• No results found

7. Discussie

7.3 Het issue frame als index

In dit verband is het interessant om ook te bekijken in welke mate de in dit onderzoek onderscheiden componenten van het issue frame, die ook ontleend zijn aan Aalberg et al. (2011: 178) een bruikbare index vormen, waarbij meer indicatoren van het issue frame ook betekenen dat het issue frame steeds vaker dominant is.

Figuur 7.4: Het issue frame als cumulatieve index

De gebruikte indicatoren voor het issue frame blijken een goede index te vormen. Er zijn geen fragmenten waarin het issue frame dominant is, maar die geen van de indicatoren van het issue

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Do m in an t fr am e (%)

Aantal indicatoren van het strategic game frame, aangevuld

Issue frame Strategic game frame Overig

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 0 1 2 3 4 5 Do m in an t fr am e (%)

Aantal indicatoren van het issue frame

72

frame bevatten. Dit ligt voor de hand aangezien de eerste van de vijf variabelen ‘Wordt er

aandacht besteed aan bestaande issues of beleid?’ is. Het is daarnaast opvallend dat in slechts 7% van de analyse-eenheden waarin slechts één indicator van het issue frame voorkomt, dat frame ook dominant is. Het is gebleken dat een inhoudelijke discussie die enige tijd voortduurt, al snel drie of meer van de in dit onderzoek gebruikte componenten van het issue frame bevat. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de hier gebruikte variabelen voor het issue frame ook zeer geschikt zijn als index om in toekomstig onderzoek de mate van inhoudelijkheid van een bepaald bericht te meten.

7.4 Personalisering

Bij het tweede paar variabelen voor relatieve zichtbaarheid dat in dit onderzoek wordt gebruikt, het aantal keren dat een politicus namens zichzelf spreekt en het aantal keren dat hij of zij namens de partij spreekt, zijn vrijwel geen verschillen gevonden tussen de groepen uitzendingen. Enerzijds is het feit dat politici in alle groepen uitzendingen vrijwel even vaak namens hun partij spreken, met alleen een klein verschil tussen het informatieve en het infotainmentgenre, nuttige informatie.

Anderzijds betekent het vrijwel ontbreken van verschil tussen deze groepen dat het gebruik van deze variabelen bij toekomstig onderzoek naar vergelijkbare uitzendingen waarschijnlijk weinig verklarende kracht toevoegt. Wellicht leveren deze variabelen interessantere informatie op in routineperioden of wanneer ook entertainmentprogramma’s worden geanalyseerd. De toename in personalisering tussen 2003 en 2012, uitgedrukt in de verhouding tussen het aantal keren dat een politicus genoemd wordt en het aantal keren dat een politieke partij genoemd wordt door een presentator, is in ieder geval deels te verklaren doordat in 2003 politici vaker aangeduid werden als bijvoorbeeld ‘Femke Halsema, de lijsttrekker van GroenLinks’ of als ‘VVD-partijvoorzitter Eenhoorn’, terwijl in 2012 de partij en functie vaker werd weggelaten. Het is onmogelijk om hier met de gebruikte operationalisering een harde conclusie over te trekken. Voor toekomstige onderzoekers kan het nuttig zijn om niet alleen te tellen hoe vaak politici en politieke partijen genoemd worden, maar ook of politici met of zonder vermelding van hun partij geïntroduceerd worden in een uitzending. Dit kan een eenvoudig te coderen en valide indicator zijn van of een politicus als individu of als woordvoerder voor een politieke partij wordt gepresenteerd in een uitzending.

73

Ten slotte is gebleken dat het gebruik van twee variabelen voor privatisering (23 en 24), een waarbij een karaktereigenschap in een politieke context genoemd wordt, en een waarbij dat in een persoonlijke context gebeurt, weinig heeft toegevoegd aan de analyse. Deze laatste variabele komt immers vrijwel niet voor. Hoewel het op zich nuttige informatie is dat dit aspect van personalisering vrijwel niet voorkomt, is er daarom ook vrijwel geen variatie die geanalyseerd kan worden. In toekomstig onderzoek naar televisieprogramma’s in Nederland lijkt dit onderscheid overbodig, hoewel onderzoek naar fundamenteel andere programma’s misschien andere resultaten zou opleveren.

7.5 Strategic game framing

In dit onderzoek is niet onderscheiden of de uiteindelijke aanwezigheid van bepaalde componenten van het strategic game frame of het issue frame, of de dominante aanwezigheid van één van beide frames, een initiatief van de presentator of van de politicus zelf is.

In een aantal fragmenten probeert een politicus vast te houden aan een verhaal over de inhoudelijke standpunten van zijn of haar partij, en verzet deze zich nadrukkelijk tegen de vragen van de presentatoren en de tafelgasten, die binnen het strategic game frame vallen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het optreden van Mark Rutte in de uitzending van 1 Voor de Verkiezingen van 8 september 2012, of in de uitzending datzelfde programma van 10 september waarin Andries Knevel ‘Het gaat niet over de inhoud, nu even over de vorm’ zegt tegen Geert Wilders wanneer Wilders een inhoudelijk verhaal doorzet. Toch zijn er ook politici die zelf bijdragen aan een gesprek dat binnen het strategic game frame valt. Zo is de verkiezingscampagne van D66 in 2012 nadrukkelijk gericht op het aantrekken van de strategische kiezer met het oog op mogelijke verkiezingsuitkomsten, waarbij een sterk politiek midden het ‘cement’ zou moeten vormen tussen PvdA en CDA. Toekomstige onderzoekers zouden mogelijk interessante conclusies kunnen trekken door juist wel te kijken naar de framing van bijvoorbeeld de vraagstelling in praatprogramma’s, en de manier waarop politici zich daartegen afzetten of daar juist in meegaan.

74