• No results found

De rol van contemplatie bij het ontwikkelen van de benodigde doorleefde spiritualiteit van spiritueel ongebonden geestelijk verzorgers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van contemplatie bij het ontwikkelen van de benodigde doorleefde spiritualiteit van spiritueel ongebonden geestelijk verzorgers"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De rol van contemplatie bij het ontwikkelen van de

benodigde doorleefde spiritualiteit van spiritueel

ongebonden geestelijk verzorgers

Een onderzoek naar de kenmerken en functies van contemplatieve

bronnen en methodes die een rol kunnen spelen bij het ontwikkelen en in

stand houden van de doorleefde spiritualiteit van spiritueel ongebonden

geestelijk verzorgers, met behulp van De kracht van het Nu van Eckhart

Tolle als voorbeeld van een hedendaagse contemplatieve bron.

(Dit is een door mij in September 2008 gemaakte foto van een deel van de weg terug naar de oecumenische broedergemeenschap van Taizé in Frankrijk, vanuit de zogenaamde ‘Source of silence’, een prachtige tuin bedoeld voor stilte en bezinning)

Masterscriptie Geestelijk Verzorging Sefa de Veer, s1014544

Onder begeleiding van Ria van den Brandt

Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen

26717 woorden September 2020

(2)

2

Verklaring van eigen werk

Hierbij verklaar en verzeker ik, Sefa de Veer, dat het voorliggende eindwerkstuk getiteld “De rol van contemplatie bij het ontwikkelen van de benodigde doorleefde spiritualiteit van spiritueel ongebonden geestelijk verzorgers” zelfstandig door mij is opgesteld, dat geen andere bronnen en hulpmiddelen dan die door mij zijn vermeld zijn gebruikt en dat de passages in het werk waarvan de woordelijke inhoud of betekenis uit andere werken – ook elektronische media – is genomen door bronvermelding als ontlening kenbaar gemaakt worden.

(3)

3

Samenvatting

Onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen (ontkerkelijking en individualisering) heeft de geestelijke verzorging de afgelopen decennia ingrijpende veranderingen ondergaan. Het religieuze karakter van het beroep als gevolg van een ambtelijke zending is niet meer vanzelfsprekend, en steeds meer geestelijk verzorgers beschrijven zichzelf als ‘spiritueel ongebonden’. Volgens de beroepscode is de doorleefde spiritualiteit die van oudsher verbonden is aan het religieuze karakter van geestelijke zorg echter nog steeds van belang. Doormiddel van een exploratie van vakliteratuur worden de begrippen ‘contemplatieve bron’ en ‘contemplatieve methode’ uitgediept. Daarop volgt een beschrijving van de oorsprong en het karakter van geestelijke zorg die het belang van contemplatie voor geestelijk verzorgers illustreert. Contemplatieve bronnen en methodes blijken van belang te zijn voor het verwerven en behouden van de benodigde doorleefde spiritualiteit, ook bij spiritueel ongebonden geestelijk verzorgers. Aan de hand van de verzamelde theorie wordt tot slot geïllustreerd hoe De kracht van het Nu van Eckhart Tolle, exemplarisch voor populaire New Age literatuur, dienst kan doen als contemplatieve bron voor spiritueel ongebonden geestelijk verzorgers, en op die manier bij kan dragen aan het ontwikkelen en behouden van de benodigde doorleefde spiritualiteit.

(4)

4

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 6

1.1 Thema ... 6

1.2 Geestelijke verzorging in de moderne, seculiere tijd ...7

1.3 Motivatie...7

1.4 De kracht van het Nu van Eckhart Tolle ... 8

1.5 Probleemstelling ... 9

1.6 Doelstelling... 9

1.7 Begrippen ... 10

1.8 Onderzoeksvraag ... 10

1.9 Methode ... 11

1.10 Opzet van de thesis ... 11

2. Contemplatieve bronnen ... 13

2.1 Contemplatie ... 13

2.2 Contemplatie binnen de Christelijke traditie... 13

2.2.1 Monastieke contemplatie ... 13

2.2.2 Balans tussen actie en contemplatie ... 14

2.2.3 Actieve en passieve contemplatie ... 15

2.3 Enkele beschrijvingen van contemplatie binnen andere tradities ... 17

2.3.1 Tibetaans Boeddhisme ... 17

2.3.2 Japans Zen Boeddhisme ... 17

2.3.3 Jodendom & Islam ...18

3. Contemplatieve methodes ... 20

3.1 De actieve en de beschouwende component van contemplatie ... 20

3.2 Contemplatie in de praktijk ... 20

3.3 Functies van contemplatie ... 22

3.4 Overeenkomsten tussen contemplatieve praktijken ... 22

3.5 Persoonlijke spiritualiteit versus institutionele kaders ... 23

3.6 Contemplatieve vaardigheden ... 24

3.6.1 Van gewoonte naar inspanning ... 24

3.6.2 Overgave van het ego ... 24

3.6.3 Passieve contemplatie ... 25

3.6.4 Identificatie met het verstand versus waarneming zonder oordeel. ... 25

3.7 Werkdefinities ... 26

3.8 Kenmerken en functies van contemplatie op een rij ... 28

4. Geestelijke verzorging ... 30

4.1 Achtergrond geestelijke verzorging ... 30

4.2 Geestelijke zorg / Zingeving ... 31

4.2.1 Conceptualisatie van de begrippen ‘geestelijke’ en ‘zorg’ ... 31

4.2.2 Zingeving en contingentie ... 31

4.2.3 Helen, bijstaan, begeleiden en verzoenen ... 32

4.3 Recente fasen en stromingen binnen de geestelijke verzorging ... 32

4.4 Het beroepsprofiel ... 33

4.4.1 Definitie ... 33

4.4.2 Competenties ... 34

4.5 Een persoonlijk doorleefde spiritualiteit... 35

(5)

5

4.5.2 Bevoegdheid ... 36

4.5.3 Ongebonden spirituele competentie ... 36

5. Geestelijke verzorging en contemplatie ... 38

5.1 Contemplatie en spirituele competentie ... 38

5.2 Wat maakt contemplatie belangrijk voor geestelijk verzorgers? ... 39

5.2.1 De God van de pastor ... 39

5.2.2 Spirituele rolmodellen ... 40

5.2.3 Centreren en tijd vrijmaken om te bezinnen ... 40

5.2.4 Gods heil ... 41

5.2.5 Contemplatie & Geestelijke Verzorging ... 42

5.3 Traditionele contemplatieve bronnen ... 43

5.4 De New Age beweging ... 44

5.4.1 De 18e -eeuwse New Age beweging ... 44

5.4.2 De New Age beweging in de 20e eeuw ... 46

5.4.3 New Age in de 21e eeuw ... 47

5.4.4 Populariteit van New Age literatuur ... 48

6. De kracht van het Nu van Eckhart Tolle ... 50

6.1 Over de auteur ... 50

6.2 Korte beschrijving/ introductie van het boek ... 51

6.3 Godsbeeld en wereldbeeld... 51

6.3.1 De gemanifesteerde wereld ... 51

6.3.2 Tijd versus eeuwigheid ... 52

6.3.3 Vergankelijkheid ... 53

6.4 Mensbeeld ... 53

6.4.1 Het evolutionaire stadium van het denken en het ego ... 53

6.4.2 Emoties ... 54

6.5 Houding ten opzichte van wereldreligies en definitie van spiritualiteit ... 55

6.5.1 Religies als wegwijzers naar het ongemanifesteerde ... 55

6.5.2 God kennen versus God ervaren ... 55

6.5.3 Poorten naar het ongemanifesteerde ... 56

6.6 Een doorleefde spiritualiteit met behulp van Eckhart Tolle ... 56

6.6.1 Contemplatieve methodes ...57

6.6.2 Het Nu versus het verstand ...57

6.6.3 Het pijnlichaam ...57

6.6.4 Dualiteit versus je lichaam bewonen ... 58

6.6.5 Bezorgdheid over de toekomst en het verleden ... 58

6.6.6 Negativiteit versus overgave ... 58

6.6.7 Mededogen ... 59

6.6.8 Aanvaarding ... 59

6.6.9 Tolle en presentie ... 60

7. Conclusie ... 61

7.1 Spirituele competentie door middel van contemplatie ... 61

7.2 Persoolijk reflectie over totstandkoming van deze thesis ... 64

(6)

6

1. Inleiding

1.1 Thema

Een van de belangrijkste eisen aan een geestelijk verzorger, is dat hij zijn spirituele inspiratiebronnen kan benoemen, en dat hij een bepaalde rust en vrede uitstraalt. Met andere woorden, een geestelijk verzorger moet over een ‘doorleefde spiritualiteit’ beschikken. Volgens emeritus hoogleraar Frans Maas (1946) stelde Meister Eckhart (1260-1327) ooit dat de schepping, en dus ook de geschapen mens, slechts werkelijk te begrijpen is in haar wezenlijk verband met God (Maas 2011, 13). Dit wezenlijk verband tot God is waar het contemplatieve geestelijk leven zich op richt. Volgens Meister Eckhart heeft die contemplatie echter pas kwaliteit als het actieve geestelijk leven geïntegreerd wordt in deze beschouwing (Maas 2011, 20-21). Hij zag contemplatief leven niet als een eindtoestand van geestelijk leven maar als een stap in de school van het leven. Men ervaart in die fase nog een onderscheid tussen de ervaring van eenheid met God en het dagelijks leven. De eindtoestand van het geestelijk leven is volgens Meister Eckhart een ‘zorgzaam bij de dingen in het leven aanwezig zijn’ zonder erdoor bezeten te worden (Maas 2011, 22). De mens die vanuit de vervoering van de contemplatie terugkeert naar de aarde, zonder daarbij de Godsnabijheid te verliezen, heeft de eindtoestand van het geestelijk leven bereikt (Maas 2011, 22-23). Een dergelijke doorleefde spiritualiteit is mijns inziens nodig om geestelijke zorg te kunnen verlenen, zonder daarbij uitgeput te raken, of opgeslokt te worden door het werk. Het dient als inspiratiebron.

Van oudsher is de Bijbelse canon een belangrijke vorm-, waarde- en richtinggevende inspiratiebron voor geestelijk verzorgers, maar er zijn ook nieuwere bronnen die deze functie kunnen vervullen. Veel van deze bronnen zouden we onder de verzamelnaam New Age literatuur kunnen scharen. In deze masterscriptie richten we ons onderzoekvizier in hoofdstuk 6 dan ook op een wereldwijde bestseller uit de New Age literatuur: The power of Now van Eckhart Tolle, verschenen in 1997. Dit boek van Tolle heeft zijn relevantie in de afgelopen decennia bewezen, het is een wereldwijde bestseller. Dat het boek populair onder velen is, waaronder ook geestelijk verzorgers, lijkt te komen doordat het een inspiratiebron voor contemplatie is. Als dat het geval is, hetgeen we in deze scriptie onderzoeken, kan het ook een hulpmiddel zijn bij het ontwikkelen en behouden van een doorleefde spiritualiteit. Een dergelijk hulpmiddel is mijns inziens van belang nu steeds minder geestelijk verzorgers een traditionele religieuze achtergrond hebben.

De vooronderstelling van deze masterscriptie is dat de spiritueel ongebonden geestelijk verzorger, net zoals de pastor vroeger, een contemplatieve bron nodig heeft. Vanuit deze premisse wordt er vanuit verschillende perspectieven – aan de hand van een aantal auteurs – nagedacht over diverse contemplatieve bronnen en contemplatieve methodes (hoofdstuk 2 en 3), om vervolgens in te zoomen op de geestelijke verzorging en de vereiste (spirituele) competenties (hoofdstuk 4) en de rol van contemplatie binnen de geestelijke verzorging (hoofdstuk 5), uitlopend op een beschouwing over de populariteit van New Age literatuur bij spiritueel ongebondenen. Tot slot onderzoeken we aan de hand van een close reading van The power of Now – beter bekend als De

(7)

7 een bron voor contemplatie is (hoofdstuk 6). In hoofdstuk 7 trekken we onze conclusies.

1.2 Geestelijke verzorging in de moderne, seculiere tijd

Er is sinds enige decennia een ontwikkeling gaande van uitsluitend religieus georiënteerde geestelijk verzorgers met een zending van een kerkelijk genootschap, naar een beroepsgroep waarbinnen veel geestelijk verzorgers zich niet meer thuis voelen binnen een zendend genootschap (Schilderman 2015). Geestelijk verzorgers noemen zichzelf steeds vaker onkerkelijk of kerkelijk ongebonden, niet-religieus, spiritueel ongebonden of zelfs seculier. In hun werk komen geestelijk verzorgers regelmatig in aanraking met menselijk lijden en ethische dillema’s en juist daarom is bezinning of contemplatie belangrijk, gevoed door een wereldbeeld dat vorm, waarde en richting kan geven aan het leven en het werk van de geestelijk verzorger. Met de professionalisering van de beroepsgroep is het ook van belang om aandacht te besteden aan de zogeheten ‘spirituele competentie’ van de geestelijk verzorger. Om de spirituele competentie van niet gezonden geestelijk verzorgers te waarborgen, heeft de VGVZ (Vereniging van Geestelijk VerZorgers) de Raad voor Institutioneel-Niet-Gezonden Geestelijk Verzorgers (RING-GV) opgericht (VGVZ 2016).

De RING-GV is verantwoordelijk voor het waarborgen van de spirituele competentie van spiritueel ongebonden geestelijk verzorgers, maar hoe werk je nu eigenlijk aan die spirituele competentie zonder institutionele kaders? De mystieke denkers uit de christelijke traditie en het boeddhisme boden daarvoor van oudsher allerlei contemplatieve methodes en oefeningen aan. Zowel individueel als in groepsverband. New Age literatuur lijkt een belangrijke, nieuwe inspiratiebron te zijn voor spiritueel ongebonden geestelijk verzorgers op het gebied van spiritualiteit. Met name de boeken van Eckhart Tolle zijn populair, en worden ook door veel geestelijk verzorgers met een ambtelijke zending graag gelezen.

Het New Age gedachtengoed heeft zijn populariteit waarschijnlijk mede te danken aan haar eclecticisme. Het is een verzameling van ideeën of overtuigingen vanuit allerlei religieuze, filosofische, sociale en wetenschappelijke tradities (York 2001, 363-64; Campion 2015, 4). Onder hedendaagse, spiritueel ongebonden geestelijk verzorgers, is het ook gebruikelijk om op eclectische wijze met verschillende religieuze tradities om te gaan. Deze geestelijk verzorgers laten zich inspireren door ideeën, teksten, muziek en rituelen die bij verschillende tradities vandaan komen om zo hun eigen persoonlijke levensbeschouwing en spiritualiteit vorm te geven, zonder institutionele kaders.

1.3 Motivatie

De motivatie voor deze scriptie is gebaseerd op een zeer persoonlijke vraagstelling. Voor een geestelijk verzorger die net als ik geen persoonlijke waarde hecht aan religieuze dogma’s, gewoontes of rituelen, en taalgebruik, zijn er allerlei manieren om tot bezinning te komen. Het lezen van New Age literatuur is één van die manieren die voor mij persoonlijk werkt. In de voorbereidende fase van deze thesis heb ik me in mijn persoonlijke canon van New Age literatuur verdiept. De boeken die in mijn leven belangrijk zijn geweest heb ik opnieuw gelezen, met in mijn achterhoofd de vraag wat de rol van deze boeken is geweest in het ontwikkelen van mijn eigen ‘doorleefde

(8)

8 spiritualiteit’. Heel in het bijzonder werd ik bij het lezen gegrepen door het fenomeen ‘contemplatie’ dan wel ‘contemplatieve bron’. In deze thesis exploreer ik dit fenomeen vanuit verschillende perspectieven en focus daarbij op het belang van contemplatieve bronnen voor geestelijk verzorgers. Zo onderzoek ik op welke wijze New Age literatuur, heel in het bijzonder The Power of Now van Eckhart Tolle, een verrijking kan betekenen voor de levensbeschouwing van de spiritueel ongebonden geestelijk verzorger.

Met dit explorerend onderzoek, aanvankelijk naar de rol van mijn eigen bronnen, drong het belang van een doorleefde spiritualiteit pas echt tot me door. Daar waar ik tijdens de eerste periode van mijn Master Geestelijke Verzorging nog geen helder beeld had van mijn eigen spirituele bronnen, daar heeft dit onderzoek mij geholpen om mijn eigen spiritualiteit beter te kunnen omschrijven. Het resultaat van deze zoektocht was het herontdekken van mijn eigen spiritualiteit, waardoor deze transformeerde in een ‘doorleefde spiritualiteit’. Het verlangen ontstond om nieuwe geestelijk verzorgers te helpen, die net als ik dat tot voor kort deed, zoeken naar hun eigen manier om een doorleefde spiritualiteit te ontwikkelen, zonder institutionele kaders. Door ook in de geschiedenis van het beroep te duiken en de relatie tussen contemplatie en geestelijke verzorging in beeld te brengen (zie hoofdstuk 4 en 5) hoop ik de lezer te helpen zijn eigen bronnen op te sporen en in te zetten.

1.4 The power of Now van Eckhart Tolle

Eeuwenlang lieten christelijke geestelijk verzorgers zich met name inspireren door christelijke bronnen zoals de Bijbel of de Benedictijnse leefregel. Dat spreekt veel geestelijk verzorgers nu niet meer aan, onder andere vanwege de dogma’s die ermee geassocieerd worden. The power of Now van Eckhart Tolle is een nieuwe, toegankelijke spirituele inspiratiebron voor zowel religieuze als niet religieuze mensen. In hoofdstuk 5 en 6 lezen we waarom zijn gedachtengoed onder de noemer New Age thuishoort. De New Age beweging lijkt volgens Wouter J. Hanegraaff (1961), hoogleraar Geschiedenis van de hermetische filosofie en verwante stromingen, op het eerste gezicht een tegenbeweging te zijn van mensen die het niet eens zijn met de heersende normen in de westerse samenleving, maar in essentie zijn de ideeën waarop ze zich baseren afkomstig uit de grote wereldreligies (Lewis & Kemp 2007, 30). De beweging lijkt verbonden met een sentiment dat eigenlijk al heel lang onder het volk leeft, en dat zijn oorsprong vindt bij met name christelijke en gnostische ideeën. Er is, onder invloed van de technologische revolutie en de wetenschap, de afgelopen eeuwen langzaam maar zeker een scheiding ontstaan tussen hetgeen we rationeel gezien goed vinden, en onze gevoelsmatige relatie met de wereld om ons heen en met dat wat ons ontstijgt. Dat neemt niet weg dat veel mensen toch geloven in dingen die rationeel gezien niet logisch zijn, of geneigd zijn een gevoel van bewustzijn te ervaren of dat opzoeken, omdat de rationele wereld betekenis mist. De oude dogma’s van de belangrijke wereldreligies worden door ons rationeel denken onderuitgehaald, maar voor praktische, boeddhistische methodes om je verbonden te voelen met de rest van de wereld staan we bijvoorbeeld wel open. Het christendom kent van oudsher echter ook manieren om dat te bereiken. Niet voor niets heeft de New Age beweging ook christelijke wortels.

(9)

9 Wie zich ooit in de leer van Meister Eckhart heeft verdiept, zal bij het lezen van Eckhart Tolle dan ook veel Eckhartiaanse noties in een nieuw jasje tegenkomen. Hij heeft zichzelf tenslotte niet voor niets naar hem vernoemd. Mijn keuze voor The power of

Now is deels gebaseerd op het feit dat Tolle duidelijk christelijke wortels heeft, net

zoals de geestelijke verzorging dat heeft. Hij weet zijn gedachtengoed echter zo te brengen, dat het toegankelijk is voor niet-religieuze mensen. Bovendien maakt hij aannemelijk dat de verschillende religies slechts wegwijzers zijn naar dezelfde goddelijke realiteit en richt hij zich sterk op het individu, of in elk geval op de persoonlijke ervaring. Dat past binnen onze huidige, individualistische maatschappij. Tot slot laat hij zich ook duidelijk inspireren door de religieuze stromingen uit de oosterse wereld die tegenwoordig populair zijn in het westen.

1.5 Probleemstelling

Verschillende bronnen tonen aan spiritueel zorgverleners contemplatieve bronnen nodig hebben om in balans te blijven (Zuidberg 1997). Om echt beschikbaar te kunnen zijn, moet je je kunnen opladen: het actieve leven vereist contemplatieve inspiratie en draagkracht. New Age spiritualiteit, zoals die tot uiting komt in het boek van Tolle, lijkt juist op die contemplatieve kant van het leven gericht. Maar is dat ook zo? En hoe ziet dat er precies uit in het vocabulaire van Eckhart Tolle?

In het beroepsprofiel van de geestelijk verzorger wordt gesteld dat je als geestelijk verzorger het transcendente moet vertegenwoordigen en uitdragen. De geestelijk verzorger moet eruitzien als iemand die bewoner is van de wereld van de spiritualiteit. De geestelijk verzorger moet daarvoor zijn eigen bronnen kennen, en de manier waarop die zich verhouden tot het eigen levensverhaal. In de opleiding en bij toetsing door de RING-GV wordt dit ook aan geestelijk verzorgers gevraagd. Maar hoe hou je dat daarna levend? Hoe blijf je in contact met die bronnen? Bestaat er zoiets als een richtlijn of een handleiding?

De traditionele canon resoneert niet meer met de spiritualiteitsbeleving van veel nieuwe, niet-religieuze geestelijk verzorgers. Het zou interessant zijn om een beter beeld te krijgen van bronnen waar je dan wel je inspiratie vandaan kan halen, om te zorgen dat je wel de contemplatieve rust kan waarborgen die voor de grondhouding noodzakelijk is, en wat de eigenschappen zijn die een dergelijke bron geschikt maken. Zijn boeken als The power of Now bijvoorbeeld nieuwe, geschikte hulpmiddelen om de spirituele vrijplaats te waarborgen? Kan het spiritueel vocabulaire van Eckhart Tolle in The Power of Now een inspiratie voor contemplatie zijn? En op welke wijze dan?

1.6 Doelstelling

Het eerste doel van deze masterscriptie is het belang van contemplatie voor het eigen leven en het werk van de geestelijk verzorger onder de aandacht te brengen. Om die reden wordt er, zoals gezegd in 1.1, eerst vanuit verschillende perspectieven over diverse contemplatieve bronnen en contemplatieve methodes nagedacht om vervolgens in te zoomen op de geestelijke verzorging en de rol van contemplatie binnen de geestelijke verzorging. Door in kaart te brengen aan welke criteria een contemplatieve bron of methode moet voldoen om nuttig te zijn voor de geestelijk verzorger, heeft de geestelijk verzorger die zich niet thuis voelt bij de traditionele

(10)

10 religieuze stromingen toch een richtlijn of een kader waarbinnen deze aan een doorleefde spiritualiteit kan werken. Het bieden van een hulpmiddel, een richtlijn, of inspiratie voor spiritueel ongebonden geestelijk verzorgers om een doorleefde spiritualiteit te ontwikkelen en te behouden is dan ook het hoofddoel. Daarnaast is het de bedoeling om de geschiktheid van New Age literatuur als mogelijke contemplatieve bron te analyseren, zodat helder wordt of dit een geschikt alternatief is voor de traditionele canon.

1.7 Begrippen

In deze thesis wordt de volgende definitie van spiritualiteit gehanteerd, welke ontleend is aan de Taskforce Spiritual Care:

De dynamische dimensie van het menselijke leven die verband houdt met de wijze waarop personen (individu en gemeenschap) betekenis, doel en transcendentie ervaren, tot uitdrukking brengen, en/of zoeken en de wijze waarop zij verbonden zijn met het moment, met zichzelf, met anderen, met de natuur, met datgene wat betekenisvol en/of heilig is (Nolan, et al. 2011, 88). De begrippen ‘God’, het ‘universum’, het ‘al’, de ‘essentie van de wereld’, de ‘ultieme waarheid’, de ‘alles omvattende energie’, het ‘zijn’, de ‘oorsprong’ en het ‘eeuwige’ worden door elkaar heen gebruikt door verschillende auteurs om ongeveer hetzelfde te beschrijven: datgene wat wordt waargenomen bij contemplatie, de realiteit achter de voorwerpen of vormen van het aardse leven, de zin of reden van ons bestaan. Ik heb de methodische keuze gemaakt, ondanks de verwarring die hierdoor kan ontstaan, de begrippen van de auteurs over te nemen, om zo dicht mogelijk bij de bedoeling van de geraadpleegde bronteksten te blijven.

1.8 Onderzoeksvraag

Deze thesis betreft een onderzoeksvraag naar de aard en de kenmerken van contemplatieve bronnen of methodes, los van kerkelijke tradities, bedoeld om geestelijk verzorgers zonder religieuze achtergrond te informeren over- en inspireren bij het ontwikkelen van de ‘doorleefde spiritualiteit’ op basis waarvan zij hun werk volgens de beroepsstandaard horen te doen. Mijn vooronderstelling daarbij (zie ook 1.1) is dat contemplatieve bronnen of methoden een belangrijke rol spelen in het ontwikkelen en behouden van een doorleefde spiritualiteit, met name bij spiritueel ongebonden geestelijk verzorgers.

Hoofdvraag

Welke rol kunnen contemplatieve bronnen of methodes spelen bij het ontwikkelen en in stand houden van de doorleefde spiritualiteit die gevraagd wordt van (spiritueel ongebonden) geestelijk verzorgers, wat zijn de kenmerken en functies van deze contemplatieve bronnen of methodes, en kunnen we naar aanleiding daarvan stellen dat The power of Now van Eckhart Tolle illustratief is voor een hedendaagse contemplatieve bron?

(11)

11 Deelvragen

1. Wat is contemplatie?

2. Wat zijn kenmerken en functies van contemplatieve bronnen/ methodes? 3. Wat is de relatie tussen contemplatie en geestelijke verzorging?

4. Hoe kan contemplatie bijdragen aan het ontwikkelen en in stand houden van de benodigde doorleefde spiritualiteit?

5. Is De kracht van het Nu van Eckhart Tolle illustratief voor een hedendaagse contemplatieve bron/ methode die behulpzaam kan zijn bij het werken aan een doorleefde spiritualiteit en spirituele competentie? Waaruit blijkt dat? 1.9 Methode

Om de hoofd- en deelvragen te kunnen beantwoorden, hebben we gekozen voor een verkennend dan wel exploratief literatuuronderzoek. Om de huidige stand van zaken wat betreft theorievorming in kaart te brengen is vak- en onderzoeksliteratuur geraadpleegd over contemplatie, over (de geschiedenis van) geestelijke verzorging, en over de New Age beweging. Naast de weliswaar beperkte maar intensieve bestudering van de vakliteratuur is gekozen voor een tekstuele analyse van The Power of Now van Eckhart Tolle. Aangezien het om de relevantie van de tekst voor Nederlandstalige geestelijk verzorgers gaat, heb ik daarbij voor de Nederlandse tekst gekozen en – indien relevant – de Engelse term tussen haakjes gezet.

De keuze voor de The Power of Now van Eckhart Tolle komt voort uit de enorme populariteit van dit boek. Het boek was volgens Wikipedia ‘één op de New York Times-bestsellerlijst’ en is in ‘meer dan dertig talen’ vertaald. De Nederlandse Wikipedia-pagina over Eckhart Tolle, geraadpleegd op 14 September 2020, meldt dat de Amerikaanse televisiepresentatrice Oprah Winfrey The Power of Now als een van haar favoriete boeken beschouwt (Wikipedia-bijdragers). In hoofdstuk 5 lezen we waarom

The Power of Now een representatief boek is voor de New Age Beweging.

1.10 Opzet van de thesis

In paragraaf 1.1 hebben we een korte opzet van de hoofdstukindeling van deze masterscriptie gegeven. Dit betekent dat we in het volgende hoofdstuk – hoofdstuk 2 – beginnen met beschrijvingen van datgene wat contemplatie volgens de verschillende religieuze tradities inhoudt. Hoofdstuk 3 is gericht op het vaststellen van werkdefinities. In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op kenmerken en functies van contemplatieve bronnen en methodes. Om de relatie tussen contemplatie en geestelijke verzorging te verhelderen gaan we in hoofdstuk 4 eerst naar de geschiedenis van het vak geestelijke verzorging kijken, om vervolgens aan de hand van het beroepsprofiel de hedendaagse geestelijke verzorging in kaart te brengen. Wat contemplatie met de beroepspraktijk van de geestelijk verzorger verbindt, lezen we in hoofdstuk 5, waar we ook dieper op de hedendaagse contemplatieve bronnen van geestelijk verzorgers ingaan. Dit hoofdstuk eindigt met een introductie in het New Age gedachtengoed. In hoofdstuk 6 volgt de analyse van The power of Now, op basis waarvan we gaan kijken of het boek illustratief is voor een hedendaagse contemplatieve

(12)

12 bron of methode. Hoofdstuk 7 geeft een overzicht van de belangrijkste bevindingen bij wijze van conclusie, om uiteindelijk af te sluiten met een persoonlijke reflectie.

(13)

13

2. Contemplatieve bronnen

2.1 Contemplatie

Om te kunnen onderzoeken of populaire New Age literatuur geschikt is als contemplatieve bron voor geestelijk verzorgers zullen we eerst kort in moeten gaan op de vraag wat contemplatie precies is. In dit hoofdstuk wordt contemplatie beschreven en gedefinieerd vanuit verschillende perspectieven: het christendom, enkele andere grote religies en de wetenschap. Hierop volgt de conceptualisatie voor het vervolg van deze thesis. Er komen namelijk allerlei begrippen aan bod die op een vergelijkbare manier worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld meditatie en reflectie. Deze begrippen worden uiteengezet en gedefinieerd. Ten slotte volgt een overzicht van kenmerken en functies van contemplatie.

Contemplatie bestond, volgens Kees Waaijman, voordat het binnen de Christelijke traditie geïntegreerd werd, al in de Hellenistische wereld. Waaijman (1942) is een vooraanstaand wetenschappelijk onderzoeker op het gebied van spiritualiteit en mystiek, waar hij als Karmeliet een bijzondere interesse voor heeft. In de oude filosofie werd contemplatie volgens Waaijman gezien als het doel van het menselijke bestaan, het hield in dat werd gezocht naar de ultieme waarheid, naar het goede en naar eenheid of harmonie met het ‘Ene’ (Waaijman 2000, 341-43). Waaijman geeft de volgende definitie: ‘‘Contemplatie is … : zich begeven in een waarnemingsruimte om daar aandachtig de bewegingen van het goddelijke te schouwen (Waaijman 2000, 341)’’. In de Hellenistische wereld werd gedacht dat contemplatie in een ascetische levensstijl het beste tot haar recht zou komen (Waaijman 2000, 342). Het was in die tijd dus voornamelijk een kwestie van schouwen die weinig met het normale dagelijkse leven te maken had. In de volgende paragraaf zullen we zien hoe daar binnen het Christendom verandering in kwam.

2.2 Contemplatie binnen de Christelijke traditie

2.2.1 Monastieke contemplatie

Het bieden van een soort richtlijn voor het goede leven is een belangrijk aspect van levensovertuigingen of religies. Een contemplatieve bron is een bron die ons iets vertelt over de aard van het leven en de wereld, en over de rol van de mens daarin. Het contempleren of bezinnen daarop kan vorm en richting geven aan het aardse leven. Aandacht voor de eenheid van praktijk (dagelijkse activiteiten) en contemplatie werd dan ook in het vroege Christendom toegevoegd aan de Hellenistische filosofie, teneinde beter bij het christelijke referentiekader aan te kunnen sluiten (Waaijman 2000, 341-42).

Benedictijner monnik, hoogleraar en onderzoeker op het gebied van liturgie en ritualiteit Thomas Quartier (1972) beschrijft in zijn onderzoek naar spirituele ervaringen van mensen die kloosters bezoeken contemplatie vanuit de Benedictijnse traditie (Quartier 2014, 271). Hij stelt dat de spirituele route van contemplatie een voorwaarde is voor de theologische verdieping van het geloof. Volgens Quartier is een houding van luisterende alertheid de basis van het contemplatieve leven van monniken. Openheid voor onszelf en voor elkaar leidt tot transcendente openheid

(14)

14 (Quartier 2014, 272-73). Quartier staat daarin niet alleen. Ook David Steindl-Rast (1926), Benedictijner monnik en belangrijk auteur op het gebied van de boeddhistisch-christelijke dialoog, stelt dat in een Benedictijns klooster tijd en plaats worden vormgegeven door de regels. Alles is zo ontworpen en georganiseerd dat het je helpt ‘aanwezig’ te zijn, om echt te ‘zijn’ waar je bent (Walker & Naropa 1987, 24).

Contemplatie kan verbonden zijn aan bepaalde plekken waar men gericht is op contemplatie en waar je ‘naar binnen kunt bewegen’, schrijft ook Quartier (Quartier 2014, 272-73). Elémire Zolla (1926-2002), filosoof, godsdiensthistoricus en wetenschapper op het gebied van de mystiek en esoterische doctrines, beschrijft net als Quartier en Steindl-Rast dat bepaalde bijzonder betekenisvolle plaatsen een gevoel van ontzag en verwondering kunnen oproepen. Hij heeft het dan niet per se over kloosters of heilige plekken maar over bijzonder mooie of indrukkwekkende, natuurlijke verschijnselen of uitzichten (Ībiš & Marculescu 1978, 108). Een dergelijk gevoel van ontzag of verwondering is verwant aan een contemplatieve staat. We kunnen dus stellen dat het er volgens deze auteurs toe doet waar je contempleert, er zijn plekken die contemplatie kunnen bevorderen. In de volgende paragraaf gaan we echter juist in op de rol van contemplatie in het dagelijks leven.

2.2.2 Balans tussen actie en contemplatie

Contemplatie is volgens Quartier een kwestie van doordringen tot de binnenste lagen van de menselijke persoon tijdens dagelijkse activiteiten. Voor iemand die volgens de Benedictijnse traditie leeft, is alles wat men in het leven doet dan ook een contemplatieve praktijk. Deze praktische oriëntatie vraagt om een balans tussen bidden, lezen en werken (Quartier 2014, 279-80). Het ‘vita activa’ (actieve leven) en het ‘vita contemplativa’ (beschouwende leven) moeten op elkaar afgestemd worden. Het zoeken en verheerlijken van God staan centraal in het monastieke leven, stelt Quartier, niet het vinden van God (Quartier 2015, 22). Hij verwijst in zijn artikel over kloostertijd naar de volgende definitie van Waaijman om het belang van contemplatie voor het dagelijks leven te benadrukken: ‘‘Contemplatie is … : zich begeven in een waarnemingsruimte om daar aandachtig de bewegingen van het goddelijke te schouwen (Waaijman 2000, 341).’’ Die zorgvuldig uitgespaarde ruimte en tijd mag volgens Quartier namelijk niet los komen te staan van het gewone leven. In een contemplatieve houding staan het mystieke en het concrete leven met elkaar in verband. Het doel van de monastieke activiteiten is ‘het zielenheil’. De contemplatieve levenshouding kenmerkt zich daarbij door een ontvankelijke opstelling en niet door het nastreven van een doel (Quartier 2015, 26-28).

De trappist Thomas Merton (1915-1968), een belangrijk hedendaags mysticus, schrijft dat wij mensen door ons doopsel vergoddelijkt zijn. Christus heeft volgens hem bezitgenomen van onze zielen en onze lichamen. Dit goddelijke leven in ons blijft echter verborgen of slapend in ons als we niet ascetisch leven, aan liefdadigheid doen en contempleren. In zijn ogen is contemplatie een manier om actief het goddelijke in ons te vernieuwen, en afstand te nemen van alles wat niet te vergoddelijken is (Merton & Shannon 2003, 40-41). Volgens Merton is christelijke contemplatie gebaseerd op geloof in het mysterie van de Vader en de Zoon die aanwezig zijn in elkaar, zowel

(15)

15 transcendent als immanent (Merton & Shannon 2003, 44). Hij bedoelt daarmee dat we ons door middel van contemplatie bewust worden van de aanwezigheid van God in onszelf. In de volgende paragraaf gaan we in op de rolverdeling die Merton binnen dat proces toekent aan God en aan de mens.

2.2.3 Actieve en passieve contemplatie

Merton, die als voorstander van de oecumene regelmatig contact had met vertegenwoordigers van andere religies, maakt in zijn vrij traditionele opvattingen over contemplatie een interessant onderscheid tussen een passieve en een actieve vorm van contemplatie. De passieve vorm is een soort intuïtief kennen van ons spirituele zelf en van God in onszelf. Dit is geen gevolg van de inspanning van de mens, noch kan de mens hier zelf invloed op uitoefenen, omdat bij passieve contemplatie de ‘activiteit’ vanuit God in ons komt. Actieve contemplatie vindt volgens Merton ook in ons plaats, maar hier kunnen we wel zelf invloed op uitoefenen (Merton & Shannon 2003, 57). Passieve en actieve contemplatie verhouden zich volgens Merton als volgt tot elkaar:

Normally, a life of active contemplation prepares a man for occasional and unpredictable visits of infused or passive contemplation. Also, active contemplation can never attain the depth and the purity of infused contemplation, which, in its purest form, takes place entirely without conceptual mediation (Merton & Shannon 2003, 57-58).

Bij actieve contemplatie ga je volgens Merton op zoek naar de bedoeling van God in gebeurtenissen en probeer je jezelf in harmonie te brengen met wat God wil (Merton & Shannon 2003, 58). Dit laatste is een zeer bruikbare definitie bij het onderzoeken van contemplatie buiten de christelijke traditie, want wie of wat God precies is maakt in dit geval niet zoveel uit. Een allesomvattende energie, de natuur, de Boeddhanatuur en elk ander betekenissysteem omvat ideeën over de bedoeling van ons bestaan waarmee we onszelf actief in harmonie kunnen proberen te brengen.

Het idee van een vorm van ‘passieve’ contemplatie, waarin datgene waarin we geloven ook een actieve rol heeft, of kan hebben, zou niet geschikt zijn als een overkoepelende definitie van contemplatie binnen deze thesis. Het is echter wel interessant om dit passieve aspect mee te nemen als een kenmerk of functie van contemplatie. Het kan dus om een God gaan, waar we wel of niet een persoonlijke relatie mee hebben, maar bijvoorbeeld ook om een Boeddhanatuur of een ander wereldbeeld wat een rol speelt in de contemplatieve praktijk.

David Torevell, theoloog en docent aan de Liverpool Hope University, schrijft het volgende over passieve contemplatie:

In order to have knowledge of the self, one has to step outside the self though a contemplative experience which exposes the false self as that which is self-constructed or self-constructed by others; in the process it swings the emphasis on the ground of being. It demands that we see ourself and indeed all other selves in relation to the One who is both our inner and outer centre. As we come to

(16)

16 remember and recognise this, we see that our deepest centre, the most intimate source from which our identity flows, is in us but not of us (Torevell 2006, 42). Hij bevestigt daarmee het idee van Merton dat contemplatie ‘in ons’ plaatsvindt, en dat hetgeen gecontempleerd wordt hier een belangrijke rol in speelt.

Torevell beschrijft het verschil tussen ‘meaning’ en ‘purpose’ om duidelijk te maken wat contemplatie is. Hij stelt dat we tegenwoordig vooral bezig zijn met het doel (purpose) van het leven en amper met de ‘betekenis’ (meaning) ervan. Net als ‘dansen’ is ‘leven’ niet iets wat je doet om je doel te bereiken. De ‘betekenis’ van het dansen zit in het dansen zelf. Je danst niet om te hebben gedanst, maar om te dansen. Mensen zijn echter een groot deel van hun leven bezig dingen te doen gericht hun ‘purpose’. Als de betekenis van het bereiken van die doelen echter niet aanwezig of bekend is, dan zal het bereiken van de doelen weinig voldoening geven, en zal het leven oppervlakkig zijn, zo stelt Torevell. Een contemplatieve houding is dus bedoeld om je bewust te worden van de ‘betekenis’ van alles in het universum, inclusief jezelf. Iemand die contempleert is niet ergens naar op zoek, er is geen behoefte die bevredigd moet worden, hij is tevreden met wat hij is omdat hij zijn rol en betekenis in het goddelijke geheel ervaart (Torevell 2006, 33-35).

Uit een essay van de katholieke schrijver Edward Ingram Watkin (1888-1981) wordt duidelijk, dat onder de verschillende door hem geraadpleegde auteurs, geen volledige overeenstemming is over de definitie van passieve contemplatie in relatie tot actieve contemplatie. De discussie zit hem onder andere in het feit dat passieve contemplatie, volgens sommigen, niet per se een andere vorm van contemplatie is dan de actieve vorm, maar eerder een andere fase aan lijkt te duiden in het contemplatieve proces. Andere auteurs zien het als een gevolg van actieve contemplatie. Passieve contemplatie is dus niet echt ‘passief’, want de inspanningen die van tevoren door de mens verricht moeten worden – in de vorm van actieve contemplatie en het cultiveren van deugden –, zijn een belangrijke voorwaarde. Zonder deze inspanningen kan een mens niet ‘verlicht’ worden door God, zo stelt Watkin (Watkin 1945, 102-23).

Quartier constateert dat deze begripsverwarring inherent is aan hedendaagse pluriforme samenlevingen waarin contemplatie vele vormen kan aannemen (Quartier 2014, 272-73). Hij schrijft hier het volgende over:

Het concrete leven in de tijd heeft wel degelijk met de eeuwigheid te maken, … Dit inzicht kan echter alleen maar groeien als mensen in staat zijn om verschillende dimensies van de werkelijkheid in hun samenhang te bekijken, verschillende perspectieven en optieken te synthetiseren, en dat is letterlijk de betekenis van het woord ‘contemplatie’. (Quartier 2015, 25)

In de volgende paragraaf volgen, omdat ik me aansluit bij deze denkrichting van Quartier, verschillende beschrijvingen van contemplatie vanuit het perspectief van het Tibetaans Boeddhisme, het Zenboeddhisme, het Jodendom en de Islam.

(17)

17 2.3 Enkele beschrijvingen van contemplatie binnen andere tradities

2.3.1 Tibetaans Boeddhisme

Waar in de Benedictijnse traditie de term contemplatie of contemplatief leven duidt op een combinatie van werken, lezen en bidden, worden in de traditie van het Tibetaans Boeddhisme de begrippen contemplatie en actie door Lobsang Phuntsok Lhalungpa uit elkaar gehaald (Ībiš & Marculescu 1978, 30-31). Lhalungpa (1926-2008) was een monnik, in dienst van de Tibetaanse overheid en van de Dalai Lama, die zijn leven heeft toegewijd aan het behouden van de spirituele en culturele Tibetaanse tradities. Hij stelde dat mensen die de weg van de Boeddha willen volgen zich in eerste instantie de doctrines eigen moeten maken, oftewel de juiste blik op de waarden en doelen van het menselijk leven verwerven. Het tweede aspect van de weg van de Boeddha is dan contemplatie, en het derde is actie (Ībiš & Marculescu 1978, 29-31).

Contemplatie begint volgens Lhalungpa met reflectie, observatie en onderzoek, en eindigt bij meditatieve concentratie. Tijdens de meditatieve concentratie gaat de aandacht uit naar de tijdens het zelfonderzoek verzamelde informatie. Het is de bedoeling om dagelijks te trainen op de drie principes voor het trainen van de geest: het ware doel en de waarde van het eigen menselijk bestaan, de vergankelijkheid van alle dingen inclusief de zekerheid dat je vroeg of laat zult sterven, en tot slot de onvermijdelijkheid van het effect dat volgt op elke soort actie, in dit leven of in een volgend leven. Het doel van deze meditatie is volgens Lhalungpa het bewustzijn te zuiveren van alles wat schadelijk is en het ontwikkelen van een moreel bewustzijn (Ībiš & Marculescu 1978, 30-31). Lhalungpa beschrijft dat de actieve component van de weg van de Boeddha de toepassing van tien positieve voorschriften behelst, en tegelijk het vermijden van tien negatieve voorschriften. Actie en contemplatie zijn beide onmisbaar want zonder de ondersteuning van empirische kennis kan de significantie van de heilige waarheid niet begrepen worden stelt hij (Ībiš & Marculescu 1978, 32).

2.3.2 Japans Zen Boeddhisme

Toshihiko Izutsu (1914-1993) was een Japans talenwonder, vloeiend in dertig talen. Izutsu deed linguïstisch onderzoek naar traditionele metafysische teksten, met het oog op het ontwikkelen van een meta-filosofische benadering van vergelijkende godsdienstwetenschappen. Hij probeerde met zijn werk aan te tonen dat veel religieuze overtuigingen, in verschillende vormen, ook in de metafysica van andere godsdiensten voorkwamen. In het Japans Zen Boeddhisme word het intellect of het denken, volgens Izutsu, in eerste instantie niet getraind maar juist vermeden (Ībiš & Marculescu 1978, 49). Het Zen Boeddhisme gaat er volgens hem van uit dat we beschikken over een Boeddhanatuur die puur en goed is. Het is de bedoeling dat we ons daar bewust van worden en dat kan alleen door middel van meditatie, als we alle inmenging van het intellect uitschakelen. Het denken moet volledig uitgeschakeld worden om de echte realiteit waar te kunnen nemen en verlicht te raken. Pas als verlichting bereikt is gaat het denken weer een rol spelen (Ībiš & Marculescu 1978, 51-52). Izutsu stelt dat in het Zen Boeddhisme de overtuiging bestaat dat bij alle menselijke gedachtes een ‘ik’ of ‘ego’ een rol speelt. Onze Boeddhanatuur is één met alle dingen in het universum, en daar kunnen we ons niet van bewust zijn als we nadenken, want het bestaan van een eigen

(18)

18 ego of identiteit leidt tot dualiteit tussen het zelf en het niet-zelf (Ībiš & Marculescu 1978, 53-54).

Zen maakt volgens Izutsu daarom een onderscheid tussen ‘bewustzijn-van’ en ‘bewustzijn’. In het geval van bewustzijn is er geen sprake van een persoon die zich bewust is van de externe wereld, maar van die hele wereld die zich bewust wordt van zichzelf door middel van die persoon (Ībiš & Marculescu 1978, 54). Als deze vorm van bewustzijn bereikt is, dan gaat het verstand wel weer een rol spelen stelt hij, een grote rol zelfs, in de vorm van mindfulness. Het Zen Boeddhisme gaat er van uit dat in een staat van mindfulness een ander soort denken mogelijk is, waardoor bovennatuurlijke kennis bewust kan worden die normaal onbewust zou blijven (Ībiš & Marculescu 1978, 56). Het doel van Zen meditatie is volgens Izutsu dus niet het leegmaken van het hoofd maar het activeren van een intensieve, geconcentreerde vorm van denken die plaatsvindt op een ander bewustzijnsniveau (Ībiš & Marculescu 1978, 70). Net als andere vormen van contemplatie is Zen meditatie of mindfulness dan ook een manier om ons bewust te worden van datgene wat we als goddelijk, heilig, of transcendent beschouwen en om de ware aard daarvan beter te kunnen begrijpen.

2.3.3 Jodendom & islam

In de drie grote abrahamitische godsdiensten staat het principe centraal dat er één God, goddelijke waarheid of energie is, er bestaat geen tweede of gelijke van. We lazen eerder in dit hoofdstuk al dat christelijke contemplatie gericht is op de bewustwording van God in onszelf en in de wereld. In het jodendom en de islam geldt hetzelfde: er is maar één God die uniek en universeel is. Volgens Leo Schaya (1916-1985), wetenschapper op het gebied van de metafysische doctrines van het Oosten en het Westen, onderscheiden het jodendom en de islam zich wel van het boeddhisme, in die zin dat ze geen pantheïstisch godsbeeld of wereldbeeld hebben. De wereld of het universum wordt wel gezien als voortgebracht door God, maar niet als zijn totale wezen (Ībiš & Marculescu 1978, 164).

In de abrahamitische godsdiensten bestaat ook het idee van een vorm van contemplatie voorbij het denken en voorbij de vormen. In de christelijke mystiek spreken ze hier ook wel van het doordringen tot de mystieke duisternis van het niet-weten, om verenigd te worden met Hem (God), die niet te begrijpen of te kennen is, aldus Schaya. Een toestand van passieve contemplatie die te vergelijken is met mindfulness in het Zen Boeddhisme. In Kabbala heet dit volgens Schaya de ‘annihilation of existence in the divine Nothingness’, oftewel de ‘opheffing van het bestaan in het goddelijk Niets’. Het impliceert het uitschakelen van de menselijke rede, teneinde tot echte contemplatie te kunnen komen, oftewel tot ‘Nothingness’. De hoogste kabbalistische vorm van contemplatie is volgens hem niet positieve wijsheid of visie, maar met het beste, puurste en hoogste van jezelf verbonden zijn aan Hem, die niet gekend kan worden door kennis (Ībiš & Marculescu 1978, 166-67). De weg naar God is volgens de kabbalistische traditie in eerste instantie een gedragsstijl, een vorm van zelf-oriëntatie, en in mindere mate een bewustwordingsproces stelt Waaijman (Waaijman 2000, 352). Schaya schrijft verder dat het stadium, voorbij alle bevestiging en ontkenning, waar alle bestaan en niet bestaan is uitgewist, door de soefi’s ‘extinction of extinction’

(19)

19 genoemd wordt (Ībiš & Marculescu 1978, 167). Hier is de mens niet langer menselijk of wezenlijk, maar transformeert hij in een soort supermens zonder vorm, in een soort donkere wolk waar volgens de profeet Mohammed Allah verbleef voor hij de wereld creëerde. Deze verlichte duisternis voorbij alles wat met creatie te maken heeft, wordt in het soefisme het Ongemanifesteerde genoemd, zo stelt Schaya (Ībiš & Marculescu 1978, 167). Allah zou tegen Mohammed gezegd hebben dat hij (Allah) een verborgen schat was die de wens had gekend te worden en dat hij daarom de wereld heeft gecreëerd. Hij daalde af vanuit ‘niet-zijn’ naar het ‘zijn’ waardoor hij zichzelf kon kennen. Hemel en aarde zijn volgens Schaya in de islam met elkaar verbonden door het zogenaamde ‘rechte pad’ tussen God en de mens (Ībiš & Marculescu 1978, 168). Het rechte pad bewandel je door je bepaalde deugden eigen te maken, kennis te verwerven, te bidden of mediteren enzovoort, oftewel door middel van contemplatie en actie.

(20)

20

3. Contemplatieve methodes

In dit hoofdstuk worden verschillende visies op contemplatie beschreven, met als doel om – aan het einde van dit hoofdstuk – tot een bruikbare werkdefinitie te komen, die los staat van bepaalde religieuze stromingen voor (zover dat mogelijk is).

3.1 De actieve en de beschouwende component van contemplatie Volgens psycholoog en onderzoeker Thomas G. Plante (1960), die onderzoek doet naar het effect van spiritualiteit en religiositeit op de menselijke gezondheid, beschikken alle grote religies en spirituele tradities over contemplatieve technieken (Plante 2010, 2). Merton beschreef contemplatie als het evenwichtig afstemmen van het mystieke en het concrete leven. Ongeveer hetzelfde zagen we bij Quartier. In Contemplation and Action

in World Religions schrijft Shojun Bando (1932-2004) over het duale aspect van

spiritualiteit. Bando was een Japanse wetenschapper, auteur en Shin-boeddhistisch priester, in het Westen vooral bekend van zijn correspondentie met Thomas Merton. Bando stelt ook dat deze dualiteit inherent is aan alle religies (Ībiš & Marculescu 1978, 18).

Als een mens onbaatzuchtig is, of vrij van ego, een ultieme deugd in elke religie, dan neemt hij volgens Bando een goddelijke eigenschap aan. Het is echter niet de bedoeling om het fysieke leven ondergeschikt te maken aan het mystieke. Het boeddhistische principe van de middenweg is hier een goed voorbeeld van: gehechtheid aan verlichting is net zo kwalijk als gehechtheid aan de materiële wereld (Ībiš & Marculescu 1978, 18-19).

Bando vergelijkt ons verstand met een kopje. Als het kopje gevuld is met ego, ook al is het maar een restje, dan kan het ook niet helemaal gevuld worden met de genade van God, of volledig ‘verlicht’ raken (Ībiš & Marculescu 1978, 22). In het Tibetaans boeddhisme is, volgens Lhalungpa, ‘verlichting’ de bevrijding van illusie. Hoe dieper het niveau van contemplatie, hoe meer we ons bewust worden van de ware aard van dingen, hoe minder gewelddadig onze woorden en daden worden. In de laatste stadia voor verlichting bereikt de leerling zijn volle menselijke potentieel: de ‘ogen’ contempleren op de ultieme wijsheid en de ‘benen’ volgen het pad conform die wijsheid (Ībiš & Marculescu 1978, 28-29). Ook hier heeft spiritualiteit dus duidelijk een actieve en een beschouwende component.

3.2 Contemplatie in de praktijk

In zijn werk over contemplatie en actie in het jodendom en de islam maakt Schaya een verschil tussen spirituele meditatie en contemplatie, hetgeen vergelijkbaar is met het verschil tussen ‘bewustzijn-van’ en ‘bewustzijn’ in het Zenboeddhisme. Spirituele meditatie is volgens Schaya verbonden aan het verstand terwijl contemplatie het doel is van die meditatie. Contemplatie vindt pas plaats aan het einde van alle gedachten en meditatie is de weg daar naartoe (Ībiš & Marculescu 1978, 154). Schaya stelt dat contemplatie een niet-beredeneerde concentratie is van de ziel op de allesomvattende, universele essentie van het cognitieve object. De essentie van het object waarover gemediteerd wordt, is dan direct toegankelijk voor de ziel van degene die contempleert. Het gevolg daarvan is dat er een verbinding ontstaat. Daardoor kan de contemplator

(21)

21 volgens hem ervaren dat in essentie alles met elkaar verbonden is (Ībiš & Marculescu 1978, 154).

Voor mensen die ervaren zijn in meditatie richting het einde van alle gedachten, kunnen volgens Schaya verschillende archetypen en aspecten, kwaliteiten of namen van God een directe toegang bieden tot ‘het Ene’. De eerste stap in het ontwikkelen van deze vaardigheid is het eigen maken van de doctrines. De verzamelde kennis over de goddelijke realiteit is de basis voor reflectie en theocentrische meditatie, die uiteindelijk moet leiden tot het einde van alle gedachten waardoor we de goddelijke werkelijkheid kunnen ervaren, aldus Schaya (Ībiš & Marculescu 1978, 155-56). Schaya stelt dat we na het bestuderen van de doctrines, het reflecteren daarop en het mediteren op de essentiële eenheid van mens, de wereld en God, al of niet onder begeleiding van een leraar, op zoek kunnen gaan naar één of een aantal fundamentele thema’s die centraal staan of allesomvattend zijn. Dat kan een universeel thema zijn, een heilige formule of een godsnaam (meestal gebed of mantra genoemd). Als je al je aandacht hierop richt en het steeds herhaalt terwijl je mediteert, leidt dit tot de gewenste contemplatie (Ībiš & Marculescu 1978, 155-56).

Het is bij contemplatie, zoals we al eerder lazen, de bedoeling om niet alleen te mediteren op de waarheid over de wereld, maar ook om je gedrag en je gedachten erop af te stemmen. Schaya maakt hier, net als Lhalungpa, een onderscheid tussen een actieve component en een contemplatieve of beschouwende component die niet zonder elkaar kunnen. Contemplatie staat blijkens het werk van Schaya aan het begin van alle activiteiten, en je activiteiten kunnen je contemplatieve praktijk verstoren, als ze niet zijn afgestemd op je ultieme waarheid over het leven (Ībiš & Marculescu 1978, 157). Als het gedrag, het dagelijks leven, is afgestemd op de inhoud van de contemplatie, kunnen lichaam en geest zich verenigen om te contempleren, tot ze één worden met alles wat is, en alle vormen (lichaam, ziel, gedachten, gevoelens, reflecties, meditaties) verdwijnen, aldus Schaya (Ībiš & Marculescu 1978, 157).

Elémire Zolla schrijft dat voor contemplatie altijd een traditionele methode en inspiratie nodig zijn (Ībiš & Marculescu 1978, 106). Hij geeft de volgende definitie van een traditionele methode voor contemplatie:

A method is traditional, rather than just habitual or customary, if it is consistent with the traditional aim, which is to help man to transcend his bodily, psychic, and merely rational life, going beyond his sensations, feelings, and reasonings, in order to attain by an intellectual intuition the idea and the presence of the absolute Being, of Being in its absolute perfection, which is the cause of all being (Ībiš & Marculescu 1978, 107).

Zolla bevestigd hiermee het idee van een vorm van passieve contemplatie, een handeling die van God uitgaat, en het Zen Boeddhistische beeld van mindfulness, voorbij de vormen en het verstand. Traditionele methodes voor contemplatie beschikken over verschillende functies. Dat is het onderwerp van de volgende paragraaf.

(22)

22 3.3 Functies van contemplatie

In Contemplative practices in action stelt godsdienstpsychologisch wetenschapper en onderzoeker van het effect van spiritualiteit op de volksgezondheid Doug Oman vast, dat er vier belangrijke functies van contemplatieve praktijken te onderscheiden zijn bij een groot aantal contemplatieve systemen (Plante 2010, 3-10). Dat wil niet zeggen dat elke contemplatieve praktijk door deze vier functies wordt gekenmerkt. Oman maakt in dit werk echter wel aannemelijk dat een contemplatieve praktijk waarschijnlijk het meest effectief is als alle vier functies aanwezig zijn (Plante 2010, 12-13). De eerste functie die Oman noemt, is het vrijmaken of reserveren van tijd om je aandacht te trainen of hervormen. De tweede functie is het cultiveren van positieve karaktereigenschappen en deugden als wijsheid, moed, menselijkheid, rechtvaardigheid, matigheid en transcendentie. Methodes om te centreren of stabiliseren gedurende de dag, bijvoorbeeld in onaangename of stressvolle situaties, vormen de derde functie. De vierde functie is het bieden van een spiritueel model. Spirituele modellen als Jezus, Mohammed of de Boeddha kunnen mensen inspireren en als voorbeeld dienen voor spirituele groei. Net als bij Merton wordt ook hier het belang van het spirituele aspect van contemplatie benadrukt. Oman benadrukt dat uit onderzoek is gebleken dat contemplatieve praktijken effectiever zijn als religieuze of spirituele overtuigingen er een rol in spelen (Plante 2010, 8-9).

Plante, Raz en Oman willen met Contemplative practices in action een overzicht geven van een breed scala aan Oosterse en Westerse contemplatieve praktijken waar de lezer niet alleen voor praktische richtlijnen voor contemplatie terecht kan, maar ook voor solide wetenschappelijke informatie over de effectiviteit ervan (Plante 2010, 2-3). Oman en Plante halen in hun werk een groot aantal voorbeelden aan van onderzoeken die het positieve effect van contemplatie en meditatie op het welzijn van mensen aan hebben getoond (Plante 2010, 3-14). Hoewel het interessant zou zijn om daar verder op in te gaan, is meer informatie over de effectiviteit van allerlei contemplatieve methodes niet relevant voor dit onderzoek. Aangezien ik in deze thesis onderzoek in hoeverre het boek van Eckhart Tolle geschikt is als contemplatieve bron voor de geestelijk verzorger zijn de vier functies die Oman noemt wel interessant om mee te nemen als kenmerken van contemplatieve bronnen.

3.4 Overeenkomsten tussen contemplatieve praktijken

Wat mij opvalt aan de definitie van een traditionele methode voor contemplatie door Zolla, in paragraaf 1.4.2, en bovendien ook aan alle geraadpleegde literatuur over contemplatie binnen verschillende religieuze stromingen, is dat er los van de verschillen vooral ook duidelijke overeenkomsten zijn in de opvattingen over contemplatie. Soms wordt meer of minder nadruk gelegd op een bepaald aspect, bijvoorbeeld op de actieve component van contemplatie, maar de belangrijkste kenmerken – zoals het doel van contemplatie, de nadruk op het zoeken van evenwicht tussen het mystieke en het aardse of het passieve en het actieve, de aandacht voor deugden, het bestrijden van het ego en het onder controle krijgen van het denken – komen mijns inziens overeen.

(23)

23 Contemplatie lijkt dus een wezenlijk element van alle religieuze stromingen, tijden en culturen te zijn. Ik baseer dit uitgangspunt onder andere op Waaijman die hier de volgende uitspraak over deed:

Alle religieuze vernieuwingsbewegingen zijn gecentreerd – hoe verschillend hun socio-culturele situatie ook is – rond de contemplatie als het eigenlijke ‘midden waarin’ … het leven zich voltrekt (Waaijman 2000, 342).

Waar religies soms sterk van elkaar verschillen wat betreft dogma’s, gewoontes en rituelen zijn dus de verschillen op het gebied van contemplatie veel kleiner, zo stelt ook Raimundo Pannikar (Ībiš & Marculescu 1978, 86-90). Contemplatie is volgens Pannikar de feitelijke identificatie met, en deelname aan de realiteit of waarheid die gecontempleerd wordt. Het houdt in dat je de aan plaats en tijd verbonden categorisatie overwint, die je beperkt in de mogelijkheden om bewust in de wereld te zijn, en deel te nemen aan het bestaan (Ībiš & Marculescu 1978, 89-91). Met deze gelijkenis in het achterhoofd kan contemplatie een verbindende functie hebben tussen de verschillende religieuze stromingen, en kunnen technieken of ideeën worden uitgewisseld. Het gaat bij contemplatie immers om het ervaren van de eenheid van alles, aldus Pannikar (Ībiš & Marculescu 1978, 100).

Steindl-Rast benoemt de gelijkenis tussen contemplatie in verschillende tradities als volgt in Speaking of Silence, Christians and Boeddhists on the Contemplative Way: If you have ever visited a monastery of any tradition, you have seen that it is something like a laboratory, a controlled environment in which everything is geared toward the pursuit of mindfulness. The theological superstructure may vary, but the cultivation of mindfulness is always the common element (Walker & Naropa 1987, 24).

In het spoor van onder andere Waaijman, Quartier, Pannikar, Steindl-Rast, Izutsu, Oman en Plante richt ik me in deze thesis vooral op de gemeenschappelijke karakteristieken van contemplatie en niet zozeer op verschillen in opvattingen over contemplatie vanuit de verschillende tradities. De overeenkomsten zijn relevant voor de analyse van de bruikbaarheid van de drie New Age boeken als contemplatieve bron.

3.5 Persoonlijke spiritualiteit versus institutionele kaders

Voor veel mensen die niets met religie hebben, voor mensen die negatieve associaties hebben bij religiositeit, zelfs voor mensen die zich wel religieus voelen, zal het idee van contemplatie als grondslag of gemene deler van religieuze stromingen niet voor de hand liggen (Ībiš & Marculescu 1978, 131). Vooral in de westerse wereld heeft dat waarschijnlijk met het imago van de kerken te maken. Het institutionele karakter van veel godsdiensten past niet bij onze individualistische waarden van persoonlijke authenticiteit en morele keuze (Schilderman 2015, 9). ‘Contemplatie’ wordt vaak in een dergelijke context van individualistische waarden geplaatst, niet in een religieuze context.

De ‘nieuwe trend’ is het persoonlijk ervaren van spiritualiteit. Volgens Kronjee en Lampert wordt de groeiende groep ongebonden spirituelen in Nederland, net als de kerkelijk gebonden gelovigen, gekenmerkt door een transcendente, spirituele

(24)

24 oriëntatie. Ongebonden spirituelen zouden echter meer waarde hechten aan intrinsieke waarden, terwijl gebonden gelovigen meer waarde zouden hechten aan doctrines (Donk 2006, 172). Binnen de mystieke stromingen van veel religies speelde persoonlijke spiritualiteit echter al van begin af aan een grote rol. Veel oude rituelen en symbolen zijn volgens Zolla dan ook ontstaan vanuit ervaringen van verwondering, waarvan mensen de betekenis vast wilden leggen. Daarnaast staan veel heilige gebouwen volgens hem op een plek waar ooit iets bijzonders ‘gevoeld’ werd dat als Goddelijk werd bestempeld (Ībiš & Marculescu 1978, 108-09). Het persoonlijk ervaren van spiritualiteit is dus allesbehalve nieuw, de aandacht hiervoor is binnen het maatschappelijke klimaat van de afgelopen vijftig jaar echter toegenomen. De New Age beweging is daar een goed voorbeeld van. Zoals we in hoofdstuk 5 zullen lezen gaat het daar ook voornamelijk om oude ideeën in een nieuw jasje, of in elk geval opnieuw onder de aandacht gebracht. Hieronder gaan we verder met de vaardigheden die volgens de geraadpleegde literatuur van belang zijn om tot contemplatie te kunnen komen.

3.6 Contemplatieve vaardigheden

3.6.1 Van gewoonte naar inspanning

De dingen en wezens die we zien, en waar we over mediteren, worden volgens Zolla door ons mensen in eerste instantie instinctief geclassificeerd als behorende tot een bepaald soort. Contemplatie stopt daar echter niet, stelt hij, het gaat voorbij aan het identificeren van wat we zien. Het neemt de essentie van een vorm waar, van een rots, een roos of een vlinder, en het idee erachter. De ongedifferentieerde materie die georganiseerd is tot perfecte specifieke vormen, waarbij alles in de juiste volgorde staat. De bron van alles in de wereld (Ībiš & Marculescu 1978, 112-14).

In oude, ‘primitieve’ samenlevingen was contemplatie een natuurlijk en vanzelfsprekend verschijnsel, aldus Zolla. Datgene wat een mens geboren deed worden kon hem tenslotte ook tot hulp zijn of in de steek laten, of misschien wel vergoddelijken. Daarom was het voor een visser bijvoorbeeld heel normaal om zijn verlangen naar een goede vangst kenbaar te maken in een gebed (Ībiš & Marculescu 1978, 113). Tegenwoordig zijn we ons veel minder bewust van de bron van ons leven, we zijn veel meer op onszelf gericht. Een contemplatief leven vraagt volgens Merton een constante discipline van nederigheid, gehoorzaamheid, wantrouwen van jezelf, voorzichtigheid en geloof zodat je alle basale en triviale dingen achter je kunt laten om je volledig toe te wijden aan de heilige geest (Merton & Shannon 2003, 45). Het is dus duidelijk niet iets wat je zomaar even doet. Er zijn vaardigheden en inspanningen nodig om tot contemplatie te kunnen komen.

3.6.2 Overgave van het ego

Een belangrijke voorwaarde of vaardigheid is de overgave van het ego stelt Waaijman. Om bij de binnenkant te kunnen komen moeten we eerst de buitenkant loslaten (Blommestijn & Waaijman 2008, 575-77). Dit geld voor zowel Boeddhistische als Christelijke contemplatieve praktijken. De uitroeiing of transformatie van het ego is volgens Bando in de meeste gevallen een pijnlijke ervaring waartegen veel weerstand bestaat die overwonnen moet worden (Ībiš & Marculescu 1978, 23). Pas als je de baas bent over je eigen gedachten ben je vrij om te beslissen waar je je mee bezig houdt.

(25)

25 Volgens Zolla maakt contemplatie je los van emoties en andere wereldse krachten. Het is een soort simplificatie die verdeeldheid verandert in eenheid, stelt hij (Ībiš & Marculescu 1978, 115-16). Zolla schrijft dat als je eenheid contempleert, niet alleen door je gedachten erop te richten maar ook door jezelf erin onder te dompelen, het streven ophoudt en een zalige rust ontstaat (Ībiš & Marculescu 1978, 117).

3.6.3 Passieve contemplatie

De protestantse onderzoeker Kick Bras (1949) is geassocieerd aan het Titus Brandsma Instituut, waarbij hij zich vooral richt op spiritualiteit in beeldende kunst. Hij maakt net als Merton een onderscheid tussen ‘passieve’ en ‘actieve’ contemplatie, in die zin dat hij stelt dat de competentie voor contemplatie onvoorwaardelijk door de Geest aan een mens wordt gegeven (passief). Predikanten of pastores kunnen het verlangen om te contempleren (actief) in mensen doen ontwaken, stelt Bras. Dit kunnen ze doen door het goede voorbeeld te geven, en door gebruik te maken van hun hermeneutische en mystagogische competenties. Zo kunnen ze mensen helpen hun contemplatief bewustzijn te bevorderen, aldus Bras (Blommestijn & Waaijman 2008, 572-73). In The inner experience: Notes on contemplation schrijft Merton echter dat een contemplatief leven niet voor iedereen weggelegd is. Je moet er mentaal en spiritueel op voorbereid zijn en over de juiste vaardigheden beschikken. De vrede die uit contemplatie voort kan komen wordt vaak voorafgegaan door intens innerlijk conflict. Bovendien wordt contemplatie volgens Merton door sommigen verward met het ontsnappen aan de externe realiteit (Merton & Shannon 2003, 110-11). Door contemplatie ga je de wereld om je heen zien zoals deze echt is, maar dat lukt alleen als je volledig kunt accepteren wat er in die wereld is, aldus Merton (Merton & Shannon 2003, 111). Onder theologen bestaat volgens Zolla dan ook overeenstemming dat ‘infused’ of ‘passieve’ contemplatie een product is van intellectuele gaven als wijsheid en begrip, en niet van sentimentele gaven. Het gaat om een intellectuele intuïtie van een transcendente werkelijkheid (Ībiš & Marculescu 1978, 125).

3.6.4 Identificatie met het verstand versus waarneming zonder oordeel.

Joseph Goldstein (1944), Vipassana leraar en auteur, zocht naar een overkoepelend kader voor Theravada-, Tibetaanse- en Zen tradities. Goldstein stelt dat we niet in boeken, tradities en leraren moeten geloven, maar vanuit onze eigen ervaring op zoek moeten naar de waarheid over het leven. Dat is ook wat de Boeddha ons volgens hem wil leren (Walker & Naropa 1987, 64). Het is dan wel de vraag hoe we naar onze eigen ervaringen kijken. Vaak verliezen we ons volgens Goldstein in dergelijke ervaringen en identificeren we ons met allerlei neurotische gewoontes of patronen van het verstand, van gedachten, emoties en fysieke neigingen, waardoor het moeilijk wordt om echt te kijken. Ons beeld word gekleurd door vooroordelen, dus hebben we discipline nodig om zonder oordelen te kunnen onderzoeken wat zich voordoet (Walker & Naropa 1987, 64). In de traditie van het Theravada boeddhisme wordt volgens Goldstein Vipassana meditatie ingezet om een bewustzijn te ontwikkelen dat vrij is van opvattingen. Door in het moment aanwezig te zijn met onze aandacht bij wat er gebeurt kunnen we datgene ontdekken wat we als ‘waar’ ervaren, aldus Goldstein. Het huidige moment is bovendien de enige plek waar een ervaring plaats kan vinden (Walker & Naropa 1987, 65).

(26)

26 Het accent op aandacht en op bewustzijn van het huidige moment komt ook terug in veel New Age literatuur. Vooruitkijken kan alleen met het verstand en dat kan alleen voorspellen wat het al kent. Als we met een bepaalde verwachting het volgende moment tegemoet gaan, doen we dat dus met ons verstand en dat staat de ervaring van wat er echt is in de weg. Een groot deel van ons leven brengen we volgens Goldstein door in herinnering of anticipatie, verdwaald in fantasieën. Als we ons verstand trainen om ‘present’ te zijn, met onze aandacht in het nu, dan is er alleen wat nu gebeurt, zonder verwarring of moeilijkheden (Walker & Naropa 1987, 65).

Goldstein beschrijft nog een ander belangrijk boeddhistisch principe, dat we ook kennen vanuit het christendom, namelijk dat we ons niet te zeer aan het wereldse moeten hechten. Als we ergens aan vasthouden, aan een idee, een voorwerp, een persoon, een plek of wat dan ook, dan ontkennen we dat alles constant in transformatie is. Als we vast proberen te houden aan iets dat van nature aan verandering onderhevig is, zoals een relatie, een bepaald uiterlijk of gezondheid, dan veroorzaakt dat lijden (Walker & Naropa 1987, 68). Wij zijn door onze maatschappij geconditioneerd om te denken dat geluk het gevolg is van een bevredigd verlangen, maar dat klopt niet volgens Goldstein. We kunnen pas gelukkig zijn als we het idee loslaten dat we daarvoor dingen buiten onszelf en buiten het huidige moment nodig hebben (Walker & Naropa 1987, 68).

3.7 Werkdefinities

De term ‘contempleren’ betekent volgens Zolla in het dagelijks gebruik zoiets als ‘vreugdevol ergens naar kijken’ (Ībiš & Marculescu 1978, 111). Contemplatie in mystieke zin is het kijken naar zichtbare dingen als tekenen van wat achter de dingen ligt en ze veroorzaakt, naar de essentie ervan. Zolla stelt net als Schaya dat contemplatie altijd voorafgegaan wordt door meditatie. Meditatie ‘roeit’ naar de essentie van de dingen toe en contemplatie ‘zeilt’ er in (Ībiš & Marculescu 1978, 112). Eerder lazen we dat in het Tibetaans boeddhisme meditatie wordt gezien als het laatste stadium van contemplatie. Ditzelfde laatste stadium wordt in het Zenboeddhisme mindfulness genoemd. Volgens Zolla is meditatie een handeling van de psyche terwijl contemplatie een handeling van de geest is (Ībiš & Marculescu 1978, 119). De termen ‘contemplatie’, ‘meditatie’ en ‘mindfulness’ worden dus alle drie gebruikt om vergelijkbare processen te beschrijven, zij het met andere accenten. Omdat dit verwarrend kan zijn voor de lezer beschrijft deze paragraaf de definities van ‘contemplatie’, ‘meditatie’, ‘mindfulness’, en enkele andere veel voorkomende begrippen zoals ze verder in deze thesis gebruikt zullen worden. Deze werkdefinities zijn gebaseerd op consensus onder geraadpleegde auteurs.

‘Mindfulness’ en ‘contemplatie’ duiden beide op de oordeelvrije staat van zijn, voorbij vormen, waarin de essentie en verbondenheid van alles wat er is, van de ultieme waarheid, ervaren wordt. Deze werkdefinitie is opgesteld in navolging van Waaijman, Izutsu en Schaya (Waaijman 2000, 341-42; Ībiš & Marculescu 1978, 54-56, 166-67). ‘Meditatie’ beschrijft de fase voorafgaand aan ‘contemplatie’ of ‘mindfulness’, de activiteit die vanuit ons verstand wordt aangestuurd of die juist het verstand leegmaakt om tot mindfulness of contemplatie te komen. Deze definitie volgt Izutsu, Schaya en Zolla (Ībiš & Marculescu 1978, 49-52, 107, 54, 67).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het smalle pad: “Ga binnen door de nauwe poort, want wijd is de poort en breed is de weg die naar het verderf leidt, en velen zijn er die daardoor naar binnen gaan; maar de poort is

“Dat is niet verwonderlijk, die verschuiving [naar het traditionele] vormde een bedreiging voor kerkleden die zich sterk identificeren met de Reformatie en de protestantse

Omdat wij weten dat de katholieke kerk een valse, ketterse kerk is die gelooft dat redding een rechtvaardiging door werken is, en niet enkel door het werk van Christus op het

Het COT Instituut voor Veiligheids-en Crisismanagement heeft in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Centrum voor Criminaliteitspreventie

Door het Ministerie van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit (LNV) is daarom de verplichting uitgevaardigd tot het aanbrengen van een keerwant in fuiken, zodat zeehonden er

Dat wil zeggen dat voor de groep leerlingen die deze enquête hebben afgenomen: er betere cijfers worden behaald door leerlingen die hun huiswerk de volgende les af hebben;

Ik denk dat de ariaan, als de Zaligmaker hem net zo zou verhoren als Hij mij verhoorde, toen Hij mij van het gebed deed opstaan met een glans op mijn gezicht en een ziel

Dans sa catégo In diesem Sortim en rie t au m ètre / pro Meter In dit assortim en t. Da ns