• No results found

De Raad van Toezicht en haar invloed op de financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Raad van Toezicht en haar invloed op de financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Raad van Toezicht en haar invloed op de financiële

prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen

Johannes Eilander 8 juli 2013

(2)

2

Masterscriptie

De Raad van Toezicht en haar invloed op de financiële

prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen

Een onderzoek naar de relatie tussen de samenstelling van de Raad van Toezicht en de financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen.

Naam: Johannes Eilander

Studentnummer: 2223627 Telefoonnummer: 06 – 49820603

E-mailadres: j.eilander.1@student.rug.nl Adres: Steendijk 35, 9404 AA Assen Onderwijsinstelling: Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit: Faculteit Economie en Bedrijfskunde Opleiding: MSc Accountancy & Controlling Begeleider: prof. dr. D.M. Swagerman

(3)

3

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie die ik geschreven heb ter afronding van de opleiding Master of Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Deze scriptie gaat over de invloed van de Raad van Toezicht op de financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen.

In dit voorwoord wil ik graag gebruik maken van de mogelijkheid om enkele personen te bedanken voor hun bijdrage bij het schrijven van deze scriptie. Allereerst gaat mijn dank uit naar dr.

Swagerman van de Rijksuniversiteit Groningen, voor zijn begeleiding tijdens mijn afstudeertraject. Zijn kritische blik en nuttige inzichten hebben mij erg geholpen bij het schrijven van deze scriptie. Daarnaast wil ik mijn werkgever Ernst & Young bedanken voor het bieden van de ruimte en faciliteiten om mijn scriptie te schrijven. Als laatste wil ik mijn vriendin Elke bedanken voor haar steun en liefde in de voor mij drukke en soms chaotische afstudeerperiode.

Johannes Eilander Assen, 8 juli 2013

(4)

4

Samenvatting

Eén op de zes Nederlanders geeft aan geen vertrouwen te hebben in de bestedingen van goede doelen. Om het vertrouwen van donateurs te winnen dat hun bijdragen effectief en efficiënt worden besteed is toezicht onvermijdelijk. Deze scriptie richt zich op de Raad van Toezicht als

toezichthoudend orgaan bij charitatieve instellingen. Binnen dit onderzoek is gekeken in hoeverre de samenstelling van de Raad van Toezicht van invloed is op de financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen.

Voor de beantwoording van deze onderzoeksvraag is data verzameld van 87 Nederlandse

charitatieve instellingen met een CBF-keurmerk gedurende de periode 2010-2011. Met betrekking tot de samenstelling van de Raad van Toezicht is gekeken naar [1] de leeftijd binnen de raad, [2] de omvang van de raad en [3] het aantal nevenfuncties van de raadsleden. Met betrekking tot de financiële prestaties is gekeken naar [1] de program spending ratio, [2] de fundraising ratio en [3] de groei van de totale baten.

Uit het onderzoek is significante relatie tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de

fundraising ratio gebleken. Dit betekent echter dat de kosten voor fondsenwerving toenemen bij een toename van de Raad van Toezicht. Daarnaast is naar voren gekomen dat de program spending ratio toeneemt wanneer de leeftijd binnen de Raad van Toezicht toeneemt. Charitatieve instellingen geven in dat geval een groter deel van hun baten uit aan hun doelstellingen.

Voor twee variabelen is gebleken dat er een relatie is tussen de samenstelling van de Raad van Toezicht en de financiële prestaties van charitatieve instellingen. Voor de zeven overige variabelen is geen significante relatie aangetoond. Uitbreiding van het aantal variabelen en onderzoeksperiode kan mogelijk leiden tot nieuwe inzichten.

(5)

5

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 4 Inhoudsopgave ... 5 1 Inleiding ... 6 1.1 Probleemstelling ... 6 1.2 Relevantie onderzoek ... 7 1.3 Opzet onderzoek ... 7 2 Theoretisch kader ... 8 2.1 Corporate governance ... 8 2.2 Economische theorieën ... 9 2.3 Charitatieve instellingen ... 11 3 Onderzoeksmethodologie ... 13 3.1 Onderzoeksopzet ... 13

3.1.1 Samenstelling van de Raad van Toezicht ... 13

3.1.2 Financiële prestatie-indicatoren ... 15

3.2 Dataverzameling en bronnen ... 16

3.2.1 Charitatieve instellingen ... 16

3.2.2 Samenstelling Raad van Toezicht ... 18

3.2.3 Financiële prestatie-indicatoren ... 18

3.3 Dataverwerking ... 18

4 Resultaten... 20

4.1 Algemene statistieken ... 20

4.2 Regressieanalyse ... 21

4.2.1 De omvang van de Raad van Toezicht ... 21

4.2.2 De leeftijd van de Raad van Toezicht ... 24

4.2.3 Nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht ... 27

5 Conclusies en aanbevelingen ... 30

5.1 Conlusies ... 30

5.2 Beperkingen en aanbevelingen ... 31

Referenties ... 32

Bijlagen ... 35

(6)

6

1

Inleiding

In 2008 was de verontwaardiging groot toen in het nieuws kwam dat Nederlands charitatieve instellingen ongeveer 100 miljoen euro waren verloren met beleggingen. Bij sommige instellingen was zelfs meer dan 20% van het belegd vermogen verdampt. De grote verliezen waren echter niet nieuw. Zes jaar eerder rapporteerde het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) ook over verliezen van rond de 70 miljoen euro op de beleggingen van charitatieve instellingen. Daarnaast is de besteding van financiële middelen van goede doelen een terugkomend punt van discussie. Vooral kosten die gemaakt worden ten behoeve van fondsenwerving dragen niet positief bij aan het imago van goede doelen.

Charitatieve instellingen zijn sterk afhankelijk van de financiële bijdragen van donateurs. Om haar activiteiten voort te kunnen zetten zal rekening gehouden moeten worden met de wensen van de donateurs. Hoofdreden voor donateurs om te stoppen met doneren is wanneer men zich niet kan vinden in de besteding van de ontvangen gelden, zo blijkt uit onderzoek van

PricewaterhouseCoopers (PWC) naar factoren die van invloed zijn op donateurvertrouwen. Het bestuur van charitatieve instellingen is belast met de dagelijkse gang van zaken binnen de organisatie. Via corporate governance kunnen donateurs zekerder zijn dat hun belangen behartigd worden door een organisatie. Shleifer en Vishny (1997) definiëren corporate governance als een manier waarop financiers van een organisatie garanderen dat zij een goed rendement behalen op hun investering. Dit rendement hoeft niet terug te vloeien naar de financier maar kan ook ten goede komen aan bijvoorbeeld hulpbehoevenden die gesteund worden door een charitatieve instelling. Binnen de corporate governance is de Raad van Toezicht een effectief orgaan dat toezicht kan houden op de activiteiten van het bestuur (Fama & Jensen, 1983).

Corporate governance kan dus bijdragen aan goed bestuur bij charitatieve instellingen waardoor het vertrouwen in de instellingen wordt vergroot. Vertrouwen in de effectiviteit en efficiëntie van charitatieve instellingen kan vervolgens ten goede komen aan de ontvangst van donaties (Commissie Wijfels, 2005).

1.1

Probleemstelling

Zoals eerder was te lezen kan corporate governance bijdragen aan het vergroten van het vertrouwen in charitatieve instellingen door de belangen van onder andere donateurs te behartigen. Hadden bijvoorbeeld de beleggingsverliezen van goede doelen voorkomen kunnen worden, indien

toezichthouders eerder aan de bel hadden getrokken? In deze scriptie probeert daarom antwoord te krijgen op de volgende hoofdvraag:

In hoeverre is de samenstelling van de Raad van Toezicht van invloed op de financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen?

Deze hoofdvraag zal beantwoord worden aan de hand van onderstaande deelvragen. 1. Wat zijn charitatieve instellingen?

2. Wat is de functie van de Raad van Toezicht?

3. In hoeverre is de gemiddelde leeftijd van leden van de Raad van Toezicht van invloed op de financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen?

(7)

7 4. In hoeverre is de omvang van de Raad van Toezicht van invloed op de financiële prestaties

van Nederlandse charitatieve instellingen?

5. In hoeverre is het gemiddeld aantal nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht van invloed op de financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen?

In zowel de hoofdvraag als de deelvragen wordt meerdere malen het begrip financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen aangehaald. In dit onderzoek bedoelen we met financiële prestaties de [1] groei, [2] de program spending ratio en [3] de fundraising ratio. De definities van deze prestatie-indicatoren worden verder toegelicht in hoofdstuk 2.

1.2

Relevantie onderzoek

Als gevolg van haar toezichthoudende en adviserende functie kan de Raad van Toezicht invloed uitoefenen op de organisatievoering. Uit eerder onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat het aantal commissariaten van invloed is op de return on equity van beursgenoteerde bedrijven (Heijnen, 2011). Er is echter nog geen onderzoek verricht naar de invloed van de Raad van Toezicht op de financiële prestaties van charitatieve instellingen. Uit onderzoek is gebleken dat donateurs veel waarde hechten aan een effectieve en efficiënte besteding van donaties (Sandberg, 2006). Daarnaast wordt bij onderzoeken naar de financiële prestaties van charitatieve instellingen vaak gekeken naar de relatie met bestuurdersbeloningen. Binnen de sector van charitatieve instellingen is dit onderzoek daarom vernieuwend en geeft het mogelijk nieuwe inzichten op het gebied van corporate

governance.

1.3

Opzet onderzoek

In het volgende hoofdstuk zal het theoretische kader van dit onderzoek worden beschreven. Hierbij zal onder andere aandacht worden besteed aan de sector van charitatieve instellingen, corporate governance en relevante economische theorieën zoals de agency theorie. Het beantwoorden van de eerste en tweede deelvraag staat hierbij centraal. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 aandacht besteed worden aan de methode van onderzoek voor het beantwoorden van de derde en vierde

onderzoeksvraag. Na een beschrijving van de onderzoeksmethode worden in hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten beschreven. Aan de hand van de onderzoeksresultaten kunnen vervolgens de derde en vierde deelvraag beantwoord worden. In het laatste hoofdstuk volgen de conclusies van het onderzoek en worden aanbevelingen gedaan voor eventueel vervolgonderzoek.

(8)

8

2

Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader van dit onderzoek besproken. In de eerste paragraaf zal aandacht besteed worden aan het onderwerp corporate governance. Vervolgens zal corporate governance bekeken worden vanuit een aantal gerelateerde economische theorieën. Als laatste wordt ingegaan op de sector waar dit onderzoek zich op richt, die van de charitatieve instellingen. De basis die in dit hoofdstuk wordt gelegd wordt vervolgens in hoofdstuk 3 gebruikt voor het uitwerken van de onderzoeksmethodologie.

2.1

Corporate governance

Vrij vertaald betekent corporate governance ondernemingsbestuur. Deze vertaling dekt alleen niet de volledige lading van het begrip. Corporate governance heeft betrekking op de manier waarop een onderneming wordt bestuurd en beheerst, met in achtneming van de belangen van verschillende stakeholders (IFC). Een voor de hand liggend voorbeeld hiervan is de aandeelhouder die belang heeft bij winstmaximalisatie, maar ook andere partijen zoals de fiscus (belastingen), milieuorganisaties (milieu) en de maatschappij hebben belang bij deugdelijk bestuur van een onderneming. Hieruit blijkt ook dat de veelgebruikte definitie van corporate governance van de economen Shleifer en Vishny (1997) te beperkt is: corporate governance is niet enkel een manier waarop financiers van

ondernemingen garanderen dat zij een goed rendement behalen op hun investering.

Als reactie op recente (grootschalige) boekhoudschandalen bij Enron (2001), WorldCom (2002), Ahold (2003) en Parmalat (2003) is er de afgelopen jaren in toenemende mate aandacht voor het onderwerp corporate governance. De gevolgen voor de gedupeerden waren verwoestend: managers hadden zich verrijkt met miljoenen ten koste van de spaar- en pensioentegoeden van duizenden investeerders en werknemers. Als snel volgde in de Verenigde Staten de invoering van de Sarbanes-Oxley Act om zo deugdelijk bestuur af te dwingen bij beursgenoteerde ondernemingen. Maar de gevolgen waren niet alleen voelbaar in de Verenigde Staten. Naar Amerikaanse voorbeeld werd in 2003 de Code Tabaksblad ingevoerd, welke in 2009 is vervangen door de Code Frijns.

De oorsprong van corporate governance is te vinden in de scheiding tussen bestuur en eigendom van ondernemingen. Dit fenomeen zien we voor het eerst bij de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in het begin van de 17e eeuw. Doordat de VOC vrij verhandelbare aandelen uitgaf kon het destijds haar kostbare handelsreizen financieren. De eerste uitkering van dividend door de VOC liet echter acht jaar op zich wachten; een periode waarin het bestuur summier disclosure gaf over haar beleid en behaalde resultaten. Als gevolg van dit handelen gingen

aandeelhouders zich afvragen of hun belangen wel volledig behartigd werden door het bestuur van de VOC (Frentrop, 2002). Dit wantrouwen wordt tegenwoordig ook gezien als de agency

problematiek. In de volgende paragraaf zal worden ingegaan op de agency theorie en andere economische theorieën die verband houden met corporate governance.

(9)

9

2.2

Economische theorieën

In de vorige paragraaf konden we lezen dat de scheiding tussen eigendom en bestuur van een onderneming 400 jaar geleden bij de VOC al zorgde voor spanningen tussen het bestuur en

aandeelhouders. Een economische theorie die in gaat op deze problematiek is de agency theorie van Jensen en Meckling (1976), die zij als volgt definiëren:

We define an agency relationship as a contract under which one or more persons (the

principal(s)) engage another person (the agent) to perform some service on their behalf which involves delegating some decision making authority to the agent.

Als we deze theorie vertalen naar de situatie van een onderneming met aandeelhouders, dan kunnen we de aandeelhouders zien als principaal, die de dagelijkse gang van zaken van de onderneming delegeert aan het bestuur (agent). Voor de principaal is het risico aanwezig dat de agent suboptimale beslissingen neemt om zo zijn eigen nut te maximaliseren. Omdat de principaal geen direct zicht heeft op de direct bedrijfsvoering ontstaat er informatie asymmetrie. Deze vorm van informatie asymmetrie, waarbij de principaal niet kan vaststellen of de agent zich volledig inzet voor zijn belangen, noemen we moral hazard. Om te voorkomen dat de principaal benadeeld wordt door de agent kan hij maatregelen nemen. Aan deze maatregelen zijn echter kosten verbonden die agency costs genoemd worden, en te verdelen zijn in drie categorieën: monitoring costs, bonding costs en residual loss. Monitoring costs zijn kosten die betrekking hebben op de controle van de agent, zoals een accountantscontrole of het aanstellen van een Raad van Commissarissen. Bondings costs moeten de agent verleiden om te handelen in het belang van de principaal, via bijvoorbeeld bonussen. De kosten van de benadeling van de principaal door de agent – ondanks de monitoring- en bonding costs – wordt residual loss genoemd.

De agency theorie is niet enkel van invloed op ondernemingen waarbij sprake is van scheiding tussen eigendom en bestuur. Dit onderzoek richt zich op de invloed van de Raad van Toezicht op de

financiële prestaties van charitatieve instellingen. In het geval van charitatieve instellingen zijn er geen aandeelhouders, maar worden de activiteiten van de organisatie wel gefinancierd door derden. In deze setting is het belang van de donateurs niet winstmaximalisatie maar een zo efficiënt en effectief mogelijke besteding van de middelen van organisatie om zo de organisatiedoelstellingen te bereiken.

De agency theorie gaat ervan uit dat de agent en de principaal hun eigen nut willen maximaliseren, waarbij bijvoorbeeld de principaal benadeeld wordt omdat de agent in zijn eigen belang handelt. Uit onderzoek van Williams (1985) blijkt opportunistisch gedrag slechts voorkomt bij een minderheid. Niet iedereen zal altijd handelen in zijn eigen belang. Het kan ook zo zijn dat men de drang heeft om te presteren, geniet van uitdagend werk met verantwoordelijkheden en autoriteit of gewaardeerd wordt door meerderen (Donaldson & Davis, 1991). Van een individualistische agent is dus zeker niet altijd sprake. Als de doelstellingen van de agent en de principaal daarnaast gelijk zijn, en beide beschikken over dezelfde informatie, zou er van agency problematiek helemaal geen sprake zijn (Tipuric, 2008).

(10)

10 Een andere economische theorie die verband houdt met corporate governance is de stakeholder theorie. De theorie gaat in op het belang om als organisatie ook rekening te houden met de belangen van derden die zowel positief als negatief invloed kunnen uitoefenen op de organisatie. Volgens Philips et. al (2003) moeten managers aandacht besteden aan meer dan enkel het maximaliseren van het nut van aandeelhouders. De relatie tussen een organisatie en stakeholders kan onderhouden worden door disclosure en deugdelijk bestuur.

(11)

11

2.3

Charitatieve instellingen

Een charitatieve instelling is een organisatie die fungeert als tussenpersoon tussen donateurs en hulpbehoevenden (Baber, Daniel, & Roberts, 2002). Ze zijn actief in de non-profit sector, wat betekent dat ze geen winst nastreven. Een charitatieve instelling beoefent de liefdadigheid (Van Dale, 2010). De definitie van Baber et. al (2002) sluit aan bij de definitie van het CBF voor fondsenwervende instellingen:

'Een naar Nederlands recht opgerichte stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die voor realisering van charitatieve, culturele, wetenschappelijke of andere het algemeen nut beogende doelstellingen door middel van fondsenwerving een beroep doet op de publieke offervaardigheid. Onder fondsenwerving wordt verstaan dat de aldus verkregen gelden vrijwillig zijn afgestaan, geen of geen evenredige tegenprestatie vormen voor geleverde goederen of diensten en dat er geen rechten voor zorg of hulp aan kunnen worden ontleend.'

Volgens de definitie van het CBF staan het realiseren van charitatieve doelstellingen door middel van fondsenwerving dus centraal, en is er geen sprake van een tegenprestatie bij het verlenen van hulp. De instelling fungeert dus als een tussenpersoon tussen donateurs en hulpbehoevenden.

In Nederland zijn een ongeteld aantal goede doelen actief. Veel van deze organisaties zijn in omvang beperkt, als gevolg van het gemak waarmee men in Nederland met een aantal mensen een stichting kan opzetten. Voor de Belastingdienst zijn alleen giften aan Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI) fiscaal aftrekbaar. Per 2011 hebben zo’n 55.000 goede doelen een ANBI status.

Elke twee jaar wordt in het kader van het project Geven in Nederland het donatiegedrag van huishoudens, individuen, fondsen, bedrijven en goededoelenloterijen in kaart gebracht. Uit dit onderzoekt blijkt dat er vooral minder gedoneerd wordt: van 4,7 miljard in 2009 naar 4,25 miljard in 2011. De voornaamste reden voor deze daling is de economische crisis. De verwachting is dat charitatieve instellingen de

komende jaren last blijven houden van de economische situatie. Fondsen zullen daarom donateurs moeten blijven overtuigen van hun nut en effectiviteit. Uit grafiek 1 blijkt dat in 2011 het

grootste deel van de donaties terecht kwam bij kerken e.d., gelijk aan 2009.

VFI

Bij branchevereniging

Vereniging Fondsenwervende Instellingen (VFI) zijn 120 charitatieve instellingen aangesloten. De activiteiten van de VFI zijn te typeren in

drie categorieën: belangenbehartiging, zelfregulering en dienstverlening. Zo wil de VFI het publiek 0 100 200 300 400 500 600 700 800 900

Totale donaties in miljoenen euro's

(12)

12 bekend maken met de bijdragen van goede doelen aan de samenleving (belangenbehartiging). Een voorbeeld hiervan is het eerder genoemde rapport van de Commissie Wijfels, dat in opdracht van de VFI is opgesteld. Daarnaast wil men de sector transparanter maken door onder andere het opstellen van richtlijnen en het vergelijken van instellingen (zelfregulering). Als laatste wil de VFI goede doelen ondersteunen in het uitvoeren van hun activiteiten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het behalen van inkoopvoordelen en het delen van kennis via workshops en congressen (diensten). VFI leden dienen in Nederland gevestigd te zijn, een aantal specifieke richtlijnen te volgen en in het bezit te zijn van een CBF-beoordeling.

CBF

De stichting Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) probeert met haar activiteiten te bevorderen dat onder andere charitatieve instellingen hun fondsen op verantwoorde wijze werven en besteden. Dit doet men door charitatieve instellingen te beoordelen op hun prestaties en het verstrekken van informatie aan zowel instellingen als het publiek. Het CBF richt zich bij haar beoordeling op

onderwerpen als bestuur, beleid, fondsenwerving, de besteding van financiële middelen en de verslaglegging en (financiële) verantwoording. Er zijn drie beoordelingsvormen mogelijk bij het CBF: het CBF Keur voor goede doelen, het CBF certificaat voor kleine goede doelen en de verklaring van geen bezwaar.

(13)

13

3

Onderzoeksmethodologie

In dit hoofdstuk wordt de opzet van dit afstudeeronderzoek behandeld. Er zal een antwoord gegeven worden op de vraag hoe de eerder gestelde deelvragen beantwoord kunnen worden. Ook wordt verantwoording afgelegd over de wijze van onderzoeksuitvoering. Als vervolgens de opzet van het onderzoek duidelijk is zullen in het volgende hoofdstuk de resultaten van het onderzoek besproken worden.

3.1

Onderzoeksopzet

In dit afstudeeronderzoek wordt onderzocht in hoeverre de samenstelling van de Raad van Toezicht bij van invloed is de financiële prestaties van charitatieve instellingen. Welke elementen met betrekking tot de samenstelling van de Raad van Toezicht, en welke financiële prestaties zullen hieronder toegelicht worden.

3.1.1 Samenstelling van de Raad van Toezicht

Wanneer het gaat om de samenstelling van de Raad van Toezicht wordt gekeken naar de volgende indicatoren: de middelde leeftijd van de leden van de Raad van Toezicht, de omvang van de Raad van Toezicht en het gemiddeld aantal commissariaten van de leden van de Raad van Toezicht. Hieronder zal de keuze voor deze indicatoren verder worden toegelicht.

Leeftijd

Het veelgehoorde gezegde “wijsheid komt met de jaren” is niet zomaar een ongefundeerde uitspraak. Uit onderzoek (Grossmann, 2012) is onder andere gebleken dat naarmate de leeftijd toeneemt individuen positieve verbeteringen zien in de mate waarin zij rekening houden met anderen, het kennen van hun eigen tekortkomingen, het sluiten van compromissen, het inschatten van mogelijke veranderingen en het voorspellen van oplossingen bij conflicten. Ondanks dat ouder worden leidt tot een trager brein resulteert dit in het ontwikkelen van betere inzichten (Jeste & Harris, 2010). Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat er geen negatieve relatie is tussen vitaliteit en ouderdom (Ryan & Frederick, 1997). In het kader van dit onderzoek zien we leeftijd als een indicator voor kennis en vaardigheden. De hypothese die getoetst wordt is als volgt:

HX0 = Er is geen significant verband tussen de gemiddelde leeftijd van de Raad van

Toezicht en de financiële prestaties van charitatieve instellingen1.

HX1 = Er is een significant verband tussen de gemiddelde leeftijd van de Raad van

Toezicht en de financiële prestaties van charitatieve instellingen1.

Omvang Raad van Toezicht

Een grotere groep personen beschikt over meer diversiteit, kennis en vaardigheden (Dalton & Dalton, 2005) dan een kleinere groep en heeft daarom de potentie om beter te presteren. De grootte van de groep kan echter ook negatieve gevolg hebben voor het besluitvormingsproces, als gevolg van niet-effectieve communicatie en samenwerking (Forsyth, 2006). Zo beargumenteren Lipton & Lorch

1

De financiele prestaties van charitatieve instellingen hebben betrekking op [1] de groei, [2] de program spending ratio en [3] de fundraising ratio. Deze hypothese zal derhalve ook op deze drie financiële prestatie-indicatoren getoetst worden. spending ratio en [3] de fundraising ratio. Deze hypothese zal derhalve ook op deze drie financiële prestatie-indicatoren getoetst worden.

(14)

14 (1992) dat een grote Raad van Bestuur een tijdrovend besluitvormingsproces in de hand werkt als gevolg van onzinnige discussies. Ook wordt veronderstelt dat een grotere Raad van Bestuur minder effectief functioneert dan een kleinere Raad van Bestuur (Hermalin & Weisbach, 1991) en

bestuurders bij een kleinere Raad van Bestuur beter geïnformeerd zijn over de prestaties van de onderneming en derhalve beschikking over betere controlerende vaardigheden (Vafeas, 2000). De invloed van de omvang van de Raad van Toezicht op de prestaties van ondernemingen is in verschillende onderzoeken aangetoond. Yermack (1996) heeft in zijn onderzoek bewijs gevonden dat ondernemingen met een kleinere Raad van Bestuur effectiever functioneren en een hogere

marktwaarde vertegenwoordigen dan ondernemingen met een grotere Raad van Bestuur. Deze resultaten liggen in lijn met de bevindingen van Barnhart en Rosenstein (1998) en Eisenberg et. al. (1996) waaruit is gebleken dat ondernemingen met een kleinere Raad van Bestuur beter presteerden dan ondernemingen met een grotere Raad van Bestuur.

Uit onderzoek gericht op de Amerikaanse bankensector is gebleken dat de omvang van de Raad van Bestuur juist een positieve invloed had op de prestaties van de ondernemingen (Adams & Mehran, 2011). Deze bevindingen staan haaks op de bevindingen van Yernack (1996), Barnhart en Rosenstein (1998) en Eisenberg et. al (1996). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de invloed van de omvang van de Raad van Bestuur op ondernemingsprestaties sectorafhankelijk is (Shakir, 2008).

De invloed van de omvang van de Raad van Toezicht op de prestaties van een organisatie kan afhankelijk zijn van de sector waarin de organisatie actief is, ondanks dat uit een groot aantal onderzoek een negatieve relatie blijkt tussen de omvang van de Raad van Bestuur en de prestaties van een onderneming. Mogelijk biedt dit onderzoek nieuwe inzichten in de mate waarin een sector bepalend is voor deze relatie. De hypothese die getoetst wordt is als volgt:

HX0 = Er is geen significant verband tussen de omvang van de Raad van Toezicht en

de financiële prestaties van charitatieve instellingen2.

HX1 = Er is een significant verband tussen de omvang van de Raad van Toezicht en

de financiële prestaties van charitatieve instellingen2.

2

De financiele prestaties van charitatieve instellingen hebben betrekking op [1] de groei, [2] de program spending ratio en [3] de fundraising ratio. Deze hypothese zal derhalve ook op deze drie financiële prestatie-indicatoren getoetst worden.

(15)

15 Aantal commissariaten

Dit onderzoek zal zich ook richten op de relatie tussen het aantal commissariaten van leden van de Raad van Toezicht en de financiële prestaties van charitatieve instellingen. Kunnen leden van een Raad van Toezicht voldoende toezicht houden bij het bekleden van meerdere functies? Met deze vraag in het achterhoofd nam de Eerste Kamer in 2009 een wetsvoorstel aan dat het aantal commissariaten voor toezichthouders bij publieke en semipublieke instellingen beperkt tot vijf (Dorresteijn, 2011). Ervaring draagt echter ook positief bij aan iemand zijn kennis en vaardigheden (Schmidt, Hunter, & Outerbridge, 1986).

Uit recent onderzoek is echter gebleken dat meerdere nevenfuncties juist organisatierisico's verminderen door onder andere het uitgebreide netwerk van de commissarissen (Wolfswinkel, 2013). Of bij charitatieve instellingen ook sprake is van een relatie tussen het aantal commissariaten van leden van de Raad van Toezicht en de financiële prestaties van charitatieve instellingen is derhalve een interessant vraagstuk. De hypothese die getoetst wordt is als volgt:

HX0 = Er is geen significant verband tussen het aantal nevenfuncties van de leden

van de Raad van Toezicht en de financiële prestaties van charitatieve instellingen3.

HX1 = Er is een significant verband tussen het aantal nevenfuncties van de leden

van de Raad van Toezicht en de financiële prestaties van charitatieve instellingen3.

3.1.2 Financiële prestatie-indicatoren

De invloed van de samenstelling van de Raad van Toezicht bij charitatieve instellingen zal in dit onderzoek worden onderzocht op de volgende financiële prestatie-indicatoren: de program spending ratio, de fundraising ratio en het groeicijfer. De keuze voor deze drie indicatoren zal hieronder worden toegelicht.

Program spending ratio

De verhouding tussen de uitgaven aan (charitatieve) projecten en de inkomsten van een charitatieve organisatie wordt de program spending ratio genoemd. Deze ratio wordt als volgt berekend:

De financiële middelen die men bereid is te doneren aan goede doelen is beperkt. Verschillende charitatieve instellingen beconcurreren elkaar als het gaat om het aantrekken van donaties.

Potentiële donoren zijn erg begaan met de activiteiten die ontplooit worden met hun donaties, met in het bijzonder de effectiviteit hier van. Dit houdt concreet in dat men organisaties die niet effectief en efficiënt met hun middelen om gaan geen geld toevertrouwt. Het belang van een evenwichtige verhouding tussen de inkomsten en projectbestedingen van charitatieve organisaties wordt in de ook onderkend door het CBF in haar keurmerkcriteria (Centraal Bureau Fondsenwerving, 2012). De

3

De financiele prestaties van charitatieve instellingen hebben betrekking op [1] de groei, [2] de program spending ratio en [3] de fundraising ratio. Deze hypothese zal derhalve ook op deze drie financiële prestatie-indicatoren getoetst worden.

(16)

16 hypothesen die getoetst worden met betrekking tot de program spending ratio zijn in paragraaf 3.1.1 toegelicht.

Fundraising ratio

De fundraising ratio in een indicator hoeveel eurocent aan wervingskosten gemaakt moet worden om één euro te werven. Deze ratio wordt als volgt berekend:

Net als de program spending ratio is deze ratio een belangrijke indicator van de effectiviteit en efficiëntie van een charitatieve instelling. Organisaties die het CBF-keurmerk willen dragen mogen bijvoorbeeld niet meer dan 25% van hun totale inkomsten besteden aan wervingsactiviteiten. De hypothesen die getoetst worden met betrekking tot de fundraising ratio zijn in paragraaf 3.1.1 toegelicht.

Groei

In het kader van dit onderzoek wordt onderzoekt in hoeverre de samenstelling van de Raad van Toezicht van invloed is op de groei van de totale inkomsten van een charitatieve instelling, ten opzichte van vorig jaar. De groei wordt als volgt berekend:

De achterliggende gedachte is hierbij dat de kennis en vaardigheden van leden van de Raad van Toezicht significant bijdragen aan de prestaties van de organisatie, zoals ook wordt uit onderzoek is gebleken (Hanushek & Woessmann, 2008). De hypothesen die getoetst worden met betrekking tot de groei van de totale baten zijn in paragraaf 3.1.1 toegelicht.

3.2

Dataverzameling en bronnen

In de vorige paragraaf hebben we de keuze voor onze onderzoeksvariabelen theoretisch

onderbouwd. In deze paragraaf zullen we uiteenzetten op welke wijze de data voor dit onderzoek is verzameld.

3.2.1 Charitatieve instellingen

In hoofdstuk 2 hebben we kennis gemaakt met het CBF, een organisatie die efficiënte en effectieve besteding van middelen bij charitatieve instellingen tracht te bevorderen. Charitatieve instellingen hebben we mogelijkheid om te opteren voor een keurmerk. Voor het toekennen van een CBF-keurmerk wordt een instelling beoordeeld op een vijftal onderwerpen: [1] bestuur, [2] beleid, [3] fondsenwerving, voorlichting en communicatie, [4] besteding van middelen en [5] verantwoording. Om een keurmerk te bemachtigen zal er bij een instelling sprake moeten zijn van scheiding tussen besturen en toezicht houden. In veel gevallen vertaalt deze scheiding zich in de aanwezigheid van een Raad van Toezicht. Daarnaast komen instellingen enkel in aanmerking voor een CBF-keurmerk indien zij Richtlijn 650 van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ 650) volgen en moet het jaarverslag voorzien zijn van een goedkeurende accountantsverklaring. Bij het volgen van RJ 650 dient de oorsprong van de baten en wervingskosten nader te worden gespecificeerd. Daarnaast dient men inzicht te geven in de bestedingen aan doelstellingen.

(17)

17 Als gevolg van het gemak waarmee men in Nederland een stichting kan oprichten bestaan er

duizenden charitatieve instellingen die in grootte beperkt zijn, en waar geen toezichthoudend orgaan aanwezig is. Dit onderzoek zal zich daarom enkel richten op charitatieve instellingen met een CBF-keurmerk. Daarnaast waarborgt dit keurmerk – door de verplichte goedkeurende

accountantsverklaring – ook de betrouwbaarheid van de financiële informatie die voor dit onderzoek benodigd is.

Het CBF heeft een CBF-keurmerk verstrekt aan 279 charitatieve instellingen4, waarvan er bij 112 een Raad van Toezicht aanwezig is. In het spreadsheet programma Microsoft Excel is voor dit onderzoek een lijst gemaakt van alle charitatieve instellingen met een CBF keurmerk. Voor dit overzicht wordt verwezen naar bijlage 1. Aan de hand van onderstaande formule hebben we vervolgens bepaald dat we 87 instellingen zullen betrekken bij dit onderzoek.

Hierbij is:

n = het steekproefgrootte; N = de grootte van de populatie;

z = de standaardafwijking van het gehanteerde betrouwbaarheidspercentage; p = de gehanteerde steekproeffout;

f = de gehanteerde foutenmarge.

Op basis van literatuur omtrent het bepalen van de minimale steekproefgrootte (Burns & Bush, 2006) is een z-waarde van 1,96 gehanteerd, wat overeenkomt met een betrouwbaarheids-percentage van 95%. Daarnaast is een steekproeffout van 50% en een foutenmarge van 5% gehanteerd.

In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van alle 112 charitatieve instellingen met een CBF-keurmerk en een Raad van Toezicht. Om 87 charitatieve instelling aselect te selecteren uit dit overzicht is gebruik gemaakt van de aselectussen functie in Microsoft Excel. Deze functie genereert

willekeurig een getal tussen de 1 en 87. Het gegenereerde getal heeft betrekking op de “ID” van een charitatieve instelling, zoals deze in bijlage 1 (kolom 2) is opgenomen. Omdat Microsoft Excel bij het laden van een bestand telkens 87 nieuwe getallen genereert zijn de oorspronkelijke formules verwijderd uit het databestand en vervangen met de harde waarden van de 87 getallen. Voor de 87 instellingen die betrokken zijn bij dit overzicht wordt verwezen naar bijlage 1 (kolom 5; sample) . Uit deze paragraaf is duidelijk geworden hoe de onderzoekspopulatie voor dit onderzoek bepaald is. In de volgende twee paragrafen zal ingegaan worden op de onderzoeksdata die voor deze populatie onderzocht zal worden.

(18)

18

3.2.2 Samenstelling Raad van Toezicht

Dit onderzoek tracht te onderzoeken of de samenstelling van de Raad van Toezicht van invloed is op de financiële prestaties van charitatieve instellingen. Hierbij zal gekeken worden naar [1] de omvang van de Raad van Toezicht, [2] de gemiddelde leeftijd van de leden van de Raad van Toezicht en [3] het gemiddeld aantal nevenfuncties van de leden van de Raad van Toezicht. Om deze gegevens te verkrijgen zal gebruik gemaakt worden van het digitale register goede doelen van het CBF. In dit register is voor alle bij het CBF aangesloten instellingen informatie beschikbaar over de samenstelling van het bestuur en de Raad van Toezicht en zijn de jaarverslagen van de instellingen in te zien. Aan de hand van dit register en de jaarverslag kan vervolgens data verzameld worden met betrekking tot de omvang en de gemiddelde leeftijd van de Raad van Toezicht en de nevenfuncties van haar leden. Uit een jaarverslag kan echter niet altijd de leeftijd van leden van de Raad van Toezicht worden opgemaakt. Om deze reden zullen we ook gebruik maken van de database van Company.info. Deze uitgebreide database bevat zowel financiële als niet-financiële informatie van 2,5 miljoen

verschillende organisaties. Daarnaast kunnen van bestuurders, commissarissen en procuratiehouders persoonsgegevens ingekeken worden, waaronder de geboortedatum.

3.2.3 Financiële prestatie-indicatoren

Dit onderzoek bestudeert de invloed tussen de samenstelling van de Raad van Toezicht op een drietal financiële prestatie-indicatoren: [1] de program spending ratio, [2] de fundraising ratio en [3] de groeiratio. In de vorige paragraaf is uiteengezet welke data nodig benodigd is om deze financiële prestatie-indicatoren te berekenen. Een betrouwbare bron voor deze data is het jaarverslag. Het CBF heeft echter in het register van goede doelen ook voor alle aangesloten instellingen financiële informatie opgenomen die ontleend is uit het door de accountant goedgekeurde jaarverslag. Een voordeel van het register van goede doelen is dat voor dit onderzoek belangrijke kerngetallen al onder het kopje “financiën” worden gepresenteerd. Het gaat hierbij om het totaal van de baten, baten uit eigen fondsenwerving, kosten inzake eigen fondsenwerving en bestedingen aan doelstellingen. Daarnaast worden deze gegevens gepresenteerde met vergelijkende cijfers. De laadtijd van deze data is erg laag ten opzichte van de losse jaarverslagen, waardoor voor dit onderzoek besloten is de financiële data te verzamelen op basis van het register goede doelen van het CBF.

Ten tijde van dit onderzoek is er voor veel instellingen nog geen jaarrekening 2012 beschikbaar. Om deze reden bevat dit onderzoek enkel data met betrekking tot het boekjaar 2010 en 2011.

3.3

Dataverwerking

De benodigde data ten aanzien van de samenstelling van de Raad van Toezicht en de financiële prestatie-indicatoren van charitatieve instellingen zijn vastgelegd in een Microsoft Excel bestand. Hieronder zal kort toegelicht worden hoe de verschillende data is vastgelegd in dit bestand. Omvang en gemiddelde leeftijd

Voor elke instelling (en zowel voor het jaar 2010 als 2011) is per kolom de geboortedatum van een lid van de Raad van Toezicht opgenomen. In de daaropvolgende kolom is vervolgens door middel van de count functie in Microsoft Excel het aantal leden van de Raad van Toezicht geteld. In een andere kolom is doormiddel van de average functie de gemiddelde geboortedatum berekend. Met deze gemiddelde geboortedatum wordt vervolgens de gemiddelde leeftijd per 31 december van het desbetreffende boekjaar berekend.

(19)

19 Nevenfuncties

Het gemiddeld aantal nevenfuncties wordt op eenzelfde manier berekend als de gemiddelde leeftijd van leden van de Raad van Toezicht. Voor elk lid van de Raad van Toezicht wordt het aantal

nevenfuncties in een aparte kolom vastgelegd. Indien een lid geen nevenfuncties heeft resulteert dit in 0 nevenfuncties zodat de waarde wordt meegenomen in de berekening van het gemiddelde aantal nevenfuncties.

Program spending ratio

Ten behoeve van de program spending ratio wordt in een aparte kolommen de totale baten 2010 en de totale baten 2011. Daarnaast wordt in aparte kolommen vastgelegd hoeveel er zowel in 2010 als 2011 aan doelstellingen is besteed. Op basis van deze data wordt vervolgens in twee aparte

kolommen de program spending ratio in 2010 en 2011 berekend. Fundraising ratio

Om te fundraising ratio te berekenen wordt in aparte kolommen vastgelegd hoeveel er in zowel 2010 als 2011 is uitgegeven aan eigen fondsenwerving. Daarnaast wordt in aparte kolommen vastgelegd hoeveel er zowel in 2010 als 2011 is ontvangen uit eigen fondsenwerving. Op basis van deze data wordt vervolgens in twee aparte kolommen de fundraising ratio in 2010 en 2011 berekend. Groei

Voor het berekenen van de program spending ratio zijn de totale baten 2010 en de totale baten 2011 al vastgelegd. Om de groei in 2010 vast te stellen wordt in een aparte kolom de totale baten 2009 vastgelegd. Op basis van deze data wordt vervolgens in twee aparte kolommen de groei in 2010 (ten opzichte van 2009) en 2011 (ten opzichte van 2010) berekend.

Conversie

In het Microsoft Excel bestand zijn voor 87 charitatieve instellingen nu de volgende data berekend: [1] de omvang van de Raad van Toezicht; [2] de gemiddelde leeftijd van de leden van de Raad van Toezicht; [3] het gemiddeld aantal nevenfuncties van de leden van de Raad van Toezicht; [4]de program spending ratio in zowel 2010 als 2011; [5] de fundraising ratio in zowel 2010 als 2011; [6] de groei in zowel 2010 als 2011. Deze waarden zijn naar een nieuw Microsoft Excel verplaatst als harde waarden om te voorkomen dat de onderzoeksdata achteraf nog – onbedoeld – wijzigt. Dit

(20)

20

4

Resultaten

In hoofdstuk drie is duidelijk geworden hoe dit onderzoek antwoord probeert te krijgen op de vraag in hoeverre de Raad van Toezicht van invloed is op de financiële prestaties van charitatieve

instellingen. In dit hoofdstuk zullen de werkelijke resultaten van dit onderzoek besproken worden. Allereerst zullen een aantal algemene statistieken gepresenteerd worden. Vervolgens wordt

ingegaan op de resultaten die relevant zijn voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. Hiervoor wordt een correlatie- en regressieanalyse gehanteerd.

4.1

Algemene statistieken

Voor dit onderzoek is data verzamelend van 87 charitatieve instellingen voor de jaren 2010 en 2011. Dit resultaat in 174 waarnemingen (n=174). In tabel 1 zijn een aantal algemene statistieken

opgenomen met betrekking tot de gebruikte onderzoeksdata.

Uit tabel 1 blijkt dat bij de onderzochte charitatieve instellingen er tussen de twee en 12 personen aanwezig waren in de Raad van Toezicht, met een gemiddeld aantal van zes. Wat opvalt is dat er voornamelijk ouderen (gemiddelde leeftijd 55 jaar) actief zijn als toezichthouder. Dit ligt in lijn met de gemiddelde leeftijd bij Nederlandse beursgenoteerde bedrijven, met een gemiddelde leeftijd van 58 jaar (NRC Handelsblad, 2011). Het is daarnaast opvallend dat het gemiddeld aantal nevenfuncties van de leden van Raad van Toezicht per charitatieve instelling erg verschilt. Dit gemiddelde ligt tussen de 0,40 (minimum) en de 6,78 (maximum)nevenfuncties.

Descriptive Statistics

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Aantal_leden_rvt 174 2,00 12,00 6,0460 1,89254 Gemiddelde_leeftijd 174 42,42 69,26 55,3566 5,14491 Aantal_commissariaten 174 ,40 6,78 2,9498 1,57034 Groei 174 -,92 1,47 ,0345 ,31169 Program_Spending_Ratio 174 ,27 1,70 ,8386 ,17159 Fundraising_Ratio 174 ,00 3,87 ,1684 ,29664 Valid N (listwise) 174

Tabel 1 Beschrijvende statistiek onderzoeksdata

Voor wat betreft de mutatie van de totale baten ten opzichte van vorig jaar blijkt uit tabel 1 dat er grote verschillen zijn. De grootste daling die is waargenomen is een daling van 92%. De grootste stijging (groei) bij de onderzochte instellingen is echter 147%. Gemiddeld was de groei van de totale baten maar echter 3,5% ten opzichte van het jaar daarvoor. Deze groei is enigszins opvallend door de terugloop in donaties als gevolg van de economische crisis (ANP, 2013). Gezien de verschillen tussen de minimum en maximum groei wordt mogelijk de ene instelling meer getroffen door de crisis dan de ander.

Ook ten aanzien van de program spending ratio zijn er opvallende verschillen tussen de onderzochte instellingen. De kleinste besteding aan doelstellingen bedroeg 27% van de totale baten, terwijl de grootste uitgave aan doestelling 147% van het totaal aan baten bedroeg. Hieruit blijkt dat enkele instellingen hun financiële reserves hebben moeten aanspreken om projecten te financieren. Gemiddeld besteedden instellingen 84% van hun jaarlijkse baten aan hun doelstellingen.

De wervingskosten voor het werven van één Euro (fundraising ratio) verschillen ook aanzienlijk per instelling. Het minimum ligt op nul Euro doordat niet alle instellingen fondsenwervende activiteiten

(21)

21 ontplooien. Het maximum ligt op € 3,87 aan wervingskosten om één Euro te werven. Het gemiddelde voor alle betrokken instellingen ligt echter op € 0,17 aan wervingskosten per geworven Euro.

4.2

Regressieanalyse

In de volgende paragraaf worden de resultaten van de uitgevoerde regressieanalyses behandeld. Deze resultaten zullen vervolgens antwoord gegeven op de eerder gestelde onderzoeksvragen.

4.2.1 De omvang van de Raad van Toezicht

In deze subparagraaf wordt de relatie tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de financiële prestaties van charitatieve instellingen behandeld. Uit de onderzoeksresultaten zal blijken of de omvang van de Raad van Toezicht van invloed is op de groei van de totale baten, de Program spending ratio en de Fundraising ratio van charitatieve instellingen.

Groei

In tabel 1 en 2 zijn de resultaten van SPSS opgenomen met betrekking tot de relatie tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de groei van de totale baten. Uit tabel 2 blijkt dat de omvang van de Raad van Toezicht niet significant correleert met de

groei van de totale baten (p[0,826] > 0,05). Derhalve accepteren we de nulhypothese en verwerpen we hypothese HA1: er is geen significante relatie tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de

groei van de totale baten van charitatieve instellingen.

ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1

Regression ,174 1 ,174 ,048 ,826b

Residual 619,458 172 3,601

Total 619,632 173

a. Dependent Variable: Aantal_leden_rvt b. Predictors: (Constant), Groei

Tabel 2 SPSS output omvang RvT en groei baten (deel 2) Model Summary Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,017a ,000 -,006 1,89776

a. Predictors: (Constant), Groei

(22)

22 Program spending ratio

In tabel 3 en 4 zijn de resultaten van SPSS opgenomen met betrekking tot de relatie tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de Program spending ratio. Uit tabel 4 blijkt dat de omvang van de Raad van Toezicht niet significant correleert met de

Program spending ratio (p[0,082] > 0,05). Derhalve accepteren we nulhypothese en verwerpen we hypothese HB1: er is geen significante relatie tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de

Program spending ratio van charitatieve instellingen.

ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1

Regression 10,868 1 10,868 3,071 ,082b

Residual 608,765 172 3,539

Total 619,632 173

a. Dependent Variable: Aantal_leden_rvt

b. Predictors: (Constant), Program_Spending_Ratio

Tabel 4 SPSS output omvang RvT en Program spending ratio (deel 2) Model Summary

Model R R Square Adjusted R

Square

Std. Error of the Estimate

1 ,132a ,018 ,012 1,88131

a. Predictors: (Constant), Program_Spending_Ratio

(23)

23 Fundraising ratio

In tabel 5 en 6 zijn de resultaten van SPSS opgenomen met betrekking tot de relatie tussen de omvang van de Raad van Toezicht en Fundraising ratio. Uit tabel 6 blijkt dat er een

significante relatie (p[0,014] <

0,05) is tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de Fundraising ratio van charitatieve instellingen. Daarom verwerpen we de nulhypothese en accepteren we de HC1 hypothese: er is een

significante relatie tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de Fundraising ratio van charitatieve instellingen.

ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1

Regression 21,483 1 21,483 6,177 ,014b

Residual 598,149 172 3,478

Total 619,632 173

a. Dependent Variable: Aantal_leden_rvt b. Predictors: (Constant), Fundraising_Ratio

Tabel 6 SPSS output omvang RvT en Fundraising ratio (deel 2) Model Summary

Model R R Square Adjusted R

Square

Std. Error of the Estimate

1 ,186a ,035 ,029 1,86484

a. Predictors: (Constant), Fundraising_Ratio

(24)

24

4.2.2 De leeftijd van de Raad van Toezicht

In deze subparagraaf wordt de relatie tussen de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en de financiële prestaties van charitatieve instellingen behandeld. Uit de onderzoeksresultaten zal blijken of de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht van invloed is op de groei van de totale baten, de Program spending ratio en de Fundraising ratio van charitatieve instellingen.

Groei

In tabel 7 en 8 zijn de resultaten van SPSS opgenomen met betrekking tot de relatie tussen de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en de groei van de totale baten. Uit tabel 8 blijkt dat gemiddelde leeftijd binnen de

Raad niet significant correleert met de groei van de totale baten (p[0,985] > 0,05). Derhalve accepteren we de nulhypothese en verwerpen we hypothese HD1: er is geen significante relatie

tussen de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en de groei van de totale baten van charitatieve instellingen.

ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1

Regression ,009 1 ,009 ,000 ,985b

Residual 4579,320 172 26,624

Total 4579,329 173

a. Dependent Variable: Gemiddelde_leeftijd b. Predictors: (Constant), Groei

Tabel 8 SPSS output leeftijd RvT en groei baten (deel 2) Model Summary

Model R R Square Adjusted R

Square

Std. Error of the Estimate

1 ,001a ,000 -,006 5,15984

a. Predictors: (Constant), Groei

(25)

25 Program spending ratio

In tabel 9 en 10 zijn de resultaten van SPSS opgenomen met betrekking tot de relatie tussen de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en de Program spending ratio. Uit tabel 10 blijkt een significante relatie

(p[0,017 < 0,05) tussen de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en de Program spending ratio. Derhalve kan de nulhypothese verworpen worden en accepteren we hypothese HE1: er is een

significante relatie tussen de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en de Program spending ratio van charitatieve instellingen.

ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1

Regression 149,889 1 149,889 5,820 ,017b

Residual 4429,441 172 25,753

Total 4579,329 173

a. Dependent Variable: Gemiddelde_leeftijd b. Predictors: (Constant), Program_Spending_Ratio

Tabel 10 SPSS output leeftijd RvT en Program spending ratio (deel 2) Model Summary

Model R R Square Adjusted R

Square

Std. Error of the Estimate

1 ,181a ,033 ,027 5,07470

a. Predictors: (Constant), Program_Spending_Ratio

(26)

26 Fundraising ratio

In tabel 11 en 12 zijn de

resultaten van SPSS opgenomen met betrekking tot de relatie tussen de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en Fundraising ratio. Uit tabel 12 blijkt dat er geen significante

relatie (p[0,299] > 0,05) is tussen de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en de Fundraising ratio van charitatieve instellingen. Daarom accepteren we de nulhypothese en

verwerpen we de hypothese HF1: er is geen significante relatie tussen de gemiddelde leeftijd binnen

de Raad van Toezicht en de Fundraising ratio van charitatieve instellingen. ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1

Regression 28,678 1 28,678 1,084 ,299b

Residual 4550,652 172 26,457

Total 4579,329 173

a. Dependent Variable: Gemiddelde_leeftijd b. Predictors: (Constant), Fundraising_Ratio

Tabel 12 SPSS output leeftijd RvT en Fundraising ratio (deel 2) Model Summary

Model R R Square Adjusted R

Square

Std. Error of the Estimate

1 ,079a ,006 ,000 5,14366

a. Predictors: (Constant), Fundraising_Ratio

(27)

27

4.2.3 Nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht

In deze subparagraaf wordt de relatie tussen het aantal nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht en de financiële prestaties van charitatieve instellingen behandeld. Uit de

onderzoeksresultaten zal blijken of het aantal nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht van invloed is op de groei van de totale baten, de Program spending ratio en de Fundraising ratio van charitatieve instellingen.

Groei

In tabel 13 en 14 zijn de

resultaten van SPSS opgenomen met betrekking tot de relatie tussen het aantal nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht en de groei van de totale baten. Uit tabel 8 blijkt dat

gemiddelde leeftijd binnen de Raad niet significant correleert met de groei van de totale baten (p[0,989] > 0,05). Derhalve accepteren we de nulhypothese en verwerpen we hypothese HA1: er is

geen significante relatie tussen het aantal nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht en de groei van de totale baten van charitatieve instellingen.

ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1

Regression ,000 1 ,000 ,000 ,989b

Residual 426,611 172 2,480

Total 426,611 173

a. Dependent Variable: Aantal_commissariaten b. Predictors: (Constant), Groei

Tabel 14 SPSS output nevenfuncties RvT en groei baten (deel 2) Model Summary

Model R R Square Adjusted R

Square

Std. Error of the Estimate

1 ,001a ,000 -,006 1,57490

a. Predictors: (Constant), Groei

(28)

28 Program spending ratio

In tabel 15 en 16 zijn de

resultaten van SPSS opgenomen met betrekking tot de relatie tussen het aantal nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht en de Program spending ratio. Uit tabel 10 blijkt geen

significante relatie (p[0,946 > 0,05) tussen het aantal nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht en de Program spending ratio. Derhalve accepteren we de nulhypothese en verwerpen we hypothese HB1: er is geen significante relatie tussen het aantal nevenfuncties van leden van de Raad

en de Program spending ratio van charitatieve instellingen. ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1

Regression ,011 1 ,011 ,005 ,946b

Residual 426,600 172 2,480

Total 426,611 173

a. Dependent Variable: Aantal_commissariaten b. Predictors: (Constant), Program_Spending_Ratio

Tabel 16 SPSS output nevenfuncties RvT en Program spending ratio (deel 2) Model Summary

Model R R Square Adjusted R

Square

Std. Error of the Estimate

1 ,005a ,000 -,006 1,57488

a. Predictors: (Constant), Program_Spending_Ratio

(29)

29 Fundraising ratio

In tabel 17 en 18 zijn de

resultaten van SPSS opgenomen met betrekking tot de relatie tussen het aantal nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht en de Fundraising ratio. Uit tabel 10 blijkt geen

significante relatie (p[0,522 > 0,05) tussen het aantal nevenfuncties van leden van de Raad van Toezicht en de Fundraising ratio. Derhalve accepteren we de nulhypothese en verwerpen we hypothese HC1: er is geen significante relatie tussen het aantal nevenfuncties van leden van de Raad

en de Fundraising ratio van charitatieve instellingen. ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1

Regression 1,017 1 1,017 ,411 ,522b

Residual 425,594 172 2,474

Total 426,611 173

a. Dependent Variable: Aantal_commissariaten b. Predictors: (Constant), Fundraising_Ratio

Tabel 18 SPSS output nevenfuncties RvT en Fundraising ratio (deel 2) Model Summary

Model R R Square Adjusted R

Square

Std. Error of the Estimate

1 ,049a ,002 -,003 1,57302

a. Predictors: (Constant), Fundraising_Ratio

(30)

30

5

Conclusies en aanbevelingen

In dit laatste hoofdstuk worden conclusies getrokken uit de bevindingen van dit afstudeeronderzoek en wordt de hoofdvraag van dit onderzoek beantwoord. Ter afsluiting volgen de beperkingen van dit onderzoek en mogelijkheden voor vervolgonderzoek.

5.1

Conlusies

Met dit afstudeeronderzoek is getracht de volgende hoofdvraag te beantwoorden: In hoeverre is de samenstelling van de Raad van Toezicht van invloed op de financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen? Om deze vraag te beantwoorden is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd onder 87 Nederlandse charitatieve instellingen over de jaren 2010 en 2011. Om een mogelijke invloed van de samenstelling van de Raad van Toezicht te bestuderen is gekeken naar de omvang van de Raad van Toezicht, de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en het aantal neven-functies van de leden van de Raad van Toezicht. Vervolgens is onderzocht of deze eigenschappen van invloed waren op de groei van de totale baten ten opzichte van het voorgaande jaar, de Program spending ratio en de Fundraising ratio.

Uit de regressieanalyse is geen significant verband gebleken tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de groei van de totale baten van charitatieve instellingen. Dit geldt ook voor de Program spending ratio. Er is echter wel een significant verband gebleken tussen de omvang van de Raad van Toezicht en de Fundraising ratio: indien de omvang van de Raad van Toezicht toeneemt neemt ook de Fundraising ratio toe. Een toename van de Fundraising ratio is echter geen gunstig effect, omdat de organisatie hierdoor meer geld uitgeeft om een Euro te werven. Dit ligt in lijn met de

veronderstelling (Vafeas, 2000) dat binnen een kleine Raad van Toezicht de leden beter

geïnformeerd zijn over de prestaties van de organisatie, waardoor ze beter toezicht kunnen houden. Uit de regressieanalyse is geen significant verband gebleken tussen de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en de groei van de totalen baten van charitatieve instellingen. In tegenstelling tot de omvang van de Raad van Toezicht heeft de gemiddelde leeftijd ook geen significante invloed op de Fundraising ratio. De Program spending ratio vertoont echter wel een significante relatie met de gemiddelde leeftijd. Wanneer de gemiddelde leeftijd van de Raad van Toezicht toeneemt wordt er door charitatieve instellingen meer besteed aan de doelstellingen van de instelling.

Uit de regressieanalyse is geen significante relatie gebleken tussen het aantal nevenfuncties van de leden van de Raad van Toezicht en elk van de onderzochte financiële prestatie-indicatoren. Het ontbreken van enig significant verband is enigszins opvallend omdat uit eerder onderzoek is gebleken dat het aantal commissariaten een invloed was op de prestaties van beursgenoteerde

ondernemingen, zij het de return on equity (Heijnen, 2011).

De Raad van Toezicht heeft bij Nederlandse charitatieve instellingen slechts beperkt invloed op de financiële prestaties. Een toename van het aantal leden van de Raad van Toezicht heeft een

negatieve invloed op de Fundraising ratio. Daarnaast neemt de Program spending ratio toe indien de gemiddelde leeftijd van de Raad van Toezicht toeneemt.

(31)

31

5.2

Beperkingen en aanbevelingen

In deze paragraaf zullen mogelijke beperkingen van dit uitgevoerde afstudeeronderzoek besproken worden. Daarnaast zullen aanbevelingen gedaan worden voor mogelijk vervolgonderzoek.

De eerste beperking van dit onderzoek is het aantal charitatieve instellingen dat betrokken is bij dit onderzoek. Van de 112 instellingen met een CBF-keurmerk én een Raad van Toezicht is er van 87 Nederlandse instellingen data verzameld voor dit onderzoek. Mogelijk blijkt uit vervolgonderzoek significante relaties die in dit onderzoek verworpen zijn.

Uit de regressieanalyses zijn twee significante relaties gebleken. Allereerst was er een negatieve significante relatie tussen het aantal leden van de Raad van Toezicht en de Fundraising ratio.

Daarnaast was er een positieve significante relatie tussen de gemiddelde leeftijd binnen de Raad van Toezicht en de Program spending ratio. Deze beide significante relaties worden echter gekenmerkt door een lage determinatiecoëfficiënt (resp. R2 = 0,035 en R2 = 0,033). In beide gevallen wordt slechts ongeveer 3,5% van de variabiliteit verklaard door het model. Er zijn dus ook andere factoren van invloed op de Fundraising- en Program spending ratio. In vervolgonderzoek kunnen deze overige variabelen verder onderzocht worden.

De verzamelde financiële gegevens van charitatieve instellingen hebben betrekking op de jaren 2010 en 2011. Het is mogelijk dat de effecten van de economische crisis resulteren in een vertekend beeld. Mogelijk leidt het uitbreiden van de onderzoeksdata – met data van eerdere jaren – tot nieuwe inzichten als het gaat om de invloed van de samenstelling van de Raad van Toezicht op de financiële prestaties van Nederlandse charitatieve instellingen.

Daarnaast heeft dit onderzoek een beperkt aantal financiële prestatie-indicatoren opgenomen in haar onderzoek. De groei van de totale baten, de Program spending ratio en de Fundraising ratio zijn slechts enkele van de vele financiële indicatoren waar de Raad van Toezicht invloed op kan hebben. Vervolgonderzoek kan nieuwe inzichten bieden ten aanzien van de financiële prestaties die

beïnvloed worden door de samenstelling van de Raad van Toezicht. In het verlengde hiervan zou ook naar andere aspecten met betrekking tot de samenstelling van de Raad van Toezicht gekeken kunnen worden. Variabelen die betrokken kunnen worden bij het onderzoek zijn bijvoorbeeld nationaliteit, achtergrond en geslacht.

Ten slotte is ten tijde van dit onderzoek gebleken dat bij slechts 112 van de 279 charitatieve

instellingen met een CBF-keurmerk (40%) een Raad van Toezicht aanwezig was als toezichthoudend orgaan. Het CBF stelt dat er binnen instellingen een scheiding aanwezig dient te zijn tussen besturen en toezicht houden (zie paragraaf 3.2.1). Het is opvallend dat slechts 40% voor deze scheiding gebruik maakt van een Raad van Toezicht. Een interessante vraag is hoe deze instellingen

waarborgen dat effectief toezicht wordt gehouden op de activiteiten van hun stichting. Toekomstig onderzoek zou deze vraag kunnen beantwoorden.

(32)

32

Referenties

Adams, R. B., & Mehran, H. (2011). Corporate Performance, Board Structure, and Their Determinants. Federal Reserve Bank of New York Staff Reports , no. 330.

ANP. (2013, april 22). Door crisis minder geld naar goede doelen. Opgeroepen op april 25, 2013, van Volkskrant:

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3429790/2013/04/22/Door-crisis-minder-geld-naar-goede-doelen.dhtml

Baber, W., Daniel, P., & Roberts, A. (2002). Compensation to Managers of Charitable Organizations: An Empirical Study of the Role of Accounting Measures of Program Activities. The Accounting Review (Volume 77 No. 3), 679-693.

Barnhart, S. W., & Rosenstein, S. (1998, november). Board composition, managerial ownership, and firm performance: An empirical analysis. Financial Review .

Barragato, C. (2002). Linking For-Profit and Nonprofit Executive Compensation: Salary Composition and Incentive Structures in the U.S. Hospital Industry. International Journal of Voluntary and Nonprofit Organizations , Vol. 13, No. 3, 301-311.

Brink, G. v. (2011). Directiebeloning bij Goede Doelen: Te hoog of niet hoog genoeg.

Burns, A. C., & Bush, R. F. (2006). Principes Van Marktonderzoek. Amsterdam: Pearson Education . Centraal Bureau Fondsenwerving. (2012). Reglement en Bijlagen CBF.

Commissie Wijfels. (2005). Advies van de commissie Code Goed Bestuur voor Goede Doelen. Amsterdam: Lenthe Publishers.

Dalton, C. M., & Dalton, D. R. (2005). Boards of Directors: Utilizing Empirical Evidence in Developing Practical Prescriptions. British Journal of Management (Vol. 16, S1).

Davis, J., Schoorman, J., & Donaldson, L. (1997). Toward a Stewardship Theory of Management. Academy of Management Review , 20-47.

Dorresteijn, M. v. (2011, juni 8). Senaat neemt wetsvoorstel beperking commissariaten aan. Opgeroepen op april 4, 2013, van Zorgvisie.nl:

http://www.zorgvisie.nl/Personeel/Nieuws/2011/6/Senaat-neemt-wetsvoorstel-beperking-commissariaten-aan-ZVS011542W/

Eisenberg, T., Sundgren, S., & Wells, M. T. (1996). Larger board size and decreasing firm value in small firms. Journal of Financial Economics , 35-54.

Fama, E., & Jensen, M. (1983). Separation of Ownership and Control. Journal of Law and Economics , Vol. 2, No. 2, 301-325.

Forsyth, D. R. (2006). Effective Group Meetings and Decision Making.

(2002). Ondernemingen en hun aandeelhouders sinds de VOC, Corporate Governance 1602-2002. In P. Frentrop. Amsterdam: Uitgeverij Prometheus.

(33)

33 Gerwen, J. v. (2003, 2). Ondernemingen en hun aandeelhouders sinds de VOC. Corporate

governancen 1602-2002. Historisch Nieuwsblad .

Goede doelen verliezen euro 100 mln op beleggingen. (2009, juli 20). Opgeroepen op augustus 26, 2012, van FD.nl: http://fd.nl/Print/krant/Pagina/Ondernemen/2009/07/20/goede-doelen-verliezen-euro-100-mln-op-beleggingen_bron_fd_krant

Goede doelen verliezen met beleggingen. (2003, december 11). Reformatorisch Dagblad , p. 3. Grossmann, I. (2012). Aging and Wisdom: Culture Matters. Psychological Science .

Hanushek, E. A., & Woessmann, L. (2008). The role of cognitive skills in economic development. Journal of Economic Literature (Vol. 46, no. 3), 607–668.

Heijnen, W. (2011). De samenstelling van de Raad van Commissarissen in relatie tot de prestaties van de onderneming.

Hermalin, B. E., & Weisbach, M. S. (1991). The Effects of Board Composition and Direct Incentives on Firm Performance. Financial Management (Vol. 20).

IFC. (sd). About Corporate Governance . Opgeroepen op april 18, 2013, van International Finance Corporation:

http://www1.ifc.org/wps/wcm/connect/Topics_Ext_Content/IFC_External_Corporate_Site/Corporat e+Governance

Jensen, M., & Meckling, W. (1976). Theory of the firm: Managerial Behavior, Agency Costs and Ownership Structure. Journal of Financial Economics , 305-360.

Jensen, M., Murphy, K., & Wruck, E. (2004). Remuneration: Where We've Been, How We Got to Here, What are the Problems, and How to Fix Them. Harvard NOM Working Paper No. 04-28; ECGI - Finance Working Paper No. 44/2004 .

Jeste, D. V., & Harris, J. C. (2010). Wisdom: A Neuroscience Perspective. (Vol 304, No. 14).

Lipton, M., & Lorsch, J. W. (1992). Modest Proposal for Improved Corporate Governance. Business Lawyer , Vol 48, No. 1.

M.C., J., Murphy, K., & Wruck, E. (2004). Remuneration: Where We've Been, How We Got to Here, What are the Problems, and How to Fix Them. Hardvard NOM Working Paper No. 4-28 .

NRC Handelsblad. (2011, april 2011). Nederland heeft oudste commissarissen van Europa.

Opgeroepen op april 25, 2013, van NRC.nl: http://www.nrc.nl/nieuws/2011/04/08/nederland-heeft-oudste-commissarisen-van-europa/

Philips, R., Freeman, E. R., & Wicks, A. C. (2003). What Stakeholder Theory is Not. Business Ethics Quarterly (Vol. 13, Issue 4), pp. 479-502.

Sandberg, H. (2006). Where Do Your Pennies Go? Disclosing Commisions for Charitable Fundraising. Working Paper Series, College of Management (Israel) - School of Law .

(34)

34 Schmidt, F. L., Hunter, J. E., & Outerbridge, A. (1986). Impact of job experience and ability on job knowledge, work sample performance, and supervisory ratings of job performance. Journal of Applied Psychology (Vol. 71), 432-439.

Scott, W. (2009). Financial Accounting Theory. 14.

Shakir, R. (2008). Board size, executive directors and property firm performance in Malaysia. Pacific Rim Property Research Journal (Vol. 14, No. 1), 66-80.

Shleifer, A., & Vishny, R. (1997). A Survey of Corporate Governance. The Journal of Finance , 737-783. Vafeas, N. (2000). Board Structure and the Informativeness of Earnings. Journal of Accounting and Public Policy (Vol. 19, No.2).

Van Dale. (2010). Van Dale Groot Woordenboek Van De Nederlandse Taal. Utrecht: VBK Media. Wolfswinkel, M. (2013). Corporate Governance, Firm Risk and Shareholder Value of Dutch Firms. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam.

Wunderink, S. (2002). Individual financial donations to charitaties in the Netherlands. Journal of Nonprofit & Public Sector Marketing (vol. 10), 22-39.

Wunderink, S. (2002). Individual financial donations to charities in the Netherlands. Journal of Nonprofit & Public Sector Marketing (vol. 10), 22-39.

Yermack, D. (1996). Higher market valuation of companies with a small board of director. Journal of Financial Economics (Vol. 40).

(35)

35

(36)

36

Bijlage 1

Charitatieve instellingen met CBF-keurmerk

ID ID RvT Organisatie Heeft RvT? Sample

1 3xM Nee

2 1 AAP, St. Opvang voor uitheemse dieren Ja Ja

3 Actie Calcutta Nee

4 ActionAid Nee

5 Aflatoun - Child Savings International Nee

6 2 Aids Fonds - Soa Aids Nederland Ja Ja

7 AIDS Foundation East-West Nee

8 3 ALS Nederland Ja Ja

9 4 Alzheimer Nederland Ja Ja

10 Amnesty International, Afdeling Nederland, Ver. Nee

11 5 AMREF Flying Doctors Ja Ja

12 ANGO, Algemene Ned. Gehandicapten Organisatie, Ver. Nee

13 6 ARK, St. Ja Ja

14 Artsen voor Kinderen Nee

15 Artsen zonder Grenzen, Ver. Nee

16 7 Astma Fonds (binnenkort Longfonds) Ja Ja

17 ATD-Vierde Wereld Nederland Nee

18 Autisme, Nederlandse Ver. voor Nee

19 8 Avalon Foundation, St. Ja Ja

20 9 Barcode For Life Ja

21 Bartiméus Sonneheerdt, Ver. Nee

22 Bas van de Goor Foundation Nee

23 Bible League, St. voor Wereldwijde Bijbelverspreiding, The Nee

24 10 BiD Network, St. Ja

25 Bijbelgenootschap (NBG), Ver. Het Nederlands Nee

26 Bio-Kinderrevalidatie Nee

27 Bont voor Dieren Nee

28 Brabants Landschap, St. Het Nee

29 11 Brabantse Milieufederatie, St. Ja Ja

30 12 Brandwonden Stichting, Nederlandse Ja Ja

31 Brooke Hospital for Animals Nederland Nee

32 13 CARE Nederland Ja Ja

33 14 ChildsLife International Ja Ja

34 Christenen voor Israel Nee

35 15 CliniClowns Nederland Ja Ja

36 Cobra Museum voor Moderne Kunst Amstelveen, St. Nee

37 Collectieve Israel Actie Nee

38 Compassion Nederland Nee

39 Concertgebouw Fonds, St. Het Nee

40 Cordaid Bond Zonder Naam (Merknaam van Cordaid, St.) Nee

41 Cordaid Kinderstem (Merknaam van Cordaid, St.) Nee

42 Cordaid Memisa (Merknaam van Cordaid, St.) Nee

43 Cordaid Mensen in Nood (Merknaam van Cordaid, St.) Nee

44 Cordaid Vastenaktie (Merknaam van Cordaid, St.) Nee

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Profielen voorgedragen leden Raad van Toezicht.. De

Incidenteel optreden - meestal per instel­ ling, maar soms betrokken op een branchegroep of conglomeraat - heeft te maken met de vergunning­ verlening (verzekeraars) of

Bij de sociale verzekeringswetten zijn nog enkele belangrijke inhoudelijke wijzigingen voorzien, die tot een gedeeltelijke privatisering leiden.15 Voor de uitvoering van de

Daarnaast dient de effecteninstelling die deel uitmaakt van een groep die geen kredietinstelling omvat, systemen in te voeren voor de bewaking en beheersing van eigen middelen

Dit heeft geleid tot de conclusie dat de Raad van Toezicht graag ziet dat Kees Spijk, Roel Bosker en Seerp Leistra worden voorgedragen voor herbenoeming. De drie leden hebben

De BAC leden hebben het gesprek met Seerp Leistra als open en prettig ervaren en concluderen dat hij in zijn rol als lid van de Raad van Toezicht in staat is te verder te bouwen aan

[r]

Op 31 december 2021 lopen de eerste zittingstermijnen van leden Kees Spijk, Roel Bosker en Seerp Leistra van de raad van toezicht van Openbaar Onderwijs Groningen af..