• No results found

Iran als moederland en Nederland als vaderland : een onderzoek naar de rol van structurele- en sociaal-culturele integratie in het thuisvoelen van eerste generatie Iraniërs in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Iran als moederland en Nederland als vaderland : een onderzoek naar de rol van structurele- en sociaal-culturele integratie in het thuisvoelen van eerste generatie Iraniërs in Nederland"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Iran als moederland en

Nederland als vaderland”

Een onderzoek naar de rol van structurele- en sociaal-culturele integratie

in het thuisvoelen van eerste generatie Iraniërs in Nederland

Naam: Dariush Izaddoust Docent: Dr. Sonja Fransen Studentnummer: 11329262 Woorden: 14.694

(2)

2

Inhoud 1. Inleiding

2. De Iraanse Nederlanders in cijfers 3. Theoretisch kader

3.1 Iraanse vluchtelingen, goed geïntegreerd maar niet geaccepteerd? 3.2 Wat is integratie?

3.3 Wat is thuisvoelen? 4. Onderzoeksvraag 5. Methode

5.1 Sample methode

5.2 Portretten van de respondenten

6. De rol van integratie in het thuisvoelen 6.a) De migratie

6.b) Structurele integratie 6.1 Sociaal-Culturele integratie

6.1a) De gevoelsthermometer 6.1b) Gemengde huwelijken

6.1c) Contact binnen en buiten de eigen groep

6.1d) Het opvoeden van kinderen met meerdere culturen 6.1e) Meerdere culturen als verrijking

6.1f) Iraans, Nederlands, of allebei? 6.2 De eigen blik op integratie

6.3 Het Thuisvoelen

6.3a) Haven of Heaven? 7 Conclusie en Discussie 7.1 Discussie 7.2 Conclusie 8. Bibliografie 9. Bijlage 9.1 Overzicht respondenten

(3)

3

1. Inleiding

De Islamitische Revolutie van 1979 in Iran, waarna Iran een Islamitische republiek werd, heeft geleid tot een grote toestroom van Iraanse vluchtelingen naar het Westen. Veel van deze asielzoekers konden zich niet vinden in de streng Islamitische richting die Iran opging,

waardoor zij - sommige genoodzaakt - besloten hun thuisland te verlaten en een nieuw leven elders op te bouwen. De Iraniërs die het zich konden veroorloven om hun thuisland te ontvluchten voor het Westen, waren veelal hoogopgeleide mensen die een meer westerse levensstijl wilden behouden (Hessels, 2002). Een groot deel van deze vluchtelingen zocht zijn toevlucht daarom in Nederland. In Nederland woonden er op 1 januari 2018 in totaal 32.349 eerste generatie Iraniërs (CBS Statline, z.d.). Hiermee behoort de groep Iraanse vluchtelingen tot de vijf grootste vluchtelinggroepen van Nederland, samen met vluchtelingen uit

Afghanistan, Irak, Somalië en Syrië (CBS, 2016). Deze groep heeft zich vervolgens moeten aanpassen aan ‘de Nederlandse culturele normen en waarden’, ofwel, zij moesten integreren.

In de huidige samenleving zijn integratie - van voornamelijk niet westerse migranten -, de Nederlandse identiteit en multiculturalisme belangrijke en controversiële thema’s. Zo zei de huidige minister van buitenlandse zaken, Stef Blok, afgelopen jaar nog dat de Nederlandse multiculturele samenleving heeft gefaald (NOS, 18 juli 2018) en gaat het inburgeringsbeleid in de nabije toekomst op de schop (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2018). Het oude en ‘gefaalde’ inburgeringsbeleid hebben tot het idee geleid dat het Nederlandse integratiebeleid in de afgelopen jaren restrictiever is geworden. Bonjour en Duyvendak (2018) stellen dat dit niet per se het geval is, maar dat het beleid voornamelijk selectiever is

geworden. De zogeheten ‘kansarme’ migranten zijn niet meer welkom en zij zouden zich niet kunnen assimileren aan de Nederlandse culturele normen en waarden (Bonjour & Duyvendak, 2018). Iraanse migranten worden minder snel geassocieerd met een ‘gefaalde’ integratie en worden amper in het debat omtrent integratie betrokken, zeker in vergelijking met andere niet westerse migranten groepen. Dit komt omdat zij zich onderscheiden van veel andere

migranten- en vluchtelingen groepen, met hun gemiddeld hoge opleidingsniveau en socio-economische status (Hessels, 2002).

Ondanks hun gemiddeld hoge graad van integratie, voelen Iraanse migranten zich vaak niet thuis in het land waar zij naartoe zijn gemigreerd (Chaichian, 1998; Ghorashi, 2003a; 2018). Een hoge integratie wordt vaak geassocieerd met een sterker gevoel van thuisvoelen in een ontvangende cultuur, maar hiervan lijkt dus geen sprake te zijn bij een groot deel van de eerste generatie Iraniërs. Deze groep voelt zich vaak geïsoleerd, buitengesloten en eenzaam,

(4)

4

doordat zij zich niet geaccepteerd voelen als gelijke (Chaichian, 1998; Ghorashi, 2018). Dit komt doordat zij een sterke culturele band hebben met hun thuisland (Chaichian, 1998; Mostofi, 2003) en er daarnaast structurele problemen zijn van discriminatie en vooroordelen tegenover migranten vanuit de ontvangende cultuur (Chaichian, 1998; Duyvendak, 2011, Ghorashi, 2006).

Over het algemeen schetsten de studies een vrij negatief beeld over het thuisvoelen van eerste generatie Iraniërs in de Nederlandse en andere ontvangende samenlevingen. Een groot deel van de studies is voornamelijk kwantitatief gericht, waardoor het bij de

bevindingen aan context ontbreekt. Ze (Chaichian, 1998; Dourleijn et al., 2011; Nekuee & Verkuyten, 1999) geven aan dat Iraanse vluchtelingen zich ondanks hun hoge

opleidingsniveau niet geaccepteerd en thuisvoelen in de ontvangende samenleving, maar een kwalitatieve verklaring wordt hier niet gegeven. Ghorashi doet dit in haar onderzoek wel, door middels van interviews, workshops en focus groepen met Iraanse Nederlanders. Dit negatieve beeld dat uit de verschillende studies, waaronder ook die van Ghorashi, naar voren komt, herken ik zelf niet in mijn persoonlijke omgeving van Iraanse Nederlanders, wat een van de voornaamste drijfveren is geweest voor dit onderzoek. Als zoon van een Iraanse vluchteling ken ik veel eerste generatie Iraniërs die zich juist erg goed lijken thuis te voelen in Nederland. Hierdoor wil ik onderzoeken hoe de groep van eerste generatie Iraniërs in

Nederland denken over deze thema’s. De hoofdvraag in dit onderzoek luidt: In hoeverre speelt de mate van integratie een rol in het thuis voelen van eerste generatie Iraniërs in de Nederlandse samenleving?

Door middel van een kwalitatieve methode wordt getracht deze hoofdvraag te beantwoorden. Ik heb semigestructureerde interviews afgenomen onder eerste generatie Iraanse Nederlanders, waarbij er vragen omtrent integratie en thuisvoelen werden gesteld. Er is specifiek gekozen voor eerste generatie Iraanse Nederlanders vanwege hun relatief hoge graad van integratie ten opzichte van andere migranten groepen in Nederland. Tweede generatie Iraanse Nederlanders zijn ook een interessante groep om te onderzoeken, vanwege hun dubbele identiteit en de worstelingen die hierbij komen kijken, maar zijn in dit onderzoek niet meegenomen. In totaal zijn er twaalf eerste generatie Iraanse Nederlanders geïnterviewd. Hiervan was de helft man en de andere helft vrouw. De leeftijd van de samplegroep lag voornamelijk tussen de 50 en 70 jaar oud, op één jongere en één oudere uitschieter na. Alle respondenten woonden in de provincies Noord- en Zuid Holland.

(5)

5

2. De Iraanse Nederlanders in cijfers

In Nederland woonden op 1 januari 2018 in totaal 42.464 Nederlanders met een Iraanse achtergrond, waarvan 32.349 tot de eerste generatie behoort en 10.115 tot de tweede generatie (CBS Statline, z.d.). De derde generatie wordt niet meer geregistreerd. Het grootste deel van de Iraanse Nederlanders is rond 1985 en begin jaren 90 naar Nederland gekomen, waarmee zij van alle vluchtelingengroepen het langste in Nederland verblijven. 53% van de Iraanse

vluchtelingen heeft zowel een opleiding gevolgd in Iran als in Nederland, wat bijdraagt aan een verbetering van de onderwijspositie (Dourleijn et al., 2011). Nederlanders met een Iraanse afkomst hebben ook vaker dan andere vluchtelingengroepen, en zelfs vaker dan autochtone Nederlanders, een hoger opleidingsniveau bereikt (zie figuur 1).

Het aantal niet werkenden op de arbeidsmarkt is onder Iraniërs het laagste van alle vluchtelingengroepen met maar 20%, wat echter nog steeds een groot percentage is ten opzichte van andere groeperingen in Nederland (Dourleijn et al., 2011). Zo was in 2011 slechts 4% van de ‘autochtone’ Nederlandse beroepsbevolking werkloos en gold dit voor 12% met een Marokkaanse achtergrond en 10% van de Turkse gemeenschap (CBS Statline, z.d.). De werkenden Iraniërs zijn er wel veelal in geslaagd om midden- tot hoge klasse banen te vinden en verschillen hierin opmerkelijk weinig van de ‘autochtone’ Nederlandse volksgroep (Dourleijn et al., 2011).

Van de Iraniërs in Nederland woont maar 29% in migrant geconcentreerde wijken, waarmee zij van de vluchtelingengroepen het minst gerepresenteerd zijn in deze wijken (ibid) 29% van de Iraniërs heeft een Nederlandse partner (ibid) en 4.159 van de tweede generatie Iraanse Nederlanders hebben één ouder die in het buitenland is geboren (CBS Statline, z.d.). Daarnaast heeft 45% van de Iraanse Nederlanders meer contact met autochtone Nederlanders

(6)

6

dan contact binnen hun eigen groep, meer dan elke andere vluchtelingengroep in Nederland (Dourleijn et al., 2011).

Ondanks deze positieve cijfers geeft 73% van de Iraanse Nederlanders aan zich thuis te voelen in Nederland. Dit is het laagste percentage van alle vluchtelingengroepen in Nederland, waarbij Afghaanse (78%), Irakeze (80%) en Somalische (80%) vluchtelingen allemaal hoger scoren (ibid). Van de ‘autochtone’ Nederlanders voelt zelfs 93% zich thuis in Nederland, een veel groter percentage dan de andere migranten groepen. Het percentage Iraanse Nederlanders dat zich thuis voelt in Nederland, is nog steeds veel hoger dan andere grote migranten groepen in Nederland, zoals de Turkse en Marokkaanse gemeenschap

waarvan 40% aangeeft zich niet thuis te voelen in Nederland (SCP, 2017). De afgelopen jaren zijn zij steeds negatiever geworden over hun kansen in Nederland en ervaren ze vaker

discriminatie (ibid). Ten slotte geeft 92% van de Iraanse Nederlanders aan zich veilig of zelfs heel veilig te voelen in Nederland (Dourleijn et al., 2011).

(7)

7

3. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt literatuur over Iraanse vluchtelingen, hun integratie en in hoeverre zij zich thuisvoelen besproken. Vervolgens wordt een theoretisch kader opgesteld over wat integratie is en hoe het wordt toegepast in dit onderzoek. Ten slotte wordt er literatuur geanalyseerd over het thuisvoelen, welke begrippen hierbij belangrijk zijn en hoe dit wordt gebruikt in dit onderzoek.

In dit onderzoek worden de begrippen ‘autochtoon’ en ‘allochtoon’ gebruikt. Dit wilt niet zeggen dat ik me niet bewust van de discussie omtrent deze begrippen. De term

‘allochtoon’ is sinds eind 2016 vervangen door ‘een persoon met een migratieachtergrond’ (De Ree, 2016). De termen ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’ werden steeds minder gebruikt in publicaties vanwege de negatieve associatie die mensen hadden met deze termen, waardoor zij eind 2016 zijn herzien. Omdat het grootste deel van de literatuur voor deze herziening is geschreven en de respondenten gedurende hun verblijf in Nederland meermaals in aanraking zijn gekomen met en zelf gebruik maken van deze termen, is er voor gekozen om de

begrippen ‘autochtoon’ en ‘allochtoon’ wel te gebruiken in dit onderzoek.

3.1 Iraanse vluchtelingen, goed geïntegreerd maar niet geaccepteerd?

Iraanse migranten onderscheiden zich met hun gemiddeld hoge opleidingsniveau en socio-economische status van veel andere vluchteling- en niet westerse migranten groepen (Hessels, 2002). Ghorashi (2003a; 2018) stelt dat Iraanse migranten in Nederland bovenop een goede integratie, ook de intentie hebben om zich aan te passen aan de ontvangende cultuur. Chaichian (1998) stelt eveneens, uit een case-study gedaan in Iowa, dat veel Iraanse

migranten volledig tweetalig zijn, de Amerikaanse cultuur respecteren en ook open staan voor deze andere cultuur. Deze factoren leiden direct en indirect tot positieve effecten betreffend de integratie, doordat ze leiden tot een verminderd gevoel van cultuurconflict (Nekuee & Verkuyten, 1999). Dit houdt in dat er minder moeite is voor de migrant om de eigen en ontvangende culturen te accepteren, respecteren en eigen te maken.

Ondanks dat de Iraanse migranten goed zijn geïntegreerd en dus niet tot de ‘kansarme’ migranten behoren, voelen veel Iraanse migranten zich vaak alsnog niet thuis. Ghorashi (2018) stelt dan ook dat de integratie van Iraanse migranten verder gaat dan de binaire

(8)

8

eenzaam (Chaichian, 1998; Ghorashi, 2018), wat zelfs kan leiden tot mentale en fysieke problemen (Gerritsen et al., 2006). Dat de Iraanse migranten zich sociaal geïsoleerd voelen, zou ten eerste kunnen worden verklaard doordat Iraniërs een sterke culturele band hebben met hun thuisland (Chaichian, 1998). Zo houden veel Iraanse migranten zich vast aan Iraanse culturele waarden en tradities, die zijn gevormd door het bewustzijn van de Iraanse diaspora (Mostofi, 2003). Veel Iraanse migranten voeden hun kinderen bijvoorbeeld op met de Iraanse culturele normen en waarden, spreken thuis vaak Farsi (de Iraanse taal) en vieren traditionele Iraanse feestdagen zoals No Rooz, het Iraans nieuwjaar (Chaichian, 1998).

Ten tweede zijn er structurele problemen van discriminatie en vooroordelen tegenover migranten groepen vanuit de ontvangende cultuur (Chaichian, 1998; Duyvendak, 2011, Ghorashi, 2006). Er is hierbij sprake van een integratie paradox, waarbij mensen met een hoger opleidingsniveau zich meer gediscrimineerd voelen, wat relateert naar een negatievere blik op de acceptatie van Nederlanders en de ontvangende samenleving (De Vroome, et al., 2014; Dourleijn et al., 2011). Ook andere hoog opgeleide migranten ervaren vaker deze paradox, waarbij zij zich minder geaccepteerd en thuisvoelen. Een hoger opleidingsniveau kan er voor zorgen dat migranten zich bewust zijn van het gebrek aan acceptatie van en discriminatie tegenover minderheden in de samenleving (Wodtke, 2012). Zij zijn hier negatiever over dan lager opgeleide migranten, omdat zij zich meer zorgen maken over deze bestaande sociale kwesties (De Vroome et al., 2014).

3.2 Wat is integratie?

Integratie is een begrip met een lange geschiedenis. Waar burgerschap vroeger een recht was op sociale zekerheid, is het nu een plicht geworden waarbij migranten pas als volledig burger worden gezien wanneer zij formeel zijn geïntegreerd (Schinkel, 2007). In de jaren 80, de periode dat de meeste Iraanse vluchtelingen naar Nederland kwamen, was het integratiebeleid er vooral op gericht om een gelijkwaardige samenleving tot stand te brengen. Zij moesten bijvoorbeeld niet het sinds 2006 verplichtte inburgeringsexamen afleggen. Inmiddels is burgerschap steeds belangrijker geworden in de Nederlandse samenleving. Deze overgang van integratie als broederschap naar een integratie als plicht, heeft onder andere te maken met de opkomst van en de moord op Pim Fortuyn, de aanslagen op 11 september en de dood van Theo van Gogh. Door deze gebeurtenissen en het steeds meer pessimistische integratie debat, denk aan de PVV van Geert Wilders en oud minister vreemdelingenzaken Rita Verdonk, zijn integratie en inburgering geproblematiseerde thema’s geworden. Deze context is belangrijk,

(9)

9

omdat de Iraanse Nederlanders gedurende hun eerste jaren in Nederland niet te maken hebben gehad met dit strengere integratiebeleid, maar deze verandering wel hebben gezien.

Maar wat is integratie precies en hoe kunnen we het operationaliseren? Bij integratie moeten leden van een groep, meestal migranten, zich aanpassen aan de dominante cultuur van de samenleving. Het is een veelzijdig begrip waarbij veel aspecten een rol spelen, waardoor het niet eenvoudig te reduceren is tot een enkel concept. Veel auteurs maken een onderscheid tussen structurele integratie en sociaal-culturele integratie (Dagevos, 2001; Nekuee &

Verkuyten, 1999; Veenman, 1994; Vermeulen & Penninx, 1994). Bij structurele integratie gaat het om de volwaardige en actieve deelname van nieuwe Nederlanders aan

maatschappelijke instituties, zoals de arbeidsmarkt en het onderwijs (Vermeulen & Penninx, 1994). Om de graad van structurele integratie te meten kan er gebruik worden gemaakt van verschillende indicatoren zoals het opleidingsniveau, de arbeidsmarktparticipatie en de sociaaleconomische status (Dagevos, 2001; Vermeulen & Penninx, 1994).

Bij sociaal-culturele integratie zijn er twee bepalende elementen: de mate van informele sociale contacten met ‘autochtonen’(sociale integratie) en het culturele

aanpassingsvermogen aan de ontvangende samenleving(culturele integratie) (Dagevos, 2001; Vermeulen & Penninx, 1994). De graad van sociaal-culturele integratie kan worden gemeten door te kijken naar de zogeheten objectieve factoren zoals; de mate waarin men zich

onderscheidt met taal, cultuur, normen en waarden ten opzichte van de omringende

samenleving, en de sociale contacten die een immigrant heeft met de autochtone bevolking of zijn eigen groep. Bij sociaal-culturele integratie spelen naast deze objectieve factoren ook subjectieve factoren een rol. Onder subjectieve factoren behoren bijvoorbeeld de identificatie met de eigen groep (Dagevos, 2001), het thuisvoelen en de sociale afstand tot de ontvangende samenleving (Nekuee & Verkuyten, 1999). Gowricharn (1997) stelt dat integratie bovenal een gevoel is van geworteld zijn, waarmee hij dus eigenlijk stelt dat integratie en thuisvoelen elkaar conditioneren. Dit gevoel van thuis en geworteld zijn staat centraal in dit onderzoek.

Structurele- en sociaal-culturele integratie worden beide in dit onderzoek

meegenomen. De focus zal voornamelijk liggen op de sociaal-culturele integratie, omdat het gevoel van geworteld zijn en thuisvoelen hier een grotere rol bij spelen (Gowricharn, 1997), maar desondanks wordt de structurele integratie wel meegenomen om zo de integratie van de respondenten in beeld te brengen.

(10)

10

3.3 Wat is thuisvoelen?

Er is een versterkte paradox ontstaan waarbij ‘allochtonen’ moeten integreren, terwijl ze per definitie al zijn buitengesloten door de opvattingen van politici en de ‘autochtone’ bevolking (Duyvendak 2011; Ghorashi, 2006). Dit ervaren veel Iraanse migranten ook, die het zelfbeeld hebben van een goed geïntegreerde groep te zijn, waar tegenover het algemene beeld van de ontvangende bevolking staat die migranten niet als gelijke aan ‘autochtonen’ kunnen of willen zien (Ghorashi, 2003a; 2003b; 2018). De kloof tussen de ontvangende bevolking en

immigranten is, mede door de politici, in de afgelopen decennia vergroot. Om dit te verhelpen moet er een meer open houding komen tegenover het begrip thuisvoelen, waarbij er minder waarde moet worden gehecht aan een natie als 'eigen thuis' en de eigen invulling van het begrip van grotere waarde moet zijn (Duyvendak, 2011).

Maar wat is thuisvoelen eigenlijk en wat speelt hierbij een belangrijke rol? Thuisvoelen is een emotie met meerdere lagen en heeft logischerwijs uiteenlopende

betekenissen. Een noodzakelijke voorwaarde voor het thuisvoelen, is dat men zich op die plek of in die omgeving vertrouwd moet voelen (Duyvendak, 2002; 2009). Ons ergens vertrouwd voelen is echter niet de enige voorwaarde die ons doet thuisvoelen. Duyvendak (2002; 2009; 2011) stelt dat er grofweg twee situaties zijn die bevorderlijk zijn voor het thuisvoelen; ‘haven’ en ‘heaven’. ‘Haven’ refereert naar een plek die veilig, voorspelbaar en comfortabel is, een ‘safe haven’ waarin men zich kan terugtrekken en thuisvoelen. Bij ‘heaven’ wordt het gevoel van thuis daarentegen ontwikkeld door middel van een situatie waarbij men ‘zichzelf’ kan zijn, een plek waar je verbintenis voelt met anderen - ook in de publieke sfeer - en er ruimte is om jezelf en je favoriete activiteiten te kunnen ontplooien.

Waar bij ‘haven’ de fysieke omgeving een grotere rol speelt in het creëren van een thuisgevoel, is dit minder noodzakelijk bij ‘heaven’ (Duyvendak, 2002; 2009). De

vertrouwdheid en het ‘samenvallen’ van persoon en omgeving brengen samen het thuisvoelen voort. Belangrijk bij het thuisvoelen is dat het niet uitsluitend gaat om de hechting met een plek, maar dat er ook sprake kan zijn van hechting met andere personen. Thuisvoelen is iets anders voor ieder persoon, wat ook kan verschillen per situatie en per tijdsperiode

(Duyvendak, 2009). Bovenal is thuisvoelen een persoonlijke emotie die vooral wordt gevormd door eigen invulling, waar de respondenten in dit onderzoek ook naar wordt gevraagd.

(11)

11

De begrippen ‘haven’ en ‘heaven’ worden in dit onderzoek gebruikt om te kijken naar de soort hechting die de eerste generatie Iraanse Nederlanders voornamelijk ervaren bij het thuisvoelen. Zoeken zij vooral hechting in een fysieke plek, een safe haven waarin zij zich kunnen terugtrekken, veilig en comfortbale voelen, of zoeken zij dit juist in een heaven, waar zij zichzelf kunnen zijn en verbintenis hebben met anderen in hun omgeving? Door

semigestructureerde interviews wordt geacht deze invulling van het thuisvoelen in beeld te brengen.

(12)

12

4. Onderzoeksvraag

De hoofdvraag in dit onderzoek luidt dus als volgt:

- In hoeverre speelt de mate van integratie een rol in het thuis voelen van eerste generatie Iraniërs in de Nederlandse samenleving?

Om deze onderzoeksvraag zo duidelijk en concreet mogelijk te beantwoorden, zijn de volgende deelvragen geconstrueerd op basis van gevonden literatuur:

- Hoe ziet de structurele integratie van eerste generatie Iraniërs in de Nederlandse samenleving er uit?

- Hoe zien de objectieve en subjectieve sociaal-culturele integratie van eerste generatie Iraniërs in de Nederlandse samenleving er uit?

- Hoe beleven eerste generatie Iraniërs hun integratie in de Nederlandse samenleving? - Welke eigenschappen hebben eerste generatie Iraniërs die ervoor zorgen dat zij een

relatief hoge mate van integratie hebben ten opzichte van andere vluchtelingengroepen?

- Hoe geven eerste generatie Iraniërs betekenis aan het begrip thuisvoelen?

- Correspondeert deze betekenis die eerste generatie Iraniërs geven aan thuisvoelen meer met ‘haven’ of ‘heaven’?

- In hoeverre voelen eerste generatie Iraniërs zich thuis in Nederland en welke factoren dragen hier aan bij?

Door middel van deze deelvragen omtrent de structurele- en sociaal-culture integratie, de beleving van integratie en de betekenisgeving aan het thuisvoelen, kan er hopelijk mede worden verklaard hoe het komt dat eerste generatie Iraniërs over het algemeen goed zijn geïntegreerd ten opzichte van andere migranten groepen, buiten de factor van het hoge opleidingsniveau en de socio-economische status om. Door vervolgens te onderzoeken wat voor betekenis eerste generatie Iraniërs geven aan thuis voelen, kan worden onderzocht wat voor rol de graad van integratie speelt bij deze betekenisgeving en welke factoren hiernaast een invloed op hebben.

(13)

13

5. Methode

In dit onderzoek is voornamelijk gefocust op Iraanse politieke vluchtelingen en niet op economische vluchtelingen, om de groep zo homogeen mogelijk te houden. Aangezien een groot gedeelte van de eerste generatie Iraanse Nederlanders rond de jaren 80 en begin jaren 90 naar Nederland is gevlucht, was dit tijdens het samplen geen struikelblok.

De respondenten zijn door middel van een kwalitatieve methode geïnterviewd. De interviews zijn semi-gestructureerd, zodat de respondent genoeg vrijheid krijgt om zijn verhaal te doen maar de interviewer wel een rode draad kan vasthouden. De interviews verliepen als een gesprek, waarbij de dynamiek niet uitsluitend uit vraag en antwoord bestond maar de respondenten ook hun eigen verhaal konden vertellen. De interviews duurden

gemiddeld ongeveer 60 minuten en werden opgenomen, zodat ze later konden worden getranscribeerd en geanalyseerd in ATLAS.ti. De interviews werden vaak afgenomen bij de respondent thuis of op een publieke locatie op een moment dat dit goed uitkwam voor hun.

Aan het begin van de interviews werden er gevraagd naar wat algemene informatie en de structurele integratie (leeftijd, opleidingsniveau, positie op de arbeidsmarkt en de sociaal economische status). Vervolgens werd er gebruikt gemaakt van de zogeheten thermometer-vraag methode, om de objectieve en subjectieve sociaal-culturele integratie te meten. De thermometer-vraag methode is in meerdere onderzoeken gehanteerd en blijkt erg bruikbaar te zijn om de globale evaluatie van een sociale groepering te meten. Zo is deze methode ook gehanteerd in een Nederlands onderzoek, van Nekuee en Verkuyten (1999), waarbij de sociale distantie en integratie van Iraanse vluchtelingen werd geanalyseerd. Wat de thermometer-vraag doet, is de respondent door middel van een ‘gevoelsthermometer’ hun houding tegenover een bepaald sociaal fenomeen te beoordelen op een schaal van 0 tot 100. Een van de vragen voor dit specifieke onderzoek was: “Geef op de gevoelsthermometer aan hoe erg u zich thuis voelt in Nederland?”. De antwoorden op deze gevoelsthermometer schetsen een beeld van hoe de respondenten kijken naar bepaalde sociale fenomenen en dienen in dit onderzoek als houvast voor de interviewer gedurende het interview.

Vervolgens werden er vragen gesteld over de migratie zelf en de reden waarom de respondent is gemigreerd. De reden voor de migratie kan inzicht geven over de mogelijke waarden en normen die de respondenten belangrijk vinden in het thuisvoelen. Hierna werden vragen gesteld over de objectieve factoren (taal, cultuur, opvoeding van kinderen, sociale contacten met “autochtonen” en de eigen groep, etc.) en subjectieve factoren (identificatie met

(14)

14

de eigen of andere groep en de sociale afstand tot de ontvangende samenleving) van sociaal-culturele integratie. Ook werd gevraagd hoe zij hun integratie zelf interpreteren en werd er getracht om een verklaring te vinden voor de hoge graad van integratie onder de eerste generatie Iraanse Nederlanders.

Ten slotte werd er gezocht naar de betekenisgeving van de Iraanse Nederlanders omtrent het begrip thuisvoelen en de factoren die hierbij een rol spelen. Voor de vraagstelling over thuisvoelen werd onder andere de theorie gebruikt van Duyvendak, waaronder de

begrippen ‘haven’ en ‘heaven’. Deze begrippen werden niet letterlijk benoemd in de

vraagstelling, maar zo werd er bijvoorbeeld gevraagd naar de hechting van de respondent aan een fysiek plek en naar een plek waar men zichzelf kan zijn. De beschrijving en

betekenisgeving van de respondenten hebben hierbij een beeld geschetst van hoe zij ‘haven’, ‘heaven’, of beide ervaren wanneer het gaat om thuisvoelen.

5.1 Sample methode

Via mijn eigen netwerk had ik toegang tot veel Iraanse Nederlanders. Het enkel interviewen van mensen uit mijn eigen netwerk zal leiden tot een eenzijdig en vertekend beeld van de werkelijkheid, aangezien velen van hen dezelfde opvattingen zullen hebben omtrent de centrale thema’s van dit onderzoek. Hierom heb ik via meerdere ingangen ook andere Iraniërs geïnterviewd die ik zelf nog niet persoonlijk kende. Deze methode wordt ook wel snowball sampling with multiple entry points genoemd (McKenzie & Mistiaen, 2007). Snowball sampling is een sampling techniek waarbij de onderzoeker begint bij een kleine

onderzoeksgroep en door middel van aanbevelingen van de deelnemers nieuwe participanten voor het onderzoek kan vinden (Bryman, 2016). De eerste persoon waarbij je de snowball sample begint heet ook wel de entry point of ingang van je sample. Hoe meer ingangen (multiple entry points) je neemt, hoe meer verscheiden de snowball sample wordt. Deze sample methode is voornamelijk bruikbaar bij kwalitatief onderzoek, omdat het bij kwantitatief onderzoek een onwaarschijnlijke representatie van de gehele populatie geeft (Bryman, 2016).

De verschillende entry points zijn gekozen op basis van mijn gevarieerde netwerk van Iraanse Nederlanders. Binnen mijn netwerk bestaan er verschillende clusters van Iraanse Nederlanders, die vervolgens ook over hun eigen netwerk beschikken. Door de entry points zorgvuldig uit de verschillende clusters te kiezen, is geacht een zo’n verscheiden mogelijke

(15)

15

steekproef te creëren. In totaal zijn er vier verschillende entry points gebruikt in dit onderzoek en uiteindelijk zijn er in totaal twaalf respondenten geïnterviewd. Deze manier van samplen heeft heeft nog steeds zijn gebreken. Via deze sample methode interview je veelal mensen die met dezelfde kringen omgaan en een vergelijkbare gedachtegang hebben. Ondanks dat er is gestreefd naar een verscheiden steekproef, was de uiteindelijke onderzoeksgroep misschien nog steeds te homogeen.

Ten slotte is het ook belangrijk te vermelden dat mijn eigen Iraanse achtergrond wellicht heeft geholpen om toegang te krijgen tot bepaalde informatie, die de respondenten misschien niet zouden delen met een andere onderzoeker die deze achtergrond niet heeft. Daarnaast stonden alle respondenten gelijk open voor deelname aan het onderzoek en tijdens het samplen was er niemand die niet mee wilde doen. Ondanks mijn Iraanse afkomst beheers ik de Perzische taal niet, waardoor de interviews in het Nederlands zijn afgenomen. Omdat alle respondenten de Nederlandse taal op een goed niveau beheersten heeft dit geen probleem veroorzaakt voor het onderzoek.

5.2 Portretten van de respondenten

In de resultaten sectie zult u citaten zien van de respondenten. Uit respect voor de privacy van de respondenten zijn hun namen in dit onderzoek geanonimiseerd en veranderd naar andere Perzische namen. Hieronder worden de respondenten geïntroduceerd door middels van korte portretten van de respondenten. Daarnaast kunt u in Bijlage 9.1 eveneens een overzicht vinden, waarin hun leeftijd, gender, jaar van migratie, opleidingsniveau (in Nederland), werkveld en inkomensklasse in een tabel worden weergegeven.

Jazmin, vrouw, 60

Jazmin is in 1986 met haar man en twee kinderen gevlucht uit Iran. Zij woonden aan de grens van Irak, het gebied wat onveilig was gedurende de Iran Irak oorlog. Zij en haar man waren het daarnaast ook oneens met het regime, waardoor zij in Iran geen toekomst meer zagen voor hun kinderen. Zij heeft in Nederland meerdere taaldiploma’s behaald, gestudeerd op hbo niveau en uiteindelijk gewerkt als tolk. Hiernaast heeft zij met een aantal anderen een Iraanse school opgericht voor kinderen met een Iraanse achtergrond en mensen die geïnteresseerd zijn in de Iraanse cultuur en taal. Door medische problemen moest zij noodgedwongen stoppen met haar werk als tolk

(16)

16

Arman, man, 60

In 1985 zijn Arman en zijn toenmalige Iraanse partner gevlucht uit Iran, omdat zij het oneens waren met het Iraanse regime. In Nederland is hij later getrouwd met een Nederlandse vrouw, waarmee hij twee kinderen heeft opgevoed. Hij heeft hier zijn hbo diploma behaald en werkt nu als tolk, waarbij hij Farsi en Dari (de Afghaanse taal) vertaald. Daarnaast heeft hij een Iraanse muziekschool opgericht en organiseert hij Iraanse concerten. Hijzelf speelt de santoor, een Perzisch muziekinstrument. Ook heeft hij zijn twee kinderen tonbak leren spelen, een Perzische trommel.

Reza, man, 58

Na de islamitische revolutie is Reza in 1985 in zijn eentje gevlucht naar Nederland, waarna later meerdere familieleden hem zijn gevolgd. Hij heeft hier mbo informatica gestudeerd, waar hij in zijn dagelijkse werk als tolk niet veel in aanraking mee komt. Door privé

omstandigheden kan hij op het moment niet fulltime werken als tolk, waardoor hij nu minder verdient dan voorheen. Als ex-winkeleigenaar heeft hij vroeger genoeg kunnen bijeen sparen om nu alsnog goed te kunnen leven. De nu alleenstaande man kan heeft een zoon, wiens moeder Nederlands is, en een dochter met een Iraanse moeder.

Jamal, man, 60

Achter de toonbank van zijn winkel verteld Jamal trots over zijn Nederlandse vrouw en zijn drie kinderen. Als politieke tegenstander van het Iraanse regime, waardoor hij ook een aantal jaar gevangen is genomen, besloot hij in 1986 in zijn eentje naar Nederland te vluchten. Aansluitend op zijn hier gevolgde opleiding aan de hts, is hij nu al veel jaren eigenaar van een ICT-winkel. Hij gaat sinds een paar jaar regelmatig terug naar Iran omdat hij hier nog veel familie heeft en zijn wortels hier liggen. Iran voelt voor hem nog altijd vertrouwd, maar hij voelt zich goed in Nederland.

Keyvan, man, 51

De ouders van Keyvan wilden niet dat hun zonen aan de Iraanse dienstplicht moesten voldoen, waardoor hij en zijn jongere broer samen in 1986 zijn gemigreerd naar Nederland. Omdat zijn gehele gezin, en hijzelf ook, het daarnaast oneens waren met het regime, kwam de rest van de familie een aantal jaren later ook naar Nederland. In Nederland heeft hij met zijn ex Nederlandse partner drie kinderen gekregen. Hij werkt nu als winkelier, maar is niet

(17)

17

tevreden met dit werk en het te lage salaris. Hij wilt weer aan de slag in het werkveld waar hij altijd in heeft gewerkt en wat aansluit op zijn technische hbo opleiding. Omdat hij een 51 jarige man is met een migratieachtergrond is het volgens hem moeilijk om hierin werk te vinden.

Shapur, man, 78

De in Iran geboren Shapur heeft zijn universitaire opleiding in Duitsland behaald. Hij heeft bijna 20 jaar in Duitsland gewoond en gestudeerd en hier ook zijn Iraanse vrouw ontmoet. In 1977 is hij met zijn vrouw en dochter teruggegaan naar Iran, maar na de Iraanse revolutie voelde hij en zijn gezin zich niet meer goed in Iran. Daarom zijn ze met zijn vieren, hij heeft nog een zoon gekregen in Iran, in 1985 naar Nederland gevlucht. Ondanks zijn ervaring met het westerse Duitsland, had hij aanvankelijk moeite met integreren in Nederland, vanwege de taal en het vinden van werk. Uiteindelijk is hij na de eerste maanden goed geïntegreerd en heeft hij tot aan zijn pensioen gewerkt als arts.

Mahtab, vrouw, 57

Van alle respondenten is Mahtab het laatste naar Nederland toegekomen. Zij wilde heel graag weg uit Iran, maar het vluchten was voor haar gecompliceerd en onveilig. Door middel van een huwelijk met de handschoen - met een Iraanse partner die toen al in Nederland woonde - is zij uiteindelijk in 1996 naar Nederland toegekomen. Door de Iraanse revolutie kon ze niet haar universitaire opleiding sociologie voltooien, maar met haar in Nederland behaalde MBO opleiding werkt zij nu als administratief medewerker bij vluchtelingenhelp. Haar huiselijk inkomen is net te hoog om een uitkering te krijgen, maar met haar man en dochter voelt zij zich thuis.

Shadi, vrouw, 50

De 50 jarige Shadi kwam in 1989 naar Nederland toe met haar toenmalige man. Uit dit huwelijk heeft zij een dochter, die erg belangrijk is in haar leven. Ze heeft nu een latrelatie met een Nederlandse partner, zodat ze meer tijd heeft voor haarzelf, haar dochter en haar werk. Ze werkt nu als maatschappelijk werker, waarbij ze jonge kinderen die uit huis zijn geplaatst ondersteunt en emotionele hulp geeft. Dit sluit aan op haar hbo studie sociaal pedagogische hulpverlening.

(18)

18

Zara, vrouw, 65

Met pijn in haar hart besloot Zara met haar man in 1991 te vluchten uit Iran. Zij wilde Iran, haar familie en vrienden niet achterlaten, maar zag dat haar gezin en vooral haar twee jonge kinderen tegen hun wil in werden beïnvloed door het Islamitische regime. Eenmaal in

Nederland aangekomen heeft ze meteen actief deelgenomen in de samenleving, taaldiploma’s gehaald en gewerkt. Nu werkt zij als journalist voor een Iraans radio station, waar zij thema’s behandeld die aansluiten op haar maatschappelijk interesse. Hiernaast volgt ze sinds kort online een universitaire opleiding sociologie, omdat ze dit door de revolutie niet heeft kunnen afmaken in Iran.

Nima, man, 52

Als sympathisant van linkse politieke partijen, was Nima het niet eens met het islamitische regime in Iran. In 1991 besloot hij daarom in zijn eentje naar Nederland toe te vluchten, waarna later een deel van zijn familie volgde. Tijdens een vakantie in Canada heeft hij zijn nu huidige Iraanse partner ontmoet, waarmee hij een jonge zoon heeft die nu actief bezig is met zijn dubbele identiteit. Met zijn behaalde hts diploma werkt Nima nu als media engineer bij een bedrijf.

Shirin, vrouw, 36

Van alle respondenten is Shirin het jongste. In 1991 kwam zij naar Nederland toen ze pas 9 jaar oud was. Met haar ouders en broer volgden ze haar twee oudere broers die toen al naar Nederland waren gevlucht. Zij is actief bezig met haar dubbele identiteit en de acceptatie vanuit de samenleving tegenover allochtonen. Ze werkt nu als zelfstandig ondernemer waarbij ze haar behaalde universitaire diploma internationaal recht niet gebruikt. Ze heeft geen

kinderen maar gaat binnenkort trouwen met haar Nederlandse vriend. Niloofar, vrouw, 54

Niloofar is in 1985 gevlucht naar Nederland, waar zij nu veel Iraanse familieleden heeft. In Nederland is zij bekeerd tot het christendom, het geloof waarin zij zichzelf en de Iraanse cultuur het meest in herkend. Uit een vorig huwelijk met een Iraanse partner heeft zij een nu volwassen zoon overgehouden. Aansluitend op haar hbo opleiding informatie geeft zij in dit vakgebied les aan kinderen van verschillende opleidingsniveaus.

(19)

19

6. De rol van integratie in het thuisvoelen

De resultaten sectie is opgedeeld in drie verschillende thema’s, gebaseerd op de deelvragen en het interview. Deze thema’s zijn: 1. De sociaal-culturele integratie, waarin de objectieve en subjectieve factoren aan bod komen, 2. De eigen blik op integratie, waarin naast de eigen beoordeling van de eigen integratie, ook de factoren worden besproken die volgens de respondenten er aan bijdragen dat Iraniërs als groep goed zijn geïntegreerd, en 3. Het thuisvoelen, waarin de betekenisgeving aan het begrip thuisvoelen - en in welke mate deze betekenisgeving overeenkomt met de begrippen haven en/of heaven - en in hoeverre de respondenten zich thuisvoelen in Nederland, worden behandeld. Door middel van deze drie thema’s worden de deelvragen zo zorgvuldig mogelijk uitgewerkt, waarmee uiteindelijk de hoofdvraag kan worden beantwoord. Voordat deze drie thema’s worden behandeld, wordt de periode van- en reden voor de migratie en de structurele integratie besproken.

6.a) De Migratie

De periode waarin de meeste respondenten naar Nederland zijn gekomen viel tussen 1985 en 1991, de periode kort na de Islamitische revolutie in Iran. Iraniërs hadden voor het afzetten van de sjah gedemonstreerd voor meer vrijheid van meningsuiting en gelijkheid. Toen het islamitische regime vervolgens de macht overnam, bleek dat zij niet stonden voor de idealen waar het grote deel van het volk voor had gestreden. Hierop volgden meer demonstraties, waar het islamitische regime hard en onmenselijk tegen optrad. Dit was voor velen de reden om te vluchten. Van de eerste groep vluchtelingen die rond 1985 naar Nederland toe kwam, moesten veel noodgedwongen vluchten voor hun eigen veiligheid, die in het gedrang kwam door het regime. De tweede groep die rond en na de jaren 90 naar Nederland kwam, voelde zich eveneens niet meer veilig en zij misten de vrijheid in Iran, waardoor zij besloten naar het buitenland te vluchten.

Dat men zich niet meer veilig voelde kwam ook doordat een groot deel van de

respondenten ofwel politiek actief was, in veelal linkse of socialistische tegenbewegingen, of een sympathisant was van deze tegenbeweging. Leden en aanhangers van deze

tegenbeweging werden gezien als vijand van de Islamitische regering, waardoor hun veiligheid in het gedrang kwam.

Shapur: “In het begin hebben we goed meegemaakt met de revolutie tegen de sjah. En daarna hebben we gezien dat het niet was geworden waarvoor we demonstreerden,

(20)

20

wat we daarvoor gedaan hadden, dat is niet onze wens geweest. Ik was sympathisant van linkse organisatie, socialistische communistische organisatie, ik was gewoon sympathisant, niet heel erg actief binnen de partij, maar ik had linkse ideeën. Wij waren het niet eens met al de ideeën van de Islamitische republiek die daar toen was ontstaan. Dat heeft ook veel slachtoffers gegeven.. De broer van mijn vrouw is gearresteerd en geëxecuteerd en nog vier of vijf goeie vrienden van mij zijn ook gearresteerd en ook geëxecuteerd. Veel erge problemen gehad.”

Interviewer: “Het was een hele onveilige en heftige tijd…”

Shapur: “Ja was een hele heftige tijd ja… In de eerste 5 jaar ofzo was echt erg geweest. En in 1980 kwam de oorlog met Irak en toen kwamen er heel veel

economische problemen, gebrek met voeding, gebrek met alles, die moesten we ook meemaken.”

Interviewer: “Het kon niet meer zo verder, dus u moest weg?”

Shapur: “Nee dat ging niet meer. We hebben ook aan de toekomst van onze kinderen gedacht. Er was geen toekomst voor onze kinderen daar en we voelden ons daar ook niet, veilig is een grote woord, we voelden ons daar niet goed.”

Man, 78 Naast dat alle respondenten de inperking van veiligheid, vrijheid en gelijkheid als motief noemen om te vluchten, was een andere veel genoemde reden de Iran/Irak oorlog en de problematiek die dit met zich mee bracht. Voornamelijk de respondenten die aan de grens met Irak woonden, wat een oorlogsgebied was destijds, voelden zich hier niet meer veilig en besloten daarom te vluchten. Ook waren jonge mannen dienstplichtig en zijzelf, of hun ouders, wilden niet dat zij aan het front zouden staan.

Dat het voor velen een noodgedwongen keuze was, neemt met zich mee dat het voor sommigen ook moeilijk was om afscheid te nemen van Iran. Zara en Shadi wilden Iran eerst niet achterlaten, omdat ze liever nog iets wilden betekenen voor het land en het moeilijk vonden om hun familie en vrienden achter te laten.

Zara: “Ik had twee redenen waarom ik niet wilde weg gaan uit Iran; eerste was dat er heel veel mensen waren gevlucht die vooral politiek actief waren, en toen zei ik “Als iedereen weggaat, wie blijft er dan hier om iets te doen?” Ik wilde en ik dacht dat ik daar nog iets kon doen. En ten tweede, was eigenlijk even belangrijk, is dat ik heel erg een familie mens ben en ik wilde niet van mijn familie en vrienden weggaan, die wilde ik niet achterlaten.”

(21)

21

Vrouw, 57 Ook Shirin vond het aanvankelijk heel zwaar om haar familie en vriendinnen achter te laten in Iran. Als jong meisje snapte ze niet precies wat er aan de hand was toen ze opeens gingen wonen in een ander land, waardoor deze periode voor haar moeilijk was. Uiteindelijk heeft ze dit wel geaccepteerd en hier haar leven opgebouwd.

Dat de respondenten specifiek naar Nederland zijn gevlucht kan worden verklaard door twee redenen. De eerste reden is dat je als politiek vluchteling, wat voornamelijk geldt voor de eerste groep Iraanse vluchtelingen rond 1985, eigenlijk geen keuze hebt. Als politiek vluchteling pak je de eerste de beste kans die je pakken kan, zolang het maar een veilig en vrij land is. De vluchtelingen die later zijn gevlucht, hadden al familie in Nederland. Deze familie was voorheen al naar Nederland gevlucht, waardoor het een veilige en vertrouwde omgeving was voor deze groep respondenten. Iedereen geeft wel aan dat ze blij zijn dat ze naar

Nederland zijn gekomen en dat het een goede keuze (voor zover het een keuze was) is geweest.

6.b) Structurele integratie

Tien van de respondenten zijn hoog opgeleid in Nederland en twee (Reza en Mahtab) zijn midden opgeleid. Veel van hun hebben ook de middelbare school in Iran afgerond en enkelen waren al begonnen met een universitaire studie voordat zij naar Nederland toe kwamen. Voornamelijk de vrouwen geven aan dat ze hun opleiding in Iran, wat veelal een sociale universitaire opleiding was, niet konden voortzetten omdat zij als niet islamitische vrouw niet meer mochten verder studeren van het regime. Dit was een inperking van hun vrijheid en gelijkheid, wat hun en veel anderen heeft gemotiveerd om te migreren.

Tien respondenten waren actief op de arbeidsmarkt en werkzaam in verschillende velden, van tolk, tot sociaal werker, tot ICT-engineer, winkeleigenaar, etc. Alleen Jazmin is werkloos omdat zij niet meer kan werken vanwege medische klachten en Shapur is al een aantal jaar gepensioneerd. Meerdere respondenten deden aan vrijwilligerswerk en enkelen hebben ook initiatieven geïnitieerd die te maken hebben met de Iraanse cultuur zoals een Iraanse (muziek)school en Iraanse concertorganisatie. Dit laat zien dat ze actief deelnemen in de samenleving, maar ook hun Iraanse cultuur waarborgen en willen overbrengen op de jeugd en anderen die hierin geïnteresseerd zijn.

(22)

22

Negen respondenten gaven aan dat zij een gemiddeld- tot boven modaal inkomen hadden. Reza, Keyvan en Mahtab classificeerden zichzelf onder de lage inkomensklasse. Reza en Keyvan hadden voorheen wel een baan waar zij een goed inkomen hadden, maar wegens omstandigheden verdienen zij nu minder dan voorheen. Keyvan zei moeite te hebben om een baan te vinden in zijn eigen werkveld, wat onder andere te maken heeft met de

huidige vraag op de arbeidsmarkt. Als oudere man met een migratie achtergrond voelt hij zich minder gewild op de arbeidsmarkt dan bijvoorbeeld een Nederlandse jonge vrouw.

(23)

23

6.1 Sociaal-Culturele integratie

In dit hoofdstuk worden de sociale en culturele integratie van de respondenten besproken. Hierbij wordt er gekeken naar objectieve factoren - zoals gemengde huwelijken, de

vormgeving aan de opvoeding van hun kinderen en de mate van informele sociale contacten met ‘autochtonen’ - en subjectieve factoren - waaronder de identificatie met de eigen groep en de sociale afstand tot de ontvangende samenleving vallen. Een belangrijk aspect van de sociaal-culturele integratie is ook taal. Aangezien alle interviews in het Nederlands zijn afgenomen en hierbij geen complicaties voordeden, mag worden gesteld dat de taalbeheersing van alle respondenten uitstekend was.

6.1a) De gevoelsthermometer

In Tabel 1 zijn de scores van de gevoelsthermometer per respondent te zien. De schaal gaat van 0 tot 100, waarbij 0 een heel negatief gevoel is en 100 juist heel positief. De respondent kon dit met een streepje of vinkje aangeven op de gevoelsthermometer. Er moet worden benadrukt dat de gevoelsthermometer in dit onderzoek als tool werd gebruikt, om vervolgens naar de verhalen achter deze cijfers te vragen.

Tabel 1: Scores op de Gevoelsthermometer vragen

Hoe denkt u over “autochtone” Nederlanders? Hoe denkt u over Iraanse Nederlanders? Hoe sterk voelt u zich Nederlands? Hoe sterk voelt u zich Iraans?

Hoe erg voelt u zich thuis in Nederland? Jazmin 80 80 90 50 85 Arman 90 50 20 100 100 Reza 70 70 70 70 70 Jamal 89 75 90 92 95 Keyvan 50 40 75 80 70 Shapur 70 70 70 80 70 Mahtab 50 50 10 100 70 Shadi 100 70 90 90 100 Zara 70 75 80 100 100 Nima 60 50 40 70 70 Shirin 85 70 80 70 60 Niloofar 90 90 80 80 90

(24)

24

Veel van de respondenten vonden het lastig om een cijfer te geven aan dit soort gevoelens. De verhalen achter de cijfers zijn hierom belangrijker dan de scores zelf. Deze verhalen achter de scores worden in de rest van de resultaten sectie verder toegelicht

6.1b) Gemengde huwelijken

Gemengde huwelijken kunnen aangegeven in welke graad migranten zich mengen met een andere cultuur. Wanneer een groep relatief vaker gemengde huwelijken heeft dan andere migranten groepen, gaat dit ook vaak gepaard met een gemiddeld betere graad van migratie (Dourleijn et al., 2011). Zoals in de portretten te lezen is, varieert het aantal gemengde huwelijken en huwelijken met de eigen groep. Ook waren er meerdere respondenten die met hun, toenmalige, partner uit Iran waren gevlucht. Al de respondenten met een Iraanse partner gaven aan thuis altijd Iraans met elkaar te praten, omdat het simpelweg makkelijker is om in hun moedertaal te communiceren. Van de respondenten met een Nederlandse partner sprak iedereen gewoon Nederlands met elkaar.

Shadi had voorheen een Iraanse partner, de vader van haar dochter, maar stelt na haar scheiding dat ze nooit meer met een Iraanse partner zal kunnen zijn. Veel Iraanse en

religieuze mannen zijn volgens haar te dominant en geven de vrouw te weinig respect en vrijheid, iets waar zij niet tegen kan. Zij heeft nu een latrelatie met een Nederlandse vriend waarmee zij super gelukkig is. Of de rest van de respondenten - die voorheen een Iraanse partner hadden maar nu niet meer - hetzelfde denken als Shadi, is helaas onbekend.

6.1c) Contact binnen en buiten de eigen groep

Naast het hebben van een partner van een andere nationaliteit, is het contact met mensen van binnen of buiten de eigen groep ook belangrijk voor de integratie van migranten. Wanneer migranten weinig mengen, bestaat het risico dat zij geïsoleerd raken en zich niet kunnen aanpassen aan de ontvangende cultuur (Dourleijn et al., 2011). Bij de respondenten waren er uiteenlopende antwoorden omtrent dit thema. Sommigen hadden meer Iraanse contacten binnen hun netwerk, terwijl anderen juist meer contact hadden met Nederlanders. ook waren er respondenten die aangaven dat dit contact met beide groepen ongeveer gelijk was aan elkaar.

(25)

25

Zo stelt de groep die meer Iraanse vrienden hebben, dat het simpelweg eenvoudiger is om met Iraniërs om te gaan. Je hebt gemeenschappelijke thema’s die je kunt delen, je snapt elkaar beter vanwege het hebben van dezelfde afkomst en je kunt makkelijker verhalen van vroeger ophalen. Shapur stelt dat contact met Nederlanders oppervlakkiger is dan met Iraanse Nederlanders. Met Nederlanders ben je volgens hem snel uitgepraat, omdat je minder

gespreksstof hebt. Dit merkte hij bijvoorbeeld nog toen hij werkte, waarbij hij met zijn Nederlandse collega’s enkel kon praten over het weer en het nieuws van de dag. Hij geeft aan veel meer contact te hebben met Iraniërs dan met Nederlanders, omdat hij bij hun over meer onderwerpen kan praten. Daarnaast is het, net als bij een partner, makkelijker om in je moedertaal te communiceren.

Zara gaf daarnaast ook aan dat zij moe werd om constant haar verhaal over de

migratie, de situatie van Iran en de integratie te vertellen aan Nederlanders. Hierdoor heeft ze het contact met deze vrienden niet onderhouden. Zij stelt dat ze nog steeds makkelijk contact kan maken met ‘autochtone’ Nederlanders, maar dat ze meer zoekt dan enkel oppervlakkig contact. Ze had veel Nederlandse vrienden die geïnteresseerd waren in haar Iraanse afkomst, maar zijzelf wilde het hebben over thema’s die aansluiten bij haar interesses voor de

maatschappij en sociologie. Dit kon ze niet meer krijgen van haar vroegere Nederlandse vrienden, waardoor ze nu op zoek is naar vrienden die hier wel over kunnen praten.

Interviewer: “Heeft u ook veel Nederlandse vrienden en kennissen?” Zara: “Uhm, nu zijn het heel weinig geworden, vroeger had ik meer.” Interviewer: “Hoezo zijn dat weinig geworden?”

Zara: “Ik weet het niet, langzamerhand zijn het minder en minder geworden, bij het begin had ik veel Nederlandse vrienden, had ik veel relaties, daarmee bedoel ik dat ze hier langskwamen heel vaak en wij ook bij hun maar, langzamerhand is minder en minder geworden. Bij het begin ging het heel goed, maar geleidelijk zag ik de

cultuurverschillen bij sommige dingen. Vooral met nieuwe kennissen, werd ik na een bepaalde tijd moe om alles opnieuw uit te leggen; waarom ben ik naar Nederland gekomen, wat gebeurde er, dan begon ik ook emotioneel te worden. Daarom eigenlijk ben ik gestopt om nieuwe kennissen te werven.”

Vrouw, 65 Iedereen van deze groep gaf ook aan een aantal ‘autochtone’ Nederlanders in hun netwerk te hebben, maar de meerderheid bestond uit Iraanse Nederlanders. Het neemt niks

(26)

26

weg van hoe zij kijken naar ‘autochtone’ Nederlanders, waar zij op de gevoelsthermometer over het algemeen positief naar keken. Zij waarderen de directheid, rationaliteit,

individualiteit en het vermogen om te plannen van Nederlanders.

Van alle respondenten dachten er zelfs zes positiever over ‘autochtone’ Nederlanders dan over Iraanse Nederlanders. Wanneer werd gevraagd waarom sommige respondenten negatiever waren over Iraanse Nederlanders, kwam eigenlijk naar voren dat veel van de Iraanse Nederlanders die de respondenten kenden, buiten hun vriendengroep en familie oneerlijk zijn, veel roddelen en niet hunzelf zijn. Ook zouden veel Iraniërs te status gericht zijn, waardoor ze neerbuigend zijn tegenover anderen met minder prestige. Dit heeft ook te maken met de verschillende achtergronden van de Iraanse Nederlanders, die allemaal hun eigen bagage hebben meegenomen. De omgang met veel Iraanse Nederlanders is hierdoor lastiger waardoor er vaker conflicten optreden. Zij distantiëren zich van deze Iraniërs en de eigenschappen die zij met zich meedragen.

Shirin: Maar Iraniërs hebben heel vaak de neiging om over je te ouwe hoeren, om heel judgemental te zijn en het vertrouwen daarin. Als je zegt “wij zijn vrienden, ik vertel jou iets, hou het voor jezelf” weet vervolgens iedereen het en voor mij is het als je tegen mij iets zegt, dan is het ook zo. Ik wel er geen dingen achter gaan zoeken. Dat had ik op een gegeven moment niet meer, ik moest altijd op m’n hoede zijn en ik dacht dit is toch geen vriendschap!? Dit is eerder een soort politiek spelletje, er was geen oprechtheid meer.”

Vrouw, 36 De respondenten die aangaven meer ‘autochtone’ Nederlandse vrienden te hebben, stelden dat zij zich als een vis in het water voelen bij Nederlanders. Nederlanders staan meer open, zijn eerlijker en de respondenten voelen zich bij hun als gelijke behandeld. Hierdoor voelen zij zich meer thuis bij Nederlanders dan bij Iraanse Nederlanders.

Omdat de gedragsnormen van Iraniërs en Nederlanders van elkaar verschillen, passen de respondenten zich wel aan op het moment dat ze in het gezelschap van Iraanse of

‘autochtone’ Nederlanders zijn. Je hebt het over andere onderwerpen, maar de respondenten geven aan dat je altijd je gedrag aanpast op basis van het gezelschap of de vriendengroep waarmee je op dat moment bent. Iedereen geeft aan dat ze zichzelf kunnen zijn bij hun

(27)

27

zijn gemak kan voelen, door bijvoorbeeld het gebrek aan vrijheid of gelijkheid, dan zou het contact worden verbroken.

6.1d) Het opvoeden van kinderen met meerdere culturen

De opvoeding van een kind zegt veel over de culturele integratie van een migrant. Zij hebben te maken met twee verschillende culturen die zij proberen over te brengen op een kind. De manier hoe zij deze culturen vormgeven binnen de opvoeding, laat zien wat zij hiervan belangrijk en mooi vinden. Elf respondenten hadden kinderen, waarvan de meerderheid hun kinderen pas in Nederland heeft gekregen. Of een kind in Iran of in Nederland is geboren, speelt een grote rol in de opvoeding en in hoeverre zij de Perzische taal, ofwel Farsi goed beheersen. Alle ouders van wie hun kinderen in Iran geboren zijn, spreken ook vrijwel uitsluitend Iraans met hun kinderen.

De respondenten met een Iraanse partner, geven vaker aan dat hun kinderen erg goed Farsi kunnen spreken, terwijl de gezinnen waarvan een van de twee ouders Nederlands is, aangeven dat hun kinderen het Farsi veel minder goed beheersen. Dit komt doordat de ouders in een volledig Iraans gezin thuis en bij Iraanse familie en vrienden, bijna uitsluitend Farsi spreken met hun kind, terwijl de gemengde gezinnen voornamelijk Nederlands praten in deze situaties. De dochter van Mahtab had bij het begin veel moeite om het Nederlands te leren, omdat beide ouders thuis Farsi praten met elkaar. Na overleg met een kinder-psycholoog, hebben Mahtab en haar man het leren van de Nederlandse taal aan hun dochter volledig in de handen van het onderwijs gelegd. Zij zijn thuis altijd Iraans blijven praten met haar, wat uiteindelijk goed heeft gewerkt want hun dochter spreekt perfect Nederlands en Farsi.

Mahtab: “Ze zat nog op de peuterspeelzaal en wilde niet Nederlands praten. Het duurde heel lang, bij het begin zeiden we het komt goed, maar uiteindelijk zijn we naar een taalbegeleider gegaan en gezegd dat we thuis met haar Farsi wilden praten met haar, maar wel dat ze ook Nederlands ging praten. Hij zei dat er onderzoek is gedaan naar tweetalige kinderen, dat ouders die met hun kinderen mix praten, dan blijven ze achter op beide talen, moedertaal en Nederlands. Maar jullie als ouders moeten puur Farsi met haar blijven praten en Nederlands is onze taak, niet jullie taak, dus jullie moeten niet bemoeien met Nederlands. Dat leert ze wel op school.”

(28)

28

Naast taal vonden de respondenten het ook belangrijk dat hun kinderen de Iraanse cultuur en gewoontes kenden. Zo vonden ze het bijvoorbeeld belangrijk dat hun kinderen weten wat No Rooz - het Iraanse nieuwjaar - is, wanneer het wordt gevierd en op welke manier ze dit doen. Dit was voor Jazmin ook een van de redenen om de Iraanse school op te richten. Zij vond het belangrijk dat Nederlandse kinderen met een Iraanse achtergrond wisten waar ze vandaan kwamen, door Farsi te leren en kennis te maken met de Iraanse cultuur.

Jazmin: “In eerste instantie wilden we de kinderen kennis laten maken met de Iraanse taal, leren lezen en schrijven, en dan door middel van taal, en ook organiseren met bepaalde feesten, zoals Iraans nieuwjaar, ook beetje cultuur meebrengen” … “We vonden het ook belangrijk voor ons en de kinderen dat ze weten waar ze vandaan komen, dat is niet het belangrijkste maar ook belangrijk” … “Ja bijvoorbeeld wanneer Iraanse nieuwjaar is, welke datum, wat gaan we doen, dat soort dingen. Volgens mij en volgens ons wordt je er rijker van om twee culturen te kennen, het maakt in Nederland niet uit of je kennis maakt met andere culturen, dus waarom zou je die kinderen niet hun roots en eigen cultuur, een stukje van hunzelf meegeven, dat vonden wij belangrijk, niet het belangrijkste maar belangrijk.”

Vrouw, 60 Alle respondenten vonden het ook belangrijk om Iraanse normen, waarden en

eigenschappen mee te geven aan hun kinderen, zoals gastvrij zijn, warmte geven aan elkaar en openstaan voor anderen. Zij stellen allemaal dat dit positieve eigenschappen zijn die meer in de Iraanse cultuur voor komen dan in de Nederlandse.

Arman: “Gastvrijheid en openstaan voor anderen, behulpzaamheid, dat soort dingen, dat heb je zeker minder in een Nederlandse cultuur. In Nederlandse cultuur heb je heel vaak met ik, ik en ik te maken. Ik heb echt geprobeerd aan mijn jongens duidelijk te maken dat jij zelf belangrijk bent uiteraard, maar andere mensen in je omgeving zijn ook belangrijk. Denk aan anderen, sta klaar, als je iets kan betekenen voor anderen moet je dat zeker doen.”

Man, 60 Naast het meegeven van de Iraanse cultuur, is het voor de respondenten ook belangrijk geweest om hun kinderen een Nederlandse opvoeding te geven. Zij wonen ten slotte in

Nederland, waardoor het nodig is om de cultuur te kennen om te functioneren in de samenleving. Hun kinderen opvoeden met de Nederlandse cultuur werd niet alleen thuis

(29)

29

gedaan, maar ook door het onderwijs. Belangrijke Nederlandse waarden, zoals vrijheid en gelijkheid, vonden de respondenten heel belangrijk om te leren aan hun kinderen, ook omdat dit hun was ontnomen gedurende de Islamitische revolutie. Ook werden alle Nederlandse en/of westerse feestdagen gevierd, zoals sinterklaas, kerstmis, oud en nieuw, etc. Het

dagelijkse leven zag er meer Nederlands uit dan Iraans. Praktisch voorbeelden hiervan zijn dat in Iran families traditioneel door de middag warm eten, terwijl dit in Nederland wordt gedaan tijdens het avondeten. De respondenten keken met hun kinderen naar Nederlandse tv, zoals het nieuws en sommigen ook naar Lingo, wat volgens Jazmin en Mahtab ook hunzelf heeft geholpen met het leren van de Nederlandse taal. Waar kinderen in Iran altijd met de auto naar school worden gebracht, gebeurde dat in Nederland met de fiets. De respondenten hebben geprobeerd de ‘Nederlandse cultuur’ over te brengen op en uit te leggen aan hun kinderen, zodat zij goed kunnen functioneren binnen de maatschappij.

6.1e) Meerdere culturen als verrijking

Maar waarom hebben alle respondenten geprobeerd hun kinderen met beide culturen op te voeden? De reden waarom zij dit belangrijk vonden, was voor alle respondenten

gemeenschappelijk, het is een verrijking om twee culturen te kennen. Met meer culturen bevat je meer kennis en kan je beter naar je omgeving kijken. Het maakt je er bewust van dat de wereld groter is dan alleen het land waarin je woont.

Reza: “Ik denk dat het een verrijking is voor een kind als ze op ten minst twee talen, twee culturen naast elkaar leren”

Interviewer: “Het is een verrijking?”

Reza: “Het is een verrijking ja, zoals mijn dochter zelf zegt “Pap ik heb meer dan andere kinderen, ik spreek farsi en zij kunnen dat niet, ik kan Iraanse liedjes zingen en ik weet heel veel over Iran wat zij niet weten!” Nou, ja! Je hebt gelijk, dat klopt!”

Man, 58 Daarnaast is het ook belangrijk om te weten waar je vandaan komt en te begrijpen hoe die andere cultuur werkt. Elke cultuur heeft positieve eigenschappen en negatieve

eigenschappen, het is zaak om van beide culturen de positieve eigenschappen te pakken en deze eigen te maken om zo jezelf te verrijken. Hierdoor hebben alle respondenten geprobeerd de Iraanse en Nederlandse cultuur aan hun kinderen mee te geven. Dit argument geldt

(30)

30

Veel van hen voelen zichzelf ook verrijkt door het hebben van twee of meerdere culturen, waardoor zij zich makkelijker hebben kunnen aanpassen in Nederland.

6.1f) Iraans, Nederland, of allebei?

Een belangrijk aspect bij de culturele integratie is de identificatie met de eigen cultuur en groep. Het grootste deel van de respondenten voelde zich meer Iraans dan Nederlands. Ondanks dat zij meer dan de helft van hun leven in Nederland wonen, zullen zij altijd Iraans blijven omdat hun wortels daar liggen. Je identiteit wordt grotendeels gevormd in het land waarin je opgroeit, waardoor deze cultuur altijd deel van je blijft. Daarnaast stellen Nima, Keyvan en Shirin ook dat je altijd deze identiteit gedwongen met je meedraagt, omdat de samenleving jou anders ziet vanwege je niet westerse uiterlijk. Deze groep respondenten identificeren zichzelf ook met eigenschappen van de Nederlandse cultuur, maar zij stellen simpelweg dat zij altijd een Iraniër blijven.

Interviewer: “Maar u zegt wel dat u zich meer sterker Iraans voelt dan Nederlands?” Nima: “Uhm ja. Dat komt door nostalgie, ik denk naarmate je ouder wordt probeer je terug te gaan en je roots te tracken. De mens heeft identiteit nodig en identiteit moet je vastleggen, je kan het niet veranderen. In wat je ook doet blijf je Iraniër, die keuze is niet alleen aan mij, maar is een keuze die gedwongen wordt door de omgeving, door de maatschappij, door jezelf. Ik kan niet zeggen dat ik Nederlander ben, dat kan ik niet zeggen.”

Man, 52 Een aantal respondenten geeft aan dat zij zich Nederlands en Iraans voelen. Zij zeggen dat zij zich beter kunnen vinden in de Nederlandse cultuur en kernwaarden als vrijheid, gelijkheid en individualisme. Dat zij langer dan de helft van hun leven hier wonen, heeft er voor gezorgd dat zij zich naast Iraans ook sterk Nederlands voelen. Voor alle respondenten geldt dat zij zich een Iraniër in de Nederlandse samenleving voelen, een Iraanse Nederlander. Dit zien zij overigens totaal niet als een probleem of een sta in de weg voor de integratie en het thuisvoelen,, waarover later meer wordt verteld.

Een factor waarom veel Iraniërs zich nog steeds verbonden voelen met de Iraanse cultuur, naast dat hun wortels daar liggen, is dat zij vaak aangeven trots te zijn. Ze zijn trots op hun Iraanse afkomst, de mooie Iraanse cultuur en de rijke geschiedenis. Zij zijn trots op de opvoeding die zij hebben gehad, de warmte die ze hebben meegekregen en kunnen geven, de

(31)

31

literatuur, muziek, de taal en meer. Daarnaast zeggen zij trots te zijn op de rijke geschiedenis die Iran heeft en het feit dat het Perzische rijk een van de eerste beschavingen van de wereld was. Zij geven ook aan dat zij zonder schaamte zeggen Iraniër te zijn. Hierbij zijn zij trots op het Iran voor het islamitische regime, want het Iran na deze revolutie beschouwen zij niet als het echte Iran.

Mahtab: “Absoluut ik ben heel trots op de echte Iraanse geschiedenis, maar wat er nu in Iran is, is islamitisch terwijl Iran eigenlijk helemaal geen islamitische cultuur is.”

Vrouw, 56

Hoe deze Iraans Nederlandse cultuur er in de praktijk uit ziet is voor ieder persoon verschillend. Zo luisteren sommige respondenten veel naar Iraanse – voornamelijk klassieke – muziek, kijken ze Iraanse films, lezen ze Iraanse literatuur en houden ze van Iraans eten. Anderen doen deze dingen juist meer westers of allebei. Het is een mengsel van beide culturen die in de dagelijkse praktijk wordt uitgevoerd. Naast dagelijkse activiteiten die worden uitgeoefend, waren er ook verschillende eigenschappen van beide culturen die de respondenten mooi vonden. Zo werd er meerdere keren het onderscheid gemaakt tussen de emotionele Iraniërs, tegenover de rationele Nederlander. De emotionele Iraniër is warm, gastvrij, staat open voor anderen en stelt het samenbelang centraal. De rationele Nederlander is assertief, direct, geordend en geeft ook aandacht aan het individu. Beide eigenschappen vonden de respondenten positief en het is volgens hun de kunst om van beide culturen de mooie eigenschappen eigen te maken om zo jezelf te verrijken.

Dat de respondenten stellen trots te zijn op hun Iraanse afkomst, betekent niet dat zij niet trots kunnen zijn op Nederland. Ze zijn trots op die positieve eigenschappen van de Nederlandse cultuur en dat zij onderdeel uitmaken van de samenleving. Shadi verwoorde op een mooie manier hoe zij deze trots als Iraanse Nederlander ervaarde.

Shadi: “Ik zeg altijd, Iran is mijn moederland, Nederland is mijn vaderland. Waarom? Als je zwanger bent als moeder heb je een kind, die baar je, en wanneer je bevalt komt het kind in de handen van de vader. Vanaf dat moment gaat de vader jou beschermen, leren, warmte geven. Iran is mijn moederland omdat ik daar geboren bent, daar ben ik gemaakt in de buik van Iran en na mijn vlucht ben ik in de veilige handen van

Nederland terecht gekomen.”

(32)

32

6.2 De eigen blik op integratie

Wat blijkt uit de vorige twee hoofdstukken, is dat de respondenten sterk geïntegreerd zijn, zowel structureel als sociaal-cultureel. Maar hoe ervaren de respondenten hun eigen integratie en wat is hierbij belangrijk geweest volgens hun? Alle respondenten geven aan dat ze zichzelf goed geïntegreerd vinden. Voor hun betekent een goede integratie dat je je kan aanpassen aan de ontvangende cultuur, waardoor je gelukkig kunt zijn en je je kunt thuisvoelen in

Nederland. Waarom zij zich goed geïntegreerd voelen en wat hierbij van belang is werd verklaard door verschillende redenen. Sommige respondenten gaven aan dat ze gemotiveerd waren om hier goed te integreren. Ze waren noodgedwongen gevlucht uit Iran, vanwege het gebrek aan veiligheid, vrijheid en gelijkheid. Als je dan naar een land toevlucht waar deze kernwaarden worden gewaarborgd, koester je dit en ben je gemotiveerd om je leven hier opnieuw op te bouwen. Om je leven opnieuw op te bouwen in een ander land is het noodzakelijk om te integreren stellen zij, want zonder dat kan je niet functioneren in de maatschappij.

Interviewer: “Waar komt die motivatie dan vandaan denkt u?”

Jazmin: “Uhm, ja. Het kan wel misschien met die trots, waar jij het al over had, te maken hebben en ook met de reden van migratie, het was niet de reden omdat je wilde migreren, maar het was gedwongen. Dan denk je ook wat moet ik doen, hoe kan ik er het beste van maken en dat kan door opleiding of je goed te laten integreren”

Vrouw, 60 Het functioneren in de maatschappij gaat gepaard met een actieve deelname hieraan. Zo gingen alle respondenten meteen de taal leren en deelnemen aan sociale instituties, zoals de arbeidsmarkt of onderwijs en zetten sommigen zich in voor de maatschappij door middel van politieke participatie, vluchtelingenwerk, eigen initiatieven starten (zoals de Iraanse school), etc. Mensen stonden niet stil toen ze hier naartoe kwamen, omdat ze hier hun leven wilden opbouwen. Zo gingen Mahtab en Zara bijvoorbeeld na het behalen van hun basis diploma Nederlandse taal, waarmee ze nog niet de arbeidsmarkt op konden gaan, direct naar een uitzendbureau zodat ze aan de slag konden gaan bij vrijwilligerswerk, waarna ze eveneens verder en beter konden integreren.

Daarnaast zochten de respondenten meteen naar sociale contacten buiten de eigen groep. Nima stelt ook dat Iraniërs bij het begin genoodzaakt moesten mengen omdat ze als

(33)

33

groep zo verspreid waren, wat heeft bijgedragen aan de sociaal-culturele integratie in de eerste jaren.

Nima: “Toen ik in Nederland kwam was de Iraanse gemeenschap helemaal verspreid, iedereen had zijn eigen meningen en een andere manier van omgaan. Ik denk dat dat een voordeel was voor Iraniërs, dat ze in eerste instantie uit elkaar waren, daardoor konden ze beter integreren.”

Man, 52 Sommigen zeiden dat de integratie vanzelf ging doordat ze actief deelnamen aan de maatschappij. Het was voor hun niet per se een doel om goed te integreren of om je hier thuis te voelen, maar door hier te leven en te leren van je omgeving ging het vanzelf. Dit komt deels door de actieve deelname en anderzijds staan zij open voor andere culturen. Uit nieuwsgierigheid willen zij meer leren over de andere cultuur. Voor een enkeling verliep de integratie bij het begin stroef. Voor Shapur was Nederland toch weer een andere omgeving met een andere taal die je moest leren, ondanks dat hij al 20 jaar in Duitsland had gewoond. Omdat hij al ouder was en meteen de arbeidsmarkt op moest gaan, zonder eerst te hebben gestudeerd in Nederland, was het contact maken met anderen en werk vinden aanvankelijk lastig. De rest van de respondenten hebben hier eerst gestudeerd, wat heeft geholpen bij hun sociaal-culturele integratie.

De respondenten waren het unaniem eens dat Iraanse migranten over het algemeen beter zijn geïntegreerd dan andere migranten groepen. Hierbij kaarten ze nieuwsartikelen en rapporten aan over vluchtelingen cijfers en hun integratie. De respondenten hadden

verschillende verklaringen voor deze goede integratie van Iraniërs. Ten eerste stellen zij dat het opleidingsniveau een rol speelt. Iraniërs zijn over het algemeen hoogopgeleid en dat helpt simpelweg om makkelijker de taal te leren en je aan te passen. Daarnaast zeggen zij dat het gemiddeld hoge opleidingsniveau helpt bij de interesse voor andere culturen.

Alle respondenten hebben zich door de islamitische revolutie afgekeerd van de islam, iets wat volgens velen ook heeft geholpen bij de integratie en het openstaan voor de

Nederlandse cultuur. Het vasthouden aan religieuze normen en waarden, bemoeilijkt volgens hun de integratie in een westerse samenleving. Iraniërs hebben hier volgens hun geen last van ondervonden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zij is verbonden aan de katholieke hogeschool Vives in Kortrijk en stond binnen het project Ouders als Onderzoekers onder andere in voor het ondersteunen van

De Huizen van het Kind zijn een belangrijk instrument voor verschillende actoren en beleidsdomeinen om op aan te sluiten als het gaat over het waarmaken van opdrachten naar

The present study extended this work into an HIV stigma reduction and wellness enhancement intervention in the community focusing on PLWH and people living close (PLC)

inbouwen van een autoradio, deze zit niet standaard ingebouwd. De versterker en tuner zitten bij de radio ingebouwd. Bijkomend voordeel is hierbij dat de gebruiker ook radio kan

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

De op de ledenvergadering in maart 1995 gepresenteerde nieuwe statuten zijn na enkele wijzigingen door de ledenvergadering goedgekeurd. Bij de notaris wordt er de laatste hand

Nederland is in de afgelopen decennia veranderd van een monoculturele in een multiculturele samenleving stelt Pattynama in het werkboek ‘Kleur in het curriculum’. Bedrijven

As with neutron star (above) and white dwarf (below) accretion, the huge sensitivity leap with MeerKAT will allow us to probe a significant number of TDE radio afterglows for the