• No results found

Het doel van deze scriptie is geweest om een bijdrage te leveren aan het academische en maatschappelijke debat over een veranderende rol en taakopvatting van de media om uiteenlopende redenen, die onder andere naar voren zou komen in een toenemende mate van

strategic game framing en personalisering. Deze factoren zijn tussen drie groepen uitzendingen

vergeleken.

Op het eerste punt van vergelijking, tussen 2003 en 2012, is wat betreft de aanwezigheid van het strategic game frame als dominant frame geen verschil gevonden. De eerste hypothese, de verwachting dat er in 2012 meer strategic game framing gevonden zou worden dan in 2003, is dan ook verworpen. Deze bevinding getuigt niet van een bepaalde verandering over tijd, maar juist van een verrassende consistentie. Wel was er in 2003 relatief meer aandacht voor het game

frame dan in 2012, waarin juist meer aandacht werd besteed aan de strategieën en tactieken van

politici en hun motivaties.

Over de oorzaken of gevolgen hiervan zijn in dit onderzoek geen conclusies te trekken. Deze resultaten wijzen er wel op het nuttig is om niet alleen het dominante frame te onderscheiden, maar om ook de componenten van de gebruikte frames afzonderlijk te analyseren. Personalisering is in dit onderzoek breed en op verschillende manieren gedefinieerd. De relatieve zichtbaarheid van personen ten opzichte van partijen is in 2012 groter dan in 2003. In de manier waarop politici zichzelf presenteren is geen verandering gevonden. Wel was de relatieve aandacht voor lijsttrekkers in 2012 aanmerkelijk groter dan in 2003.

Bovendien was een grotere relatieve aandacht voor lijsttrekkers geconcentreerd op een kleiner aantal lijsttrekkers. Deze toename kan met recht omschreven worden als presidentialisering. Bij volgende verkiezingen zal moeten blijken of deze toename ook getuigt van een trend, of alleen van redactionele voorkeuren die in 2012 anders waren door de spannende horse race die zich tussen met name VVD en PvdA aftekende.

Van de overige componenten van personalisering, individualisering, privatisering en emotionalisering, is individualisering vaker aanwezig in 2012 dan in 2003, terwijl de andere elementen even vaak aanwezig zijn. Aangezien op belangrijke punten een toename is gevonden, terwijl geen van de componenten van personalisering is afgenomen, kan gesteld worden dat de mate van personalisering in 2012 inderdaad groter was dan in 2003.

75

Ook tussen de programma’s van de commerciële omroep RTL en de publieke omroep zijn op beide punten significante verschillen gevonden. Het issue frame bleek bij RTL minder vaak dominant, en het strategic game frame daarom vaker, dan bij de publieke omroep. Analyse van de variabelen voor componenten van het strategic game frame respectievelijk het issue frame liet zien dat RTL gemiddeld minder inhoudelijke informatie verstrekt dan de publieke omroep. Alle indicatoren van het issue frame zijn bij RTL aanmerkelijk minder vaak aanwezig.

Tevens zijn alle in dit onderzoek geanalyseerde componenten van personalisering bij RTL nadrukkelijker aanwezig dan bij de publieke omroep. De oorzaken van deze verschillen zijn in dit onderzoek onmogelijk vast te stellen, maar het feit dat er opmerkelijke verschillen bestaan op beide punten suggereert dat er belangrijke, maar geen fundamentele, verschillen bestaan tussen de manier waarop de politiek in de onderzochte programma’s van de publieke en commerciële omroep wordt benaderd.

Wanneer ten slotte een vergelijking wordt gemaakt tussen de nieuwsprogramma’s en de infotainmentprogramma’s, blijkt dat de onderzochte talkshows inderdaad meer aandacht besteden aan inhoudelijke onderwerpen dan de nieuwsuitzendingen. Hoewel vooral in de jaren ’90 zeer kritisch gepubliceerd is over de opkomst van infotainment en de gevolgen ervan voor de publieke informatievoorziening, hebben eerdere onderzoeken naar de Nederlandse infotainmentprogramma’s in campagnetijd al aangetoond dat deze programma’s juist inhoudelijker zijn dan programma’s in het informatieve genre, waaronder het televisienieuws. In lijn met deze onderzoeken bleken de onderzochte infotainmentprogramma’s relatief minder aandacht te besteden aan het strategic game frame en meer aan inhoudelijke berichtgeving. Personalisering was in het infotainmentgenre nadrukkelijker aanwezig dan in het informatieve genre, wat een logisch gevolg is van de opzet van een talkshow. Er kan immers per definitie geen talkshow worden gemaakt zonder dat politieke partijen worden vertegenwoordigd door een persoon. De relatieve aandacht voor lijsttrekkers was in het infotainmentgenre lager. Ook dit verschil is vanzelfsprekend; bij talkshows moeten steeds andere gasten worden uitgenodigd, en het aantal lijsttrekkers is beperkt. Ten slotte waren privatisering en emotionalisering in het infotainmentgenre een stuk vaker aanwezig dan in de nieuwsprogramma’s, terwijl de mate van individualisering vrijwel niet verschilde. Dit wijst erop dat er in talkshows niet alleen meer sprake is van personalisering omdat het format dat vereist, maar dat er in talkshows ook wat meer aandacht is voor de persoon achter de politicus. Dit gebeurt echter vrijwel niet ten koste

76

van de politieke inhoud, en in absolute termen blijft de aandacht voor de politicus als individu beperkt.

De onder invloed van medialogica veranderde oriëntatie van de media tegenover de politiek komt in ieder geval op één punt in vrijwel alle onderzochte programma’s naar voren. Er lijkt beide jaren een zekere vermoeidheid met de inhoudelijke verschillen tussen de partijen te bestaan. Vooral in televisiedebatten wordt volgens verschillende commentatoren steeds hetzelfde riedeltje afgedraaid.

Dit komt bijvoorbeeld naar voren in uitspraken zoals die van Frits Wester in het RTL Nieuws van 14 januari 2003, waarin Wester stelt dat ‘De plannen van de partijen allang bekend [zijn], en de partijen keer op keer dezelfde grammofoonplaat [afdraaien]’. Dit soort uitspraken passeert met enige regelmaat de revue. Met name de inbreng van de politiek commentatoren, Dominique van der Heyde bij het NOS Journaal in 2012, Frits Wester bij het RTL Nieuws in 2003 en 2012 en Job Frieszo bij het NOS Journaal van 2003, lijkt erop gericht om de motivaties en strategische factoren die achter uitspraken van politici schuilen te bespreken. Een uitspraak van CDA-lijsttrekker Buma wordt bijvoorbeeld door Van der Heyde in het journaal van 8 september 2012 geduid als ‘[dat] is ook weer een manier van Buma om toch weer die stemmen naar het CDA toe te krijgen’, en dergelijke duidingen zijn eerder regel dan uitzondering.

Ook in het NOS Journaal van 2003 wordt de analist Job Frieszo specifiek om strategische informatie gevraagd: ‘Ja Job, de lijstrekkers hebben nog een week de tijd, wat de inhoud betreft weten we het nu wel zo’n beetje, wat kunnen de lijsttrekkers nog meer doen om stemmen naar zich toe te trekken?’. In de uitzending van Barend en Witteman van 21 januari 2003 zegt Frits Wester ‘Je merkt het, iedereen is gewoon uitgepraat na al die debatten en al die toespraken en al die optredens’. Tafelgast Jörgen Raymann reageert hierop instemmend: ‘Er komt sowieso weinig nieuws al de laatste weken uit geen van die gasten hun mond [sic], […] ze zijn uitgedebatteerd waarschijnlijk’.

Om het grote aantal debatten en campagnebijeenkomsten, waarop vaak dezelfde korte

soundbites en standpunten worden herhaald, op een aantrekkelijke en nieuwswaardige manier

te presenteren, is het logisch dat redacties op zoek gaan naar een ander interpretatiekader. Personalisering en het strategic game frame sluiten, zoals ook in paragraaf 2.2 besproken is, goed aan bij professionele nieuwswaarden.

77

Bovendien kan aandacht voor peilingen en mogelijke coalities op zichzelf niet beschouwd worden als een verslechtering van het aanbod, ook als dit in zekere mate ten koste gaat van informatie over issues. De waarschijnlijke verkiezingsuitslag is immers voor kiezers zeer relevant, en het is niet per se onwenselijk dat sommige kiezers de invloed van hun stem proberen te maximaliseren door strategisch te stemmen. Ook personalisering kan een informatieve functie vervullen, aangezien het voor kiezers relevant kan zijn om te weten of de kandidaat van hun keuze betrouwbaar en sympathiek is.

De behoefte om ondanks een overheersende vermoeidheid met de programmatische verschillen tussen de partijen op een onderhoudende manier verslag te doen van de campagne wordt problematisch wanneer inhoudelijke informatie hierdoor al te zeer verdrongen wordt. Naarmate de verkiezingsdatum nadert, is dat in toenemende mate het geval. In beide jaren brengen de journaals daags voor de verkiezingen items waarin het grote aantal zwevende kiezers benadrukt wordt. Deze items gaan doorgaans over hoe de lijsttrekkers op de valreep nog proberen om de zwevende kiezer over te halen. Het grote aantal zwevende kiezers geeft echter aan dat de burger, in tegenstelling tot de redactie van de onderzochte programma’s, voor de verkiezingen de verschillen tussen de partijen nog niet glashelder op een rijtje heeft.

Zowel strategische als inhoudelijke informatie kan voor kiezers kortom relevant zijn, en een toename in strategische framing kan niet per definitie als een verslechtering van het aanbod gezien worden. In paragraaf 5.1 is gebleken dat de mate van inhoudelijkheid van de analyse- eenheden waarin het strategic game frame dominant is beperkt vrij laag is. Wanneer het

strategic game frame dus de overhand krijgt, blijft er weinig gelegenheid over voor de kijker

om zich te informeren over de inhoudelijke standpunten van partijen en de verschillen daartussen.

Het grote percentage kiezers dat pas in de laatste periode van de campagne zijn definitieve stemkeuze maakt, en het grote percentage kiezers voor wie de televisie de belangrijkste bron van politieke informatie is, maakt het wenselijk dat kijkers ook in de laatste periode van de campagne inhoudelijke informatie kunnen vernemen.

Vanuit democratisch oogpunt is de toename in presidentialisering tussen 2003 en 2012 waarschijnlijk het meest opvallende resultaat. In 2012 kregen de vijf kleinste partijen in de onderzochte uitzendingen vrijwel geen of zelfs helemaal geen aandacht. Aangezien deze partijen een substantieel deel van het totale aantal Kamerzetels vertegenwoordigen, is het

78

opvallend dat de onderzochte televisieprogramma’s de kleine partijen in 2012 vrijwel negeerden. Als hier daadwerkelijk sprake is van een ontwikkeling, zou deze een negatieve invloed kunnen hebben op het publieke debat.

Voor zover er nog bezorgdheid bestaat over de oprukkende medialogica, door de commercialisering van het medialandschap, of door een toenemend belang van infotainmentprogramma’s, of over een negatief effect van personalisering op aandacht voor politieke inhoud, lijkt deze grotendeels onterecht. De gevonden verschillen zijn immers voornamelijk nuanceverschillen. Toch is belangrijk om de verslaggeving over politieke campagnes kritisch te blijven volgen, aangezien het televisienieuws en talkshows in Nederland een centrale rol spelen in het publieke debat. Om te komen tot onderling vergelijkbare resultaten, is het van belang om in zekere mate gestandaardiseerde meetinstrumenten te gebruiken. Aan de empirische kennisvorming over de Nederlandse politieke verslaggeving in campagnetijd, en aan verdere ontwikkeling van een gestandaardiseerde operationalisering van de sleutelconcepten uit deze scriptie, kunnen de resultaten uit deze scriptie een bescheiden maar nuttige bijdrage leveren.

79

Literatuurlijst

Aalberg, T., Strömbäck, J. en Vreese, C. de (2011). ‘The framing of politics as strategy and game: A review of concepts, operationalizations and key findings’,

Journalism 13(2): 162-178

 Adam, S. en Maier, M. (2010). ‘Personalization of politics: A critical review and agenda for research’. In: Salmon, C. (red.) Communication Yearbook 34, 213-257. Londen: Routledge.

 Aelst, P. van, Sheafer, T. en Stanyer, J. (2011). ‘The personalization of mediated political communication: A review of concepts, operationalizations and key findings’,

Journalism 13(2): 202-220

 Aelst, P. van en Swert, K. de (2009). ‘Politics in the news: Do campaigns matter? A comparison of political news during election periods and routine periods in Flanders (Belgium)’, Communications 34(2): 149-168

Altheide, D. en Snow, R. (1979). Media logic. Beverly Hills: Sage Publications.

 Arbaoui, B., Praag, P. van en Brug, W. van der. (2013). ‘De veranderingen in het televisielandschap: dramatische gevolgen?’. In: Aerts, R. en Goede, P. de (red.)

Omstreden democratie: Over de problemen van een succesverhaal, 131-145.

Amsterdam: Boom.

 Beeldengeluid.nl. ‘Zoekresultaten: Nederland Kiest, Uitzenddatum 11-01-2003 – 21- 01-2003’,

http://zoeken.beeldengeluid.nl/internet/index.aspx?contentid=6&chapterid=1164&filte rid=974&searchID=1260986&columnorderid=-

1&orderby=1&itemsOnPage=10&defsortcol=12&defsortby=2&pvname=personen&pi s=expressies%3bselecties&startrow=3. Geraadpleegd op 20 juni 2015.

Bjerling, J. (2011). Three dimensions of personalization: Why they are necessary and

how they could be used. Paper gepresenteerd op de ECPR General Conference 2011,

Reykjavik. Verkregen via http://ecpr.eu/Filestore/PaperProposal/772afd62-097f-4ade- 87dd-1c579d55083d.pdf

Blumler, J. en Gurevitch, M. (1995). The crisis of public communication. Londen: Routledge

80

 Blumler, J. en Kavanagh, D. (1999). ‘The third age of political communication: Influences and features’, Political Communication, 16(3): 209-230

Boukes, M. en Boomgaarden, H. (2012). Soft news and political cynicism: How

exposure to political information genres relates to public cynicism about politics.

Paper gepresenteerd op de 65th Annual Conference of the World Association for Public Opinion Research 2012, Hong Kong. Verkregen via

http://wapor2012.hkpop.hk/doc/papers/ConcurrentSessionsVI/VIB/VIB-5.pdf

Brants, K. (1998). ‘Who’s afraid of infotainment?’, European Journal of

Communication 13(3): 315-335

 Brants, K. (2005). ‘Informatief, hard en toch leuk’. In: Brants, K. en Praag, P. van (red.) Politiek en media in verwarring: Verkiezingscampagnes in het lange jaar 2002, 152-172. Amsterdam: Het Spinhuis.

 Brants, K. en Bos, L. (2014). ‘Dagbladen in de marge van de medialogica’. In: Praag, P. van en Brants, K. (red.) Media, macht en politiek, 65-84. Diemen: AMB

Brants, K. en Neijens, P. (1998) ‘The infotainment of politics’, Political

Communication, 15(2): 149-164

 Brants, K. en Praag, P. van (2005) ‘De media hebben het gedaan’. In: Brants, K. en Praag, P. van (red.) Politiek en media in verwarring: Verkiezingscampagnes in het

lange jaar 2002, 1-20. Amsterdam: Het Spinhuis.

 Brants, K. en Praag, P. van (2006) ‘Signs of Media Logic: Half a century of political communication in the Netherlands’, Javnost-The Public, 13(1): 25-40

 Brants, K. en Santen, R. van (2014) ‘Politiek aantrekkelijk maken: personalisering en popularising’. In: Praag, P. van en Brants, K. (red.) Media, macht en politiek, 145-166. Diemen: AMB.

Cappella, J. en Jamieson, K. (1997). Spiral of cynicism: The press and the public

good. New York: Oxford University Press.

Caprara, G.V. (2007). The personalization of modern politics’, European Review, 15(2): 151-164

 Curran, J., Iyengar, S., Lund, A.B. en Salovaara-Moring, I. (2009). ‘Media system, public knowledge and democracy: A comparative study’, European Journal of

81

 Delli Carpini, M. en Williams, B. (2001). ‘Let us infotain you: Politics in the new media age’. In: Bennett, W.L. en Entman, R. (red.) Mediated politics: Communication

in the future of democracy, 160-181. Cambridge: Cambridge University Press.

Dimitrova, D. en Kostadinova, P. (2013). ‘Identifying antecedents of the strategic

game frame: A longitudinal analysis’, Journalism & Mass Communication Quarterly,

90(1): 75-88

Entman, R. (1993). ‘Framing: Towards clarification of a fractured paradigm’, Journal

of Communication, 43(4): 51-58

Entman, R. (2004). Projections of power: Framing news, public opinion and U.S.

foreign policy. Chicago: The University of Chicago Press.

 Falasca, K. (2014). ‘Political news journalism: Mediatization across three news reporting contexts’, European Journal of Communication 29(5): 583-597

 Galtung, J. en Ruge, M.H. (1965). ‘The structure of foreign news: The presentation of the Congo, Cuba and Cyprus crises in four Norwegian newspapers’, Journal of Peace

Research 2(1): 64-90

 Groen, M. en Zwan, N. van der (2005). ‘Tussen feit en interpretatie’. In: Brants, K. en Praag, P. van (red.) Politiek en media in verwarring: Verkiezingscampagnes in het

lange jaar 2002, 92-110. Amsterdam: Het Spinhuis.

Hallin, D. en Mancini, P. (2004). Comparing media systems: Three models of media

and politics. Cambridge: Cambridge University Press.

 Harcup, T. en O’Neill, D. (2010). ‘What is news? Galtung and Ruge revisited’,

Journalism Studies 2(2): 261-280

 Hendriks Vettehen, P., Nuijten, K. en Beentjes, J. (2005). ‘News in an age of competition: The case of sensationalism in Dutch television news, 1995-2001’,

Journal of Broadcasting & Electronic Media 49(3): 282-295

 Heijting, K. en Haan, R. de (2005) ‘De gestage teloorgang van politieke inhoud’. In: Brants, K. en Praag, P. van (red.) Politiek en media in verwarring:

Verkiezingscampagnes in het lange jaar 2002, 92-110. Amsterdam: Het Spinhuis.

 Hofer, L., Brug, W. van der en Praag, P. van (2013). ‘Personalisering van de politiek: fabel of niet?’. In: Aerts, R. en Goede, P. de (red.) Omstreden democratie: Over de

82

 Jebril, N., Albaek, E. en Vreese, C. de (2013). ‘Infotainment, cynicism and

democracy: The effects of privatization vs personalization in the news’, European

Journal of Communication, 28(2): 105-121

 Kleinnijenhuis, J., Takens, J., Hoof, A. van, Atteveldt, W. van en Walter, A. (2013). ‘Gevaren van medialogica voor de democratie?’. In: Aerts, R. en Goede, P. de (red.)

Omstreden democratie: Over de problemen van een succesverhaal, 167-186.

Amsterdam: Boom.

Kriesi, H. ‘Personalization of national election news’, Party Politics 18(6): 825-844

 Langer, A.I. (2007). ‘A historical exploration of the personalization of politics in the print media: The British Prime Ministers (1945-1999)’, Parliamentary Affairs 60(3): 371-387

 Mazzoleni, G. en Schulz, W. (1999). ‘Mediatization of politics: A challenge for democracy?’, Political Communication 16(3): 247-261

Matthes, J. (2009). ‘What’s in a frame? A content analysis of media framing studies in the world’s leading communication journals, 1990-2005’, Journalism & Mass

Communication Quarterly 86(2): 349-367

 McQuail, D. (2003). ‘Public service broadcasting: Both free and accountable’,

Javnost-The Public 10(3): 13-28

Patterson, T. (1993). Out of order. New York: Alfred A. Knopf.

 Praag, P. van (2014). ‘Het televisienieuws: in de ban van debatten en peilingen’. In: Praag, P. van en Brants, K. (red.) Media, macht en politiek, 85-105. Diemen: AMB

Praag, P. van en Brants, K. (2005a) ‘Gefascineerd door de horse race’. In: Brants, K. en Praag, P. van (red.) Politiek en media in verwarring: Verkiezingscampagnes in het

lange jaar 2002, 66-91. Amsterdam: Het Spinhuis.

 Praag, P. van en Brants, K. (2005b) ‘Op weg naar de toeschouwersdemocratie’. In: Brants, K. en Praag, P. van (red.) Politiek en media in verwarring:

Verkiezingscampagnes in het lange jaar 2002, 268-283. Amsterdam: Het Spinhuis.

 Praag, P. van en Brants, K. (2014) ‘De macht van de medialogica’. In: Praag, P. van en Brants, K. (red.) Media, macht en politiek, 85-105. Diemen: AMB.

Rhee, J.W. (1997). ‘Strategy and issue frames in election campaign coverage: A social cognitive account of framing effects’, Journal of Communication 47(3): 26-48

83

 Rinke, E.M., Wessler, H., Löb, C. en Weinmann, C. (2013). ‘Deliberative qualities of generic news frames: Assessing the democratic value of strategic game and

contestation framing in election campaign coverage’, Political Communication 30(3): 474-494

RMO (2003). Medialogica: Over het krachtenveld tussen burgers, media en politiek. Advies 26. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.

 RTLNieuws.nl (2012). ‘Vele debatten helpen zwevende kiezer niet’,

http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/vele-debatten-helpen-zwevende-kiezer- niet. Geraadpleegd op 20 juni 2015.

 Santen, R. van (2013) ‘Popularisering en personalisering in vijftig jaar politieke televisiejournalistiek’. In: Aerts, R. en Goede, P. de (red.) Omstreden democratie:

Over de problemen van een succesverhaal, 147-166. Amsterdam: Boom.

Santen, R. van (2012) Popularization and personalization: A historical and cultural

analysis of 50 years of Dutch political television journalism. Amsterdam: proefschrift

Universiteit van Amsterdam.

 Van Santen, R. en Van Zoonen, L. (2009). ‘Stand van de Wetenschap: Popularisering en personalisering in politieke communicatie’, Tijdschrift voor

Communicatiewetenschap 37(2): 155-176

Scheufele, D.A. (1999). ‘Framing as a theory of media effects’, Journal of

Communication 49(1): 103-122

 Schuck, A., Boomgaarden, H. en Vreese, C. de (2013). ‘Cynics all around? The impact of election news on political cynicism in comparative perspective’, Journal of

Communication 63(2): 287-311

Semetko, H. en Valkenburg, P. (2000). ‘Framing European politics: A content analysis of press and television news’, Journal of Communication 50(2): 93-109

 Soroka, S., Andrew, B., Aalberg, T., Iyengar, S., Curran, J., Coen, S., Hayashi, K., Jones, P., Mazzoleni, G., Rhee, J.W., Rowe, D. en Tiffen, R. (2013). ‘Auntie knows best? Public broadcasters and current affairs knowledge’, British Journal of Political

Science 43(4): 719-739

 Strömbäck, J. (2008). ‘Four phases of mediatization: An analysis of the mediatization of politics’, The International Journal of Press/Politics 13(3): 228-246

84

 Strömbäck, J. en Aalberg, T. (2008). ‘Election news coverage in democratic corporatist countries: A comparative study of Sweden and Norway’, Scandinavian

Political Studies 31(1): 91-106

 Strömbäck, J. en Dimitrova, D. (2006). ‘Political and media systems matter: A

comparison of election news coverage in Sweden and the United States’, The Harvard

International Journal of Press/Politics 11(4): 131-147

 Strömbäck, J. en Esser, F. (2014). ‘Introduction: Making sense of the mediatization of politics’, Journalism Studies 15(3): 243-255

Takens, J. (2013). Media logic and electoral democracy. Amsterdam: proefschrift Vrije Universiteit.

 Takens, J., Atteveldt, W. van, Hoof, A. van en Kleinnijenhuis, J. (2013). ‘Media logic in election campaign coverage’, European Journal of Communication 28(3): 277-293

 Valentino, N., Buhr, T. en Beckmann, M. (2001). ‘When the frame is the game: Revisiting the impact of ‘strategic’ campaign coverage on citizens’ information retention’, Journalism & Mass Communication Quarterly, 78(1): 93-112

Vreese, C. de (2005). ‘The spiral of cynicism reconsidered’, European Journal of

Communication 20(3): 283-303

 Vreese, C. de (2008). ‘The Netherlands: Media logic and floating voters’. In:

Strömbäck, J. en Kaid, L.L. (red.) The Handbook of Election News Coverage Around

the World, 145-159. New York: Routledge.

 Vreese, C. de en Elenbaas, M. (2008). ‘Media in the game of politics: Effects of strategic metacoverage on political cynicism’, The International Journal of