• No results found

De burger als energieproducent.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De burger als energieproducent."

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De burger als

energieproducent

Maayke Braspenning

(2)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

Titel

De burger als energieproducent;

De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

Student

Maayke Braspenning

Studentnummer

5883989

Begeleider

dr. Ir. C.J.M. Karsten

Tweede lezer

dr. M.P. Wolsink

Datum

23 Juni, 2014

Universiteit van Amsterdam

Department of Geography,

Planning and International Development Studies

(3)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

Inhoudsopgave

1. Overzicht 5 1.1 Introductie 5 1.2 De casus: Zon op KWC 7 1.3 De casus: 1miljoenwatt 9 1.4 Leeswijzer 11 2. Theoretisch kader 12 2.1 De transitietheorie 12

2.2 The Just City 15

2.3 De participanten 16

2.4 ‘Eco-Chic’ 17

2.5 Katalyserende effecten 18

2.6 De rol van lokaliteit 19

2.7 Samenvattend 20

3. Methoden 21

3.1 Hoofdvraag en deelvragen 21

3.2 Conceptueel schema 21

3.3 Onderzoeksopzet & Onderzoekseenheden 22

3.4 Dataverzameling 22

3.5 Data-analyse 24

3.6 Verantwoording populatie 25

3.7 Beperkingen onderzoek 26

4. De organisaties 28

4.1 De achtergrond en motieven van de initiatiefnemers 28

4.2 Samenwerking met de gevestigde partijen 30

4.3 Samenvattend 32

5. De participanten 34

5.1 Beschrijving respondenten 34

5.2 Lokaliteit van een project en de achtergrond van de participanten 34

5.2.1 Lokaliteit van een project en het inkomen van de deelnemers 34 5.2.2 Lokaliteit van een project en opleidingsniveau van de deelnemers 35 5.2.3 Lokaliteit van een project en de leeftijd van de deelnemers 36 5.2.4 Lokaliteit van een project en ‘de duurzaamheid’ van de deelnemers 36

5.3 Samenvattend 39

6. De motieven 41

6.1 Financiële motieven 41

6.2 Milieuoverwegingen 44

6.3 Afzetten tegen de ‘grote, reguliere’ energiebedrijven 47

6.4 Sociaal kapitaal 48

6.5 Samenvattend 54

7. De katalyserende effecten 56

7.1 Lokaliteit van een project en de katalyserende effecten 56

7.2 Samenvattend 59

(4)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

8. Conclusie 60

8.1 Het onderzoek 60

8.2 De resultaten 60

8.2.1 De aard en mate van lokale binding 60

8.2.2 Participatie 61

8.3 The Just City 62

8.4 Lokaliteit als drempel 63

8.5 Conclusie 63

9. Discussie 65

10. Literatuur 65

11. Bijlage I: Tabel 1: Correlaties lokaliteit, achtergrond, motieven, kat. effecten 68

12. Bijlage ll: Enquête participanten 1miljoenwatt en Zon op KWC 69

13. Bijlage llI: Itemlijst open interviews participanten 74

14. Bijlage lV: Itemlijst open interviews initiatiefnemers 74

(5)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

1 Overzicht

1.1 Introductie

In het huidige neoliberale tijdperk nemen de markt en de samenleving steeds meer taken op zich welke voorheen waren toebedeeld aan de overheid. Burgers organiseren zich en ondernemen actie op de naar, in hun mening, belangrijke terreinen in de samenleving. (Berg, 2013) Volgens van der Heijden et al. (2011) is er sprake van een zogenoemde ‘derde generatie burgerparticipatie’. Waar de eerste generatie burgerparticipant pas inspraak heeft nadat een bestuursbesluit is genomen en terwijl de tweede generatie burgerparticipant wordt betrokken bij de voorbereiding van een besluit, is er bij de beschreven derde generatie burgerparticipatie sprake van burgers die zelf het initiatief nemen tot (collectieve) actie en waar de overheid slechts fungeert als facilitator indien nodig. (Heijden et al., 2011) Ook op het gebied van duurzaamheid is het proces van burgerparticipatie gaande. Er zijn veel burgerinitiatieven op het gebied van duurzame projecten die volgens het concept van de ‘derde generatie burgerparticipatie’ zijn vormgegeven. Volgens Watson (2004) is het opwekken van energie door individuele huishoudens in opkomst en heeft het de aandacht van zowel overheid als de markt en de onderzoeksgemeenschap. Walker et al. (2007) benoemt dat sinds de millennium wisseling het thema van ‘lokale duurzame energie ontwikkeling’ naar voren is gekomen in zowel beleidsdiscourse als in investeringen van publieke middelen. Volgens Walker et al. gaan deze projecten veel verder dan de standaard verplichting van private ontwikkelaars om in nauw overleg te gaan met de gemeenschappen welke wellicht worden beïnvloed door de voorgestelde energieprojecten. Het gaat namelijk om door de gemeenschap geleide, gecontroleerde en geëigende duurzame energieprojecten. Deze projecten kunnen bijvoorbeeld het kopen van windmolens, het plaatsen van zonnepanelen of het verkrijgen van energie uit biomassa als een collectief met andere burgers omvatten. Hierdoor wordt de burger zelf een energieproducent. De aldus verkregen energie wordt verkocht aan reguliere energiemaatschappijen en de winst die wordt gemaakt, wordt weer terug gebracht naar de participanten in de vorm van een percentage van de winst. (Welke evenredig is aan het percentage waarin de participant heeft bijgedragen aan het project.)

Deze lokale bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten zijn in Nederland volop aanwezig. (www.hieropgewekt.nl, geraadpleegd 31 januari 2014) Bestudering van de

(6)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

beschreven projecten op zojuist genoemde website leert ons dat, naast de aanwezigheid van een grote hoeveelheid aan dit soort initiatieven, ieder project er zijn eigen manier van werken en organiseren op na houdt.

Wanneer men aan bottom-up geïnitieerde duurzame energie projecten denkt, wordt al snel de link gelegd met lokale, kleinschalige projecten. (Devine-Wright & Walker, 2008) Een voorbeeld hiervan is de lokaal opererende en kleinschalige coöperatie ‘Zon op KWC’ waarbij 100 zonnepanelen zijn geplaatst op de plaatselijke middelbare school (het KWC) in Culemborg. De coöperatie bestaat uit 25 leden welke allen woonachtig zijn in Culemborg. Er zijn daarentegen ook initiatieven op het gebied van het ontwikkelen van duurzame energie welke van een andere aard zijn; minder lokaal georganiseerd en van een grotere omvang. (Devine-Wright & Wiersma, 2013) Een voorbeeld hiervan is de stichting ‘1miljoenwatt’; een burgerinitiatief welke door 3 Amsterdammers is opgericht. Het uiteindelijke project omvat het volledig over laten gaan van het F.C. Groningen stadion ‘Euroborg’ op zonne-energie door middel van 550 zonnepanelen op het dak van het stadion welke zijn aangeschaft door 250 burgerparticipanten die verspreid woonachtig zijn over geheel Nederland.

Gezien de verschillende schaalniveaus waarop deze projecten functioneren vraag ik mij als geograaf af of en hoe het aspect van lokaliteit invloed heeft op bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten. Dat is dan ook de centrale vraag van deze scriptie.

Deze vraag zal beantwoord worden aan de hand van enquêtes en semi gestructureerde interviews met participanten van twee verschillende projecten. Aan de ene kant de zeer lokale en kleinschalige coöperatie ‘Zon op KWC’ en aan de andere kant de grotere en

minder lokaal opererende stichting ‘1miljoenwatt’.

(7)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

1.2 De casus: Zon op KWC

Zon op KWC is een lokale energiecoöperatie opgezet door de stichting ‘Opgewekt in Culemborg’ met als doel 100 zonnepanelen te plaatsen op de middelbare school ‘het Koningin Wilhelmina College’ in Culemborg. De doelen van de coöperatie worden op de website als volgt omschreven:

• Zon op KWC is een lokale energiecoöperatie die het voor Culemborgers en overige

geïnteresseerden mogelijk maakt te investeren in zonnepanelen op het KWC

Het gaat niet alleen om financieel gewin, deelnemers vormen samen een

community die zich bezig houdt met de zonnepanelen, maar ook met

energiebesparing op school en onderwijsactiviteiten rond energie & duurzaamheid.

Samen maken we de school duurzamer en Culemborg minder afhankelijk van grijze

stroom.

(Bron: www.opgewektinculemborg.nl, geraadpleegd 23 mei 2014)

De deelnemers van het project ‘Zon op KWC’ zijn allen leden van de coöperatie en hebben gezamenlijk de zeggenschap over deze coöperatie. De coöperatie is dus eigendom van de deelnemers en eventuele winstuitkering geschiedt dan ook aan de deelnemers. Op dit moment zijn de twee initiatiefnemers van het project de bestuursleden. Dit bestuur legt ieder jaar verantwoording af aan de algemene ledenvergadering (de deelnemers). Tijdens deze vergadering kan door de deelnemers bijvoorbeeld besloten worden om andere bestuursleden aan te stellen en de huidige bestuursleden (de initiatiefnemers) af te zetten. Deelname aan het project van ‘Zon op KWC’ houdt in:

• Het aanschaffen van 1 of meerdere zonnepanelen (357 euro per stuk)

• De panelen worden door de leden van de coöperatie geïnstalleerd, dit bespaart installatiekosten en verkort de terugverdientijd

(8)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

• De productie van de zonne-energie gaat van start, de opgewekte energie wordt direct gebruikt door de school

• Gedurende de looptijd van 25 jaar wordt er ieder jaar een bedrag op de rekeningen van de deelnemers overgemaakt

• Elk jaar vindt er een algemene ledenvergadering plaats

• Twee maal per jaar wordt er door leden van de coöperatie het dak op gegaan om de zonnepanelen schoon te maken

(Bron: www.opgewektinculemborg.nl, geraadpleegd 23 mei 2014, bijeenkomst ‘Zon op KWC’, 8 april 2014)

Figuur 3: Overzichtskaart van de casussen

(9)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

1.3 De casus: 1miljoenwatt

1miljoenwatt is een stichting opgezet met als doel het dak van het voetbalstadion van f.c. Groningen, de Euroborg, vol te leggen met 1120 zonnepanelen door middel van crowd-funding. De drie initiatiefnemers achter de stichting, mannen van rond de 30 jaar en wonend in Amsterdam, zijn tevens de eigenaren van het bedrijf ‘Zonnepanelendelen’. Met dit bedrijf willen zij een ‘crowdfundingplatform’ voor zonne-energie opzetten. Dit platform willen zij, tegen betaling, beschikbaar stellen aan zowel kleinschalige als grootschalige burgerinitiatieven op het gebied van gezamenlijke zonne-energie opwekking. De stichting 1miljoenwatt is in dit kader het eerste project wat gebruik maakt van de diensten van Zonnepanelendelen en bewust opgezet door de initiatiefnemers als ‘leerschool’ ten behoeve van hun bedrijf Zonnepanelendelen. De manier waarop dit is georganiseerd is te zien in figuur 1.

Figuur 1: Organisatie van het project 1miljoenwatt

(10)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

Zoals te zien is in bovenstaand figuur, is de rol van de deelnemers van het project uitsluitend het inleggen van geld. Stichting 1miljoenwatt omschrijft op de eigen website wat deelname aan het project inhoudt als volgt:

Een zonnepaneel op de Euroborg:

• U investeert eenmalig € 550 per zonnepaneel;

• U krijgt jaarlijks een verwacht rendement van 2,1% tot 4,4% (Essent klanten 2,4% tot 4,6%) uitbetaald afhankelijk van de stroomprijs en de hoeveelheid zon;

• én na 23 jaar ontvangt u de geïnvesteerde € 550 per zonnepaneel weer terug. • U vergroent een deel van uw eigen stroomverbruik thuis met uw eigen

zonne-energie op de Euroborg.

U heeft er verder geen omkijken meer naar, geen uitzoekwerk of gedoe. Stichting

1miljoenwatt regelt het. Zo kunt u eenvoudig meewerken aan een duurzame toekomst van Nederland mét een zonnig rendement. In tegenstelling tot uw geld bij een bank parkeren, weet u hier exact waar uw geld in geïnvesteerd wordt. Op naar een zonnige toekomst dus! (Bron: www.1miljoenwatt.nl, geraadpleegd 23 mei 2014)

De deelnemers investeren een zelf te bepalen bedrag (550 euro of een veelvoud daarvan) in de Zonne-Energieborg V.O.F., zij ontvangen hier een jaarlijks rendement op en aan het einde van de looptijd wordt de inleg weer aan hen terugbetaald. Dit is geïllustreerd in figuur 2. Figuur 2: Rol deelnemers als ‘zonobligateuren’

(11)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

1.4 Leeswijzer

In deze paragraaf zal de opbouw van deze scriptie worden toegelicht. Allereerst volgt hoofdstuk twee welke het theoretisch kader omhelst waarin de al bestaande literatuur betreffende de onderzoek discipline uiteengezet zal worden. In hoofdstuk drie wordt de methodologie aan de hand waarvan het onderzoek is uitgevoerd besproken. Daaropvolgend wordt in de hoofdstukken vier, vijf, zes en zeven de verworven data geanalyseerd. Deze scriptie wordt afgesloten met een conclusie (hoofdstuk acht) en een discussie (hoofdstuk 9).

(12)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

2 Theoretisch kader

2.1 De ‘transitietheorie’

In het Vierde Nationaal Milieuplan uit 2001 wordt als doel gesteld binnen 30 jaar over te gaan op een samenleving die duurzaam functioneert en op deze manier te voorkomen dat milieulasten worden afgewenteld op toekomstige generaties alsook op ontwikkelingslanden. (NPM4, 2001) In het rapport wordt gesteld dat de maatschappij met problemen te maken heeft die niet worden opgelost door de ‘gebruikelijke methoden’. Dit wordt afgeleid uit het gegeven dat de bestaande problemen, ondanks inspanningen om deze op te lossen, vooralsnog niet zijn opgelost en daardoor een terugkerend punt zijn op de publieke en de politieke agenda. Sectoren welke dit betreft zijn de landbouwsector, de mobiliteitssector, de industriesector en de energiesector. (VROM, 2000)

Doordat er geen eenduidige mening is over wat ‘het probleem’ precies inhoudt en er daardoor geen consensus kan worden bereikt over de oplossing voor het probleem, zijn de bestaande problemen moeilijk op te lossen. De belangen alsook de gebaande wegen van de instituties welke betrokken zijn bij de verschillende sectoren hebben hier een belangrijke rol in. Door het samenhangende en ingewikkelde karakter van de problemen, kan er ook over ‘systeemfouten’ worden gesproken. (Rotmans, 2005) Een systeemfout houdt in dat het maatschappelijk systeem in zijn geheel niet goed functioneert maar de verschillende onderdelen daarentegen hoeven geen problemen te ervaren. Door het niet goed functioneren van het systeem in zijn geheel, bestaan er slechte betrekkingen tussen de verschillende systeemonderdelen. Voor het oplossen van deze systeemfouten zijn vergaande veranderingen in de maatschappij (transities) noodzakelijk. Met het Vierde Nationaal Milieuplan werd transitiemanagement beslissend voor het officiële Nederlandse milieubeleid. (Rotmans, 2005)

Volgens Geels en Kemp (2000) duidt een transitie op een proces van overgang van de ene semi- stabiele situatie naar andere. Ook beschrijven zij dat wanneer een transitie binnen een maatschappelijke functie plaatsvindt, dit door socio-technische systemen wordt veroorzaakt. Socio-technische systemen bestaan zowel uit een technisch als uit een sociaal onderdeel zoals bijvoorbeeld netwerken en regels.

Volgens Geels en Kemp (2000), Rotmans (2005) en Loorbach (2007) bestaat de

(13)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

transitietheorie zowel uit een multi-fasen model als een multi-level model. De vier fasen van een transitie omhelzen de ‘voorontwikkelingsfase’ (‘status quo van het systeem verandert onderhuids’), de ‘take-off fase’ (‘structurele verandering vangt aan’), de ‘versnellingsfase’ (‘de verandering komt aan de oppervlakte’) en de ‘stabiliteitsfase’ (een nieuw dynamisch evenwicht wordt bereikt). (Zie figuur 3) (Loorbach 2007, Rotmans 2005) Wanneer deze fasen in de juiste volgorde afgerond zijn, is er sprake van een transitie, welke de vorm heeft van een s-curve. (Geels en Kemp 2000, Rotmans 2005) Volgens Rotmans (2005) is het doorlopen van een transitie een kwestie van ‘vallen en opstaan’ door weerstanden en onzekerheden welke kunnen leiden tot een ‘lock-in’, ‘backlash’ of ‘system breakdown’. (Zie figuur 3)

Figuur 3: Multi-fasen model (Geels en Kemp, 2000)

Het multi-level aspect van de transitietheorie verdeelt het maatschappelijke systeem in drie niveaus; het microniveau (niches), het mesoniveau (regimes) en het macroniveau (landschap). (Zie figuur 4) (Geels en Kemp 2000, Rotmans 2005, Loorbach 2007)

(14)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

Figuur 4: Multi-level model (Geels en Kemp, 2000)

Het macroniveau, ofwel het landschap in de transitietheorie, is ‘de brede context voor het regime (mesoniveau) en de niches (microniveau). Het landschap is moeilijk te beïnvloeden via externe factoren, en veranderingen staan op zichzelf en verlopen zeer langzaam. Voorbeelden van een abrupte verandering zijn er echter ook. Te denken valt aan een kernramp zoals in Tjernobyl. Op het gebied van milieuvraagstukken is een voorbeeld van het landschap de klimaatverandering. (Geels en Kemp 2000, Rotmans 2005, Loorbach 2007) Het microniveau, oftewel de niches, zijn nieuwe en unieke (ofwel ‘afwijkend van de standaard’) ontwikkelingen. Deze niches ontstaan, ontplooien en verdwijnen in een snel tempo. (Geels en Kemp 2000)

Het mesoniveau, ofwel de regimes, wordt door Geels en Kemp (2000) beschreven als: “Een technisch regime bestaat uit de regels, aannamen en rolverdeling die de interacties binnen een socio-technisch systeem beïnvloeden en determineren”. Een regime bestaat dus uit instituties, hun onderlinge relaties, hun regels alsook hun routines. Volgens Geels en Kemp (2000) en Loorbach (2007) kan er dan ook gesproken worden van een ‘multi-actor netwerk’. Het regime tracht heersende opvattingen in stand te houden en hierdoor de eigen positie te bekrachtigen. Dit wordt door Geels en Kemp (2000) het ‘reproduceren van bestaande sociale netwerken’ door de regimes genoemd. Dit houdt in dat iedere inspanning tot verandering

(15)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

welke niet in het voordeel van het regime is, zal worden geblokkeerd. (Rotmans, 2005) Het mesoniveau is zeer inflexibel en het is dan ook heel lastig om verandering teweeg te brengen op dit niveau. Dit is precies wat het doel van een transitie is; een verandering van het regime. Dit kan worden bereikt door veranderingen op de andere twee niveaus; op het niveau van het landschap en op het niveau van de niches. Deze hebben op hun beurt weer invloed op het regime. Voordat deze veranderingen plaats kunnen vinden moet er sprake zijn van een ‘window of opportunity’, ofwel een gebrek in het regime, waar een ontwikkeling op het niveau van de niches gebruik van kan maken. Wanneer op alle drie de niveaus de veranderingen aanslaan, samenpakken, en zich dezelfde kant op ontwikkelen is er de mogelijkheid op een transitie. (Geels en Kemp, 2000)

Volgens Geels en Kemp (2000) zijn radicale initiatieven (niches) de voorboden voor veranderingen in regimes. De onderzochte cases in dit onderzoek kunnen geplaatst worden in de context van niches en een onderdeel vormen van de transitie naar een duurzamere samenleving en meer specifiek een transitie op het gebied van energievoorziening. Omdat de transitietheorie geen toepassingstheorie is maar een interpretatietheorie en bovendien vrij abstract is, is het niet mogelijk om deze theorie rechtstreeks te toetsen. Wel zal worden gereflecteerd op welke transitiepaden de twee verschillende cases (trachten te) volgen.

2.2 Rol van burgerinitiatieven in ‘the Just City’

Volgens Fainstein (2010) zijn gelijkwaardigheid, democratie en diversiteit de drie primaire voorwaarden voor het ontstaan van ‘the just city’. (Fainstein, p.5) De uitkomst van ‘the just city’ is gelijkwaardigheid en de middelen om dit te bereiken zijn democratie en diversiteit. Hoewel deze theorie niet rechtstreeks betrekking heeft op burgerinitiatieven is het wel interessant om de ideeën van Fainstein hierop toe te passen. Fainstein noemt 9 beleidsvormen om de gelijkwaardigheid in de stad te bevorderen. Een van deze punten omvat het idee dat lokale initiatieven de voorkeur verdienen boven grootschalige projecten aangezien de eerste vaker de belangen van de individuen in de stad in het oog houden. (Fainstein, p.173) Fainstein zegt over het concept van diversiteit dat er geen onderscheid gemaakt dient te worden tussen mensen en dat ze niet moeten worden buitengesloten aan de hand van persoonskenmerken als geslacht, etniciteit, inkomen, etc. (Fainstein, p.175) Over democratie zegt Fainstein dat indien rechtvaardigheid het doel is, de vereiste van democratie vooral instrumenteel is. Volgens Fainstein moet er geen verwachting van een hoog niveau aan participatie zijn door mensen die niet wensen deel te nemen. De intentie

(16)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

van deelname in besluitmakingsprocessen is echter dat belangen gelijkwaardig worden gerepresenteerd, niet om participatie te waarderen op zichzelf. (Fainstein, p.175)

In het kader van bottom-up geïnitieerde energieprojecten kan de theorie van Fainstein worden toegepast op de vraag of de participanten voldoen aan het concept van diversiteit. Worden de verschillende persoonskenmerken gelijkwaardig gerepresenteerd onder de participanten? Daarnaast kan worden gekeken of het proces van het verzamelen van participanten democratisch is verlopen. Dit kan worden gedaan door in kaart te brengen via welke netwerken de participanten aansluiting hebben gevonden bij de projecten. Ook kan in het kader van democratie worden gekeken op welke wijze de projecten zijn georganiseerd. Of de uitkomst van participatie in de projecten leidt tot gelijkwaardigheid onder de participanten, kan worden onderzocht of de katalyserende effecten (welke later in dit theoretisch kader worden besproken) gelijk verspreid zijn onder de participanten. Of in ieder geval dat de participanten op het gebied van milieugedrag dichter naar elkaar worden gebracht. Daarnaast kan gelijkwaardigheid zich wellicht uiten door het feit dat er ook voor mensen met minder vermogen de mogelijkheid is om te participeren in duurzame energieprojecten. Minder vermogen betekent immers minder investeringsmogelijkheden voor bijvoorbeeld een zonnepaneleninstallatie op hun eigen dak maar door de lagere drempel bij collectieve initiatieven is er toch een mogelijkheid om te participeren.

2.3 De participanten

In het verleden is al enig onderzoek gedaan naar de achtergronden en motieven van mensen welke betrokken zijn bij het opwekken en/of het consumeren van duurzame energie.

Volgens Sardianou en Genoudi (2013) wijst empirisch onderzoek uit dat mensen van middelbare leeftijd en mensen met een hogere opleiding vaker geneigd zijn om duurzame energie installaties in of op hun eigen huis te plaatsen. De uitkomsten van het onderzoek wijzen ook uit dat zowel burgerlijke staat als geslacht geen statistisch significante factoren zijn in de bereidheid om over te gaan op duurzame energie.

Kostakis en Sardianou (2012) benoemen dat uit onderzoek blijkt dat mensen van middelbare leeftijd waarschijnlijk meer bereid zijn om te betalen voor een verblijf in een hotel welke duurzame energie gebruikt. Daarnaast komt in dit onderzoek naar voren dat het waarschijnlijker is dat mannen extra geld willen betalen voor een verblijf in een ‘groen hotel’ dan dat vrouwen dat zouden doen. Ook wordt benoemd dat milieubewuste en goed geïnformeerde toeristen meer bereid zijn om te betalen voor duurzame energie dan

(17)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

anderen. Het onderzoek suggereert echter ook dat burgerlijke staat en het opleidingsniveau geen statistisch significante factoren zijn in de bereidheid om meer te betalen voor een ‘groen verbijlf’.

Volgens Zografakis et al. (2010) zijn mensen met een hoog gezinsinkomen en mensen met een huis welke een groot woonoppervlakte heeft, meer bereid om te betalen voor duurzame energie. Daarnaast zijn volgens dit onderzoek mensen die een hoog niveau aan kennis over energievoorziening hebben; die zich bewust zijn van de klimaatverandering; die hebben geïnvesteerd in energiebezuinigingsmaatregelen en die vaker lijden onder elektriciteit schaarste dan anderen, ook meer bereid zijn om te betalen voor duurzame energie.

Walker (2008) benoemt lagere energiekosten, een betrouwbare energievoorziening en zowel ethische als milieu betrokkenheid als motieven voor mensen om te participeren in energieprojecten welke in eigendom zijn van de lokale gemeenschap.

Uit een onderzoek van Fischer (2004) komt naar voren dat de voornaamste motieven van gebruikers van zonnepanelen in Duitsland en Oostenrijk ‘autonomie, interesse in nieuwe technologieën en een wens om dat te promoten, de wens om op te komen voor het milieu en economische motieven’ zijn. Volgens hetzelfde onderzoek zijn zonnepanelengebruikers in de meeste gevallen academici met hogere inkomens en hebben ze al eerder geïnvesteerd in energie efficiënte technologieën zoals dubbelglas.

Uit onderzoek van Sauter en Watson (2007) blijkt dat gebruikers van micro-generatie technologieën een uitgebreide technologische kennis hebben, een hoog inkomen en een zeker bewustzijn met betrekking tot milieuproblematiek. Volgens dit onderzoek is er een groot verschil tussen deze ‘vernieuwers’ en het ‘grote publiek’. Vernieuwers voelen zich verantwoordelijk voor milieuproblemen en hebben het kapitaal om actie te ondernemen in de vorm van investeringen in schonere energie technologieën.

2.4 ‘Eco-chic’

Eco-chic verbindt de gebieden van ethische, duurzame, en elite consumptie, waarbij de verschillen tussen deze vormen van consumptie in de praktijk vervagen. (Barendregt & Jaffe, 2014) Barendregt & Jaffe beargumenteren in ‘Green Consumption; The Global rise of Eco-Chic’, dat waar 20 jaar geleden duurzame leefstijlen en fair trade aankopen werden gezien als het domein van activisten of de ‘geitenwollensokken-brigade’, duurzame en ethische initiatieven tegenwoordig meer en meer populair zijn onder welgestelde ‘hipsters’. De populariteit van deze vormen van consumptie moet niet zozeer gezien worden als een nieuw opkomende interesse in ‘het redden van de wereld’ maar als een indicator dat eco-chic een

(18)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

van de moderne leefstijl keuzes is geworden welke het late kapitalisme te bieden heeft. Barendregt en Jaffe (2014) stellen de vraag of het effect van verschuivingen in consumptie keuzes minder is wanneer deze verschuivingen niet worden geïnformeerd door diep gevoelde ideologische overtuigingen.

Eco-chic is steeds meer een onderdeel van de identiteit van de hogere klassen en biedt een aantrekkelijke manier om smaak en stijl te kunnen combineren met de zorg voor persoonlijk welzijn en het milieu. (Barnedregt & Jaffe, 2014)

2.5 Katalyserende effecten

In de literatuur wordt het bestaan van ‘katalyserende effecten’ gesuggereerd. Uit onderzoek van Devine-Wright en Walker (2008) kwam naar voren dat meer directe en substantiële betrokkenheid van lokale mensen in energieprojecten een positieve invloed heeft op het begrip en de steun van lokale mensen voor duurzame energie in het algemeen. Wat bijvoorbeeld leidt tot duurzame energie installaties in hun eigen huis. Volgens Devine-Wright en Walker (2008) zorgt participatie in bottom-up energieprojecten dus eigenlijk voor dubbele effecten. Naast de winst die wordt behaald doordat er duurzame energie wordt opgewekt, werken zulke projecten ook op de ‘hearts and minds’ van de participanten en heeft dit bredere katalyserende effecten in het promoten van positieve gedachten en acties betreffende duurzame energie. Dit betekent echter niet dat alle mensen welke betrokken zijn bij een lokaal energieproject daardoor alle duurzame energieprojecten op iedere schaal zullen steunen. Het is bijvoorbeeld begrijpelijk dat iemand lokale en huishoudelijke ‘microgeneratie’ steunt, maar tegen grootschalige, nuts-geëigende windparken is. Onderzoek wijst echter wel uit dat wanneer projecten gekarakteriseerd worden door een aanzienlijk niveau van lokale betrokkenheid, een proces van erkenning van de positieve waarde van duurzame energie ten minste wordt gesteund of in gang wordt gezet. (Devine-Wright, Walker 2008)

Deze opvatting wordt gesteund door Wustenhagen, Wolsink en Burer (2007) in hun onderzoek naar sociale acceptatie van duurzame energie innovatie. Dit onderzoek stelt dat

microgeneratie technologieën niet enkel huishoudelijke CO2 uitstoot vermindert door een

meer efficiënte manier van energieopwekking en het terugbrengen van energieverliezen in de transmissie alsmede de distributie door toegenomen on-site consumptie, maar ook door een verminderde energieconsumptie. De nieuwe rol van consumenten als energieproducent

(19)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

in hun eigen huis zorgt wellicht voor meer bewustzijn met betrekking tot energievraagstukken en brengt daardoor wellicht een gedragsverandering teweeg in het huishoudens patroon van energieverbruik. (Wustenhagen, Wolsink, Burer, 2007)

2.6 Invloed lokaliteit

Na een lange zoektocht betreffende onderzoeken over de rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten moet worden geconcludeerd dat hier sprake is van een kenniskloof. Dit blijkt ook uit het artikel van Devine-Wright en Wiersma (2013) waarin zij stellen dat onderzoek naar gedecentraliseerde energieprojecten de ruimtelijkheid van zulke initiatieven heeft verwaarloosd. In het bijzonder is het concept van ‘lokaal’ gebracht als vanzelfsprekend en probleemloos. (Devine-Wright en Wiersma, 2013)

Volgens Walker (2011) heeft de term ‘community’ (in deze scriptie vertaald als ‘gemeenschap’) een lange geschiedenis en is gedurende de tijd gebruikt voor verschillende ideologische en retorische doeleinden. Het wordt regelmatig gebruikt om beleidsinitiatieven te onderbouwen, legitimeren of populariseren. Onder andere als deel van bredere neoliberale verschuivingen in de richting van het verminderen van de omvang en reikwijdte van de staat en het verminderen van overheidsverantwoordelijkheden. Op sommige momenten is het een doel op zichzelf geworden – in de creatie van normatief ‘ideale’

gemeenschappen, waaronder duurzame of CO2-arme gemeenschappen. De

alomtegenwoordigheid van de term ‘gemeenschap’ betekent dat het de capaciteit heeft om een breed scala aan betekenissen in te kapselen. Kijkende naar een range van milieu- en

CO2-gerelateerde toepassingen van ‘gemeenschap’, binnen beleid discours, praktische lokale

toepassingen en academische discussie, kunnen een aantal verschillende maar onderling gerelateerde betekenissen worden geïdentificeerd:

• Gemeenschap als een actor • Gemeenschap als schaal • Gemeenschap als plaats • Gemeenschap als netwerk • Gemeenschap als proces • Gemeenschap als identiteit (Walker, 2011: p. 779)

(20)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

Naast deze zes betekenissen, wordt aan de term ‘gemeenschap’ vaak een normatieve ‘goede’ status verbonden; Om een gemeenschap te zijn of om te handelen als een gemeenschap is iets positiefs. Volgens Walker (2011) is het belangrijk om op te merken dat sommige onderzoeken deze “simplistische standpunten” van hoe gemeenschappen bestaan en opereren betwisten. Deze kritieken wijzen erop dat hoewel gemeenschappen ‘inclusief’ lijken, ze ook uitsluitend kunnen zijn en diegenen marginaliseren die niet worden gezien als ‘passend’.

2.7 Samenvattend

Uit het literatuuronderzoek zullen verschillende theorieën en hypothesen worden meegenomen naar het onderzoek. De transitietheorie zal niet rechtstreeks getoetst worden, maar wordt wel betrokken in het discussiehoofdstuk. Het werk van Feinstein (2010) wordt, net als de transitietheorie, gebruikt om de uitkomsten van het onderzoek in een groter maatschappelijk geheel te kunnen plaatsen; In hoeverre dragen deze bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten bij aan ‘the just city’? Verder zullen de theorieën over de achtergronden en motieven van participanten alsook de katalyserende effecten worden getoetst aan de hand van een lokaal - en een nationaal opererende case. Door deze opzet kan de invloed van lokaliteit worden onderzocht. Een aspect wat volgens de literatuur in vorige onderzoeken onderbelicht is gebleven.

Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag:

Is de aard van de lokaliteit van bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten van invloed op de participatie in deze projecten?

(21)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

3 Methoden van onderzoek

3.1 Hoofdvraag en deelvragen

De hoofdvraag van dit onderzoek is:

‘Is de aard van de lokaliteit van bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten van invloed op de participatie in deze projecten?’

Hoewel de aard van de lokaliteit de onafhankelijke variabele is, zal er toch een analytisch hoofdstuk aan besteed worden. Deze keuze is gemaakt om meer grip te krijgen op het concept van lokaliteit in de context van dit onderzoek. De aard van lokaliteit wordt uitgewerkt door te kijken naar de verschillen in organisatie van de projecten aan de hand van onderstaande deelvraag:

• Wat is het verschil tussen de projecten ‘Zon op KWC’ en ‘1miljoenwatt’ betreffende de aard en de mate van lokale binding?

Participatie wordt uitgewerkt aan de hand van de volgende deelvragen: • Wat zijn de achtergronden van de participanten van beide projecten?

• Wat zijn de motieven van participanten om te participeren in ‘Zon op KWC’ enerzijds en ‘1miljoenwatt’ anderzijds?

• Wat zijn de katalyserende effecten van participatie in de beide projecten?

3.2 Conceptueel schema

In figuur 5 is het conceptueel schema te zien. Dit schema vormt de basis voor de enquête en itemlijst welke zijn gebruikt om de data voor dit onderzoek te verkrijgen.

Figuur 5: conceptueel schema

Achtergronden

Organisatie naar mate van lokaliteit Participatie Motieven

Katalyserende effecten

(22)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

3.3 Onderzoeksopzet en Onderzoekseenheden

De onderzoeksopzet van dit onderzoek is die van een vergelijkende case study. Volgens Bryman (2008a) houdt deze methode in dat twee contrasterende casussen worden onderzocht aan de hand van min of meer dezelfde onderzoeksmethode(n). Bryman beargumenteert dat we sociale fenomenen beter kunnen begrijpen wanneer ze worden vergeleken in relatie tot twee of meer zinvolle contrasterende cases of situaties. Gezien de probleemstelling van deze scriptie het concept van ‘lokaliteit’ in bottom-up geïnitieerde duurzame energie projecten problematiseert, is het logisch om twee van dit soort projecten te onderzoeken met beiden een contrasterende mate van lokaliteit. Door de kenmerken van beide casussen verder zo gelijk mogelijk te houden is het mogelijk om de rol van de mate van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten te onderzoeken.

Gezien het feit dat we willen onderzoeken wat de invloed van ‘lokaliteit’ is op de participanten en op hun motieven om mee te doen aan bottom-up geïnitieerde energie projecten alsook op de katalyserende effecten op het milieugedrag van de participanten welke volgens de literatuur optreden door deelname aan dit soort projecten, zijn de onderzoekseenheden in dit onderzoek de participanten van de beide projecten.

3.4 Dataverzameling

De gekozen strategie voor dit onderzoek bestaat uit een combinatie van kwantitatief – en kwalitatief onderzoek. Dit omdat het verzamelen van achtergrondinformatie van de participanten enerzijds en het verzamelen van motieven van participanten om deel te nemen anderzijds, vragen om een andere methode van onderzoek. Hieronder zullen per deelvraag de onderzoeksstrategie en de onderzoeksmethoden besproken worden.

Deelvraag 1: Wat is het verschil tussen de projecten ‘Zon op KWC’ en ‘1miljoenwatt’ betreffende de aard en de mate van lokale binding?

Voor het beantwoorden van deze deelvraag zijn semigestructureerde interviews afgenomen bij de initiatiefnemers van beide projecten. Er zijn twee initiatiefnemers van het project ‘1miljoenwatt’ - en 1 initiatiefnemer van ‘Zon op KWC’ geïnterviewd. De itemlijst welke gebruikt is voor deze interviews is te vinden in bijlage lV.

(23)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

Deelvraag 2: Wat zijn de achtergronden van de participanten van beide projecten?

Het verzamelen van achtergrondinformatie van de participanten is gedaan aan de hand van enquêtes welke via de e-mail zijn verspreid aan alle participanten van beide onderzochte projecten. In het geval van ‘Zon op KWC’ gaat dit om 25 participanten waarvan 19 respondenten de enquête hebben ingevuld. Bij het project van ‘1miljoenwatt’ zijn 160 participanten benaderd (de initiatiefnemers hebben 100 deelnemers gefilterd uit de e-maillijst aangezien dit bedrijven of anderszins betrokkenen betroffen) waarvan 83 respondenten de enquête hebben ingevuld. Van beide projecten zijn twee weken na het verspreiden van de enquête nog ingevulde enquêtes ontvangen, deze zijn echter niet meer meegenomen in het onderzoek. De gegevens waar naar gevraagd is in het kader van dit

onderzoek omvatten: leeftijd; geslacht; opleidingsniveau; inkomensklasse;

huishoudsamenstelling; woonplaats; motieven voor participatie; aanwezigheid van milieubewuste gedragingen; hoe men te weten is gekomen over het energieproject. De volledige enquête is te vinden in bijlage ll.

Om de enquêtes te verspreiden waren de e-mailadressen nodig van de participanten. Deze zijn verkregen via de initiatiefnemers van de beide projecten.

Deelvraag 3: Wat zijn de motieven van participanten om te participeren in ‘Zon op KWC’ enerzijds en ‘1miljoenwatt’ anderzijds?

Het verzamelen van informatie over de motieven van participanten om deel te nemen aan bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten is gedaan aan de hand van semigestructureerde interviews. Bij de ‘1miljoenwatt’ case zijn 6 participanten geïnterviewd, in het geval van de ‘Zon op KWC’-case zijn 7 participanten geïnterviewd. De respondenten zijn geselecteerd aan de hand van een gestratificeerde steekproef. Door het uitvoeren van een gestratificeerde steekproef is het mogelijk om te filteren op bepaalde variabelen. (Bryman, 2008c) Te denken valt aan persoonskenmerken en een spreiding in hoe ver de respondenten van het project vandaan wonen waar zij in participeren (in het geval van de ‘1miljoenwatt’ casus). Ook is in de enquête, besproken bij deelvraag 1, aandacht besteed aan de motivering van de participanten.

De respondenten zijn via de mail benaderd of zij mee willen doen aan het interview. Enkel respondenten welke de enquête hebben ingevuld, zijn benaderd. De interviews zijn, afhankelijk van de woonplaats van de respondent, bij de respondent thuis of via Skype/de telefoon afgenomen. Aan de hand van een itemlijst (zie bijlage lll) is getracht data te vergaren over het ‘waarom’ van het participeren in het project waar zij aan deelnemen. Te

(24)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

denken valt aan financiële motieven, milieuoverwegingen, onvrede over de ‘grote’ energiebedrijven, het willen steunen van de directe omgeving, etc. Ook zijn vragen gesteld over (veranderingen van) het eigen milieugedrag van de participanten.

Deelvraag 4: Wat zijn de katalyserende effecten van participatie in de beide projecten? Om te onderzoeken wat de katalyserende effecten zijn van participatie in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten zal gebruik worden gemaakt van zowel de enquêtes besproken bij deelvraag twee als de semigestructureerde interviews besproken bij deelvraag drie. Data welke voor deze deelvraag van belang kan zijn omvatten gegevens over positief milieugedrag dat al aanwezig was vóór participatie en positief milieugedrag ontstaan sinds de deelname. Hierbij kan gedacht worden aan isolatie van de woning, het opwekken van eigen duurzame energie, energieverbruik, bewustzijn/kennis betreffende het milieu en de houding ten opzichte van duurzame energie. (Zie bijlagen ll en lll)

3.5 Data-analyse

In deze paragraaf zal per deelvraag de methode van data-analyse besproken worden.

Deelvraag 1: Wat is het verschil tussen de projecten ‘Zon op KWC’ en ‘1miljoenwatt’ betreffende de aard en de mate van lokale binding?

Voor het analyseren van de data welke via de interviews met de initiatiefnemers is vergaard, zijn allereerst de interviews volledig uitgetypt. Gezien het slechts drie interviews betrof, was het niet noodzakelijk de data te analyseren via bijvoorbeeld de ‘Framework approach to thematic analysis’ (Bryman, 2008d), een analysemethode welke wel is gebruikt voor de participanteninterviews. Wel is overbodige/onbruikbare tekst geschrapt en is per item geanalyseerd wat de drie verschillende initiatiefnemers hierover hebben gezegd.

Deelvraag 2: Wat zijn de achtergronden van de participanten van beide projecten?

Voor het analyseren van de data die via de enquêtes is verzameld, is het statistiek programma SPSS gebruikt. Hiervoor zijn de uitkomsten allereerst verwerkt in een Excel-bestand. Vervolgens zijn via SPSS statistische berekeningen gemaakt welke de aan- of afwezigheid van causale verbanden aantoont.

(25)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

Deelvraag 3: Wat zijn de motieven van participanten om te participeren in ‘Zon op KWC’ enerzijds en ‘1miljoenwatt’ anderzijds?

Voor het analyseren van de data welke via de interviews met de participanten is vergaard, zijn allereerst de interviews volledig uitgetypt. Vervolgens is aan de hand van de ‘Framework approach to thematic analysis’ (Bryman, 2008d) getracht de verzamelde kwalitatieve data te ordenen. Hiermee kan naar een samenhang tussen verschillende variabelen en/of de respondenten worden gezocht. Daarnaast zijn gegevens betreffende de motieven van participanten welke via de enquêtes zijn verzameld, geanalyseerd op dezelfde manier zoals is omschreven onder deelvraag 1.

Deelvraag 4: Wat zijn de katalyserende effecten van participatie in de beide projecten? De data betreffende katalyserende effecten is geanalyseerd via de methoden omschreven bij deelvraag 2 (voor data verzameld via enquêtes) en deelvraag 3 (voor data verzameld via semigestructureerde interviews).

3.6 Verantwoording en Inductief versus Deductief

Bryman (2008e) benoemt het gebruik van een gemixte methoden onderzoek onder andere zinvol als het onderzoek vragen bevat die niet allemaal door kwantitatieve – dan wel kwalitatieve onderzoeksmethoden, goed beantwoord kunnen worden. Met een combinatie van kwantitatieve – en kwalitatieve dataverzamelingsmethoden in deze scriptie, is getracht de verschillende onderzoeksvragen het beste tot hun recht te laten komen door voor ieder apart de beste methode de kiezen om de data nodig voor het beantwoorden van de vraag te vergaren. Daarnaast kan het gebruik van een gemixte methoden onderzoek volgens Bryman (2008e) ook bijdragen aan de compleetheid van het onderzoek. In het geval van deze scriptie was de intentie om door middel van open interviews een completer beeld te krijgen van de achterliggende gedachten van participanten alsook van de processen welke ontstaan door deelname aan duurzame energieprojecten. Daarnaast was het de bedoeling om door middel van enquêtes een grotere sample te kunnen verkrijgen dan mogelijk is door middel van interviews om iets te kunnen zeggen over de kenmerken van de participanten van beide projecten.

(26)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

De benadering van het onderzoek is inductief. De problematisering van ‘lokaliteit’ in deze context wordt niet getoetst aan de hand van de literatuur aangezien er nog niet eerder onderzoek naar gedaan is. De uitkomsten van de rol van lokaliteit zijn volledig gebaseerd op de data die uit dit onderzoek naar voren kwam. Wellicht is het aan de hand van deze data mogelijk om meer generalistisch iets over deze rol te zeggen.

3.7 Beperkingen onderzoek

Bij het verzamelen van data kan het probleem ontstaan dat mensen niet meewerken, omdat ze niet zijn te bereiken of omdat ze niet in staat zijn om te reageren. Dit kan verschillende tekortkomingen met zich meebrengen. Allereerst kan het leiden tot een non-sampling error. Het is mogelijk dat participanten welke de enquête invullen, verschillen van participanten welke de enquête niet invullen. Een aantal van deze verschillen zouden van belang kunnen zijn voor de onderzoeksvragen. Daarnaast kan het feit dat niet alle aangeschreven participanten deelnemen leiden tot een te kleine sample, vooral in het geval van de Culemborg-case, waardoor er een grotere kans is op een sampling error. Dit leidt tot fouten in uitkomsten van het onderzoek door verschillen tussen de sample en de populatie waaruit het is geselecteerd. Daarnaast kan het invloed hebben op de interne validiteit. Door een tekort aan data, kan er een causaal verband worden gesuggereerd welke wellicht foutief is. (Bryman, 2008b)

Net als bij de enquêtes, kan ook bij de interviews een sampling error optreden. Dit kan gebeuren doordat de participanten welke deelnemen aan het interview, verschillen van de participanten welke niet deelnemen aan het interview op juist die punten die van belang zijn voor het onderzoek. Deze discrepantie kan optreden door een foutieve sampling alsook doordat bepaalde participanten niet mee willen - of kunnen werken.

Een probleem welke kan ontstaan bij de kwantitatieve analyse is dat er te weinig kwantitatieve data beschikbaar is voor de Culemborg-case om uitgebreide berekeningen uit te voeren. Dit grote verschil in respondentenaantal kan er ook voor zorgen dat de kleine ‘Zon op KWC’-groep niet zoveel gewicht heeft waardoor correlaties laag uitvallen. Een kleinschalig project laat zich wellicht moeilijk met grootschalige technieken analyseren.

Het doel was om zo min mogelijk te differentiëren op schaal aangezien de focus ligt op de rol van lokaliteit en niet op die van schaalgrootte. Desondanks is er toch een aanzienlijk verschil

(27)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

in schaalgrootte doordat in de praktijk lokaal en kleinschalig aan de ene kant en niet lokaal en ‘grootschalig’ samenvallen. Doordat de twee cases ook op andere punten dan enkel de mate van lokaliteit van elkaar verschillen, is het lastiger om uitkomsten van het onderzoek specifiek toe te wijzen aan de rol van lokaliteit.

Door de kleine populatie en het feit dat het onderzoek is beperkt tot één lokale case en één ‘niet-lokale’ case, zijn de uitkomsten niet generaliseerbaar. Daarnaast vormt de afweging tussen het respecteren van de privacy van respondenten aan de ene kant en de noodzaak tot vergaring van zoveel mogelijk gegevens ten behoeve van het onderzoek aan de andere kant, een beperking. Ten slotte kan er sprake zijn van inkleuring door de respondenten. (Bryman, 2008) Als onderzoeker moet je erop vertrouwen dat de respondenten realistische antwoorden geven en dat er niet wordt getracht ‘wenselijke’ antwoorden te geven. Dit kan in het bijzonder een probleem zijn in dit specifieke onderzoek, gezien de onderzoeker een medebewoner is van Culemborg en functioneert binnen het netwerk van de Culemborgse ecologische wijk ‘Eva-Lanxmeer’. Een netwerk van waaruit veel Culemborgse participanten in aanraking zijn gekomen met het onderzochte project ‘Zon op KWC’ en een netwerk waarbinnen grote waarde wordt gehecht aan het maken van duurzame keuzes.

(28)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

4 De organisaties

Om de vraag te kunnen beantwoorden wat het verschil is tussen de projecten ‘Zon op KWC’ en ‘1miljoenwatt’ betreffende de aard en de mate van lokale binding, zal in dit hoofdstuk beschreven worden wat de achtergrond en motieven zijn van de initiatiefnemers en in hoeverre er vorm wordt gegeven aan samenwerking met gevestigde partijen.

4.1 De achtergrond en motieven van de initiatiefnemers

Uit de interviews met de initiatiefnemers van beide projecten zijn overeenkomsten maar vooral verschillen naar voren gekomen. Wanneer we naar de initiatiefnemers zelf kijken is opvallend dat de twee initiatiefnemers achter ‘1miljoenwatt’ welke geïnterviewd zijn, twee jonge mannen zijn, vanuit hun professie al actief in het ‘duurzame circuit’ maar zichzelf niet classificeren als ‘duurzaam’. Hun belangrijkste drijfveer om het project op te zetten is dan ook niet het milieu maar komt vooral voort uit ‘ondernemerswensen’ en het feit dat zij hier mogelijkheden zagen in de markt.

“Je hebt het net al een beetje gezegd maar wat is je motivatie geweest voor het opzetten van dit project?”

“Ik denk dat de grootste motivatie voor mijzelf was dat ik eigenlijk altijd op zoek ben naar goede ideeën, ondernemend ben ingesteld, altijd al geweest.. Altijd wel veel dingen gedaan en ehm ja, ik vond dit eigenlijk wel een goed idee. Dus ik zag hier eigenlijk wel op de lange termijn wel brood in eigenlijk.”

“Dus het is vooral een financiële motivatie geweest?”

“Ja.”

“In hoeverre is je bekommering om het milieu een drijfveer voor je geweest?”

“Als je in principe echt kijkt naar de motivatie om dit te starten, telt dat niet mee, als ik eerlijk ben. Om te starten met zonne-energie was voor mij puur een zakelijke, commerciële motivatie toen ik startte 4 en een half jaar geleden. Maar goed, als je in aanraking komt met de sector en je leest er veel over dan worden je ogen wel geopend ja.”

Interview initiatiefnemer ‘1miljoenwatt’ (man, 29 jaar)

De initiatiefnemer van ‘Zon op KWC’ welke is geïnterviewd voor dit onderzoek is een man van 55 jaar. Na zijn rechtenstudie is hij in de jaren ’70 actief geworden in de vredesbeweging als vrijwilliger. Halverwege de jaren ’80 heeft hij een wereldwinkel opgericht. Uit het

(29)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

interview komt naar voren dat hij sinds zijn jeugd met milieuvraagstukken bezig is geweest en dat de wens op een zonne-energie coöperatie op te starten voortkwam uit idealen. “Ok ja. Maar ik ben eigenlijk ook al sinds mijn jeugd met milieuvraagstukken bezig.”

“Ja?”

“Met milieubewust leven.”

“Op welke manier komt dat naar voren; je duurzame leefstijl?”

“Ik heb geen auto. Geen rijbewijs bewust gekozen en vlieg nooit. Ik heb me op mijn achttiende voorgenomen om nooit auto te rijden, mijn hele leven niet en nooit te vliegen en dat hou ik nog steeds vol dus en verder.”

“Ja en ok dan het project. Dan heb ik al een idee waar de motivatie vandaan komt. maar wil je even wat vertellen hoe zijn jullie toe het project gekomen, waarom heb jij juist er aan deelgenomen. Kun je wat vertellen over de weg naar het project toe?”

“Ja ik heb even kijken. Ik had het idee al een paar jaar in mijn hoofd zitten want ik wilde eigenlijk bij ons op het dak van ons wooncomplex zonnepanelen plaatsen maar daar moest ik toestemming van de woningbouwvereniging voor hebben en die kreeg ik niet want er was een jaar eerder of zo een zonnecollector bij een storm afgewaaid en bij de reparatie daarvan bleek en toen waren er ook allerlei lekkages aan het dak en het bleek dat allerlei fundamentele dingen in het dak niet goed waren. Dus toen wilde ze niks aan het dak gedaan hebben, geen vreemde mensen meer op het dak, geen extra belasting, dus die optie zat er niet in om daar zonnepanelen te plaatsen, dus toen had ik al wel in gedachten. Ik las al wel over andere projecten elders in het land met coöperaties voor zonne-energie. Toen had ik al wel in mijn achterhoofd om eens een keer als ik daar tijd voor zou hebben zo’n initiatief te nemen maar goed dat kwam maar niet die tijd.”

“Want over die beloning, haal jij hier zelf financieel iets uit of niet, krijg jij hier een financiële vergoeding voor?”

“Nee behalve dan als deelnemer, als investeerder net als de andere participanten. De inleg voor de panelen die ik koop ja daar krijg ik dan dezelfde vergoeding voor terug.”

“Ja dus het is echt puur uit idealen eigenlijk?”

“Ja ja”

“Geen financiële overwegingen?”

“Nee nee het is eigenlijk wel, het komt er nu wel bij merk ik, maar dat was eigenlijk niet de eerste insteek van dat het prettig is dat het spaargeld wat ik erin steek nu eigenlijk een beter rendement krijgt dan wanneer ik het op de spaarrekening laat staan.”

Interview initiatiefnemer ‘Zon op KWC’ (man, 55 jaar)

De initiatiefnemers van ‘1miljoenwatt’ zijn ingesprongen op wat zij zagen als ‘een gat in de markt’. Uit de gesprekken komt het idee naar voren dat duurzaamheid ‘hip’ is. Bij de

(30)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

initiatiefnemer van ‘Zon op KWC’ is duurzaamheid echter een manier van leven. De intentie voor het opstarten van het project komt volledig voort uit idealen, en staat dan ook los van een eventueel ‘gat in de markt’ of ‘hipheid’. Deze twee zeer verschillende benaderingswijzen zullen waarschijnlijk ook zorgen voor een andere werving en dus voor verschillen in de samenstelling van de participantengroep.

4.2 Samenwerking met gevestigde partijen

Uit de interviews met de initiatiefnemers komt ook een verschil naar voren betreffende de samenwerking met de reeds gevestigde partijen. De initiatiefnemers van ‘1miljoenwatt’ hebben bewust de samenwerking opgezocht met energieleverancier en –producent Essent. “…Toen we startten met 1miljoenwatt hebben we met verschillende leveranciers gesproken waaronder Essent. En toen is er bij ons ook al gevraagd is er wel grond om samen te werken met Essent omdat ze toch bekend staan als een van de grotere niet duurzame energieleveranciers. Ondanks dat ze al veel met duurzaamheid doen en al veel groene stroom in Nederland produceert. Maar het gaat er niet om wat je doet maar hoe je in de markt staat. Een groot deel van de Nederlanders vindt Essent niet groen, of niet duurzaam dus over die samenwerking hebben we wel nagedacht. Je ziet heel veel kleine groepjes, kleine 1miljoenwattjes die iets willen en die blijven een beetje in het ‘iets willen fase’. Dat is zonde. Terwijl als je weet dat je dit gaat doen dan moet je ervoor zorgen dat ook de grote partijen, dus nou Essent dan in dit geval of Nuon , of wie dan ook, meeneemt want als je zelf als klein partijtje dat blijft doen dan heb je niet alleen veel minder marge maar als je er nou voor zorgt dat ook dat soort partijen het belang ervan inzien dat we naar een duurzame samenleving moeten gaan dan help je ook echt Nederland op een trede hoger zeg maar. Dus vandaar…”

Interview initiatiefnemer ‘1miljoenwatt’ (man, 36 jaar)

“…De samenwerking met een energieleverancier leek ons vrij logisch. Ook was dat financieel aantrekkelijk omdat daar voor beide partijen eigenlijk in commercieel opzicht iets uit te halen valt, voor hun is het vooral belangrijk dat die klanten die meedoen aan het project dat die mogelijk overstappen naar hun. Nou dat was voor onze businesscase wel belangrijk dat we een samenwerking met een energiemaatschappij hadden en toen zijn we in gesprek gegaan met verschillende energiemaatschappijen en Essent was eigenlijk degene die het meest enthousiast was en ook nog niet met andere partijen, soortgelijke partijen in gesprek was. Toen hebben zij uiteindelijk de vraag bij ons neergelegd van eh kunnen jullie niet kijken naar het F.C. Groningen stadion want wij zijn daar hoofdsponsor en zij hebben de wens om daar zonnepanelen neer te leggen maar de financiën

(31)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

daarvan die ja, ze stoppen liever hun geld in een nieuwe spits dan in zonnepanelen. Dus toen hebben we daar naar gekeken en uiteindelijk is dit dus het eerste project geworden. Dus eigenlijk via Essent.” Interview initiatiefnemer ‘1miljoenwatt’ (man, 29 jaar)

Het project van ‘Zon op KWC’ heeft niet de samenwerking met grote gevestigde nationaal-opererende partijen gezocht maar daarentegen binnen de Culemborgse gemeenschap getracht een draagvlak te creëren om het project te laten slagen.

“Klopt het dat de school ook een soort van inspanning doet om hun energiegebruik te beperken?”

“Ja dat klopt.”

“Wil je daar wat meer over vertellen?”

“Ja dat element is er eigenlijk ingekomen omdat de school die betaalt een hele lage energieprijs. Ze gebruiken veel energie en dan kom je lager in zowel de energieprijs als in de energiebelasting en ze kopen het ook nog eens collectief in zeg maar met andere scholen dus zij betalen maar acht cent per kilowatt uur.”

“En wat is normaal voor een huishouden?”

“Voor een huishouden is het iets van drieëntwintig cent.”

“Ok”

“Ja en met zo’n prijs dan is het nauwelijks een aantrekkelijk project voor mensen om erin te stappen omdat het dan heel lang duurt voordat je je zonnepaneel terugverdiend hebt. De energiebesparing kwam dus doordat eigenlijk het project niet haalbaar zou zijn. In ieder geval niet met die acht cent als vergoeding voor de opbrengst van de panelen dus toen zijn we met Gerwin in gesprek gegaan van “hè hoe kunnen we dat nou oplossen”? Toen kwam Gerwin met het idee om als projectgroep de school te gaan adviseren op het gebied van de energiebesparing zodanig dat zij net zoveel energie kunnen besparen en net zoveel kilowatt uur als dat panelen opbrengen en op basis daarvan, zij besparen dus dan het dubbele op hun energierekening en dan zouden ze ook het dubbele kunnen betalen voor die opbrengst.”

“Dus zij betalen eigenlijk meer..”

“Dus nu gaan ze meer betalen.”

“Voor een kilowatt uur dan voorheen, zodat het aantrekkelijk wordt voor andere mensen?”

“Ja ja”

“Om mee te doen?”

“Ja klopt inderdaad.”

Interview initiatiefnemer ‘Zon op KWC’ (man, 55 jaar)

(32)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

Daarnaast probeert ‘Zon op KWC’ het gebruik van duurzame energie en milieubewustzijn te integreren in het onderwijs op het KWC.

“Waarom wilde de school meedoen?”

“Het is puur vanwege de duurzaamheid en de uitstraling die zij als school ook willen. En we willen het ook integreren zeg maar in het onderwijs dus we willen ook een stukje duurzaamheid en duurzame energie in het onderwijs gaan inpassen, daar zijn we ook mee bezig nu inmiddels.”

“En op wat voor manier gaan jullie dat doen?”

“Via lesprojecten op school. Het is nog niet helemaal uitgewerkt hoor maar er zijn een paar leerkrachten die hebben al projecten opgezet.”

Interview initiatiefnemer ‘Zon op KWC’ (man, 55 jaar)

Deze verschillen in de vormgeving van de projecten kunnen ook worden bekeken vanuit het kader van de transitietheorie. (Geels en Kemp 2000, Rotmans 2005, Loorbach 2007) Beide projecten volgen een andere transitieroute. Het project van ‘1miljoenwatt’ tracht veranderingen teweeg te brengen op mesoniveau (het regime) wat op zijn beurt weer invloed uitoefent op macroniveau (het landschap). Het project van ‘Zon op KWC’ daarentegen, streeft via veranderingen op microniveau naar een transitie op mesoniveau (het regime). Waar ‘1miljoenwatt’ samenwerking zoekt met de reeds gevestigde systemen, probeert ‘Zon op KWC’ de ‘hearts and minds’ van de mensen te beïnvloeden.

4.3 Samenvattend

Om antwoord te geven op de vraag ‘Wat is het verschil tussen de projecten ‘Zon op KWC’ en ‘1miljoenwatt’ betreffende de aard en mate van lokale binding van de projecten?’, kan gesteld worden dat ‘Zon op KWC’ in veel aspecten een sterk lokaal project is. Niet alleen wat betreft plaats maar ook wat betreft de werving van de participanten, de actieve bijdrage van de deelnemers en de samenwerking binnen de Culemborgse gemeenschap. Het project ‘1miljoenwatt’ is in veel aspecten een ‘niet-lokaal’ project. Slechts één aspect is gelokaliseerd; de plaats van de zonnepanelen. De deelnemers zijn nationaal geworven en de samenwerking vindt plaats met grote gevestigde nationaal-opererende partijen.

Naast het verschil in de mate van lokaliteit en samenhangend de schaal, is er ook een verschil in de manier waarop de projecten zijn georganiseerd (het lokale project als een

(33)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

coöperatie voortgekomen uit een stichting en het niet-lokale project als een stichting voortgekomen uit een VOF) en de motieven van de initiatiefnemers. De initiatiefnemers van ‘1miljoenwatt’ zijn ingesprongen op wat zij zagen als ‘een gat in de markt’. De intentie voor het opstarten van het project kwam in eerste instantie voort uit financiële overwegingen. Bij de initiatiefnemer van ‘Zon op KWC’ komt de intentie voor het opstarten van het project volledig voort uit idealen, en staat dan ook los van een eventueel ‘gat in de markt’ of financiële overwegingen. Deze twee zeer verschillende benaderingswijzen zullen waarschijnlijk ook zorgen voor een andere werving en dus voor verschillen in de samenstelling van de participantengroep.

(34)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

5 De participanten

Om de vraag te beantwoorden of en hoe het aspect van lokaliteit invloed heeft op bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten betreffende de achtergrond van de participanten, zal in deze paragraaf de kwantitatieve data welke is verzameld via enquêtes betreffende de persoonlijke kenmerken van de respondenten geanalyseerd worden. Daarnaast zal ook zowel kwantitatieve als kwalitatieve data betreffende de waardering voor – en de houding en het bewustzijn ten opzichte van het milieu en duurzame energie van de respondenten geanalyseerd worden.

5.1 Beschrijving respondenten

Bij de enquêtes is sprake van 102 respondenten, 19 vanuit de Culemborg participantengroep (N=19) en 83 vanuit de Groningen participantengroep (N=83). De oudste respondent is 85 jaar en de jongste is 26 jaar. Het merendeel is man, namelijk 71 mannen tegenover 31 vrouwen. De gemiddelde leeftijd bedraagt 49,7 jaar. Het gemiddelde jaarlijks gezinsinkomen is 35.000 euro waarbij de minstverdienende respondentengroep een jaarinkomen tussen de 0 euro en 20.000 euro heeft (9 respondenten) en de meestverdienende respondentengroep een jaarinkomen boven de 70.000 euro heeft (16 respondenten). Van de 102 respondenten hebben 30 respondenten als hoogst genoten opleiding middelbaar onderwijs of het MBO gevolgd en 72 respondenten hebben een HBO of WO diploma behaald. Alle respondenten hebben een betaalde baan op 10 gepensioneerde respondenten na. Alle respondenten van de Culemborg case wonen in Culemborg. De respondenten behorende tot de Groningen case wonen zeer verspreid over Nederland.

5.2 Lokaliteit van een project en de achtergrond van de participanten

5.2.1 Lokaliteit van een project en het inkomen van de deelnemers

In bijlage I zijn de correlaties tussen het soort project, de persoonlijke kenmerken van de respondenten, de motieven en de katalyserende effecten weergegeven. De correlatie tussen het soort project (waarbij gedurende de gehele analyse is aangehouden dat 1miljoenwatt de

(35)

Masterscriptie Human Geography • Maayke Braspenning

De burger als energieproducent • De rol van lokaliteit in bottom-up geïnitieerde duurzame energieprojecten

waarde ‘1’ heeft en Zon op KWC de waarde ‘2’) en het jaarlijks gezinsinkomen (verdeeld in 6 klassen waarbij 6 de hoogste inkomensklasse is) bedraagt 0,188. In tabel 1 zijn per project en inkomensklasse de bijhorende percentages weergeven.

Tabel 1: Soort project en inkomensklasse

Jaarlijks gezinsinkomen in duizenden euro’s Totaal

<20 20-30 30-40 40-50 50-70 >70

1miljoenwatt (N=83) 4,8% 16,9% 18,1% 19,3% 13,3% 16,9% 100%

Zon op KWC (N=19) 0,0% 5,3% 10,5% 42,1% 26,3% 15,8% 100%

Totaal (N=102) 3,9% 14,7% 16,7% 23,5% 15,7% 16,7% 100%

In tabel 1 is te zien dat deelnemers van beide projecten veelal tot de midden – en hogere inkomensklasse behoren. Bij het project ‘1miljoenwatt’ heeft de helft van de deelnemers een jaarlijks gezinsinkomen van meer dan 40.000 euro. In het geval van het project ‘Zon op KWC’ heeft 84,2 procent een jaarlijks gezinsinkomen van meer dan 40.000 euro. Daarentegen heeft slechts 21,7 procent van de deelnemers van ‘1miljoenwatt’ en 5,3 procent van de deelnemers van ‘Zon op KWC’ een jaarlijks gezinsinkomen van minder dan 30.000 euro. Dit wijst erop dat het project ‘Zon op KWC’ mensen met een hoger inkomen trekt dan het project ‘1miljoenwatt’.

5.2.2 Lokaliteit van een project en het opleidingsniveau van de deelnemers

De correlatie tussen het soort project en het opleidingsniveau van de deelnemers is 0,155. De correlatie is niet significant voor p<0,05. Daarnaast is deze samenhang zeer gering te noemen. In tabel 2 zijn per project en opleidingsniveau de bijhorende percentages weergegeven.

Tabel 2: Soort project en opleidingsniveau

Hoogst genoten opleiding Totaal

Middelbaar onderwijs MBO HBO WO

1miljoenwatt (N=83) 13,3% 21,7% 30,1% 33,7% 100%

Zon op KWC (N=19) 0,0% 10,5% 47,4% 42,1% 100%

Totaal (N=102) 10,8% 19,6% 33,3% 35,3% 100%

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in

A study of typical sound paths and their time intervals indicates that a transition time point may exist between early reflected sound and late reflected sound

Even though this distinction is made between ALS and BLS ambulances, an ALS ambulance can be used to ful- fill a non-urgent patient transportation request when the number of

Daartoe is aan de hand van beschikbare flora-inventarisaties en permanente proefvlakken uit de periode 1993-2018 vastgesteld of er inderdaad sprake is van een achteruitgang in

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve