zijn opgedeeld zijn als volgt:

- Werkwijze en organisatie - Intermenselijke contacten - Externe variabelen - Interne variabelen

5.1 Werkwijze en organisatie

In deze paragraaf van het hoofdstuk waarin de onderzoeksresultaten worden weergegeven, zal worden gekeken naar de door de acht geïnterviewde redacteuren genoemde variabelen die van invloed zijn op de creativiteit en die te maken hebben met de werkwijze en organisatie binnen de NRC-redactie.

5.1.1 Deadline

Zeven van de acht geïnterviewden werden bevraagd over de door hen ervaren invloed van deadlines op de creativiteit. In het eerste interview, met een redacteur economie, is de vraag over deadlines door de interviewer niet expliciet gesteld. Wel geeft de geïnterviewde

gedurende het interview via antwoorden op andere vragen een inkijk in de ervaring met deadlines. Het overgrote deel van de geïnterviewde redacteuren gaf aan de druk van een deadline eerder als nuttig te ervaren dan als last in hun werkzaamheden en omtrent hun creativiteit. Zo zou de druk van een deadline de redacteuren dwingen tot een bepaalde scherpte, ervaart een meerderheid.

Goed, ja. Ik bedoel, ook dat maakt je scherper. Op een gegeven moment je gewoon leveren., presteren, en als er druk op zit. Dat is een beetje hetzelfde als studeren voor een tentamen. Dan gaat het gewoon meer vanzelf, vind ik. En dan kom je sneller in een bepaalde flow. Als er

(28)

steeds geen letter komen. (..) Ik bedoel je doet het toch het liefst een beetje onder druk, althans ik wel. Nr. 008, redacteur Buitenland

Een meerderheid van de geïnterviewden ervaart de deadline ook als een reden om snel(ler) te werken, om te presteren. Zo zegt een van de redacteuren dat de deadline voor een zekere structuur zorgt. Voor een andere redacteur biedt het een doel om naartoe te werken. Dan is een deadline een tijdsframe waarbinnen gepresteerd moet worden. Voor een kleiner deel van de redacteuren is een deadline ook een stimulans voor de intuïtie. De deadline zou ervoor zorgen dat de redacteuren minder lang nadenken en daardoor eerder geneigd zijn om het plan dat zij in hun hoofd hebben ook direct uit te voeren, wat door een deel van de redacteuren als creatief wordt beschouwd.

Als je soms in de heat of the moment lekker aan het tikken bent, dan kan dat ook heus wel in een soort roes dat je alles optikt gewoon. Dat kan ook vaak best wel goede verhalen opleveren. Nr. 003, redacteur Sport

Toch zit er volgens een deel van de geïnterviewden ook een keerzijde aan de functie van deadlines. De helft van de ondervraagde redacteuren geeft aan ook negatieve gevolgen van het gebruik van deadlines die hen worden opgelegd te ervaren. Zo is de gedwongen scherpte die een deadline veroorzaakt niet continu te realiseren en kan het leiden tot uitputting of een gevoel van stress creëren. Daarnaast werkt een dagelijkse deadline voor een van de

redacteuren niet goed voor het losser kunnen nadenken over onderwerpen. Iets wat deze redacteur omschrijft als een onderdeel van creativiteit. En als een deadline kort op een

evenement zit, bijvoorbeeld in de sport, dan heeft een deadline ook geen positieve invloed op de creativiteit, zeggen de redacteuren.

Over het algemeen zien de ondervraagde NRC-redacteuren deadlines niet, zoals onderzoekers Coleman en Colbert (2001) wel vonden, als een beperking van hun creativiteit, maar eerder als een stimulans om snel en effectief te werken. De deadline dwingt de redacteur tot scherpte, geeft intuïtie de ruimte en zorgt ervoor dat hij of zij sneller werkt. Daartegenover staat wel dat (te veel) deadlines redacteuren kunnen uitputten of het los nadenken over

onderwerpen in de weg staan.

5.1.2 Budget

Aan zes van de acht redacteuren werd de vraag voorgelegd of het financiële budget dat beschikbaar is voor het uitvoeren van ideeën en het maken van artikelen, van invloed is op de

(29)

creativiteit. Een minderheid van de redacteuren gaf direct aan dat het beschikbare budget zelf weldegelijk van invloed is op hun ideeën, of op de uitvoering van die ideeën. Zou er een grotere hoop met geld te verdelen zijn, dan zouden de redacteuren ‘groter’, dus creatiever, (durven) denken en met grotere ideeën kunnen gaan werken. Zo legde een redacteur

Buitenland uit dat hij/zij de trip naar het Verenigd Koninkrijk voor een verhaal, die nu twee dagen duurde, had verlengd naar drie weken als er meer geld (en tijd) beschikbaar zou zijn. Toch is er volgens de meerderheid van de redacteuren in principe veel mogelijk op de NRC-redactie, gaf ook de desbetreffende redacteur aan. En hoeft geld dus geen sta-in-de-weg te zijn voor het uitvoeren van ideeën. Over het algemeen heerst het gevoel dat voor een goed idee geld wordt vrijgemaakt.

Nee, ik heb tot nu toe niet het gevoel gehad dat iets voor mij werd afgekeurd of niet kon vanwege geld. Dat idee heb ik niet. Ik ga nu volgende week naar Kenia en Ethiopië en dan weet ik: ik ga deze vier verhalen, drie verhalen en dan is het: ‘Oké, is goed, ga maar!’, weet je wel. Het is niet van: ‘Oh, dat is wel heel duur’. Nr. 007, redacteur Buitenland

Daartegenover staat wel dat een meerderheid van de geïnterviewde redacteuren bij voorbaat rekening houdt met de kosten van een artikel of een artikelidee. Een redacteur gaf aan dat hij het altijd zo goedkoop mogelijk probeert uit te voeren en daar heel erg oplet.

Ik word altijd een beetje ongemakkelijk van geld uitgeven op de redactie. (..) Maar omdat ik nu al weet dat er een beetje terughoudend op buitenlandse reizen wordt gereageerd, tenzij je met een heel goed idee komt. Dan denk ik altijd van, ik zou bijna kijken of de mood goed is en er al een tijdje niet daarop op die manier iets mee is gebeurd. Nr. 002, redacteur Sport

Wat opvalt aan de antwoorden is dat de eerste ingeving bij het woord budget werd gekoppeld aan reizen naar het buitenland, aan buitenlandse tripjes voor verhalen. Die worden door de geïnterviewden gezien als het meest drukkend op het budget.

Hoewel het overgrote deel van de ondervraagde redacteuren het erover eens is dat de

financiële mogelijkheden bij NRC groot zijn, en dat voor een goed idee vrijwel altijd geld vrij kan worden gemaakt, houdt een meerderheid van de geïnterviewden er weldegelijk rekening mee bij het bedenken van onderwerpen en invalshoeken voor onderwerpen. De

(30)

budgetmogelijkheden kunnen dus eerder worden gezien als een beperking van de creativiteit, dan een motivatie.

5.1.3 Belang van de portefeuille/krant/chef Portefeuille

De verantwoordelijkheid voor de portefeuille zou beperkend kunnen werken. Een deel van de redacteuren geeft aan dat de zorg om de portefeuille, de verantwoordelijkheid voor die

portefeuille, er zo nu en dan voor zorgt dat er stukken moeten worden gemaakt die de

redacteuren zelf liever niet zouden maken. Zij zijn dan een werkdag kwijt aan het maken van een stuk. De portefeuille zou ervoor zorgen dat een redacteur de agenda die bij het

desbetreffende onderwerp hoort volgt, daardoor wordt ‘geleefd’, en zelf niet meer toekomt aan noch het uitvoeren, noch het bedenken van creatieve ideeën.

De portefeuille kan ook als te groot worden ervaren, te groot om bij te houden,

waardoor de redacteur kwijtraakt waar nu wel en niet over moet worden geschreven. Volgens een van de ondervraagde redacteuren is belangrijk dat je niet een hele nieuwsdwingende portefeuille hebt, zodat redacteuren zelf de ruimte krijgen om verhalen te bedenken.

Dat je bijhoudt, dat je aangeeft van oké, nu is het echt een moment om een goed verhaal hierover te brengen. Je hoeft niet, zeg maar, elke keer als er nieuws is, of klein nieuws is, meteen in de pen te klimmen. (…) NRC is niet een sportkrant, dus er wordt niet van ons verwacht dat we zoals het AD en De Telegraaf dat we day-to-day nieuws brengen over de

sportwereld.

Nr. 003, redacteur Sport

Het belang van de portefeuille zorgt er aan de andere kant voor, zegt een deel van de redacteuren, dat je verantwoordelijkheid groeit en je op een goede en feitelijke manier de dagelijkse gang van zaken en de lange termijnontwikkelingen volgt. Het zou een redacteur maken tot een expert. Voor meer resultaten over de invloed van het zijn van expert op de creativiteit, zie paragraaf 5.4.2.

Krant

Het is in het belang van de krant om verschillende soorten artikelen te publiceren, niet allemaal artikelen die hetzelfde opgemaakt zijn, of van dezelfde lengte. Dat belang versterkt

(31)

de mate van creativiteit, de redacteuren geven aan daardoor uitgedaagd te worden

onderwerpen op een andere manier te benaderen en met nieuwe invalshoeken te komen voor onderwerpen. Het voornaamste belang van de krant zou het maken van interessante en actuele stukken zijn, zeggen de redacteuren. Zijn die twee elementen niet aanwezig, dan wordt er voor een stuk beduidend minder snel ruimte gemaakt. De drang naar een nieuwsaanleiding werkt zeker niet altijd stimulerend voor de creativiteit.

Wat ik soms bij de krant vind, is dat je soms wel een haakje, een nieuwsaanleiding nodig hebt, terwijl sommige creatieve ideeën volgens mij ook goed genoeg zouden zijn om zo in de krant te zetten. En dat is in ieder geval bij een nieuwsredactie zoals economie wel lastig. Nr. 005, redacteur Economie

Een ander belang van de krant is dat het verhaal dat wordt gepubliceerd staat voor iets groters, vertellen de redacteuren. Dat een klein detail bijvoorbeeld een groter verband duidt. En

tegelijkertijd moet ieder verhaal een rode draad bevatten. Die twee voorwaarden zouden de creativiteit stimuleren, zegt een aantal redacteuren. Zij zouden hierdoor worden uitgedaagd. Een meerderheid van de redacteuren benoemt de dagelijkse druk van de krant als ‘fijn’. Het zou betere verhalen opleveren, omdat de druk er is vanuit de krant om voor ‘negens’ te gaan en niet voor ‘zeventjes’. Maar, zegt een redacteur, die drukt maakt het werk zelf ook

moeilijker, ‘want het is heel aanlokkelijk om op safe te spelen’. Maar dat wil de krant niet, dat is niet in het belang van de krant. En ook de verschillende katernen willen dat niet, dus moet er een beter stuk komen, waar redacteuren over het algemeen langer mee bezig zijn. Het zou de redacteuren dwingen om creatiever te zijn. Maak je een keer een minder stuk, dan breekt dat gezag af. De ruimte kan ook door de redacteur zelf worden vergroot.

Chef

Het overgrote deel van de redacteuren ziet in eerste instantie geen tegenstrijdigheden in hun eigen belang en dat van de redactiechefs. De belangrijkste overeenkomst is immers, blijkt uit de antwoorden, dat beiden een ‘zo goed mogelijke krant’ en website willen maken. Maar in het verlengde van die antwoorden, schuurt het belang van de chef zo nu en dan toch met dat van de bevraagde redacteuren.

Ik ervaar met deze chefs wel heel erg dat dat belang hetzelfde is. (…) Maar ik denk dat ik ook weleens bij andere chefs conflicterende belangen heb gehad, omdat ik vond dan bijvoorbeeld

(32)

iets een groot verhaal waard en zij hadden dan voor de dag erna een klein stukje nodig. Nr. 006, redacteur Binnenland

Een kleine minderheid van de acht ondervraagde redacteuren geeft wel aan zo nu en dan andere belangen te hebben dan de chefs, zeker op het gebied van creativiteit. Dat kan bijvoorbeeld zitten in het feit dat een chef voor de volgende dag een stukje nodig heeft over een bepaald nieuwsonderwerp. En het gebeurt ook dat een redacteur een bepaald onderwerp interessant acht maar dat de (sous)chef het daar op dat moment niet mee eens is. Dan is het aan de redacteur zelf om te beslissen om het stuk te maken. Een van de redacteuren geeft aan dat hij of zij eerder geneigd is om dan te kiezen voor de erkenning en goedkeuring van de chef. Dat belang van de chef werkt dan beperkend. Maar, zo legt de redacteur uit, in sommige gevallen werkt het ook stimulerend voor de creativiteit. Dan dwingt het de redacteur tot meer creativiteit, om de chef ervan te overtuigen dat het onderwerp wel degelijk interessant is.

Hoe vaak hebben we al over dat onderwerp geschreven? (…) is het urgent om daar nu iets over te lezen? Vindt je chef het belangrijk genoeg of relevant genoeg? Ik vind dat soms, ik

vind dat soms lastig.

Nr. 007, redacteur Buitenland

Het voornaamste belang van de chef, volgens een van de redacteuren, is om het katern vol te krijgen. De chef zou creatieve ideeën eerder ervaren als werklast, als vervelend. Voor de redacteur in kwestie is het leuk, die krijgt zijn of haar naam bij een mooi stuk in de krant, maar voor de redactiechef is het overwerk. ‘Die heeft gewoon een planning en iedereen levert zijn stukje aan en dit fietst door alles heen.’ Een grote stimulans voor de creativiteit is het hebben van een collega, het liefst met een zekere macht of een mandaat, die jouw belangen kan behartigen en wil wat jij wil. Een persoon, hoger in de pikorde en met gezag, die

hetzelfde denkt over onderwerpen en het invullen van de ruimte in de krant. Dat bevordert de creativiteit.

Het belang van de portefeuille kan beperkend werken voor de creativiteit. Door de

portefeuille bepalen de agenda en het katern wat voor stukken een redacteur kan maken. Maar anderzijds dwingt het de redacteur ook tot een bepaald expertise, wat het makkelijker moet maken om creatief bezig te zijn en gezag oplevert.

De krant zelf heeft verschillende belangen. Het overgrote deel van de redacteuren geeft aan door die belangen eerder gestimuleerd te worden wat creativiteit betreft, dan dat zij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Je kunt deze oefening uitbreiden door daarna weer twee nieuwe opdrachten te introduceren. Bv “raak de grond even aan” en “reik uit naar

enige moeite. Hierbij moet men bedenken, dat men toch eigenlijk bijna geen werkelijke problemen ontmoet, die aanleiding geven tot hogere dan vierkantswortels. In verband hiermee

• Laagste prijs. • Visie op de opdracht. • Kwaliteit van de medewerkers. • Ervaring in soortgelijke opdrachten. • Beschikbare resources en equipment. Door nu ook

De managers in de organisaties die in hoge mate werken met creatieve processen gebruiken een management controle systeem waarin gemiddeld tot veel gebruik wordt gemaakt van

We found that the presence of LN dopant atoms in the HfS 2 mono-layer signi ficantly alters its electronic ground states by introducing defect states as well as changes in the

explanatory power of economic circumstances, social inequality and external constraints on national politics. 2) Test whether the relation between the these objective outcomes

zijn de namen die door de respondenten zijn ingevuld, maar die zelf de enquête niet hebben.

Opmerkelijk in het voorstel is dat contracten voor bepaalde tijd slechts voor een jaar kunnen worden af- gesloten; een arbeidsovereenkomst die langer dan een jaar heeft geduurd