• No results found

Een andere invalshoek : het strategic game frame en personalisering in televisieverslaggeving over de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 en 2012

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een andere invalshoek : het strategic game frame en personalisering in televisieverslaggeving over de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 en 2012"

Copied!
102
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN

Een andere invalshoek:

Het strategic game frame en personalisering in

televisieverslaggeving over de Tweede Kamerverkiezingen

van 2003 en 2012

Masterscriptie Politicologie

Student: Daan Dijkstra

Studentnummer: 6050042

Begeleider: Dr. Philip van Praag Tweede lezer: Dr. Sarah de Lange Datum van afronding: 26 juni 2015

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 1

2. Theoretisch kader en hypothesevorming ... 6

2.1 Mediatisering en medialogica... 6

Ontwikkeling naar medialogica ... 7

Medialogica in Nederland ... 8

Eerder onderzoek naar medialogica in Nederland ... 9

2.2 Strategic game framing ... 10

Strategic game framing en medialogica ... 11

Componenten van het strategic game frame ... 12

Eerder onderzoek naar het strategic game frame ... 13

2.3 Personalisering ... 15

Definities en componenten van personalisering ... 16

2.4 Infotainment en informatieve programma’s ... 18

Eerder onderzoek: talkshows ... 20

Eerder onderzoek: het televisienieuws ... 21

2.5 Commerciële omroep ... 22

Eerder onderzoek naar het verschil tussen RTL en de publieke omroep ... 23

2.6 Hypothesevorming ... 24

Variatie tussen 2003 en 2012 ... 24

Variatie tussen infotainmentprogramma’s en informatieve programma’s ... 25

Variatie tussen RTL en de publieke omroep ... 25

2.7 Verschil tussen campagne- en routineperioden ... 26

3. Methode en operationalisering ... 28

3.1 Strategic game frame ... 28

3.2 Issue frame ... 31

3.3 Personalisering ... 32

Relatieve zichtbaarheid van personen ... 33

Presidentialisering ... 34

Individualisering ... 34

Privatisering ... 35

Emotionalisering ... 36

3.4 De analyse-eenheid ... 36

(3)

5. Rapportage: het strategic game frame ... 41

5.1 Het dominante frame ... 43

5.2 Hypothese 1: In 2012 is meer sprake van strategic game framing dan in 2003 ... 46

5.3 Hypothese 2: In infotainmentprogramma’s is minder sprake van strategic game framing dan in informatieve programma’s ... 48

5.4 Hypothese 3: In programma’s van de commerciële omroep is meer sprake van strategic game framing dan in programma’s van de publieke omroep ... 50

5.5 Invloed van de naderende verkiezingen op de verslaggeving ... 52

6. Rapportage: personalisering ... 55

6.1 Hypothese 4: In 2012 is meer sprake van personalisering dan in 2003 ... 58

6.2 Hypothese 5: In infotainmentprogramma’s is meer sprake van personalisering dan in informatieve programma’s ... 62

6.3 Hypothese 6: In programma’s van de commerciële omroep is meer sprake van personalisering dan in programma’s van de publieke omroep ... 64

7. Discussie ... 66

7.1 Gebrek aan intercodeursbetrouwbaarheid ... 66

7.2 Reflectie op Aalberg et al. ... 66

Het strategic game frame: één logica of een containerbegrip? ... 67

Aalberg et al. als index ... 68

Ontbrekende componenten van het strategic game frame ... 69

7.3 Het issue frame als index ... 71

7.4 Personalisering ... 72

7.5 Strategic game framing ... 73

8. Conclusie ... 74

Literatuurlijst ... 79

Appendix I: Aanvullende tabellen ... 85

Appendix II: Codeboek ... 86

(4)

1

1. Inleiding

‘Wij hebben het over de campagnes gehad, en wij praten over de mannen en vrouwen die daar vorm aan geven, maar kun je wel zeggen waar het over gáát?’

Dit citaat van Jeroen Pauw uit de uitzending van 1 Voor de Verkiezingen, de gecombineerde verkiezingstalkshow van Knevel en Van den Brink en Pauw en Witteman, van 4 september 2012 verwoordt een bredere maatschappelijke en academische discussie over de rol van de media in de informatievoorziening over de politiek, in het bijzonder in campagnetijd. Om uiteenlopende redenen zouden de media zich steeds minder op informatie over politieke gebeurtenissen en inhoudelijke verschillen tussen partijen richten, en steeds meer op achterliggende strategische overwegingen, individuen en het politieke ‘spel’.

Deze scriptie tracht een bijdrage te leveren aan deze discussie door de berichtgeving op televisie over de campagnes voor de Tweede Kamerverkiezingen in het televisienieuws en talkshows in 2003 en 2012 in de laatste weken voor de verkiezingen te onderzoeken. Juist in de laatste periode voor de verkiezingsdatum is de aandacht voor de campagne het grootst. Bovendien moet een groot deel van het electoraat juist in de laatste periode zijn stemkeuze nog bepalen. Een kleine week voor de verkiezingen in 2012 twijfelde volgens een peiling nog 43% van de kiezers op welke partij er gestemd moest worden, een percentage dat net zo groot was als voor het begin van de verkiezingscampagnes (RTLNieuws.nl, 2012). Veel van deze kiezers zullen hun uiteindelijke stemkeuze deels laten afhangen van de informatie die hun door televisieprogramma’s wordt aangereikt. Aangezien politieke televisiejournalistiek zo’n belangrijke rol speelt in het informeren van potentiële kiezers, is deze van essentieel belang voor de werking van de democratie, en is het eveneens belangrijk om er zorgvuldig mee om te gaan en er kritisch op te reflecteren (Van Santen 2013: 164).

Diepgaande veranderingen in het medialandschap, zoals de opkomst van de 24-uurs nieuwscyclus en het toenemende belang van digitaal nieuws in deze eeuw, hebben in 2003 noch in 2012 afbreuk gedaan aan de centrale positie van het televisienieuws in het medialandschap. In de campagneperiode van half augustus tot half september 2012 trok het NOS Journaal gemiddeld 1,65 miljoen kijkers, en het RTL Nieuws 1 miljoen. Het bereik van beide journaals was in 2012 zelfs groter dan in 1998, terwijl maar een zeer gering percentage van de kijkers

(5)

2

ook bijvoorbeeld de websites van deze programma’s wist te vinden (Van Praag 2014: 87-89). Deze cijfers benadrukken het belang van het televisienieuws als misschien wel de belangrijkste bron van politieke informatie voor het Nederlandse electoraat.

Voor beide verkiezingen zal naast de twee journaals de populairste talkshow van de commerciële en de publieke omroep worden onderzocht. In Nederland worden talkshows steeds belangrijker in de politieke communicatie en in verkiezingscampagnes (Brants en Van Santen 2014: 152). In 2012 was 40% van het totale aantal optredens van politici in talkshows, en beide in deze scriptie onderzochte talkshows hadden in dat jaar een hoge kijkdichtheid; steeds ruim een miljoen kijkers voor 1 Voor de Verkiezingen, en ongeveer een half miljoen voor Wat Kiest Nederland? van RTL (idem: 151-152). In ieder geval in de campagnetijd van 2012 waren de talkshows de belangrijkste plaats waar politici en journalisten dagelijks met elkaar interacteerden (Brants en Van Praag 2014: 226).

Uit 2003 zal worden gekeken naar Nederland Kiest van de publieke omroep en naar Barend en Van Dorp van RTL. Nederland Kiest had in 2003 een ‘talkshow-achtige’ vorm, terwijl het een jaar eerder nog het karakter van het actualiteitenprogramma NOVA, waar het een uitzending van was, behield. Twee presentatoren, afwisselend Ferry Mingelen en Paul Witteman, en Matthijs van Nieuwkerk en Felix Rottenberg, voerden uitgebreide gesprekken met meestal twee lijsttrekkers.

Met dit format probeerde de publieke omroep volgens Brants (2005: 158) nadrukkelijk de concurrentie aan te gaan met Barend en Van Dorp van RTL, wat ongeveer op hetzelfde tijdstip werd uitgezonden en waarin naast de naamgevers Jan Mulder figureerde als vaste gast. Onderzoek van Brants (2005) laat zien dat deze programma’s onderling goed vergelijkbaar zijn: in een typologie die onderscheid maakt tussen inhoudelijke en persoonlijke, en ‘harde’ en ‘leuke’ vraagstellingen, vallen beide programma’s in het kwadrant met voornamelijk persoonlijke en ‘harde’ vragen (idem: 160,169).

Wat voor, en hoeveel, informatie wordt er door deze televisieprogramma’s verstrekt in de cruciale periode vlak voor de verkiezingen? Gaat steeds meer aandacht uit naar de horse race, of probeert men de zwevende kiezer juist in de dagen voor de verkiezingen nog te informeren over de inhoudelijke tegenstellingen tussen politieke partijen? Hoe wordt de politiek geframed, en staat de persoon centraler dan de politieke partij of andersom?

(6)

3

Deze vragen zullen in deze scriptie beantwoord worden in een vergelijkend onderzoek naar het televisienieuws en de belangrijkste talkshows over de verkiezingen, van de commerciële en de publieke omroep. Het onderzoek is toegespitst op twee concepten die in de discussie over veranderingen in de manier waarop de media verslag doen van de politiek centraal staan;

strategic game framing en personalisering.In het strategic game frame wordt politiek handelen doorgaans in een interpretatiekader van achterliggende motivaties, strategieën en overwegingen geplaatst. Het strategic game frame staat tegenover het issue frame, waarin politiek handelen en politieke gebeurtenissen inhoudelijk bediscussieerd worden (Aalberg et al. 2011: 178). Personalisering wordt in veel eerdere onderzoeken gebruikt om twee aan elkaar gerelateerde ontwikkelingen te beschrijven; een sterkere focus op kandidaten en politici in plaats van op partijen, en een verschuiving van de criteria waarop politici beoordeeld worden van professionele competenties en prestaties naar niet-politieke persoonlijke eigenschappen (Kriesi 2011: 825-826). In dit onderzoek zal onderscheid gemaakt worden tussen de relatieve zichtbaarheid van politici ten opzichte van partijen, en van lijsttrekkers ten opzichte van overige politici. Daarnaast zullen in navolging van Van Santen en Van Zoonen (2009) drie deelaspecten van personalisering worden onderscheiden: individualisering, privatisering en emotionalisering. Deze aspecten zullen hieronder nader worden uitgewerkt.

Deze onderzoeksopzet biedt de mogelijkheid tot vergelijking van de berichtgeving op deze twee gebieden op drie niveaus: tussen 2003 en 2012, tussen het informatieve en het infotainmentgenre en tussen programma’s van de commerciële en de publieke omroep. Hierdoor zal deze scriptie een bijdrage leveren aan de bestaande discussie over de vermeende toename van personalisering en strategic game framing in de media, als gevolg van het dominanter worden van medialogica, vermenging van genres of commercialisering van het medialandschap.

De onderzoeksresultaten die deze scriptie zal opleveren zijn natuurlijk niet alleen een product van de bewuste redactionele keuzes die bij het maken van de acht onderzochte programma’s worden gemaakt. Ook de algemene toon en tendens van de campagne, en de manier waarop de politici er zelf voor kiezen om zich daarbinnen te uiten, kunnen leiden tot significante verschillen tussen de twee onderzochte campagnes. Hieruit volgt dat het, om uitspraken te kunnen doen over het effect van de verstreken tijd op de aard van de berichtgeving, van belang is dat de campagnes die bestudeerd worden zoveel mogelijk op elkaar lijken.

(7)

4

Tussen de verkiezingscampagnes van 2003 en 2012 zijn een aantal belangrijke overeenkomsten aan te wijzen. Ten eerste waren beide campagnes betrekkelijk kort, omdat de verkiezingen na de val van een vorig kabinet plaatsvonden en bovendien volgden op een vakantieperiode; de verkiezingen van 2003 vonden plaats op 22 januari en die van 2012 op 12 september. Daarnaast tekende zich in beide campagneperioden in de peilingen aanvankelijk een tweestrijd af tussen de SP en de grootste partij; in 2003 het CDA, in 2012 de VVD. Enige tijd voor de verkiezingen was er een omslag in de peilingen: in 2003 werd de campagneberichtgeving uiteindelijk in belangrijke mate gekenmerkt door de spannende horse race tussen de PvdA en het CDA (Heijting en De Haan 2005: 49). Ook in 2012 valt de SP uiteindelijk af als mogelijke grootste partij1.

Uiteindelijk gaat de horse race in dat jaar tussen de PvdA en de VVD. In 2003 werd de horse

race-berichtgeving sterk bepaald door het game frame ‘wie wordt de grootste partij’ (Van

Praag, 2014: 101). In 2012 zorgt het uitblijven van groot succes voor Wilders en Roemer er in combinatie met de sterke stijging van de PvdA na het premiersdebat voor dat de horse race vooral ingevuld wordt door te kijken naar de winnaars en verliezers van debatten en door het ‘nek-aan-nek race’ frame. In beide campagnes werd dus op een vergelijkbare manier invulling gegeven aan de horse race.

Naast peilingen speelden televisiedebatten een belangrijke rol in de verslaggeving over beide campagnes. Zoals in 2003 door de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Jaap de Hoop Scheffer wordt gesteld in de uitzending van Nederland Kiest van 16 januari 2003: ‘Deze campagne wordt meer dan ooit door de debatten bepaald, en ook door de peilingen volgens sommigen’. Ook in 2012 was in ieder geval het televisienieuws ‘in de ban van debatten en peilingen’ (Van Praag, 2014).

Het verloop van beide campagnes en de algemene tendens in de verslaggeving is dus op belangrijke punten vergelijkbaar. Daarom kan het effect van de drie punten waarop vergeleken wordt, de invloed van meer dan negen jaar verstreken tijd, de verschillen tussen de commerciële omroep en de publieke omroep en tussen het informatieve genre en infotainmentprogramma’s, beter worden geanalyseerd dan wanneer het verloop van beide campagnes sterk zou verschillen.

1 Een overzicht van de uitslagen van de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 en 2012 wordt gegeven in Tabel

(8)

5

Ook kan deze scriptie een bijdrage leveren aan het bestaande academische debat over de vermeende toename en de effecten van het strategic game frame, waarover eerdere onderzoeken tot sterk uiteenlopende conclusies zijn gekomen. Aalberg et al. (2011) schrijven deze verschillende resultaten toe aan uiteenlopende definities en operationaliseringen van het

strategic game frame, en bieden een eigen operationalisering die een stap zou moeten zetten in

de richting van betere onderlinge vergelijkbaarheid van onderzoeksresultaten over het strategic

game frame. Door deze operationalisering te gebruiken in deze scriptie, zullen de resultaten

onderling vergelijkbaar zijn met andere onderzoeken die dezelfde operationalisering (zullen) gebruiken, en kan gereflecteerd worden op de kwaliteit van de operationalisering die Aalberg et al. voorstellen.

(9)

6

2. Theoretisch kader en hypothesevorming

2.1 Mediatisering en medialogica

Mediatisering is het proces waardoor de media met verloop van tijd steeds invloedrijker zijn geworden, en steeds verder geïntegreerd zijn in verschillende maatschappelijke terreinen (Strömbäck en Esser 2014: 244). Mediatisering beschrijft dus niet alleen een verandering binnen de media door bijvoorbeeld een veranderde taakopvatting, maar ook een verandering in bijvoorbeeld de politiek, die ‘gemediatiseerd’ wordt. De gemediatiseerde politiek is niet langer autonoom, maar is voor haar centrale functies afhankelijk van de media, en wordt continu gevormd door interactie met de media (Mazzoleni en Schulz 2010: 250).

Een van de aspecten van mediatisering is het toegenomen belang van medialogica, een term die als eerste door Altheide en Snow (1979) gebruikt werd. De stelling van een steeds verder oprukkende medialogica, die bijvoorbeeld in een vaak geciteerd rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling uit 2003 naar voren komt, ‘houdt in dat het nieuws steeds vaker wordt gebracht in vormen die hun betekenis niet zozeer ontlenen aan de inhoud van het nieuws, maar eerder aan de specifieke eigenschappen van het medium’ (RMO 2003: 33). Het dominant worden van medialogica brengt een overgang van beschrijvende journalistiek naar op interpretatie gerichte journalistiek met zich mee (Patterson 1993). Volgens Van Praag (2014: 86) hebben de media in Nederland sinds 1994 ook zelf de wens om onderwerpen te agenderen. De behoefte om de campagne te interpreteren en er op een onderhoudende manier verslag van te doen, komt onder andere tot uiting in toenemende ‘poll driven horse race coverage’ (Van Praag en Brants 2005a; De Vreese 2008). Volgens deze redenering zouden politieke partijen, die sinds de ontzuiling steeds minder als vanzelfsprekend toegang hebben tot aan de partij gelieerde media, hierop reageren door zich naar de medialogica te voegen (Hofer et al. 2013: 167).

Medialogica behelst dus dat de relatieve macht van journalisten toeneemt, en dat politieke partijen en politici zich noodgedwongen zullen moeten voegen naar de werkwijze, nieuwswaardecriteria en wensen van de media, die in belangrijke mate worden bepaald door de concurrentiestrijd om advertentie-inkomsten en de gunst van een steeds vluchtiger publiek (Van Praag en Brants 2014: 4-5). Wie wil communiceren met het volk, of invloed wil uitoefenen op de publieke opinie, kan het zich binnen de dominante medialogica niet langer veroorloven om de media te negeren, of zich niet aan de medialogica aan te passen (Strömbäck 2008: 233).

(10)

7

Politici zijn hierin echter geen weerloze prooi: zij zijn zich er terdege van bewust dat de media hun belangrijkste communicatiemiddel met het electoraat zijn, en hebben hun communicatiestrategie hieraan aangepast (Langer 2007: 372).

Ontwikkeling naar medialogica

In het proces waarin de huidige fase wordt omschreven als medialogica worden verschillende eerdere stadia onderscheiden. Blumler en Kavanagh (1999: 210) onderscheiden bijvoorbeeld vanuit een Anglo-Amerikaans perspectief drie periodes in de moderne politieke communicatie. In de eerste periode, de eerste twee decennia na de Tweede Wereldoorlog, werd de politieke communicatie beheerst door sterke en stabiele politieke instituties en standpunten. In de jaren ’60 werd televisie het dominante medium, terwijl partijloyaliteit bij zowel het electoraat als bij de media vervaagde en professionaliteit en onafhankelijkheid belangrijke waarden werden. De huidige fase, de zogenaamde third age of political communication, wordt onder andere gekenmerkt door een overvloed aan media, verder toenemende concurrentie, toenemende professionalisering van de manier waarop politieke actoren met de media omgaan en fragmentatie van het medialandschap, met negatieve effecten op het publiek, de maatschappij en de publieke informatievoorziening (idem: 219-224).

Brants en Van Praag (2006: 28-31) onderscheiden ook drie fasen in de ontwikkeling naar medialogica, die zowel verschillen als overeenkomsten kennen met de periodes die Blumler en Kavanagh onderscheiden. In de partisan logic die tot aan de jaren ’70 dominant was, identificeerden de media zich voornamelijk met politieke partijen en functioneerden zij als een afhankelijke spreekbuis van partijen. Deze periode viel in Nederland samen met de verzuiling. Met de ontzuiling brak de tweede fase van public logic aan. In deze fase identificeerden journalisten zich voornamelijk met de publieke zaak. In deze periode werd volgens Brants en Van Praag veel waarde gehecht aan onafhankelijkheid en professionaliteit, en werden ideologische en religieuze banden doorgesneden. De media evolueerden van een schoothondje naar een onafhankelijke waakhond (idem: 31).

De derde periode van media logic behelst dat de media definiëren wie en wat politiek relevant is, en dat politieke actoren zich moeten aanpassen aan de logica van de media, die zich meer identificeren met het publiek dan met de publieke zaak (idem: 30). In beide modellen wordt ervan uitgegaan dat medialogica een nog steeds voortschrijdende ontwikkeling is.

(11)

8

Drie kenmerken van mediaberichtgeving die in de literatuur vaak als uitwerking of operationalisering van medialogica worden gezien zijn een toename van gepersonaliseerd nieuws, relatief meer aandacht voor nieuws over de politieke (wed)strijd versus aandacht voor politieke inhoud, en meer negatief nieuws (Kleinnijenhuis et al. 2013: 117). Ook Takens et al. (2013: 288) concluderen dat het nuttig is om deze drie factoren tegelijkertijd te bestuderen, omdat deze in Nederlandse media indicatoren van een enkele medialogica bleken te zijn. De laatste twee aspecten zullen naar verwachting in belangrijke mate samenvallen met het strategic

game frame zoals dat in paragraaf 2.2 verder gedefinieerd zal worden. Als medialogica

inderdaad een voortschrijdend proces is, kan dus verwacht worden dat de mate van strategic

game framing en personalisering in 2012 groter zal blijken dan in 2003. Medialogica in Nederland

Op basis van empirisch onderzoek naar de berichtgeving over de campagne in 2003 in Nederland zijn Brants en Van Praag echter optimistischer dan Blumler en Kavanagh over de mate waarin deze ontwikkeling een negatief effect heeft op de informatievoorziening. De verslaggeving bleek weinig cynisch, de agenda werd nog steeds voornamelijk door politieke partijen bepaald, de kijker werd afwisselend als burger en consument benaderd en het NOS Journaal bleef in belangrijke mate inhoudelijk. Een afname van de inhoudelijkheid van het RTL Nieuws en verschillende kranten laat echter wel zien dat de media een behoefte hebben om het publiek te onderhouden en om niet te veel ‘zwaar’ nieuws te brengen. Hierdoor kan de ambitie van journalisten om de burger kritisch te informeren onder druk komen te staan (idem: 36-37). Dit verschil wordt door Brants en Van Praag (2006: 38-39) toegeschreven aan de sociaalpolitieke context, die in Nederland op belangrijke punten verschilt met de VS en het VK. In Nederland is sprake van een aanhoudend sterke invloed van een sterke publieke omroep op de kwaliteit en stijl van de politieke verslaggeving, en de politieke structuur van een consensusdemocratie beperkt negatieve en cynische verslaggeving.

De effecten van medialogica zijn in Nederland dus niet zo negatief of vergaand als die van de

third age of political communication die Blumler en Kavanagh in Engeland en de VS ontwaren,

maar desondanks is de manier waarop verslag wordt gedaan van politieke gebeurtenissen ook in Nederland op belangrijke punten veranderd met het dominant worden van medialogica.

(12)

9

Eerder onderzoek naar medialogica in Nederland

De verslaggeving in 2003 getuigde volgens Van Praag en Brants van een zich voortzettende ontwikkeling richting medialogica, met als belangrijke indicator de dalende inhoudelijke berichtgeving in de kranten en in het televisienieuws (Van Praag en Brants 2005b: 278). Desondanks bleef ook in deze programma’s een aanzienlijk deel van de verslaggeving aan inhoudelijke onderwerpen gewijd (ibid.). Analyse van programmagegevens tussen 1956 en 2006 door Van Santen (2013: 153-155) geeft in ieder geval reden om een aanname van een lineaire ontwikkeling van steeds slechtere informatievoorziening in twijfel te trekken. Door de jaren heen bieden zowel de commerciële als de publieke omroepen steeds meer ruimte voor politieke televisiejournalistiek, hoewel informatieve programma’s met name op de publieke omroep wat vaker buiten primetime worden uitgezonden.

Hofer et al. (2013: 181) concluderen op basis van onderzoek naar Nederlandse dagbladen dat, voor zover men denkt dat er als gevolg van de toenemende dominantie van medialogica een eenduidige trend bestaat naar meer aandacht voor personen, dit beeld sterk dient te worden genuanceerd. Als er geen onderscheid wordt gemaakt tussen campagne- en routineperioden, tussen verschillende soorten kranten en tussen partijleiders en andere politici, tekent zich maar een heel bescheiden stijgende lijn af. Wanneer de data wel worden uitgesplitst, zijn de resultaten echter interessanter. In campagneperioden is er steeds meer aandacht voor de partijleider, terwijl de aandacht voor overige politici juist afneemt. In routineperioden zijn deze trends juist andersom (idem: 182).

Peilingen krijgen in 2012 binnen de poll driven horse race coverage met enige regelmaat aandacht, maar zijn vooral ook aanleiding voor beschouwingen over de mogelijke nieuwe regeringscoalities en voor analyses van de sterke en zwakke punten van lijsttrekkers en partijen (Van Praag, 2014: 86). In het algemeen betekent dit dat ook inhoudelijke onderwerpen vaak ingekaderd worden in een strategisch of conflictframe. Beide vallen onder het strategic game

frame zoals gedefinieerd door Aalberg et al. (2011). Op basis hiervan kan worden verwacht dat

het strategic game frame in dit onderzoek vaker dominant zal blijken dan het issue frame, aangezien ook items met inhoudelijke componenten vaak binnen het strategic game frame worden ingekaderd.

(13)

10

2.2 Strategic game framing

Het gebruik van frames, vaste interpretatieschema’s, stelt journalisten in staat om een complexe werkelijkheid te reduceren tot een duidelijk en pakkend nieuwsverhaal. Door het nieuws te framen zorgen de media er onder andere voor dat het laatste nieuws vaak geen op zichzelf staand nieuwigheidje is, maar dat het een min of meer logisch antwoord is op vragen die kijkers van eerder nieuws al hadden. Een frame dat steeds herhaald wordt kan er ook voor zorgen dat het nieuws over een langere periode een plot krijgt, zoals bijvoorbeeld het verlies van de gedoodverfde winnaar, de SP, in 2012 (Kleinnijenhuis et al. 2013: 112). De belangrijkste frames die binnen de heersende medialogica worden gebruikt zijn volgens de RMO het conflictframe, de horse race en het strategic game frame (RMO 2003: 34).

Framing is een wijdverspreid concept waarvan veel verschillende, sterk uiteenlopende

definities en interpretaties bestaan, die in belangrijke mate verschillen in de manier waarop het concept bestudeerd wordt en in de fundamentele aannames die daaraan ten grondslag liggen (Dimitrova en Kostadinova 2013: 77; Scheufele 1999). Onderzoek naar framing is eerder een breed onderzoeksprogramma dan een geconcentreerd paradigma (Matthes 2009: 349). Van het concept frame bestaat dan ook een groot aantal verschillende definities. Een van de bekendste is die van Entman (1993: 52): ‘To frame is to select some aspects of a perceived reality and make them more salient in a communicating text, in such a way as to promote a particular problem definition, causal interpretation, moral evaluation, and/or treatment recommendation’.

Een bepaald issue kan op verschillende manieren worden geframed, en de verschillende frames kunnen ieder een verschillende voorstelling van de politieke werkelijkheid geven. Zo’n ‘tekening’ van een issue hoeft niet per se een bewuste vertekening te zijn, maar omdat een frame noodzakelijkerwijs slechts één aspect van een complexere werkelijkheid uitlicht, kan regelmatig gebruik van een beperkt aantal frames leiden tot een bias in het nieuws (Groen en Van der Zwan 2005: 94). Frames zijn desondanks geen eenrichtingsverkeer; de meest succesvolle frames vallen volgens Entman (2004: 14) direct samen met de schemas die door de meeste leden van de maatschappij al gebruikt worden. De effecten van framing zijn dus sterk afhankelijk van de socio-culturele context en van het publiek dat aan de frames wordt blootgesteld (Schuck et al. 2013: 303; Strömback en Aalberg 2008: 94).

Bij het bestuderen van frames kan onderscheid gemaakt worden tussen issue-gebonden en generieke frames. Waar issue-gebonden frames alleen van toepassing zijn op specifieke

(14)

11

onderwerpen, gaat het bij generieke frames om structurele aspecten en eigenschappen van het nieuws die op verschillende onderwerpen van toepassing kunnen zijn. Het strategic game frame is een generiek frame. In tegenstelling tot een issue-gebonden frame, waarvan er voor elk issue meerdere kunnen bestaan, is een generiek frame vrij constant (Matthes 2009: 350). Vijf andere voorbeelden van generieke frames die bestudeerd worden door Semetko en Valkenburg (2000: 95-96) zijn verantwoordelijkheid, conflict, human interest, economische gevolgen en moraliteit.

Strategic game framing en medialogica

Met het dominant worden van medialogica wordt vaak een verandering gesignaleerd in de manier waarop de politiek in de media geframed wordt. Volgens veel beschouwers en een ‘grote hoeveelheid empirische data’ (De Vreese en Elenbaas 2011: 75) wordt het nieuws in toenemende mate geframed in termen van strategie. In tegenstelling tot het issue frame, oftewel inhoudelijke verslaggeving, wordt het zogenaamde strategic game frame, het strategisch spelframe, gekenmerkt door een focus op winst en verlies, de prestaties van politici en partijen, en campagnestrategieën en –tactieken, in plaats van op inhoudelijke overwegingen. Hierbij staat dus niet langer de vraag ‘wat heeft de kandidaat gezegd?’ centraal, maar ‘waarom heeft hij dat gezegd?’ (Brants en Van Praag 2005: 10).

In onderzoeken naar veranderingen in de manier waarop de media de politiek en in het bijzonder verkiezingscampagnes verslaan is de framing van politiek als een strategisch spel een van de centrale concepten geworden (Aalberg et al. 2011: 163). In eerdere onderzoeken wordt deze verandering doorgaans toegeschreven aan een verschuiving binnen de heersende medialogica van een omschrijvende stijl van journalistiek naar een meer interpretatieve stijl. Hierin staan de interpretatie van de journalist en de journalist zelf op de voorgrond, terwijl concrete gebeurtenissen ondergeschikt zijn aan de interpretatie (Van Praag 2014: 86).

Het strategic game frame stelt journalisten niet alleen in staat om makkelijker en sneller nieuwsverhalen te produceren, maar vereist ook minder middelen dan het doen van onderzoek naar complexe beleidskwesties. Het toegenomen belang en aanbod van peilingen draagt eraan bij dat er makkelijker en sneller verslag kan worden gedaan van de politieke horse race, en het gebruik van opiniepeilingen verleent tevens een zekere objectiviteit en wetenschappelijkheid aan nieuwsverhalen die anders slechts op de observaties van een journalist of op ‘gekleurde’ politieke boodschappen zouden berusten (Aalberg et al. 2011: 164)

(15)

12

Het strategic game frame sluit ook aan bij de professionele nieuwswaarden die in het nieuwslandschap al decennialang leidend zijn (Van Praag en Brants 2005b: 275) Het framen van de politiek als een strategisch spel sluit bijvoorbeeld aan bij de journalistieke voorkeur voor drama, conflict en negativiteit, en sluit tevens aan bij de neiging van journalisten om het nieuws te personaliseren. Daarnaast betekent gepersonaliseerd nieuws over de politiek vaak een focus op personen uit de politieke elite. Deze factoren sluiten direct aan bij drie door Galtung en Ruge (1965: 68) geïdentificeerde nieuwswaarden (Takens et al. 2013: 278). Ook Harcup en O’Neill (2010: 279), die met empirisch onderzoek naar Britse kranten het zeer invloedrijke artikel van Galtung en Rugge toetsen aan de moderne tijd, identificeren onder andere een focus op de machtselite, beroemde mensen en negatief of tragisch nieuws als belangrijke nieuwswaarden. Waar analyses van beleidsvoornemens en issues al snel saai en repetitief kunnen overkomen, verleent het strategic game frame kortom de urgentie en actualiteit die voor het dagelijkse nieuws noodzakelijk zijn.

Componenten van het strategic game frame

Het strategic game frame wordt door Aalberg et al. aangeduid als een metaframe, omdat het een overkoepelend frame is waarbinnen verschillende generieke frames passen, zoals het horse

race frame en het news management frame (Aalberg et al. 2011: 169). Binnen het strategic game frame wordt onderscheid gemaakt tussen twee hoofddimensies: het game frame, het

spelframe, en het strategy frame, het strategieframe.

Volgens Aalberg et al. (2011: 163) is het strategic game frame om een aantal redenen een populair onderzoeksobject geworden. Verschillende eerdere onderzoeken wijzen erop dat nieuwsmedia sterk geneigd zijn om de politiek te framen als een strategisch spel. Ook zijn er aanwijzingen dat dit frame met verloop van tijd vaker wordt gebruikt. Daarnaast wijzen verschillende onderzoeken erop dat het strategic game frame kan bijdragen aan politiek wantrouwen en cynisme, of kennisvergaring over de politiek kan beperken, terwijl andere onderzoeken juist op het tegendeel wijzen. Volgens Aalberg et al. is er weinig bewijs dat opiniepeilingen en het game frame een negatief effect hebben op het publiek, terwijl er meer bewijs is dat strategy frames bijdragen aan politiek cynisme (idem: 173). Het is om deze reden belangrijk om het onderscheid tussen deze twee frames in stand te houden.

Het spelframe richt zich voornamelijk op opiniepeilingen, mogelijke verkiezingsuitslagen en winst en verlies, en hierbinnen wordt vaak gebruik gemaakt van aan sport en oorlog ontleende

(16)

13

termen. Het strategieframe richt zich daarentegen op in de campagne gebruikte strategieën en tactieken, motivaties, persoonlijkheid en stijl van politici en zogenaamde metacoverage: verslaggeving die betrekking heeft op de manier waarop een politicus of partij in de media aan bod komt (idem: 170).

Eerder onderzoek naar het strategic game frame

In deze scriptie zal verder geen onderzoek worden gedaan naar de effecten van het strategic

game frame op politiek cynisme of op de kwaliteit van de politieke deliberatie. Desondanks

ontleent dit onderzoek in belangrijke mate zijn relevantie aan de bestaande kritiek op een toenemende mate van strategic game framing, en op een meer interpretatieve journalistiek in het algemeen. Om de relevantie van dit onderzoek en het nut van een gestandaardiseerde operationalisering te onderstrepen, zal hier een aantal van de belangrijkste eerdere onderzoeken naar de effecten van het strategic game frame worden samengevat.

Een van de bekendste onderzoeken die wijzen op een positief effect van strategic game framing op politiek cynisme is Cappella en Jamieson (1997). Deze auteurs nemen een spiral of cynicism waar, waarin strategisch nieuws een belangrijke rol speelt. Volgens Cappella en Jamieson reduceert het strategische frame de motivatie voor politieke keuzes tot een eenvoudige menselijke motivatie; het verlangen om te winnen en gekozen te worden. In dit frame zijn alle handelingen verdacht, en worden deze opnieuw geïnterpreteerd in termen van de achterliggende motivaties van de kandidaat. De woorden en daden van een kandidaat worden als uitingen van strategische voornemens beschouwd in plaats van als vormen van zelfexpressie. Volgens deze auteurs ontstaat er een probleem als dit soort berichtgeving het nieuws domineert, en daardoor onderwerpen verdringt die inhoudelijk relevant zijn (idem: 34).

Ook Rinke et al. (2013: 478, 488) stellen bijvoorbeeld dat de democratische deliberatie in de media tijdens campagnetijd sterk te lijden heeft onder het strategic game frame, omdat het op negatieve wijze samenhangt met de ‘beschaafdheid’ van de berichtgeving, met de mate waarin politieke opvattingen met elkaar worden vergeleken of met elkaar in dialoog worden gebracht, en met de mate waarin actoren hun politieke overtuigingen kunnen toelichten en uitleggen. Het

strategic game frame zou de mogelijkheden voor sprekers om in te gaan op bestaande issues en

de politieke opvattingen daarover van anderen in het nieuws beperken (idem: 488). Deze kritiek veronderstelt dus geen direct effect van het strategic game frame op het electoraat, maar gaat wel uit van een negatief effect van deze framing op de kwaliteit van de informatievoorziening.

(17)

14

Rhee (1997: 42) vond in experimenteel onderzoek een verschillend effect van het issue frame en het strategy frame in gedrukt nieuws en televisienieuws. Uit gedrukt nieuws werd het issue

frame of het strategy frame van, voor het experiment verzonnen, nieuws vaak overgenomen in

hun interpretatie van het nieuwsfeit. Dit effect deed zich echter bij televisienieuws niet voor; daar had de framing van het nieuwsbericht geen effect op de interpretatie van de respondenten. Valentino et al. (2001: 363) concluderen op basis van experimenteel onderzoek in de VS dat strategische verslaggeving een negatief effect heeft op de intentie om te stemmen en op vertrouwen in de regering, maar alleen onder kiezers die niet partijgebonden zijn en met een lager opleidingsniveau. Aan een partij gebonden en hoger opgeleide kiezers worden over het algemeen onberoerd gelaten (ibid.).

In een onderzoek waarin panelonderzoek naar mediagebruik werd gecombineerd met inhoudsanalyse van de door de panelleden geconsumeerde media in Denemarken en Nederland vond De Vreese (2005: 288, 291) dat blootstelling aan nieuwsmedia in Denemarken, waar een bepaald issue in mindere mate in termen van strategie werd geframed, leidde tot een afname van politiek cynisme. In Nederland, waar het strategieframe aanmerkelijk vaker werd gebruikt, droeg blootstelling aan politiek nieuws ook bij aan politiek cynisme. Ook deze auteur vindt dus een positief verband tussen de aanwezigheid van het strategieframe en politiek cynisme. De Vreese concludeert op basis van de verschillende resultaten in Nederland en Denemarken dat de spiral of cynicism in ieder geval niet als een wet van Meden en Perzen moet worden gezien, maar als een proces dat in belangrijke mate afhankelijk is van de mediacontext (idem: 296). Bovenstaande onderzoeken zijn slechts het topje van de ijsberg wat het eerder onderzoek naar het strategic game frame betreft, en vertegenwoordigen maar een klein deel van het totale aantal uitkomsten dat daarin is gevonden. Deze grote verschillen worden door Aalberg et al. toegeschreven aan het feit dat de verschillende onderzoeken een theoretisch framework delen, maar vaak het concept op verschillende manieren gebruiken en operationaliseren. Hierdoor is er weinig basis voor vergelijking tussen onderzoeken, tijdspunten en landen, of om uiteenlopende conclusies met elkaar te rijmen (idem: 163).

Aalberg et al. (2011) stellen een operationalisering voor die een synthese moet vormen tussen de sterk uiteenlopende operationaliseringen die in eerdere onderzoeken zijn gebruikt. Het gebruik van deze operationalisering, die hieronder verder zal worden uitgewerkt, zal de betrouwbaarheid van de data vergroten. Daarnaast wordt het mogelijk om de hier verzamelde

(18)

15

data te gebruiken en te vergelijken in een ander onderzoek wanneer dezelfde operationalisering gebruikt wordt.

2.3 Personalisering

Personalisering houdt in dat emoties en persoonlijkheden steeds prominenter worden in het nieuws. Identificatie met de ‘hoofdpersoon’ van een verhaal is de laatste decennia steeds belangrijker geworden (RMO 2003: 34-35). Deze ontwikkeling leidt tot bezorgdheid bij wetenschappers en beleidsmakers. De angst bestaat dat de aandacht voor concrete politieke onderwerpen afneemt, omdat er steeds meer aandacht wordt besteed aan de privélevens van politici (ibid.). Personalisering wordt, zoals gesteld in de inleiding, in eerdere onderzoeken doorgaans gebruikt om twee aan elkaar gerelateerde ontwikkelingen te beschrijven; een sterkere focus op kandidaten en politici in plaats van op partijen, en een verschuiving van de criteria waarop politici beoordeeld worden van professionele competenties en prestaties naar niet-politieke persoonlijke eigenschappen (Kriesi 2011: 825-826).

Bepaalde aspecten van personalisering zijn verbonden met het strategic game frame, omdat deze de persoon van de politicus benadrukken ten gunste van inhoudelijke informatie (Jebril et al. 2013: 107). De operationalisering van Aalberg et al. die voor het strategic game frame wordt gebruikt bevat echter geen variabele om de mate van personalisering van de berichtgeving direct te meten. Politici en partijen worden binnen die operationalisering, die hieronder verder zal worden uitgewerkt, steeds door elkaar gebruikt, hoewel een focus op politici als individuen in plaats van politici als woordvoerders voor een bepaalde partij of een bepaald beleid wel als onderdeel van het strategic game frame genoemd wordt in de codeerinstructies (Aalberg et al. 2011: 177).

Ook wordt een grotere nadruk op ‘personality and style’ als centraal onderdeel van het strategieframe genoemd, zonder dat in de uiteindelijke operationalisering van deze variabele onderscheid wordt gemaakt tussen personen en partijen (idem: 167, 177). Het is daarom bijzonder relevant om naast het strategic game frame ook de mate van personalisering van de berichtgeving te analyseren, niet alleen binnen het strategic game frame, maar ook als een op zichzelf staande ontwikkeling. Naast de mate van strategic game framing kan personalisering immers als indicator van een veranderende oriëntatie en taakopvatting van de media en van oprukkende medialogica worden beschouwd.

(19)

16

Definities en componenten van personalisering

Een groeiend aantal auteurs en studies wijst dan ook op een toenemende personalisering van de politiek. Caprara (2007) is een voorbeeld van een auteur die personalisering als een van de belangrijkste veranderingen in het politieke landschap van de laatste decennia beschouwt. Volgens Caprara wordt niet alleen de politiek gepersonaliseerd, maar ook de stemkeuze wordt steeds afhankelijker van de persoonlijkheid van kiezers. Jebril et al. (2013) maken onderscheid tussen elementen van personalisering en privatisering. Privatisering is hier gedefinieerd als een verschuiving van de aandacht van de publieke naar de privékanten van politici, en personalisering als een nieuwsvorm waarin het standpunt van de gewone burger bevoorrecht wordt. Deze auteurs concluderen dat privatisering voor alle kiezers een positief effect op politiek cynisme heeft. Blootstelling aan personalisering heeft een positief effect op politiek cynisme bij kiezers die meer politiek geïnteresseerd zijn, terwijl het juist een negatief effect heeft op kiezers die minder geïnteresseerd zijn in de politiek (idem: 107, 114-115). Tegelijkertijd zijn er auteurs zoals Adam en Maier (2010) die de aanname dat personalisering steeds toeneemt in twijfel trekken en stellen dat een normatieve afwijzing van personalisering gebaseerd is op ‘triviale’ logica (idem: 213).

Volgens verschillende auteurs ligt het grote verschil in gebruikte definities en operationaliseringen ten grondslag aan de sterk uiteenlopende conclusies van bestaande empirische onderzoeken naar personalisering (Van Aelst et al. 2011: 204, 214; Vliegenthart et al. 2011: 93). Er bestaat weinig overeenstemming over hoe personalisering precies werkt en over de effecten ervan, en scherpe definities van het concept zijn eveneens dun gezaaid, hoewel het doorgaans gezien wordt als een negatieve ontwikkeling (Van Santen 2013: 151). Personalisering wordt volgens Hofer et al. (2013: 168) vaak gebruikt als een ‘containerbegrip’ waarin een groot aantal losjes aan elkaar gerelateerde fenomenen wordt geplaatst, waardoor het moeilijk is om te concluderen of er inderdaad sprake is van een toenemende mate van personalisering. Om tot onderling vergelijkbare onderzoeksresultaten over personalisering te kunnen komen, is het dus noodzakelijk dat de meetinstrumenten in zekere mate worden gestandaardiseerd (Adam en Maier 2010: 233).

De meest populaire en basale manier om personalisering te onderzoeken richt zich erop dat de media meer aandacht (gaan) besteden aan individuele politici ten koste van politieke partijen. Deze benadering profiteert van een eenvoudige en heldere operationalisering; het is immers

(20)

17

voldoende om het aantal keren dat een politicus en een politieke partij wordt genoemd in een analyse-eenheid te tellen en deze twee getallen met elkaar te vergelijken (Van Santen 2012: 42). Deze klassieke, ‘minimale’ definitie van personalisering die in veel eerdere onderzoeken wordt gebruikt kan weliswaar de relatieve aandacht voor personen en partijen in kaart brengen, maar verschaft weinig tot geen inzicht in de inhoud van deze aandacht, en de mogelijke gevolgen hiervan voor de politiek en de democratie (idem: 45).

Op basis van een zeer uitgebreide literatuurstudie onderscheiden Van Santen en Van Zoonen (2009: 168) naast de relatieve zichtbaarheid van personen drie aspecten van personalisering die bij het bestuderen van persoonlijke narratieven over politici in televisieprogramma’s relevant zijn. De voor televisie-inhoud relevante aspecten zijn toegenomen media-aandacht voor respectievelijk personen ten koste van partijen, voor individuele professionele kwaliteiten van politici, voor het privéleven van politici en voor de persoonlijke geschiedenis en emoties van individuen. Deze laatste drie aspecten worden respectievelijk aangeduid als individualisering, privatisering en emotionalisering (idem: 170-171).

In deze scriptie zullen alle voorgenoemde relevante aspecten van personalisering worden geanalyseerd. Een soortgelijk onderscheid wordt bijvoorbeeld gemaakt door Bjerling (2011: 3-4) die een onderscheid voorstelt tussen personification, orientation towards persona en

intimization. Deze deelaspecten van personalisering omschrijven respectievelijk de mate

waarin individuen collectieve actoren belichamen, een focus op de persoonlijke eigenschappen van politieke leiders zoals competentie en betrouwbaarheid, en het belang van eigenschappen die binnen de privésfeer vallen. In deze scriptie wordt het onderscheid gebruikt dat Van Santen en Van Zoonen ook maken, omdat dit onderscheid het meest uitgebreid is en ook al is gebruikt in eerder onderzoek naar dezelfde programma’s in 2012 (Brants en Van Zanten 2014).

Naast deze vier aspecten is het interessant om relatieve aandacht voor lijsttrekkers ten opzichte van overige politici te analyseren. Deze verhouding, die wordt gedefinieerd als ‘presidentialisering’ (Vliegenthart et al. 2011: 94-95), kan eveneens een nuttige bijdrage leveren aan een uitgebreide analyse van de mate van personalisering in de televisieprogramma’s die hier onderzocht zullen worden.

Volgens Van Praag (2014) was presidentialisering op televisie nadrukkelijk aanwezig in 2012, en ook al in 2003. Wat betreft de relatieve zichtbaarheid van personen ten opzichte van partijen werd geen duidelijke ontwikkeling gevonden (idem: 94, 100). Takens et al. (2013: 286) vonden

(21)

18

in Nederlandse campagneverslaggeving tussen 2003 en 2010 een afname van de aandacht voor politici in het algemeen, maar een significante toename van presidentialisering. In een vergelijkend onderzoek naar personalisering in zes West-Europese landen vond Kriesi (2011: 841) alleen in Nederland tussen de jaren ’70 en het eerste decennium van deze eeuw een duidelijke toename van personalisering in het algemeen, en bovendien een grotere concentratie van de aandacht op een kleiner wordend aantal personen.

Eerder onderzoek wijst er dus op dat presidentialisering in Nederland met het dominant worden van medialogica is toegenomen. Door ook de mate van presidentialisering te analyseren zullen de verzamelde data niet alleen inzicht verschaffen in de manier waarop politici in het nieuws komen, maar ook in welke politici de meeste aandacht krijgen en de eventuele ontwikkeling hierin.

2.4 Infotainment en informatieve programma’s

In deze scriptie zal vergelijkend onderzoek worden gedaan naar informatieve (nieuws)programma’s en talkshows. Talkshows worden gerekend tot het infotainmentgenre, omdat ze kenmerken van informatieve en entertainmentprogramma’s combineren. Infotainment is door verschillende auteurs als een ontwikkeling op macroniveau benaderd, die bijvoorbeeld een algemene afbreuk van journalistieke standaarden zou behelzen, of als een trend waarbij minder aandacht wordt besteed aan de politiek ten gunste van andere onderwerpen (Jebril et al. 2013: 106). Infotainment wordt in eerdere literatuur ook vaak gebruikt als synoniem van tabloidisering, om een proces te beschrijven waarbij niet alleen de invloed van entertainment op informatieve programma’s zou toenemen, maar waar ook de verschijning van informatieve kenmerken in entertainmentprogramma’s onder valt (Van Santen en Van Zoonen 2009: 160). In deze scriptie wordt het onderscheid tussen informatieve en infotainmentprogramma’s gemaakt op basis van eerdere onderzoeken die uitgaan van de kenmerken van de programma’s op microniveau, op het gebied van onderwerpen, stijl en format. Met ‘infotainment’ worden hier dus specifieke programma’s met bepaalde kenmerken bedoeld, en niet een bredere ontwikkeling. Zoals het concept hier gebruikt wordt, bevindt infotainment zich op het raakvlak tussen informatieve en entertainmentprogramma’s en combineert het kenmerken van beide genres. Archetypische kenmerken van informatieve programma’s zijn informatie over de ideologie en standpunten van partijen, issues, en de politieke kwaliteiten van politici. Een puur op entertainment gerichte benadering kenmerkt zich door human interest, een focus op de

(22)

19

persoonlijke eigenschappen, zoals de persoonlijkheden en imago’s, van politici en een presentatie van politici als individuen (Brants en Neijens 1998: 153). Infotainment zit hier qua kenmerken tussenin.

Over het toenemende belang van infotainment bestaat ongerustheid, in het bijzonder omdat hierin minder ruimte voor inhoudelijke discussie zou zijn, en meer de nadruk zou liggen op persoonlijke kenmerken van politici (idem: 164). Volgens sommige auteurs is populair, ‘soft’ nieuws, waartoe ook infotainmentprogramma’s zoals talkshows zouden behoren, dan ook een bedreiging voor de democratie, omdat dit soort informatie bij zou dragen aan politiek cynisme. In de woorden van Blumler en Gurevitch (1995: 203): ‘An impoverishing way of addressing citizens about political issues has been gaining an institutionally rooted hold that seems inherently difficult to resist or shake off’. Andere auteurs spreken dit tegen, en stellen dat vooral lager opgeleiden en mensen met een lager dan gemiddelde interesse in de politiek juist hun kennis kunnen vergroten door talkshows te bekijken (Boukes en Boomgaarden 2012: 6). Er is sprake van infotainment als in een programma de inhoudelijkheid beperkt is, terwijl popularisering en personalisering relatief veel voorkomen (Brants en Van Santen 2014: 148). In infotainmentprogramma’s zou men dus onder andere een verminderde aandacht voor politiek nieuws, een populistischer beeld van de politiek dat zich richt op human interest en meer personalisering en sensationalisme in de presentatie van politici en het politieke proces verwachten (Brants 1995: 321).

Uit eerder onderzoek naar infotainment op de Nederlandse televisie is al gebleken dat het moeilijk is om vast te stellen waar infotainment begint. Informatieve programma’s bleken in de verkiezingscampagnes tussen 1994 en 2003 in Nederland in gelijke mate elementen van personalisering en popularisering te bevatten als talkshows en amusementsprogramma’s (Brants en Van Zanten, 2014: 148).

Er is dan ook een algemene genrevermenging tussen deze programmasoorten ontstaan, en daarmee ook journalistieke stijlvervaging, waarbij traditioneel informatieve programma’s zware met lichte materie en serieuze met onderhoudende stijl vermengen. De talkshow, met zijn uiteenlopende hybride stijlvormen van informatieve interviews tot amuserende gesprekken, en waarin het persoonlijke politiek wordt gemaakt en andersom, is hiervan volgens Brants waarschijnlijk het meest uitgesproken voorbeeld (Brants 2005: 155). De opkomst van infotainment doet dus afbreuk aan het idee van een hard onderscheid tussen informatieve en

(23)

20

entertainmentprogramma’s, al betogen Delli Carpini en Williams (2001: 162) op overtuigende wijze dat het onderscheid tussen nieuws en entertainment per definitie arbitrair is.

Het onderscheid tussen informatieve programma’s, infotainment en entertainment kan tegenwoordig het best gemaakt worden door de intentie waarmee het programma geproduceerd wordt in overweging te nemen. Talkshows worden nadrukkelijk gemaakt om zowel te informeren als te amuseren, terwijl informatieve en entertainmentprogramma’s zich nadrukkelijk op één van de twee doelen richten (Brants en Van Santen 2014: 148-149). Om hypothesen te formuleren over de te verwachten variatie tussen de nieuwsuitzendingen en de talkshows, is het nuttig om de bevindingen van eerder Nederlands onderzoek daarbij in overweging te nemen.

Eerder onderzoek: talkshows

Brants en Van Santen (2014: 157-158) vonden in een vergelijkend onderzoek naar de berichtgeving in 2012 in informatieve, infotainment- en entertainmentprogramma’s, waaronder beide journaals en beide hier onderzochte talkshows, dat de nieuwsprogramma’s qua inhoudelijkheid achterbleven bij de actualiteitenprogramma’s, die in dit onderzoek buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast waren de onderzochte uitzendingen van 1 Voor de Verkiezingen ‘een stuk inhoudelijker’ (idem: 157) dan de uitzendingen van Wat Kiest Nederland? waarin minder ruimte was voor inhoudelijke discussie (idem: 157, 162). Gemiddeld genomen waren de talkshowuitzendingen iets minder inhoudelijk dan de onderzochte informatieve programma’s, met een score voor inhoudelijkheid van respectievelijk 52% en 55% (idem: 158).

Wanneer echter alleen wordt gekeken naar de resultaten van de nieuwsuitzendingen en de actualiteitenprogramma’s buiten beschouwing worden gelaten, zoals ook in dit onderzoek zal gebeuren, bleek in dit onderzoek dat 1 Voor de Verkiezingen van de publieke omroep met 65% inhoudelijkheid beter scoorde dan het gecombineerde televisienieuws (45%) en dan Wat Kiest Nederland van RTL (40%) (ibid.). Op basis van deze resultaten kan verwacht worden dat in ieder geval in 2012 de infotainmentuitzendingen inhoudelijker zullen blijken dan de nieuwsuitzendingen.

Op het gebied van personalisering vielen de resultaten samen met de infotainmentschaal, waarbij amusementsprogramma’s hoger scoorden dan talkshows, die op hun beurt meer

(24)

21

personaliseerden dan de uitzendingen in het informatieve genre. In alle programma’s staan politici centraler dan partijen, en de verschillen tekenen zich voornamelijk name af waar het de persoonlijke competenties, het privéleven en emoties van politici betreft. Aandacht voor de competenties van politici is vooral aanwezig in de actualiteitenrubrieken, terwijl alleen Wat Kiest Nederland en de amusementsprogramma’s aandacht besteden aan het privéleven en de persoonlijke emoties van de politici (idem: 157, 163).

Volgens Brants (2005: 159-160) werden in de twee talkshows uit 2003 die in deze scriptie worden onderzocht, Nederland Kiest en Barend en Van Dorp, relatief minder inhoudelijke vragen gesteld dan in de programma’s 2Vandaag en Nederland Kiest in 2002. Barend en Van Dorp bleek daarnaast wat minder privé georiënteerd dan Nederland Kiest, en de vraagstelling bleek in het eerstgenoemde programma overwegend neutraal, en iets minder hard en interrumperend dan Nederland Kiest (idem: 168-169). Een relatief laag percentage inhoudelijke vragen doet verwachten dat de mate van inhoudelijkheid van deze programma’s ook lager is dan die van eerdere talkshows.

Eerder onderzoek: het televisienieuws

Ondanks het dominant worden van medialogica, blijft een substantieel deel van het televisienieuws aan inhoudelijke berichtgeving gewijd, met weliswaar opmerkelijke verschillen tussen de omroepen in verschillende jaren. In 1998 was van beide journaals meer dan 50% van de berichtgeving inhoudelijk, terwijl dat percentage in 2003 daalde tot 45% bij het NOS Journaal en 26% bij het RTL Nieuws (Van Praag 2014: 86).

In zowel 2003 als in 2012 speelden peilingen een belangrijke rol in het televisienieuws. In 2003 kwam deze aandacht voort uit de opmerkelijke stijging van de PvdA en de zich aftekenende tweestrijd met het CDA, en werd deze nog verder versterkt toen Wouter Bos het noemen van een premierskandidaat verbond aan de stand van de PvdA in de peilingen (Van Praag en Brants 2005a: 85). Ook in 2012 stond de campagneverslaggeving van beide journaals in de laatste weken voor de verkiezingen in het teken van de peilingen waarbij termen als ‘nek-aan-nekrace’, ‘de opstomende Samsom’ en ‘nieuwe spectaculaire peilingen’ met grote regelmaat passeerden (Van Praag 2014: 85). De peilingen hebben eveneens een sterke invloed op de selectie van onderwerpen, de toon van de berichtgeving en de gebruikte frames in de journaals (idem: 96). Met name 2003 was ‘het jaar van de horse race’ (Van Praag en Brants 2005a: 88).

(25)

22

Volgens Van Praag en Brants kon in 2003 nog 45% van het NOS Journaal als inhoudelijk worden gekenmerkt tegenover 26% van het RTL Nieuws, en was dit verschil in 2012 volledig verdwenen. Tegelijkertijd is de horse race in 2012 de dominante invalshoek geworden om verslag te doen van de campagne, met respectievelijk 48% en 49% van de berichtgeving bij het NOS Journaal en het RTL Nieuws, een toename van 5% ten opzichte van 2003 in beide journaals (Van Praag 2014: 92-93; Van Praag en Brants 2005a: 85).

Aangezien deze onderzoeken een langere periode beslaan dan het onderzoek dat in deze scriptie wordt uitgevoerd, en nadrukkelijk wordt vermeld dat de aandacht voor inhoudelijke onderwerpen naarmate de verkiezingen naderen afnemen, doen deze onderzoeksresultaten verwachten dat de inhoudelijkheid van het televisienieuws in deze scriptie aan de lage kant zal zijn, en dat de talkshows in de onderzochte periode inhoudelijker zullen blijken dan het televisienieuws.

2.5 Commerciële omroep

De introductie van commerciële televisie, die in Nederland eind 1989 in gang werd gezet met het lanceren van RTL 4 (Brants en Neijens 1998: 150), wordt in verband gebracht met een verandering in de informatievoorziening, waarbij onder andere meer op entertainment gerichte formats werden opgevoerd (Adam en Maier 2010: 219; Brants 1998: 316). Ook de andere zenders zouden zich hieraan moeten aanpassen: met de komst van meer concurrentie in het medialandschap is het immers logisch dat aanbieders meer moeten doen om hun ‘producten’ aantrekkelijker te maken voor de consument (Hendriks Vettehen et al. 2005: 286).

Bij een commerciële omroep zou men volgens Brants een grotere mate van aandacht verwachten voor de persoon achter de politicus (Brants 2005: 160). Ook zou verwacht kunnen worden dat de publieke omroep zich meer op politieke inhoud zou richten dan een commerciële omroep, en daardoor minder strategic game framing en personalisering in haar berichtgeving zou hebben. In een vergelijkend onderzoek tussen zes landen op drie continenten vonden Soroka et al. (2013: 13) dat nieuws van de publieke omroepen meer kennis over ‘hard’ nieuws overdraagt dan het nieuws van de commerciële omroepen. Dit zou voornamelijk het geval zijn in landen waar de publieke omroep met publiek geld betaald wordt, en juridisch onafhankelijk is van de overheid, zoals dat in Nederland in belangrijke mate het geval is. Voor de publieke omroep geldt immers in die landen een door de overheid toegewezen takenpakket, en publieke omroepen zijn in het leven geroepen om het publieke belang te dienen (McQuail 2003: 15).

(26)

23

Commerciële omroepen staan of vallen daarentegen met commerciële inkomsten en kijkcijfers. Deze omroepen produceren slechts in beperkte mate informatieve programma’s, omdat deze relatief duur zijn om te maken en omdat goede kijkcijfers in dit genre niet verzekerd zijn (Arbaoui et al. 2013: 132). In Nederland was de verkiezingscampagne van 1994 de eerste die zowel door de commerciële omroep als door de publieke omroep verslag werd gedaan (Van Praag en Brants 2005a: 67).

Eerder onderzoek naar het verschil tussen RTL en de publieke omroep

In eerste instantie verwachtten veel wetenschappers grote verschillen tussen beide omroepen, deels gevoed door onderzoeken uit de VS waar het televisielandschap al decennialang gedomineerd werd door commerciële aanbieders en waar het aanbod en de inhoud van televisie en het kijkgedrag van burgers sterk waren veranderd (Arbaoui et al. 2013: 133). Al snel bleek die verwachting grotendeels onterecht; het belangrijkste verschil tussen de journaals van beide omroepen was, en bleef in latere jaren, dat het NOS Journaal in relatieve en absolute zin meer aandacht besteedt aan de campagne (Van Praag en Brants 2005a: 67). In 2003 was 42% van het nieuws bij de publieke omroep in de drie weken voor de verkiezingen aan de campagne gewijd, tegenover 31% bij het commerciële nieuws. In 2012 was de aandacht voor de campagne in beide journaals beduidend minder, maar nog steeds groter bij de publieke omroep. In dat jaar besteedde het NOS Journaal in de laatste drie weken voor de verkiezingen 27% van de uitzendtijd aan de verkiezingen, tegenover 20% bij het RTL Nieuws (Van Praag 2014: 86, 92). Toch zijn er ook inhoudelijke verschillen gevonden tussen programma’s van de publieke en de commerciële omroep. In 2003 probeerde het NOS Journaal de campagne-agenda mede te bepalen door los van het verloop van de campagne een aantal items over belangrijke inhoudelijke onderwerpen voor te bereiden, met als invalshoek wat de stand van zaken op deze terreinen is en wat het Haags beleid betekent voor de burger in het land. Het RTL Nieuws probeerde de agenda mede te bepalen door de resultaten van exclusief voor het programma verricht opinieonderzoek over bepaalde thema’s te publiceren. De redactie van het NOS Journaal zag deze manier van nieuws creëren juist als ‘te goedkoop’ (Van Praag en Brants 2005a: 69-70). Onder andere deze keuzes leidden tot een verschillende benadering in de beide journaals: volgens Van Praag en Brants (2005b: 271) bleek dat het NOS Journaal de kijker in de eerste plaats als democratische burger wilde aanspreken, terwijl door het RTL Nieuws de

(27)

24

kijker voornamelijk als consument werd benaderd, die onderhouden en vastgehouden moet worden.

Groen en Van der Zwan (2005: 98) vonden desondanks in 2003 geen significante verschillen tussen het NOS Journaal en het RTL Nieuws in de mate van strategisch geframed nieuws; respectievelijk 52% en 53% van de dominante frames werd door deze auteurs als ‘strategisch frame’ gecodeerd. Het issue frame was met respectievelijk 24% en 16% bij de NOS in wat grotere mate aanwezig dan bij RTL. Deze auteurs maakten gebruik van een operationalisering waarin het strategisch frame werd onderscheiden naast het conflictframe, het human interest

frame, het issue frame en een neutraal of overig frame. In dit onderzoek zullen waarschijnlijk

de scores op deze eerste drie frames samen onder het strategic game frame vallen.

Voor zover er in dit onderzoek dus verschillen worden gevonden tussen beide omroepen, zullen deze waarschijnlijk gradueel zijn, in plaats van dat ze getuigen van een wezenlijk andere soort berichtgeving. Volgens verschillende auteurs (Brants en Van Praag 2006; Curran et al. 2009) hebben de media zich in de Europese landen die toebehoren aan het door Hallin en Mancini (2004) omschreven democratisch-corporatistische mediasysteem zich traditioneel dan ook meer op publieke informatievoorziening gericht dan hun tegenhangers in de VS, waar het mediasysteem en het politieke systeem anders zijn (Boukes en Boomgaarden 2012: 5).

2.6 Hypothesevorming

Hieronder worden de hypothesen geformuleerd aan de hand waarvan het onderzoek gestructureerd zal worden. Omdat het voor de lezer overzichtelijker is als eerst de drie hypothesen over de mate van strategic game framing worden behandeld, en vervolgens de drie hypothesen over de mate van personalisering, zijn de hypothesen afwijkend genummerd.

Variatie tussen 2003 en 2012

Als de invloed van medialogica met de jaren toeneemt, kan onder andere verwacht worden dat bij elke nieuwe verkiezing personen steeds belangrijker worden geacht dan inhoud, en dat het nieuws steeds meer in termen van politieke strijd, conflicten en (vermeende) strategieën geïnterpreteerd wordt, waarbij de nadruk steeds meer komt te liggen op persoonlijke eigenschappen van politici, de strijd om de macht als doel op zich, en het amuseren van het publiek (Arbaoui et al. 2013: 133; Heijting en De Haan 2005: 45, 49).

(28)

25

Als medialogica kortom een voortschrijdende ontwikkeling is, wordt in 2012 meer strategic

game framing verwacht ten koste van het issue frame, en een grotere mate van personalisering,

zowel qua relatieve aandacht voor personen als wat betreft aandacht voor persoonlijke eigenschappen, de privélevens en de emoties van politici.

Hypothese 1: In 2012 is het strategic game frame vaker dominant dan in 2003. Hypothese 4: In 2012 is meer sprake van personalisering dan in 2003.

Variatie tussen infotainmentprogramma’s en informatieve programma’s

Aangezien de archetypische kenmerken van infotainmentprogramma’s in belangrijke mate samenvallen met personalisering en een benadering van politici die onder het strategic game

frame valt, lijkt het in eerste instantie evident dat de onderzochte talkshows zowel meer strategic game framing als personalisering zullen bevatten. Uit verschillende eerdere

onderzoeken blijkt echter dat deze aanname waarschijnlijk onterecht is. Deze onderzoeken doen immers vermoeden dat de berichtgeving in infotainmentprogramma’s in de korte periode voor de verkiezingen die hier onderzocht wordt juist inhoudelijker is dan in de nieuwsuitzendingen. Personalisering bleek echter in eerdere onderzoeken wel in grotere mate aanwezig in talkshows dan in het televisienieuws. Daarom worden de hypothesen als volgt geformuleerd:

Hypothese 2: In infotainment-programma’s is het strategic game frame vaker dominant dan in informatieve programma’s.

Hypothese 5: In infotainment-programma’s is meer sprake van personalisering dan in informatieve programma’s.

Variatie tussen RTL en de publieke omroep

Eerder onderzoek doet vermoeden dat de verschillen tussen de commerciële en de publieke omroep in Nederland niet fundamenteel zijn, maar dat er wel degelijk sprake is van verschillen. Als in Nederland de commerciële omroep inderdaad anders bericht dan de publieke omroep, door een of meerdere van de voorgenoemde redenen, kan verwacht worden dat de resultaten van het onderzoek significant zullen verschillen tussen de publieke en de commerciële omroep, waarbij laatstgenoemde een minder inhoudelijk aanbod zal hebben en zich meer zal richten op

(29)

26

Hypothese 3: Bij RTL is het strategic game frame vaker dominant dan bij de publieke omroep.

Hypothese 6: Bij RTL is meer sprake van personalisering dan bij de publieke omroep.

2.7 Verschil tussen campagne- en routineperioden

In deze scriptie zal onderzoek worden gedaan naar een relatief korte periode van ongeveer elf dagen voor de verkiezingen van 2003 en 2012. In dit verband is het zeer relevant dat volgens een groot aantal eerdere onderzoeken de berichtgeving in deze periode fundamenteel verschilt van de berichtgeving in routineperioden. Volgens Van Praag (2014: 93) werd bijvoorbeeld de berichtgeving bij beide journaals in 2012 in de eerste onderzochte week, tot 28 augustus, gedomineerd door inhoudelijke onderwerpen met zo’n 60 tot 65% van de verslaggeving. In de tweede en derde onderzochte week was dit percentage sterk afgenomen tot 10% en 20% bij het NOS Journaal en het RTL Nieuws in de tweede week, en ongeveer 35% respectievelijk 25% in de laatste week voor de verkiezingen. De horse race-verslaggeving neemt dus gedurende de campagne toe, terwijl de inhoudelijkheid van de berichtgeving afneemt naarmate de verkiezingsdatum nadert (Brants en Bos 2014: 73). Ook in 2003 was in ieder geval bij het RTL Nieuws een soortgelijke ontwikkeling zichtbaar; waar het RTL Nieuws in de eerste week nog een aantal inhoudelijke ontwerpen bracht, richtte het zich daarna bijna volledig op de succesvolle campagne van Wouter Bos en de stijging van de PvdA in de peilingen (Van Praag en Brants 2005a: 84).

Op basis hiervan kan verwacht worden dat in dit onderzoek een laag percentage inhoudelijke verslaggeving zal worden gevonden, en dat het strategic game frame aanmerkelijk vaker aanwezig zal zijn. In een gecombineerd onderzoek naar televisie-, kranten- en internetnieuws in de tien weken voor de verkiezingen van 2010 vond Takens (2013: 133) een gestage toename in het percentage gepersonaliseerd nieuws naarmate de verkiezingen dichterbij kwamen. In gedrukte media vonden Hofer et al. (2013: 172, 176) tussen 1980 en 2009 een toename van de zichtbaarheid van personen in campagnetijd, maar niet daarbuiten.

Van Aelst en de Swert (2009) concluderen eveneens dat campagneperiodes een sterk effect hebben op de hoeveelheid, stijl en op de relevante actoren in het politiek nieuws in Vlaanderen. Ook Falasca (2014: 594) stelt dat de mate van mediatisering van mediaverslaggeving in Zweden sterk afhankelijk is van de context waarover bericht wordt, en dat campagnenieuws sterk

(30)

27

verschilt van nieuws in routineperiodes. Deze bevindingen doen verwachten dat in dit onderzoek de mate van personalisering en strategic game framing hoger zullen zijn dan in routineperiodes, en niet representatief voor de berichtgeving over de politiek in Nederland in het algemeen. Als uit dit onderzoek bijvoorbeeld blijkt dat het infotainmentgenre inhoudelijker is dan het informatieve genre, kan op basis daarvan niet worden gesteld dat dit ook in routineperioden het geval is.

(31)

28

3. Methode en operationalisering

3.1 Strategic game frame

Zoals hierboven gesteld, zal het strategic game frame worden geoperationaliseerd aan de hand van Aalberg et al. (2011). Naar de berichtgeving op televisie over de verkiezingscampagnes die in deze scriptie behandeld worden, is al uitgebreid onderzoek gedaan, waarvan slechts een deel in deze scriptie is samengevat. Een deel van de meerwaarde van deze scriptie ligt dan ook in het gebruik van de operationalisering van Aalberg et al. (2011), die door de auteurs wordt gepresenteerd als een stap richting grotere conceptuele helderheid en onderlinge vergelijkbaarheid van onderzoeken naar strategie- en/of spelframes in de media (idem: 162). Aalberg et al. brengen allereerst binnen het strategic game frame een onderscheid aan tussen het game frame, het spelframe, en het strategy frame, het strategieframe. Beide subframes worden geoperationaliseerd aan de hand van vier variabelen, die op basis van aanwezig/afwezig als 1 of 0 worden gecodeerd. Daarnaast is er een laatste variabele waarmee per analyse-eenheid de dominante framing van de politiek wordt aangemerkt als ofwel het strategic game frame, ofwel het issue frame.

De variabelen die Aalberg et al. voorstellen zijn overgenomen in Tabel 3.1 en Tabel 3.2. Tabel 3.1: Operationalisering van het game frame

Nr. Variabele

1 Wordt er aandacht besteed aan opiniepeilingen en aan de stand van politici of partijen in opiniepeilingen?

2 Wordt er aandacht besteed aan politici, partijen of andere actoren in verhouding tot mogelijke verkiezingsuitkomsten en/of coalitie- of regeringsvorming?

3 Wordt eraan gerefereerd dat politici, partijen of andere actoren (verkiezingen, debatten, of in algemene zin) winnen of verliezen?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(Here we equip R n×n with an arbitrary norm.) (ii) Calculate the derivative of the map (1).. Remark: In this problem you may not use smoothness of a map that is given by an

You are not allowed to use books, calculators, or lecture notes, but you may use 1 sheet of handwritten personal notes (A4, both sides).. Unless otherwise stated, you may use

Indien u een bepaald onderdeel niet of slechts ten dele kunt maken, mag u de resultaten daaruit gebruiken bij het maken van de volgende onderdelen.. Raak dus niet ontmoedigd indien

Indien u een bepaald onderdeel niet of slechts ten dele kunt maken, mag u de resultaten daaruit gebruiken bij het maken van de volgende onderdelen.. Raak dus niet ontmoedigd indien

Furthermore, describe ψ in geometric terms, that is, as a projection (the inverse of ψ is known as Lambert’s cylindrical projection of the sphere onto a tangent cylinder, see the

Indien u een bepaald onderdeel niet of slechts ten dele kunt maken, mag u de resultaten daaruit gebruiken bij het maken van de volgende onderdelen.. • Bij dit tentamen mogen

Bewijs dat de oppervlakte van de begrensde verzameling in R 2 begrensd door H gelijk is aan 2πb 2 , d.w.z., twee keer de oppervlakte van de ingeschreven cirkel

Another refinement of the Nash equilibrium is provided by the solution concept of perfect Bayesian equilibrium. As the subgame perfect Nash equilibrium rules out the noncredible