• No results found

‘Nieuw beleid’ of ‘gewoon een gezellige dag?’: Een onderzoek naar participatieve democratie en zingeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Nieuw beleid’ of ‘gewoon een gezellige dag?’: Een onderzoek naar participatieve democratie en zingeving"

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

25-08-2016

‘Nieuw beleid’ of ‘gewoon een gezellige dag?’: Een

onderzoek naar participatieve democratie en zingeving

Naam : Susan Brand Studentnr: 1000497

Vak Masterthesis

Scriptiebegeleider Margo Trappenburg Scriptiecoördinator Wander van der Vaart Tweede lezer Fernando Suarez Muller 24246 woorden

(2)

Dankwoord

Met het voltooien van deze scriptie sluit ik zes inspireerde jaren af aan de Universiteit voor Humanistiek. Ik ben dankbaar voor het feit dat ik mij hier als student en als persoon jarenlang heb kunnen ontwikkelen. De lesstof, maar zeker ook het contact met studenten, docenten en medewerkers hebben mij veel inspiratie gegeven. Wat betreft dit onderzoek wil ik hierbij ook de vele raadsleden en burgers bedanken die mij te woord wilden staan. Hun visies en

verhalen hebben mij nieuwe inzichten gegeven voor het onderzoek. Tot slot wens ik u allen veel plezier met het lezen van het onderzoek.

(3)

Abstract

Om burgers meer bij de politiek te betrekken experimenteren Nederlandse gemeenten in toenemende mate met participatieve democratie. Naast het feit dat deze participatieve projecten het doel hebben om zoveel mogelijk burgers te betrekken leggen zij de nadruk op het realiseren van ‘deliberatie’ tussen burgers. Door het feit dat burgers vaker participeren veranderen de verhoudingen tussen burgers en raadsleden. Burgers kunnen vaker hun mening uiten terwijl raadsleden vaker naar de burger moeten luisteren. In dit onderzoek is gekeken naar de invloed die participatieve democratie heeft op de zinervaringen van burgers en raadsleden. Deze zinervaringen zijn geordend via het model van Paul Wong (2012). Vanuit de republikeinse filosofie en uit de interviews met burgers komen er diverse vormende en verbindende elementen van participatieve democratie naar voren. Een geslaagd participatief project heeft de potentie om de betrokkenheid van burgers met anderen en met de

samenleving te vergroten. Hiertegenover staat de opvatting van een deel van de respondenten dat burgerparticipatie alleen zinvol is op het moment dat deze leidt tot concrete resultaten.

(4)

Inhoudsopgave

Dankwoord...2 Abstract...3 Inleiding...6 1. Probleemstelling...7 1.1 Aanleiding...7 1.2 Probleemstelling...9 1.3 Doelstelling...13 1.4 Vraagstelling...13 1.5 Relevantie...13 2. Theoretisch kader...15 2.1 Inleiding...15 2.2 Empirische literatuur...15

2.2.1 De rol van de participerende burger...15

2.2.2 De rol van de volksvertegenwoordiger...18

2.2.3 Conclusie...20

2.3 Thematische studie van de republikeinse filosofische literatuur...22

2.3.1 Historische context...22 2.3.2 Begrip...23 2.3.3 Rechtvaardig handelen...28 2.3.4 Evaluatie...30 2.4 Conclusie...31 3. Methode...34 3.1 Onderzoeksbenadering...34 3.2 Interviews...34 3.3 Betrouwbaarheid en validiteit...39 4. Deelvraag 2...41 4.1 Inleiding...41

4.2 Motivatie van burgers...41

4.3 Visies op participatie...42

4.4 Visie op de vorm van de G1000...44

4.5 Zingeving...45

4.6 Conclusie...47

5. Deelvraag 3...50

(5)

5.2 Zingevende elementen van het raadslidmaatschap...50

5.3 Negatieve kanten van het raadslidmaatschap...53

5.4 Visie op burgerparticipatie...55

5.5 Ervaringen met participatieve democratie...56

5.6 De invloed van participatie op het functioneren van raadsleden...59

5.7 Visie op de toekomst...61 5.8 Conclusie...63 6.Conclusie...66 7. Discussie...70 7.1 Validiteit...70 7.2 Nieuwe inzichten...71 7.3 Beperkingen...72 8. Aanbevelingen...73 9. Literatuurlijst...75 10. Bijlagen...80 Bijlage 1: Interviewguide...80

Bijlage 2: Codeerschema interviews...83

(6)

Inleiding

Een veel gehoorde kritiek in onze samenleving is dat burgers steeds individualistischer zijn geworden en dat zij nauwelijks betrokken zijn bij de politiek. Zo is het aantal burgers dat lid is van een politieke partij de laatste jaren sterk teruggelopen. Dit roept de vraag op of ons huidige politieke stelsel nog wel democratisch genoeg is en of dit stelsel niet toe is aan vernieuwing. Participatieve democratie is een vorm van democratie die de potentie heeft om burgers meer bij de politiek te betrekken. Dit is gunstig voor de democratie maar biedt ook andere voordelen. Een onderbelichte kant van burgerparticipatie is dat deze kan bijdragen aan het ervaren van een zinvol leven. In dit onderzoek ligt de nadruk daarom juist op de betekenis die burgerparticipatie kan geven aan het leven van burgers en raadsleden. Met dit onderzoek wil ik een brug slaan tussen mijn master humanistiek en mijn interesse voor politiek. Ik wil laten zien dat het thema zingeving niet alleen een privékwestie is maar ook samenhangt met burgerschap.

(7)

1. Probleemstelling

1.1Aanleiding

Nederland krijgt in de ‘Freedom-index’ van Freedom House (2015) de maximale score als het gaat om vrijheid, burgerrechten en politieke rechten en in de ‘Democracy Index’ van de Economist (2016) staat Nederland op plaats tien in de lijst van de meest democratische landen ter wereld.

Toch staat het functioneren van de democratie in Nederland onder druk. Uit onderzoek blijkt dat de kloof tussen burgers en politici in Nederland groter is geworden en dat een deel van de burgers niet gemotiveerd is om in de politiek te participeren (SCP, 2014; SCP, 2015). Dit is problematisch omdat de democratie haar legitimiteit baseert op de instemming van een meerderheid van burgers. Op het moment dat burgers onvoldoende participeren ontstaan er democratische tekorten. Sanford Levinson stelt dat er sprake is van een democratisch tekort op het moment dat ogenschijnlijk democratische organisaties of instellingen de beginselen van de democratie onvoldoende respecteren (2007, p.859).

Om democratische tekorten terug te dringen en de kloof tussen politici en burgers te verkleinen is er de afgelopen jaren door overheden steeds vaker geëxperimenteerd met vormen van participatieve democratie. Politicoloog Monique Leyenaar schrijft dat participatieve democratie wordt gekenmerkt door het feit dat zoveel mogelijk burgers deelnemen en dat besluitvorming tot stand komt door middel van onderlinge discussie waarbij het draait om het bereiken van consensus (2007, p.7). Dit verschilt van

representatieve democratie waar de focus ligt op het articuleren van de wensen van burgers via de door hen zelf gekozen volksvertegenwoordigers (2007, p.6) en directe democratie waar de besluitvorming in de handen ligt van de burger zelf (2007, p.7). In dit onderzoek wordt de definitie van participatieve democratie gehanteerd die door Leyenaar wordt gebruikt. Er is voor deze definitie gekozen omdat deze aansluit bij het feit dat de focus in dit onderzoek ligt bij participatieve projecten waar het ‘met elkaar in gesprek gaan’ centraal staat.

Het realiseren van een daadwerkelijk gesprek wordt door politici steeds vaker geïnitieerd door middel van volksraadplegingen. Diverse auteurs (o.a. Michael, Caprini, Cook & Jacobs, 2004) gebruiken hiervoor de term ‘deliberatieve democratie’ waarbij het communicatieve proces van meningsvorming tussen burgers en de overheid centraal staat. Het

(8)

vergaren van informatie, overleg en de uitwisseling van argumenten centraal staan wordt door de filosoof John Rawls (1971) en de socioloog Jürgen Habermas (1962) beschreven als ‘publieke deliberatie’. Debruyne & VandeWiele stellen dat door middel van deze

‘procesgerichte’ samenwerking tussen burgers en de overheid de afstand tussen beide groepen kan worden verkleind (2009, p.16).

Lokale politiek

Op dit moment wordt er in de samenleving volop geëxperimenteerd met allerlei vormen van participatieve democratie1, zo ook in de lokale politiek. Zeker nu gemeenten sinds de

invoering van de nieuwe WMO-wet verplicht zijn om burgers bij de lokale politiek te betrekken experimenteren zij meer met participatieve democratievormen (Verwey Jonker Instituut, 20142). Hoewel participatieve democratievormen nieuwe mogelijkheden creëren

voor burgers om met lokale politici in gesprek te gaan zorgen zij ook voor nieuwe

uitdagingen. Zo schrijft Evelien Tonkens in het boek Montessori-democratie dat de beweging naar participatieve democratie en ‘doe-democratie’ kan zorgen voor spanningen met de klassieke representatieve democratie (Tonkens et al., 2015, p.99). De verhouding tussen burgers en politici verschuift en het is nog onduidelijk hoe de rolverdeling tussen beiden idealiter zou moeten liggen.

Op dit moment wordt input van burgers door gemeenten vrijwel uitsluitend ter advisering gebruikt in plaats van ter instemming. Geerten Boogaard en Ank Michels stellen dat dit kenmerkend is voor zogenaamde deliberatieve fora waar er meer aandacht is voor

meningsvorming en uitwisseling van argumenten dan voor besluitvorming (2016, p.10). De nadruk ligt hier vooral bij het zoeken naar consensus. Andere kenmerken van deze fora zijn dat de nadruk ligt op het proces en het volgen van procedures en dat er bij de selectie van de deelnemers wordt geprobeerd om de diversiteit van de groep te waarborgen (idem). De communicatie vanuit de gemeente naar burgers toe over wat gemeenten hebben gedaan met de uitkomsten van participatieve democratie is echter nog vaak nog gebrekkig. Diverse auteurs beschrijven dit als een gebrek aan responsiviteit (Ebbers, 2013; Schalk, 2010; SCP, 2015).

1 Participatieve democratie overstijgt het politieke domein en kan ook betrekking hebben op participatieve inbreng binnen organisaties en bedrijven. Dit onderzoek beperkt zich tot de politieke betekenis van het concept.

(9)

1.2 Probleemstelling

Het is duidelijk dat door de inzet van vormen van participatieve democratie de verhouding tussen burgers en politici verandert en dat beide groepen een nieuwe positie krijgen. De burger krijgt meer mogelijkheden voor inspraak en de politicus moet op sommige momenten een stap terug doen en de burger aan het woord laten. Dit roept de vraag op wat dit voor invloed heeft op gemeenteraadsleden die via verkiezingen zijn verkozen door de burger. Vinden ze het een goede ontwikkeling dat burgers meer macht krijgen of voelen ze zich gepasseerd en overbodig? En anderzijds bestaat er de vraag wat het doet met burgers dat zij vaker hun stem kunnen laten horen.

Politieke participatie en zingeving

Vanuit de sociaal wetenschappelijke literatuur worden er veel positieve effecten

toegeschreven aan het feit dat burgers politiek participeren. Zo stellen Owen, Videras & Willemsen (2008) dat in landen waar burgers meer mogelijkheden hebben om te participeren in het politieke proces hun gevoel van welzijn groter is (Owen, Videras & Willemsen, 2008)3.

Naast het feit dat politieke participatie het welzijn van burgers ten goede komt heeft ze ook invloed op de manier waarop mensen betekenis geven aan hun leven (zingeving).

Om het begrip zingeving te kunnen begrijpen is het behulpzaam om het onderscheid te benoemen dat Aristoteles maakt tussen ‘hedonism’ en ‘eudaimonia’ (King, Eells, & Burton, 2004). Hedonistisch welzijn heeft betrekking op het subjectieve welzijn van een persoon. Eudaimonia of zingeving daarentegen gaat over de mate waarin het leven van individu wordt gekenmerkt door deugden of waarden, betekenisvolle doelen of een authentieke expressie van het ‘zelf’ (Waterman, 1993). In het onderzoek wordt de volgende definitie van zingeving gehanteerd: ‘A life is meaningful when it is understood by the person living it to matter in some larger sense. Lives may be experienced as meaningful when they are felt to have significance beyond the trivial or momentary, to have purpose, or to have a coherence that transcends chaos’ (King et al, 2006, p.180).

Aan het concept zingeving worden door auteurs verschillende betekenissen gegeven. Veel auteurs gaan uit van een benadering die sterk is gericht op het individu. Een voorbeeld hiervan is de psycholoog Roy Baumeister (1991, p.29) die zingeving benadert als een subjectieve ervaring van individuen. Hij benadrukt dat het ervaren van zin afhangt van vier belangrijke factoren: het hebben van een doel, het moreel kunnen rechtvaardigen van het eigen leven, het hebben van eigenwaarde en het ervaren van controle over het leven.

(10)

Vanuit de theorie van Baumeister wordt het begrip zingeving echter vooral gekoppeld aan het individu en diens privéleven en nauwelijks aan het feit dat burgers onderdeel zijn van een gemeenschap of groter geheel. Peter Derkx (2011) en Harry Kunneman (2005) bekritiseren de theorie van Baumeister dan ook omdat deze eenzijdig op ‘het zelf’ en op controle is gericht en te weinig op verbondenheid. Zingeving heeft immers niet alleen betrekking op persoonlijke ervaringen maar overstijgt deze juist door de aanwezigheid van zingevende structuren in de samenleving op het sociale en filosofische niveau (Wong, 2012, p.3). Het belang van sociale structuren voor het kunnen ervaren van zin komt ook in diverse

empirische studies naar voren. Zo blijkt bijvoorbeeld dat het hebben van een sterk sociaal netwerk een belangrijke vereiste is voor het ervaren van zin (Baumeister, 1991; Baumeister & Leary, 1995; Ryan & Deci, 2001; Mikulincer, Florian, & Hirschberger, 2004). Ook het aanhangen van een religie blijkt sterk samen te hangen met het ervaren van zin (George Ellison, & Larson, 2002; Hicks & King, 2007; Paloutzian, 1981; Steger & Frazier, 2005). Concept zingeving

Sommige auteurs vinden een psychologische definitie van het concept zingeving te beperkt en kiezen voor een meer holistische benadering. Zo stelt Paul Wong (2012, p.3) dat het begrip zingeving (meaning of life) zo complex is door het feit dat het aan alle aspecten van het menszijn raakt, zowel biologisch, psychosociaal, sociaal en spiritueel. Alleen een

holistische benadering van het concept kan volgens Wong een samenhangend beeld van een zinvol leven scheppen. Een tweede complicerende factor van het concept zingeving is

volgens Wong dat ieder mens zijn eigen ideeën heeft over wanneer een leven zinvol is en dat dit niet voor iedereen gelijk is.

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van het ‘PURE’ model beschreven door Paul Wong (2012). Er is voor dit model gekozen omdat het een brede holistische opvatting van het concept zingeving hanteert. Bovendien richt het zich specifiek op zinervaringen die voortkomen uit activiteiten, wat het concept geschikt maakt om onderzoek te doen naar politieke participatie. In dit onderzoek wordt enerzijds gekeken naar de zinervaringen van burgers die ontstaan door politieke participatie en anderzijds naar de zinervaringen van raadsleden die ontstaan door het feit dat zij burgers vertegenwoordigen. Het PURE model bestaat uit vier componenten die zingeving definiëren: Purpose (doel), Understanding (begrip), Responsible Action (verantwoordelijk handelen) en Evaluation (evaluatie). Het belangrijkste onderdeel van zingeving volgens het model is het hebben een doel, richting en waarden in het leven, ook wel de motiverende component. Een tweede aspect is ‘begrip’, ook

(11)

wel de cognitieve component. Het hebben van begrip omvat cognitieve activiteiten, het ervaren van coherentie, betekenis geven aan situaties, de eigen identiteit en die van anderen begrijpen, effectief communiceren en relaties opbouwen. Het verantwoordelijk handelen heeft betrekking op de gedragscomponent. Hierbij draait het om de juiste reacties en het juiste morele handelen. Tot slot is er de evaluatie: ook wel emotionele of evaluatieve

component die bestaat uit de mate van tevredenheid die door de activiteit wordt gerealiseerd en zowel betrekking kan hebben op een bepaalde situatie als op het leven als geheel.

Samenhangend met het ‘PURE’-model beschrijft Wong (2012, p.18) de ‘Meaning-Mindset’- hypothese waar alle aspecten van het ‘PURE’-model terugkomen en waar de overkoepelende wereldbeelden en motivaties van iemand centraal staan. Volgens deze theorie zorgen iemands waarden, geloof en toewijding voor het realiseren voor een gevoel van zin, los van het feit of deze idealen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd.

Zingeving en individualisering in de samenleving

Het feit dat het concept zingeving vaak wordt gekoppeld aan het individu heeft ook te maken met ontwikkelingen in de samenleving. Zo stelt Baumeister (1991) dat zingeving vooral een individuele bezigheid is geworden door het feit dat de westerse samenleving steeds

individualistischer is geworden. De zinvolheid van het leven is volgens hem afhankelijk geworden van de ontwikkeling van een waardevol ‘uniek zelf’, een persoonlijke identiteit als uiteindelijke waarde die geen verdere rechtvaardiging behoeft. Ook Anthony Giddens

beschrijft dat zingeving een individuele zaak is geworden doordat de mens sinds de laatmoderne tijd zijn ‘project of the self’ moest gaan vorm geven (1991, p.201). Hiermee bedoelt hij dat het leven van burgers niet langer meer wordt bepaald door tradities en de gemeenschap waartoe men behoort, maar dat mensen hun eigen keuzes moesten gaan maken. De toegenomen keuzemogelijkheden in onze samenleving bieden het individu daarbij allerlei kansen maar geven hem ook de verantwoordelijkheid om goede keuzes te maken. Giddens (idem) beschrijft dat juist door de vele keuzemogelijkheden die burgers hebben zij last kunnen krijgen van gevoelens van onzekerheid en machteloosheid. De hedendaagse samenleving die zich richt op ‘calculerend’ gedrag biedt mensen weinig handvaten om te leren omgaan met die onzekerheid en biedt dan ook weinig ruimte voor zingeving. Giddens (idem, p.9) meent dat hierdoor het gevoel van ‘personal meaninglessness’: het gevoel dat het leven niets waardevols te brengen heeft, een kenmerkend probleem is geworden in de

(12)

Terwijl deze auteurs stellen dat zingeving in onze cultuur een individuele zaak is geworden benadrukken een aantal andere auteurs juist dat deze tendens aan het kantelen is en dat er op maatschappelijk vlak weer meer ruimte komt voor zingeving. Wong (2012, p.12) spreekt zelfs over het feit dat de 21e eeuw juist een ‘century of meaning’ kan worden genoemd door

het feit dat mensen opnieuw zoekende zijn naar zingeving te midden van een wereld die geconfronteerd wordt met terrorisme en de globale financiële crisis. Ook Rachman (2011) stelt dat de hedendaagse samenleving een tijdperk is waarin mensen geconfronteerd worden met deze existentiële angsten (anxiety). Hij benadrukt dat mensen hun angst moeten erkennen als een mogelijkheid voor een existentiële zoektocht die zij kunnen ombuigen naar zingeving. De creatie van een nieuwe wereldorde en een meer coöperatieve en humane samenleving heeft volgens Wong (2012, p.12) een ‘grassroots’- beweging nodig die mensen wijst op het belang van het kiezen voor een verantwoordelijk en zinvol leven. Juist de maatschappelijke en sociale betrokkenheid van burgers daarbij kan op die manier bijdragen aan een zinvol leven.

Politieke participatie en zingeving

Een onderdeel van maatschappelijke betrokkenheid is politieke participatie. Het feit dat mensen zich inzetten voor- en/ of zich onderdeel voelen van een politieke gemeenschap kan invloed hebben op hun zinervaringen. Over politieke participatie en zingeving zijn geen specifieke empirische studies gedaan. Wel komen in empirische studies naar politieke participatie diverse aspecten van zingeving uit het ‘PURE’-model naar voren zoals het ervaren van een doel (purpose) en het ervaren van betrokkenheid bij anderen (understanding) (Verba, Schlozman, & Brady, 1995; Putnam, 2000; Peterson, 1999, Frey & Stutzer, 2000; Seligman et all, 2005). Anders dan in sociale studies is er vanuit de politieke filosofie door republikeins georiënteerde auteurs expliciet geschreven over de relatie tussen politieke participatie en zingeving. Bovendien wordt er binnen de republikeinse traditie al honderden jaren geschreven over burgerparticipatie. Zo stelt Ido de Haan dat het republikeins

gedachtegoed de basis is geweest voor het ontstaan van een ‘publiek-deliberatief’-denken aan het eind van de 18e eeuw (1993, p.4). Vanwege de koppeling die in dit onderzoek wordt

gemaakt met de actuele debatten over participatieve democratie is er voor gekozen om de meer recente republikeinse werken van na de Tweede Wereldoorlog te bestuderen. De hernieuwde interesse voor het republicanisme ontwikkelde zich vanaf de jaren zestig bij denkers als Hannah Arendt (1958; 1963), Benjamin Barber (1974) en Michael Sandel (1996) en bij Nederlandse denkers als Herman van Gunsteren (2006) en Ido de Haan (1993). Ook

(13)

wordt in dit onderzoek een aantal keer teruggegrepen naar klassiek republikeinse denkers als Machiavelli (1976) en Rousseau (2013) wier ideeën van invloed zijn geweest op de meer recente republikeinse denkers.

1.3 Doelstelling

In dit onderzoek staat de vraag centraal wat de veranderende verhoudingen tussen burgers en politici; door de inzet van participatieve democratievormen doen met de zinervaringen van burgers en politici. Het onderzoek heeft het kennisdoel om de invloed van politieke

participatie op persoonlijke zinervaringen te onderzoeken.

1.4 Vraagstelling

Hoofdvraag: Welke betekenis heeft participatieve democratie in de lokale politiek voor de zinervaringen van burgers en politici in Nederland?

Deelvragen:

1. Wat is er bekend over de relatie tussen politieke participatie en vormen van zinervaring? (theoretisch)

2. Hoe ervaren burgers het feit dat aan hen via vormen van participatieve democratie om hun mening wordt gevraagd? (empirisch)

3. Hoe ervaren gemeenteraadsleden het feit dat burgers door middel van participatieve democratie invloed kunnen uitoefenen op het beleid? (empirisch)

1.5 Relevantie

Wetenschappelijke relevantie

De wetenschappelijke relevantie van het onderzoek betreft het vergaren van kennis over de invloed van politieke participatie op persoonlijke zinervaringen. Het concept zingeving wordt in empirische studies vooral gebruikt in de context van het privéleven van mensen en wordt nauwelijks gerelateerd aan maatschappelijke en politieke participatie. Terwijl er veel

onderzoek is gedaan naar de relatie tussen politieke participatie en het welzijn van burgers is de relatie naar persoonlijke zinervaringen door politieke participatie nooit expliciet

onderzocht. Ook Carpini, Cook & Jacobs (2004) stellen dat er weinig empirisch bewijs is voor de daadwerkelijke impact van participatie van burgers. Ondanks het feit dat er in sociale studies naar politieke participatie diverse aspecten van zingeving uit het ‘PURE’-model’ naar voren komen (zie paragraaf 1.2, p.20) wordt de relatie nooit expliciet gemaakt. Ook over de

(14)

zinervaringen van politici die ontstaan door het feit dat zij burgers vertegenwoordigen is nog niets bekend in de empirische literatuur.

Vanuit de filosofische traditie van het republicanisme is er wel geschreven over de betekenis van politieke participatie op de zinervaringen van burgers. Deze literatuur is echter vaak geschreven in een andere tijdsgeest en maatschappelijke context. Het is relevant om te onderzoeken of en hoe deze theoretische filosofische kennis over politieke participatie betekenisvol kan zijn in de huidige maatschappij. Het is interessant om te kijken of politieke participatie van invloed is op de zinervaringen van burgers. Van een aantal andere factoren is al bekend dat zij de zinervaringen van burgers positief beïnvloeden. Zo blijkt uit onderzoek dat onder andere het aanhangen van een religie en het hebben van een sterk sociaal netwerk kunnen zorgen voor het ervaren van zin (zie p.10)

Maatschappelijke relevantie

De experimenten die gemeenten doen met participatieve democratie bevinden zich in een beginnend stadium. Voor gemeenten is het interessant om te weten welke betekenis burgers en politici geven aan politieke participatie in de context van de lokale politiek. Door inzicht te krijgen in de betekenissen die zij geven aan deze participatie kunnen gemeenten rekening houden met de wensen en behoeften van burgers en politici en daar op inspelen. Zo kan de gemeente met behulp van deze kennis kiezen voor specifieke participatievormen die ruimte scheppen voor zinervaringen. Het feit dat burgers participatie als zinvol ervaren kan er bovendien voor zorgen dat zij gemotiveerder raken om deel te nemen aan participatieve projecten en dat hun vertrouwen in de politiek toeneemt. De verhoogde betrokkenheid en participatie van burgers kan er op die manier voor zorgen dat de ‘kloof’ tussen burgers en politici kleiner wordt en dat democratische tekorten afnemen.

(15)

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal de relatie tussen zingeving en politieke participatie theoretisch worden uiteengezet. Dit zal worden gedaan door zowel empirische- als republikeins filosofische literatuur te behandelen over dit onderwerp. Als eerste zal een overzicht worden gegeven van de empirische literatuur die bekend is over het verband tussen zingeving en politieke

participatie. Hierna volgt een uitgebreide thematische studie van de republikeins filosofische literatuur. Aan het einde van dit hoofdstuk zal de eerste deelvraag worden beantwoord. De literatuur is bestudeerd aan de hand van het ‘PURE’-model van Paul Wong (2012) dat onderscheid maakt tussen vier componenten van zingeving: ‘doel’, ‘begrip’,

‘verantwoordelijk handelen’ en ‘evaluatie’. De afzonderlijke thema’s zijn in paragraaf 1.2 uitgelegd (zie p.11). In de theoretische analyse zijn de thema’s aan de hand van dit model geordend in categorieën. Omdat het in dit onderzoek gaat over de veranderende verhoudingen tussen raadsleden en burgers is in de literatuur ook gekeken naar de zinervaringen die

samenhangen met het representeren van burgers door middel van het raadslidmaatschap.

2.2 Empirische literatuur

In deze paragraaf komen zowel de zinervaringen van burgers aan bod die zij ervaren door politieke participatie als de zinervaringen van politici die zij ervaren in hun rol als

volksvertegenwoordiger. In de empirische literatuur is er geen expliciet onderzoek gedaan naar deze thematiek. Wel komen in een aantal studies aspecten van zingeving naar voren die te relateren zijn aan het zogenaamde ‘PURE’-model (Wong, 2012). In deze paragraaf zullen de zinervaringen uit de literatuur worden geordend aan de hand van de vier componenten van dit model. Zowel de zinervaringen van burgers als die van politici worden in deze paragraaf aan de hand van dit model besproken.

2.2.1 De rol van de participerende burger

In verschillende studies komen zinervaringen naar voren die bij burgers ontstaan door politieke participatie.

Doel

Het feit dat het burgers een doel geeft dat zij politiek participeren is volgens het model van Wong (2012) een belangrijke zingevende component. Dit komt terug in de literatuur waar uit blijkt dat de politieke ‘participerende handeling’ in zichzelf (los van de uitkomst van het beleid), bijdraagt aan het vergroten van het gevoel bij mensen om een doel te hebben (Verba,

(16)

Schlozman, & Brady, 1995; Putnam, 2000; Peterson, 1999, Frey & Stutzer, 2000; Seligman et all, 2005). Via de politieke participatie hebben burgers bovendien contact met andere burgers wat hun gevoel om een (gezamenlijk) doel te hebben kan versterken. Hoewel uit diverse onderzoeken blijkt dat de politieke participatie van burgers een positieve invloed heeft op het feit dat zij een doel ervaren blijft het onduidelijk wat het hebben van een doel concreet voor burgers betekent. Dit kan samenhangen met het feit dat de gevonden resultaten zijn verkregen doormiddel van voornamelijk kwantitatieve survey-onderzoeken, naar de relatie tussen politieke participatie en welzijn (Frey & Stutzer, 2000; Owen, Videras, Willemsen, 2008). Wat de gevonden verbanden voor burgers betekenen blijft op die manier buiten beschouwing.

Begrip

Een andere zingevende factor is het feit dat men ‘begrip’ ervaart voor andere mensen en standpunten. Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat door politieke participatie de sociale betrokkenheid naar andere mensen toe wordt vergroot (Verba, Schlozman, & Brady, 1995; Putnam, 2000; Peterson, 1999, Frey & Stutzer, 2000; Seligman et all, 2005). Ook zorgt het aangaan van het gesprek tussen overheid en burgers volgens Carpini, Cook & Jacobs (2004) voor empathie tegenover anderen en het feit dat de kennis van burgers over

verschillende standpunten wordt verbreed. Verder zorgt het realiseren van een daadwerkelijk gesprek tussen burgers en politici er ook voor dat dat burgers toleranter worden voor

tegengestelde standpunten. (Guttman & Thompson, 1996). Naast het begrip voor anderen benadrukken diverse auteurs (Chambers 1996; Gutmann & Thompson, 1996) dat burgers door politieke participatie ook meer inzicht zullen krijgen in hun eigen voorkeuren. Verantwoordelijk handelen

Politieke participatie kan ook zingevend zijn door het feit dat het burgers stimuleert om verantwoordelijk te handelen. Uit een aantal studies komt deze activerende component naar voren. Zo stellen Cole en Stewart (1996, p.138) dat maatschappelijke en politieke participatie van mensen op jonge leeftijd kan bijdragen aan een gevoel voor commitment en agency. Door politieke participatie krijgen mensen het gevoel dat zij in staat zijn om zelf invloed te hebben op hun omgeving en dit stimuleert hen om over te gaan tot actie in plaats van zich passief op stellen. Ook Fendrich (1993) beargumenteert dat politieke participatie een

(17)

participatie de politieke identiteiten en het politiek commitment van burgers worden gevormd.

Evaluatie

Verder kan politieke participatie zingevend zijn door het feit dat het burgers voldoening geeft. Diverse auteurs stellen dat politieke participatie een positief effect heeft op het welzijn van burgers (Verba & Schlozman, and Brady, 1995). Zo stellen Owen, Videras & Willemsen (2008) dat in landen waar burgers meer mogelijkheden hebben om te participeren in het politieke proces hun gevoel van welzijn groter is. Ook blijkt uit een onderzoek van Frey en Stutzer (2002) naar verschillende participerende democratie-vormen in de Zwitserse kantons dat de hoeveelheid participatievormen in het lokale politieke systeem positief samenhangt met individueel geluk. Verder stelt Fishkin (1995) dat burgers door politieke participatie meer vertrouwen in de democratie krijgen en het gevoel krijgen dat burgers door de overheid worden gehoord. Deze positieve evaluatie zorgt voor een gevoel van zingeving.

(18)

2.2.2 De rol van de volksvertegenwoordiger

Omdat in dit onderzoek naast de zinervaringen van burgers ook de zinervaringen van raadsleden centraal staan is het relevant om te kijken welke zinervaringen zij hebben in hun rol als volksvertegenwoordiger. In de empirische literatuur is echter nog niets geschreven over de relatie tussen het werken als volksvertegenwoordiger en zingeving. Wel komen er uit de empirische literatuur over het werk van politici diverse zingevende componenten uit het ‘PURE’-model terug.

Doel

Het werken als raadslid kan als zingevend worden ervaren door het feit dat het raadslidmaatschap mensen een doel geeft. Dit doel dat door Wong (2012) ook wel de ‘motiverende component’ wordt genoemd komt in diverse empirische studies naar de motivaties van politici naar voren. Het feit dat het raadslidmaatschap mensen een doel geeft zorgt voor zinervaringen, ongeacht welk doel zij met hun functie nastreven.

Uit de literatuur komen diverse motivaties van politici naar voren om hun werk te doen. In de literatuur wordt uitgegaan van twee argumentatielijnen. Klassieke theoretici die uitgaan van de ‘rational choice theory’ stellen dat politici puur worden gedreven door eigen belang en dat zij hun positie gebruiken om hun eigen welvaart te vergroten (Ritz, 2015). Zeger van der Wal (2013) stelt dat er jarenlang werd uitgegaan van negatieve clichés waarbij politici werden neergezet als ‘Machiavellistisch’, conservatief en technocratisch gericht op het verwerven van macht en status (Niskanen 1971; Schlesinger 1966; Tullock 1976). Vanuit deze theorie wordt er vanuit gegaan dat politici vooral worden gedreven door een extrinsieke motivatie. Bolino (1999) stelt dat echter dat motieven van politici om hun werk te doen vaak een combinatie van verschillende voorkeuren zijn en dat de ‘rational choice theory’ te kort door de bocht is. De laatste jaren zien we juist een tegenbeweging die stelt dat zowel veel politici als werknemers in de publieke sector altruïstisch zijn en het verlangen hebben om iets te doen voor het algemeen belang (Perry, Hondeghem & Wise, 2010). Wel blijkt uit het onderzoek van Zeger van der Wal dat macht en status belangrijk worden gevonden maar dat deze door politici op een andere manier belangrijk wordt gevonden dan door werknemers uit de

publieke sector (2013, p.757). Volgens hem worden politieke elites gemotiveerd door macht terwijl de elites uit de publieke sector worden gemotiveerd door het feit dat zij zich dicht bij de macht begeven (close to power). Tegelijkertijd blijkt ook dat naast dit streven naar macht de intrinsieke motivatie en idealen van politici eveneens een belangrijke rol spelen. Deze

(19)

meer altruïstische motivaties zijn volgens de auteurs ten onrechte jarenlang onderbelicht gebleven.

Zeger van der Wal heeft onderzoek gedaan naar de motivatie van onder andere Nederlandse politici (2013, p.754). Uit zijn onderzoek komt naar voren dat politici vaak kiezen voor hun beroep vanwege het feit dat zij willen bijdragen aan- of het verbeteren van de samenleving. Ook de inhoud van het werk, carrièremogelijkheden, politieke idealen en persoonlijke achtergronden zijn belangrijke motivators voor politici om hun werk te doen. Van der Wal (idem) stelt ook dat politici graag impact willen hebben op actuele veranderingen in de samenleving en zichzelf capabel vinden om deze veranderingen te realiseren. Verder blijkt dat politici worden gemotiveerd door macht en het feit dat zij via hun werk in de

schijnwerpers staan. Een ander meer altruïstisch motief dat door politici wordt genoemd om te kiezen voor hun werk is dat zij de kloof tussen burgers en politici willen verkleinen (idem). Deze studies zijn echter niet toegespitst op de lokale volksvertegenwoordiging maar op de landelijke en Europese politiek. Adrian Ritz (2015) heeft onderzoek gedaan naar de motivatie van lokale politici in kleine Zwitserse gemeenschappen. Net als bij gemeenteraadsleden gaat het hier om parttime politieke functies. Uit deze studie komt naar voren dat politici ook op lokaal niveau vaak een combinatie van motieven hebben om hun werk te doen, zowel egoïstische als meer altruïstische motieven worden door hen uitgedragen.

Overige componenten van zingeving

Het werken als volksvertegenwoordiger kan voor raadsleden ook zingevend zijn door het feit dat zij zich inzetten voor een andere component uit het ‘PURE’-model, namelijk het

rechtvaardige handelen. Diverse motiverende factoren die door politici worden benoemd gaan namelijk over het feit dat zij via hun werk moreel willen handelen en zich in willen zetten voor een rechtvaardige samenleving. Uit onderzoek van Perry, Hondeghem & Wise, (2010) blijkt dat politici zich vanuit een altruïstische houding willen inzetten voor het verbeteren van de samenleving. Ook Zeger van de Wal (2013) benoemt diverse altruïstische motieven, zoals het na willen streven van idealen en het willen verkleinen van de kloof tussen burgers en politici. Op het moment dat politici vanuit ideële motieven handelen lijkt

bovendien de ‘Meaning-Mindset’-Hypothese (Wong, 2012) van toepassing. Deze hypothese stelt dat het streven naar het realiseren van een bepaald ideaal voor politici zingevend is, los van het feit of het hen lukt om dit ideaal daadwerkelijk te realiseren.

(20)

De overige componenten van het ‘PURE-model’, ‘begrip’ en ‘evaluatie’ komen in de literatuur niet duidelijk naar voren. Het blijft daarmee onduidelijk of deze componenten van zingeving bij het vertegenwoordigen van burgers niet aan worden gesproken of dat dit simpelweg nooit in de empirie is onderzocht.

2.2.3 Conclusie

Sociaal- empirische literatuur

Politieke participatie en zinervaringen van burgers 1. Doel Participatieve handeling geeft mensen een doel

2. Begrip Begrip/ tolerantie voor andere mensen/standpunten Inzicht eigen politieke voorkeuren

3. Rechtvaardig handelen Participatie als activerend mechanisme Stimuleren gevoel ‘agency’

Ontwikkelen politieke identiteit/ commitment 4. Evaluatie Ervaren welzijn/ geluk

Vertrouwen in de overheid/ democratie

Het representeren van burgers en zinervaringen door politici

1. Doel Altruïstische doelstellingen (op samenleving gericht) Egoïstische doelstellingen (persoonlijk)

2. Begrip X

3. Rechtvaardig handelen Altruïstische doelstellingen Streven naar realiseren van ideaal

4. Evaluatie X

Uit de empirische literatuur komt naar voren dat de zinervaringen die burgers ervaren bij politieke participatie sterk verschillen van de zinervaringen die politici ervaren bij het representeren van burgers. Bij de politieke participatie komen alle componenten van

zingeving uit het ‘PURE’-model naar voren. Politieke participatie heeft dan ook de potentie om een breed scala aan zinervaringen te realiseren. Wat deze zinervaringen voor burgers concreet betekenen blijft in de empirische studies vaak onduidelijk. Door het feit dat de onderzoeksresultaten vaak zijn gebaseerd op kwantitatieve survey-onderzoek blijven zij inhoudelijk wat meer aan de oppervlakte. Het is verder opvallend dat er veel onderzoek is gedaan naar de relatie tussen politieke participatie en welzijn maar dat er geen onderzoek is gedaan naar de relatie tussen politieke participatie en zingeving. Welzijn mag dan wel een inherente component zijn van zingeving, het is volgens Wong (2012) nog geen voldoende voorwaarde om zin te ervaren.

(21)

Het vertegenwoordigen van burgers kan juist zorgen voor zinervaringen door het feit dat dit politici een doel geeft. Dit doel kan zowel egoïstisch als altruïstisch van aard zijn. Op het moment dat dit doel betrekking heeft op het realiseren van een bepaald politiek ideaal en een rechtvaardige samenleving komt ook de component van het ‘rechtvaardig handelen’ uit het ‘PURE’-model en de ‘Meaning-Mindset’-Hypothese terug. De empirische literatuur spreekt voornamelijk over landelijke politici. Het onderzoek van Ritz (2015) lijkt er echter op te duiden dat de motivaties van lokale en landelijke politici weinig van elkaar verschillen. De bestudeerde onderzoeken naar de motivaties van politici zijn wel voornamelijk gebaseerd op enquêtes en de resultaten blijven daarmee beperkt tot wat meer algemene categorieën. In dit onderzoek wordt in tegenstelling tot de bestudeerde empirische studies juist een kwalitatieve benadering gehanteerd waarbij de nadruk ligt op betekenisgeving.

(22)

2.3 Thematische studie van de republikeinse filosofische literatuur

In deze paragraaf zal een overzicht worden gegeven van diverse zinervaringen gerelateerd aan politieke participatie die naar voren komen in de republikeinse filosofische literatuur. De zinervaringen uit de literatuur hebben hoofdzakelijk betrekking op burgers. De zinervaringen van politici komen in de republikeinse literatuur niet nadrukkelijk aan bod.

Deze paragraaf begint met een schets van de historische context van de republikeinse traditie. Op die manier wordt de literatuur in perspectief geplaatst en kunnen de ideeën uit de

republikeinse literatuur worden vergeleken met de context van de recente participatieve projecten waar in Nederland mee wordt geëxperimenteerd. Vervolgens zullen de

verschillende zinervaringen worden gerelateerd aan de componenten van het ‘PURE’ model (Wong, 2012). De ‘educatieve functie’ van participatie, het thema ‘eigen identiteit en zelf bewustzijn' en het thema ‘gemeenschap’ zijn te linken aan het component ‘begrip’. Het ‘activerende aspect’ van participatie en het thema ‘algemeen belang’ passen bij het component ‘verantwoordelijk handelen’. Tot slot past het thema ‘vertrouwen’ bij het component ‘evaluatie’. Er moet wel worden gezegd dat sommige thema’s overlap vertonen met andere componenten.

2.3.1 Historische context

Het republikanisme wordt door Ido de Haan (1993, p.13) beschreven als gedachtegoed dat een voortzetting is van de republikeinse traditie die vanaf de 13e eeuw opkomt in de Italiaanse

stadsstaten. Bij deze traditie ligt de nadruk bij ‘res publica’; de publieke zaak, zoals dit onder andere door de Italiaanse filosoof Nicollo Machiavelli (1976) wordt beschreven. De politieke orde zou volgens het republikeinse denken altijd de publieke zaak moeten dienen. Het oude republicanisme is vervolgens weer een voedingsbodems geweest voor het ontstaan van de revoluties aan het eind van de 18e eeuw met als belangrijke denker Rousseau (De Haan,

p.176). Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er hernieuwde interesse in het republikeinse gedachtegoed. Er kwam steeds meer kritiek op het feit dat politiek een zaak was geworden van de elite en dat de burger apathisch en consumentistisch was geworden. Ook in Nederland werd er vanaf haverwege de jaren 60 gepleit voor institutionele vernieuwing en meer

inspraakmogelijkheden van burgers (De Haan, p.103). Hoewel de mogelijkheden voor burgerparticipatie de afgelopen jaren zijn toegenomen is de discussie over het thema nog steeds actueel.

(23)

2.3.2 Begrip

Een aantal zinervaringen uit de republikeinse literatuur hebben betrekking op het feit dat zij zorgen voor meer ‘begrip’. Dit ‘begrip’ kan betrekking hebben op het verkrijgen van meer kennis en vaardigheden op het gebied van democratie (‘educatieve functie’). Ook kunnen burgers zich door politieke participatie bewust worden van hun eigen identiteit en eigen standpunten. Tot slot kan politieke participatie er voor zorgen dat burgers meer contact en begrip krijgen voor anderen en zich meer onderdeel gaan voelen van de samenleving.

Educatieve functie: scholing in burgerschap en democratie

De belangrijkste denker uit de republikeinse traditie die de educatieve functie van politieke participatie centraal stelt is Jean-Jacques Rousseau (Rousseau, 2013). Volgens hem is het uiteindelijke resultaat van politieke participatie niet het belangrijkste maar draait het er vooral om dat burgers via politieke participatie leren over burgerschap (Pateman, 1970, p.26). Dit sluit aan bij het voorbeeld dat Barber geeft over vroegere Zwitserse lokale gemeenschappen waar het feit dat er open met elkaar werd gesproken over conflicten belangrijker werd gevonden dan het komen tot een effectieve oplossing (1974, p.182). Ongeacht de uitkomst van de participatie ziet Rousseau de grootste winst in het feit dat burgers zich door politieke participatie educatief ontwikkelen in de zin dat zij kennis en vaardigheden opdoen op het gebied van democratisch burgerschap.

Bovendien stelt Rousseau dat participatie een instrument is om de in zijn ogen ‘ware’ gemeenschap te ontwikkelen. Door politieke participatie krijgen burgers ervaring met het afwegen van belangen en het nemen van complexe beslissingen die gevolgen hebben voor zowel het individu als voor het politieke systeem. Dit zorgt ervoor dat burgers zich bewuster worden van wat er speelt in de samenleving en verschillende standpunten tot zich leren nemen. Mill voegt aan de theorie van Rousseau toe dat juist participatie van burgers op lokaal niveau van groot belang is (Pateman, 1970, p.43). Op het moment dat burgers via participatie leren over democratie in hun eigen omgeving krijgen zij de handvatten en vaardigheden om zich in de toekomst in te kunnen zetten voor de politiek op een hoger niveau in de

samenleving. Democratie is volgens Mill in die zin iets wat je als burger kunt leren door het opdoen van de juiste kennis en vaardigheden.

Mill benadrukt dat door het politieke proces er bij burgers meer draagvlak zal ontstaan. Hij stelt dat door participatie burgers gemakkelijker beslissingen kunnen accepteren (Pateman, 1970, p.43). Ook Cole stelt dat participatie een integratief effect heeft en helpt met het

(24)

accepteren van collectieve beslissingen (Pateman, 1970, p.29). Hij benadrukt ook dat door het feit dat burgers participeren politieke systemen op den duur verder zullen democratiseren en socialiseren (idem). Door participatie wordt de burger volgens Cole immers geschoold in het leren van de praktijk van democratische vaardigheden en procedures. Hierdoor zullen burgers meer waarde gaan hechten aan het democratische systeem en zullen zij meer geneigd zijn om zich in te zetten om het politieke systeem verder te democratiseren.

Eigen identiteit en zelfbewustzijn

Naast het feit dat participatie burgers kan scholen op het gebied van burgerschapsvorming en democratie kunnen burgers zich door participatie ook bewust worden van hun eigen identiteit en hun mogelijkheid tot inspraak. Het feit dat zij kunnen deelnemen, kan hun gevoel van eigenwaarde vergroten en bijdragen aan een gevoel van ‘agency’.

Zelfbewustzijn

Richard Sennett stelt dat zonder te participeren burgers het vertrouwen verliezen in het feit dat zij in staat zijn om zelf beslissingen te maken in de politiek (1974, p.261). Politieke participatie is volgens hem juist een belangrijke voorwaarde om er voor te zorgen dat burgers vertrouwen houden in het feit dat zij invloed kunnen uitoefenen in de samenleving. Michael Sandel (1996) beschrijft dit effect van participatie als ‘empowerment’. Hij stelt ook dat het ontbreken van mogelijkheden voor politieke participatie in het huidige politieke systeem in de Verenigde Staten zorgt voor gevoelens van ‘disempowerment’ bij burgers (Sandel, 1996, p.202). Ook Cole benoemt dat burgers door politieke participatie beter psychologisch zijn voorbereid op in de toekomst politiek te participeren (Pateman, 1970, p.45). Een ander effect dat Carole Pateman beschrijft is het feit dat het gevoel om controle te hebben over het leven van een burger door politieke participatie kan toenemen (idem, p.45). Rousseau schrijft dat participatie van waarde is voor de vrijheid van het individu door het feit dat het hem in staat stelt eigen meester te zijn over zijn leven (idem, p.26). Participatie kan op die manier een positief effect hebben op het gevoel van eigenwaarde van de burger en hem vertrouwen geven dat hij invloed kan uitoefenen in de samenleving.

Naast een gevoel van invloed kan participatie burgers ook bewust maken van hun eigen positie. Zo stelt Benjamin Barber dat politieke participatie kan bijdragen aan het ontwikkelen van de eigen identiteit van het individu, zowel individueel als collectief (1974, p.187). Door het participeren in de gemeenschap kan een burger zich namelijk bewust worden van zijn eigen plek in de samenleving en de manier waarop hij zich als individu tot deze samenleving

(25)

verhoudt. Barber stelt ook dat politieke participatie mensen een persoonlijk doel kan geven (idem, p.265). Hij verwijst hier naar vroegere lokale gemeenschappen in Zwitserland. Binnen deze gemeenschap stemden de inwoners hun eigen doelen af op het belang van hun

gemeenschap waarbij het belang van hun gemeenschap prioriteit kreeg boven hun eigen belang en privacy.

Erkenning als burger

Voor Hannah Arendt (1958) is politieke participatie belangrijk omdat burgers zich door zich uit te kunnen spreken en zich gehoord te voelen door anderen erkend voelen als burger. Om zingeving te kunnen ervaren is het volgens Arendt noodzakelijk dat een burger in staat is om te spreken en zich verstaanbaar kan maken tegenover zichzelf en tegenover anderen (1958, p.12). Voor Arendt is het feit dat mensen ‘gehoord’ en ‘gezien’ worden door andere mensen dan ook fundamenteel voor het menselijk bestaan. Het feit dat mensen de mogelijkheid wordt gegeven om politiek of maatschappelijk te participeren betekent dan ook dat mensen zich erkend zullen voelen als ‘burger’. Arendt gebruikt de term vita actica waarmee zij de fundamentele menselijke activiteiten arbeiden, werken en handelen wil aanduiden (idem, p.15). Juist in de activiteit van het handelen komen mensen in aanraking met anderen en komt de ‘pluraliteit’ van het mens zijn tot uiting.

Arendt refereert aan de Griekse polis en beschrijft deze polis als een organisatie van het volk die gegroeid is uit het gemeenschappelijk handelen en spreken van burgers (idem, p.182). Zij heeft de overtuiging dat handelen en spreken tussen de deelnemers van de polis ‘een ruimte’ kan scheppen. Deze ruimte beschrijft Arendt onder andere als de plaats van ontmoeting in de ruimste zin van het woord: ‘als een platform waar ik verschijn aan anderen zoals anderen aan mij verschijnen’ (idem, p.182). In het concept van het ‘verschijnen aan anderen’ komt naar voren dat mensen niet louter bestaan als andere levenloze wezens of levenloze dingen maar dat zij in de werkelijkheid van de wereld bestaan in de aanwezigheid van anderen. Als deze ‘ruimte’ aan mensen wordt ontzegd wordt aan hen ook de werkelijkheid ontzegd, aldus Arendt. Hierbij bedoelt Arendt dat het feit dat burgers ‘worden gezien’ en ‘worden gehoord’ in de publieke ruimte fundamenteel is voor de erkenning van het mens zijn. Net als Arendt meent ook Herman van Gunsteren dat participatieve democratie bijdraagt aan de waardigheid van elk individueel mens (2006, p.12).

(26)

Gemeenschapszin

Gevoel van gemeenschap

Diverse denkers benadrukken dat politieke participatie kan bijdragen aan een gevoel van gemeenschap en verbondenheid met je omgeving. Zo stellen Mill en Cole dat burgers zich door participatie onderdeel voelen van een groter geheel en zich verenigd voelen met anderen (Pateman, 1970, p.36).

Ook Sandel (1996) stelt dat er zonder politieke participatie van burgers geen gevoel van gemeenschap en burgerschap kan ontstaan. Het gesprek tussen burgers (deliberatie) over de betekenis die zij geven aan politiek en aan hun gemeenschap is volgens Sandel cruciaal voor het laten ontstaan van een gevoel van gemeenschap: ‘Political community depends on the narratives by which people make sense of their contribution and interpret the common life they share; at its best, political deliberation is not only about competing policies but also about competing interpretations of the character of a community, of its purposes and ends’ (Sandel, 1996, p.236).

Ido de Haan (1993) benadrukt dat op het moment dat burgers meer verantwoordelijkheden zouden krijgen van de overheid dit goed zou zijn voor de gemeenschapszin. Op het moment dat burgers zich verantwoordelijk voelen voor publieke goederen zullen zij zich meer betrokken voelen bij de gemeenschap (1993, p.204). De Haan benadrukt dat pas wanneer daadwerkelijk meningen en argumenten worden uitgewisseld tussen betrokkenen te

verwachten valt dat burgers hun mening herzien, punten van overeenstemming vinden of een gemeenschappelijk vocabulaire kiezen. Deliberatie leidt op die manier tot begrip voor

anderen.

Besef van interafhankelijkheid

Barber (1974) stelt dat politieke participatie burgers bewust maakt van hun

interafhankelijkheid van elkaar en het besef dat individuen elkaar nodig hebben in een gemeenschap. Barber verwijst hierbij naar de geschiedenis van de onafhankelijke republiek Raetia, tegenwoordig bekend als het Zwitsterse kanton Graubünden, waar gemeenschappen van direct zelfbestuur al 1500 jaar bestaan (1974, p.7). Hij verwijst naar het opvallende feit dat het concept vrijheid in dit kanton wordt gezien als een ‘collectief recht’ (idem, p.11). Vrijheid betekent voor deze Zwitserse burgers ‘interafhankelijkheid’, vrij zijn en zich tegelijkertijd onderdeel voelen van de gemeenschap (idem, p.140). Burgerparticipatie wordt

(27)

vanuit deze traditie gezien als een publieke deugd en een collectieve verantwoordelijkheid. De ervaringen met democratie worden in Graubünden gezien als onscheidbaar van de gemeenschap (idem, p.15). Dit is in tegenstelling tot representatieve, pluralistische

democratieën waar vrijheid wordt geassocieerd met privérechten van individuele burgers. Uit het voorbeeld van Graubünden kan men stellen dat vrijheid niet onverenigbaar is met

gemeenschaps-collectivisme. Autonomie voor het individu kan juist worden gerealiseerd door politieke participatie in zelf-organiserende gemeenschappen (idem, p. 273). Ook Rousseau benadrukt dat het participatieve proces de afhankelijkheid tussen mensen toont, iedere burger is afhankelijk van het collectief (Pateman, 1970, p.27). Juist door de

confrontatie met deze afhankelijkheid wordt het voor burgers gemakkelijker om collectieve beslissingen te accepteren.

Collectieve identiteit door contact met vreemden

Ook Sennett stelt dat het contact met anderen (vreemden) in de publieke ruimte kan zorgen voor een gevoel van verbondenheid en gemeenschap. Dit is de ruimte waar vreemden elkaar ontmoeten en met elkaar interacteren (1974, p.17). Sennett benadrukt dat hoe meer interactie er plaatsvindt tussen mensen hoe afhankelijker zij van elkaar zullen worden en hoe meer verbondenheid er tussen hen zal ontstaan (idem, p.117). Juist de contacten die mensen hebben met ‘vreemden’ in de publieke sfeer en hun gedeelde ‘acties’ zorgen voor het ontstaan van een collectieve identiteit.

De burger is volgens Sennett in de moderne samenleving een passieve, stille toeschouwer geworden die zijn wensen niet uitspreekt in de publieke ruimte (1974, p.261). De

hedendaagse mens ziet zingeving als iets wat alleen behoort tot het privédomein dat betrekking heeft op vrienden en familie. Burgers hebben volgens Sennett het vertrouwen verloren om daadwerkelijk invloed te kunnen uitoefenen. Het probleem hiermee is dat de verbondenheid in de samenleving hierdoor afneemt. Juist actieve deelname aan de

samenleving zorgt er namelijk voor dat mensen zich verbonden voelen met elkaar. Op het moment dat we intiemere relaties met vrienden en familie belangrijker vinden dan relaties in de publieke sfeer sluiten we relaties met minder verschillende mensen en worden

buitenstaanders (vreemden) uitgesloten (idem, p.266). De nadruk op intieme relaties in onze samenleving maakt ons dan ook minder sociaal naar buitenstaanders en zorgt dat we ons minder verbonden met elkaar voelen (idem, p.266).

(28)

2.3.3 Rechtvaardig handelen

Politieke participatie kan ook tot zinervaringen leiden door het feit dat het burgers stimuleert om moreel te handelen. Door het feit dat politieke participatie een ‘activerende component’ heeft kan zij burgers stimuleren om zich actief in te zetten voor hun idealen. Ook komt uit de literatuur naar voren dat burgers door politieke participatie meer vanuit het ‘algemene belang’ gaan denken waardoor zij rechtvaardigere beslissen zullen nemen. Deze thema’s die

betrekking hebben op rechtvaardig handelen zullen worden uiteengezet.

Participatie als activerend mechanisme

Diverse auteurs beschrijven het feit dat politieke participatie voor burgers een activerende werking heeft en dat burgers door participatie worden aangespoord tot handelen. Volgens Herman van Gunsteren is het beschermen van mensen via representatie onvoldoende om menselijke waardigheid te kunnen garanderen, hiervoor is actieve participatie nodig en een gesprek tussen burgers over hoe men moet samenleven (2006, p.12). Dit sluit aan bij Ido de Haan die refereert aan Hannah Arendt die stelt dat burgers alleen de status van vrije en gelijke burgers kunnen verkrijgen door daadwerkelijk in het openbaar te kunnen oordelen (De Haan, 1993, p.163). Arendt wantrouwt om die reden de representatieve democratie en geeft de voorkeur aan directe democratie. Ook Barber verwijst naar het feit dat op het moment dat burgers zich alleen kunnen uiten door te stemmen ze geen mogelijkheden hebben om eigen ideeën aan te dragen zoals dat wel kan bij participatieve democratievormen waar deliberatie centraal staat (1974, p.192). Dit zorgt ervoor dat de rol van burgers binnen de representatieve democratie passief blijft.

Het feit dat pressiegroepen en lobbygroepen burgers kunnen vertegenwoordigen in de politiek vindt Arendt niet genoeg. Het nadeel hiervan vindt Arendt namelijk dat de kiezer op die manier alleen vanuit zijn eigen belangen en eigen welzijn blijft denken (De Haan, 1993, p.273). De burger wordt op het moment dat hij vertegenwoordigd wordt namelijk gedwongen om in de gehoorzame slachtofferrol te blijven zitten in plaats van doormiddel van participatie zelf te handelen en met anderen in gesprek te gaan. Juist in de deliberatieve handeling, het gesprek op zichzelf zit volgens Arendt de fundatie van vrijheid (idem, p.219). Arendt beschrijft belangen en meningen als totaal verschillende politieke fenomenen (1963, p.229). Belangen zijn relevant voor belangengroepen en het is belangrijk dat deze genoeg

gerepresenteerd zijn en dat ze beschermd worden tegen de meerderheid. Meningen zijn volgens Arendt daarentegen nooit toe te schrijven aan groepen maar behoren exclusief tot

(29)

individuen (idem, p.229). Meningsvorming wordt gestimuleerd op het moment dat mensen vrij met elkaar kunnen communiceren. Vrijheid wordt volgens Arendt pas gerealiseerd op het moment dat een burger recht heeft om deelnemer te zijn aan het bestuur. Het feit dat burgers in het Zwitserse kanton Graubünden (Barber, 1974) direct het resultaat zagen van hun politieke participatie sluit dan ook aan bij de opvatting van Hannah Arendt ‘to be free and to act are the same’ waar Barber naar verwijst (1974, p.177). Arendt is van opvatting dat de vrijheid van het individu pas verschijnt door ‘ervaring’ en actieve participatie in de politiek. Ook Ido de Haan verwijst naar Mill die stelt dat deliberatief republikanisme door zijn nadruk op participatie bijdraagt aan de zelfstandigheid van burgers (1993, p.45). Dit is tegengesteld aan de alleenheerschappij en oligarchie waarin burgers juist passief blijven. Al is het volgens Mill wel belangrijk dat burgers die meedoen voldoen aan de kwalificaties die het burgerschap vereist. Ook Sandel uit kritiek op het feit dat het liberalisme geen aandacht heeft voor

burgerschap, inspraakmogelijkheden en zelfbestuur (1996, p.6). Het feit dat burgers niet actief participeren in de politiek zorgt volgens hem voor een gevoel van disempowerment. Burgers hebben niet het gevoel dat ze daadwerkelijk invloed hebben op de politiek.

Algemeen belang

Diverse auteurs stellen dat participatie ervoor zorgt dat burgers meer vanuit het algemene belang zullen gaan denken en hierdoor ook eerder ‘rechtvaardige’ beslissingen zullen nemen. Denken vanuit het algemene belang

Ook Hannah Arendt stelt dat door het feit dat burgers vaker politiek participeren zij eerder geneigd zullen zijn om vanuit het algemene belang te redeneren in plaats van uit het

privébelang (De Haan, 1993, p.162). Arendt benadrukt dat politieke oordelen ‘betrokken’ zijn op bestaande interpersoonlijke relaties maar dat deze oordelen deze relaties tegelijkertijd ook veranderen. Zij beschrijft het feit dat in het oordelen voortdurend een ‘nieuwe wereld’ ontstaat (idem). Dit vermogen om tot een nieuw begin te komen omschrijft Arendt als ‘nataliteit’. Het politieke leidt volgens Arendt tot zelftransformatie waarin een persoon verandert van een privaat persoon in een publiek persoon. De persoon denkt niet langer vanuit het eigen belang maar vanuit het gemeenschappelijke goed. Volgens Rousseau worden op het moment dat burgers redeneren vanuit het algemene belang de rechten van ‘alle

burgers’ het beste beschermd. Hij stelt dat het recht van ieder individu om die reden altijd ondergeschikt zou moeten zijn aan het recht van de gemeenschap als geheel (idem, p.13).

(30)

Ook Mill en De Haan betogen dat individuen door participatie worden gedwongen om hun horizon te verbreden en het publieke belang mee te nemen (idem, p.29).

2.3.4. Evaluatie

Uit de republikeinse literatuur komt naar voren dat politieke participatie kan zorgen voor zinervaringen doordat burgers door participatie meer vertrouwen krijgen in de overheid en in de democratie. Dit gevoel van vertrouwen is goed voor het welbevinden van mensen en de manier hoe zij naar hun leven kijken.

Relatie tussen overheid en burger

Door politieke participatie kan het vertrouwen van burgers in de overheid toenemen. Zo stelt Barber dat op het moment dat burgers het gevoel hebben gehoord te worden hun vertrouwen in de overheid en in de democratie zal groeien (1974, p.155). Opvallend is het feit dat Barber stelt dat de burgers in het Zwitserse Graubünden nauwelijks behoefte hebben aan

objectiviteit, onpartijdigheid en checks en balances in het politieke systeem. Barber schrijft dit toe aan het feit dat burgers zich door hun politieke participatie kunnen identificeren met de overheid en vertrouwen hebben in de politiek (idem, p.154). Er is daar dan ook sprake van integratie tussen de overheid en het individu. (Politieke) participatie is voor de burgers natuurlijk en onbewuste expressie van fysieke en sociale behoeften in de gemeenschap (idem, p.116). Met de komst van het Anglo-Amerikaanse systeem beschrijft Barber dat de burgers in Graubünden de overheid zijn gaan wantrouwen. Hij beschrijft dat op het moment dat burgers niet meer actief konden participeren in de politieke gemeenschap zij zich niet meer konden identificeren met de overheid en dat dit hen van hun overheid heeft vervreemd (idem, p.155). Hannah Arendt stelt op haar beurt weer dat door participatie de overheid minder vervreemd zal raken van haar burgers omdat de overheid beter weet wat er onder burgers leeft. Op het moment dat burgers in een representatief politiek systeem stemmen blijft participatie passief (idem, p.177). De burger ziet dan geen direct resultaat van zijn stem en zal volgens Arendt daarom van de overheid vervreemden.

(31)

2.4 Conclusie

Sociaal- empirische literatuur

Politieke participatie en zinervaringen van burgers 1. Doel Participatieve handeling geeft mensen een doel

2. Begrip Begrip/ tolerantie voor andere mensen/standpunten Inzicht eigen politieke voorkeuren

3. Rechtvaardig handelen Participatie als activerend mechanisme Stimuleren gevoel ‘agency’

Ontwikkelen politieke identiteit/ commitment 4. Evaluatie Ervaren welzijn/ geluk

Vertrouwen in de overheid/ democratie Republikeins filosofische literatuur

Politieke participatie en zinervaringen van burgers

1. Doel X

2. Begrip Kennis en vaardigheden over democratie, burgerschap en politiek

Begrip/ bewustzijn eigen identiteit en eigen standpunten.

Begrip/ kennis van andere standpunten en ideeën Zich erkend voelen als burger

Ervaren van verbondenheid, interafhankelijkheid en gemeenschap

3. Rechtvaardig handelen

Participatie als activerend mechanisme Denken vanuit het algemene belang 4. Evaluatie Vertrouwen in de overheid

Sociaal-empirische literatuur

Het representeren van burgers en zingeving (politici)

1. Doel Altruïstische doelstellingen (op samenleving gericht) Egoïstische doelstellingen (persoonlijk)

2. Begrip X

3. Rechtvaardig handelen

Altruïstische doelstellingen Streven naar realiseren van ideaal

(32)

Wat is er bekend over de relatie tussen politieke participatie en vormen van

zinervaring?

Uit het onderzoek komt naar voren dat zowel in de empirische studies als republikeinse literatuur over politieke participatie vrijwel alle zingevende componenten uit het ‘PURE’-model van Wong (2012) terugkomen. Er is wel een verschil in het feit dat het component ‘motivatie’ in de republikeinse literatuur niet duidelijk naar voren komt terwijl dit wel het geval is bij de empirische studies. Een opvallende conclusie is ook dat veruit de meeste zinervaringen in de republikeinse literatuur samenhangen met het component ‘begrip’. Hieruit valt af te leiden dat in het republikeinse gedachtegoed juist zin wordt gehaald uit het ‘proces’ van participatieve democratie waarin de ontmoeting en het contact met anderen centraal staan. Ook komt naar voren dat in de republikeinse literatuur educatie en vorming van burgers door middel van burgerschap belangrijk worden gevonden. Deze vorming kan op zich al een belangrijk doel zijn van participatieve democratie. Ook het feit dat mensen zich erkend voelen als ‘burger’ en dat zij zich door participatie meer verbonden voelen met anderen wordt in het republikeinse denken als een zinvol resultaat gezien. De nadruk binnen het republikeinse denken op de ‘procesgerichte’ kant van participatie sluit aan bij het

gedachtegoed van Hannah Arendt (1958) die stelt dat mensen alleen zin kunnen halen door de activiteit van het ‘handelen’ (action), waarbij mensen daadwerkelijk contact met elkaar maken.

Het zingevende component ‘begrip’ komt in de empirische studies ook naar voren, maar de zinervaringen van burgers blijven in de voornamelijk kwantitatieve onderzoeken wat meer aan de oppervlakte. Ook is er minder aandacht voor het feit dat burgers zich door politieke participatie kunnen ontwikkelen. Wel komen in deze studies, net als in de republikeinse literatuur, duidelijk het activerende aspect van zingeving en het feit dat burgerparticipatie het vertrouwen in de overheid vergroot terug. Verder is het opvallend dat in de empirische studies sterk de nadruk ligt op het ‘welzijn’ en ‘geluk’ dat politieke participatie voortbrengt terwijl dit aspect in de republikeinse literatuur geen aandacht krijgt.

Uit het onderzoek blijkt dat het vertegenwoordigen van burgers zorgt voor zin door het feit dat dit politici een doel geeft aan hun leven en dat zij via hun functie de mogelijkheid krijgen om rechtvaardig te handelen en hun idealen te kunnen realiseren. De ‘Meaning-Mindset’-hypothese stelt bovendien dat het nastreven van deze idealen op zich al zingevend is, los van

(33)

het feit of hun idealen daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden. De resultaten lijken te suggereren dat politieke participatie en het representeren van burgers zorgen voor

verschillende zinervaringen. Politici halen voornamelijk zin uit het feit dat hun functie hen een ‘doel’ geeft. Burgers halen daarentegen juist vooral zin uit ‘begrip’, het feit dat zij door participatie contact hebben met andere mensen.

(34)

3.

Methode

In dit hoofdstuk zal worden uitgelegd welke methoden er in het empirisch onderzoek zijn gebruikt. Voorafgaand aan het empirisch onderzoek is een literatuurstudie gedaan waarvan de uitkomsten zijn opgenomen in het theoretisch hoofdstuk van dit onderzoek (zie hoofdstuk 2). De thema’s die in het theoretische deel naar voren kwamen zijn als ‘sensitizing concepts’ meegenomen bij het doen en analyseren van de interviews. Deze thema’s gaven het onderzoek al enige richting in de zin dat zij verschillende zinervaringen uit de theorie inzichtelijk maakten. Patton (2002) stelt dat deze ‘sensitizing concepts’ ons bewust maken van het feit dat de onderzoeker nooit compleet ‘blanco’ het onderzoeksveld ingaat maar altijd bepaalde ideeën heeft over concepten.

3.1 Onderzoeksbenadering

In dit onderzoek is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksbenadering. Patton (2002, p.14) stelt dat kwalitatief onderzoek geschikt is om rijke en gedetailleerde informatie over een kleinere hoeveelheid casussen te genereren. Bij het thema zingeving staat de diepgaandere betekenis centraal die raadsleden en burgers geven aan het concept politieke participatie. De interne validiteit van de resultaten zal groter zijn op het moment dat de verzamelde data ‘rijker’ zijn en de diepte ingaan. Een kwalitatieve benadering leent zich daarom het beste om de betekenis van politieke participatie uit te diepen. De bestaande empirische onderzoeken naar politieke participatie zijn voornamelijk gebaseerd op kwantitatief onderzoek. Wat zingeving daadwerkelijk voor mensen betekent blijft hier nog aan de oppervlakte. Dit

onderzoek biedt daarentegen juist de mogelijkheid om de betekenissen die burgers en politici geven aan zinervaringen uit te diepen.

3.2 Interviews

In dit onderzoek is er voor gekozen om 14 langere interviews met politici (gemiddeld 0,75-1 uur) en 14 korte interviews met burgers (gemiddeld 5 minuten) te doen.

Gemeenteraadsleden

In dit onderzoek zijn er gemeenteraadsleden geïnterviewd uit de gemeentes Amersfoort, Uden en Wageningen. Dit zijn gemeenten die allemaal recent één of meerdere grootschalige projecten rondom participatieve democratie hebben georganiseerd. In de gemeente

Wageningen betrof dit het project SamenWageningen en in Amersfoort en Uden was dit de G1000. Beide projecten zijn voorbeelden van zogenaamde deliberatieve fora (‘Mini-publics’) waar meningsvorming en de uitwisseling van ideeën centraal stonden (Boogaard en Michels (2016, p.10). Kenmerkend voor deze projecten is dat zij het doel hebben om zoveel mogelijk

(35)

burgers bij politieke participatie te betrekken en dat de nadruk sterk ligt op het proces en het volgen van procedures. Het uitwisselen van argumenten en meningsvorming zijn daarbij belangrijker dan de besluitvorming (2016, p.10). Bij zowel SamenWageningen als de G1000 zijn er deelnemers per brief uitgenodigd om deel te nemen aan de betreffende projecten. Gemeenten deden dit met het doel om niet alleen de usual suspects (burgers die altijd meedoen) te betrekken bij de politieke participatie maar ook de gewone man. De G1000 en SamenWageningen verschillen wel van elkaar door het gegeven dat de G1000 een

burgerinitiatief is en door burgers zelf wordt aangestuurd terwijl SamenWageningen is geïnitieerd door de gemeente. Dit verschil is geen probleem in dit onderzoek waar de betekenis van politieke participatie centraal staat in plaats van de evaluatie van specifieke participatieve projecten.

G1000

Het van oorsprong Belgische initiatief van de G1000 is gebaseerd op het gedachtegoed van David van Reybrouck (2015) die in zijn boek Verkiezingen stelt dat burgers hun geloof in verkiezingen en politici hebben verloren en dat om die reden de democratie zou moeten worden hervormd naar een systeem waar meer ruimte is voor burgerparticipatie. Inmiddels heeft de G1000 als deliberatieve burgertop al in verschillende Nederlandse gemeenten plaatsgevonden. Kenmerkend voor het project is dat burgers het initiatief nemen voor de organisatie voor de G1000 en dat de agenda van de dag niet vooraf is bepaald (Boogaard & Michels, 2016). Het gesprek tussen deelnemers vindt plaats door middel van een dialoog waar de mening van elke burger als even waardevol wordt gezien. Door het feit dat er gewerkt wordt met loting heeft iedereen bovendien een gelijke kans om mee te doen. Het initiatief van de G1000 is recent door Geerten Boogaard en Ank Michels geëvalueerd (2016). Hieruit komt naar voren dat de processen die aan een G1000 ten grondslag liggen een goede basis bieden om te kloof tussen burgers en bestuur aan te pakken (2016, p.107). Tegelijkertijd blijkt dat het lastig is om door loting een representatieve en diverse groep burgers te bereiken en dat usual suspects oververtegenwoordigd zijn. Ook blijkt dat burgers het nog niet zo eenvoudig vinden om met de resultaten van de G1000 aan de slag te gaan. Vaak blijft het onduidelijk of de resultaten van de G1000 bedoeld zijn voor de burgers die zelf aan de slag moeten of voor de lokale politiek die de burgers moeten ondersteunen (2016, p.104).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze uitkomsten zijn grotendeels overeenkomstig met voorgaand onderzoek waarin bewijs is gevonden voor de veronderstelling dat het gebruik van afbeeldingen van ziektes of

Deze bezorgdheden kunnen weggenomen worden door open te staan voor een wijd spectrum aan waardes en noden bij de actoren.. • Wanneer de focus te veel ligt op lokale kwesties,

De LCD-toolkit bevat in deze fase werkvormen die ons helpen om verhalen te analyseren. Maar ook meer creatieve technieken om ideeën te bedenken, te visualiseren en af

Het college heeft een signaal ontvangen waar rekening mee gehouden moet worden en de raad kan dit controleren tijdens de bestuur rapportages en de begroting.. Om burgers in

Op zaterdag 15 september, de Dag van de Democratie, gingen burgemeester Frank Dales en vier wethouders in gesprek met verschillende inwoners van de gemeente Velsen.. Een

Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen maken be- kend dat zij in de periode van 2 september 2017 tot en met 8 sep- tember 2017 de volgende aanvra- gen voor

De wederzijdse beïnvloeding en afhankelijk- heid van de landen van de Europese Unie (EU) groeien gestaag. Het ligt dan ook in de rede om de lusten en de lasten

schappelijke en politieke leven en als internationale juridische instelling, moet men op historische wijze benaderen en men moet de concrete historische situatie