TWEEDE DEELTENTAMEN WISB 212 Analyse in Meer Variabelen
30-06-2004 14–17 uur
• Zet uw naam en collegekaartnummer op elk blad, alsmede het totaal aantal ingeleverde bladzij- den.
• De verschillende onderdelen van de vraagstukken zijn zoveel als mogelijk is, onafhankelijk van elkaar. Indien u een bepaald onderdeel niet of slechts ten dele kunt maken, mag u de resultaten daaruit gebruiken bij het maken van de volgende onderdelen.
• Bij dit tentamen mogen syllabi en/of rekenmachine NIET worden gebruikt.
Exercise 0.1 (Catenoïde). We definiëren cosh 12
en verder
R2 R3 door cosh cos cosh sin
en we beschouwen het oppervlak im , waarvan zonder bewijs mag worden gebruikt dat het een
deelvariëteit in R3 van dimensie 2 is. (Zeepvliezen tussen twee concentrische parallelle cirkels hebben dikwijls de vorm van een deel van dit oppervlak.) Zij R willekeurig gekozen.
Voor gebruik in dit vraagstuk herinneren we aan de formules sinh 1
2
cosh2 sinh2 1 cosh2 sinh2 cosh 2 2 cosh sinh! sinh 2"
(i) Bewijs dat de lengte van de spiraalvormige kromme#%$ '& )(*( (,+ .- op gelijk is aan 2/ 2 sinh .
Definieer0 R R door 0 21 cosh sinh .
(ii) Bewijs dat de oppervlakte van de deelverzameling $ van bestaande uit de345 met(3 3
(76
gelijk is aan 20 .
Voor8 R definiëren we9 $;: R3als de begrensde open deelverzameling begrensd door $ en de twee schijven <>=
$
2&
38 R3 ( 3 12 3 22 + cosh2 3 3
2?
.-
"
(iii) Bewijs dat vol3
9 $ 0
met behulp van 3-dimensionale integratie.
(iv) Pas de Divergentiestelling van Gauss toe met 9 $ en het vectorveld 0 R3 R3gegeven door
0 3 3 1
3 2
0 , en verklaar zodoende de relatie tussen de resultaten uit de onderdelen (ii) en (iii).
Exercise 0.2 (Golfoperator). We definiëren de open sector @ in R2en de differentiaaloperatorA op R2, respectievelijk, door
@
2&
3 1
3 2
RCB R (D(3 2
(76
3 1-
A <
2 1
<
2 2
1
Dit tentamen is in elektronische vorm beschikbaar gemaakt door de TBC van A–Eskwadraat.
A–Eskwadraat kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen van eventuele fouten in dit tentamen.
1
en zij verderE R2 R een willekeurige functie met compacte drager. Op twee verschillende manieren zullen we de volgende identiteit bewijzen:
FG H A 3
I
3
2 0 "
Definieer voor de eerste manierJK Mat2 R doorJ 1
/ 2
1 1 1 1 .
(i) Bewijs datJK SO2 R en toon aan datJ de rotatie in R2om de oorsprong over de hoek
ML
4
is. Leid hieruit af datJ R2 R2een diffeomorfisme is met de eigenschap@ J ON.
indien N R2 . Toon aan dat
< J
QP7
J en bereken det
< J
QP7
, voor alleP R2.
(ii) Schrijf 4R J ' R2 R en bewijs middels de kettingregel de volgende identiteit van afbeeldingen van R2naar LinR R2 :
<
1
<
2
<
1
<
2
R J J <
1
<
2
S
en concludeer
<UT
1
/ 2( 1
T
1
<
1
<
2) 1 +WV+ 2 "
Pas nu de laatstgenoemde identiteit toe met vervangen door
<UT
, met 1 +WV+ 2 respectievelijk, en bewijs
A R J
2
<
1
<
2
"
Welke stelling is nodig bij het bewijs van de laatste identiteit?
(iii) Toon nu aan m.b.v. de onderdelen (i) en (ii) alsmede de Hoofdstelling van de Integraalrekening dat de identiteit inQF geldt.
In de nu volgende onderdelen (v) tot en met (vii) geven we een tweede, onafhankelijk, bewijs vanQF
middels de Integraalstelling van Green. Beschouw hiertoe het vectorveld
0
YX grad
<
2
<
1
R2 R2 met XZ 0 1
1 0 Mat2 R "
(iv) Bewijs de identiteit curl0 A van functies op R2.
(v) Verifieer dat een positieve parametriseringP R [ @ wordt gegeven door
P\ sgn
R
waarbij sgn de tekenfunctie is. Toon vervolgens aan
<
P\ sgn
1 en X
<
P\
sgn
<
P\ R] & 0-
en concludeer met de kettingregel sgn
I*^R P7
I
'_
0 R P <
P7`a R] & 0- "
(vi) Gebruik de compactheid van de drager van om aan te tonen dat de identiteit uit de Integraal- stelling van Green geldig is voor de onbegrensde open verzameling @ en het vectorveld 0 , en concludeer met behulp van deze identiteit alsmede de onderdelen (v) en (vi) dat QF volgt.
2 2