• No results found

De invloed van de governance structuur op prestaties van een woningcorporatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de governance structuur op prestaties van een woningcorporatie"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amsterdam Business School

De invloed van de governance structuur op prestaties van een

woningcorporatie

Name: Maikel van Loo Student number: 10901973

Thesis supervisor: Sjors van der Heide Date: January 30, 2017

Word count: 11.634

MSc Accountancy & Control, specialization Control

(2)

Statement of Originality

This document is written by student Maikel van Loo who declares to take full responsibility for the contents of this document.

I declare that the text and the work presented in this document is original and that no sources other than those mentioned in the text and its references have been used in creating it.

The Faculty of Economics and Business is responsible solely for the supervision of completion of the work, not for the contents.

(3)

Abstract

In dit paper staat het onderzoek naar de invloed van de governance structuur op de prestaties van een woningcorporatie. Eerder onderzoek is voornamelijk uitgevoerd bij profit organisaties en niet bij non-profit organisaties terwijl non-profit organisaties ook te maken hebben met agency problemen. De governance structuur wordt getypeerd met vijf variabelen. Om de prestaties te meten zijn financiële- en maatschappelijke prestatiemaatstaven gedefinieerd. Van 111 van de 363 woningcorporaties is de data verzameld uit het verslagjaar 2014. Vervolgens zijn drie regressieanalyses uitgevoerd. Uit de analyses blijkt dat een hoger aantal jaren werkzaam binnen de raad van commissarissen een significant negatieve invloed heeft op de financiële prestaties. Een hogere gemiddelde leeftijd van de raad van commissarissen heeft een significant negatieve invloed op de financiële- en maatschappelijke prestaties. En de negatieve invloed van een hoger aantal vergaderingen van de audit commissie is zowel van toepassing op de financiële prestaties als op de maatschappelijke prestaties.

Key words: governance, board structure, financial performance, social performance, woningcorporaties

(4)

Contents

1 Introductie ... 6 2 Theorie ... 8 2.1 Inleiding ... 8 2.2 Woningcorporatie... 8 2.3 Agency theorie ... 8 2.4 Prestatiemaatstaven ... 10 2.4.1 Algemeen ... 10

2.4.2 Financiële prestaties: financiële kengetallen ... 10

2.4.3 Maatschappelijke prestaties: visitatierapporten ... 11

2.4.4 Combinatie financiële- maatschappelijke prestaties: Aedes-benchmark ... 11

2.5 Hypothesen ... 12 2.5.1 Algemeen ... 12 2.5.2 Hypothese 1 ... 12 2.5.3 Hypothese 2 ... 12 2.5.4 Hypothese 3 ... 13 2.5.5 Hypothese 4 ... 13 2.5.6 Hypothese 5 ... 13 3 Onderzoeksmethode ... 15 3.1 Inleiding ... 15 3.2 Onafhankelijke variabelen ... 15 3.3 Afhankelijke variabelen ... 16 3.3.1 Financieel ... 16

3.3.2 Maatschappelijke prestaties: visitatierapporten ... 17

3.3.3 Combinatie financiële- maatschappelijke prestaties: Aedes-benchmark ... 18

3.4 Controle variabelen ... 20

(5)

3.4.2 Leverage ... 20

4 Resultaten ... 23

4.1 Inleiding ... 23

4.2 Kurtoises, Skewness en uitschieters ... 23

4.3 Correlatie ... 24 4.4 Regressieanalyse ... 25 4.4.1 Prestaties: financieel ... 25 4.4.2 Prestatie: visitatie ... 27 4.4.3 Prestaties: Aedes-benchmark ... 29 5 Conclusie en discussie ... 31 5.1 Inleiding ... 31 5.2 Conclusie ... 31 5.3 Discussie ... 31 5.4 Beperkingen ... 33 References ... 35 6 Bijlagen ... 39 6.1 Artikelen Woningwet ... 39 6.2 Steekproef woningcorporaties ... 40 6.3 Bijlage 3: Boxplots ... 42

(6)

1 Introductie

De corporatiesector heeft de afgelopen jaren te maken gehad met woningcorporaties die betrokken waren bij schandalen. Deze schandalen waren de aanleiding voor een parlementaire enquête in 2014 (NRC, 2014). Een opvallende conclusie van de parlementaire enquête is: “In de praktijk van de casussen blijkt dat de directeur-bestuurder vaak een te machtige positie inneemt binnen de corporatie en dat de raad van commissarissen niet in staat is om als een volwaardige tegenkracht te functioneren tegen een dominante, ambitieuze bestuurder” (Hoofdrapport Parlementaire enquête Woningcorporaties, 2014, p. 9). Om onder andere deze situatie in de toekomst te voorkomen wil Minister voor Wonen Stef Blok dat woningcorporaties terug gaan naar hun kerntaak (NRC, 2014). Om ervoor te zorgen dat woningcorporaties terug gaan naar hun kerntaak (het bouwen, verhuren en onderhouden van betaalbare woningen) is per 1 juli 2015 de herziene Woningwet in werking getreden (Rijksoverheid, 2016). Eén van de maatregelen die is opgenomen in de herziene Woningwet is de geschiktheidstoets die leden van het bestuur en de raad van commissarissen moeten ondergaan (Rijksoverheid, 2016). Aangezien de herziene Woningwet op 1 juli 2015 in werking is getreden, kan nog niet onderzocht worden of het invoeren van een geschiktheidstoets effect heeft op de prestaties van een woningcorporatie.

Wel heeft de geschiktheidstoets betrekking op de inrichting van governance. Volgens Merchant & Van Der Stede (2007) is corporate governance een set van mechanismen en processen dat bedrijven helpt om zeker te zijn dat het bedrijf bestuurd en gemanaged wordt om waarde te creëren voor de eigenaren, terwijl verantwoordelijkheden richting andere belanghebbenden worden vervuld. In dit onderzoek wordt gesproken over governance omdat corporate governance betrekking heeft op bedrijven met een aandeelhoudersstructuur en dat geldt niet voor een woningcorporatie. Een woningcorporatie vervult een maatschappelijk taak en creëert daarmee waarde voor de maatschappij. Wel kan onderzocht worden of andere kenmerken van de inrichting van governance structuur effect hebben op de prestaties van woningcorporaties. Dit is relevant omdat de andere kenmerken gebruikt kunnen worden om de governance effectiever in te richten.

Naar een verband tussen de kenmerken van de governance structuur en de prestaties van organisaties is al eerder onderzoek gedaan (Dey, 2008; Larcker, Richardson en Tuna, 2007). Dey (2008) brengt met behulp van een factor analyse 22 individuele governance variabelen terug tot 7 factoren. Dey (2008) concludeert dat onder andere de factoren samenstelling en functioneren van het bestuur significant geassocieerd zijn met bedrijfsprestaties. Ze merkt hierbij dat het voornamelijk van toepassing is op bedrijven met hoge agency problemen. Larcker, Richardson en Tuna (2007) maken gebruik van 39 individuele governance kenmerken en brengen deze met

(7)

onder andere kenmerken van het bestuur, aandeelhouderschap, eigenaarschap, aanwezigheid van schuldenaren en beloningen voor bestuurders. Larcker, Richardson en Tuna (2007) vinden dat deze dimensies gemengde associaties hebben op abnormale overlopende posten (accruals) en enig vermogen om toekomstige operationele prestaties en extra dividend uitkeringen te verklaren.

Volgens Thomson (2014) is het onderzoek naar de governance structuur van het bestuur, zoals omvang, onafhankelijkheid en diversiteit, nog niet uitgevoerd bij non-profit organisaties. Non-profit organisaties zijn interessant om te onderzoeken omdat ze een belangrijke bijdrage leveren aan het BBP. Daarnaast krijgt maatschappelijk verantwoord ondernemen steeds meer de nadruk in het bedrijfsleven en worden non-profit organisaties daarom steeds belangrijker (Thomson, 2014).

Een woningcorporatie is een non-profit organisatie die een belangrijke rol vervult in Nederland. Samen bezitten de woningcorporaties 2,3 miljoen woningen, wat gelijk staat aan één derde van alle woningen in Nederland (CBS, 2011). Daarnaast waren binnen de sector in 2012 29.748 mensen werkzaam (TNO, 2014) Het onderzoek naar woningcorporaties kan uitkomsten opleveren die ook voor andere non-profit organisaties relevant kunnen zijn. De onderzoeksvraag is daarom: Wat is de invloed van de governance structuur op de prestaties van een woningcorporatie?

Dit paper bestaat uit vijf onderdelen. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de theorie en worden de hypothesen geformuleerd. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 beschreven welke data en onderzoeksmethode zijn gebruikt. In hoofdstuk 4 worden de resultaten besproken. Tenslotte staan in hoofdstuk 5 de conclusies en discussie.

(8)

2 Theorie

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bestaat uit vier onderdelen. Eerst wordt in paragraaf 2.2 toegelicht wat een woningcorporatie precies is. Vervolgens wordt in paragraaf 2.3de agency theorie besproken. In paragraaf 2.4 wordt ingegaan op prestatiemaatstaven. Tenslotte worden in paragraaf 2.5 de hypothesen geformuleerd.

2.2 Woningcorporatie

Een woningcorporatie is een organisatie die zich bezighoudt met het bouwen, verhuren en beheren van woningen. Een woningcorporatie wordt volgens de Woningwet (artikel 19, 2016) een toegelaten instelling genoemd. Een toegelaten instelling moet als doel hebben om uitsluitend op het gebied van volkshuisvesting werkzaam te zijn en uitsluitend haar financiële middelen voor de volkshuisvesting in te zetten. Daarnaast dient een toegelaten instelling “Batige saldi en andere middelen, voor zover aanhouding daarvan niet noodzakelijk is voor haar voortbestaan in financieel opzicht, uitsluitend voor werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting in te zetten” (Woningwet, artikel 19, 2016). Dit betekent dat de eventuele winsten niet wegvloeien naar aandeelhouders of eigenaren. Het realiseren van winst is dus niet het doel van een woningcorporatie, maar het doel is een maatschappelijke bijdrage leveren.

2.3 Agency theorie

Om een maatschappelijke bijdrage te kunnen leveren moet de organisatie handelen in het maatschappelijke belang. Om dit te kunnen bewerkstelligen wordt gebruik gemaakt van corporate governance. Eén van de aspecten van corporate governance is dat de organisatie waarde creëert voor de eigenaren (Merchant en Van Der Stede, 2007). Dat dit niet vanzelfsprekend is blijkt uit de agency theorie (Jensen en Meckling, 1976). Jensen en Meckling (1976, p. 308), definiëren een agency relatie als: ‘een contract waarbij één of meerdere personen (principal) andere personen (agent) betrekt om diensten uit te voeren in hun belang waarbij beslissingsbevoegdheid wordt gedelegeerd’. Het probleem hierbij is dat de agent niet altijd in het beste belang van de principal zal handelen (Jensen and Meckling, 1976). Volgens Jensen en Meckling (1976, p. 308) kan de principal het afwijkende gedrag van de agent beperken door monitoring kosten te maken. Daarnaast kan de principal de agent betalen (bonding cost) om zeker te zijn dat de agent de principal geen schade toedoet of hiervoor vergoed wordt als de agent dat wel doet. Tenslotte zal de agent niet altijd de beste beslissingen nemen in het voordeel van de principal wat leidt tot residual loss.

(9)

Een goed voorbeeld van een agency relatie is volgens Jensen en Meckling (1976, p. 309) die tussen aandeelhouders en managers van een bedrijf, want hier komen de issues van de scheiding tussen eigenaarschap en controle duidelijk naar voren. Voor een woningcorporatie geldt dat deze geen eigenaar heeft. “Bij een non-profit organisatie is geen sprake van een eigenaar in juridische zin want er zijn geen aandeelhouders zoals bij een profit organisatie, die recht hebben op de middelen, inkomsten en de mogelijkheid tot vervreemding” (Putterman, 1993). Dus bij een woningcorporatie is geen scheiding tussen eigenaarschap en control. Jensen en Meckling (1976, p. 309) hebben hier niet de focus op, maar gaan in hun artikel verder in op de agency problemen tussen eigenaren en managers. Wel zeggen ze dat agency problemen binnen iedere organisatie, bedrijf en managementlagen voorkomen.

Du Bois et all (2004) beweren dat wel sprake is van een aspect van eigenaarschap bij non-profit organisaties, want het bestuur heeft het recht om te monitoren en te controleren. Daarom is het gebruikelijk dat het bestuur de rol pakt als vertegenwoordiger (principal) van de donoren, sponsoren en belanghebbenden. Het bestuur staat voor de filantropische doelen van de organisatie, maar dat hoeft niet te betekenen dat de managers dat ook doen (Du Bois et all, 2004).

Ook volgens Thomsen (2014, p.18) is bij een non-profit organisatie geen sprake van een externe eigenaar, maar is de organisatie als geheel in abstracte zin de principal. Ondanks het ontbreken van een externe eigenaar is toch sprake van agency problematiek (Thomsen, 2014). Voorbeelden van agency problemen zijn bovenmatige salarissen van directeuren/bestuurders, uitgaven voor persoonlijk gewin (Edie, geciteerd in Thomsen, 2014), gebruik maken van de assets van de organisatie op een gunstigere manier dan buitenstaanders kunnen (Ploeg, geciteerd in Thomsen, 2014), een kans pakken die eigenlijk voor de organisatie bestemd was (Ploeg, geciteerd in Thomsen, 2014) en managers en bestuurders die betrokken zijn bij concurrende organisaties (Ploeg, geciteerd in Thomsen, 2014).

Voor een woningcorporatie geldt dat deze geen eigenaar heeft. Om agency problemen tegen te gaan is in het bestuur sprake van een tweedeling, een two-tier board structure. Dit betekent volgens Andreas, Rapp en Wolff (2012) dat het bestuur, in tegenstelling tot een one-tier board, niet uit één bestuur bestaat maar uit twee. Het bestuur dat verantwoordelijk is voor de uitvoering (directeur-bestuurders) en het bestuur dat verantwoordelijk is voor het toezicht (raad van commissarissen). Gesteld wordt dat de raad van commissarissen onafhankelijk is van directeur-bestuurder en de rol heeft van interne toezichthouder. De onafhankelijkheid blijkt ook uit de woningwet: “De raad van toezicht is zodanig samengesteld dat de commissarissen ten opzichte van elkaar, het bestuur en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Een commissaris is deskundig en heeft geen persoonlijk belang in de toegelaten instelling of de

(10)

door haar in stand gehouden onderneming (Woningwet, artikel 30, 2016). In dit voorliggende onderzoek wordt niet ingegaan op de uitvoerende rol (directeur-bestuurder) maar ligt de focus op de toezichthoudende rol.

2.4 Prestatiemaatstaven

2.4.1 Algemeen

Prestatiemaatstaven zijn onderdeel van een management control system (MCS). Een MCS is een tool die informatie levert om een manager te ondersteunen bij het maken van keuzes (Chenhall, 2003). De informatie kan betrekking hebben op financiële prestaties, marktomstandigheden, klanten, sociale aspecten en concurrenten. Ferreira en Otley (2009) hebben een framework samengesteld dat ze performance management systems (PMSs) noemen. Dit framework is bedoeld om de verschillende aanpak om control te weerspiegelen in een organisatie in een breder perspectief te zetten. Ze hebben twaalf vragen opgesteld die het PMS definieert. Twee vragen uit dit framework zijn: “Wat zijn de kritieke prestatie-indicatoren? “ en “Hoe hoog moeten de prestaties zijn om de kritieke prestatie-indicatoren te behalen?” (Feirreira en Otley, 2009). Voor woningcorporaties zijn dit maatschappelijke prestaties met als randvoorwaarden de financiële prestaties.

2.4.2 Financiële prestaties: financiële kengetallen

Financiële prestaties worden bepaald aan de hand van een aantal factoren zoals liquiditeit, solvabiliteit en contributiemarge (Prentice, 2016). Deze getallen geven inzicht in de kaspositie, schuldpositie en de stabiliteit richting de toekomst. Het is nodig om meerdere maatstaven te gebruiken om de complexiteit van de financiële situatie te vatten. Dit sluit aan bij het doel van een corporatie om te streven naar continuïteit.

De externe toezichthouders die toezien op de (financiële) continuïteit zijn het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en de Autoriteit woningcorporaties (Aw). Het WSW is een privaatrechtelijke stichting (WSW, 2016). De kerntaak volgens het WSW is om bij te dragen aan een optimale financiering van de volkshuisvesting door middel van objectief risicomanagement. Het WSW staat borg voor de rente- en aflossingsverplichtingen van corporaties met WSW geborgde leningen. Op deze manier zorgt het WSW ervoor dat corporaties toegang hebben tot de kapitaalmarkt tegen zo gunstig mogelijke financieringskosten. De Aw valt onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Wonen en Rijksdienst en is ondergebracht bij de Inspectie Leefomgeving en Transport. “De Aw bewaakt en beschermt de maatschappelijke middelen van woningcorporaties, zodat deze rechtmatig, effectief en efficiënt worden ingezet in

(11)

het belang van de volkshuisvesting” (Inspectie Leefbaarheid en Transport, z.j.). Het Aw bewaakt en beschermt de maatschappelijke middelen door middel van integraal toezicht op rechtmatigheid, financiële continuïteit, governance en integriteit

2.4.3 Maatschappelijke prestaties: visitatierapporten

Naast de financiële kengetallen van het WSW en de Aw worden ook andere financiële en niet-financiële prestaties gemeten. Prestaties van woningcorporaties worden gemeten door middel van visitaties. Tot en met 2015 was de verplichting om gevisiteerd te worden opgenomen in de AedesCode (Aedes, 2011), maar dit was alleen van toepassing op de leden van Aedes. Sinds 1 juli 2015 is de vierjaarlijkse visitatie als verplichting in de Woningwet opgenomen voor alle corporaties. Volgens artikel 53a van de Woningwet (2016) moet een door de minister aan te wijzen onafhankelijke instantie ervoor zorgen dat daartoe deskundige instanties tenminste eenmaal per vier jaar bij iedere toegelaten instelling (woningcorporatie) een onderzoek verrichten. Er moet onderzoek worden verricht naar de resultaten op het gebied van volkshuisvesting, het maatschappelijke belang van de werkzaamheden en de wijze waarop belanghebbenden in gelegenheid zijn gesteld om invloed uit te oefenen (Woningwet Artikel 53a, 2016). De Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland (SVWN) is de onafhankelijke instantie die is aangewezen door de minister (SVWN, 2016). Volgens de methode 5.0 (SVWN, 2016) wordt een oordeel geveld op basis van feitelijke prestaties op gebied van vier perspectieven. Deze perspectieven zijn externe opgaven en ambities van de corporatie, de belanghebbenden, de financiële mogelijkheden en governance. Deze perspectieven worden volgens de laatst uitgebrachte methode (5.0) beoordeeld door één van de geaccrediteerde bureaus (SVWN, 2016).

2.4.4 Combinatie financiële- maatschappelijke prestaties: Aedes-benchmark

Door Aedes worden zowel financiële als maatschappelijke prestaties gemeten. Deze prestaties worden gemeten door middel van de Aedes-benchmark. De Aedes-benchmark is voor het eerst uitgevoerd in 2014 over het verslagjaar 2013. De Aedes-benchmark is ontwikkelt om

woningcorporaties beter met elkaar te kunnen vergelijken.

Aedes is de branchevereniging van woningcorporaties in Nederland en behartigt de belangen van haar leden zodat deze hun maatschappelijke taak kunnen uitvoeren (Aedes, 2014). Ultimo 2014 had Aedes 325 leden die samen 2.500.294 verhuureenheden in bezit hadden. Het totaal aantal verhuureenheden in 2014 bij woningcorporaties bedroeg 2.632.184 (Aedes

jaarverslag, 2015). De 325 leden van Aedes bezitten samen dus 95% van de verhuureenheden. In de Aedes-benchmark 2015 zijn de resultaten van woningcorporaties uit 2014 opgenomen. Deze benchmark bestaat uit drie bouwstenen: Kwaliteit, Bedrijfsvoering en Maatschappij. Deze

(12)

bouwstenen worden gemeten met behulp van prestatievelden. Kwaliteit wordt gemeten door middel van het prestatieveld Huurdersoordeel, Bedrijfsvoering wordt gemeten door middel van de prestatievelden Bedrijfslasten en Onderhoud en tenslotte wordt Maatschappij gemeten door middel van de prestatievelden Beschikbaarheid & Betaalbaarheid (Aedes, 2015). De bouwstenen kwaliteit en Maatschappij zijn gericht op de maatschappelijke prestaties. De bouwsteen

Bedrijfsvoering is gericht op de financiële prestaties. Deze bouwstenen en prestatievelden worden verder toegelicht in paragraaf 3.3.3.

2.5 Hypothesen

2.5.1 Algemeen

De hypothesen hebben betrekking op de governance structuur en de prestaties van een woningcorporatie. De prestaties worden bepaald aan de hand van de resultaten op het gebied van de financiële kengetallen, visitaties en Aedes-benchmark. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 3.1. Om governance structuur te meten worden vijf variabelen gebruikt. Deze hebben betrekking op de samenstelling van de raad van commissarissen en worden eerst toegelicht.

2.5.2 Hypothese 1

De eerste variabele is het aantal leden van de raad van commissarissen. Volgens Yermack (1996) is een kleiner bestuur effectiever en hebben bedrijven met een kleiner bestuur betere financiële ratio’s. Verder stellen Eisenberg, Sundgren en Wells ( 1998) dat er een negatieve relatie is tussen de grootte van het bestuur en de financiële prestatie. Daarbij merken ze wel op dat de grootte van de organisatie invloed kan hebben op de resultaten. De omvang van de woningcorporatie wordt daarom meegenomen als controle variabele.

H1: Een groter aan leden van de raad van commissarissen heeft een negatieve invloed op de prestaties

2.5.3 Hypothese 2

De tweede variabele is de verhouding tussen mannen vrouwen binnen de raad van commissarissen. Zowel Croson en Gneezy (2009) als Eckel en Grossman (2008) concluderen dat vrouwen risico averser zijn dan mannen. Zoals in de inleiding staat beschreven hebben risico’s, genomen door directeur-bestuurders, geleid tot financiële problemen. Volgens Campbell en Minguez-Vera (2008) en Carter, Simkens en Simpson (2003) heeft gender diversiteit (op basis van het percentage vrouwen) een positief effect op de waarde van het bedrijf. Isidro en Sobral (2015) vinden in hun onderzoek geen direct effect van een hoger aantal vrouwen in het bestuur op de waarde van een bedrijf. Een hoger aantal vrouwen in het bestuur heeft wel een positief effect op financiële

(13)

prestaties en nakoming van sociale en ethische principes. Ze concluderen dat een groter aantal vrouwen in het bestuur een indirect positief effect heeft op de waarde van het bedrijf (Isidro en Sobral, 2015). Dit leidt tot hypothese 2:

H2: Een groter aantal vrouwen in de raad van commissarissen heeft een positieve invloed op de prestaties.

2.5.4 Hypothese 3

De derde variabele is de gemiddelde leeftijd van de raad van commissarissen. Uit onderzoek van Hambrick en Mason (1984, pp 197-198) blijkt dat jongere managers eerder geneigd zijn om risico’s te nemen. Op basis van dit onderzoek wordt gesteld dat jongere leden van de raad van commissarissen meer risico nemen, wat een negatief effect heeft op de prestaties. Volgens Core, Holthausen en Larcker (1999) zijn oude bestuursleden minder actief in het monitoren van directeuren. Ze definiëren “oud” als bestuursleden die ouder zijn dan 69 jaar (Core, Holthausen en Larcker 1999). Op dit moment is nog niet inzichtelijk of bij woningcorporaties sprake is van leden van de raad van commissarissen die ouder zijn dan 69. Als de data van de woningcorporaties zijn geanalyseerd, kan bepaald worden of een groep van boven de 69 voorkomt. Hierdoor zal mogelijk hypothese 3 aangepast worden. Voorlopig is hypothese 3:

H3: Een hogere gemiddelde leeftijd van de raad van commissarissen heeft een positieve invloed op de prestaties

2.5.5 Hypothese 4

De vierde variabele is het gemiddelde aantal jaren dat een lid van de raad van commissarissen werkzaam is bij de woningcorporatie. Bij deze variabele kan het beide kanten opgaan. Door de ervaring weet iemand precies waar hij/zij op moet letten wat een positief effect kan hebben. Anderzijds kan iemand een functie al jaren bekleden waardoor de werkzaamheden meer op de automatische piloot gaan. Dit kan ervoor zorgen dat iemand niet meer scherp is en het een negatief effect heeft op de financiële positie. Volgens de governance code van Aedes (2014) die woningcorporaties hanteren mogen leden van de RvC maximaal twee termijnen van vier jaar plaats nemen in de raad. Hierdoor ontstaan twee categorieën, korter dan vier jaar in de RvC en langer dan vier jaar in de RvC.

H4: Het gemiddelde aantal jaren werkzaam van de raad van commissarissen bij een woningcorporatie heeft invloed op de prestaties.

2.5.6 Hypothese 5

De vijfde variabele is het aantal vergaderingen van een audit commissie. Volgens de Sucurities and Exchange Commission (SEC, 2003) “speelt de audit commissie, die is samengesteld uit leden van

(14)

het bestuur, een cruciale rol bij het houden van toezicht en het doen van checks op de financiële rapportage systemen van het bedrijf. Het voorziet het bedrijf van een forum waar los van het management open gesproken kan worden over verontrustende zaken.“ Brick en Chidambaran (2010) hebben onderzoek gedaan naar de impact van het aantal bijeenkomsten van een audit commissie op de waarde van een bedrijf. Ze hebben data gebruikt van voor de invoering van de Sarbanes-Oxley Act (Sox) en van na de invoering van de Sox. De Sox is ingevoerd in 2002 en verhoogde aanzienlijk de verantwoordelijkheden van de raad van bestuur en stelden eisen op het gebied van onafhankelijkheid aan de bestuurscommissies. Een audit commissie werd verplicht om minstens ieder kwartaal bij elkaar te komen. Op totaalniveau blijkt dat de mate van toezicht houden door de audit commissie een negatieve impact heeft op de waarde van het bedrijf. Hierbij merken ze op dat voor de invoering van de Sox wel sprake is van een positieve impact en na invoering een niet significant negatieve impact op de waarde van het bedrijf. Ze concluderen dat het minimum aantal vergaderingen dat verplicht is naar aanleiding van de Sox, zorgt voor onnodige kosten die afbreuk doen aan de waarde van het bedrijf (Brick en Chidambaran, 2010). Op basis van de bovenstaande onderzoeken kan geconcludeerd worden dat een audit commissie een belangrijke rol speelt bij het houden van toezicht en het bevorderen van financiële prestaties. Alleen voegt teveel vergaderen geen waarde meer toe aan het bedrijf. Daarnaast is het mogelijk dat meer vergaderen nodig is juist omdat het (financieel) slechter gaat met de organisatie.

H5: Een hoger aantal vergaderingen per jaar van de audit commissie heeft een negatieve invloed op de prestaties In het volgende hoofdstuk wordt beschreven hoe de variabelen worden geoperationaliseerd.

(15)

3 Onderzoeksmethode

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 3.2 beschreven hoe de onafhankelijke variabelen zijn geoperationaliseerd. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 toegelicht welke afhankelijke variabelen zijn gebruikt. Daarna worden in paragraaf 3.4 de controle variabelen beschreven. Tenslotte wordt in paragraaf 3.5 toegelicht welke data is gebruikt

3.2 Onafhankelijke variabelen

De onderzoeksvraag bestaat enerzijds uit de governance structuur en anderzijds uit de prestaties. Als eerste wordt ingegaan op de variabelen die betrekking hebben op de governance structuur. In totaal zijn vijf variabelen gedefinieerd. Vier variabelen hebben betrekking op de raad van commissarissen en één variabele op de audit commissie. In de onderstaande tabel staat de omschrijving van de variabelen en is beschreven hoe de variabelen van de governance structuur worden gemeten.

Tabel 1. Governance structuur variabelen

Omschrijving variabelen Meeteenheid Literatuur

Omvang RvC (RvC_aantal_leden) Deze variabele staat voor het aantal leden binnen de raad

Larcker, Richardson and Tuna (2007)

Dey(2008)

Verhouding man/vrouw binnen de RvC (RvC_% vrouw)

Het % vrouwen ten opzichte van het totaal aantal leden van de raad Campbell en Minguez-Vera (20008) Carter, Simkens en Simpson (2003) Gemiddelde leeftijd RvC (RvC_gem_leeftijd)

De gemiddelde leeftijd van de leden van de raad

Dey (2008)

Brick en Chidambaran (2010)

Langer of korter dan 4 jaar werkzaam bij de RvC (RvC_langer_korter_4jaar)

Verhouding langer/ korter dan vier jaar werkzaam bij de RvC in %

(16)

Aantal vergaderingen van een audit commissie

(AC_vergaderingen)

Aantal vergaderingen van de audit commissie in het jaar

Dey (2008)

Brick en Chidambaran (2010)

3.3 Afhankelijke variabelen

3.3.1 Financieel

Zoals in 2.4 is besproken worden prestaties gemeten op basis van drie beoordelingen: kengetallen van het WSW en de Aw, scores uit het visitatierapport en de uitkomsten van de Aedes-benchmark. De kengetallen die worden gebruikt door het WSW en de Aw zijn interest-coverage ratio (ICR), Debt Service Coverage Ratio (DSCR), Loan to Value (LTV), solvabiliteitsratio en dekkingsratio. Ortec Finance (2016) stelt dat de LTV en ICR de twee belangrijkste ratio’s zijn. Dit wordt onder andere gebaseerd op de uitkomsten van het onderzoek dat Ortec Finance heeft gedaan in opdracht van het ministerie voor Wonen en Rijksdiensten, directie Woningmarkt. De minister wil een indicatie kunnen geven van de middelen die een corporatie beschikbaar heeft om in te zetten voor de volkshuisvesting. In dit onderzoek is een model ontwikkeld dat dat inzicht geeft. Per corporatie wordt een indicatief bedrag vastgesteld dat aangeeft wat de financiële ruimte is om extra bovenop de eigen plannen te investeren in nieuwbouw, investeringen in verbeteringen en huurmatiging totdat niet meer wordt voldaan aan de financiële ratio’s. Uit de analyse blijkt dat de omvang van de bestedingsruimte met name afhankelijk is van de LTV en de ICR (Ortec Finance, 2016). Voor dit onderzoek geldt dat niet wordt gekeken naar wat een woningcorporatie maximaal uit kan geven, maar naar de financiële prestaties in 2014. Naast de LTV en ICR worden daarom ook de solvabiliteitsratio en de dekkingsratio meegenomen in de berekening. De DSCR is niet eenvoudig te berekenen met de beschikbare data, derhalve wordt de DSCR niet meegenomen in de prestatiemeting.

In de onderstaande tabel zijn de financiële ratio’s opgenomen met de berekening zoals beschreven in Verdieping financial risk – uitleg en berekening financiële ratio’s (WSW, z.j.). De financiële ratio’s worden geoperationaliseerd door de norm af te trekken van het kengetal bij de LTV en dekkingsratio. Bij de ICR en solvabiliteit wordt het kengetal van de norm afgetrokken. Op deze manier zijn de cijfers samen te voegen tot één score, want voor de ICR en solvabiliteit geldt dat hoe hoger de uitkomst is, des te beter de financiële prestatie is. Voor de LTV en

(17)

dekkingsratio geldt hoe lager de uitkomst, des te beter de financiële prestatie. Op deze manier blijft een restant over dat bij elkaar opgeteld kan worden tot één score. Deze score wordt uitgedrukt in: Prestatie_financieel = FIN_ICR + FIN_LTV + FIN_solvabiliteit + FIN_dekkingsratio

Tabel 2. Financiële ratio’s

Financiële ratio Berekening Norm Operationalisatie ICR Kasstroom uit operationele

activiteiten vóór rente-uitgaven Bruto rente-uitgaven

> 1,4 ICR woningcorporatie minus kengetal ICR Een score boven de 0 is positief en onder de 0 negatief

Loan to value Vreemd vermogen

Bedrijfswaarde vastgoed in exploitatie

< 75% Kengetal Loan to value minus Loan to value woningcorporaties

Een score boven de 0 is positief en onder de 0 negatief

Solvabiliteit Totaal eigen vermogen bij waardering o.b.v. bedrijfswaarde Totaal vermogen bij waardering o.b.v. bedrijfswaarde

> 20% Solvabiliteit

woningcorporatie minus kengetal solvabiliteit

Een score boven de 0 is positief en onder de 0 negatief

Dekkingsratio Schuldrestant door WSW geborgde leningen

WOZ-waarde bij WSW ingezet onderpand

< 50% Kengetal dekkingsratio minus dekkingsratio woningcorporatie

Een score boven de 0 is positief en onder de 0 negatief

3.3.2 Maatschappelijke prestaties: visitatierapporten

In een visitatierapport krijgt een corporatie voor ieder van de vier perspectieven een cijfer. Deze perspectieven zijn presteren naar opgaven en ambities van de corporatie, presteren volgens belanghebbenden, presteren naar vermogen en governance.

(18)

Binnen het perspectief presteren naar opgaven en ambitie (SVWN, 2016, p.20) wordt terug gekeken en vooruit gekeken. Bij het onderdeel opgaven wordt beoordeeld of de maatschappelijke prestaties van de voorgaande vier jaar in lijn zijn met de opgaven van de corporatie. Bij het onderdeel ambities (SVWN, 2016, p.23) wordt een oordeel gegeven over de kwaliteit van de ambities van een corporatie. Van deze ambities wordt beoordeeld of deze aansluiten op de prestatieafspraken en de Rijksprioriteiten Volkshuisvesting.

Binnen het perspectief presteren volgens belanghebbende (SVWN, 2016, p.24) wordt het oordeel van de belanghebbende opgenomen. Zij beoordelen de corporatie over hoe tevreden ze zijn over de geleverde maatschappelijke prestaties, communicatie en de mate van invloed op het beleid van de corporatie.

Bij het perspectief presteren naar vermogen wordt beoordeeld of de corporatie optimaal gebruik maakt van haar financiële mogelijkheden voor het realiseren van maatschappelijke prestaties. Met als opmerking dat de financiële continuïteit geborgd blijft (SWVN, 2016, p.25). Dit perspectief geeft duidelijk de tegenstelling tussen de financiële prestatie en maatschappelijk prestatie weer. Bij een financiële prestatie gaat het erom dat hoe hoger bijvoorbeeld de ICR is, hoe beter de prestatie. Bij de maatschappelijke prestatie gaat het erom dat hoe lager de ICR is, hoe beter ( met als beperking de norm van de ICR).

Bij het perspectief governance (SWVN, 2016, p.28) wordt een oordeel gevormd over de besturing, interne toezicht en de externe verantwoording. Dit perspectief gaat over de kwaliteit van de governance en niet over de maatschappelijke prestaties. Derhalve wordt de beoordeling van dit perspectief niet meegenomen.

De vier perspectieven worden volgens de laatst uitgebrachte methode (5.0) beoordeeld door één van de geaccrediteerde bureaus met behulp van een scorekaart (SVWN, 2016). Op deze scorekaart kan een corporatie scoren tussen 0 en 10. Een score van 0 betekent dat geen prestatie is geleverd en een score van 10 betekent dat de prestatie de opgaven aanzienlijk overtreft. Een score tussen de 5,7 en een 6,6 is een voldoende en betekent dat de geleverde prestatie in belangrijke mate de opgaven evenaren. De scores van de visitatie worden geoperationaliseerd door uit te gaan van de gemiddelde score van de drie perspectieven. Dit leidt tot de volgende formule:

Prestaties_visitatie = Presteren_opgaven_ambities + Presteren_belanghebbende + Presteren_vermogen / 3

3.3.3 Combinatie financiële- maatschappelijke prestaties: Aedes-benchmark

Zoals beschreven in paragraaf 2.4.4 bestaat de Aedes-benchmark uit drie bouwstenen: Kwaliteit, Bedrijfsvoering en Maatschappij.

(19)

De bouwsteen Kwaliteit bestaat uit het prestatieveld huurdersoordeel. Het

huurdersoordeel is gebaseerd op onderzoek onder 193.000 huurders. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd door KWH, USP, andere bureaus of door de corporatie zelf. De onderzoeken van andere bureaus of van de corporatie zelf zijn gescreend door KWH. Het huurdersoordeel gaat over de dienstverlening van een corporatie en bestaat uit drie deelscores. Deze deelscores zijn: het betrekken van een woning, het uitvoeren van reparaties en het verlaten van een woning. De deelscore met betrekking tot de reparaties hebben de huurders het meest mee te maken en heeft daarom een weging van 55%. De deelscore betrekken van een woning heeft een weging van 25% en de deelscore verlaten van een woning heeft een weging van 20% (Aedes, 2015 p.19). Deze score wordt gezien als een maatschappelijke prestatie.

De bouwsteen Bedrijfsvoering bestaat uit de prestatievelden bedrijfslaten en onderhoud. De bedrijfslasten worden overgenomen uit de Verantwoordingsinformatie (dVi)

woningcorporaties. Bedrijfslasten zijn moeilijk met elkaar te vergelijken omdat

woningcorporaties op verschillende wijze hun administratie voeren. Daarom is voor de Aedes-benchmark een standaard rekeningschema ontwikkeld. Met behulp van dit rekeningschema worden zogenoemde “ruisfactoren” eenduidig toegerekend. Ruisfactoren zijn kosten waar woningcorporaties verschillend mee om gaan in hun administratie. Wat overblijft zijn de geharmoniseerd bedrijfslasten. Vervolgens worden de niet-beïnvloedbare bedrijfslasten eruit gefilterd. Dit zijn bijvoorbeeld belastingen en heffingen omdat corporaties hier geen invloed op kunnen uitoefenen. Wat overblijft zijn de geharmoniseerde beïnvloedbare bedrijfslasten. Om de vergelijking te kunnen maken worden de geharmoniseerd beïnvloedbare bedrijfslasten gedeeld door het aantal verhuurbare eenheden (VHE) van de corporatie (Aedes, 2015 p.29).

Bedrijfslasten per VHE zegt wat over de financiële prestatie, maar is wel anders dan de financiële kengetallen van het WSW. Bij de financiële kengetallen van het Aw en het WSW wordt vooral gekeken naar balansverhoudingen en het kunnen betalen van de rentelasten. Deze financiële prestatie geeft inzicht in hoeverre een woningcorporatie haar middelen effectief en efficiënt inzet. Een woningcorporatie kan zich afvragen waarom een vergelijkbare corporatie 800 euro aan bedrijfslasten per VHE heeft terwijl ze zelf 1.500 euro aan bedrijfslasten per VHE hebben.

Het prestatieveld onderhoud is in deze benchmark voor het eerst opgenomen en is nog niet volledig. Daarom is dit prestatieveld niet opgenomen in de individuele rapportage en wordt deze ook niet meegenomen bij de bepaling van de integrale benchmark positie. Dit geldt ook voor de volledige bouwsteen Maatschappij. Alleen het huurdersoordeel en de bedrijfslasten worden meegenomen bij de bepaling van de integrale benchmarkpositie.

(20)

De benchmarkpositie is gebaseerd op de score van de integrale benchmarkpositie. De uitkomsten van de Aedes-benchmark worden in het onderzoek in 5 categorieën verdeeld (Aedes, 2015). De categorieën zijn: kopgroep, achter de kopgroep, middengroep, voor de staartgroep en staartgroep. Waarbij de kopgroep het beste presteert en de staartgroep het minste (Aedes, 2015). Voor dit onderzoek wordt aan de slechtst presterende groep 0 punten toegekend en aan de best presterende groep 4 punten. De score wordt uitgedrukt als Aedes_integraal_benchmark.

Tabel 3. Beoordeling Aedes-benchmark

Benchmarkpositie Integrale benchmarkpositie Score

Kopgroep AA 4

Achter de kopgroep AB of BA 3

Middengroep BB, AC of CA 2

Voor de staartgroep BC of CB 1

Staartgroep CC 0

Dat leidt tot de volgende formule:

Prestaties_Aedes-benchmark = Score_Integrale benchmarkpositie

3.4 Controle variabelen

3.4.1 Omvang

Zoals genoemd bij hypothese 1 stellen Eisenberg, Sundgren en Wells (1998) dat de grootte van de organisatie invloed kan hebben op de resultaten. Daarnaast heeft Dey (2008) in een vergelijkbaar onderzoek naar het verband tussen governance structuur en prestaties ook omvang van het bedrijf opgenomen als controle variabele. Deze variabele is opgenomen omdat ze verwacht dat agency problemen groter zijn in grote bedrijven. Dey (2008) gebruikt hiervoor het logaritme van aantal verkopen. Bij woningcorporaties is geen sprake van aantal verkopen, maar is het gebruikelijk om omvang uit te drukken in aantal verhuurbare eenheden (VHE). De controle variabele omvang wordt toegevoegd aan het model als Controle_VHE_Ln en staat voor het logaritme van het aantal VHE per woningcorporatie.

3.4.2 Leverage

Leverage wordt als controle variabele gebruikt door Dey (2008) en is de ratio van de langlopende leningen ten op zichte van het eigen vermogen. Als een groot deel van de bezittingen is gefinancierd met vreemd vermogen dan wordt dat gezien als een risico. Het ministerie kan dan

(21)

een negatieve invloed heeft op de financiële prestaties, maar omdat de corporatie geld heeft aangetrokken om te investeren kan dit een positieve invloed hebben op de maatschappelijke prestaties. De controle variabele leverage wordt toegevoegd aan het model als Controle_leverage en staat voor het logaritme van de verhouding vreemd vermogen ten op zichte van het eigen vermogen.

Data

De data komen uit 2014. Dit is het meest recente jaar waar een database van beschikbaar is. De data komen uit het Dataportaal van de Nederlandse overheid (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties). In het bestand Verantwoordingsinformatie (dVi)

woningcorporaties 2014 zijn 363 woningcorporaties opgenomen. De cijfers uit deze database zijn gebruikt als basis voor het aantal woningcorporaties, de omvang (aantal verhuurbare eenheden) en de financiële ratio’s. Vervolgens zijn de uitkomsten van de Aedes-benchmark uit het rapport individuele positionering corporaties (2015) toegevoegd. Van 267 van de 363 woningcorporaties is de integrale benchmarkpositie beschikbaar. Daarna zijn van de 267 woningcorporaties de resultaten van de visitatierapporten opgezocht via de website van Stichting Visitatie

Woningcorporaties Nederland. Van de 267 woningcorporaties zijn 14 woningcorporaties nog niet gevisiteerd. Verder hebben de visitatierapporten betrekking op een periode van vier jaar en worden voor dit onderzoek alleen de visitatierapporten gebruikt die betrekking hebben op 2014. Dan blijven nog 125 woningcorporaties over. Tenslotte is de data met betrekking tot de

governance aspecten uit de individuele jaarverslagen gehaald. Van 13 woningcorporaties waren niet alle data beschikbaar waardoor de totale selectie uitkomt op 111 woningcorporaties. In tabel 4 zijn de beschrijvende statistieken weergegeven.

Tabel 4. Beschrijvende statistieken

Variabelen N Gemiddelde Standaardafwijking Minimum Maximum

RvC_aantal_leden 111 5,34 1,04 3 7 RvC_% vrouw 111 30,32 16,11 0 80 RvC_gem_leeftijd 111 55,88 4,15 41,7 66 RvC_langer_korter_4jaar 111 47,37 25,69 0 100 AC_vergaderingen 111 2,61 2,28 0 10 Controle_VHE_Ln 111 8,51 1,27 5,56 11,05 Controle_leverage_Ln 111 ,220 ,545 -1,20 1,59 Prestaties_financieel 111 1,37 ,951 -,27 4,42 Prestaties_visitaties 111 7,10 ,450 5 8 Prestaties_Aedes-benchmark 111 1,97 ,958 0 4

(22)

In de RvC zitten gemiddeld 5,3 leden. Van de leden in de RvC is gemiddeld 30,3% vrouw. De gemiddelde leeftijd van de leden is 56. Van de leden zit gemiddeld 47,4% langer dan vier jaar in de raad. De audit commissie vergadert gemiddeld 2,6 keer per jaar. Woningcorporaties scoren gemiddeld een 7,1 voor de visitatie. Op de Aedes-benchmark scoren woningcorporatie gemiddeld een score van 2.

Zoals genoemd bij hypothese 3 worden de data met betrekking tot de gemiddelde leeftijd geanalyseerd op leden van de raad van commissarissen die ouder zijn dan 69. Volgens Core, Holthausen en Larcker (1999) zijn bestuursleden boven de 69 jaar minder actief in het monitoren van een organisatie. Van de 111 corporaties zijn 15 corporaties die één lid hebben dat ouder is dan 69 jaar. In totaal zijn er 533 leden van raad van commissarissen bij woningcorporaties. Het aantal van 15 leden is te laag om hypothese 3 aan te passen.

In het volgende hoofdstuk worden de data gevalideerd, de regressieanalyse uitgevoerd en de hypothesen getest.

(23)

4 Resultaten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de resultaten beschreven. Ten eerste wordt de validiteit van de data vastgesteld door middel van de Kurtoises en Skewness test. Vervolgens wordt een correlatieanalyse uitgevoerd met behulp van Pearson en Spearman correlation coefficients. Daarna worden de regressieanalyse uitgevoerd, de hypothesen getest en de resultaten beschreven.

4.2 Kurtosis, Skewness en uitschieters

In bijlage 3 zijn vier boxplots opgenomen met de variabelen. Variabelen met vergelijkbare schaalverdeling zijn bij elkaar in de grafiek gezet. Vanaf de boxplots is af te leiden dat de variabelen AC_vergaderingen en RvC_langer_korter_4jaar geen uitschieters hebben. Bij de variabele RvC_aantal_leden zijn 4 uitschieters naar beneden (case 72, 72, 88 en 106). Dit zijn woningcorporaties met 3 leden in de raad van commissarissen. Bij de variabele RvC_% vrouw is één uitschieter (case 82) naar boven. Dit is een corporatie met een hoog percentage vrouwen in de raad van commissarissen. Bij RvC_gemiddelde_leeftijd is sprake van een uitschieter naar beneden (case 28). Dit is een woningcorporatie met relatief jonge personen in de Raad van Commissarissen. Bij Prestaties_financieel is sprake van vier uitschieter met hoge scores (case 71, 4, 70 en 14). Bij Prestaties_Aedes-benchmark is geen sprake van uitschieters en bij Prestaties_visitatie drie uitschieter (case 60, 62, 61) die een lage score hebben. Deze uitschieters worden wel meegenomen in het onderzoek Voor al deze uitschieters geldt dat het geen extreme waarden zijn. Extreme waarden zijn waarden die vijf of meer standaarddeviaties afwijken van het gemiddelde. In tabel 4 zijn de resultaten weergegeven van de analyse op Kurtoises en Skewness. Hier zijn geen waarden gevonden die wijzen op Kurtosis of Skewness ( >3 of <-3). Het is daarom niet nodig om de data te transformeren.

Tabel 4. Kurtosis en Skewness

Variabelen Kurtosis Skewness Variabelen Kurtosis Skewness

N 111 Statistic Statistic Statistic Statistic

RvC_aantal_leden -,137 ,047 Prestaties_ financieel 1,059 1,067 RvC_% vrouw ,304 ,339 RvC_gem_leeftijd -,461 ,580 Prestaties_ ,675 1,555 RvC_langer_korter_4jaar -,063 -,707 Visitaties AC_vergaderingen ,439 -,387 Prestaties_ ,118 -,417

Controle_VHE_Ln -,161 -,494 benchmark

(24)

4.3 Correlatie

Om te controleren op multicollineariteit worden de Pearson en Spearman correlatie coëfficiënten getest. De resultaten zijn weergegeven in tabel 5.

Tabel 5. Correlaties: Spearman boven / Pearson onder

Variabelen N=111 (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (1) RvC_aantal_leden Correlation 1 ,035 ,169 ,324** ,552** ,724** ,317** -,247** ,123 -,144 Sig. (2-tailed) ,714 ,076 ,001 ,000 ,000 ,001 ,009 ,199 ,131 (2) RvC_% vrouw ,065 1 -,162 -,036 ,108 ,082 -,011 ,015 -,015 ,111 ,495 ,090 ,707 ,260 ,390 ,910 ,872 ,878 ,248 (3) RvC_gem_leeftijd ,221* -,157 1 ,194* ,111 ,118 ,284** -,183 -,111 -,223 ,020 ,101 ,041 ,246 ,218 ,003 ,054 ,244 ,019 (4) RvC_langer_korter_4jaar ,373** -,061 ,200* 1 ,174 ,224* -,082 ,054 ,094 -,041 ,463 ,523 ,036 ,067 ,018 ,393 ,573 ,325 ,665 (5) AC_vergaderingen ,558** ,114 ,141 ,155 1 ,656** ,388** -,325** ,027 -,302** ,000 ,232 ,139 ,104 ,000 ,000 ,001 ,777 ,001 (6) Controle_VHE_Ln ,704** ,061 ,174 ,233* ,639** 1 ,366** -,315** ,160 -,218* ,000 ,523 ,069 ,014 ,000 ,000 ,001 ,093 ,022 (7) Controle_leverage_Ln ,312** -,012 ,295** -,104 ,417** ,406** 1 -,854** -,250** -,263** ,001 ,900 ,002 ,279 ,000 ,000 ,000 ,008 ,005 (8) Prestaties_financieel -,192* ,023 ,-145 ,075 -,350** -,297** -,843** 1 ,264** ,313** 0,043 ,814 ,129 ,433 ,000 ,002 ,000 ,005 ,001 (9) Prestaties_visitaties ,130 ,041 -,127 ,052 ,046 ,169 -,276** -,256** 1 ,298** ,175 ,672 ,186 ,588 ,629 ,076 ,003 ,007 ,001 (10) Prestaties_Aedes-benchmark -,182 ,114 -,225* -0,93 -,313** -,233* -,233* ,305** -,268** 1 ,056 ,235 ,018 ,329 ,001 ,014 ,014 ,001 ,004

(25)

** Correlation is significant at the 1% level (2-tailed) * Correlation is significant at the 5% level (2-tailed)

Met de Pearson en Spearman correlatie coëfficiënten wordt bepaald in hoeverre de variabelen onderling met elkaar gecorreleerd zijn. De hoogste significante waarde van r (-,854) is tussen Controle_VHE_Ln en Prestatie_financieel. Dit is logisch want leverage zegt ook iets over balansverhoudingen net zoals de onderleggers van Prestatie_financieel. Deze controle variabele wordt derhalve niet meegenomen in de regressieanalyse van Prestatie_financieel. Verder zijn er significante correlaties tussen RvC_aantal_leden/AC_vergaderingen en Controle_VHE_Ln. Dit betekent dat grotere organisaties meer leden in de RvC hebben en dat de audit commissie vaker vergaderd. Wat verder opvalt, is de significante (0,01 level) correlatie tussen variabelen AC_vergaderingen en RvC_aantal_leden. De uitkomsten van r zijn 0,552 en 0,558. Dit is een middelmatige correlatie (0,50 < r > 0,7). De andere significante uitkomsten van r tonen aan dat nauwelijks sprake is van correlatie (r < 0,30) De overige waarden laten geen tot nauwelijks correlatie zien.

4.4 Regressieanalyse

Om te bepalen of governance factoren invloed hebben op de prestaties worden drie lineaire regressiemodellen gebruikt. Het eerste regressiemodel is met de afhankelijke variabele Prestaties_financieel, het tweede model met Prestaties_visitatie en het derde model met Prestaties_Aedes-benchmark.

4.4.1 Prestaties: financieel

Het regressiemodel van Prestaties_financieel is als volgt:

Prestatie_financieel = + ß RvC_aantal_leden + ß RvC_% vrouw + ß RvC_gem_leeftijd + ß RvC_langer_korter_4jaar + ß AC_vergaderingen + ß Controle_VHE_Ln + ß Controle_leverage_Ln In tabel 6 zijn de resultaten weergegeven van de regressieanalyse. De eerste stap zijn alleen de controle variabelen, de tweede stap zijn alleen de afhankelijke variabelen en de derde stap zijn de controle variabelen en de afhankelijke variabelen samen.

Tabel 7. Regressie prestaties financieel

Stap 1:

CV Stap 2: OV CV + OV Stap 3:

Variabelen Unstandardized Unstandardized ß Coefficient Unstandardized

ß Coefficient ß Coefficient

(26)

RvC_% vrouw ,004 ,003

RvC_gem_leeftijd -,025 -,025

RvC_langer_korter_4jaar ,007* -,006*

AC_vergaderingen -,141*** -,116**

Controle_VHE_Ln -,223*** -,128

* Correlation is significant at the 10% level (2-tailed) ** Correlation is significant at the 5% level (2-tailed) *** Correlation is significant at the 1% level (2-tailed)

Adjusted R² 8% 12,5% 12,9% 12,5% 7,1%

Sig. F Change 0,002 ,002 0,000

De R² geeft aan hoeveel van de variabiliteit van Prestatie_financieel wordt verklaard door de variabelen. De R² voor alleen de controlevariabele is 8% en met toevoeging van de onafhankelijke variabelen 12,9%. Voor allen waarden van R² geldt dat deze significant zijn op het 1% niveau. Door het samenvoegen van de controle variabele en de afhankelijke variabelen veranderden de ß coëfficiënten. De relatie tussen het aantal AC_vergaderingen en de Prestaties_financieel wordt minder sterk en het significantie niveau gaat van 1% naar 5%. De relatie tussen Controle_VHE_Ln en de Prestaties_financieel blijft negatief maar is niet meer significant. Nu wordt per hypothesen toegelicht of deze aangenomen kan worden.

H1: Een groter aantal leden van de raad van commissarissen heeft een negatieve invloed op de prestaties.

De ß coëfficiënt is 0,083 en betekent dat sprake is van een positieve invloed. Een groter aantal leden heeft dus een positieve invloed op de prestaties. Dit is tegen de verwachting in, echter is deze invloed niet significant. De 0 hypothese houdt stand en hypothese 1 wordt niet aangenomen.

H2: Een groter aantal vrouwen in de raad van commissarissen heeft een positieve invloed op de prestaties.

Zoals in de hypothese wordt gesteld is er een positieve invloed op de prestaties met een ß coëfficiënt van 0,003, maar deze invloed is niet significant. De 0 hypothese houdt stand en hypothese 2 wordt niet aangenomen.

H3: Een hogere gemiddelde leeftijd van de raad van commissarissen heeft een positieve invloed op de prestaties

De ß coëfficiënt is -0,025 en betekent dat sprake is van een negatieve invloed van de gemiddelde leeftijd op de prestaties. Deze invloed is echter niet significant en dus houdt de 0 hypothese stand en wordt hypothese 3 niet aangenomen.

H4: Het gemiddelde aantal jaren werkzaam van de raad van commissarissen bij een woningcorporatie heeft een

(27)

De ß coëfficiënt is -0,006 dus het gemiddelde aantal jaren werkzaam bij een corporatie heeft een significante negatieve invloed op de prestaties. Hoe hoger het percentage leden dat langer dan vier jaar bij een woningcorporatie, hoe lager de financiële prestaties. Hypothese 4 wordt aangenomen en de 0 hypothese wordt verworpen.

H5: Een hoger aantal vergaderingen per jaar van de audit commissie heeft een negatieve invloed op de prestaties

De ß coëfficiënt is -0,116 wat betekent dat een hoger aantal vergaderingen een negatieve invloed heeft op de prestaties. Deze invloed is significant en hypothese 5 wordt aangenomen en de 0 hypothese verworpen.

Van de vijf hypotheses hebben twee hypotheses een significante invloed op de financiële prestaties. Een hoger percentage leden dat langer dan vier jaar lid is van de raad van commissarissen heeft een negatieve invloed op de financiële prestaties en een hoger aantal vergaderingen per jaar heeft een negatieve invloed op de financiële prestaties.

4.4.2 Prestatie: visitatie

Het regressiemodel van Prestaties_visitatie is als volgt:

Prestatie_visitatie = + ß RvC_aantal_leden + ß RvC_% vrouw + ß RvC_gem_leeftijd + ß

RvC_langer_korter_4jaar + ß AC_vergaderingen + ß Controle_VHE_Ln + ß Controle_leverage_Ln In tabel 7 zijn de resultaten weergegeven van de regressieanalyse. De eerste stap zijn alleen de controle variabelen, de tweede stap zijn alleen de afhankelijke variabelen en de derde stap zijn de controle variabelen en de afhankelijke variabelen samen.

Tabel 7. Regressie prestaties visitatie

Stap 1:

CV Stap 2: OV CV + OV Stap 3:

Variabelen Unstandardized Unstandardized ß Coefficient Unstandardized

ß Coefficient ß Coefficient RvC_aantal_leden ,080 ,030 RvC_% vrouw ,000 ,000 RvC_gem_leeftijd -,017 -,006 RvC_langer_korter_4jaar ,001 -,002 AC_vergaderingen -,007 -,001 Controle_VHE_Ln ,120*** ,111** Controle_leverage_Ln -,341*** -,356***

* Correlation is significant at the 10% level (2-tailed) ** Correlation is significant at the 5% level (2-tailed) *** Correlation is significant at the 1% level (2-tailed)

(28)

Sig. F Change ,000 ,457 ,003

Wat opvalt is dat de R² voor alleen de controlevariabele 15,6% is en de R² en met toevoeging van de onafhankelijke variabelen 13,3%. De onafhankelijke variabelen hebben geen invloed (R² 0%) op de visitatie score. Alleen de controle variabelen hebben beide invloed op de Prestaties_visitatie. Voor de Controle_VHE_ln geldt dat als een woningcorporatie meer VHE’s in bezit heeft dit leidt tot een betere visitatie score. Voor de Controle_leverage_Ln geldt dat hoe hoger de schuldpositie ten op zichte van het eigen vermogen is, hoe slechter de visitatie score.

H1: Een groter aantal leden van de raad van commissarissen heeft een negatieve invloed op de prestaties.

De ß coëfficiënt 0,030 en betekent dat sprake is van een positieve invloed. Een groter aantal leden heeft dus een positieve invloed op de prestaties. Dit is tegen de verwachting in, echter is deze invloed niet significant. De 0 hypothese houdt stand en hypothese 1 wordt niet aangenomen.

H2: Een groter aantal vrouwen in de raad van commissarissen heeft een positieve invloed op de prestaties.

Anders dan in de hypothese wordt gesteld is er een geen invloed van een groter aantal vrouwen in de raad van commissarissen op de visitatie score met een ß coëfficiënt van 0,000. De 0 hypothese houdt stand en hypothese 2 wordt niet aangenomen.

H3: Een hogere gemiddelde leeftijd van de raad van commissarissen heeft een positieve invloed op de prestaties

De ß coëfficiënt is -0,006 en dit is een negatieve invloed van de gemiddelde leeftijd op de prestaties. Deze invloed is niet significant. De 0 hypothese houdt stand en hypothese 3 wordt niet aangenomen.

H4: Het gemiddelde aantal jaren werkzaam van de raad van commissarissen bij een woningcorporatie heeft een

invloed op de prestaties.

De ß coëfficiënt is -0,002 wat betekent dat het gemiddelde aantal jaren werkzaam bij een corporatie heeft een negatieve invloed op de prestaties. Deze invloed is niet significant. Hypothese 4 wordt niet aangenomen en de 0 hypothese houdt stand.

H5: Een hoger aantal vergaderingen per jaar van de audit commissie heeft een negatieve invloed op de prestaties De ß coëfficiënt is -0,001 wat betekent dat een hoger aantal vergaderingen een negatieve invloed heeft op de prestaties. Deze invloed is niet significant. Hypothese 5 wordt niet aangenomen en de 0 hypothese houdt stand.

Van de vijf hypotheses hebben nul hypotheses een significante invloed op de visitatie score. Alleen de twee controle variabelen hebben een significante invloed op de visitatie score.

(29)

4.4.3 Prestaties: Aedes-benchmark

Het regressiemodel van Prestaties_Aedes-benchmark is als volgt:

Prestatie_Aedes-benchmark = + ß RvC_aantal_leden + ß RvC_% vrouw + ß RvC_gem_leeftijd + ß RvC_langer_korter_4jaar + ß AC_vergaderingen + ß Controle_VHE_Ln + ß Controle_leverage_Ln In tabel 6 zijn de resultaten weergegeven van de regressieanalyse. De eerste stap zijn alleen de controle variabelen, de tweede stap zijn alleen de afhankelijke variabelen en de derde stap zijn de controle variabelen en de afhankelijke variabelen samen.

Tabel 7. Regressie Prestaties Aedes-benchmark

Stap 1:

CV Stap 2: OV CV + OV Stap 3:

Variabelen Unstandardized Unstandardized ß Coefficient Unstandardized

ß Coefficient ß Coefficient RvC_aantal_leden ,021 ,049 RvC_% vrouw ,007 ,007 RvC_gem_leeftijd -,038* -,034* RvC_langer_korter_4jaar ,001 -,001 AC_vergaderingen -,133*** -,115** Controle_VHE_Ln -,125 -,034 Controle_leverage_Ln -,292 -,137

* Correlation is significant at the 10% level (2-tailed) ** Correlation is significant at the 5% level (2-tailed) *** Correlation is significant at the 1% level (2-tailed)

Adjusted R² 6% 10,5% 9,4%

Sig. F Change ,013 ,005 ,015

De R² van alleen de afhankelijke variabelen is 10,5% en neemt af naar 9,4% als de controle variabelen worden toegevoegd. Ook het significantie niveau neemt af van 1% naar 5%. Dit betekent dat de impact van de toename van vrijheidsgraden groter is dan de verklarende waarden van de controle variabelen. De relatie tussen RvC_gem_leeftijd en de Prestaties_Aedes-benchmark wordt minder sterk maar blijft significant negatief. De relatie tussen het aantal AC_vergaderingen en de Prestaties_Aedes-benchmark wordt minder sterk en het significantie niveau gaat van 1% naar 5%. Nu wordt per hypothesen toegelicht of deze aangenomen kan worden.

H1: Een groter aantal leden van de raad van commissarissen heeft een negatieve invloed op de prestaties.

De ß coëfficiënt 0,049 en betekent dat sprake is van een positieve invloed. Een groter aantal leden heeft dus een positieve invloed op de Aedes-benchmark prestaties. Dit is tegen de verwachting in,

(30)

echter is deze invloed niet significant. De 0 hypothese houdt stand en hypothese 1 wordt niet aangenomen.

H2: Een groter aantal vrouwen in de raad van commissarissen heeft een positieve invloed op de prestaties.

Zoals in de hypothese wordt gesteld heeft een groter aantal vrouwen een positieve invloed op de prestaties met een ß coëfficiënt van 0,007, maar deze invloed is niet significant. De 0 hypothese houdt stand en hypothese 2 wordt niet aangenomen.

H3: Een hogere gemiddelde leeftijd van de raad van commissarissen heeft een positieve invloed op de prestaties

De ß coëfficiënt van een hogere gemiddelde leeftijd is -0,034. Dit is een significant negatieve invloed van de gemiddelde leeftijd op de prestaties terwijl vooraf een positieve invloed werd verwacht. De 0 hypothese wordt verworpen en hypothese 3 wordt niet aangenomen.

H4: Het gemiddelde aantal jaren werkzaam van de raad van commissarissen bij een woningcorporatie heeft een

invloed op de prestaties.

De ß coëfficiënt is -0,001 dus het gemiddelde aantal jaren werkzaam bij een corporatie heeft een negatieve invloed op de prestaties. Hoe hoger het percentage leden dat langer dan vier jaar bij een woningcorporatie, hoe lager de financiële prestaties. De 0 hypothese houdt stand en hypothese 4 wordt niet aangenomen.

H5: Een hoger aantal vergaderingen per jaar van de audit commissie heeft een negatieve invloed op de prestaties

De ß coëfficiënt is -0,115 wat betekent dat een hoger aantal vergaderingen een negatieve invloed heeft op de prestaties. Deze invloed is significant en hypothese 5 wordt aangenomen en de 0 hypothese verworpen.

Van de vijf hypotheses hebben twee hypotheses een significante invloed op de Aedes-benchmark prestaties. Een hogere gemiddelde leeftijd van de raad van commissarissen heeft een negatieve invloed op de Aedes-benchmark prestaties en een hoger aantal vergaderingen per jaar heeft een negatieve invloed op de Aedes-benchmark prestaties.

(31)

5 Conclusie en discussie

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de discussie, conclusie en beperkingen beschreven. In paragraaf 5.2 wordt de conclusie van dit onderzoek beschreven. In paragraaf 5.3 worden de resultaten van het onderzoek bediscussieerd. en tenslotte worden de beperkingen van dit onderzoek beschreven in paragraaf 5.4

5.2 Conclusie

In dit paper is onderzoek gedaan naar de invloed van de structuur van governance op de prestaties van een woningcorporatie. Uit eerder uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot governance structuur en prestaties blijkt dat deze invloed bestaat. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn vijf hypotheses geformuleerd. Per hypothese is een variabele van de governance structuur getoetst. Om de prestaties te meten zijn financiële- en maatschappelijke prestatiemaatstaven gedefinieerd. Op basis van de beschikbare dat over 2014 zijn 111 woningcorporaties geselecteerd. Met als controle variabelen het aantal verhuurbare eenheden en leverage zijn drie lineaire regressieanalyses uitgevoerd.

Op de financiële prestaties hebben twee van de vijf hypothese een significante invloed. Een hoger percentage leden dat langer dan vier jaar lid is van de raad van commissarissen heeft een significant negatieve invloed op de financiële prestaties en een hoger aantal vergaderingen per jaar heeft een significant negatieve invloed op de financiële prestaties.

Op de prestaties visitatie hebben nul hypotheses een significante invloed. Op de prestaties visitatie hebben alleen de controlevariabelen een significante invloed. Een grotere omvang van een corporatie leidt tot een hogere visitatie score en een hogere leverage leidt tot een lagere visitatie score.

Op de prestaties Aedes-benchmark hebben twee van de vijf hypothese een significante invloed. Een hogere gemiddelde leeftijd van de raad van commissarissen heeft een significant negatieve invloed op de Aedes-benchmark prestaties en een hoger aantal vergaderingen per jaar heeft een significant negatieve invloed op de Aedes-benchmark prestaties

5.3 Discussie

Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan gesteld worden dat deze in lijn liggen met de resultaten van Dey (2008) en Larcker, Richardson en Tuna (2007). Kenmerken van de governance

(32)

structuur zijn van invloed op prestaties van een organisatie. Maar net zoals bij Larcker, Richardson en Tuna (2007) is sprake van gemengde resultaten.

De omvang van de raad van commissarissen heeft een niet significante positieve invloed op de prestaties van de organisatie. Yermack (1996) vond in zijn onderzoek juist een negatieve invloed op de prestaties. Uit dit onderzoek blijkt vooral dat het aantal leden van de raad van commissarissen een hoge significante correlatie heeft met het aantal verhuurbare eenheden van een corporatie. Een groter aantal leden hangt dus vooral samen met de omvang van de woningcorporatie en niet met de prestaties.

Het percentage vrouwen in de raad van commissarissen heeft een niet significante positieve invloed. Op basis van eerder uitgevoerd onderzoek door Campbell en Minguez-Vera (2008) en Carter, Simkens en Simpson (2003) is wel sprake van een significante positieve invloed op de waarde van het bedrijf. Het verschil tussen de uitkomsten van de voorgaande onderzoeken en dit onderzoek kan te maken hebben met het gemiddelde percentage vrouwen. Bij het onderzoek van Carter, Simkens en Simpson (2003, p.40) was het gemiddelde aantal vrouwen 9,6%, bij Campbell en Minguez-Vera (2008, p. 443) was het gemiddeld aantal vrouwen 3,3% en tenslotte bij het onderzoek van Isidro en Sobral (2015, p.10) was het gemiddeld aantal vrouwen 14,0%. Deze percentages zijn aanzienlijk lager dan het gemiddeld aantal vrouwen van 30,3% bij dit onderzoek. Het kan zijn dat bij een hoger percentage vrouwen de invloed op de prestaties verzadigd is.

Uit de resultaten blijkt dat een hogere gemiddelde leeftijd van de raad van commissarissen een significante negatieve invloed op prestaties Aedes-benchmark. Van te voren was de verwachting dat een hogere leeftijd van de raad van commissarissen een positieve invloed op de prestaties zou hebben, omdat jongere managers eerder geneigd zijn om risico’s te nemen (Hambrick en Mason, 1984). Volgens Core, Holthausen en Larcker (1999) zijn oude bestuursleden (ouder dan 69 jaar) minder actief in het monitoren van directeuren. Uit de data analyse van dit onderzoek blijkt dat 15 van de 533 leden van de raad van commissarissen ouder is dan 69 jaar. Over een maximale leeftijd kan op basis van dit onderzoek geen uitspraken gedaan worden. Wel kan verondersteld worden dat het verlagen van de gemiddelde leeftijd kan leiden tot betere prestaties.

Het aantal leden van raad van commissarissen die langer dan vier jaar werkzaam zijn bij dezelfde woningcorporaties heeft een significant negatieve invloed op de financiële prestaties. Van te voren is geen duidelijk standpunt ingenomen of het een positieve of negatieve invloed betreft. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zullen woningcorporaties leden van de raad van commissarissen minder lang moeten behouden. In werkelijkheid zal een evenwicht hierin gezocht

(33)

moeten worden omdat leden van de raad van commissarissen aangenomen worden voor een termijn van vier jaar.

Een hoger aantal vergaderingen van de audit commissie heeft een significant negatieve invloed op de financiële prestaties en de Aedes-benchmark prestaties. Ondanks dat een audit commissie een cruciale rol speelt bij het houden van toezicht (SEC, 2003) zorgt een hoger aantal vergaderingen van de audit commissie tot lagere prestaties. Dit sluit aan bij de uitkomsten van het onderzoek van Brick en Chidambaran (2010). Zij stellen dat een minimum aantal vergaderingen afbreuk doet aan de waarde van het bedrijf. Het mogelijk dat de negatieve invloed van het aantal vergaderingen wordt veroorzaakt door de complexiteit van de organisatie waardoor het nodig is om vaker te vergaderen. Of door het feit dat het nodig is om vaker te vergaderen juist omdat het slechter gaat met de organisatie.

Bij de prestaties visitatie is geen enkele significante invloed gevonden van de afhankelijke variabelen en was de verklarende waarde van het model 0%. Alleen de controlevariabelen hebben een significante invloed op de visitatie score.

Voor het totale onderzoek geldt dat sprake is van invloed van de governance structuur op de prestaties van een woningcorporatie. Hierbij wordt wel opgemerkt dat de verklarende waarden (R² tussen de 0% en 13,3%) beperkt zijn. Ook blijkt dat de invloed vooral betrekking heeft op de financiële prestaties. Bij de prestaties visitatie wordt geen enkele significante invloed gevonden. Bij de Aedes-benchmark is wel sprake van significante invloed, maar deze score bestaat uit zowel een financieel aspect als een maatschappelijk aspect.

5.4 Beperkingen

Voor dit onderzoek gelden een aantal beperkingen. Voor de bepaling van de financiële prestaties zijn alleen de financiële resultaten van 2014 jaar gebruikt. De financiële prestatie zegt alleen iets over de onderlinge prestaties tussen woningcorporaties, maar niets over de verbetering / verslechtering van de financiële positie over de jaren. Voor de maatschappelijke prestaties geldt dat visitatierapporten eenmaal in de vier jaar worden uitgevoerd. Deze cyclus van vier jaar varieert tussen woningcorporaties waardoor deze niet allemaal tegelijk meegenomen kunnen worden. Daarnaast is de integrale benchmark score is op dit moment niet volledig, omdat niet alle woningcorporaties hieraan meedoen. Vanwege de beperkingen van de maatschappelijke prestaties bleven 111 woningcorporaties over voor het onderzoek.

Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op meerdere jaren. Zo kunnen meerdere woningcorporaties opgenomen worden in de steekproef en kan bepaald worden of de factor tijd van invloed is. Verder is het mogelijk ook interessant om te onderzoeken of de invoering van de

(34)

herziene Woningwet invloed heeft gehad op de governance structuur. Daarnaast kan toekomstig onderzoek zich richten op andere non-profit organisaties om te bepalen of daar sprake is van vergelijkbare uitkomsten.

(35)

References

Aedes, AedesCode (2011). Geraadpleegd op 6 januari, 2017, van

https://www.aedes.nl/artikelen/bedrijfsvoering/governance-en-integriteit/aedescode/aedescode.html

Aedes, Individuele positionering corporaties, rapportage Aedes-benchmark 2015 (2015), Geraadpleegd op 3 januari, 2017, van

https://www.aedes.nl/artikelen/bedrijfsvoering/benchmarking/02-resultaten-en-publicaties/resulaten-en-publicaties.html

Aedes, Jaarverslag 2014 (2015),

Geraadpleegd op 3 januari, 2017, van

https://www.aedes.nl/artikelen/aedes/vereniging/over-de-vereniging/jaarverslagen-aedes.html

Aedes, Prestaties verbeterd, verschillen verkleind, Rapportage Aedes-benchmark 2015 (2015). Geraadpleegd op 3 januari, 2017, van

https://www.aedes.nl/artikelen/bedrijfsvoering/benchmarking/02-resultaten-en-publicaties/resulaten-en-publicaties.html

Andreas, J., Rapp, M. en Wolff, M. (2012). Determinants of director compensation in two-tier systems: evidence from German panel data, Review of Managerial Science, 6(1), 33-79

Autoriteit woningcorporaties (z.j.). Onderwerpen: Autoriteit woningcorporaties, geraadpleegd op 8 december, 2016, van https://www.ilent.nl/onderwerpen/autoriteitwoningcorporaties/

Brick, I.E. en Chidambaran, N.K. (2010). Board meetings, committee structure, and firm value, Journal of Corporate Finance, 16(4), 533-553

Campbell, K. en Minguez-Vera, A.J. (2008). Gender Diversity in the Boardroom and Firm Financial Performance. Journal of Business Ethics, 83(3), 435-451

Carter, D.A., Simkens. B.J. en Simpson, W.G. (2003). Corporate Governance, Board Diversity, and Firm Value. Financial Review 38, 33-53

CBS (2011). Eén op de drie woningen eigendom van woningcorporatie, https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2011/49/een-op-de-drie-woningen-eigendom-van-woningcorporatie

Chenhall, R.H. (2003). Management control systems design within its organizational context: findings from contingency-based research and directions for the future Accounting, Organizations and Society, 28(2), 127-168

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hieruit blijkt dat de gevonden niet significante relatie in dit onderzoek tussen de sterkte van de auditcommissie en ondernemingsprestaties van beursgenoteerde

In het Microsoft Excel bestand zijn voor 87 charitatieve instellingen nu de volgende data berekend: [1] de omvang van de Raad van Toezicht; [2] de gemiddelde leeftijd van de leden

Er moet, ook al kunnen de variabelen wel beide worden meegenomen in het onderzoek, extra rekening worden gehouden met de multicollineariteit en voortdurend gecontroleerd worden of

De ratio van vrouwelijke board leden ten opzichte van het totaal aantal boardleden is de volgende relatie die onderzocht wordt in dit onderzoek. De

boekwaarde van de activa die op de balans staan. Zo zijn twaalf banken geselecteerd. Dit zijn de Duitse banken Deutsche Bank, Commerzbank, Deutsche Postbank, Aaeral Bank, IKB Bank

Asked why their demands turned political, many participants echoed Maluleke’s (2016) assertion that the shutting down of universities in the context of student protests

In het kort wordt de voorgestelde procedure als volgt: echtgenoten dienen een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding in bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van

Maar als het er om gaat spannen, hebben zij de ruggensteun van de eigen organisatie hard nodig?. Afgelopen zondag vroeg korpschef Akerboom in het Amsterdamse debatcentrum De Balie de