• No results found

Bankenbelasting : analyse van de Europese bankenbelasting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bankenbelasting : analyse van de Europese bankenbelasting"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bankenbelasting

Analyse van de Europese bankenbelasting

Universiteit van Amsterdam

Auteur: I.K.H. Slont

Studentnummer: 10266119

Begeleider: mr. drs. M. Lassally

Faculteit: Faculteit Economie en Bedrijfskunde Opleiding: FEB BSc Fiscale Economie

(2)

Inhoud

Afkortingen en begrippenlijst

1 Inleiding 1

1.1 Aanleiding onderzoek 1

1.2 Centrale vraag en deelvragen 3

1.3 Onderzoeksopzet 3

2 De Nederlandse bankenbelasting 5

2.1 Inleiding 5

2.2 Achtergrond van de bankenbelasting 5

2.3 Doelstellingen 8 2.4 Vormgeving 9 2.4.1 Belastingplichtigen 9 2.4.2 Belastbare grondslag 12 2.4.3 Tarief 13 2.5 Conclusie 14 3 De Europese bankenbelasting 16 3.1 Inleiding 16 3.2 Doelstellingen 16 3.3 Vormgeving 18 3.3.1 Belastingplichtigen 18 3.3.2 Belastbare grondslag 20 3.3.3 Tarief 21 3.4 Conclusie 22

4 De beoordeling van de Nederlandse en Europese bankenbelasting 24

4.1 Inleiding 24

4.2 De Tobintaks 24

4.2.1 Achtergrond van de Tobintaks 24

4.2.1.1 De theorie achter de Tobintaks 24

4.2.1.2 Kritiek op de Tobintaks 26

4.2.2 Invoering en inhoud van de beursbelasting 27

4.2.2.1 Invoering van de beursbelasting 27

4.2.2.2 Belastingplichtigen 27

(3)

4.2.2.4 Tarief 29

4.2.3 Afschaffing van de beursbelasting 29

4.2.3.1 Afschaffing 29

4.2.3.2 Commentaar op de beursbelasting 30

4.2.4 De beursbelasting vergeleken met de Europese bankenbelasting 31

4.3 De beoordelingscriteria 32 4.4 Effectiviteittoets 33 4.4.1 De Nederlandse bankenbelasting 33 4.4.2 De Europese bankenbelasting 35 4.5 Begrotingstoets 36 4.5.1 De Nederlandse bankenbelasting 36 4.5.2 De Europese bankenbelasting 37 4.6 Uitvoerbaarheidtoets 38 4.6.1 De Nederlandse bankenbelasting 38 4.6.2 De Europese bankenbelasting 39 4.7 Conclusie 39 5 Conclusies 43 5.1 Inleiding 43 5.2 Deelvragen 43

5.2.1 Waarom is de Nederlandse bankenbelasting ingevoerd en wat houdt deze

belasting in? 43

5.2.2 Waarom wil de Europese Commissie een bankenbelasting invoeren en

wat houdt deze belasting in? 43

5.2.3 Wat zijn de criteria voor beoordeling van de Nederlandse en Europese

bankenbelasting en aan welke criteria voldoen beide bankenbelastingen? 44

5.3 Conclusie centrale vraag 45

5.4 Aanbevelingen 46

(4)

Afkortingen en begrippenlijst

DNB De Nederlandsche Bank

GAAP Generally Accepted Accounting Principles EESC Europees Economisch en Sociaal Comité

EC Europese Commissie

EER Europese Unie en Europese Economische Ruimte

EG Europese Gemeenschap(pen)

EU Europese Unie

FAT Financial Activities Tax

FTT Financial Transaction Tax

FHLMC Federal Home Loan Mortgage Corporation FNMA Federal National Mortgage Association IFRS International Financial Reporting Standards lidstaten lidstaten van de Europese Unie

MKB Midden- en kleinbedrijf

NHG Nationale Hypotheek Garantie

VS Verenigde Staten

WEW Waarborgfonds Eigen Woning

(5)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding onderzoek

Sinds de zomer van 2008 heeft de wereld te maken met een kredietcrisis. De financiële sector heeft een grote rol gespeeld in het veroorzaken van deze wereldwijde economische en

financiële crisis. Door de crisis zijn financiële instellingen en grote bedrijven in de problemen gekomen.1 Het vertrouwen in financiële instellingen ging verloren, omdat er geen onderscheid gemaakt kon worden tussen financiële instellingen die wel en niet in de problemen waren. Hierdoor droogde de geldmarkt tussen banken op, waardoor de gehele financiële sector niet meer goed functioneerde.2 Overheden moesten op grote schaal steun verlenen aan de financiële sector. De overheidssteun was noodzakelijk om het vertrouwen in de financiële sector en in het bijzonder de banken te herstellen. De steun van overheden aan de banken heeft de regeringen en de burgers veel geld gekost.3 Doordat de banken een rol hebben gespeeld in het veroorzaken van de crisis, is het idee geïntroduceerd om banken bij te laten dragen aan de kosten van de crisis, in de vorm van een belasting.4

In oktober 2012 is de Nederlandse bankenbelasting in werking getreden.5 Het ging om een nieuwe rijksbelasting, die alleen de bancaire sector treft. Het doel van deze

bankenbelasting is dat de bancaire sector bijdraagt aan de kosten van de overheidsgarantie. Tevens dient de bankenbelasting het risicoprofiel van de banken te verlagen en de variabele beloningen bij banken terug te dringen.6

De heffing van de Nederlandse bankenbelasting zoekt aansluiting bij de omvang van het vreemd vermogen, omdat het houden van vreemd vermogen risico’s met zich brengt. Door de heffing aan te sluiten op het vreemd vermogen wordt de financiering van activiteiten met vreemd vermogen onaantrekkelijker. Op deze manier beoogt de Nederlandse bankenbelasting het risicoprofiel van banken te verlagen.7

Niet alleen Nederland houdt zich bezig met een bankenbelasting, ook de Europese Commissie (EC) wil een bankenbelasting invoeren. Op 28 september 2011 heeft de EC een voorstel voor een richtlijn bekendgemaakt, betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties. De doelstellingen van de Europese bankenbelasting

1 Van der Doelen & Storm 2013, p. 893. 2 Beekhoven van den Boezem e.a. 2010, p. 1. 3 Van der Doelen & Storm 2013, p. 893. 4 Klein 2012, p. 1684. 5 Staatsblad 2012, 325, p. 6. 6 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 4, p. 2-8. 7 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 2. 1

(6)

verschillen niet veel van de Nederlandse bankenbelasting. Het eerste verschil is dat de

Europese bankenbelasting niet het terugdringen van variabele beloningen beoogt. Het tweede verschil is dat de EC met de Europese bankenbelasting de wetgeving van alle lidstaten rond de belasting op financiële transacties wil harmoniseren.8

De harmonisatiedoelstelling van het Europees voorstel betekent dat deelnemende lidstaten geen andere belasting op financiële transacties mogen handhaven of invoeren. Dit houdt een EU-brede invoering van een bankenbelasting in. Wanneer de Europese

bankenbelasting wordt ingevoerd, komen alle soortgelijke nationale heffingen rond financiële transacties te vervallen. Ook de Nederlandse bankenbelasting zal wijken bij een brede

invoering van de Europese bankenbelasting.9 De EC heeft de voorkeur voor een

bankenbelasting die de vorm heeft van een Financial Transaction Tax (FTT).10 De FTT is in feite een beursbelasting, de heffing richt zich namelijk op de transacties met aandelen, obligaties, derivaten en valuta. Omdat de heffing aanknoopt op de handel in financiële instrumenten moet de FTT EU-breed of zelfs wereldwijd worden ingevoerd. De handel in financiële instrumenten kan zich namelijk eenvoudig verplaatsen naar een land zonder de FTT.11 Nederland heeft zich sterk verzet tegen de FTT, dat blijkt ook uit het feit dat de Nederlandse bankenbelasting niet gebaseerd is op het Europees voorstel.12

Voorstanders van de Europese bankenbelasting zien de harmonisatiedoelstelling van de bankenbelasting als een middel om dubbele belasting in Europa te voorkomen. De EC noemt als voordeel dat de Europese bankenbelasting een goede werking kan hebben op de interne markt voor transacties met financiële instrumenten. Bovendien kan het verstoringen van de mededinging voorkomen.13

Tegenstanders van de Europese bankenbelasting zijn het niet eens met de keuze voor de FTT en pleiten voor de Financial Activities Tax (FAT).14 De FAT is, in tegenstelling tot de FTT, niet geconcentreerd op financiële transacties. De heffing van de FAT sluit aan bij de resultaten van de financiële instelling. Deze resultaten zijn bijvoorbeeld de winst en/of de loonsom, of de activa/passiva zoals bij de Nederlandse bankenbelasting.15 De tegenstanders van de Europese bankenbelasting beargumenteren dat de FAT in de uitvoering eenvoudiger is

8 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 2-3. 9 Kavelaars 2012a, p.116.

10 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 2-3. 11 Kavelaars 2011, p. 1253-1254.

12 Kavelaars 2012a, p.116.

13 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 2. 14 Kavelaars 2011, p. 1257.

15 Kavelaars 2011, p. 1254-1255.

2

(7)

en minder verstorend werkt dan de FTT. Bovendien staat de haalbaarheid van het EU-voorstel onder druk, doordat lidstaten vormen van de bankenbelasting invoeren die niet gebaseerd zijn op het Europees voorstel.16

1.2 Centrale vraag en deelvragen

Zoals hiervoor vermeld, is er veel discussie over het Europees voorstel voor de

bankenbelasting. Er worden vraagtekens geplaatst bij de keuze van de Europese Commissie voor de FTT. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, hebben al een bankenbelasting

ingevoerd die niet gebaseerd is op het Europees voorstel, terwijl de EC juist de FTT wil invoeren voor al haar lidstaten.

Deze discussie heeft geleid tot de centrale vraag. De centrale vraag luidt: In hoeverre

is de vervanging van de Nederlandse bankenbelasting door de Europese bankenbelasting gewenst?

Voor het beantwoorden van de centrale vraag wordt er gebruik gemaakt van drie deelvragen. De deelvragen luiden:

- Waarom is de Nederlandse bankenbelasting ingevoerd en wat houdt deze belasting in? - Waarom wil de Europese Commissie een bankenbelasting invoeren en wat houdt deze belasting in?

- Wat zijn de criteria voor beoordeling van de Nederlandse en Europese bankenbelasting en aan welke criteria voldoen beide bankenbelastingen?

1.3 Onderzoeksopzet

Aan de hand van een literatuuronderzoek wordt de lezer geïnformeerd over twee vormen van de bankenbelasting waarmee Nederland te maken krijgt. Voor de beantwoording van de

subvragen en de centrale vraag wordt er gebruik gemaakt van Kamerstukken, wetswijzigingen, wetenschappelijke artikelen uit vakbladen en overige relevante literatuur.

In hoofdstuk 2 wordt eerst de achtergrond van de bankenbelasting behandeld. Daarna worden de doelstellingen en vormgeving van de Nederlandse bankenbelasting toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de Europese bankenbelasting behandeld. Hier komen de doelstellingen en vormgeving van de Europese bankenbelasting aan bod. Verder wordt in hoofdstuk 4 de beursbelasting besproken, de Nederlandse uitwerking van de Tobintaks. De beursbelasting toont overeenkomsten met de Europese FTT, maar is in 1990 ingetrokken.17

16 Kavelaars 2012b, p. 40-41. 17 Kavelaars 2011, p. 1253.

3

(8)

De achtergrond, invoering, inhoud, afschaffing van de beursbelasting en de overeenkomsten met de Europese bankenbelasting worden in hoofdstuk 4 besproken. Daaropvolgend wordt in hoofdstuk 4 de beoordelingscriteria geïntroduceerd en de beoordeling aan de hand van de criteria op beide bankenbelastingen behandeld. Ten slotte wordt in hoofdstuk 5 de antwoorden op de deelvragen samengevat en antwoord gegeven op de centrale vraag.

(9)

2 De Nederlandse bankenbelasting 2.1 Inleiding

Tegenwoordig speelt de financiële sector en voornamelijk de bancaire sector een belangrijke rol in de economie. Daarom heeft de Nederlandse overheid ten tijde van de kredietcrisis enkele banken financieel ondersteund en verstrekte zo een garantie op de continuïteit van de financiële sector. Omdat de overheid garant stond voor de financiële sector en in het bijzonder voor de bancaire sector, werd het door de Nederlandse overheid redelijk gevonden een

bijdrage in ruil voor de gegeven overheidssteun te vragen in de vorm van een

bankenbelasting.18 De bankenbelasting is een geheel nieuwe rijksbelasting die uitsluitend de bancaire sector treft. In dit hoofdstuk wordt de deelvraag behandeld: Waarom is de

Nederlandse bankenbelasting ingevoerd en wat houdt deze belasting in?

In paragraaf 2.2 wordt de achtergrond van de invoering van de bankenbelasting besproken. Daarna wordt in paragraaf 2.3 de doelstellingen van de Nederlandse

bankenbelasting toegelicht. Vervolgens wordt in paragraaf 2.4 de vormgeving van de

Nederlandse bankenbelasting behandeld, waarbij wordt gekeken naar de belastingplichtigen, de belastbare grondslag en het tarief. Ten slotte wordt in paragraaf 2.5 antwoord gegeven op de deelvraag van hoofdstuk 2.

2.2 Achtergrond van de bankenbelasting

Uit het recente verleden is gebleken dat problemen in de bancaire sector niet alleen gevolgen kunnen hebben voor de sector zelf, maar ook voor de financiële stabiliteit en daarmee voor het functioneren van de gehele economie.19 Door de belangrijke rol van de bancaire sector in de kredietcrisis en de noodzakelijke overheidsteun aan banken, is er meer belangstelling ontstaan voor een bankenbelasting. De bankenbelasting wordt als een manier beschouwd om de bancaire sector te laten bijdragen aan de kosten van de crisis en het verkleinen van de kans op een herhaling van de crisis.20

Voor het jaar 2000 konden in de Verenigde Staten (VS) alleen de meest kredietwaardige personen een hypotheeklening verkrijgen.21 De overheid nam echter maatregelen om het huizenbezit te stimuleren, vooral onder de minderbedeelde gezinnen.

18 Kavelaars 2012a, p. 116-117. 19 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 2. 20 Klein 2012, p. 1684. 21 Giuliodori e.a. 2013, p. 184. 5

(10)

Twee organisaties speelden een grote rol in het stimuleren van het huizenbezit, de Federal National Mortgage Association (FNMA) en de Federal Home Loan Mortgage Corporation (FHLMC). De FNMA en de FHLMC zijn organisaties die in feite functioneren als een secundaire hypotheekmarkt. Het doel van de FNMA en de FHLMC was om

hypotheekleningen te kopen van hypotheekverstrekkende instellingen, zoals banken.22 Vervolgens worden de hypotheekleningen samengebundeld in schuldinstrumenten, effecten waarbij de hypotheken als onderpand dienen en doorverkocht.23

In Nederland speelde de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) een vergelijkbare rol als de FNMA en de FHLMC. Hypotheken die met NHG zijn verstrekt dekt de mensen wanneer zij hun huis met verlies moeten doorverkopen. Als er na verkoop van het huis een schuld resteert wordt dit door het Waarborgfonds Eigen Woning (WEW) betaald aan de hypotheekverstrekker. Verder worden ook de NHG-hypotheken in pakketten doorverkocht.24 Daarnaast kreeg de financiële markt in de VS voor de financiële crisis te maken met een enorme kapitaalinstroom, dit werd veroorzaakt door de sterke groei in portfolio

investeringen. Als gevolg van deze sterke groei in portfolio investeringen zochten

investeerders naar nieuwe investeringsplekken, deze zoektocht leidde tot de vastgoedmarkt.25 De vastgoedmarkt werd door de toename in hypotheekverstrekkingen als een veilige en winstgevende plek gezien voor investeringen. Doordat de vastgoedmarkt als een

aantrekkelijke plek voor investeringen werd gezien, nam in de periode van 2001-2005 het aantal verkochte huizen met 41.3 procent toe en de gemiddelde huizenprijs steeg met 39.3 procent.26 Door de stijgende huizenprijzen konden minder kredietwaardige schuldenaren grotere hypotheekleningen verkrijgen, de schuldenaren konden immers altijd hun

onderliggende vastgoed verkopen om de lening af te lossen. Het verstrekken van steeds meer en groter wordende hypotheekleningen veroorzaakte een groei in de vraag naar vastgoed, waardoor de huizenprijzen verder stegen.27

Het gevolg van het feit dat de FNMA en de FHLMC hypotheekleningen opkochten, was dat banken bijna geen risico liepen met het verstrekken van hypotheekleningen. De bancaire sector werd laks in het evalueren van schuldenaren, omdat de bancaire sector na enkele maanden het risico van de hypotheeklening kon afschuiven naar de FNMA en de

22 Hemmelgarn 2008 p. 5-6. 23 Giuliodori e.a. 2013, p. 184. 24 NU.nl 2008. 25 Hemmelgarn 2008, p. 2-5. 26 Hemmelgarn 2008, p. 5. 27 Giuliodori e.a. 2013, p. 184. 6

(11)

FHLMC.28 Het tweede probleem in de bancaire sector was dat commerciële- en investeringsbanken veel winst maakten door na het verlenen van hypotheken aan

schuldenaren, zelf deze hypotheken af te schuiven als onderpand voor effecten en vervolgens de effecten te verkopen. De commerciële- en investeringsbanken werden niet geprikkeld om ervoor te zorgen dat de uiteindelijke houders van de schuldinstrumenten afbetaald zouden worden. Met als gevolg een sterke toename in het aantal hypotheekverstrekkingen door de bancaire sector en schuldinstrumenten.29

De schuldinstrumenten die waren gebaseerd op de hypotheekleningen hadden meer risico dan voorheen was aangenomen. Dit werd duidelijk wanneer de huizenprijzen begonnen te dalen. Door de daling van de huizenprijzen hadden schuldenaren hypotheekleningen die een hogere waarde hadden dan het onderliggende vastgoed. De minder kredietwaardige schuldenaren werden sterk geprikkeld om niet de hypotheeklening af te lossen, maar hun onderliggende vastgoed op te geven.30 De Nederlandse overheid werd aangesproken voor het verlies op de NHG-hypotheken dat de banken hadden wanneer de huizenbezitters in de problemen kwamen door de huizenprijsdalingen.31 Door het hogere risico op verzuim van de hypotheekleningen daalden de prijzen van de hypotheeklening-schuldinstrumenten. Hierdoor konden financiële instellingen die als onderpand deze schuldinstrumenten hadden minder lenen. Het gevolg was dat financiële instellingen gedwongen werden tot het verkopen van hun overschot aan onderpand voor een prijs lager dan de marktwaarde. De verkoop van het

onderpand tegen de lage prijzen leidde tot verdere prijsdalingen van de schuldinstrumenten.32 Vervolgens ging in september 2008 de Lehman Brothers failliet. Het faillissement van de Lehman Brothers veranderde deze milde financiële ontwrichting in een wereldwijde financiële crisis.33 Door de securitisatie van de probleemleningen hadden banken wereldwijd aanzienlijke verliezen op de balans staan.34 Het gevolg was dat de onzekerheid toenam en banken elkaar steeds minder vertrouwden. Door het gebrek aan vertrouwen tussen banken onderling, droogde de geldmarkt tussen banken op en werden leningen aan bedrijven

uitgesteld.35 De gehele financiële sector functioneerde niet goed meer en overheden moesten

28 Brunnermeier 2009, p. 82. 29 Giuliodori e.a. 2013, p. 185. 30 Giuliodori e.a. 2013, p. 185. 31 Bovenberg 2013, p. 202. 32 Mishkin 2011, p. 50-52. 33 Mishkin 2011, p. 52-53. 34 Boonstra 2009, p. 177. 35 Brunnermeier 2009, p. 90. 7

(12)

ingrijpen bij noodlijdende banken, om de financiële stabiliteit te waarborgen.36

In Nederland was de overheid genoodzaakt begin oktober 2008 het Nederlandse deel van Fortis inclusief ABN Amro te nationaliseren. Verder werd de depositogarantie verhoogd naar €100.000 als gevolg van de problemen rond Icesave en heeft de overheid een

garantiefonds ingesteld om het interbancaire verkeer op gang te krijgen. De overheid verstrekte ING, AEGON en SNS Reaal extra kapitaal ten laste van een noodfonds. Het kapitaal dat werd verstrekt waren speciale effecten die geen direct stemrecht verschafte, maar de overheid wel het recht gaf op het aanstellen van twee commissarissen met vetorecht over strategische beslissingen. De effecten verleend aan ING. AEGON en SNS Reaal hadden een jaarlijkse rente van 8,5 procent en konden tegen een koers van 150 procent afgelost worden. De overheid loopt aanzienlijke financiële risico’s als gevolg van de steunmaatregelen aan de financiële sector.37

2.3 Doelstellingen

De toekomstvisie van de Nederlandse overheid is gericht op het minimaliseren van de kans op een herhaling van de crisis. Daarom zet de Nederlandse overheid zich actief in om financiële instellingen meer solide, verantwoordelijk en transparant te maken, zodat de overheid in de toekomst niet gedwongen wordt om wederom met belastinggeld de financiële sector te ondersteunen.38 In oktober 2012 is daarom de Nederlandse bankenbelasting in werking getreden.39 De Nederlandse bankenbelasting heeft drie (hoofd)doelstellingen.

De eerste doelstelling van de Nederlandse bankenbelasting is dat er van de bancaire sector een bijdrage wordt gevraagd voor de kosten van de overheidssteun. Echter geldt de bankenbelasting voor de gehele bancaire sector, ook de banken die geen overheidssteun hebben ontvangen. De overheid heeft namelijk steun verleend met als doel de financiële stabiliteit te waarborgen en daar heeft de gehele bancaire sector profijt van gehad.40 Daarnaast heeft de overheid stilzwijgend aangegeven garant te staan voor de bancaire sector, wanneer de financiële stabiliteit in het geding komt. Daarom acht de Nederlandse overheid het

rechtvaardig om een bijdrage te vragen van de gehele bancaire sector en zo de impliciete overheidsgarantie te beprijzen.41 In het vierde kwartaal van 2012 vond de eerste inning van de bankenbelasting plaats en leverde 536 miljoen euro op, dit is 64 miljoen euro minder dan door

36 Kamerstukken II 2010/11, 31 980, nr. 16. p. 2. 37 Boonstra 2009, p. 179, 183-184, 187-188. 38 Kamerstukken II 2010/11, 31 980, nr. 16. p. 2-3. 39 Staatsblad 2012, 325, p. 6. 40 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 4, p. 5-6. 41 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 1-2. 8

(13)

de overheid werd verwacht.42

De tweede doelstelling van de Nederlandse bankenbelasting is dat het een bijdrage moet leveren aan de risicobeheersing van de bancaire sector. Een bijdrage aan de

risicobeheersing van de bancaire sector wordt beoogd door de bankenbelasting te laten aangrijpen bij de verhouding tussen kort en langlopend vreemd vermogen. Het financieren met kortlopend vreemd vermogen maakt de bank namelijk kwetsbaarder indien rentestanden oplopen of liquiditeitsschokken op de markt optreden. Want hoe korter een bank gefinancierd is, hoe meer de bank elke periode moet herfinancieren. Ondanks het risico van kort vreemd vermogen wordt de bancaire sector in de praktijk geprikkeld om kort te financieren, omdat de rente op kortlopend vreemd vermogen aanzienlijk lager is dan de rente op langlopend vreemd vermogen. Met de bankenbelasting beoogt de Nederlandse overheid een tegengestelde prikkel te geven aan de bancaire sector om meer langlopend vreemd vermogen aan te houden. Op deze manier sluit de Nederlandse bankenbelasting aan op een van de kernaspecten van het bankwezen, de looptijdtransformatie. Looptijdtransformatie houdt in dat banken kortlopende middelen aantrekken om langlopende uiteenzettingen te financieren.43

Als laatste, de doelstelling van de Nederlandse bankenbelasting voor het terugdringen van variabele beloningen. De Nederlandse overheid is van mening dat maatregelen op het gebied van het beloningsbeleid een belangrijke bijdrage kan leveren aan het herstellen van het vertrouwen in de financiële sector.44 De bonuscultuur bij financiële instellingen heeft

namelijk in belangrijke mate bijgedragen aan het ontstaan van de kredietcrisis. Bankiers werden door de bonuscultuur geprikkeld om excessieve risico’s te nemen. Daarnaast doet het recht aan de maatschappelijke verontwaardiging die bestaat rond de bonuscultuur. De

Nederlandse overheid vindt het namelijk niet wenselijk dat er in ruime mate bonussen worden uitgekeerd bij banken die met belastinggeld worden ondersteund door de Nederlandse

overheid.45 2.4 Vormgeving

2.4.1 Belastingplichtigen

Voor de Nederlandse bankenbelasting speelt de Wet op het financieel toezicht (Wft) een belangrijke rol bij het bepalen van de belastingplichtigen voor de bankenbelasting. Door de

42 CBS 2013. 43 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 4, p. 6-7. 44 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 4, p. 7. 45 Kamerstukken II 2010/11, 31 980, nr. 30, p. 1. 9

(14)

aansluiting van de bankenbelasting bij de Wft wordt er veel duidelijkheid geleverd over de vraag wie belastingplichtig is voor de bankenbelasting.46 De bankenbelasting richt zich op alle banken die in Nederland actief en bevoegd zijn om het bankbedrijf uit te oefenen. Hierdoor wordt voorkomen dat door de bankenbelasting een voorkeur ontstaat voor de wijze waarop een bankbedrijf wordt uitgeoefend. Met als gevolg dat de neutraliteit in de

bankenbelasting blijft gewaarborgd.47

In de eerste plaats vallen daaronder in Nederland gevestigde instellingen die in het bezit zijn van een bankvergunning afgegeven door De Nederlandsche Bank (DNB).48 Enerzijds zijn dit Nederlandse banken, maar ook Nederlandse dochtermaatschappijen van buitenlandse banken vallen hieronder. Anderzijds gaat het ook om buitenlandse banken die hun zetel buiten de EU en Europese Economische Ruimte (EER) hebben en in Nederland aanwezig zijn door middel van een in Nederland gevestigde bijkantoor.49 In de tweede plaats betreft het fysieke vestigingen van in de EU/EER gevestigde bancaire instellingen die in eigen land erkend worden als een bancaire instelling.50 De erkenning wordt door Nederland

overgenomen op basis van notificatie. Notificatie houdt in dat de DNB geïnformeerd is over het voornemen van een bank om het bankbedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor uit te oefenen.51 Tot slot worden in de bankenbelasting de buitenlandse gevestigde banken betrokken die een vestiging in Nederland hebben en beschikken over een bankvergunning op grond van de Wft.52

Doorgaans maken banken deel uit van grotere concerns die naast het bankbedrijf andere activiteiten uitoefenen. Bovendien kunnen binnen een concern meer banken

voorkomen en wordt de jaarrekening meestal op geconsolideerde basis vastgesteld. Voor het scheppen van ordening, rond de bankenbelasting met betrekking tot concerns, is er een consolidatieregel in de bankenbelasting opgenomen die voorziet in een verschuiving van de belastingplicht.53 De verschuiving van de belastingplicht binnen een concern kan zelfs plaatsvinden wanneer het een niet-bancaire instelling betreft, waardoor er een subjectieve belastingplicht wordt gecreëerd. De instelling waarnaar de belastingplicht wordt verschoven moet in Nederland gevestigd zijn en is alleen van toepassing op de instelling wanneer deze

46 Kavelaars 2012a, p. 119. 47 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 3. 48 Staatsblad 2012, 325, p. 2. 49 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 3. 50 Klein 2012, p. 1685. 51 Artikel 2:14 Wft. 52 Kavelaars 2012a, p. 120. 53 Kavelaars 2012a, p. 120-121. 10

(15)

een geconsolideerde jaarrekening opstelt.54

De consolidatie kan plaatsvinden op basis van International Financial Reporting Standards (IFRS) of de Dutch Generally Accepted Accounting Principles (GAAP). Voor de consolidatie is bepalend of er sprake is van beheersing en zeggenschap. Wanneer er sprake is van beheersing en zeggenschap wordt de belastingplicht verlegd naar het groepshoofd dat de geconsolideerde jaarstukken opstelt, mits het groepshoofd in Nederland gevestigd is. Wanneer het groepshoofd belastingplichtig wordt gesteld voor de bankenbelasting, worden alle

instellingen waarover het groepshoofd beheersing en zeggenschap heeft in de bankenbelasting betrokken. Het maakt daarbij niet uit waar de dochterinstellingen gevestigd zijn, ook

internationale vertakkingen vallen onder de consolidatieregel.55 Dat internationale vertakkingen worden meegenomen in de heffing vloeit voort uit het feit dat deze internationale vertakkingen invloed hebben op de financiële stabiliteit in Nederland. Bovendien hebben de internationale vertakkingen ook baat gehad van de overheidssteun tijdens de crisis.56 Voor de heffing van de bankenbelasting, bij verschuiving van de

belastingplicht naar het groepshoofd, worden alle verplichtingen op de geconsolideerde balans in aanmerking genomen. De verplichtingen op de geconsolideerde balans van niet-bancaire concerninstellingen worden tevens door de heffing van de bankenbelasting in aanmerking genomen.57 Er is een uitzondering op toepassing van de consolidatieregel van de

bankenbelasting.

De uitzondering houdt rekening met het feit dat concerns uit meerdere groepen kunnen bestaan. Het kan gebeuren dat op grond van de consolidatieregel de belastingplicht wordt verschoven naar een groepshoofd die deel uitmaakt van een andere groep. In dat geval wordt de belastingplicht verschoven naar het groepshoofd die de geconsolideerde jaarstukken opstelt van de tweede ‘hogere’ groep. De belastingplicht wordt zo hoog mogelijk doorgegeven, mits het groepshoofd in Nederland is gevestigd. In alle bovengenoemde gevallen worden de (klein)dochterinstellingen meegenomen in de heffing, indien zij deel uitmaken van de geconsolideerde jaarrekening.58

Er is echter een inbreuk op de consolidatieregel van de bankenbelasting waardoor wordt teruggevallen op de hoofdregel, de individuele bancaire instelling wordt als

belastingplichtige aangemerkt. Het doel van de inbreuk op de consolidatieregel is om te

54 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 3-5. 55 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 4-5. 56 Klein 2012, p. 1686. 57 Kavelaars 2012a, p. 120-121. 58 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 5-6. 11

(16)

voorkomen dat een heel concern onder de bankenbelasting valt wanneer het belang van de bankonderdelen in het concern klein zijn. Ten eerste is de inbreuk van toepassing indien het balanstotaal van de bank(groep) niet meer bedraagt dan €20 miljard. Het bedrag van €20 miljard vormt namelijk de doelmatigheidsvrijstelling, die bij het tarief als een belastingvrij voet dient, waardoor de heffing van de bankenbelasting in feite volledig vervalt. Ten tweede is de inbreuk van toepassing wanneer het balanstotaal van de bank(groep) niet meer bedraagt dan 10% van het geconsolideerde balanstotaal van het in Nederland gevestigde

groepshoofd.59

2.4.2 Belastbare grondslag

De heffing van de Nederlandse bankenbelasting beoogt risicobeperkend te werken voor de bancaire sector. Daarom heeft de wetgever met de heffing van de Nederlandse

bankenbelasting aansluiting gezocht bij de omvang van het vreemd vermogen. Het aantrekken van vreemd vermogen brengt immers risico’s met zich.60

Voor de heffing van de Nederlandse bankenbelasting vormt specifiek de ongedekte schuldpositie van banken het uitgangspunt. Wanneer de hoofdregel van toepassing is, de bankenbelasting wordt geheven van de individuele instellingen die bevoegd zijn in Nederland het bankbedrijf uit te oefenen, dan vindt de heffing plaats over het enkelvoudige balanstotaal. Indien de heffing van de bankenbelasting over een bijkantoor plaatsvindt dan wordt de heffing aangesloten op het aan het bijkantoor toe te rekenen deel van het enkelvoudige balanstotaal van de gehele onderneming. Als de consolidatieregel van toepassing is, vindt de heffing van de Nederlandse bankenbelasting plaats over het geconsolideerde balanstotaal van de

Nederlandse groep.61

De Nederlandse bankenbelasting volgt in alle gevallen de commerciële balans. Als gekozen zou zijn voor een aansluiting op de fiscale balans dan zou de informatieverzameling lastiger verlopen voor de bancaire sector, omdat de geconsolideerde jaarrekening van de groep in de meeste gevallen niet is afgestemd op de fiscale jaarrekening.62 Voor de banken geschiedt de informatieverzameling door de aansluiting op de commerciële balans soepel, omdat grotendeels aangesloten kan worden op de jaarrekening, waardoor de Belastingdienst de aangifte eenvoudig kan controleren. De toename van de administratieve lasten, die gepaard

59 Van der Doelen & Storm 2013, p. 893.

60 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 4, p. 6-7. 61 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 6. 62 Kavelaars 2012a, p. 121-122.

12

(17)

gaan met een toename van regulering, blijven op deze manier zo veel mogelijk beperkt.63 De belastbare som waarover wordt geheven in de Nederlandse bankenbelasting vormt het balanstotaal van vreemd vermogen waarop vervolgens enkele passiva in aftrek worden gebracht.64 In de eerste plaats betreft het toetsingsvermogen, dit vermogen is bedoeld om eventuele verliezen op te vangen. Ten tweede worden de deposito’s in aftrek gebracht voor zover die worden vergoed op grond van een depositogarantiestelsel. Per depositiehouder wordt de gedekte €100.000 in aftrek gebracht op het balanstotaal. Overigens komen

deposito’s als gevolg van een buitenlands depositogarantiestelsel tevens in aanmerking om in aftrek te worden gebracht.65 Vervolgens worden de passiva die samenhangen met het

verzekeringsbedrijf in aftrek gebracht, hierdoor wordt er rekening gehouden met de voor de verzekeraars geldende toezichtwetgeving. Na aftrek van bovenstaande bedragen resteert de belastbare som, waarover een doelmatigheidsvrijstelling van €20 miljard in mindering wordt gebracht. Na aftrek van de doelmatigheidsvrijstelling wordt het belastbaar bedrag verkregen. Het belastbaar bedrag kan echter niet negatief zijn, omdat de doelmatigheidsvrijstelling niet meer kan bedragen dan de belastbare som. Op deze manier houdt de grondslag van de bankenbelasting rekening met bestaande maatregelen, door ze in aftrek te brengen en vormt zo een aanvulling op de bestaande maatregelen voor de bancaire sector. Hierdoor wordt een stapeling van maatregelen voorkomen.66 Bovendien is de bankenbelasting niet aftrekbaar van de belastbare winst.67 De belastingschuld ontstaat negen maanden na de datum waarop de balans is opgesteld. Dit betekent dat het heffingsmoment 1 oktober is in het geval dat het commerciële boekjaar gelijk loopt met het kalenderjaar.68 Het heffingsmoment vertroebelt de kwartaalcijfers en vergelijkende cijfers van de belastingplichtige banken, omdat tijdens het boekjaar in het vierde kwartaal de bankenbelasting moet worden betaald.

2.4.3 Tarief

De tariefstructuur van de Nederlandse bankenbelasting bestaat uit twee tarieven, één voor kortlopende schulden en één voor langlopende schulden. De onderverdeling tussen kort- en langlopende schulden geschiedt op basis van de resterende looptijd aan het einde van het boekjaar, minder dan één jaar bij kortlopende schulden en bij langlopende schulden langer dan, of gelijk aan één jaar. Het tarief voor kortlopende schulden bedraagt 0,044 procent en het

63 Van der Doelen & Storm 2013, p. 895. 64 Klein 2012, p. 1686. 65 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 6. 66 Helling 2013. 67 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 6. 68 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 7. 13

(18)

tarief op langlopende schulden bedraagt 0,022 procent. Het tarief voor kortlopende schulden is hoger, doordat is gebleken dat vooral kortlopende financiering de verspreiding van de liquiditeitsproblemen in de bancaire sector had veroorzaakt ten tijde van de kredietcrisis. Vervolgens verlaagde de liquiditeitsproblemen het interbancair vertrouwen, dat verschillende nadelige gevolgen voor de financiële sector had. De tariefstructuur beoogt een bijdrage te leveren aan risicobeheersing door een prikkel te geven voor zoveel mogelijk langlopende schuldfinanciering.69

Daarnaast bevat de tariefstructuur van de Nederlandse bankenbelasting een koppeling met het beloningsbeleid van de bancaire sector. Wanneer een lid van het bestuur een variabele beloning ontvangt die meer bedraagt dan 100 procent van het vaste salaris dan worden de tarieven met een factor van 1.1 verhoogd. Waardoor het effectieve tarief voor kortlopende schulden 0,0484 procent bedraagt en voor langlopende schulden 0,0242 procent.70 De koppeling van het tarief met het beloningsbeleid doet recht aan de doelstelling van de Nederlandse bankenbelasting, om de variabele beloningen terug te dringen.71 En op alle mogelijke manieren een kredietcrisis in de toekomst te voorkomen door het nemen van excessieve risico’s veroorzaakt door de bonuscultuur te voorkomen.72

2.5 Conclusie

In deze paragraaf wordt de deelvraag beantwoordt: Waarom is de Nederlandse

bankenbelasting ingevoerd en wat houdt deze belasting in?

Vanwege de belangrijke rol van de bancaire sector in de crisis en de noodzakelijke overheidssteun aan de bancaire sector is de Nederlandse bankenbelasting ingevoerd. De Nederlandse overheid wil een herhaling van de kredietcrisis voorkomen. De Nederlandse overheid vraagt door middel van de bankenbelasting een bijdrage van de bancaire sector in ruil voor de gegeven overheidssteun. Dit wordt bereikt door alle banken te belasten die in Nederland actief en bevoegd zijn om het bankbedrijf uit te oefenen. Ook de banken die geen overheidssteun hebben ontvangen worden onder de Nederlandse bankenbelasting belast. Want de overheid heeft garant gestaan voor de financiële sector met als doel de financiële stabiliteit te waarborgen en daar heeft de gehele bancaire sector profijt van gehad. Daarom vindt de Nederlandse overheid het redelijk de gehele bancaire sector te belasten en zo de impliciete overheidsgarantie voor de gehele sector te beprijzen, uitgezonderd de kleine bankbedrijven

69 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 7-8. 70 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 16, p. 1. 71 Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 3, p. 7-8. 72 Kamerstukken II 2010/11, 31 980, nr. 30, p. 1. 14

(19)

die onder de doelmatigheidsvrijstelling vallen.

Daarnaast wil de Nederlandse overheid met de bankenbelasting een bijdrage leveren aan de risicobeheersing van de bancaire sector. Voor de heffing van de bankenbelasting wordt aangesloten bij de omvang van het vreemd vermogen van banken, omdat het aantrekken van vreemd vermogen risico’s met zich brengt. Het kort vreemd vermogen wordt onder de

bankenbelasting zwaarder belast dan het lang vreemd vermogen, omdat kortlopende schulden banken kwetsbaarder maken voor oplopende rentestanden en liquiditeitsschokken. Bovendien speelden kortlopende schulden tijdens de kredietcrisis een belangrijke rol. Tijdens de

kredietcrisis werden de liquiditeitsproblemen in de financiële sector verspreid door het kort vreemd vermogen, waardoor een gebrek aan vertrouwen tussen banken onderling ontstond. Het gebrek aan vertrouwen tussen banken onderling had als gevolg dat de geldmarkt tussen banken opdroogde en leningen aan bedrijven werden uitgesteld.

Verder beoogt de Nederlandse bankenbelasting de variabele beloningen binnen de bancaire sector terug te dringen, omdat de bonuscultuur bij financiële instellingen in

belangrijke mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van de kredietcrisis. De overheid wil de variabele beloningen terugdringen door de hoogte van het tarief van de bankenbelasting te koppelen aan het bonusbeleid van banken. Wanneer banken excessieve bonussen uitkeren aan leden van het bestuur, wordt het tarief van de Nederlandse bankenbelasting met een factor van 1.1 verhoogd. In alle gevallen sluit de bankenbelasting aan op de commerciële balans,

waardoor voor de Belastingsdienst en banken de aangifte soepel verloopt omdat er

grotendeels kan worden aangesloten op de jaarrekening en dit eenvoudig te controleren is.

(20)

3 De Europese bankenbelasting 3.1 Inleiding

Er heerst een brede consensus in Europa dat de financiële sector een bijdrage moet leveren in ruil voor de ontvangen overheidssteun.73 Vandaar dat meerdere lidstaten verscheidene

maatregelen hebben genomen voor een belastingheffing op de financiële sector.74 De EC acht dit niet wenselijk en wil de verschillende maatregelen op het gebied van belastingheffing op de financiële sector verenigen. Daarom pleit de EC voor een bankenbelasting die

vormgegeven is als een financiële transactietaks en voor al haar lidstaten zal gelden.75 De Nederlandse bankenbelasting en alle soortgelijke nationale heffingen op de financiële sector komen te vervallen bij een brede invoering van de Europese bankenbelasting.76 In dit hoofdstuk wordt de deelvraag behandeld: Waarom wil de Europese Commissie een

bankenbelasting invoeren en wat houdt deze belasting in?

In paragraaf 3.2 worden de belangrijkste doelstellingen van de Europese

bankenbelasting toegelicht. Daarna wordt in paragraaf 3.3 de vormgeving van de Europese bankenbelasting behandeld, waarbij wordt gekeken naar de belastingplichtigen, de belastbare achtergrond en het tarief. Ten slotte wordt in paragraaf 3.4 antwoord op de deelvraag van hoofdstuk 3 gegeven.

3.2 Doelstellingen

De recente wereldwijde economische en financiële crisis heeft ernstige gevolgen gehad voor de economie en overheidsfinanciën. De financiële sector speelde een belangrijke rol in het veroorzaken van de crisis. Daarom hebben verschillende lidstaten verscheidene maatregelen genomen op het gebied van belastingheffing op de financiële sector.77 De EC vindt de uiteenlopende maatregelen van de lidstaten niet gewenst.78 Daarom heeft de EC op 28

september 2011 een richtlijn voorgesteld voor een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties.79 Tijdens de op 28 en 29 juni 2012 gehouden Europese Raad bleek er geen meerderheid aanwezig te zijn voor de invoering van een EU-brede FTT. Vervolgens

73 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 2. 74 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 3. 75 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 2-3. 76 Kavelaars 2012a, p.116.

77 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 3. 78 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 2-3. 79 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 1.

16

(21)

werd er besloten dat een beperkte groep van elf lidstaten de mogelijkheden gaan onderzoeken voor de invoering van een gemeenschappelijk stelsel van de FTT tussen de elf lidstaten, dit besluit wordt de ‘enhanced cooperation’ procedure genoemd.80 Nederland maakt geen deel uit van de ‘enhanced cooperation’ procedure en heeft in oktober 2012 een nationale

bankenbelasting ingevoerd.81 De Europese bankenbelasting heeft drie (hoofd)doelstellingen. De eerste doelstelling van het Europees voorstel is de wetgeving betreffende de belastingheffing op financiële transacties te harmoniseren. Volgens de EC leiden de uiteenlopende maatregelen van de lidstaten op het gebied van belastingheffing op de financiële sector tot versnippering van de interne financiële markt. De nationale

belastingmaatregelen zijn niet op elkaar afgestemd, dit kan leiden tot verstoringen van de mededinging tussen financiële markten in de EU. Verder kan dit tot ongunstige situaties tussen lidstaten met dubbele heffing of dubbele niet-heffing als gevolg hebben.82

Harmonisatie van de belastingen op financiële transacties voorkomt de problemen die veroorzaakt worden door de nationale heffingen en leidt tot een sterke interne financiële markt.83

De tweede doelstelling van het Europees voorstel is om gelijke fiscale voorwaarden te creëren ten opzichte van andere bedrijfssectoren en ervoor te zorgen dat financiële

instellingen een redelijke en belangrijke bijdrage leveren aan de kosten van de crisis.84 De EC is van mening dat financiële instellingen in de huidige situatie geen bijdrage leveren aan de kosten van de crisis. Daarnaast kan volgens de EC alleen een optreden op Europees niveau een gelijke behandeling van financiële instellingen in de EU garanderen vergeleken met de andere bedrijfssectoren die onderhevig zijn aan de omzetbelasting.85 Bovendien dient de bijdrage ervoor te zorgen dat de EU financieel autonoom wordt.86

Als laatste, de doelstelling van het Europees voorstel om de efficiëntie van de financiële markt verhogen en de maatregelen complementeren die gericht zijn op het voorkomen van toekomstige crises.87 De EC beoogt dit te bereiken door een Europese bankenbelasting met de vormgeving van een FTT, een belasting die gericht is op de

transacties met aandelen, obligaties, derivaten en valuta. Volgens het Europees Economisch

80 Europese Commissie COM(2012) 631 final/2, p. 5 en Europese Commissie 5555/13, p. 1. 81Staatsblad 2012, 325, p. 6.

82 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 1, 4-5. 83 Europese Commissie SWD(2013) 28 final, p. 10.

84 De meeste financiële en verzekeringsdiensten zijn vrijgesteld van btw. 85 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 2-3, 5.

86 Europees Economisch en Sociaal Comité 2013, p. 37. 87 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 2.

17

(22)

en Sociaal Comité (EESC) worden hierdoor de negatieve en verstorende effecten beteugeld die financiële instrumenten kunnen hebben.88

3.3 Vormgeving van de Europese bankenbelasting 3.3.1 Belastingplichtigen

De conceptrichtlijn van de EC voor een gemeenschappelijk FTT stelsel is opgezet met

specifieke verzachtende maatregelen, om rekening te houden met de risico’s die samenhangen met de reactie van de markt.89 De EC hanteert daarom een brede benadering van onderworpen belastingplichtigen, met als doel verstoringen binnen de financiële sector te voorkomen door mogelijke ontwijkstrategieën te verhinderen.90 De toepassing van de FTT is in het bijzonder gericht op de financiële transacties waarbij financiële instellingen optreden als een partij, zij het voor eigen rekening of voor rekening van derden.91 Wanneer een financiële instelling in naam of voor rekening van een derde financiële instelling handelt, is alleen de derde

financiële instelling belastingplichtig.92 Omdat de heffing van de FTT vooral gericht is op financiële instellingen, heeft de FTT bij financiële transacties tussen financiële instellingen en particulieren en/of tussen ondernemingen alleen betrekking op het financieel instituut. Verder vallen financiële transacties, waarbij geen financiële instellingen zijn betrokken, niet onder de reikwijdte van de FTT.93

Bij een financiële transactie kunnen alle betrokken partijen, indien het een financiële instelling betreft, worden aangemerkt als belastingplichtig. Hierdoor wordt wanneer beide partijen kwalificeren voor de FTT tweemaal belasting geheven ten aanzien van dezelfde financiële transactie, beide partijen moeten dan de FTT voldoen.94 Dit leidt in sommige gevallen tot meervoudige heffing, dat door tegenstanders van de FTT niet wenselijk wordt geacht. Transacties op de financiële markt vormen namelijk vaak een soort ketting, die bestaat uit deeltransacties. De FTT wordt geheven over elke deeltransactie, tegenstanders van de FTT benadrukken dat hierdoor een sterke voorkeur zal ontstaan om de financiële transacties buiten de EU te plaatsen.95 Anderzijds kan de meervoudige heffing wenselijk zijn, omdat tijdens de crisis deeltransacties een belangrijke rol hebben gespeeld in het veroorzaken van de crisis.

88 Europees Economisch en Sociaal Comité 2013, p. 36. 89 Europese Commissie COM(2011) 594 final, p. 4.

90 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 22-23 en Kavelaars 2012b, p. 42. 91 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 10.

92 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 29. 93 Kavelaars 2012b, p. 42-43.

94 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 28-29. 95 Kavelaars 2012b, p. 42-44.

18

(23)

Tijdens de crisis werden verschillende soorten financiële instrumenten afgeleid van de standaard instrumenten, de complexiteit van deze afgeleide instrumenten droeg bij aan de zwaarte van de crisis. Onder de FTT wordt elke deeltransactie voor het afleiden van de instrumenten belast, de meervoudige heffing draagt bij aan het verlagen van het risicoprofiel van de financiële sector door een overmaat van deeltransacties te ontmoedigen.96

Een overmaat aan deeltransacties kan ertoe leiden dat financiële instellingen excessieve hoeveelheden geldmiddelen investeren, dit verhoogt het risico op

marktontwrichting.97 Verder kan het excessief investeren voordelig zijn voor de financiële instellingen wanneer ze sneller reageren op marktontwikkelingen dan haar concurrenten, echter verdient de maatschappij weinig aan deze marktontwikkelingen en daardoor kan het sociaal verspillend werken.98 En omdat de handel op korte termijn vooral gericht is op het exploiteren van kleine prijsveranderingen, is het een verspilling van geldmiddelen en heeft het geen toegevoegde waarde voor de economie.99

Verder wordt voor de toepassing van de FTT gebruik gemaakt van het

woonplaatsbeginsel. Een financiële transactie is alleen belastbaar in de EU indien minimaal één van de partijen bij de transactie op het grondgebied van een lidstaat is gevestigd.

Bovendien vindt de heffing plaats in de lidstaat waar de instelling is gevestigd, onafhankelijk van de plaats waar de transactie plaatsvindt.100 Het gebruik van het woonplaatsbeginsel minimaliseert het risico van verplaatsing van financiële activiteiten.101 De criteria voor het bepalen van de vestigingsplaats zijn opgenomen in art. 4 van de conceptrichtlijn. Wanneer aan meer dan één criteria wordt voldaan, is de eerstgenoemde criteria beslissend, dit heeft

betekenis wanneer een instelling meerdere lidstaten als vestigingsplaats heeft en dient ter voorkoming van meervoudige heffing over een belastingplichtige.102

Daarnaast bevat de conceptrichtlijn subjectieve en objectieve vrijstellingen.103 De vrijstellingen hebben vooral betrekking op de financiële instellingen van overheden en de EU, waarvan de financiële transacties voor alle betrokken partijen worden uitgesloten van de FTT. Hierdoor heeft de FTT geen invloed op de herfinanciering en monetair beleid van overheden. Zonder toepassing van de vrijstelling zou de tegenpartij van de subjectieve vrijgestelde

96 Schäfer e.a. 2012, p. 80-82. 97 Claessens e.a. 2010, p. 160. 98 CBP, 2012, p. 7.

99 Claessens e.a. 2010, p. 159-160.

100 Europese Commissie COM(2011) 594 final, p. 4, 8. 101 Europees Economisch en Sociaal Comité 2013, p. 36. 102 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 25-26. 103 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 24-25.

19

(24)

overheidsinstelling wel kwalificeren voor de FTT. Ten aanzien van de vrijstelling met betrekking tot de overheidsinstellingen van de EU is er een beperking opgenomen, de vrijstelling is niet van toepassing wanneer dit leidt tot concurrentieverstoringen.104

3.3.2 Belastbare grondslag

Tegenwoordig wordt er veel nadruk gelegd op de infrastructuur van de financiële markt. Het sneller verkrijgen van informatie kan veel geld opleveren en leidt tot sterke prikkels voor het zeer korte termijn handelen op de financiële markt.105 Het handelen op korte termijn is zoals eerder besproken een verspilling van geldmiddelen omdat het geen toegevoegde waarde voor de economie heeft.106 Bovendien gaat de korte termijn handel ten koste van de waarde voor het verkrijgen van informatie door andere handelaars en legt een negatieve externaliteit op de financiële markt. Dit impliceert dat er te veel wordt geïnvesteerd in het verkrijgen van

informatie op korte termijn en deze investeringen weinig toevoegen aan de reële economie.107 Daarenboven bestaat het handelen op korte termijn grotendeels uit speculatie, speculatie leidt tot een overmaat van volatiliteit. Speculatie veroorzaakt namelijk onjuiste signalen op de financiële markt en verhoogt het risico op activazeepbellen. Daarom beoogt de EC de efficiënte van financiële markten te verhogen door een belastingheffing op transacties van financiële instrumenten in te voeren. De FTT kan de sterke prikkels voor korte termijn handelen ontmoedigen, door de transactiekosten op de financiële markt te verhogen. Met minder volatiliteit en risico op activazeepbellen als gevolg.108

Zoals eerder is aangegeven vormen de financiële transacties het uitgangspunt voor de heffing van de Europese bankenbelasting. In de conceptrichtlijn wordt een brede benadering gehanteerd voor financiële transacties, omdat dergelijke financiële transacties niet veel van elkaar verschillen. Daarnaast ontmoedigt het hanteren van een brede benadering

concurrentievervalsing tussen deze transacties. De conceptrichtlijn onderkent de volgende financiële transacties:

- Aan- en verkoop van een financieel instrument waartoe tevens zijn toe te rekenen

retrocessieovereenkomsten en verstrekte- en opgenomen effecten- of grondstoffenleningen; - Overdrachten van het recht een financieel instrument te vervreemden tussen entiteiten van een groep waardoor het risico wordt overgedragen;

104 Kavelaars 2012b, p. 43-45.

105 Darvas & von Weizsäcker 2010, p. 9-10. 106 Claessens e.a. 2010, p. 159-160.

107 CBP, 2012, p. 7.

108 Claessens e.a. 2010, p. 159-160.

20

(25)

- Het sluiten of aanpassen van derivaatcontracten; - Een ruil van financiële instrumenten.109

Voor de grondslag van de heffing wordt er onderscheid gemaakt tussen primaire financiële transacties (waardepapieren in het algemeen) en derivaten. De maatstaf van heffing voor waardepapieren bij financiële transacties is alles wat de tegenprestatie uitmaakt die door de tegenpartij of een derde voor de overdracht betaald of verschuldigd is. Wanneer de

tegenprestatie lager is dan de marktprijs dan is de maatstaf van heffing de marktprijs. Verder wordt de FTT over de marktprijs geheven wanneer het een overdracht van een financieel instrument betreft tussen entiteiten van een groep. De marktprijs is in beide gevallen gelijk aan het volledige bedrag dat zou zijn betaald bij een transactie op zakelijke grondslag.110 Voor derivatencontracten is de maatstaf van heffing het notionele bedrag. Wanneer er meer dan één notionele prijs voor het derivaat bestaat, wordt het hoogste bedrag in de heffing betrokken. Bij derivaten wordt niet aangesloten op de onderliggende waarde van het

financiële instrument, maar op het financiële instrument zelf. Hierdoor wordt deels dubbele heffing voorkomen, doordat de onderliggende transacties met het derivaat worden betrokken onder de maatstaf van heffing voor waardepapieren. Wel blijft er sprake van dubbele heffing in economische zin, omdat zowel het onderliggende financiële instrument als het derivaat in de heffing wordt betrokken.111

Voor de toepassing van de heffing, wanneer de relevante waarde volledig dan wel gedeeltelijk uitgedrukt wordt in een andere valuta, geldt de laatst genoteerde verkoopkoers op het tijdstip van de financiële transactie als grondslag. Voor het bepalen van de verkoopkoers wordt de meeste representatieve wisselmarkt van de betrokken lidstaat in aanmerking genomen.112

3.3.3 Tarief

Het onderscheid tussen primaire financiële transacties en derivaten is vooral bedoeld om beide belastingsgrondslagen te belasten naar een verschillend tarief. In de conceptrichtlijn is alleen het minimum van de tarieven door de EC vastgesteld, het minimum tarief voor primaire financiële transacties bedraagt 0,1 procent van de waarde en voor de derivaten 0,01 procent. Het staat lidstaten vrij een hoger tarief vast te stellen, maar gelet op de

concurrentieverhoudingen is het niet de bedoeling dat de verhoging van het tarief op ruime

109 Kavelaars 2012b, p. 42-43 en Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 21-22. 110 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 27.

111 Kavelaars 2012b, p. 46-48.

112 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 27-28.

21

(26)

schaal gebeurt. Tariefreductie door lidstaten onder het minimum is niet mogelijk.113

Omdat de FTT (bijna) geen onderscheid maakt tussen positieve en negatieve financiële transacties, is een laag tarief gewenst. Een laag tarief kan namelijk de efficiëntie van

financiële markten verhogen. Voor zowel positieve als negatieve financiële transacties kan een laag tarief ertoe leiden dat zowel transacties worden verhinderd die marginaal nuttig als transacties die significant negatief zijn voor de markt. Financiële transacties die significante positieve externaliteiten hebben, worden niet verhinderd door toepassing van een tarief dat laag genoeg is. De toepassing van lage tarieven binnen de Europese FTT leidt tot een positief welvaartssaldo met betrekking tot het verhinderen van ongewenste financiële transacties.114 3.4 Conclusie

In deze paragraaf wordt de deelvraag beantwoordt: Waarom wil de Europese Commissie een

bankenbelasting invoeren en wat houdt deze belasting in?

De EC beoogt met de Europese bankenbelasting de wetgevingen betreffende de belastingheffing op financiële transacties te harmoniseren. Met harmonisatie van de belasting op financiële transacties worden de verstoringen van de mededinging tussen financiële markten in de EU voorkomen, die veroorzaakt worden door de verschillende nationale heffingen op financiële transacties. Volgens de EC zijn de belastingmaatregelen van lidstaten niet op elkaar afgestemd en dit leidt tot een versnippering van de interne financiële markt. Daarnaast dient de Europese bankenbelasting ervoor te zorgen dat de financiële sector een redelijke bijdrage levert aan de kosten van de crisis en gelijke fiscale voorwaarden creëert voor de financiële sector vergeleken met andere bedrijfssectoren. Een belasting op Europees niveau kan volgens de EC een gelijke behandeling van de financiële sector voor de gehele EU garanderen. Als laatste heeft de Europese bankenbelasting als doel, de efficiënte van de financiële markt te verhogen en het voorkomen van toekomstige crises.

De Europese bankenbelasting is vormgegeven als een FTT, het is gericht op het belasten van transacties op de markten van aandelen, obligaties, derivaten en valuta. De FTT is in het bijzonder gericht op financiële transacties waarbij financiële instellingen optreden als een partij, zij het voor eigen rekening of voor rekening van derden. Particulieren en

ondernemingen die betrokken zijn bij financiële transacties vallen niet onder de reikwijdte van de FTT. Met de keuze voor een belastingheffing op transacties van financiële

instrumenten beoogt de EC een vermindering van het korte termijn handelen te

113 Europese Commissie COM(2013) 71 final, p. 28 en Kavelaars, 2012b, p. 46-48. 114 Darvas & von Weizsäcker 2010, p. 12-14.

22

(27)

bewerkstelligen. De handel op korte termijn verlaagt namelijk de efficiëntie van de financiële markt omdat het geen waarde toevoegt aan de economie en tot een overmaat van volatiliteit leidt. Er wordt namelijk te veel geïnvesteerd in het verkrijgen van informatie en handel op korte termijn op de financiële markt, dit is een verspilling van geldmiddelen want het voegt weinig toe aan de reële economie. Bovendien heeft de handel op korte termijn een belangrijke rol gespeeld in het veroorzaken van de crisis, het verhoogt namelijk het risico op

activazeepbellen.

Verder maakt de Europese bankenbelasting onderscheid tussen primaire financiële transacties en derivaten. Het onderscheid tussen primaire financiële transacties en derivaten is vooral gericht op het belasten van beide belastingsgrondslagen naar een verschillend tarief. Voor de FTT wordt een laag tarief voorgesteld, omdat er (bijna) geen onderscheid wordt gemaakt tussen gewenste en ongewenste financiële transacties. Een FTT met een laag tarief zorgt ervoor dat zowel transacties die marginaal nuttig als transacties die significant negatief zijn voor de markt worden verhinderd. De financiële transacties die significante positieve externaliteiten hebben, worden niet verhinderd door toepassing van een tarief dat laag genoeg is. Het gebruik van lage tarieven binnen de Europese bankenbelasting leidt tot een positief welvaartssaldo met betrekking tot het verhinderen van ongewenste financiële transacties.

(28)

4 De beoordeling van de Nederlandse en Europese bankenbelasting 4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de deelvraag behandeld: Wat zijn de criteria voor beoordeling van de

Nederlandse en Europese bankenbelasting en aan welke criteria voldoen beide bankenbelastingen?

In paragraaf 4.2 wordt achtergrond van de Tobintaks toegelicht. Daarin wordt de invoering en inhoud van de beursbelasting besproken, waarbij wordt gekeken naar de belastingplichtigen, de belastbare grondslag en het tarief van de beursbelasting. Vervolgens wordt de afschaffing van de beursbelasting behandeld en komen de overeenkomsten en verschillen met de Europese bankenbelasting aan bod. Daarna wordt in paragraaf 4.3 de beoordelingscriteria geïntroduceerd. Verder wordt in paragraaf 4.4, 4.5 en 4.6 de beoordeling aan de hand van de criteria op de Nederlandse en Europese bankenbelasting behandeld. Ten slotte wordt in paragraaf 4.7 antwoord gegeven op de deelvraag van hoofdstuk 4.

4.2 De Tobintaks

Verschillende economen hebben gepleit voor een belasting op financiële transacties. James Tobin vond dat de excessieve internationale mobiliteit van private financiële instrumenten afgeremd moest worden door middel van een belasting op aankopen van financiële

instrumenten, dat bekend staat als de Tobintaks.115 Nederland kende tot 1990 een Tobintaks, die de beursbelasting werd genoemd.116 Omdat de Europese bankenbelasting overeenkomsten toont met de beursbelasting, wordt in deze paragraaf de achtergrond, invoering en afschaffing van de beursbelasting behandeld en de beursbelasting met de Europese bankenbelasting vergeleken.

4.2.1 Achtergrond van de Tobintaks 4.2.1.1 De theorie achter de Tobintaks

De onderbouwing voor beursbelasting is dat Tobin van mening is dat de excessieve

internationale mobiliteit van private financiële instrumenten een essentieel probleem is voor de internationale economie. De toename in kapitaalmobiliteit veroorzaakt door de globalisatie van financiële markten heeft op zijn beurt geleid tot deregulering en innovaties op het gebied

115 Tobin 1978, p. 153. 116 Kavelaars 2011, p. 1253.

24

(29)

van communicatie en markten. Met een grootschalige toename in het aantal financiële

transacties als gevolg.117 Volgens Tobin zijn nationale economieën en overheden niet in staat zich aan te passen aan de omvangrijke internationale handel in deviezen zonder dat dit ten koste gaat van het nationaal economisch beleid. Door de excessieve mobiliteit in financiële instrumenten kunnen de nationale rentestanden namelijk niet reëel van elkaar verschillen, waardoor centrale banken en overheden worden gehinderd in het uitvoeren van hun fiscaal en monetaire beleid.118 Daarnaast wordt speculatie geprikkeld door de lage transactiekosten en hoge kapitaalmobiliteit. Speculatie wordt door Tobin als een serieus probleem gezien voor de economie, omdat het zeepbellen en onjuiste signalen op de financiële markt kan

veroorzaken.119 Bovendien verhoogt speculatie de volatiliteit van wisselkoersen en rentestanden, dat vaak negatieve gevolgen heeft voor de reële economie.120 De

bovengenoemde problemen worden volgens Tobin veroorzaakt doordat financiële markten te efficiënt zijn geworden. De prijzen op de financiële markt reageren sneller dan de prijzen op de goederen- en arbeidsmarkten reageren op de wisselkoersveranderingen.121

Omdat de prijzen op de financiële markt te snel reageren, moet de internationale handel in financiële instrumenten worden afgeremd. Tobin stelt een internationale uniforme ad-valorem belasting op aankopen van alle financiële instrumenten op spotmarkten, die uitgedrukt worden in een andere munteenheid. De belasting heeft tevens betrekking op betalingen voor goederen, diensten en reële activa uit een land met een andere munteenheid. Met behulp van deze belasting worden vooral de korte termijn valutatransacties beperkt, doordat koersrisico- en speculatie minder invloed hebben op permanente en lange termijn transacties.122 Omdat het beleggen en speculeren op korte termijn het meest wordt

teruggedrongen dan op lange termijn, kan de volatiliteit van belangrijke wisselkoersen dalen.123 Doordat speculatie als gevolg van deze belasting afneemt, kunnen de middelen die aan speculatie verloren gaan worden gebruikt ten behoeve van de economie.124 Daarnaast kan er gemakkelijker nationaal economisch beleid worden gevoerd omdat nationale rentestanden reëel van elkaar kunnen verschillen doordat er minder korte termijn valutatransacties

117 Eichengreen 1995, p. 164. 118 Tobin 1978, p. 153-154. 119 Tobin 1993, p. 11. 120 Eichengreen 1995, p. 164. 121 Tobin 1978, p. 154. 122 Tobin 1978, p. 154, 159. 123 Eichengreen 1995, p. 164-165. 124 Claessens e.a. 2010, p. 159. 25

(30)

plaatsvinden. Waardoor centrale banken en overheden niet meer worden gehinderd in het uitvoeren van een fiscaal en monetaire beleid.125

4.2.1.2 Kritiek op de Tobintaks

Enkele tegenstanders van de Tobintaks zijn het eens met Tobin dat excessieve internationale kapitaalmobiliteit niet gewenst is, maar zien de Tobintaks niet als een oplossing voor dit probleem. De financiële markten zijn volgens hen juist niet te efficiënt. Tegenstanders van de Tobintaks zeggen dat de prijzen op de markt niet gelijk zijn aan de verdisconteerde waarde van de toekomstige kasstromen. Daardoor kunnen de marktprijzen van valuta op

onvoorspelbare wijze veranderen en de kasstromen van activa niet met zekerheid worden bepaald. Hierdoor is het mogelijk dat speculatie door de jaren heen blijft bestaan en zelfs toeneemt.126

Verder zal de Tobintaks volgens de tegenstanders de internationale goederenhandel zwaarder treffen dan de internationale handel in financiële instrumenten. Binnen de

internationale goederenhandel gaan transacties namelijk doorgaans gepaard met hedging, het afdekken van valutarisico’s en onder de Tobintaks wordt zowel de goederentransactie als de financiële transactie van het hedgen belast. Doordat de Tobintaks speculatie relatief lichter belast dan de internationale goederenhandel lijkt het onwaarschijnlijk dat de Tobintaks speculatieve aanvallen kan voorkomen.127

Bovendien is er weinig bewijs dat de Tobintaks of een soortgelijke belasting zoals de Europese bankenbelasting de volatiliteit doet afnemen. Empirische onderzoeken in landen met een soortgelijke transactiebelasting geven geen duidelijkheid rond het verband tussen

transactiekosten en volatiliteit. Verder leidt de introductie van de Tobintaks tot significante administratieve problemen rond het innen, controle en handhaving van deze belasting. Dit probleem wordt verstrekt wanneer meerdere landen zijn betrokken bij handhaving van een gezamenlijke Tobintaks of een soortgelijke heffing. De fiscale autoriteiten van de

verschillende landen moeten dan samenwerken op een niveau dat in de praktijk tot op heden niet voorkomt. Daarnaast reduceert een Tobintaks de efficiënte van de markt, doordat

beleggers worden ontmoedigd in het handelen en het samenstellen van een optimale portfolio, waardoor arbitrage kan afnemen.128 Arbitrageactiviteiten hebben betrekking op de korte termijn handel in financiële instrumenten met kleinere prijsverschillen dan bij speculatie en

125 Tobin 1996, p. 495-496. 126 Davidson 1998, p. 647-649, 652-653. 127 Davidson 1997, p. 678-679. 128 Stotsky 1996, p. 28-29. 26

(31)

hebben een stabiliserende werking op de financiële markt.129 Omdat de Tobintaks de internationale goederenhandel en arbitrage waarschijnlijk zwaarder treft dan speculatie, pleiten tegenstanders inplaats van de Tobintaks voor meer regulering en controle.130 4.2.2 Invoering en inhoud van de beursbelasting

4.2.2.1 Invoering van de beursbelasting

De beursbelasting is op 1 januari 1972 ingevoerd ter vervanging van het zegelrecht op effectennota’s. Het zegelrecht op effectennota’s leverde belangrijke opbrengsten voor de Nederlandse overheid en werd geheven over onder andere de uitgifte van effecten. Echter was het zegelrecht op dit punt in strijd met de E.G. richtlijn op het gebied van de indirecte

belastingen. Lidstaten mochten volgens de richtlijn namelijk geen belasting meer heffen over de uitgifte van aandelen, obligaties en andere vergelijkbare effecten.131 Het invoeren van de beursbelasting had dus enkel een budgettair rechtsgrond, namelijk het generen van

belastingsopbrengsten ter vervanging van de opbrengsten van het zegelrecht.132 4.2.2.2 Belastingplichtigen

De beursbelasting werd geheven over de aankoop en verkoop van effecten door een effectenhandelaar die in Nederland zijn bedrijf uit oefent. Onder effectenhandelaar wordt verstaan: ‘ieder die zijn bedrijf maakt van de handel in of het verlenen van tussenkomst bij de aankoop en verkoop van effecten’.133 Met het begrip ‘ieder die’ worden zowel

samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid als natuurlijke en rechtspersonen bedoeld. Bovendien is voor de heffing van de beursbelasting vereist dat een bedrijf wordt uitgeoefend. Voor de beursbelasting is een bedrijf een organisatie van kapitaal en arbeid met een duurzaam streven in het handelen van effecten of tussenkomst verlenen bij aan- en verkoop van effecten. Dit betekent dat daden van vermogensbeheer niet onder de

beursbelasting vallen.134 Daarnaast is het van belang om als belastingplichtige te kwalificeren onder de beursbelasting dat de effectenhandelaar zijn bedrijf in Nederland uitoefent. Hierbij

129 Giuliodori e.a. 2013, p. 138-139. 130 Davidson 1998, p. 650, 680-681.

131 Fiscale Encyclopedie De Vakstudie Belastingen van rechtsverkeer, 2 Inleiding bij: Wet op belastingen van

rechtsverkeer, Artikel 40, 2010 en Richtlijn 1969/335/EEG, Artikel 11.

132 Kamerstukken II 1986/87, 19738, nr. 3, p. 2.

133 Fiscale Encyclopedie De Vakstudie Belastingen van rechtsverkeer, 2 Inleiding bij: Wet op belastingen van

rechtsverkeer, Artikel 40, 2010 en Kamerstukken II 1969/70, 10 560, nr. 3, p. 23-24.

134 Fiscale Encyclopedie De Vakstudie Belastingen van rechtsverkeer, 1 Effectenhandelaar bij: Wet op

belastingen van rechtsverkeer, Artikel 42, 2010.

27

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De afname van de tempoverschillen in het implementeren van de meer recente veranderingen in EU-regelgeving en van de invoering van nieuwe technologische ontwikkelingen vormen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Ook hier is het weer onmogelijk, een algemeen overzicht te geven van alle maatregelen, welke in de verschillende Westeuropese landea zijn genomen. Daarom zullen wij ons beperken tot

Vervolgens evalueer- den we de psychometrische eigenschappen van deze Consumer Quality Index Chronische Huidaandoening (CQI-CSD). 9 In een crosssectionele studie werd de

- Activiteit: Zephus Classification: Banking, insurance & financial services. Dit houdt in dat alleen banken, verzekeringsmaatschappijen en overige financiële instellingen in

In zijn jaarverslag 2004 stelt de Raad van State: 'Het verschijnsel dat allerlei zaken niet meer louter worden beheerst door (autonoom) nationaal recht maar door een combinatie

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

Voor de soorten die niet behandeld werden door deze auteurs, stel ik graag de in de hieronder te vinden lijst vermelde namen voor en hiermee wil ik het gladde ijs van de