• No results found

Bevraging "Een beeld van de Huizen van het Kind"

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bevraging "Een beeld van de Huizen van het Kind""

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

©

Gert Swillens

(2)

In november 2014 werden de eerste erkenningen

‘Huis van het Kind’ toegekend aan 118 samenwerkings- verbanden. Anderhalf jaar later, in juni 2016, werden de ondertussen 128 Huizen van het Kind vanuit Kind en Gezin bevraagd over hun lokale ervaringen. Via een semi-

gestructureerde bevraging gaven ze inkijk in de meerwaarde en knelpunten, en vroegen we naar het ‘trekkerschap’ en hoe ze dat vorm geven, naar de actoren die deel uitmaken van het samenwerkingsverband, naar het aanbod waarmee ze aan de slag zijn en naar de bekendmaking die ze opgezet hebben.

Midden oktober 2016 liep de bevraging af. Het Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen (HIG - Odisee) verwerkte de ingediende vragenlijsten. Op basis van een kwalitatieve en kwantitatieve analyse schreef het HIG een onderzoeksrapport, dat ze verrijkten met heel wat citaten, en waarbij iedere stem een plaats kreeg. Op basis van hun analyse formuleren ze ook aanbevelingen.

RAPPORT

Het onderzoeksrapport is te vinden via

http://www.hig.be/nl/nieuws/beeld-van-de-huizen-van-het- kind-2016

De publicatie die je nu in handen hebt, is een synthese van de leerervaringen uit de bevraging en het onderzoeksrapport van het HIG.

Het biedt:

• een stand van zaken op basis van gegevens die de Huizen van het Kind in oktober 2016 aanleverden;

• een beeld op de relevante aspecten van deze werkingen op dat moment;

• geobjectiveerde en gedragen conclusies;

• inspiratie en werkpunten voor praktijk en beleid in ontwikkeling.

De publicatie is geen ‘eindpunt’, maar is een werkinstrument waarmee de Huizen van het Kind en het beleid verder aan de slag kunnen. Het biedt geen evaluaties van individuele Huizen van het Kind, omdat de bevraging geen handhavings- instrument wilde zijn. Verschillende Huizen van het Kind gaven wel aan de bevraging als een zelfevaluerend instrument gebruikt te hebben.

De publicatie is bedoeld voor een ruim publiek van Huizen van het Kind, actoren, beleidsmakers en overheden. Voor verdiepende vragen en verdere inspiratie wijzen we in de eerste plaats door naar het onderzoeksrapport van Kristien Nys en Kathleen Emmery van het HIG. Je vindt er doorheen de tekst gerichte verwijzingen naar. Heb je nadien nog vragen of wil je

BEVRAGING IN 2016

“EEN BEELD VAN DE HUIZEN VAN HET KIND”

Wat leren we eruit?

Publicatie Kind en Gezin, juni 2017

Inzetten op de gezondheid en het welbevinden van kinderen en jongeren, hun ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken, is een belangrijke maatschappelijke opdracht.

Verschillende overheden, vrije beroepen, (middenveld)organisaties, vrijwilligers en burgers nemen deze opdracht elke dag ter harte.

De Huizen van het Kind komen er om de krachten nog meer te bundelen om zo gezinnen nog beter te ondersteunen.

(Bron: Basiskader Huizen van het Kind; http://www.huizenvanhetkind.be/hk/img/Basiskader.pdf)

(3)

LEESWIJZER

Hoofdstuk 1 (pg. 5 - 10) omschrijft de contouren waarbinnen de Huizen van het Kind hun werking vormgeven. De meerwaarde en knelpunten worden in Hoofdstuk 2 opgenomen (pg. 11 - 15).

Hoofdstuk 3 (pg. 16 - 23) biedt een beeld op de diversiteit aan actoren in de Huizen van het Kind, terwijl Hoofdstuk 4 (pg. 24 - 25) zicht geeft op de doelgroepen waarop deze actoren zich richten.

Hoofdstuk 5 (pg. 26 - 33) bespreekt rond welk aanbod het samenwerkingsverband Huis van het Kind aan de slag is gegaan. Hoofdstuk 6 (pg. 34 - 36) geeft zicht op de bekendmakingsacties die er zijn gebeurd.

Hoofdstuk 7 (pg. 37 - 40) biedt een slotbeschouwing.

Enkele opmerkingen vooraf

De bevraging van een praktijk is geen evident gegeven, zeker wanneer die praktijk verschillende vormen kan aannemen. Dat geldt niet in het minst voor de Huizen van het Kind die zich moeten afstemmen op de lokale noden en behoeften. Via een onlinebevraging verschillende facetten van de werking van de huizen in beeld krijgen, was noch voor Kind en Gezin, noch voor de huizen die de vragenlijst beantwoordden, een eenvoudige oefening.

Zowel naar dataverzameling als naar analyse, zijn we aan een aantal beperkingen gebonden. Een aantal vraagformuleringen en antwoordcategorieën bleken

niet vrij van interpretatieverschillen. Uit de analyse van het HIG bleek dat deze vertekeningen zich slechts in beperkte mate voordeden en zich veelal tegenover elkaar (bv. onder- en boveninschalingen) ophieven.

De grootteorde van de percentages vermeld in het onderzoeksrapport en in de voorliggende publicatie bleven met andere woorden behouden.

RAPPORT

zie 2.2.3. in rapport HIG

Bijna alle Huizen van het Kind vulden de bevraging in. Het merendeel maakte gebruik van de open invulvelden om verdere toelichting te geven.

Dit zorgt voor een rijkdom aan gegevens.

RAPPORT

zie 1.3.in rapport HIG

(4)

TIJDSLIJN

April 2014: Decreet houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning in voege.

Huizen van het Kind (HvhK) als belangrijk instrument.

tot oktober ’16 Van juni ’16

Bestaande praktijken van samenwerking bieden inspiratie voor het concept ‘Huis van het Kind’

1 nov ‘14: 118 erkende Hvhk (170 gemeenten + Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) 1 jan ’15: Subsidies voor 85 HvhK

Semi-gestructureerde bevraging

‘een beeld van de HvhK’

bij 128 HVHK

Versterking en ondersteuning Opstartfase

Juni ‘17: publicatie ’een beeld van de Huizen van het Kind’

Streefdoel 2019:

- Huizen van het Kind zijn gebiedsdekkend aanwezig in Vlaanderen en BHG - Diegenen die opgestart zijn, groeien verder uit tot brede laagdrempelige basis- voorzieningen

(5)

1.1 Cijfers en beelden

Er waren op het moment van de bevraging (eind juni 2016) 128 Huizen van het Kind erkend. De meeste Huizen van het Kind vulden de bevraging in. Daardoor hebben we informatie over 119 Huizen van het Kind.

Deze 119 Huizen van het Kind zijn werkzaam in 169 Vlaamse gemeenten en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG), terwijl er op het moment van de bevraging in 182 Vlaamse gemeenten en het BHG een initiatief tot Huis van het Kind is (zie Figuur 1). We hebben dus geen gegevens over 9 Huizen van het Kind die samen 13 gemeenten beslaan.

Figuur 2 maakt zichtbaar dat gemeenten met diverse verstedelijkingsgraad de Huizen van het Kind vormgeven.

In iedere centrumstad en in Brussel is er een initiatief.

In de ‘grootstad rand’-gebieden is er op het moment van de bevraging bij 14 op 32 gemeenten een initiatief. In regiostedelijke gebieden is dit initiatief er bij 52 op 66 gemeenten. In de buitengebieden zijn er opstartende Huizen van het Kind in 103 op 197 gemeenten.

Figuur 2 maakt ook zichtbaar dat er procentueel vooral in de gemeenten behorende tot ‘grootstad rand’-gebieden en behorende tot de buitengebieden (ook in absolute aantallen) nog de grootste groeimarge ligt.

INLEIDEND

Binnen welke contouren geven de Huizen van het Kind hun werking vorm?

HOOFDSTUK 1

Percentage HvhK die de bevraging invulden

of 119

van de 128 HvhK

92,97 %

Eén derde van de coördinatoren betrok het samenwerkings- verband bij de bevraging. Anderen betrokken een aantal partners. Nog anderen wilden het samenwerkingsverband nadien betrekken of gaven inhoudelijke of tijdsgebonden redenen om het samenwerkingsverband niet te betrekken.

RAPPORT

zie 4.1.3. in rapport HIG

Figuur 1. Aantal Vlaamse gemeenten betrokken bij de bevraging, bovenop het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

182

0

169

308

Figuur 2. Gemeenten met en zonder Huizen van het Kind, per categorie van verstedelijkingsgraad (berekend op de 128 HvhK)

VRIND

buitengebieden

centrumsteden en Brussel grootstad rand

regiostedelijk

met HvhK 103

zonder HvhK 94 met HvhK 14

met HvhK 14 zonder HvhK 18

met HvhK 52

zonder HvhK 14

(6)

Juni 2016 Erkende Huizen van het Kind

Erkende en gesubsidiëerde Huizen van het Kind

Bever

Aarschot

Asse

Beersel

Bekkevoort

Boutersem Dilbeek

Geetbets

Gooik

Haacht

Halle

Herent

Herne

Holsbeek Kampenhout

Landen

Lennik Linter

Merchtem

Overijse Rotselaar

Scherpen- heuvel- Zichem

St. Pieters- Leeuw

Tervuren Tienen

Tremelo

Ternat Meise

Affligem

Diest Zemst

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Boortmeerbeek

Kortenberg Steenokkerzeel

Oud-Heverlee

Roosdaal Wezembeek-

Oppem Grimbergen

Zaventem Glabbeek

Wemmel

Bertem

Tielt-Winge Vilvoorde

Leuven

Pepingen

Hoeilaart

Lubbeek Hever

Keerbergen Begijnendijk

Galmaarden Liedekerke

Opwijk Kapelle o/d Bos

Huldenberg

Hoegaarden

Machelen Kortenaken

Zoutleeuw

Drogenbos Kraainem

St.Genesius- Rode Londerzeel Buggenhout

Linkebeek

Lommel

Hemiksen

Lokeren

Wetteren

Hamme Kaprijke

Kluisbergen Kruishoutem

Kruibeke Assenede

Berlare

Aalst Beveren

Brakel Eeklo

Aalter

Gavere Evergem

Deinze

Laarne

Lebbeke

Maarkedal Lochristi

Lierde Melle Maldegem

Nazareth

Ninove Nevele

Ronse

Stekene St-Gillis- Waas St-Laureins

Temse Waarschoot

Zele Zomergem

Zottegem Gent Knesselare

Erpe- Mere St-Lievens- Houtem

Horebeke Wachtebeke

Herzele Haaltert

St-Niklaas

Oudenaarde Zelzate

Destelbergen

Zingem

Wichelen Moerbeke

Waasmunster

Zwalm St-Martens- Latem Lovendegem

De Pinte Merelbeke

Oosterzele Lede

Zulte

Geraardsbergen Dender- Leeuw Dendermonde

Wortegem- Petegem

Ham Tessenderlo Merksplas

Kontich Bornem

Brecht Arendonk

Antwerpen Essen

Geel

Putte Lier

Puurs

Lille

Mol Retie

Schelle Rumst

Ranst

Niel

Schilde Malle

Nijlen

Ravels

Schoten Kalmthout

Kasterlee Dessel

Wuustwezel

Zoersel Vosselaar

St-Amands

Hove

Heist- o/d- Berg

Balen

Meerhout Baarle- Hertog

Aartselaar Edegem

Wille- broek

Mortsel BorsbeekWommelgem

Oud-Turnhout Turnhout Beerse

Zandhoven Grobbendonk

Lint Boechout

Bonheiden Duffel

Rijkevorsel

Berlaar Stabroek

Brasschaat Kapellen

Mechelen

Westerlo Hoogstraten

Laakdal Zwijndrecht

Boom

Herenthout Olen Herentals Vorselaar

Herselt Hulsthout

Halen Herk-de-Stad

Bocholt

Borgloon

Bree

Genk

Sint-Truiden Hechtel- Eksel

Hamont- Achel

Maasmechelen Maaseik Neerpelt

Houthalen- Helchteren Peer Overpelt

Heers Tongeren

Riemst Kinrooi

Zonhoven

Gingelom Wellen

As Beringen

Alken Bilzen

Opglabbeek

Zutendaal

Lanaken Diepenbeek

Kortessem Meeuwen-Gruitrode

Herstappe

Dilsen- Stokkem Lummen

Heusden- Zolder Leopoldsburg

Hoeselt Hasselt

Voeren Wervik

Houthulst

Moorslede Alveringem

De Panne Koksijde

Veurne Diksmuide

Oostende Middelkerke

Heuvelland

Beernem

Ardooie Gistel

Damme

Ieper

Hooglede Jabbeke

Knokke-Heist

Ledegem Pittem Oostkamp

Poperinge Lo-Reninge

Meulebeke Roeselare Staden

Tielt Wingene Zedelgem

Zonnebeke

Ingelmunster Vleteren

Ichtegem

Lichter- velde Nieuwpoort

Blanken- berge De Haan

Ouden- burg

Torhout

Lendelede Langemark-

Poelkapelle

Kuurne Deerlijk

Zwevegem Wevelgem

Kortrijk Harelbeke Bredene

Koeke- lare

Avelgem Waregem

Spiere-Helkijn Oost- roze- beke Ruislede

Anzegem Wielsbeke

Menen Mesen

Zuienkerke

Izegem Dentergem Brugge

St-Katelijne- Waver Kortemark

Wijnegem

Bierbeek Ander-

lecht Schaar- beek

Nieuwer- kerke

Figuur 3. Huizen van het Kind met hun werkingsgebieden in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Figuur 3. toont het geografisch beeld van de

Huizen van het Kind op het moment van de bevraging.

Deze Huizen van het Kind krijgen vorm op gemeentelijk niveau (n = 104 Huizen van het Kind), alsook op intergemeentelijk niveau (n = 23 Huizen van het Kind; met betrokkenheid van 78 gemeenten). In Brussel krijgt het vorm op niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

In de 182 Vlaamse gemeenten met een opstartend

Huis van het Kind wonen 73,95% van de minderjarigen die in Vlaanderen leven.

1.2 Werkingscontouren

De resultaten van de bevraging duiden op een grote diversiteit in de contouren waarbinnen de Huizen van het Kind werken.

Ten eerste verschilt het vormgeven van een Huis van het Kind naargelang de verstedelijkingsgraad. Ten tweede zijn er verschillen in de mate waarin een Huis van het Kind al dan niet op een fysieke locatie vorm krijgt. Tot slot zijn er verschillen op niveau van de middelen waarop een Huis van het Kind beroep kan doen:

• Slechts een deel van de Huizen van het Kind wordt

gesubsidieerd door Vlaanderen wegens de beperkingen in de beschikbare kredieten.

• Er is variatie op niveau van de beschikbaarheid van een coördinator.

• Er is variatie op niveau van de beschikbaarheid van medewerkers en actoren om mee de schouders onder de samenwerking te zetten.

Op al deze niveaus melden de coördinatoren van de Huizen van het Kind knelpunten en ondersteuningsnoden, terwijl ze ook een grote creativiteit en flexibiliteit aan de dag leggen om het Huis van het Kind vorm te geven.

In wat volgt, zoomen we kort in op ieder aspect.

1.2.1. Verstedelijkingsgraad

Afhankelijk van de verstedelijkingsgraad zijn er andere uitdagingen. Het gaat hier onder meer over volgende zaken:

• Er is een verschil in aantal partners om zich op te beroepen of om rekening mee te houden. Meer specifiek kunnen landelijke gemeenten vaak op minder partners terugvallen.

Ook randgemeenten van centrumsteden melden de grote aantrekkingskracht van de centrumsteden voor actoren. De vraag wordt gesteld of Kind en Gezin een trekkersrol kan opnemen om te bekijken hoe partners die meer centraal/

regionaal worden aangestuurd, toch kunnen aansluiten bij diverse Huizen van het Kind. Voor centrumsteden is het dan weer de uitdaging om af te stemmen met een groot aantal actoren.

• Voor randgemeenten van centrumsteden speelt de aantrekkingskracht die een Huis van het Kind in een centrumstad heeft naar gezinnen toe, aangezien

centrumsteden vaak meer (gespecialiseerd) aanbod kunnen bieden. Bij deze Huizen van het Kind speelt de vraag welk aanbod ze lokaal vormgeven en voor welk aanbod ze verkiezen in samenwerking te gaan met het Huis van het Kind in de centrumstad.

(7)

• Een Huis van het Kind in een landelijke gemeente gaat vaker de uitdaging aan om intergemeentelijk samen te werken, terwijl men in een stedelijke context de uitdaging heeft om de ondersteuning wijkgebonden vorm te geven.

• Naargelang de verstedelijkingsgraad verschilt de

bevolkingsgeografie (bv. de bevolkingsdichtheid), wat maakt dat de vormgeving van een Huis van het Kind er anders uit ziet. In meer landelijk gelegen en uitgestrekte gebieden zijn er bijvoorbeeld Huizen van het Kind die aangeven dat ze 1 fysieke plek minder aangewezen vinden.

• Naargelang de verstedelijkingsgraad zijn er verschillen in demografische kenmerken (aantal geboortes, minderjarigen, nationaliteiten, …). Dat brengt andere uitdagingen met zich mee en verklaart een deel van de diversiteit.

RAPPORT

zie 1.3.2 en 3.1. in rapport HIG

1.2.2. Fysieke locatie

Een Huis van het Kind is in de eerste plaats een samen- werkingsverband waaraan geen fysieke vormvereiste is verbonden.

0 % 100 %

65 %

48 %

Figuur 4. Percentage Huizen van het Kind met een fysieke locatie

Iets minder dan de helft van de Huizen van het Kind (48%) heeft een fysiek gebundeld aanbod en iets minder dan een vijfde (17%) voorziet om daar in de toekomst toe te komen (zie Figuur 4). Een derde van de Huizen (35%) van het Kind kiest ervoor om niet tot een fysieke bundeling van het aanbod te komen.

RAPPORT

zie 6.2. in rapport HIG

In het merendeel van de bevraagde Huizen van het Kind (88%) kunnen of zullen gezinnen in de toekomst wel op één fysiek adres terecht kunnen (zie Figuur 5). Dat adres veronderstelt niet noodzakelijk een fysieke bundeling van diverse aanbodsvormen, wat het verschil verklaart tussen Figuur 4 en 5, maar de fysieke locatie biedt een deur voor gezinnen. Eind 2016 beschikken ongeveer 6 op 10 Huizen van het Kind over een fysieke locatie. Bij het grootste deel gaat het over één fysiek adres, bij sommigen gaat het over meerdere antennepunten.

RAPPORT

zie 6.3.1 in rapport HIG

88 %

0 %

59 %

100 %

Figuur 5. Percentage Huizen van het Kind met een fysiek gebundeld aanbod

1.2.3. Middelen

Van de 128 Huizen van het Kind ontvangen er 85 op jaarlijkse basis subsidies via Kind en Gezin die toegekend zijn middels een subsidieoproep in 2014. De vraag voor subsidies oversteeg de beschikbare middelen.

De subsidiehoogte is per gesubsidieerd Huis van het Kind berekend op basis van het aantal minderjarigen en het aandeel minderjarigen in kansarmoede in het werkingsgebied. Het varieert van +/- 3.000 euro tot 75.000 euro per Huis van het Kind. De middelen moeten ingezet worden in functie van de organisatie van aanbod.

Naast de middelen die toegekend worden vanuit

Kind en Gezin investeren de lokale besturen in Huizen van het Kind (infrastructuur, personeelsmiddelen, e.a.), en wordt er via diverse wegen gezocht naar middelen om de werking naar gezinnen te versterken. Zo zetten nogal wat Huizen van het Kind de middelen van lokale kinderarmoedebestrijding in om het Huis van het Kind te versterken en/of omgekeerd. Men zoekt ook middelen bij fondsen en via projectoproepen. Heel wat organisaties investeren bovendien tijd en ruimte in het Huis van het Kind (zie daarvoor Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 5).

Dat maakt dat er een grote diversiteit is in de mate waarin Huizen van het Kind middelen hebben om de samenwerking vorm te geven en in te spelen op lokale noden.

De middelenkwestie, alsook de tijd die men dient te investeren om bijkomende middelen aan te vragen, wordt door een deel van de Huizen van het Kind dan ook benoemd als een knelpunt binnen de uitbouw van de werking.

RAPPORT

zie 3.3. in rapport HIG

(8)

1.2.4. Team

Coördinatie

Bij meer dan 90% van de Huizen van het Kind is er een coördinatiefunctie aanwezig. In iets meer dan de helft van de gevallen gaat het over 1 partner die de coördinatie opneemt, bij 4 op 10 van de Huizen van het Kind gaat het om een gedeeld coördinatorschap (zie Figuur 6).

In ruim twee derde van de huizen waar één actor de trekker is, neemt het lokaal bestuur of een nader omschreven gemeentelijke of stedelijke dienst (bv. OCMW, sociaal huis, jeugddienst, medewerker kinderarmoedebeleid) die rol op.

Ook bij de huizen waar meerdere partners trekker zijn, nemen vooral gemeentelijke of stedelijke diensten die rol mee op.

Kind en Gezin, opvoedingswinkels, inloopteams, kinderopvangdiensten, LOGO’s en vzw’s die inzetten op opvoedingsondersteuning worden meermaals vermeld als mede-trekkers, naast diverse andere organisaties die elk eenmalig terugkomen.

60% van de coördinatoren van de Huizen van het Kind melden formeel tijd te hebben voor het coördinatorschap. De andere coördinatoren nemen dit bij hun takenpakket zonder formele tijd.

Coördinatie

1 partner geen coördinatie meerdere partners

54,22%

6,19%

39,59%

Figuur 6. Procentueel aantal van de Huizen van het Kind dat meldt 1, meer of geen coördinator te hebben

In Figuur 7 is in grote categorieën te zien welke tijdsinvestering er, gemiddeld genomen, gaat naar dit coördinatorschap.

Een derde van de Huizen van het Kind heeft een halftijdse coördinator ter beschikking. Bij 39% van de Huizen van het Kind ligt de tijdsinvestering lager, bij 29% ligt het hoger. De range gaat van 4 uren per maand formeel tijd in het ene Huis van het Kind naar een personeelsbezetting van meer dan 2 VTE die het coördinatorschap vormgeeft in een ander Huis van het Kind.

Deze variatie staat vanzelfsprekend niet los van (de grootte van en het aantal gezinnen in) het werkingsgebied waarbinnen het Huis van het Kind werkt.

Een te beperkte tijd om te investeren in coördinatorschap wordt meermaals gemeld als knelpunt. Het opstarten en operationeel houden van een Huis van het Kind vraagt een duidelijke tijdsinvestering in een sterk trekkerschap.

0% 10% 20% 30% 40%

< 0,5 VTE

0,5 VTE

> 0,5 VTE

39,00%

32,20%

28,80%

Figuur 7. Tijdsinvestering voor coördinatie Huis van het Kind in procent Huizen van het Kind

(9)

Lokaal team versus eenmanszaak

De coördinatiefunctie staat niet op zichzelf. Ten eerste omdat ze bijna altijd gecombineerd wordt met andere taken of mee ingebed zit in andere deeldomeinen.

Ten tweede melden verschillende coördinatoren dat ze kunnen rekenen op medewerkers (soms van andere organisaties) binnen een Huis van het Kind. Het gaat dan bijvoorbeeld over een onthaalmedewerker of een doelgroepmedewerker die deel uitmaakt van hun team. Anderen drukken de wens uit naar een versterking van hun team (bv. een gezinsondersteuner).

Verschillende Huizen van het Kind signaleren dat ze, met het oog op het bereik en de uitvoering van activiteiten, een aanwerving voorzien.

Ten derde zijn heel wat actoren betrokken bij de ontwikkeling van de werking. In Hoofdstuk 3 komt dit aan bod.

Verschillende Huizen van het Kind signaleren echter dat het nog te vaak een eenmanszaak blijft door bv. de beperkte tijd en middelen bij de partners. In die huizen moeten de coördinatoren veel inspanningen doen om te initiëren, op te volgen, te faciliteren, en uit te voeren, eerder dan dat dit vanuit een lokaal netwerk gebeurt.

Net zoals de voorgaande werkingscontouren wordt ook dit dan regelmatig als een knelpunt benoemd.

Vrijwilligers

Iets meer dan de helft van de Huizen van het Kind (52%) heeft acties genomen of heeft concrete plannen om vrijwilligers in te zetten. Diverse werkingen worden vermeld zoals consultatiebureaus, spel- en ontmoetingsinitiatieven, luierbanken, ruil- of tweedehandswinkels,

huiswerkbegeleidingsinitiatieven (vaak i.s.m. scholen en Centra voor Leerlingbegeleiding (CLB)), spelotheken, integratieactiviteiten voor nieuwkomers, buddyprojecten, … Vrijwilligers kunnen bijdragen tot de laagdrempeligheid van een Huis van het Kind. Ze kunnen onder meer zorgen voor ruimere openingsuren, voor een warm onthaal, voor het ‘tijd nemen’

voor gezinnen. Dit gaat niet vanzelf. De ondersteuning van vrijwilligers vraagt een tijdsintensieve inzet en middelen in functie van aansturing, vorming, intervisie, e.d.

Bij verschillende Huizen van het Kind is de vrijwilligerswerking ingebed in een ruimer gemeentelijk beleid of een ruimere aanpak. Een gemeenschappelijke website, databank of platform om vrijwilligers te rekruteren en te ondersteunen worden vermeld.

RAPPORT

zie 3.4. in rapport HIG

(10)

1.3 Wat kan hieruit geleerd worden?

Met de Huizen van het Kind is de lokale kaart voluit getrokken. Basisondersteuning krijgt op die manier dichtbij de gezinnen vorm en speelt meer flexibel in op lokale noden.

De Huizen van het Kind starten op doorheen heel Vlaanderen en Brussel. De contouren waarbinnen deze opstart gebeurt, verschilt van Huis tot Huis. Belangrijke verschillen in werkingscontouren zijn onder meer:

• de verstedelijkingsgraad

• de al dan niet fysieke vormgeving

• de beschikbare middelen, zoals variaties in de beschikbaarheid van subsidies, coördinator en actoren In de ondersteuning blijft het belangrijk om goede praktijken naar boven te halen die rekening houden met deze diversiteit. Op die manier kunnen diverse Huizen van het Kind verder geïnspireerd geraken.

Uit de bevraging komt ook volgende uitdaging. Het territoriaal gebied waarbinnen organisaties werken, valt veelal niet samen met het werkingsgebied van een Huis van het Kind. Ook tussen organisaties onderling verschilt het werkingsgebied. Voor organisaties met een ruim territoriaal werkingsgebied zonder veel lokale afdelingen is het moeilijk om bij ieder individueel Huis van het Kind aan te sluiten.

We zien dat een aantal Huizen van het Kind zich - met behulp van partners in ondersteuning - op hoger niveau organiseren om op dat niveau samenwerkingsafspraken te maken met deze organisaties. Het is een beweging die we verder zullen verkennen, omdat het de kansen op (efficiënte) samenwerking opnieuw verhoogt.

Tot slot blijkt dat het middelenverhaal geen evidentie is. Er is veel variatie in de mate waarin Huizen van het Kind beroep kunnen doen op middelen. De vraag naar extra middelen om de uitbouw in Vlaanderen en Brussel verder te ondersteunen komt regelmatig terug. Ten eerste gaat het over een

uitbreiding van middelen in functie van het subsidiëren van erkende Huizen van het Kind. Ten tweede gaat het over het belang van investeren in sterk trekkerschap.

Het is de verantwoordelijkheid van de Huizen van het Kind om een goede aanwerving te doen, maar er is een roep naar middelen om dit trekkerschap verder mogelijk te maken.

Ten derde is het ook van belang dat er tijd en middelen zijn voor actoren om mee in te zetten op lokale samenwerking in functie van gezinnen. Ten vierde is er het belang van de ondersteuning van vrijwilligers die in heel wat Huizen van het Kind een rol opnemen.

(11)

EEN BALANS

NA ANDERHALF JAAR WERKING

Welke grote stappen namen de Huizen van het Kind al?

Welke meerwaarde en knelpunten kwamen in dit proces naar boven volgens hen?

HOOFDSTUK 2

2.1. Genomen stappen

Aan de Huizen van het Kind werd gevraagd om aan te vinken welke stappen ze al genomen hadden binnen de contouren van het Huis van het Kind. De Huizen van het Kind kregen daarbij een lijst van mogelijke stappen die verbonden zijn met de regelgevende opdrachten die aan de Huizen van het Kind zijn toegekend.

In Tabel 1 is terug te vinden hoeveel Huizen van het Kind (in aantal en percentage) aangaven een bepaalde stap genomen te hebben. De tabel rangschikt deze van een hoog naar een laag percentage.

AANTAL PROCENT

1 Elkaar als partners leren kennen 97 83.6

2 Nieuwe partners leren kennen 95 81.9

3 Structuur brengen in het samenwerkingsverband (bv. stuurgroep, werkgroepen) 89 76.7

4 Werken aan zichtbaarheid naar de burger 84 72.4

5 Actoren betrokken houden 76 65.5

6 Bestaand samenwerkingsverband versterken (concreter, meer gestructureerd) 73 62.9 7 Aanbod in werkingsgebied in kaart brengen als samenwerkingsverband 69 59.5 8 Co-creaties opzetten (met minimaal twee partners samen aanbod of maatregelen

organiseren) 69 59.5

9 Aanstelling coördinator * 66 56.9*

10 Gemeenschappelijke visie en missie bepalen 63 54.3

11 Acties om moeilijk te bereiken doelgroepen te bereiken 60 51.7

12 Noden in werkingsgebied in kaart brengen en/ of omgevingsanalyse 49 42.2

13 Leemtes in het aanbod aanpakken 49 42.2

14 Betrekken van de burger / gebruikersparticipatie 40 34.5

15 Overlap wegwerken 23 19.8

16 Intervisie opzetten, expertise uitwisselen in functie van kwaliteitsbevordering 23 19.8

17 Afspraken rond zorgafstemming 18 15.5

TABEL 1. GENOMEN STAPPEN DOOR HET HUIS VAN HET KIND

* Dit percentage (bij aanstelling coördinator) ligt duidelijk lager dan het aantal Huizen van het Kind dat aangeeft een coördinatiefunctie te hebben in het Huis van het Kind, maar komt overeen met het aantal Huizen van het Kind dat aangeeft formeel tijd te hebben voor de coördinatiefunctie zoals vermeld bij 1.2.4.

In het eerste anderhalf jaar na de start van meer dan 100 Huizen van het Kind is er vooral ingezet op netwerkopbouw- en ontwikkeling en op het werken aan een zichtbaar Huis van het Kind met een (afgestemd) aanbod.

In wat volgt, bespreken we de meerwaarde en de knelpunten die de Huizen van het Kind doorheen deze stappen

ondervonden hebben.

RAPPORT

zie 4.1 in rapport HIG

(12)

2.2. Meerwaarde, knelpunten en ondersteuningsbehoeften

Samenwerking

Daar waar er voor de start van de Huizen van het Kind al sprake was van heel wat samenwerking in Vlaanderen en Brussel, blijkt dat het merendeel van de Huizen van het Kind het toch als een belangrijke meerwaarde vermeldt dat organisaties elkaar hebben leren kennen (zie Tabel 2). Dit heeft directe effecten voor gezinnen, met name een betere en meer gerichte doorverwijzing (o.a. door het kennen van een gezicht binnen een organisatie om naar door te verwijzen) en het wegwerken van hiaten of leemtes. Ook indirecte effecten voor gezinnen worden vermeld. De verhoogde uitwisseling van ervaring en expertise resulteert in meer kwalitatieve dienstverlening. Het samenwerken heeft een groter en efficiënter bereik als gevolg.

Dat dit niet vanzelf gaat, blijkt uit het feit dat samenwerking ook één van de meest vermelde uitdagingen en knelpunten is (zie Tabel 3) die blijvende inspanningen vraagt. De Huizen van het Kind stellen heel wat vragen naar ondersteuning die eigen zijn aan het opstarten van een netwerk, zoals:

- Hoe kunnen we actoren betrekken?

- Hoe kunnen we hen activeren tot het opnemen van een actief engagement?

- Hoe kunnen we ervoor zorgen dat actoren activiteiten mee organiseren en dit onder de vlag van het Huis van het Kind?

- Hoe kunnen we de verhouding tussen het lokaal bestuur en andere actoren bewaken zodat iedereen zich eigenaar blijft voelen in het samenwerkingsverband?

- Hoe kunnen we de verhouding met andere lokale overlegplatformen vormgeven?

Binnen dit proces botst men op knelpunten, zoals:

- actoren die een gebrek aan middelen hebben om mee te stappen in het verhaal van Huis van het Kind, of actoren die anders georganiseerd zijn (bv. een centrale aansturing zonder veel lokale afdelingen) of waarbij hun subsidiekanalen/

regelgeving hen niet aanstuurt of beloont op samenwerking.

- de heersende cultuur in Vlaanderen waarbij er nog vaak gedacht wordt in functie van het eigen organisatiebelang.

Dit kan een belemmering vormen binnen het proces van het afstemmen van het aanbod op de lokale noden.

RAPPORT

zie 7.1 en 7.2 in rapport HIG

Meerwaarde Aantal

HvhK Extra uitleg

Versterkte en nieuwe samenwerking 87 Elkaars organisatie en gezicht leren kennen met voor de gezinnen een direct effect (bv. betere doorverwijzing, aanpakken leemtes) of indirect effect (bv. betere uitwisseling van ervaring en expertise, versterkte schaalgrootte van activiteiten)

Versterkt en meer uitgebreid aanbod 36 Een diversiteit van nieuw ontwikkeld aanbod wordt vermeld, zoals spel- en ontmoetingsinitiatieven, spelotheken, ruilwinkels, luierbank, begeleiding aan huis, een studeerruimte, spreekuur, website

Huis van het Kind, …

Betere toegankelijkheid en beter

bereik 47 Meer mogelijkheden om in te zetten op bekendmaking door

gezamenlijke promo of betere systemen om het aanbod zichtbaar te maken. De meerwaarde van de fysieke bundeling in functie van de bereikbaarheid, bruikbaarheid, beschikbaarheid wordt ook meermaals vermeld.

Betere (zorg)afstemming op

behoeften 23 Betere afstemming op de behoeften en vragen van de ouders,

op lokale of maatschappelijke noden.

Meer integraal en

sectoroverschrijdend werken 14 Gelinkt aan samenwerking en betere zorgafstemming geven Huizen van het Kind ook het integraal werken aan als een meerwaarde die men aan het bereiken is.

Uitbreiding en efficiëntere inzet van de middelen

15 Vermelding van de uitbreiding, langere termijngarantie, bundeling of efficiëntere besteding van de financiële middelen.

Signalering van positieve uitkomsten op logistiek, materieel of infrastructureel vlak, met ook een belangrijke inbreng vanuit de lokale besturen.

TABEL 3. Oplijsting van de geclusterde aspecten die vermeld werden als meerwaarde en het aantal Huizen van het Kind die deze meerwaarde vermeldt

(13)

Knelput Aantal Extra uitleg

Samenwerking 72 Heel veel ondersteuningsvragen die eigen zijn aan het opstarten van een netwerk, zoals hoe actoren (actief) betrekken.

Ook knelpunten zoals beperkte middelen bij actoren om mee in te stappen in het verhaal van de Huizen van het Kind

Middelen in relatie tot verwachtingen 57 Een derde van de Huizen van het Kind vermeldt een tekort aan middelen.

Er komen via diverse beleidsnota opdrachten bij voor de Huizen van het Kind, waarvan niet duidelijk is hoe dwingend die zijn en waar veelal geen extra middelen aan worden gekoppeld.

Toegankelijkheid 36 Diverse knelpunten zoals: geen/geen geschikte/geen goed gelegen beschikbare fysieke ruimte, beperkte contactmogelijkheden voor de burger, uitdagingen bij het bereiken van alle gezinnen en van kansengroepen en jongeren in het bijzonder, tekorten op vlak van participatie van ouders, kinderen en jongeren, het bekend en begrijpelijk maken van het Huis van het Kind en de afwezigheid van een Vlaamse campagne

Professionalisering –

ondersteuningsvragen 62 De Huizen van het Kind vragen continuering van het bestaand en gewaardeerde ondersteuningsaanbod door EXPOO, Kind en Gezin (centraal en provinciale afdelingen), provincies, VBJK/ VCOK en andere. Het gaat dan over uitwisselingsmogelijkheden, ondersteuning op maat en op vraag, meer innovatieve en sectoroverschrijdende uitwisseling en specifiek ook ondersteuning op vlak van

toegankelijkheid en vrijwilligers.

(Vervolg) Tabel 3: Oplijsting van de geclusterde aspecten die het meest frequent vermeld zijn als knelpunten en het aantal Huizen van het Kind die deze knelpunten vermeldt

Middelen en verwachtingen

Diverse Huizen van het Kind vermelden het versterkt en uitgebreid aanbod als meerwaarde (zie Tabel 2). De subsidies die vanuit Kind en Gezin voorzien worden, moeten ook op de organisatie van aanbod worden ingezet. De uitbreiding en meer efficiënte inzet van de middelen wordt vermeld als meerwaarde (zie Tabel 2), waaronder het ter beschikking stellen van

werkingsmiddelen, personeel, lokalen of een gebouw door lokale besturen.

Tegelijkertijd beklemtonen diverse Huizen van het Kind dat de middelen niet in relatie staan tot de verwachtingen

(zie Tabel 3).

Hierbij wordt onder meer verwezen naar de bijkomende opdrachten die aan de Huizen van het Kind gekoppeld worden in diverse beleidsnota, los van het regelgevend kader van de Huizen van het Kind. Veelal staan hier geen extra middelen tegenover. De Huizen van het Kind vragen dan ook aan Vlaanderen een uitbreiding van middelen (werkingsmiddelen en personeelsmiddelen). De niet-gesubsidieerde Huizen van het Kind stellen tevens de vraag om in de toekomst gesubsidieerd te worden vanuit Vlaanderen.

(14)

Toegankelijkheid

Verschillende Huizen van het Kind rapporteren de verhoogde toegankelijkheid en het bereik als een belangrijke meerwaarde (zie Tabel 2). Twee toegankelijkheidsclusters springen in het oog: (1) de uitgebreidere mogelijkheid om in te zetten op bekendheid, begrijpelijkheid en bereikbaarheid via de lokale samenwerking (gezamenlijke promo; duidelijker systeem om aanbod, werking, partners zichtbaar te maken, …) en (2) de bundeling van het aanbod, waarbij vooral de fysieke bundeling als meerwaarde wordt gezien in functie van de bereikbaarheid, bruikbaarheid, beschikbaarheid.

Daartegenover zien verschillende Huizen van het Kind ook uitdagingen op vlak van toegankelijkheid (zie Tabel 3), waaronder:

- geen of geen geschikte (bv. te klein, niet geschikt voor ontmoetingsmomenten of workshops, te veel gericht op jonge kinderen) of geen goed gelegen beschikbare fysieke ruimte hebben.

- te beperkte contactmogelijkheden voor de burger met het Huis van het Kind (bv. te beperkte openingsuren).

- uitdagingen bij het bereiken van alle gezinnen en van kansengroepen en jongeren in het bijzonder.

- tekorten op vlak van participatie van ouders, kinderen en jongeren.

- uitdagingen bij het bekend en begrijpelijk maken van het Huis van het Kind naar de burger (bv. Hoe maak je je bekend als je geen fysiek huis hebt? Hoe maak je bekend wat er naast het fysieke huis gebeurt? Hoe maak je het Huis van het Kind aantrekkelijk voor jongeren en hun ouders?)

- verder wordt ook aangegeven dat het Huis van het Kind nog onvoldoende gekend is bij gezinnen, dat het een niet te onderschatten en blijvende inspanning op lokaal vlak vraagt om in te zetten op brede bekendmaking van de naam ‘Huis van het Kind’ en dat men het noodzakelijk acht dat dit wordt ondersteund door een Vlaamse campagne naar de burger toe. Er wordt vermeld dat er een website ontbreekt voor burgers over de Huizen van het Kind, terwijl die er wel is voor professionelen.

Niet geëxpliciteerd in Tabel 2 en Tabel 3, maar wel belangrijk om op te nemen, zijn de knelpunten die er vermeld worden met betrekking tot de beleidsaansturing:

- Diverse Huizen van het Kind vinden het regelluw kader een goede zaak, maar evengoed zijn er Huizen van het Kind die toch meer sturing, afbakening, … verwachten.

- Er worden een aantal spanningsvelden vermeld in relatie tot andere beleidsdomeinen (vermelding van Huizen van het Kind in heel wat beleidsteksten, los van het regelgevend kader dat er bestaat, zoals hogervermeld, waarbij niet duidelijk is of dit zonder meer verwacht wordt van de Huizen van het Kind).

- Specifiek voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt aangegeven dat de verhouding met de regelgeving-in-ontwikkeling rond Opvang en Vrije Tijd alsook de verhouding met Integrale Jeugdhulp niet duidelijk is.

- Er is onduidelijkheid rond wat de langetermijnvisie is op de Huizen van het Kind.

- Er worden tot slot ook knelpunten vermeld in functie van opvolgingsmodaliteiten (te veel verschillende sjablonen en invuldocumenten) en het feit dat de erkenning vanuit Kind en Gezin van verschillende aanbodsvormen eigenlijk

dwars staat op de geest van het decreet dat voor geïntegreerd werken pleit.

Professionalisering

Tot slot vragen de Huizen van het Kind continuering van het bestaand en gewaardeerde ondersteuningsaanbod (zie Tabel 3) door EXPOO, Kind en Gezin, provincies, VBJK/ VCOK en andere.

Het gaat dan over:

- uitwisselingsmogelijkheden: het delen van goede praktijken en/of methodieken.

- ondersteuning op maat en op vraag, gezien de eigenheid van elk Huis van het Kind.

- een betere stroomlijning van het ondersteuningsaanbod of meer innovatieve en sectoroverschrijdende (publiek én privé) uitwisseling van ervaring en expertise.

- thematische professionaliseringstrajecten inzake toegankelijkheid en werken met vrijwilligers.

(15)

2.3 Conclusie?

De Huizen van het Kind hebben als doel om via lokale samenwerking tot maximale gezondheids- en welzijns- winsten te komen bij (aanstaande) ouders, gezinnen met kinderen en jongeren, en kinderen en jongeren zelf.

Dit kunnen ze realiseren door in te zetten op:

• de zichtbaarheid en toegankelijkheid van de dienstverlening voor iedereen

• een vraaggerichte dienstverlening, afgestemd op lokale noden en behoeften

• een geïntegreerde dienstverlening, om integraal werken mogelijk te maken.

We zien dat er concrete acties genomen worden om deze doelstellingen te bereiken.

Er is in deze opstartfase vooral ingezet op netwerkopbouw- en ontwikkeling (elkaar en nieuwe partners leren kennen, actoren betrokken houden, samenwerkingsverband versterken, …) en op het werken aan een zichtbaar Huis van het Kind met een (afgestemd) aanbod (aanbod in kaart brengen, werken aan zichtbaarheid, co-creaties opzetten, leemtes aanpakken, …).

Zowel meerwaarde als knelpunten worden in dit proces geformuleerd.

Het merendeel van de Huizen van het Kind geeft aan dat de meerwaarde zich bevindt op niveau van de samenwerking.

Elkaar leren kennen als actoren wordt vaak vermeld als meerwaarde. Dit resulteert in effecten op niveau van gezinnen, zoals een betere of meer gerichte doorverwijzing, een hoger bereik en een verbeterde kwaliteit van de dienstverlening door uitwisseling van expertise. Gelijktijdig wordt samenwerking ook als belangrijkste knelpunt vermeld.

Het actief betrekken van actoren binnen een Huis van het Kind en het komen tot een actief engagement als actor blijkt geen evidentie in deze fase.

Huizen van het Kind geven als meerwaarde aan dat er een versterkt en meer uitgebreid aanbod is voor gezinnen door onder meer Vlaamse subsidies en de investering door lokale besturen. Ook de uitbreiding en efficiëntere inzet van de middelen (bv. ook door het delen van infrastructuur en slim gebruik van lokalen) wordt als meerwaarde vermeld.

Gelijktijdig wordt door verschillende Huizen van het Kind aangegeven dat de middelen (te) beperkt zijn om de vele verwachtingen ten aanzien van de Huizen van het Kind waar te maken. De vraag naar extra middelen wordt meermaals gesteld.

Er is sterk ingezet op het verhogen van de toegankelijkheid van aanbod. Hiervan ziet men de meerwaarde onder meer via een hoger bereik. Of men merkt een betere samenwerking binnen een fysiek Huis van het Kind. Gelijktijdig rapporteert men ook uitdagingen, zoals het vormgeven van een Huis van het Kind zonder gezamenlijke fysieke locatie.

Of heeft men bedenkingen of men jongeren kan bereiken in een Huis van het Kind.

De Huizen van het Kind vragen om de ondersteuning van de Huizen van het Kind door partners in ondersteuning (waaronder EXPOO, VBJK, VCOK, provinciebesturen, provinciale afdelingen van Kind en Gezin) vast te houden én verder uit te bouwen. Het belang van het delen van goede praktijken zodat ‘het warm water niet steeds opnieuw moet worden uitgevonden’ wordt geëxpliciteerd.

De noodzaak van een Vlaamse campagne ten aanzien van de burger om de naam en het logo in de markt te zetten, komt eveneens duidelijk naar voor uit de bevraging.

Belangrijk daarbij is dat er rekening wordt gehouden met de differentiatie die er is in de lokale vormgeving van de Huizen van het Kind.

(16)

ACTOREN

Een beeld op de betrokkenheid van de actoren:

wie maakt/vormt mee het Huis van het Kind?

HOOFDSTUK 3

Een diversiteit aan actoren is betrokken bij de Huizen van het Kind, zo blijkt uit de bevraging. Dit hoofdstuk geeft voor diverse actoren weer in welk percentage van de Huizen van het Kind ze betrokken zijn en in welke mate.

In functie van een goede interpretatie, is het belangrijk om als lezer rekening te houden met volgende zaken.

De mate van betrokkenheid van een actor inschalen is een subjectief gegeven. We hebben de interpretatieverschillen proberen te beperken door in de bevraging volgende richtlijnen op te nemen:

- Bij “betrokken”:

ο ‘Minimaal’ staat voor minimale betrokkenheid of betrokkenheid zonder concreet engagement. De actor heeft bereidheid getoond om deel uit te maken van het Huis van het Kind via minimaal een eenmalig contact (hoeft niet face-to-face, kan ook via e-mail of telefonisch).

ο ‘Gemiddeld’ staat voor gemiddelde betrokkenheid waarbij de actor mee betrokken is in het

samenwerkingsverband, input geeft, mee nadenkt, maar nog niet tot uitvoering overgaat.

ο ‘Kernpartner’ staat voor een partner die mee sturing geeft aan het Huis van het Kind en/of de ontwikkeling van het Huis van het Kind mee mogelijk maakt, bijvoorbeeld door lid te zijn van de stuurgroep, mee inbreng te doen rond visie en missie en de inhoudelijke uitwerking van het Huis van het Kind, mee inbreng te doen rond de organisatie van het Huis van het Kind, mee middelen in te zetten, ...

- Bij “niet betrokken”

ο ‘Nog niet’: De actor is niet betrokken, maar het staat op de planning om deze actor in een later stadium te proberen betrekken.

ο ‘Niet’: De actor is niet betrokken en het staat niet op de planning om deze actor in een later stadium te proberen betrekken.

ο Betrokkenheid van deze actor is niet mogelijk omdat deze actor ‘niet aanwezig’ is binnen het werkingsgebied.

- Bij “indirect betrokken”: de actor is geen lid van het samenwerkingsverband, maar het Huis van het Kind participeert wel aan het netwerk van die actor (bv. bij een scholenoverleg, een gezondheidsoverleg, …).

Ook óf een actor al dan niet betrokken is bij een Huis van het Kind is niet interpretatievrij. De lezer moet dus rekening houden met enige nuancering bij deze resultaten.

De betrokkenheid binnen één en dezelfde actor kan verschillen.

Zo kan het zijn dat er bijvoorbeeld één school gemiddeld betrokken is, terwijl de andere scholen in dat werkingsgebied niet betrokken zijn.

Als het gaat over het “al dan niet aanwezig zijn in het werkingsgebied”, dan is dat op basis van de kennis en

interpretatie van de invuller. Zo zijn er bijvoorbeeld Huizen van het Kind die hebben aangegeven dat er geen consultatiebureau of CLB werkzaam is in hun werkingsgebied, hoewel dit actoren zijn die gebiedsdekkend werken. Dit antwoord is te verklaren doordat deze actoren dan vermoedelijk hun ‘bureau’ niet fysiek binnen het werkingsgebied van het Huis van het Kind hebben.

In functie van de overzichtelijkheid zijn actoren geclusterd in grote categorieën. We zijn ons er van bewust dat dit in zekere mate arbitrair is en dat sommige actoren ook in andere clusters ondergebracht konden worden.

Voor de exacte cijfers verwijzen we door naar het rapport van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen.

Naast de opgegeven actoren worden er nog andere actoren af en toe exemplarisch genoemd door de Huizen van het Kind.

Deze zijn niet opgenomen in deze publicatie, maar zijn wel te vinden in het onderzoeksrapport van het HIG.

RAPPORT

zie 4.3, 4.4 en 4.5 in rapport HIG

(17)

3.1. Lokale overheden

Binnen de onderwijscluster is het CLB het vaakst kernpartner en scholen zijn het meest frequent gemiddeld betrokken.

Bij de oudercomités is er het grootste groeipotentieel: ze zijn bij ongeveer 1/3 Huizen van het Kind nog niet betrokken.

Als er schoolopbouwwerk wordt aangegeven als aanwezig in het werkingsgebied, dan is in ongeveer de helft van de gevallen schoolopbouwwerk (niet) betrokken.

Het lokaal bestuur en het OCMW zijn in ongeveer 9 op 10 van de Huizen van het Kind een kernpartner. De lokale overheden nemen met andere woorden een belangrijke rol op binnen de ontwikkeling van de Huizen van het kind. Uit Hoofdstuk 1 leerden we reeds dat onder meer de coördinatie van het Huis van het Kind vaak door de lokale overheid wordt opgenomen.

3.2. Onderwijs

Figuur 9. De betrokkenheid van onderwijs bij de Huizen van het Kind

CLB

School

Oudercomité

0% 20% 40% 60% 80% 100%

betrokkenheid kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

niet aanwezig

Figuur 8. De betrokkenheid van lokale overheden bij de Huizen van het Kind

betrokkenheid kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

niet aanwezig

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Lokaal bestuur

OCMW

(18)

3.3. Opleiding en tewerkstelling

Figuur 10. De betrokkenheid van opleiding en tewerkstelling bij de Huizen van het Kind

Basiseducatie

VDAB

0% 20% 40% 60% 80% 100%

betrokkenheid kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

niet aanwezig

Het aantal Huizen van het Kind waar een opleidings- of tewerkstellingsactor betrokken is, is beperkt Als we voor beide degene die direct en indirect betrokken zijn samen nemen, dan geeft dat respectievelijk 30% en 17%.

3.4. Opvang van baby’s en peuters

Figuur 11. De betrokkenheid van opvang van baby’s en peuters bij de Huizen van het Kind

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Kinderopvang

Onthaalouders betrokkenheid

kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

Zowel de actor ‘Opvang baby’s en peuters’ als de actor

‘Onthaalouders’ (een deelgroep van ‘opvang baby’s en peuters’) zijn in het merendeel van de Huizen van het Kind direct of indirect betrokken.

(19)

3.5. Opvang en vrije tijd

Figuur 12. De betrokkenheid van opvang en vrije tijd bij de Huizen van het Kind

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Buitenschoolse opvang Jeugddienst Bibliotheek Vrijetijdsdienst Vakantiespeelpleinwerk Cultuurdienst Sportdienst Jeugdwerk Sportverenigingen betrokkenheid

kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

niet aanwezig

Bij de opvang- en vrijetijdsactoren springen vooral de buitenschoolse opvang en jeugddienst in het oog: deze zijn in het merendeel van de Huizen van het Kind betrokken, en zijn in ongeveer de helft van de Huizen van het Kind een kernpartner.

Wat de gemeentelijke diensten betreft, is er bij 7 op 10 ook betrokkenheid (indirect of direct) van de sportdienst en de vrijetijdsdienst.

Vakantiespeelpleinwerk is direct of indirect betrokken bij 8 op 10 Huizen van het Kind. Bibliotheken zijn bij bijna 8 op 10 Huizen van het Kind direct of indirect betrokken. Jeugdwerk kent een betrokkenheid bij 6 op 10 van de Huizen van het Kind.

Bij sportverenigingen zien we het hoogste aantal nog niet betrokken en niet betrokken.

Figuur 13. De betrokkenheid van sociaal-culturele verenigingen bij de Huizen van het Kind

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Gezinsbond

Sociocultureel werk betrokkenheid

kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

niet aanwezig

3.6. Sociaal-culturele verenigingen

In ongeveer een derde van de Huizen van het Kind is één of meerdere actoren uit de brede groep van het sociaal cultureel werk direct betrokken. Voor De Gezinsbond klimt dit op tot vier vijfde.

(20)

3.7. Gezondheid

In zo goed als ieder Huis van het Kind is het consultatiebureau betrokken, wat een regelgevende verwachting is. De paar Huizen van het Kind waar geen consultatiebureau in het werkingsgebied aanwezig is, hebben een samenwerking met het consultatiebureau in een naburig liggende gemeente.

De andere gezondheidsactoren zijn in (iets) minder dan de helft van de Huizen van het Kind betrokken.

Figuur 15. De betrokkenheid van kraam- en gezinszorg bij de Huizen van het Kind

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Kraamzorg Expertisecentrum kraamzorg Kraamhulp Vroedvrouwen Gezinszorg betrokkenheid

kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

niet aanwezig

3.8. Kraam- en gezinszorg

Bij de huisartsenkringen, initiatieven voor drugpreventie, de LOGO (lokaal gezondheidsoverleg)-deskundige en ziekenfondsen zien we wel een uitbreidingspotentieel om te komen tot betrokkenheid bij 70 à 80% van de Huizen van het Kind. Dat toont aan dat hun betrokkenheid voor de meeste Huizen van het Kind van belang is.

Ruim de helft van de Huizen van het Kind kan terugvallen op de betrokkenheid van één van de actoren uit de kraam- en gezinszorg. In om en bij een derde van de Huizen van het Kind zijn de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg betrokken.

Figuur 14. De betrokkenheid van gezondheidszorg bij de Huizen van het Kind

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Consultatiebureauteam jonge kind LOGO-deskundige Ziekenfondsen Initiatieven drugpreventie Huisartsen(kring) Ziekenhuis Wijkgezondheidscentrum betrokkenheid

kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

niet aanwezig

(21)

3.9. Opvoedingsondersteuning en preventieve gezinsondersteuning

Figuur 16. De betrokkenheid van opvoedingsondersteuning en preventieve gezinsondersteuning bij de Huizen van het Kind

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Regioteam K&G Spel en ontmoetingsinitiatief Opvoedingswinkel/punt

Opvoedingslijn betrokkenheid

kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

niet aanwezig

Het regioteam van Kind en Gezin en de opvoedingswinkels en -punten zijn (rekening houdende met de beperkte

spreidingsgraad van de opvoedingswinkels) in het merendeel van de gevallen een kernpartner.

3.10. Hulpverlening

Figuur 17. De betrokkenheid van hulpverlening bij de Huizen van het Kind

0% 20% 40% 60% 80% 100%

CAW CKG CGG JeugdhulpJWZ JeugdhulpVAPH betrokkenheid

kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

niet aanwezig

In deze cluster zijn de centra voor algemeen welzijnswerk (CAW), de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG), de centra voor kinderzorg en gezinsbegeleiding (CKG) en de jeugdhulpactoren gesubsidieerd door Jongerenwelzijn en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) opgenomen. De positionering van CAW in deze cluster is wat moeilijk, gezien deze actor binnen de Huizen van het Kind zeker niet puur vanuit hulpverlening werkt. De CLB’s zijn in dit lijstje niet opnieuw opgenomen, omdat ze aan bod kwamen bij de cluster onderwijs. Toch nemen zij ook een substantiële rol binnen de hulpverlening op.

Van de actoren die staan opgelijst, worden de CKG’s en CAW’s het meest frequent als kernpartner gerapporteerd.

Verschillende van hen zijn onder meer betrokken bij de organisatie van oudergroepen en/of een opvoedingswinkel.

Waar jeugdhulpinitiatieven van Jongerenwelzijn in een derde van de Huizen van het Kind betrokken zijn, is dat voor jeugdhulpinitiatieven vanuit het VAPH in iets minder dan een vijfde het geval. Bij beiden is er een behoorlijk uitbreidingspotentieel (cf. respectievelijk 17% en 24% van de Huizen van het Kind die ‘Nog niet’ antwoorden). Ook bij de CGG ligt het uitbreidingspotentieel in dezelfde grootorde.

In ongeveer 60% van de Huizen van het Kind is er een spel- en ontmoetingsinitiatief betrokken.

De Opvoedingslijn, een Vlaams initiatief dat samenwerkt met groeimee.be, krijgt in 20% van de Huizen van het Kind een plek.

(22)

3.11. Maatschappelijk kwetsbare groepen en samenlevingsthematiek

Figuur 18. De betrokkenheid van maatschappelijk kwetsbare groepen en samenlevingsthematiek bij de Huizen van het Kind

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Verenigingen waar armen het woord n…

Integratiedienst Welzijnsschakels Samenlevingsopbouw Gezinsondersteuning aan huis Buurtopbouwwerk Schoolopbouwwerk Integratie en inburgering Inloopteam betrokkenheid

kernpartner gemiddeld minimaal indirect nog niet niet

niet aanwezig

Het merendeel van de actoren uit deze domeincluster is in ongeveer een derde van de Huizen van het Kind betrokken.

De verenigingen waar armen het woord nemen, voeren die lijst aan.

Aangezien dienstverlening naar gezinnen in een

maatschappelijk kwetsbare positie vaak territoriaal wordt ingezet in gebieden met hoge kansarmoedecijfers, zien we bij deze cluster een vrij hoog percentage voor ‘niet aanwezig in het werkingsgebied’.

Inloopteams, gesubsidieerd door Kind en Gezin, zijn daarvan een voorbeeld. Zij worden ingezet in 15 kansarme buurten in Vlaanderen en Brussel.

3.12. Gezinnen, ouders, kinderen en jongeren als mede-actor

Vier op tien Huizen van het Kind geeft aan dat gezinnen, ouders, kinderen of jongeren mede-actor zijn om aanbod te organiseren in het Huis van het Kind en/of geeft plannen om hen te betrekken.

Veelal gaat het over de betrokkenheid van ouders, eerder dan van kinderen of jongeren zelf. Meer concreet worden ze betrokken in de evaluatie van activiteiten waaraan ze deelnamen, brengen ze (nieuwe) thema’s aan, stellen ze activiteiten voor of staan ze zelf mee in voor de uitwerking of uitvoering van het ondersteuningsaanbod. Veelal gaat het dan over ontmoetings-, praat- of spelmomenten. Sommige Huizen van het Kind geven ouders inspraak in het beleid.

Het aantal Huizen van het Kind die inzetten op de participatie van kinderen of jongeren is veel beperkter. Het gaat dan over kinderen of jongeren die betrokken zijn in het beleid, deelnemen aan een gemeentekinderraad, mee vorm geven aan publieke ruimte (bv. veilig en buurtvriendelijk skateplein), zelf een jongerenfuif of kinderfestival organiseren of een studieruimte opstarten.

Deze initiatieven krijgen onder impuls of begeleiding van één of meerdere organisaties vorm.

Verschillende Huizen van het Kind geven aan een openheid/

alertheid te hebben om gezinnen als mede-actor te betrekken, eerder dan dat ze het mede-actorschap actief gaan stimuleren en faciliteren. Een voorbeeld van het actief stimuleren vinden we bij Huizen van het Kind die een subsidie toekennen aan burgers die mee aanbod ontwikkelen.

Verschillende Huizen van het Kind zijn zoekend op vlak van gebruikersparticipatie.

(23)

3.13. Conclusie

Diverse actoren zijn betrokken bij de Huizen van het Kind.

• Het lokaal bestuur is in het merendeel van de Huizen van het Kind een belangrijke actor. Zij nemen bv. vaak de coördinatie op zich.

• Bij heel wat Huizen van het Kind is er betrokkenheid van actoren uit diverse clusters, met name: ‘opvang van baby’s en peuters’, ‘opvang en vrije tijd’,

‘opvoedingsondersteuning’, ‘gezondheidszorg’, ‘onderwijs’,

‘kraam- en gezinszorg’ en ‘socio-culturele verenigingen’.

Op basis van de bevraging kunnen we stellen dat actoren uit deze verschillende clusters op termijn bij minstens 8 op 10 Huizen van het Kind op een of andere manier betrokken zullen zijn.

• Actoren die werken in functie van maatschappelijk kwetsbare groepen en samenlevingsthematieken worden minder frequent gerapporteerd. Dit doet niets af van het belang van hun werking voor een Huis van het Kind.

Het is het gevolg van het feit dat deze actoren veelal de kern van hun werking uitbouwen in gebieden met hoge kansarmoedecijfers.

• Bij jeugdhulpactoren zien we een divers beeld. Actoren die gelijktijdig ook een meer preventieve werking uitbouwen (zoals Centra voor Algemeen Welzijnswerk en Centra voor Kinderzorg en Gezinsbegeleiding) zijn substantieel vaker een partner van het Huis van het Kind dan de andere jeugdhulpactoren.

• Opleidings- en tewerkstellingsactoren zijn in een laag aantal Huizen van het Kind betrokken. Huizen van het Kind helpen wel vaak bij het creëren van randvoorwaarden zoals kinderopvang.

• Ten laatste, maar niet als minste: er is nog heel wat groeipotentieel om gezinnen, kinderen en jongeren te betrekken als actor in het Huis van het Kind.

Bij 4 op 10 Huizen van het Kind zijn de gezinnen een mede-actor in het Huis van het Kind of zijn er concrete plannen in die richting.

Kortom, we zien dat zeer diverse actoren betrokken zijn.

De Huizen van het Kind hebben zo het potentieel om brede gezinsondersteuning vorm te geven. We willen de bovenstaande oplijsting niet als een ‘norm’ vooropstellen.

Wel willen we samen met de Huizen van het Kind en de verschillende actoren hierrond blijven inspireren.

Wanneer een actor als ‘niet betrokken’ aangegeven is door een Huis van het Kind, betekent dit overigens niet dat deze actor voor het Huis van het Kind niet van belang is. Zo kan het bv. een lokale keuze zijn om als Huis van het Kind een link te leggen met geestelijke gezondheidszorg zonder dat deze actoren hun werking onder de vlag van het Huis van het Kind brengen.

Of een actor zich al dan niet onder de vlag van het Huis van het Kind brengt, hangt af van diverse factoren zoals ‘is het Huis van het Kind de initiator om bepaalde actoren samen te brengen?’ of ‘wat is de visie van het netwerk en hoe ruim wil men gaan onder de vlag van het Huis van het Kind?’.

De betrokkenheid van actoren, ook binnen eenzelfde Huis van het Kind, fluctueert over de tijd. Zo kan het zijn dat een kinderopvangvoorziening bv. in functie van een bepaalde gezondheidsdoelstelling vooral de rol opneemt om gezinnen te informeren via een flyer, terwijl dezelfde voorziening een trekkende partner kan zijn in functie van de uitdaging van een warme overgang naar school.

Tot slot, het samenbrengen van deze actoren vraagt een niet te onderschatten inzet, niet in het minst van de coördinator.

Hoewel heel wat actoren enthousiast zijn over de Huizen van het Kind, zal het dus zaak zijn om dit enthousiasme vast te houden, te bestendigen en het om te zetten naar actieve betrokkenheid van actoren bij de verdere vormgeving van de Huizen van het Kind.

(24)

DOELGROEPEN

Tot welke doelgroepen richten de Huizen van het Kind zich?

HOOFDSTUK 4

Figuur 19. Beeld van de leeftijdscategorieën waarop de Huizen van het Kind zich richten

Ja Nog niet Nee

0%

20%

40%

60%

80%

100%

preconceptie prenataal Kind 0 - 3 Kind 3 - 6 Kind 6 - 12 Kind 12 - 18 Kind +18 Ouder 0-3 Ouder 3 - 6 Ouder 6 - 12 Ouder 6 - 12 Ouder +18

Een uitgesproken meerderheid van de Huizen van het Kind richt zich naar de leeftijd van 0 tot 12 jaar, zowel voor kinderen als voor ouders met kinderen. Voor toekomstige ouders

(cf. prenataal) en kinderen en ouders met kinderen van twaalf tot achttien jaar gaat het over twee derde tot drie vierde van de Huizen van het Kind. Voor kinderen die ouder zijn dan achttien jaar en hun ouders is dat voor de helft of minder van de Huizen van het Kind het geval.

Let wel, het gaat hier over een potentieel bereik.

De percentages uit Figuur 19 zijn logisch als je rekening houdt met de diversiteit aan actoren die betrokken zijn bij het Huis van het Kind. Dat betekent nog niet dat voor zo’n ruime doelgroep reeds acties zijn opgezet.

Tot slot geeft twee derde van de Huizen van het Kind aan extra of nieuwe aandacht te hebben besteed vanuit het partnerschap aan één (of meerdere) van volgende doelgroepen:

- gezinnen die zich in de periode van de preconceptie en (vooral) in de pre- en perinatale periode bevinden. Acties voor (aanstaande) gezinnen in kwetsbare levensomstandigheden zetten hierbij de toon.

- Kinderen, jongeren en jongvolwassenen, met bijzondere aandacht voor kwetsbare kinderen, anderstalige kinderen of nieuwkomers, of net met bijzondere aandacht voor de verbreding naar alle kinderen of jongeren.

ο Voor jonge kinderen gaat het over thema’s en acties zoals voeding, beweging, kleuterparticipatie, taalstimulering, financiële en materiële

tegemoetkomingen (bv. kinderopvang).

ο Voor jongeren komen tienerzwangerschappen en – moeders, een tienerraad, jongerencentrum, tienerruimte, ontmoeting, studiebegeleiding, financiële educatie, workshops, psychologisch welbevinden en geestelijke gezondheidszorg (bv. bijkomend laagdrempelig eerstelijnsaanbod) en ’hangjongeren’ mee(r) in the picture te staan.

ο Voor de jongvolwassenen (+18) valt het op dat de voorbeelden niet het brede spectrum van ‘in overweging’ tot ‘uitvoering’ bestrijken, maar zich bij de start van dat continuüm situeren: partners zoeken, actieve samenwerking met die partners en concrete acties uitdenken.

- Ouders (en grootouders) met bijzondere aandacht voor kwetsbare ouders of gezinnen, waaronder gezinnen in armoede, gezinnen in schuldbemiddeling en gezinnen met een migratieachtergrond. Uit verschillende voorbeelden blijkt dat het geen ‘of-verhaal’ is, maar veelal een ‘en- verhaal’, waarbij sommigen uitdrukkelijk vertrekken vanuit een universele insteek en anderen vanuit een doelgroepspecifieke insteek.

RAPPORT

zie 5.1 en 5.2 in rapport HIG

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De bestaande Huizen tonen dat heel veel partners kunnen samenwerken: buurtwerking, Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW), Centra voor leerlingbege- leiding (CLB),

Wanneer een organisatie mensen laat samen komen, betekent dit niet per definitie dat er een open plaats gecreëerd wordt waar iedereen zich welkom voelt en waar kinderen

Samen weten = vertrekpunt voor elke vorm van samenwerking tussen scholen en Huizen van het Kind.?. Samen nadenken

Het proportioneel universalisme in de Huizen van het Kind kan verduidelijkt worden aan de hand van volgende metafoor: alle gezinnen komen samen in dezelfde woonkamer in het Huis

Ruzies en regelovertreding; concentratie- problemen; laag prestatieniveau; school- weigering; kattenkwaad; stelen of vandalisme als incident; ritualistisch gedrag.

The services that organisations at a Huis van het Kind offer concern a basic set of services to support children, youngsters, (future) parents and other caregivers.. That is

Dit vraagt van hen een grote professionaliteit in het bewust en actief aandacht schenken aan het mogelijk maken van ontmoetingen tussen gezinnen (Geens et al., 2018). Al deze

Het aanbod mag niet beperkt worden tot opvoedingsondersteuning, maar moet ruim bekeken worden zodat gezinnen er terecht kunnen voor eender welke vraag.. Een zichtbaar en