• No results found

Tevredenheid bewoners Waterlandpleinbuurt, een kwalitatief onderzoek met ouders van de krachtwijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tevredenheid bewoners Waterlandpleinbuurt, een kwalitatief onderzoek met ouders van de krachtwijk"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

T

EVREDENHEID BEWONERS

W

ATERLANDPLEINBUURT

EEN KWALITATIEF ONDERZOEK MET OUDERS VAN DE KRACHTWIJK

Bachelorscriptie Sociale Geografie

734301500Y

Milan Madrid – 10659897

Begeleider: dhr. dr. Stefan Metaal

Tweede beoordelaar: dhr. dr. Aslan Zorlu

19-6-2017

Sperwerlaan 9, 2021 EM Amsterdam

milanmadrid@live.com

studentnummer: 10659897

0640547540

(2)

1

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven ter afronding van de major Sociale Geografie en de Bachelor Future Planet Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Met enige vertraging is begonnen aan het slotakkoord van mijn bachelorstudie. Vanaf Februari tot Juni is gewerkt aan deze scriptie die in het proces verschillende pieken en dalen heeft gekend. De contacten leggen met respondenten en het afnemen van de interviews ging in vrij vlotte vaart waar ik veel energie van kreeg. Totdat mijn nieuwe Iphone 7, die tevens als opnameapparaat diende, gestolen werd tijdens Koningsdag. Deze lijdt nu een tweede leven in Marokko met nog altijd twee verloren interviews van respondenten erop. Ik wens hem het beste toe. Naast dit kleine obstakel was het uitwerken van de interviews ook een obstakel waar ik me in vergist in had. Dit nam veel meer tijd in beslag dan vooraf gedacht. Uiteindelijk is alles goed gekomen en ben ik trots op het eindresultaat. Daarvoor ben ik een aantal mensen dank verschuldigd. Allereerst natuurlijk mijn Stefan Metaal die mij heeft begeleid in dit onderzoeksproces. Hoewel ik soms tegen de scriptie meetings op zag, ging ik altijd naar buiten met nieuwe energie en inspiratie waardoor ik weer met vol goede moed de weg vervolgde. Ook de constructieve feedback heeft erg geholpen om dit als eindresultaat in te leveren. Daarnaast wil ik graag Jeroen Kleijne, Coos Langkemper, Het Huis van de Wijk en natuurlijk alle respondenten bedanken. Dankzij hun is het werven van respondenten en afnemen van interviews een plezier gebleken. Hetzelfde plezier wens ik u in het lezen van deze bachelorscriptie!

(3)

2

Samenvatting

De Waterlandpleinbuurt is een wijk in Amsterdam Noord die in 2007 is opgenomen op de krachtwijken lijst van toenmalig minister Ella Vogelaar. Inmiddels zijn er 10 jaar gepasseerd sinds het krachtwijkenbeleid van start is gegaan en de herstructurering van de wijk is nog niet compleet. Het doel van het beleid was om van de wijk weer een aantrekkelijke buurt te maken waar de mensen graag wilden wonen en een hoge waardering hadden voor de wijk. In deze bachelorscriptie is onderzocht in hoeverre bewoners met kinderen van de

waterlandpleinbuurt tevreden zijn met de buurt en hoe dit is veranderd sinds 2008? Het kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd met semi-gestructureerde interviews. Uit het onderzoek blijkt dat de bewoners gematigd tevreden zijn met de wijk en dat er weinig vooruitgang zit in deze tevredenheid sinds 2008. Zowel sociale als fysieke concepten spelen een rol in deze ontwikkeling van de buurttevredenheid. Vervolgonderzoek in de wijk zou uitsluitsel kunnen bieden in de generaliseerbaarheid van deze theorie. Er wordt aanbevolen om te investeren in hoogwaardige kwaliteit van de voorzieningen op en rondom het Waterlandplein zodat het zich ontwikkeld tot méér dan een woonwijk.

(4)

3

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 4 2. Probleemstelling ... 6 2.1 Centrale vraagstelling ... 6 2.2 Deelvragen ... 7 2.3 Centrale Concepten ... 7 2.4 Conceptueel model ... 9 3. Theoretisch kader ... 9 3.1 Krachtwijkenbeleid ... 9 3.2 Herstructurering ... 10 3.2.1 Effect op bevolkingssamenstelling ... 11

3.2.2 Effect op sociale cohesie ... 12

3.2.3 Effect op Veiligheid ... 13 3.3 Locatiebeschrijving... 15 4. Methodologie ... 19 4.1 Onderzoeksmethode en locatie ... 19 4.2 Selectie ... 21 4.3 Dataverzameling en operationalisatie ... 22

4.4 Methode van analyse ... 23

4.5 Beperkingen van het onderzoek ... 23

4.6 Samenvatting ... 24

5. Resultaten ... 25

5.1 Sociale cohesie ... 25

5.1.1 Gedag zeggen en helpen ... 25

5.1.2 Vroeger meer contact, bevolkingssamenstelling is veranderd ... 26

5.1.3 Aanspreken van slecht gedrag ... 29

5.2 Voorzieningen in de openbare ruimte ... 31

5.2.1 Herinrichting ... 31

5.2.2 Activiteiten ... 33

5.3 Veiligheid ... 33

5.3.1 Incidenten ... 33

5.3.2 Niet meer dan ergens anders in Amsterdam ... 34

5.4 Fysieke veranderingen in de buurt ... 36

5.4.1 Vooral aan uitstraling gewonnen ... 36

5.4.2 Eigen woning ... 37

5.4.3 Fysieke veranderingen voor sociale problemen ... 37

5.5 Tevredenheid over de wijk ... 39

5.5.1 Gematigd tevreden... 39

5.5.2 Ontevreden ... 40

5.5.3 De andere kant van de IJdoornlaan ... 42

6.1 Conclusie ... 43

6.2 Beleidsadvies ... 46

7. Literatuurlijst ... 48

8. Bijlage... 52

8.1 Tabel 2: overzicht achtergronden respondenten ... 52

8.2 Topiclijst ... 53

(5)

4

1. Inleiding

In het afgelopen jaar is Amsterdam-Noord in opspraak gekomen in zowel de regionale als landelijke media. Nadat de documentaire ‘schuldig’ bij de Nederlandse Publieke Omroep op het net verscheen, zijn er verschillende commentaren gekomen op het gemeentelijk beleid. De documentaire ging over personen die in de Vogelbuurt, een wijk in Amsterdam Noord, die met hoge schulden kampten. Nadien verscheen er in het Parool een artikel van Bas Kok (2016) die de achterstand van de wijken in Noord wijdt aan het falen van gemeentelijk beleid. In de Waterlandpleinbuurt kampt zelfs meer dan de helft van de inwoners met schulden (Couzy, 2016). De wijk stond dan ook op de lijst van De 40 wijken van Vogelaar (VROM, 2007) en zit in een herstructureringsproces waar 1200 woningen gesloopt worden met als resultaat een volledig nieuw winkelcentrum en 1645 nieuwe woningen (Stadsdeel Noord, 2011). Hiermee wilde de gemeente meer differentiatie in inkomensgroepen creëren met als doel om de wijk uit het slop te halen. De SP schreef in december 2016 echter dat dit juist heeft geleid tot stijgende woningprijzen waardoor bewoners nog meer in het nauw kwamen en stelde: ‘verandering is niet altijd verbetering in de Waterlandpleinbuurt’. Deze ontwikkelingen in de laatste maanden vormen de aanleiding van mijn onderzoek.

De wetenschappelijke literatuur over de problematiek van naoorlogse wijken in Nederland is rijk en divers (Marissing, 2008; Kleinhans, 2005). Daarnaast hebben er ook onderzoeken plaatsgevonden naar het effect van wijk aanpakken en herstructurering in deze wijken (Bolt & Torrance, 2005; Wittebrood & van Dijk, 2007; Ringelenstein, 2012). In 2007 benoemde toenmalig minister Ella Vogelaar 40 wijken als krachtwijken, een positieve term voor aandachtswijken. Deze wijken bleven door een ‘cumulatie van problemen flink achter bij die van andere wijken in de stad’ (VROM, 2007, p3). De Waterlandpleinbuurt, dat toen nog te boek stond als Nieuwendam Noord, stond ook op deze lijst van Vogelaar. Het onderzoek van Ringelenstein in 2012 ging specifiek over het effect van deze

krachtwijkenaanpak op de veiligheidsbeleving in Den Haag. De bewoners waren aan het woord in hoeverre het beleid tot effect had gesorteerd. Het beleid zorgde volgens de bewoners vooral voor veel indirecte effecten op de veiligheidsbeleving. Daarnaast werd de complexiteit van de samenhang tussen veiligheid, leefbaarheid en sociale cohesie en de wisselwerking tussen sociale en fysieke kenmerken van de buurt duidelijk. In het jaar na de bekendmaking van Vogelaar is er in de Waterlandpleinbuurt een kwalitatief onderzoek gedaan naar het perspectief van de jeugd op interventies van het beleid in de krachtwijk. De interventies die toen net plaatsvonden hebben geleid tot meer respect tussen de jongere en oudere jeugd onderling. In tegenstelling tot de beleidsstukken ervaarden de jeugd de buurt als veilig (Reichert, 2008). In de jaren daarna domineren verschillende evaluatie- en

(6)

5 voortgangsrapportages van de Gemeente Amsterdam (2015) en het Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS, 2015) de literatuur over de Waterlandpleinbuurt. Uit de rapporten komt naar voren dat de Waterlandpleinbuurt zeer laag scoort op het gebied van veiligheid, sociale cohesie, jongerenoverlast en de algehele buurttevredenheid. Deze rapporten zijn gebaseerd op surveys onder bewoners waaruit kwantitatieve data resulteert. Elk onderdeel krijgt een cijfer en hoewel de cijfers van de buurt volgens de rapporten licht zijn toegenomen, blijft het nog steeds achter bij de rest van Amsterdam en Noord. De redenen van bewoners voor de cijfers blijven in deze rapporten vaak onderbelicht door de kwantitatieve invalshoek en zijn vaak schattingen in plaats van metingen. Voor de gemeente, bewoners en de wetenschap is het van belang om hier meer inzicht in te krijgen.

Na 9 jaar krachtwijkenbeleid (VROM, 2007) is er voor de bewoners van de

Waterlandpleinbuurt fysiek in ieder geval veel veranderd. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te verkrijgen of er op sociaal vlak voor bewoners verandering is opgetreden en of deze beide veranderingen voor de bewoners hebben geleid tot een hogere

buurttevredenheid. Zo hoop ik bij te dragen aan de discussie die is ontstaan over het krachtwijkenbeleid en inzicht te krijgen of fysieke veranderingen ook sociale veranderingen in gang zetten. De data is verkregen door middel van 15 semi-gestructureerde interviews met ouders die al sinds 2008 woonachtig zijn in de Waterlandpleinbuurt. De ouders variëren in leeftijd van 29 tot en met 54 jaar en allen hebben nog thuiswonende kinderen. Deze scriptie kan meer inzicht geven over de tevredenheid van bewoners in de

Waterlandpleinbuurt om zo een bijdrage te leveren aan de discussie over het krachtwijkenbeleid.

In de volgende paragraaf zal de centrale vraagstelling van dit onderzoek

gepresenteerd worden. Hierna volgt een beknopte uitleg van de centrale concepten binnen deze vraagstelling en hoe deze begrepen moeten worden binnen dit onderzoek. Daarna zullen de deelvragen op eenzelfde manier uiteengezet worden. Vervolgens worden deze concepten uitgebreid besproken in het theoretisch kader waar eerdere vergelijkbare onderzoeken besproken worden. In de locatiebeschrijving zal vervolgens de hedendaagse situatie van de Waterlandpleinbuurt geschetst worden met de recente ontwikkelingen. De onderzoeksopzet met de methodologische verantwoording volgt waarbij er dieper ingegaan wordt op de semi-gestructureerde interviews als onderzoekstechniek. Daarna worden in de resultaten deze interviews uitvoerig besproken waaruit conclusies en aanbevelingen worden verbonden

(7)

6

2. Probleemstelling

2.1 Centrale vraagstelling

De centrale vraagstelling in dit onderzoek luidt als volgt: In hoeverre zijn bewoners met kinderen van de Waterlandpleinbuurt tevreden met de buurt en hoe is dit veranderd sinds 2008? In 2001 is er een plan van aanpak door het stadsdeel opgesteld voor de

Waterlandpleinbuurt (Stadsdeel Amsterdam Noord, 2001). Ondertussen werd de wijk in 2007 ook nog opgenomen op de lijst van 40 krachtwijken die met extra geld uit zouden moeten groeien tot ‘prachtwijken’ (VROM, 2007). Uiteindelijk is dit proces van

herstructurering in 2008 van start gegaan. Het doel van het herstructureringsproces is om meer differentiatie te creëren, en zowel de woonkwaliteit als de leefbaarheid vergroten waardoor bewoners de buurt meer gaan waarderen (Stadsdeel Amsterdam Noord, 2001). Doordat de respondenten sinds 2008 woonachtig zijn in de buurt, kunnen zij inzicht geven in dit proces van herstructurering en het effect ervan. In de meeste wetenschappelijke

publicaties domineert het concept leefbaarheid de vraagstellingen. Toch is er ook veel kritiek op het begrip leefbaarheid doordat er meerdere toepasbare definities voor bestaan en in ieder onderzoek deze anders worden gebruikt (Leidelmeijer & van Kamp, 2003). Ook voor de respondenten is dit concept vaag en subjectief waardoor er bias zou kunnen

plaatsvinden. Daarom is in deze scriptie niet gekozen voor het begrip leefbaarheid maar voor buurttevredenheid met het oog op de ruimtelijke ontwikkelingen als centraal concept.

In het plan van aanpak van het Stadsdeel Amsterdam Noord (2001) en het krachtwijkenbeleid (VROM, 2007), evenals andere wetenschappelijke onderzoeken naar herstructurering, komt deze term ook als overkoepelend centraal concept naar voren. Het doel van herstructureringswijken is om voor de bewoners een betere wijk te creëren. De bewoners moeten uiteindelijk meer tevreden met de wijk zijn dan voor het proces of een hogere waardering hebben voor de wijk. De respondenten kunnen aan buurttevredenheid dan ook direct een betekenis geven. Dit is belangrijk omdat met deze interviews de onderzoeksvraag beantwoord gaat worden. Daarnaast zijn ouders gekozen als

onderzoekspopulatie omdat zij midden in de buurt staan. Meerdere onderzoeken geven aan dat ouders vaker contact zoeken met buurtbewoners dan één of tweepersoonshuishoudens (Bolt & Torrance, 2005; Van Beckhoven & Van Kempen, 2002). Speeltuinen en

schoolpleinen gelden hierbij als ontmoetingsplekken waar contact gelegd kan worden. De jongste ouder is 29 en de oudste ouder is 54. Bij 11 respondenten zit minstens één kind nog op de basisschool en bij de overige vier zit minstens één kind nog op de middelbare school. In alle gevallen wonen de kinderen nog thuis. Doordat zij dus meer contact hebben dan andere soorten huishoudens kunnen zij de samenhang in de buurt beter beschrijven. Iets

(8)

7 wat van pas komt als naar de deelvragen wordt gekeken.

2.2 Deelvragen

Aan de hand van de volgende deelvragen zal de onderzoeksvraag in de conclusie beantwoord worden:

● In hoeverre zijn de bewoners tevreden met hun woning?

● In hoeverre zijn de bewoners tevreden met de inrichting van de openbare ruimte? ● In hoeverre zijn de bewoners tevreden met de voorzieningen?

● In hoeverre zijn de bewoners tevreden met de veiligheid van de buurt? ● In hoeverre zijn de bewoners tevreden met de buurtsamenstelling? ● In hoeverre zijn de bewoners tevreden met de sociale cohesie?

2.3 Centrale concepten

De tevredenheid van bewoners met de buurt hangt af van verschillende concepten. Deze kunnen worden opgedeeld in twee groepen, concepten die betrekking hebben op de fysieke structuur van de buurt en concepten die betrekking hebben op de sociale structuur van de buurt. De fysieke factoren zijn de woningvoorraad, inrichting van de openbare ruimte en de voorzieningen. De sociale factoren zijn veiligheidsbeleving, sociale cohesie en

buurtsamenstelling. In de praktijk blijkt dat deze scheiding van concepten vaak niet zo is als deze in de theorie wordt voorgesteld. De cumulatie van deze factoren bepaalt de

tevredenheid van bewoners met de buurt (Van Ringelenstein, 2012; VROM, 2007). Toch zullen de begrippen hier apart uitgelegd en afgebakend worden zodat dit helder is voor het vervolg van de scriptie.

In 2007 is de Waterlandpleinbuurt, wat destijds Nieuwendam Noord heette, op de lijst gezet van De 40 wijken van Vogelaar. Vervolgens is er een herstructurering van de wijk ingezet met als opzet het Waterlandplein het kloppende hart van de wijk te maken. In het bestemmingsplan worden in totaal 1645 woningen gebouwd en 1200 woningen gesloopt. Dit resulteert in 445 nieuwe woningen (Gemeente Amsterdam, 2011). De respondenten hebben dus de buurt fysiek zien veranderen. De tevredenheid met de eigen woning is één van de belangrijkste indicatoren voor de tevredenheid als bewoner in de wijk (Kleinhans, 2005). Dertien van de vijftien respondenten hebben dezelfde woning als in 2008. Twee

respondenten zijn binnen deze tijdspanne verhuist binnen de wijk, allebei wonen ze nu in nieuwbouw. Doordat de meeste respondenten dus de buurt hebben zien veranderen kan het zijn dat men minder tevreden is geworden met de eigen woning. Kleinhans (2005) noemt dit

(9)

8 relatieve deprivatie.

Naast de herstructurering in de woningvoorraad, heeft er ook een herstructurering van het winkelcentrum en een herinrichting van de openbare ruimte plaatsgevonden. Inmiddels is dit nieuwe winkelcentrum sinds 2012 in gebruik. Met het nieuwe winkelcentrum zijn ook nieuwe voorzieningen gekomen. In deze scriptie wordt met de voorzieningen gedoeld op winkels en recreatiemogelijkheden maar bijvoorbeeld ook speeltuinen voor kinderen. Met de inrichting van de openbare ruimte wordt in deze scriptie verwezen naar het nieuwe winkelcentrum, de parken en de nieuwe nieuwbouw. Ruimtes die gedeeld worden met de bewoners en waar ontmoetingen kunnen plaatsvinden. Een kwalitatief hoogstaande openbare ruimte met voorzieningen is volgens Blokland (2009) van belang om de

tevredenheid van bewoners hoog te houden.

Veiligheid is de tweede behoefte van de mens die vervuld dient te worden na de basisbehoeften eten en drinken (Malsow, 1970 in Gray, 2007). Hierdoor is het een belangrijke indicator voor de bewoners. In de wetenschappelijke literatuur wordt vaak gesproken van objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid. Objectieve veiligheid is het aantal geregistreerde incidenten bij de politie. In deze scriptie wordt in de analyse en

conclusie vooral ingegaan op de subjectieve veiligheid. Dit is de subjectieve beleving van de mate waarin criminaliteit en overlast aanwezig zijn in de wijk. Hierdoor kunnen er verschillen ontstaan in het criminaliteitsniveau en de beleving van veiligheid (Ringelenstein, 2012). Daarnaast stelt Blokland (2009) dat het kwantitatieve onderzoek naar veiligheid geen bepalende invloed heeft op de kwalitatieve veiligheidsbeleving.

Sociale cohesie vormt ook een centraal begrip binnen dit onderzoek. Een algemene definitie wordt gegeven door De Hart (2002, p.12): “de mate waarin de bewoners

gemeenschappelijke waarden delen, er sprake is van een zekere sociale controle, van de aanwezigheid en interdependenties van sociale netwerken (…), van vertrouwen in andere bewoners en de bereidheid samen met hen te zoeken naar oplossingen voor collectieve problemen.” Sociale cohesie is dus een veelomvattend begrip waar meerdere concepten in besloten liggen. Het vormt de lijm die de wijk bij elkaar houdt en draagt bij aan de

tevredenheid van bewoners met de wijk (Kerstens, 2014). Meerdere vragen zullen dan ook nodig zijn om de sociale cohesie in de buurt vast te stellen. Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de drie dimensies die Bolt en Torrance (2005) onderscheiden van sociale cohesie op buurtniveau. De mate van sociale interactie met bewoners, de mate waarin normen en waarden worden gedeeld met de bewoners en de mate waarin men zich identificeert met de buurt. Daarnaast is sociale controle ook een onderdeel van de sociale cohesie. Dit is de mate waarin bewoners ondervinden dat incidenten worden veroordeeld

(10)

9 door andere bewoners en slecht gedrag wordt aangesproken (De Hart, 2002). Het gaat hierbij dus niet om formele sociale controle want dit is de politie die de orde handhaaft. In deze scriptie ligt de focus op de informele sociale controle, dit zijn de bewoners die de orde handhaven.

De bevolkingssamenstelling houdt daarnaast ook verband met de sociale cohesie volgens beleidsmakers en wetenschappers (Putnam, 2007; SCP, 2009; Kleinhans & Bolt, 2010). Naast dat men zich moet kunnen identificeren met de medebewoners, is het volgens beleidsbepalers van belang dat er in de wijk een differentiatie van huishoudenssamenstelling en inkomen bevindt. Dit zou namelijk leiden tot meer sociaaleconomische diversiteit wat als gevolg heeft dat sociale problemen opgelost kunnen worden. Vanuit het wetenschappelijk debat is er veel kritiek op deze causale relatie (Bolt & Torrance, 2005; Kleinhans & Bolt, 2010). Toch kunnen het oplossen van sociale problemen en fysiek ingrijpen bijna niet meer los van elkaar gezien worden (Ringelenstein, 2012). Dit onderzoek kan een bijdrage leveren aan dit debat hoewel dit niet de doelstelling van het onderzoek is. Met dit onderzoek wordt bijgedragen aan het inzicht in de buurttevredenheid van ouders in de Waterlandpleinbuurt om zo de bestaande wetenschappelijke literatuur over het krachtwijkenbeleid te

complementeren dan wel te bekritiseren.

2.4 Conceptueel model

3 Theoretisch kader

3.1 Krachtwijkenbeleid

In december 2007 werd er door de Rijksoverheid een actieplan opgesteld voor 40 wijken in Nederland. Deze wijken werden betiteld als krachtwijken, een positievere benaming dan aandachtswijken. Er werd door heel Nederland een selectie gemaakt van 40 wijken die het slechtst scoorden op een aantal criteria. In de 40 wijken was er sprake van een verloederde situatie in vergelijking met de rest van Nederlandse wijken. Zo lag het gemiddelde

huishoudinkomen 25% lager, werkten in deze wijken gemiddeld 11% minder mensen, was het aandeel van woningen met een lage kwaliteit in de woningvoorraad 2,5 maal zo hoog en

(11)

10 gingen de wijken gepaard met relatief veel sociale problemen. De overlast indexen lagen in deze wijken ver boven het gemiddelde (VROM, 2007).

Het doel van het actieplan was om de 40 wijken om te vormen tot wijken waar mensen kansen hebben en weer graag wonen: ‘Het resultaat moet zijn, dat deze wijken in 8-10 jaar weer vitale, woon-, werk-, leer- en leefomgevingen zijn waar het prettig is om in te wonen en waarin mensen betrokken zijn bij de samenleving, een perspectief hebben op sociale stijging en participeren op de arbeidsmarkt en waar mensen met uiteenlopende etnische en levensbeschouwelijke achtergronden de bereidheid hebben om elkaar als mede-eigenaren van de wijk of de buurt te accepteren’ (VROM, 2007, p8). De 18

verschillende gemeenten werden aangespoord om een plan van aanpak te presenteren voor de wijken. Met investeringen in de fysieke structuur en sociale initiatieven van bewoners moest elke krachtwijk binnen 10 jaar weer een aantrekkelijke woonomgeving vormen volgens het Actieplan.

Inmiddels zijn er 10 jaar gepasseerd, is er in totaal 1 miljard euro geïnvesteerd in de 40 wijken en zijn er daardoor verschillende rapporten geschreven en onderzoeken gedaan naar het effect van het krachtwijkenbeleid. In 2013 is er in Arnhem en Nijmegen een onderzoek gedaan naar het effect van het krachtwijkenbeleid op de segregatie in de stadsbuurten die als krachtwijken werden aangemerkt. De buurt in Arnhem vertoonde tekenen van verbetering terwijl de situatie in de Nijmeegse buurt Hatert constant is gebleven (Blom, 2013). Ook in Den Haag zijn in 2012 vier krachtwijken onderzocht. In dit onderzoek stond de veiligheidsbeleving van bewoners centraal. Het onderzoek liet zien dat de

veiligheidsbeleving licht verbeterd is sinds de uitvoering van het beleid maar dat het effect van het beleid vaak indirect is. Benadrukt wordt dat de veiligheid, leefbaarheid en sociale cohesie grotendeels afhangen van de wisselwerking tussen fysieke en sociale factoren in de wijk (Ringelenstein, 2012). In 2013 is er ook een quasi-experimenteel onderzoek gehouden onder de 40 krachtwijken als beleidsevaluatie (Permentier et al., 2013). Geconcludeerd werd dat de sociale cohesie en tevredenheid met de buurt is verbeterd. Daarnaast was de

veiligheid in de meeste buurten verslechterd. Deze ontwikkelingen in de krachtwijken liepen in deze periode echter parallel aan andere wijken die geen interventies ondervonden van het krachtwijkenbeleid. De krachtwijken zijn dus absoluut verbeterd maar relatief gezien heeft het beleid volgens het Sociaal Cultureel Planbureau geen onderscheidend effect gehad.

3.2 Herstructurering

De wetenschappelijke literatuur over herstructurering gaat ver terug en kent vele

(12)

11 die bijna onlosmakelijk verbonden lijken met de term voor fysiek ingrijpen in de wijk. Omdat deze thema’s ook in dit onderzoek veelvuldig aan bod zullen komen, zal een overzicht uiteengezet worden van eerdere wetenschappelijke onderzoeken en theorieën. Om te beginnen zal de oorsprong van herstructurering in het Nederlandse beleid worden beschreven waarna het effect ervan op de bevolkingssamenstelling, sociale cohesie en veiligheid aan bod komen.

In Nederland is men in de eerste twintig jaar na de oorlog begonnen met het bouwen van nieuwbouw om aan de vraag te voldoen. Vanaf de jaren zeventig werd ook het sociale aspect binnen deze wijken belangrijk. Daarnaast werd stadsvernieuwing een nieuw

belangrijk thema in de politiek. Waar eerst de focus lag op zoveel mogelijk nieuwe woningen creëren voor een hard groeiende bevolking, kwam deze nu te liggen op de kwaliteit van de woonomgeving en het welzijn in de buurt (Wittebrood & van Dijk, 2007). Nieuwbouw werd vervangen door stadsvernieuwing om zo de kwaliteit van de fysieke en sociale

woonomgeving steeds meer samen te laten gaan. In het beleid werden afspraken gemaakt tussen verschillende belanghebbenden: burgers, corporaties en de lokale overheid. In de volgende jaren werd stadsvernieuwing, als dominant thema binnen de politiek, opgevolgd door respectievelijk: sociale vernieuwing (1989), het grotestedenbeleid (1994) en stedelijke vernieuwing (1997). Tijdens de stedelijke vernieuwing kwam het herstructureren van naoorlogse wijken voor het eerst aan bod, waaronder dus ook de Waterlandpleinbuurt behoort. Toen werd er in het beleid het doel al uitgesproken om woningdifferentiatie te creëren in de naoorlogs wijken zodat er verschillende groepen mensen in een wijk kwamen te wonen. De gedachte hierachter was dat hierdoor achterstandswijken voorkomen worden. De gevarieerde bewonersgroepen en buurtsamenstelling binnen de wijken zou verloedering tegengaan (Wittebrood & van Dijk, 2007).

3.2.1 Effect op bevolkingssamenstelling

Ondanks dat er op deze gedachte veel kritiek is vanuit de wetenschap, blijft hij tot op heden dominant in veel beleidsplannen (Ringelenstein, 2012). Zo heeft de Amsterdams Federatie van Woningcorporaties in het jaarbericht van 2016 uitgesproken om, in samenwerking met de gemeente, voor een gemengde stad met gemengde wijken te gaan. ‘Elke wijk moet plek bieden aan mensen met een lager en hoger inkomen’ (AFWC, 2016, p8).

Inkomensdifferentiatie in Amsterdamse wijken is dus een doel van het gemeentelijk beleid voor de komende jaren. Hierbij wordt vaak het mengen van huur- en koopwoningen in een wijk aangehaald als voorbeeld. Bij de herstructurering van een wijk worden bestaande woonblokken gesloopt en nieuwe woningen gebouwd. Het aantal koopwoningen in de buurt

(13)

12 stijgt hierdoor waardoor er meer inkomensdifferentiatie in de wijk plaatsvindt. Het mengen van inkomensgroepen zou moeten leiden tot een positief effect voor de lagere

inkomensgroepen, die kansen zou moeten krijgen om zich uit het zwakke sociaal-economische milieu van de wijk te onttrekken (Frederiks, 2015).

Uit verschillende onderzoeken is echter gebleken dat herstructurering en een gemengde bevolkingssamenstelling niet altijd een positief effect hebben op de wijk hebben. Zo stelt het Sociaal Cultureel Planbureau in 2009 dat lage inkomensgroepen in een etnisch diverse wijk minder contact hebben met de buren. Ook hoogopgeleiden zouden in etnisch diverse wijken minder contact hebben met de buren. Desondanks durft het Sociaal Cultureel Planbureau niet de stelling aan te nemen dat etnische diversiteit afbreuk doet aan sociaal kapitaal (SCP, 2009). Deze theorie komt van de Amerikaanse socioloog Putnam (2007) die in zijn onderzoek in de Verenigde Staten de korte termijn gevolgen van immigratie en etnische diversiteit binnen buurten bestudeerde. Hij stelde echter dat deze afbreuk aan sociaal kapitaal door etnische diversiteit plaatsvond ongeacht de herkomstgroepering. Kleinhans & Bolt (2010) vinden voor dit laatste geen empirisch bewijs in Nederland. Alleen bij de autochtone bevolking heeft een hogere etnische diversiteit een negatief effect op de sociale samenhang. Blokland (2009) gaat op deze correlatie verder in. Zij stelt dat mensen die zich minder herkennen in het straatbeeld en de medebewoners van de wijk, zich onveiliger voelen in de wijk. Zij noemt dit publieke familiariteit. Dit is het herkennen van mensen zonder ze echt te kennen en tegelijk sociaal te kunnen plaatsen. In een etnisch diverse wijk is het sociaal kunnen plaatsen van mensen lastiger doordat er meerdere culturen aanwezig zijn. Volgens Blokland (2009) moet het beleid zich daarom focussen op het faciliteren van voorzieningen die het contact in een etnisch diverse wijk stimuleren. Investeren in een kwalitatief hoge openbare ruimte zodat mensen daar aanwezig willen zijn en elkaar gaan herkennen. Door deze ontmoetingen groeit de publieke familiariteit en voelen mensen zich thuis en veilig, zo stelt Blokland (2009).

3.2.2 Effect op sociale cohesie

Het herstructureringsbeleid kan dus zowel een direct als een indirect effect hebben op de sociale cohesie en de veiligheidsbeleving. In eerdere onderzoeken is dit al uitgebreid onderzocht. Het zijn belangrijke peilers om te meten of mensen zich thuis voelen en tevreden zijn met de buurt (Wittenbrood & van Dijk, 2007). Als we kijken naar het eerder aangehaalde onderzoek van Blokland (2009) en Kleinhans & Bolt (2010) is er weinig reden om ervan uit te gaan dat herstructurering een positieve invloed heeft op de sociale cohesie.

(14)

13 weinig contact tussen oude en nieuwe bewoners van Utrechtse en Haagse

herstructureringswijken. Deze scheidingslijn is te zien doordat respondenten aangeven dat er tussen mensen die in de nieuwbouw wonen en mensen die in de oudbouw wonen bijna nooit contact is. Ook zijn er weinig interacties tussen de allochtone bevolking en de

autochtone bevolking binnen de herstructureringswijken. Ook in een eerder onderzoek van Van Beckhoven en Van Kempen (2002) worden de bevindingen over de scheiding tussen nieuwe bewoners en oude bewoners gedeeld. In de onderzochte Amsterdamse en

Utrechtse herstructureringswijken voelen nieuwe bewoners een zwakke tot matige binding met de buurt. Zij hebben vaak nog sociale contacten buiten de wijk waardoor het sociale leven zich niet in de buurt afspeelt. In het onderzoek van Kleinhans (2005) in twee

Rotterdamse herstructureringswijken worden deze bevindingen deels tegengesproken. Als nieuwkomers aan bepaalde randvoorwaarden voldoen, zoals hogere inkomens of kinderen, kunnen deze de sociale cohesie in de buurt juist versterken. Ook concludeert dit onderzoek dat de herstructurering in deze Rotterdamse wijken over het algemeen positieve sociale gevolgen heeft voor de buurt. De verschillende conclusies kunnen verklaard worden aan de hand van de heterogeniteit van de herstructureringswijken

Ook in recentere onderzoeken komt de heterogeniteit van de herstructureringswijken naar voren. In het al eerder aangehaalde onderzoek van Blom (2013) toont de wijk in

Arnhem verbetering als het gaat om etnische segregatie terwijl de situatie van de wijk in Nijmegen constant is gebleven. Naast de heterogeniteit van de krachtwijken lijkt ook de heterogeniteit van de wijkaanpak een aanleiding hiervan te zijn. Voor elke wijk is een individuele wijkaanpak gerealiseerd waardoor dit tot variaties leidt in de gevolgen. In het onderzoek van Ringelenstein (2012) naar Haagse krachtwijken komt naar voren dat mensen het krachtwijkenbeleid, wat dus gebaseerd is op herstructurering, niet relateren aan de sociale cohesie in de wijk. In deze krachtwijken was nog steeds sprake van een matige sociale cohesie. In de, ook al eerder aangehaalde, evaluatie van het Sociaal Cultureel Planbureau valt te lezen dat de sociale cohesie in de krachtwijken is verbeterd. Het blijft echter onduidelijk of deze verbetering in sociale cohesie toe te schrijven is aan de herstructurering. In vergelijking met andere stadswijken die geen herstructurering ondervonden is de sociale cohesie namelijk niet significant verbeterd.

3.2.3 Effect op veiligheid

Herstructurering kan volgens Blokland (2009) een positief effect hebben op de

veiligheidsbeleving van bewoners. Volgens haar onderzoek gaat het hierbij wel om de herstructurering van de openbare ruimte en niet zozeer om de sloop van oude woningen en

(15)

14 nieuwbouw daarvoor in de plaats. De publieke familiariteit werd al eerder aangehaald om de veiligheidsbeleving van bewoners te beschrijven. Doordat mensen elkaar herkennen hebben zijn een veiliger gevoel in de wijk. Hierbij wordt ook de functiemenging van de openbare ruimte als voorbeeld aangehaald.

Enkele onderzoeken benadrukken het belang van deze functiemenging ook binnen de woonwijken. Een van de eerste werken die dit belang aanhaalde was de studie van Jacobs (1961) in Amerikaanse steden. Door een dichte bebouwing en functiemenging van woonwijken en winkels zouden er meer ‘eyes on the street’ komen. Hierdoor zouden mensen zich veiliger voelen op straat. Dit wordt in deze scriptie verwoord als informele sociale controle. Meer ogen op straat door functiemenging zorgt voor een grotere veiligheidsbeleving van bewoners in Amsterdam, zo concluderen ook Kleinhans en Bolt (2010). Wittenbrood en Permentier concluderen dat de herstructurering van woonwijken wel degelijk ook een positief effect heeft op de veiligheidsbeleving van bewoners. Dit effect wordt sterker als huurwoningen worden vervangen door koopwoningen wat een andere bevolkingssamenstelling met zich meebrengt. Zij zouden meer investeren in de buurt en dus ook meer veiligheid met zich meebrengen. Daarnaast spreekt dit onderzoek de bewering van Blokland tegen dat investeren in de openbare ruimte positief is voor de

veiligheidsbeleving. In veel gevallen hebben deze investeringen geen verschil gemaakt of is het effect zelfs negatief. Ook Ringelenstijn (2012) concludeert dat de herstructurering een positieve invloed heeft gehad op de veiligheidsbeleving. Ook al is het onduidelijk of dit echt aan het beleid heeft gelegen of dat dit een gemeentelijke trend is geweest. Deze twijfels worden ondersteund met het onderzoek van Permentier et al (2013). De herstructurering heeft, net zoals bij de sociale cohesie, geen significant effect gehad.

Blokland (2009) beargumenteerd daarnaast dat de subjectieve beleving van

veiligheid vaak achterblijft bij de objectieve veiligheid. Bewoners van herstructureringswijken hebben vaker het gevoel dat er incidenten plaatsvinden dan dat dit daadwerkelijk gebeurd. Het lijkt alsof zij het een langere tijd goed moeten zien gaan voordat de

onveiligheidsgevoelens in de wijk verdwijnen. In deze scriptie zal in de analyse de nadruk liggen op deze subjectieve beleving van veiligheid. Dit is immers een belangrijke pijler van bewoners om te bepalen of men zich thuis voelt en tevreden is met de wijk (Wittenbrood & van Dijk, 2007).

(16)

15

3.3 Locatiebeschrijving

Afbeelding 1: Geografische locatie van de Waterlandpleinbuurt (Geschiedenis van Amsterdam Noord, z.j.).

De Waterlandpleinbuurt is gebouwd in 1964 tot en met 1968. Dit werd gedaan als antwoord op de groeiende bevolking van Amsterdam en Noord. De Waterlandpleinbuurt hoort bij het gebied Noord Oost waar ook Waterland en Buikslotermeer uit van maken. De wijk wordt begrensd door de Zuiderzeeweg, de Schellingwouderbreek, het Koedijkpad en het Baanakkerspark. In het midden van de wijk loopt de IJdoornlaan, een straat waar relatief veel verkeer is. Het is opgezet als woonwijk met voornamelijk middelhoogbouw in de sociale sector en een paar voorzieningen. De wijk kenmerkt zich door relatief veel groen en wordt omringd door water. Grenzend aan de wijk ligt Waterland. In de wijk bevinden zich

voornamelijk portieketageflats, enkele koop flats, gestapelde laagbouw en enkele

rijtjeshuizen. Het vernieuwde Waterlandplein ligt in het midden van de wijk en daar zijn de meeste voorzieningen geclusterd (Gemeente Amsterdam, n.j.). Eind jaren zestig woonden er voornamelijk autochtonen mensen met een middelbare of lage beroepsopleiding. In de loop der jaren zijn er steeds meer allochtonen in de wijk komen wonen (Stadsdeelraad

Amsterdam-Noord, 2001). In afbeelding 2 zijn de bouwplannen te zien die in kaart zijn gebracht door de gemeente.

(17)

16 Afbeelding 2: De deelgebieden van de Waterlandpleinbuurt (Gemeente Amsterdam, z.j.)

(18)

17 De werkzaamheden zullen zeker nog tot 2020 bezig zijn volgens de gemeente. Inmiddels is in Noordermare, plek 2 op afbeelding 2, een nieuwe woonwijk ontstaan. Nieuwbouw met rijtjeshuizen hebben de plek ingenomen van portiekflats. Daarnaast is fase 1 afgerond. Portiekflats zijn ook op deze locatie gesloopt voor de bouw van rijtjeshuizen. Fase 2 is nu bezig met de sloop van de portiekflats en aan fase 3 is nog niet begonnen. Op onderstaande foto is dit contrast goed te zien.

Afbeelding 3: Van links naar rechts; fase 3, fase 2 fase 1. Bron: Milan Madrid (2017)

Links op afbeelding 3 zijn de portiekflats zichtbaar die zich bevonden in fase 1 en 2. In het midden van de afbeelding is de braakliggende grond te zien van fase 2. Fase 1 is afgerond en is rechts op de afbeelding te zien. Na afronding van de herstructurering zullen er volgens de gemeente 1200 woningen gesloopt zijn en 1645 nieuwe woningen gebouwd zijn

(Stadsdeel Noord, 2011, p. 1). Op de achtergrond is het vernieuwde Waterlandplein te zien met hoogbouw. Daar zijn 300 nieuwe woningen gerealiseerd bovenop de 200 gerenoveerde woningen van de twee flats die bleven staan (Waterlandpleinbuurt, z.j.). Naast het fysieke plaatje is er ook op sociaal vlak volgens gegevens van de gemeente veel veranderd.

(19)

18

Jaartal 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

Niet westerse allochtonen 56,8% 56,1% 57,3% 58,1% 58,0% 58,1% 58,6% 59,0% 58,6% 58,2%

Westerse allochtonen 8,4% 8,9% 8,7% 8,7% 8,8% 8,9% 9,3% 9,6% 10,5% 11,0%

Autochtonen 34,8% 35,0% 34,0% 33,2% 33,3% 33,0% 32,1% 31,5% 30,9% 30,9%

Totaal 13023 12919 12216 12177 12308 12544 12913 13055 13311 13275

Tabel 1: De bevolkingssamenstelling naar herkomst in de Waterlandpleinbuurt van 2009 tot en met 2017. Gegevens zijn afkomstig van het OIS, maker Milan Madrid.

Zoals te zien is in tabel 1 is de bevolkingssamenstelling vanaf 2008 tot 2017 veranderd. Er is een toename te zien in niet-westerse allochtonen alhoewel dat de laatste twee jaar minder wordt. Daarnaast neemt ook het percentage westerse allochtonen in de buurt toe. De autochtonen lijken juist uit de buurt te trekken. In 9 jaar tijd is dit percentage van 34,8% naar 30,9% gegaan. In 2008 woonden er dus 4532 autochtonen in de buurt terwijl dit in 2017 afgenomen is tot 4102 bewoners.

Verder komt uit onderzoek van het OIS (z.j.) naar voren dat de sociale cohesie van 2014 tot 2015 is gedaald. In 2014 scoorde het 39 punten volgens de veiligheidsmonitor, terwijl dit in 2015 is gedaald tot 33 punten. In Amsterdam ligt het gemiddelde op 45 punten en dit is niet veranderd over deze jaren. De sociale cohesie wordt vastgesteld aan de hand van de volgende stellingen waarop respondenten moesten antwoorden in hoeverre ze het eens waren met de stelling. ‘De mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks’. ‘De

mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om’. ‘Ik woon in een gezellige buurt, waar veel saamhorigheid is’. En als laatst ‘ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen.’ Als op alle stellingen ‘heel erg mee eens’ wordt geantwoord, komt er een score van 100 uit. De 33 punten die de Waterlandpleinbuurt heeft is dus erg laag, ook in vergelijking met Amsterdam. Het gemiddelde van de antwoorden ligt tussen ‘niet mee eens’ en ‘helemaal niet mee eens’.

Daarnaast heeft het OIS (z.j.) ook gegevens verzameld over de veiligheid in de wijk. Hierbij is zowel gekeken naar de objectieve veiligheid als de subjectieve veiligheid. Deze gegevens zijn net zoals die van de sociale cohesie afkomstig uit de enquête

Veiligheidsmonitor. Op de onveiligheidsbelevingsindex scoort de wijk in 2014 147 punten, een jaar later krijgt de wijk een waarde van 151 toebedeeld van de respondenten. De index

(20)

19 is opgebouwd uit 3 elementen: risicoperceptie, onveiligheidsbeleving en vermijdingsgedrag. Risicoperceptie is de mate waarin men verwacht slachtoffer te worden.

Onveiligheidsbeleving is de mate waarin men zich onveilig voelt in de wijk.

Vermijdingsgedrag geeft aan of de respondent bepaald gedrag of plekken in de wijk

vermijdt. In heel Amsterdam is de gemiddelde score 100 op de onveiligheidsbelevingsindex. Hoe hoger de score, hoe meer de respondenten in de wijk zich onveilig voelen. In hetzelfde onderzoek geeft 42% van de respondenten aan zich wel eens onveilig te voelen in de eigen buurt. Dit rechtvaardigt de hoge score op de onveiligheidsbelevingsindex.

Ten slotte heeft het OIS (z.j.) ook onderzoek gedaan naar de tevredenheid met de wijk. De respondenten hebben antwoord gegeven op de vraag: ‘Hoe tevreden bent u met uw buurt?’. Het gemiddelde dat hieruit voortkomt is het rapportcijfer van de buurt. Deze

enquêtes worden om de twee jaar gehouden. In 2009 was de tevredenheid met de

Waterlandpleinbuurt goed voor een score van 6,5 op een schaal van 1 tot 10. In 2011 was dit hetzelfde, in 2013 was dit gestegen naar een 6,7 en in 2015 weer gedaald naar een 6,6. Het cijfer van 2017 is tot op heden niet bekendgemaakt. Het gemiddelde in Amsterdam is van 2009 tot 2015 gestegen van een 7.3 naar een 7.5. De toekomstverwachting in dezelfde periode voor de Waterlandpleinbuurt gestegen van een 6,2 naar een 6,5. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat, net als bij de buurttevredenheid, de toekomstverwachting van 2013 tot 2015 gedaald is van een 6,6 naar een 6,5. De gemiddelde toekomstverwachting van Amsterdam lag een stuk hoger. In 2009 was dit 7,0 en deze heeft een kleine stijging ondervonden naar een 7,1.

Uit onderzoek van de Gemeente Amsterdam en het OIS komt naar voren dat de bevolkingssamenstelling eenzijdiger is geworden, de sociale cohesie laag is en veel bewoners zich wel eens onveilig voelen in de Waterlandpleinbuurt. Ook blijven de buurttevredenheid en toekomstverwachting vooralsnog achter bij het gemiddelde van Amsterdam. Deze zijn in de laatste twee metingen zelfs gedaald. In het hoofdstuk met resultaten van de interviews wordt dieper ingegaan op deze ontwikkelingen en schetsen vijftien respondenten de beleving van ouders in de wijk.

4 Methodologie

4.1 Onderzoeksmethode en locatie

Er is gebruik gemaakt van semi-gestructureerde interviews voor de uitvoering van het onderzoek. Door de gemeente zijn er de afgelopen jaren meerdere surveys uitgevoerd waardoor er geen gebrek is aan kwantitatieve data. Hierop maakt de gemeente maakt eens in de zoveel jaar een beleidsplan. Inkomensgegevens, etniciteit, criminaliteit zijn eenheden

(21)

20 die door middel van bekende gegevens worden ingevuld. Vervolgens wordt met surveys nagegaan wat voor cijfers mensen aan de buurt of bijvoorbeeld omgeving geven. De meest recente cijfers zijn besproken in de vorige paragraaf. In dergelijke onderzoeken blijven vaak meerdere onderwerpen onderbelicht. Er is bijvoorbeeld geen verklaring voor de daling van de sociale cohesie en ook voor de stagnerende vooruitgang van de buurttevredenheid bestaat geen verklaring. Deze scriptie kan hierdoor een aanvulling zijn op het gemeentelijk onderzoek. Het treedt meer in detail en verdiept zich in de onderwerpen die voor de

bewoners belangrijk zijn. Hierdoor kunnen achterliggende redenen voor ontwikkelingen binnen de wijk vollediger aan bod komen. In dit onderzoek staat de beleving van de bewoner centraal. Door middel van interviews zijn de taal en de gedachten van de bewoners

vastgelegd in woorden in plaats van cijfers waardoor er verdieping is ontstaan over de sociale problemen waar de buurt mee te kampen heeft. Uiteindelijk is er op basis van de woorden van de bewoners een theorie gevormd die tot aanbevelingen heeft geleid voor het beleid.

De Waterlandpleinbuurt is gekozen als onderzoekslocatie om meerdere redenen. Ten eerste is het de buurt waar ik ben opgegroeid vanaf mijn 12e tot en met mijn 19e levensjaar. Voor mij persoonlijk is het dus een onderwerp waar mijn interesses liggen. Daarnaast heeft er een herstructurering plaatsgevonden waar onduidelijkheid over bestaat of de veranderingen directe positieve gevolgen hebben voor de bewoners. Uit rapporten van het OIS (2016) blijkt namelijk dat de buurttevredenheid over de periode licht is gestegen maar dat de sociale cohesie en veiligheidsbeleving gedaald zijn. De buurt is exemplarisch voor andere krachtwijken waar ook sociale problemen overheersen en de

toekomstverwachting achter blijft bij nabijgelegen buurten (VROM, 2007; OIS, z.j.). Toch blijft het lastig om generaliserende uitspraken te doen die betrekking hebben op andere krachtwijken. Uit verschillende onderzoek komt namelijk naar voren dat de problematiek per wijk afwijkt en de wijkaanpak heterogeen is (Kleinhans, 2005; Blom, 2013; Ringelenstein, 2012)

De onderzoekseenheden zijn de ouders van kinderen die in de Waterlandpleinbuurt wonen. Bijna 40% van de bewoners van de Waterlandpleinbuurt heeft kinderen (OIS, z.j.). Eén van de grootste sociale problemen is de jongerenoverlast op het plein (OIS, 2015). Ouders laten hun kinderen vaak spelen in de openbare ruimte en nemen dan ook actief deel in de sociale interactie in de wijk. De ouders zullen dus een goed beeld kunnen vormen over de wijk door eigen ervaringen met de openbare ruimte, voorzieningen en deelname in de sociale interactie tussen bewoners. Dit wordt ondersteund door verschillende onderzoeken die verklaren dat ouders relatief meer contact hebben met buurtbewoners dan andere

(22)

21 groepen in de wijk (Bolt & Torrance, 2005; Van Beckhoven & Van Kempen, 2002). Daarom is gekozen voor deze specifieke doelgroep. Hierbij gaat het om ouders die al sinds 2008 woonachtig zijn in de wijk en dus een beeld hebben van de wijk voor de herstructurering en na de herstructurering.

4.2 Selectie

Om deze doelgroep te benaderen kwamen persoonlijke connecties goed van pas. Jeroen Kleijne is een journalist die zich al decennialang met het gemeentelijk beleid bezig houdt. Mede door hem heb ik via LinkedIn contact kunnen leggen met Coos Langkemper. Deze vrouw heeft zich sinds 2009 bezig gehouden met de leefbaarheid van de wijk en is, volgens respondenten, het sociale weefsel van bewoners in Amsterdam Noord met de gemeente. Zij heeft gefungeerd als contactpersoon in het werven van ouders die wilden deelnemen aan het interview. Uiteindelijk hebben er via Coos zes mensen deelgenomen aan het interview. Via Jeroen hadden twee mensen zich bereid gevonden om mee te doen. Zelf heb ik langs de deuren en in de Albert Heijn 3 mensen geworven. De overige vier mensen werden aangeleverd door de al geïnterviewde mensen. Zo is uiteindelijk een diverse groep

respondenten ontstaan die verspreid door de Waterlandpleinbuurt wonen. Daardoor is data vergaard uit verschillende hoeken van de waterlandpleinbuurt.

Hier is dus gebruik gemaakt van ‘purposive sampling’ en ‘snowball sampling’ zoals Bryman (2012) beschrijft. Eerst zijn sleutelfiguren via een doelgerichte steekproef benaderd die toegang hadden tot de onderzoekspopulatie. Vervolgens zijn via die respondenten kennissen benaderd of zij ook open stonden voor deelname. Dit wordt in de wetenschap omschreven als ‘snowball sampling’. Vervolgens zijn in en rondom de Albert Heijn op het Waterlandplein de resterende drie respondenten aangesproken of zij open stonden voor een interview. Hierbij werd eerst gevraagd of zij kinderen hadden en of ze al 10 jaar woonachtig waren in de wijk.

Moeilijkheden in de selectie vonden vooral plaats in de respondenten die zelf zijn geworven. Meerdere malen zijn afspraken verzet en drie keer is een respondent niet op komen dagen op de afspraak waarna hij/zij later vermeldde niet meer wenste deel te nemen aan het onderzoek. De non-respons heeft ook twee keer plaatsgevonden bij de

respondenten die door Coos werden aangeleverd. Toch waren deze respondenten over het algemeen flexibeler in het maken van afspraken dan zelf geworven respondenten. Zij hadden een gevoel van loyaliteit jegens Coos omdat zij hen vaak een wederdienst heeft bewezen.

(23)

22 heeft 13275 inwoners. In totaal heeft 39,2% van deze populatie kinderen, dat zijn 5204 mensen. Van deze 5204 mensen hebben 15 mensen meegedaan aan dit onderzoek. De externe validiteit (Bryman, 2012) van het onderzoek is dus bekritiseerbaar, net zoals dit bij elk ander kwalitatief onderzoek ter discussie staat. Wel zijn er 5 autochtonen geïnterviewd en 10 niet westerse allochtonen zodat de steekproef een afspiegeling is van de populatie. Westerse allochtonen ontbreken helaas als respondent en verder zijn er meer vrouwen dan mannen geïnterviewd. De kwaliteit van dit onderzoek zit in de uitgebreide beschrijving die wordt gegeven van de sociale situatie ter plaatse. Daarbij melden meerdere respondenten dezelfde bevindingen onafhankelijk van elkaar waardoor het onderzoek betrouwbaar is.

4.3 Dataverzameling en operationalisatie

De data is verzameld door alle interviews op te nemen met een telefoon en later uit te typen. Het transcriberen van de interviews nam veel tijd in beslag en was af en toe een punt van ergernis in het scriptieproces. Later is alle informatie gecodeerd met het programma ATLAS.TI waardoor de resultaten overzichtelijk werden ingedeeld en er verbanden tussen transcripties gelegd konden worden. De interviews zijn begonnen met wat

achtergrondvragen van de respondent. Dit was om de respondent op zijn gemak te stellen en ook om deze informatie later te gebruiken zodat respondenten onderscheiden konden worden. Daarna is gevraagd naar het dagelijks leven van de respondent om het gedrag in de wijk in kaart te brengen. Vervolgens kwamen de buren aan bod. Met een open vraag werd in kaart gebracht wie de buren in de straat waren. Vaak ging de respondent uit zichzelf vertellen in hoeverre hij of zij contact had met de buren. Door middel van ‘probing’ (Bryman, 2012) is gevraagd hoe de respondenten dit contact beoordelen. Er moest dus een open vervolgvraag gesteld worden om een oordeel van de respondent te ontlokken. Dit werd dan vergeleken met vroeger waardoor de verandering in kaart werd gebracht. Daarna zijn, mede door gebruik van deze gesprekstechniek, de achterliggende oorzaken van deze

veranderingen in kaart gebracht. Al deze antwoorden vormen de data voor de sociale cohesie in de wijk volgens de respondenten en in hoeverre deze is veranderd in de afgelopen jaren.

Op dezelfde manier zijn de gedachten over de veiligheid, voorzieningen, woning, inrichting van de openbare ruimte en de bevolkingssamenstelling gemeten. De complete topiclijst is opgenomen in de bijlage. In sommige gevallen is er ook gebruik gemaakt van de gesprekstechniek ‘prompting’ zoals deze in Bryman (2012) wordt beschreven. Hierbij worden opties gegeven aan de respondent als antwoorden. Dit was in sommige gevallen nodig om de verandering in kaart te brengen. Om niet te veel bias te laten plaatsvinden in

(24)

23 het onderzoeksproces is het belangrijk om niet één richting van een antwoord op een vraag te opperen, maar om alle opties te benoemen. In het geval van verandering in de buurt ging dat vaak als volgt; ‘Vindt u dat het slechter, beter is geworden of gelijk is gebleven en waarom?’

4.4 Methode van analyse

De data is bewerkt en geanalyseerd met behulp van het programma Atlas.ti. Hiermee zijn coderingen aangebracht bij belangrijke tekstfragmenten. Na het coderen van vijf interviews zijn de codes ondergebracht in families die aansloten op de deelvragen. Er is gekozen voor deze analysemethode omdat de vijftien interviews allemaal rond een uur duurde. Dit leverde na uitwerking heel veel tekstmateriaal op waardoor een overzicht vereist was. Na vijf

interviews was dit overzicht met coderingen er en konden de meeste belangrijke

tekstfragmenten van de resterende tien interviews ondergebracht worden in de al bestaande codes. Hierdoor ontstonden er verbanden tussen verschillende interviews en werd duidelijk dat meerdere respondenten dezelfde meningen waren toegedicht.

Door het analyseren van van de interviews en dieper in te gaan op de antwoorden van de respondenten is het onderzoek ook geloofwaardig. De gedachtenwereld van de respondent is in kaart gebracht waardoor de achterliggende redenen en oorzaken van sociale verschijnselen aan het licht kwamen. Vaak is tussendoor om conformatie van de respondent gevraagd door het antwoord samen te vatten en zo de geloofwaardigheid van het onderzoek te waarborgen.

4.5 Beperkingen van het onderzoek

Het onderzoek kent net als ieder ander onderzoek beperkingen. Door de beperkte tijd waarin het onderzoek is uitgevoerd zijn er 15 respondenten geïnterviewd wat beperkingen schept voor de generaliseerbaarheid naar de gehele populatie van ouders in de

Waterlandpleinbuurt. Ook is het lastig om dezelfde resultaten te krijgen bij replicatie van dit onderzoek. De fysieke en sociale setting binnen de wijk veranderd met de dag waardoor hetzelfde onderzoek in een andere tijd tot verschillende resultaten kan leiden. De topiclijst is echter opgenomen in de bijlage en de actuele sociale en fysieke setting worden uitvoerig besproken in dit onderzoek zodat de repliceerbaarheid wordt bevorderd.

Mijn positie binnen dit onderzoek is zowel te bekritiseren als te motiveren. Omdat ik ben opgegroeid in de wijk heb ik zelf een bepaald beeld over de wijk gecreëerd. Dit beeld staat echter los van de resultaten die ik in dit onderzoek zal presenteren. De bias die dit beeld met zich mee zou kunnen brengen heb ik ondervangen door de resultaten uitsluitend

(25)

24 te baseren op de analyse. Het beeld dat ik van de wijk had ging vooral over een bepaalde plek in de buurt en het contact met buurtbewoners had ik als kind vooral met

leeftijdsgenoten. Geen enkele respondent komt uit de buurt waar ik heb gewoond in de Waterlandpleinbuurt. Daarbij hielp mijn persoonlijke rol in het onderzoek ook om

verschillende redenen. Ten eerste was ik zeer geïnteresseerd in de veranderingen die de wijk heeft ondergaan. Inmiddels ben ik al 2 jaar niet meer woonachtig in de buurt en zelf merkte ik al dat ruimtelijke indeling van de wijk sterk is veranderd wat mijn persoonlijke interesse wekte. Daarnaast heeft het geholpen in het werven van respondenten omdat ik kon aangeven dat ik net als zij bewoner ben (geweest) van de Waterlandpleinbuurt. Doordat respondenten dit wisten merkte ik dat zij zich opener opstelde in de interviews omdat zij het gevoel kregen met een buurtbewoner in gesprek te gaan in plaats van met een onbekende onderzoeker.

De resultaten zijn geanonimiseerd zodat de privacy van de respondenten

gewaarborgd blijft. Achtergrondinformatie zoals leeftijd en afkomst zijn wel te vinden in de resultaten en de bijlage maar deze zijn niet te herleiden naar de respondent. De namen zijn geschrapt en vervangen door R1 t/m R15, wat staat voor de vijftien verschillende

respondenten. Een overzicht met achtergrondinformatie van de respondenten is opgenomen in de bijlage als tabel 3. Dit is mede gedaan omdat veel respondenten actief waren in de buurt en hiermee hun rol niet op het spel wilden zetten. Overigens ben ik in maar één interview gestuit op een respondent die niet nader uit wilde wijden over een bepaalde situatie, wat mijn veronderstelling over de openheid van de respondenten bevestigd. De laatste vertekening van het onderzoek zou kunnen zijn dat zeven van de vijftien

respondenten actieve bewoners zijn. In de wijk is natuurlijk nooit de helft van de ouders actief voor de buurt. Daarom is er in de analyse gelet op de betrokkenheid van bewoners. In de resultaten valt meer over dit onderscheid te lezen.

4.6 Samenvatting

De resultaten in de volgende paragraaf zijn verkregen door kwalitatief onderzoek dat is uitgevoerd aan de hand van semi gestructureerde interviews. Deze vormen aan een aanvulling op bestaand wetenschappelijk onderzoek naar krachtwijken en bieden een verdieping op de cijfers van het OIS. De data is geanalyseerd aan de hand van het programma Atlas.TI. De respondenten vormen een redelijke afspiegeling van de onderzoekspopulatie met de kanttekening dat mannen en westerse allochtonen ondervertegenwoordigd zijn. Door de uitgebreide analyse blijft de interne validiteit en betrouwbaarheid gewaarborgd.

(26)

25

5 Resultaten

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van de scriptie gepresenteerd worden. Een belangrijk stuk van de bewijsvoering zijn citaten. Hierbij wordt altijd verwezen naar een respondent. Een overzicht van de respondenten met achtergrondinformatie is te vinden in de bijlage. De structuur die is gehanteerd in de resultaten, heeft dezelfde opbouw als de interviews. De sociale cohesie in de wijk wordt als eerst beschreven, waarna achtereenvolgens participatie, veiligheid, fysieke veranderingen en tevredenheid aan bod komen.

5.1 Sociale cohesie

5.1.1 Gedag zeggen en helpen

Uit verschillende onderzoeken en beleidsadviezen blijkt dat sociale cohesie een belangrijk uitgangspunt is voor de ontwikkeling van een buurt (Kleinhans & Bolt, 2010; Wittenbrood & Permentier, 2011; Gemeente Amsterdam, 2015). Om een veerkrachtige samenleving te creëren wordt hier vaak naar gestreefd. Een voorbeeld is de doelbereikmonitor van de gemeente Amsterdam (OIS, 2016). In cijfers worden daar de sociale cohesie en de

betrokkenheid van de bewoners gemeten. In de Waterlandpleinbuurt lagen deze volgens het OIS lager dan in de rest van Noord en Amsterdam. Uit de interviews wordt dit maar deels ondersteund. Gevraagd werd om een omschrijving van de buren te geven. Iedere

respondent was in staat om bijna een volledige omschrijving van de buren te geven. Ze wisten achter elke deur wie er woonde, met hoeveel ze woonden en welke achtergrond men had. Dit kan echter ook te maken hebben gehad met het aantal residentiële jaren in de woning dat elke respondent bezat. Een respondent (R10) omschrijft dit treffend:

“Ik vond het eerst wel moeilijk, want in het begin toen ik daar kwam wonen duurde het wel lang voordat ik wist wie mijn buren waren. Eigenlijk na ongeveer 2 jaar wist ik wie wie was.”

Hierdoor is de vraag om de buren te omschrijven voor deze respondenten geen goede maatstaf voor het contact met de buren. De ouders wonen namelijk al lange tijd in de buurt en hebben jaren gehad om de buren te leren kennen. Dit kan in het voorbijgaan zijn geweest maar ook door intensief sociaal contact. In de interviews komt naar voren dat het contact met buren zich vaak beperkt tot elkaar gedag zeggen en elkaar helpen als het nodig is. Dit is voor de meeste voldoende, de bewoners hebben vaak niet de behoefte aan meer contact. Een 54 jarige bewoner (R7) heeft afspraken gemaakt over het trapportaal.

(27)

26 “Ik vind het heel belangrijk dat het trapportaal er netjes uit ziet en de woningbouw wil dat ook schoonhouden. Ik heb toen afgesproken met de buren dat ik dat doe op zondag. De afspraak was dan dat als iemand wat laat vallen het ook werd opgeruimd door degene. Als we het allemaal netjes houden dweil ik één keer per week. Tot nu toe gaat het hartstikke goed. We zeggen elkaar gedag en verder niet maar dat vind ik helemaal prima want ik hoef mijn buren niet over de vloer te hebben. Op die manier kun je met elkaar samenwonen.”

In enkele gevallen is er sprake van intensief contact met één bepaalde buurman of buurvrouw die als vriend of vriendin wordt aangemerkt. In één geval is er zelfs sprake van een hele galerij die voor elkaar klaar staat. De bewoonster (R6) is actief in de buurt en vindt het belangrijk dat de buren goed met elkaar omgaan.

“Ik heb de buren beneden heel lang geholpen met Nederlandse les en brieven vertalen. Dat doet ze nu allemaal zelf. Die ging er ook 100 procent voor. Dat was leuk om te helpen. Nu hoor je ze praten en ze spreken de taal vloeiend. Dat is echt leuk om elkaar te helpen. Daarom is hij ook altijd heel zorgzaam voor iedereen op de trap met thee, koekjes en het slachtfeest. Binnenkort gaat zijn dochter trouwen en vier gezinnen van de trap staan dan te helpen in zijn tuin. Bij ons is het echt wel heel leuk.”

5.1.2 Vroeger meer contact, bevolkingssamenstelling is veranderd.

In slechts enkele gevallen is er dus sprake van intensief contact tussen de bewoners. Dit beperkt zich meestal tot één bewoner. Als er wordt gevraagd waaraan dat ligt geven veel bewoners aan dat de mentaliteit van de meeste bewoners is veranderd. De mensen die er nu wonen hebben het over het algemeen drukker dan een paar jaar geleden. Het zijn vaak gezinnen met tweeverdieners en zij zijn dan laat thuis. De nieuwe mensen die er komen wonen dragen hieraan bij. Meerdere bewoners geven aan dat er sinds de nieuwbouw een verandering in bevolkingssamenstelling is geweest. Volgens de respondenten zijn er meer mensen in de buurt komen wonen met een Nederlandse achtergrond. Ook worden er meer jonge mensen met jonge kinderen gesignaleerd. Aan de ene kant wordt dit als positief ervaren, autochtonen zorgen voor meer diversiteit binnen de wijk. Een gemengde wijk is iets wat veel respondenten als positief ervaren. Aan de andere kant zorgen deze nieuwe

gezichten voor een andere sfeer. Een 33 jarige vrouw (R6) die hier al sinds haar kindertijd woont omschrijft dit als volgt:

(28)

27 “Vroeger kende je elkaar echt. Dat is niet meer zo. Ik denk dat het aan de bewoners ligt. Het is allemaal gehaast en snel met veel nieuwe gezichten. Tegenwoordig als er iemand bij je komt wonen op de trap wordt er niet meer geklopt van ik ben de nieuwe buurvrouw. Je loopt gewoon langs elkaar heen.”

Volgens de respondenten woonden er vroeger ook veel meer oudere mensen in de buurt. Doordat de oude mensen vaak buiten zaten was er ook meer contact. Meerdere

respondenten geven aan dat deze ouderen eigenlijk al jaren aan het wegtrekken zijn. Ze gaan naar het bejaardentehuis of komen te overlijden. Ook in de flat van een Turkse man (R13) is deze ontwikkeling ingezet.

“Ja het verandert heel veel. Vroeger hadden wij heel veel oude mensen op galerij wonen. Omdat de galerij aan de oostkant ligt met veel zon zag je overal oudjes buiten zitten. Als je ergens langs moest zei je dan natuurlijk even gedag en had je meer contact maar het wordt steeds minder doordat mensen naar het

bejaardentehuis gaan of overlijden.”

Vroeger was er meer contact tussen buren onderling. De oude bewoners hadden veel contact onderling en de samenhang was in die tijd groter. Bewoners die er echt al lange tijd wonen, R1 R7 en R12, spraken van een blanke buurt. R1 gaf aan dat ze de eerste donkere vrouw was die in de buurt kwam wonen. Dit is met de tijd dus flink veranderd. De

Waterlandpleinbuurt wordt nu grotendeels bewoond door allochtonen (OIS, z.j.). Met de komst van nieuwe bewoners is de buurt de laatste jaren steeds meer gesloten geworden. Meerdere respondenten geven aan dat ze deze ontwikkeling betreuren. Er zijn groepen ontstaan in de buurt en er is een scheidingslijn te ontdekken tussen de meeste

bevolkingsgroepen. Hoewel dit natuurlijk niet voor iedereen geldt, geven de meeste respondenten aan dat de scheiding tussen Turken en Marokkanen duidelijk zichtbaar is in de buurt. Dit is te zien aan het bezoeken van de moskee en de slager zo geeft een

Marokkaanse vrouw aan (R11).

“Een Marokkaan haalt altijd liever zijn vlees bij de Marokkaanse slager en een Turk haalt het liever bij de Turkse slager. We eten halal dus we vertrouwen de Marokkaan meer dan de Turkse gemeenschap.”

(29)

28 Een Turkse man (R13) voegt hieraan toe dat dit ook te merken is in de speeltuinen:

“Je hebt een tweede pleintje aan de Werengouw. Het plein bij mij zitten allemaal Marokkanen, en het tweede plein zitten meer Turkse vrouwen bij elkaar. Dat is niet expres ofzo maar is zo ehhh… gegroeid”

Daarnaast geven meerdere respondenten aan dat de Turkse gemeenschap in de wijk vrij gesloten is en moeilijk om contact mee te maken. De Turkse respondenten herkennen zich hierin deels en zeggen zelf ook vaak binnen met andere Turken af te spreken. Er worden groepen gevormd in speeltuinen en soms worden deze zelfs opgeëist, bewust of onbewust. Op school gaan ze snel terug naar huis en wordt er geen contact gelegd met andere

bevolkingsgroepen. Een 33 jarige Turkse vrouw (R4), die zelf overigens wel als één van de weinige actief is in de buurt, zegt het volgende:

“Turkse mensen zijn meestal terug getrokken. Misschien hoor je dat wel vaker. Je ziet een Turkse man of vrouw nooit, ze zijn nooit betrokken. Meer Marokkanen.

I: Waarom is dat dan?

Ik weet het niet. Dat probeer ik ook uit te zoeken. Ik probeer ze te mobiliseren maar dat is echt verdomd moeilijk. Als je naar school gaat heb je een koffie ochtend en een informatieochtend, dan zie je duidelijk dat Turkse mensen hun koffie opdrinken en gelijk weer weg gaan. De informatie die dan wordt gegeven interesseert hen dan ook niet meer. Ze willen zo snel mogelijk naar huis.”

Ook is de scheiding tussen allochtonen en autochtonen te merken bij activiteiten in het huis van de wijk en de buurtkamer. Op de ontbijt ochtenden komen vooral vrouwelijke

allochtonen af, die vaak moslim zijn. In deze cultuur is het de gewoonte dat de vrouwen niet met andere mannen aan tafel zitten die ze niet kennen. Hierdoor ontbijten Nederlandse vrouwen en mannen vaak beneden in het huis van de wijk terwijl vrouwelijke allochtonen boven zitten. Een respondent R15 die helpt met de organisatie van dit ontbijt beschrijft dit:

“Nederlandse mensen zijn niet bij het ontbijt in het huis van de wijk. Er zit wel een groepje beneden van 65 plussers. Ik liep een keertje naar ze toe en vertelde ze dat er ontbijt boven was en vroeg of ze ook kwamen. Maar ze wisten het wel maar ze

(30)

29 willen liever met hun mannen erbij, maar dat mag niet omdat er veel vrouwen met hoofddoek bijzitten. Ik ben ook Marokkaans, ik begrijp het van de ene kant wel maar ik snap ook dat die vrouwen hun mannen er wel bij willen hebben. Je zit bijvoorbeeld ook in de wachtruimte bij de dokter of tandarts naast een man. (..) Zij zitten dan beneden koffie te drinken en gaan niet naar boven.”

Doordat er nieuwe bevolkingsgroepen zijn komen wonen in de Waterlandpleinbuurt is er minder contact tussen bewoners dan vroeger het geval was. Dit ligt aan de mentaliteit die bij veel mensen is veranderd maar ook aan de verschillende culturen die zich in de wijk

bevinden. De toenemende etnische diversiteit in de buurt heeft volgens de respondenten invloed gehad op de afname van de sociale cohesie in de wijk, net zoals in het onderzoek van Putnam (2007) wordt beschreven Het lijkt erop alsof nieuwe bewoners eerst moeten acclimatiseren voordat er contact wordt gelegd met de buren. Daarbuiten lijkt de

totstandkoming van contact nog langer de tijd nodig te hebben. Veel Turkse bewoners zijn volgens respondenten gesloten waardoor het moeilijk is om contact te leggen met deze bevolkingsgroep. Door de afname van contact tussen bewoners vinden ook andere ontwikkelingen plaats. Deze zijn te lezen in de volgende paragraaf.

5.1.3 Het aanspreken van slecht gedrag

Waar vroeger bewoners kinderen konden corrigeren vanuit het raam, is dit de laatste 10 jaar flink afgenomen. Kinderen worden brutaler en asocialer genoemd en ook zijn de meeste bewoners bang om ze aan te spreken op slecht gedrag. Vrijwel iedere bewoner geeft aan dat hij of zij kinderen niet meer aanspreekt als zij iets vernielen of de buurt vervuilen. Men is bang om zelf later ruzie te krijgen met oudere broers of ouders. Ook is er angst dat een familielid later wordt lastig gevallen of dat men schade lijdt. Een 54-jarige man (R7) is één van de weinige in de buurt die de jeugd nog wel eens corrigeren. Laatst werd er met een baksteen tegen een raam gegooid.

“Ik woon boven en bijvoorbeeld met die steen dat moet iedereen gehoord hebben. Niemand die wat zegt, niemand durft denk ik ook wat te zeggen. Ik zeg wat binnen de perken want mijn auto staat ook verderop en als ze weten wie ik ben kan mijn auto de volgende dag bekrast zijn. Daar heb ik ook geen zin in. Ik denk gewoon ook aan mezelf, ik ga geen risico lopen dat straks één van mijn meiden op straat

(31)

30 met daar wonen ze, doe je toch een stapje terug want hier heb ik toch mijn spullen en kinderen die ik belangrijk vind.”

De enige mensen die de jeugd wel durven te corrigeren blijken actieve bewoners te zijn. Doordat ze in de buurt actief zijn en vaak worden herkend door de jeugd dwingen ze respect af. Een Turkse man geeft aan dat het uitmaakt wie je bent als je iemand aanspreekt. Omdat hij vaak in de Turkse moskee komt en daar ook dezelfde jongeren ziet, kan hij er wel wat van zeggen. Zijn Nederlandse buurvrouw moet dit echter niet proberen. Een Marokkaanse vrouw (R8) die in hetzelfde gebouw woont is dezelfde mening toegedicht. Zij weet wie de ouders zijn van de kinderen in de buurt omdat ze betrokken is bij het buurthuis waar de jongeren vaak hangen. Haar Nederlandse buurvrouw probeerde laatst een groep aan te spreken op hun gedrag:

“Er waren een paar jongens die zorgden voor geluidsoverlast, mijn Nederlandse buurvrouw had hen daar laatst op aangesproken. En een week later begonnen ze heel raar te doen en hebben ze ook haar gouden ketting van haar nek getrokken, toen ze het vuil naar buiten bracht.”

Bewoners zijn vaak niet bij machte om het slechte gedrag te corrigeren. Er heerst angst op straat en veel ouders zeggen dat de jeugd asociale en brutaler is geworden de laatste jaren. In sommige straten gaat het er heftig aan toe. Er volgen ruzies tussen ouders onderling en kinderen komen in enkele gevallen niet meer buiten om de ruzies op straat te ontwijken. In de Groetstraat is dit voor twee bewoners de reden om te vertrekken. Eén van haar (R8) dochters werd geslagen op straat door oudere jongens en wil sindsdien niet meer buiten spelen.

“Dit is al sinds 3 of 4 jaar geleden. Zij wonen daar sinds 7 jaar. Die moeder zegt zelf ook dat als mijn kinderen niet luisteren dat ze dan klappen krijgen. Dat kan je niet doen, dat kan je niet zeggen. Dat is ook de reden dat ik wegga hier. Niet alleen omdat ik klein woon.”

Hoewel er veel mensen zijn die een stapje terug doen als er sprake is van slecht gedrag, zijn er ouders die ze nog wel aanspreken. Deze ouders zijn actief in de buurt en pakken het meestal op een andere manier aan. De Nederlandse vrouw die dit doet organiseert bijvoorbeeld veel activiteiten voor kinderen in de buurt. Zo zijn er in de winter FIFA

(32)

31 toernooien bij haar thuis en in de zomer loopt zij meerdere malen de trap op en af om het opblaaszwembad beneden voor de kinderen te vullen. Als ze kinderen betrapt op slecht gedrag, spreekt ze hen aan:

“Maar ik ben ook de enige gek die flessen drinken naar beneden brengt. (...) Dat moet ook wel een beetje. Want als je dat niet doet gaan ze op die garages klimmen, gaan ze met ballen gooien, gaan ze irritant doen. En ik hoef nu maar 1x wat te roepen vanaf het balkon en dan is het klaar. Ze luisteren toch een beetje naar je zo. Het is heel stom maar je kan ze beter te vriend houden dan als vijand hebben. Want anders blijven ze gallen.

Kinderen te vriend houden lijkt in deze situatie een betere strategie om de overlast te

beperken. De situatie is echter anders dan in de Groetstraat, waar een heftige situatie wordt geschetst met andere kinderen en ouders. Een respondent die een straat achter de

Groetstraat woont gaf ook aan dat er een straatcultuur heerst. De 50 jarige vrouw heeft een zoon van 15 en die had een paar jaar geleden moeite om vrienden te maken in de buurt. Het was buiten hard, hij kwam soms huilend thuis en ‘heeft zich ertussen moeten vechten’.

Met de komst van nieuwe bevolkingsgroepen lijkt het gezag van de bewoners op straat minder te zijn geworden. Dit is debet aan een veranderende mentaliteit waarbij mensen het drukker hebben, hierdoor zijn ouders steeds minder op straat en hebben kinderen vaker een weerwoord. De sociale controle is in de afgelopen jaren minder dan vroeger het geval was. Veel respondenten verklaren de overlast van de jeugd verder aan het ontbreken van voorzieningen in de wijk. Hier is in de volgende paragraaf meer over te lezen.

5.2 Voorzieningen in de openbare ruimte

5.2.1 Herinrichting

In de Waterlandpleinbuurt wonen 3527 kinderen in 2016. Dit betekent dat 26% van de totale bevolking uit kinderen bestaat (OIS, z.j.). Het ontbreken van genoeg voorzieningen voor kinderen werd door bijna alle ouders aangegeven in de interviews. In dit geval gaat het om fysieke voorzieningen zoals een speeltuin voor kleinere kinderen of een plek waar de oudere jeugd bij elkaar kan komen. De speeltuinen die er staan worden als verouderd aangemerkt en het huis van de wijk is niet geschikt voor de oudere jeugd om te hangen. Enkele ouders linken het ontbreken van deze voorzieningen aan de overlast die van de jeugd wordt ervaren. Een Turkse man (R13) schetst de situatie:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

[r]

Zowel jonge als oudere kinderen praten het vaakst met hun moeder (van wie één verslaafde) over de problemen. Een verschil is dat oudere kinderen in tegenstelling tot

Met een zeer hechte (voornamelijk Turkse) gemeenschap(Gemeinschaft) binnen de wijk. Hierdoor is het zeer moeilijk om contacten te leggen met deze mensen, het is

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Beperk de beheerstaak van de korpschef zodat deze een heldere gezagsrol krijgt: “In der Beschränkung zeigt sich der Meister” Laat de korpschef de eenheidschefs benoemen, de Raad

Deze trend zet zich in versterkte mate door in het eerste kwartaal van 2005: goedkoper voer en hogere prijzen voor de slachtkoeien en nuchtere kalveren. Hiertegenover staan

- vertegenwoordigers van gemeente, gemeentelijke diensten, politie; (bij de personele invulling van de vertegenwoordigers van de gemeentelijke instellin- gen zal zoveel