• No results found

Nieuw Guinea en de democratie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuw Guinea en de democratie "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

mei 1962

'

olitiek en C ultuur

(2)

MEI 1962

Nieuw Guinea en de democratie

M. Bakker

193 Europa en de neutraliteitspolitiek

H. de Vries

200 Het sociaal-reformisme en het koloniale vraagstuk

IJ. S. S.

211 De rode straal

Enkele aantekeningen bij een nieuwe wetenschappelijke ontwikkeling

CRITISCHE NOTITIES:

Medezeggenschap DISCUSSIE:

224

234

De ontwikkeling van het kapitalisme in Nederland

Naschrift

J.

A. N. Knuttel

237

A. B.

237 PARTIJ- DOCUMENTEN:

Verklaring ván het Dagelijks Bestuur dér CPN 239

POLITIEK en CULTUUR

verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus

Leidsestraat 25, Amsterdam·C., tel. 35957.

De abonnementsprijs is f 4,50 per jaar, f 2.25 per half jaar, losse nummers 40 cent.

Ons gironummer is 173127, gemeentegiro: P 1527.

Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie p/a Pegasus.

Alle correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C.

Prinsengracht 473, Amsterdam-C., tel. 62565. •

(3)

22e jaargang no. 5 mei 1962

Politiek en Gultuur

maandblad gewijd aan de theorie en praktijk van het

marxisme·len.inisme onder lelding van het partijbestuur der c.p.n.

Nieuw-Guinea en de democratie

HET

centrale vraagstuk van onze tijd en ons land is dat van de democratie.

De woningbouw bij voorbeeld, is een democratisch vraagstuk. Het is namelijk een zaak van democratie, of het mogelijk is te weinig woningen voor de arbeiders en te veel woningen voor de bezitters te bouwen - zo goed, als ook de bouwprijzen de democratie raken of het feit, dat een minister Kamermoties, die een andere verdeling der woningen wensen, naast zich neerlegt.

Op dezelfde wijze is het een democratisch vraagstuk wanneer de regering de prijzen van landbouwgronden wil loslaten. En de "loon- matiging" bij onmatige winsten is uiteindelijk evenzeer een zaak waarbij de democratie in het geding is als de vestiging van atoom- en raketbases.

De democratie - bf om preciezer te zijn, de aftakeling van de democratie is het grote nationale probleem, waarmee alle andere problemen samenhangen.

Dat dat nog niet alom beseft wordt is enerzijds het gevolg van de grenzeloze demagogie die via radio, t.v. en pers met het woord democratie bedreven wordt, anderzijds van het feit, dat het pro- bleem dagelijks een ander gezicht toont.

In het "Program voor uitbreiding van de democratie en voor be- perking van de macht der grote monopolies" heeft de Communisti- sche Partij ruim twee jaar geleden de belangrijkste kanten van het vraagstuk behandeld. Maar de tijd zelf heeft het hele probleem schier dagelijks met nieuwe elementen aangevuld. Ze heeft boven- dien steeds nieuwe bewijzen aangevoerd van de noodzaak van, wat het program als eerste vereiste noemt, een krachtig democra- tisch offensief. ·

Tot de democratische kwesties die in de laatste tijd in het middel- punt zijn komen te

~taan,

behoort allereerst die van Nieuw Guinea.

HET

is niet zonder aarzeling dat men vandaag de dag een tijd- *

schrift-artikel gaat schrijven over Nieuw Guinea. Zelfs een

stuk voor een dagblad is soms al achterhaald als het bij de lezer

(4)

komt. En we hebben het mogen meemaken dat de Tweede Kamer zich twee dagen lang schor praatte over Nieuw Guinea, terwijl on- dertussen zowel minister Luns als Jacques de Kadt wisten, dat wat besproken werd gedeeltelijk reeds achterhaald was, doordat de Amerikaanse regering inmiddels had ingegrepen met zijn zoge- naamde plan-Bunker.

Ook indien men het vraagstuk Nieuw Guinea wil bezien tegen de wat wijdere achtergrond van democratie en verkrachting der de- mocratie, is de kans groot dat de· zaak, op het ogenblik dat de lezer het tijdschrift ter hand neemt, al weer heel andere aspecten zal hebben. Zelfs de heer Luns, terugkomend van een vergadering in Londen op 11 april, vertelde de pers dat de waarheid van dat ogen- blik niet noodzakelijkerwijs de waarheid van drie dagen later zou dienen te zijn. Als dat al gezegd wordt door iemand, wiens partij door eeuwige waarheden geleid heet te worden, hoe betrekkelijk zijn dan de conclusies die wij op dit ogenblik kunnen trekken ...

Het vraagstuk Nieuw Guinea is van nature, en van de aanvang af, een vraagstuk geweest van kracht-politiek en dus een vraagstuk van machtsverhoudingen.

Dat was het geval toen de veroveraars van de Verenigde Oostindi- sche Compagnie, nu driehonderd jaar geleden, zichzelf, na de rest van Indonesië te hebben onderworpen, uitriepen tot Heer over alle Papoea's.

Het is een machtsvraagstuk gebleven in de loop van de eeuwen daarna, toen Nederland zijn regiem over de Indonesische kolonie verder versterkte.

Het was een machtsvraagstuk in de jaren 1945-'50, toen bij de souvereiniteitsoverdracht na twee koloniale oorlogen, Nieuw Guinea van de rest van het vroegere Nederlands-Indië werd afgesplitst, om enige tijd later per grondwetswijziging bij het Koninkrijk der Ne- derlanden te worden ingelijfd.

Het was koloniaal geweld, dat de grondslag legde van het pro- bleem in zijn nieuwe vorm, zoals wij het thans kennen.

En tenslotte was ook de "ijskastperiode" van Drees een tijd, waarin de overmacht der Nederlandse wapenen besliste. Indonesië deed regelmatig zijn aanspraken horen, maar de Nederlanders zaten er met hun vloot, hun vliegtuigen en hun bajonetten. Geen UNO- debatten vermochten hen uit Nieuw Guinea te verwijderen.

*

HET is echter juist door deze ijskastpolitiek dat de heren Drees

en Romme de bekrompenheid van hun dorpse geesten het duidelijkst hebben getoond.

Konden zij op het binnenlandse front, door flinke doseringen anti-communisme en een geraffineerde propaganda voor een alge- mene politieke Jan Saliegeest, de politieke verhoudingen inderdaad gedeeltelijk bevriezen en onvruchtbaar maken - wat buiten de grenzen gebeurde ontsnapte ten enen male aan hun bevattingsver- mogen.

194

(5)

Zij meenden: zet het probleem Nieuw Guinea in de ijskast, en naar believen halen we het er na zoveel jaren weer uit, net zoals we het erin hebben gestopt.

Hun vergissing was, dat wat zij voor een ijskast aanzagen, een broeikas bleek te zijn.

Het probleem groeide zo snel, dat het in geen honderd kasten meer te vangen viel.

Ook dat was een kwestie van machtsverhoudingen. Toen Drees met zijn frigidaire op de proppen kwam, was Indonesië nog zwak en verscheurd. Het had geen andere middelen om het vraagstuk aan de orde te stellen, dan het protest.

De mislukte contra-revolutie van 1958 echter bewees twee dingen.

Ten eerste, dat het stukje Koninkrijk der Nederlanden in de verre Oost een steunpunt was voor politieke en militaire activiteiten tegen de Indonesische Republiek. .

En ten tweede dat deze Republiek volledig capabel was om in een minimum van ti}d een zo geduchte aanslag op zijn jonge leven vol- ledig af te slaan.

Vanaf dat ogenblik waren de machtsverhoudingen rondom de kwestie Nieuw Guinea opnieuw gewijzigd.

De Republiek was, bij alle nog bestaande zwakheden, als staat geconsolideerd. En ze bezat het politieke en militaire vermogen om haar eis tot overdracht van Nieuw Guinea nieuwe kracht bij te zetten.

Het is overbodig, om hier langdurig stil te staan bij het feit, dat daarbij de gehele internationale ontwikkeling Indonesië steunde.

Volstaan wij met het memoreren van de spectaculaire groei van het socialisme, ook militair, van de reusachtige successen van de natio- nale bevrijdingsbeweging en van de nederlagen die het kolonialis- me overal leed - van Suez en Irak tot Algerije en Cuba.

*

fNDQNESIE begon nu de verandering in krachtsverhoudingen op tafel te leggen. Daar was het verplaatsen van een aantal belang- rijke markten voor Indonesische producten uit Nederland, het ver- breken van de economische relaties, het afbreken van de politieke betrekkingen en tenslotte - de aankondiging van de militaire be- vrijding van Nieuw Guinea.

En met deze ontwikkeling werd de kwestie Nieuw Guinea een nationaal en democratisch probleem voor Nederland, een probleem van de eerste orde.

Stelde in de ijskast-tijd alleen de communistische partij het vraag- stuk, als een lawine zijn zich daarbij in de afgelopen jaren anderen gaan voegen. Eerst zakenlieden, toen de kerk, verscheidene kran- ten, en tenslotte steeds belangrijker delen van verschillende poli- tieke partijen.

Op dit ogenblik liggen de verhoudingen wel zo dat als men het volk in al zijn schakeringen zou plaatsen voor de enig juiste keuze:

Overdragen van Nieuw Guinea of vechten (en dan tenslotte toch

(6)

overdragen!), dat dan negentig procent zich voor het eerste alter··

natief zou uitspreken.

Alleen de regering verkiest de andere weg - reden waarom zij voortgaat met het sturen van steeds grotere aantallen troepen.

HET

pikante is hierbij, dat Luns en Bot zich voor hun politiek *

ook op de democratie beroepen - maar dan in de vorm van het "recht der Papoea's op zelfbeschikking".

De democratie in Nederland wordt verkracht, met de democratie der Papoea's als argument!

We geloven dat er, behalve de ultra's van "Door de eeuwen trouw", in ons land niet zo erg veel mensen zullen zijn die het gepraat over het :.r;elfbeschikkingsrecht der Papaa's geheel ernstig nemen.

De feiten zelf spreken hier een duidelijke taal. Van de ongeveer 700.000 Papoea's, dat wil zeggen net zoveel als er Rotterdammers zijn, zijn er 100.000 zelfs volgens de officiële cijfers nog niet "onder bestuur gebracht". Maar er zijn ook deskundigen, die hun aantal op 300.000 schatten.

De overigen zijn voor het grootste deel ongeletterd en leven in even primitieve als erbarmelijke omstandigheden onder wat in we- zen een ouderwets koloniaal systeem is.

Slechts enkele duizenden zijn uitverkoren tot de post van lagere ambtenaar of politieagent, als steunpilaren voor het Nederlandse gezag - en onder hen is er dan weer een honderdtal speciaal uit- gezocht om als bijzondere gunstelingen van Luns en Bot, het "zelf- bestuur" uit te oefenen.

In democratisch perspectief ligt de zaak dus zo, dat ter bescher- ming van de baantjes van deze honderd omgekochten en misleiden, elf miljoen.Nederlanders bereid moeten zijn:

hun jongens in een koloniale oorlog te sturen;

financiële offers te brengen die alleen al via de schatkist op een bedrag van ongeveer 250 miljoen gulden per jaar komen;

de economische en politieke relaties met een groot deel van de wereld, dat met Indonesië sympathiseert, voor lange tijd te be- derven.

MEN

kan niet anders zeggen, dan dat deze wanstaltige verteke- *

ning der democratie uiteindelijk op volkomen passende ma- nier weerspiegeld wordt in het parlement.

Tijdens de algemene politieke beschouwingen in begin oktober zei de regering helemaal niet wat ze wilde met Nieuw Guinea. Ze kreeg toen overigens ook de steun van PvdA-leider Burger, die de groep-Rijkens, de AR Bruins Slot en minister Cals aanviel, omdat zij optraden voor een gesprek met Indonesië.

Nauwelijks was het debat voorbij, of Luns diende in New York een plan in voor zogenaamd UNO-beheer over het eiland, hetgeen in de praktijk zou zijn neergekomen op een Amerikaans-Nederlands bestuur.

196

(7)

Door het krachtige optreden van Indonesië en van de socialisti- sche landen werd dit plan van de baan geveegd. Vele vroegere ko- loniale landen, wijs geworden door het lot van de Kongo, stonden vierkant achter het Indonesische standpunt. ·

Luns had van de kansen van het plan hoog opgegeven en ook tijdens de behandeling in de UNO had hij de propaganda in Neder- land zodanig geleid, dat de verwerping als een zware -klap voor hem en de zijnen aankwam.

Het was een échec van internationaal formaat, waaruit normaal slechts één conclusie had kunnen worden getrokken: de minister van Buitenlandse Zaken, en eigenlijk de gehele regering, had dienen af te treden.

Maar de regering, gesteund door een slaafse kamermeerderheid, bleef zitten - mèt Luns.

Eerst op 2 en 3 januari vond een Kamerdebat plaats. Het enige constructieve voorstel dat bij die gelegenheid werd gedaan kwam van Paul .de Groot, die voorstelde een (laatste) commissie-generaal te benoemen, bekleed met het oppergezag over Nieuw Guinea, en met de taak onmiddellijk te onderhandelen met Indonesië over bestuurs-overdracht op het eiland.

De PvdA, die weigerde dit voorstel te steunen of zelfs maar om het mogelijk te maken dat het in stemming zou komen, sloeg nu . naar een ander uiterste door en verlangde het, op dit ogenblik poli-

. tiek onbereikbare, aftreden van Luns.

De Kamer legde zich neer bij de vage aankondiging van de rege- ring, dat ze bereid was met Indonesië te spreken "zonder voor·

waarden vooraf" - om een kopje koffie met de Indonesische rege- ring te gaan drinken, zoals Paul de Groot spottend zei.

Twee weken later vond het eerste militaire incident plaats. Maar ondanks aandringen van de CPN, later gevolgd door de PvdA, zou het eind maart worden, eer opnieuw de kwestie Nieuw Guinea in discussie kwam.

Ook die discussie was volkomen onvruchtbaar, doordat de rege·

ringsmeerderheid, allerlei weifelingen in eigen kring ten spijt, blind achter Luns, De Quay en Bot aan bleef lopen.

Nauwelijks was dat debat weer achter de rug, of het bleek op- nieuw een slag in de lucht te zijn. Inmiddels immers had de Ameri- kaan Bunker, die als "derde man" de eerste Indonesisch-Neder- landse besprekingen had bij gewoond, een plan ingediend met steun van de Amerikaanse regering, waarin een bestuursoverdracht onder Amerikaans oppertoezicht werd voorgesteld.

De komedie werd compleet toen eerst bleek dat Luns al enkele dagen lang van het plan afwist, en later, dat ook de woordvoerder van de PvdA, De Kadt, daarvan op de hoogte was ...

WE nemen aan dat in de weken tussen het ogenblik dat dit *

artikel geschreven wordt en het moment dat de lezer het

onder ogen krijgt, nog wel het een en ander bekend zal worden

over het Bunker-plan.

(8)

Voorlopig lijkt het een treffende illustratie van de Amerikaanse politiek.

Amerika heeft in de UNCJ beurtelings vriendelijk geknikt naar Indonesië en naar Nederland.

Het liet in Indonesië zijn ambassadeur Jones door een microfoon tot een meeting "Merdeka" roepen en stelde terzelfdertijd de ha- vens aan de Amerikaanse Westkust ter beschikking voor tussen- landingen van de Nederlandse vloot. De Amerikaanse satelliet Peru bood zijn luchthaven aan voor het Nederlandse militaire troepen- vervoer. Zo moedigden de Yankees beide partijen aan.

En op het ogenblik dat de spanning het grootst is geworden, komt de heer Bunker namens Kennedy zijn plan indienen dat vóór alles voorziet in een beheer door ... Amerika.

De heer Luns mag· zich nu vleien met de prettige gedachte, dat de aanbeden bondgenoot hem tenslotte op een verschrikkelijke ma- nier in de luren heeft gelegd, dank zij ... de politiek van Luns zelf.

Straks zal de overdracht toch plaats vinden, maar als het via het Bunker-plan gaat zal Nederland daarbij geen vruchten plukken als een land dat onrecht heeft erkend. Het zal smadelijk verdre- ven zijn, de Amerikanen zullen zich op Nieuw Guinea genesteld hebben en Amerika zal economisch de profijten wegslepen in Indo- nesië, die Nederland na succesvolle tweezijdige onderhandelingen had kunnen behalen.

Ook dat is een kwestie van democratie ...

*

JNMIDDELS echter heeft het Bunkerplan, en vooral de openlijke steun die Kennedy daaraan heeft gegeven, in ons eigen land de karikatuur van de demo·cratie ten top gevoerd.

De regering weigert het parlement in te lichten, vergadert voor de zoveelste keer in het geheim met de commissies van Buitenlandse Zaken en Defensie (waarin ook PvdA-leden zitten) en weigert mede te delen hoe zij tegenover de nieuwe ontwikkeling staat.

Wel echter nodigt ze met veel vertoon een aantal Papoea's naar Nederland om hun "zelfbeschikkingsrecht" nog eens nadrukkelijk te demonstreren.

De anti-revolutionaire fractieleider Bruins Slot scheldt in zijn krant "Trouw" de regering uit en constateert een splitsing daarin, maar zwijgt in het parlement. Een aantal KVP-ers demonstreert buiten het parlement dat zij een andere koers wensen, maar in de Kamer houden zij eveneens hun mond.

Een regering die dwars tegen een overgrote meerderheid van het volk een failliete politiek voert, heeft waarlijk een waardige tegen- speelster in een parlement, waarin de meerderheid als een brok kauwgom aan elkaar kleeft. Maar ook kauwgom kan .uit elkaar getrokken worden.

*

198

(9)

J

QNDER die omstandigheden is het volkomen duidelijk, dat de taak om de democratie te verdedigen en uit te oefenen, bij het volk zelf berust.

Op de verachting die regering en parlement voor het volk demon- streren· kan het volk slechts antwoorden, door zijn kracht te laten zien.

Dat is, wat de CPN steeds met grote klem naar voren heeft ge- bracht.

Het is om die reden ook geweest, dat zij heeft opgeroepen aan de demonstratie deel te nemen die de PvdA in Amsterdam heeft gehouden.

De Communistische Partij heeft, na de houding der. PvdA-leiding in een ver en nabij verleden, ook over de democratische gezind- heid van de heren Suurhoff en De Kadt geen illusies. Het is duide- lijk dat het plan om het volk te betrekken bij de kwestie Nieuw Guinea, eerst met zoveel nadruk door Suurhoff afgewezen, slechts is opgekomen na het Amerikaanse ingrijpen.

Maar even duidelijk is, dat deze demonstratie beantwoordde aan een vurige en oprechte wens van de gewone man in de PvdA.

Die gewone man, de arbeider in de eerste plaats, verlangt naar eenheid van optreden om de fatale Luns-De Quay-koers te breken.

En aangezien dat ook de wil is van de communisten, besloten zij om gezamenlijk op te trekken.

Bovendien wordt thans ook in de rijen van de PvdA-aanhang en in het bijzonder in het NVV duidelijk, dat alleen een stille demon- stratie met tien spandoeken en wat reclame voor Bunker-Kennedy niet voldoende is om Luns ten val te brengen. Daarvoor is meer no- dig en dat meerdere hebben de bedrijven in handen.

De democratie moet afgedwongen worden met harde hand. En de hardste hand is die van de politieke staking, zoals onze zuiderburen anderhalf jaar geleden zo treffend hebben laten zien.

De communisten zien in de groeiende

1

eenheid van onwil tegen De Quay en Luns de beste voorwaarden om thans tot verdere actie tegen troepenzending en oorlogsdreiging over te gaan.

Eenheid van actie voor de democratie - dat is de leuze van van-

daag. ·

De gebeurtenissen rond Nieuw Guinea zijn iedere dag opnieuw een levende illustratie van deze noodzaak.

M. BAKKER

199

(10)

Europa en de neutraliteitspolitiek

HET

is nu ruim een jaar geleden, dat de communisten een politiek van staatkundige neutraliteit van ons land tussen de grote mo- gendheden aan de orde stelden. Deze politiek werd toen met een op- vallend (en in wezen angstvallig] stilzwijgen in de andere politieke partijen en de pers ontvangen. Er waren nàch kranten nàch tijd- schriften, die hun lezers met de door de CPN ontwikkelde ideeën op de hoogte wilden brengen of er ook maar enigszins serieus mee durfden discussiëren.

Maar na verloop van tijd bespeurde men het verschijnsel, dat kranten en politici

bego~nen

te schrijven over "neutraliteitspolitiek"

- zonder nochtans ons land in een polemiek te betrekken en zich meer beperkend tot andere neutrale landen in Europa en Azië/

Afrika.

Er waren erikele niet onverstandige stemmen, maar het meren- deel richtte zich toch tegen de positie van neutrale staten, onge- geneerd feiten verdraaiend en gebeurtenissen vervalsend.

Het vormde een bewijs van de vrees, dat de oriëntering van de CPN in brede bevolkingslagen op een vruchtbare bodem zou vallen en dat de politiek van neutraliteit, langzaam maar zeker, ondanks een poging tot doodzwijgen, in brede bevolkingslagen zou doordrin- gen. Dit proces is op gang gekomen.

Het Parool

en de heer Kapteijn [in het "Europese parlement" te . Straatsburg) hebben zich in het koor van bestrijders gemeld, die nu

ons land

in hun misleidingen hebben betrokken. Het Parool moest daarbij zelfs het bestaan in Nederland "van een groep met sympathie voor de staatkundige neutraliteit" erkennen.

De neutraliteit begint dus een onderwerp van discussie te worden in bredere kring ... onvermijdelijk voor een land, dat jarenlang een neutraliteitspolitiel$: heeft gevoerd.

DE beoordeling van de neutraliteit als verschijnsel van het maat- *

schappelijke en politieke leven en als internationale juridische instelling, moet men op historische wijze benaderen en men moet de concrete historische situatie in aanmerking nemen. Onder het begrip neutraliteit verstaat men reeds van oudsher een politiek en juridisch standpunt van een staat, die niet deelneemt aan een oorlog en die ten opzichte van de oorlogvoerende staten een gelijkluidend standpunt inneemt. Dat wil zeggen, bij het uitbreken van een oorlog tussen twee staten verklaarde een andere staat zichzelf al of niet neutraal.

In het begin en in de eerste helft van de 19e eeuw begon naast de neutraliteit, die dus bij een bepaalde oorlog al of niet afgekondigd werd, het begrip "permanente neutraliteit" betekenis te krijgen in de zin van internationale verdragen, die een aantal staten het recht

200 1

(11)

ontnamen aan welke oorlog dan ook deel te nemen, met uitzonde- ring van gewapende verdediging van hun grondgebied.

"Permanente neutraliteit" wordt gegarandeerd door andere staten en zulke verdragen kwamen tot stand voor Zwitserland ( 1815), Bel- gië (1831) en Luxemburg (1867). Tot de ondertekenaars voor de ga- rantie van de neutraliteit van Luxemburg behoorde

Nederland,

ter- wijl ons land in een verdrag met België de neutraliteit van dat land erkende. Deze verdragen werden gesloten in de periode van het kapi- talisme, toen de industrie zich begon te ontwikkelen, de handels- betrekkingen zich meer en meer uitbreidden en er nauwere betrek- kingen tussen de staten ontstonden. Tijdens de oorlog van 1870 tussen Frankrijk en Duitsland zijn deze drie staten, die grenzen hadden met de oorlogvoerenden neutraal gebleven.

Bij de overgang van kapitalisme naar imperialisme, wanneer er een onophoudelijke strijd ontstaat van de sterkste imperialistische staten om de heerschappij van de wereldeconomie, om alle staten binnen hun invloedssfeer te brengen en voor een verdeling van de koloniën, wordt het voor de kleinere staten moeilijker hun neutrali- teit te handhaven. Zij wordt dan in belangrijke mate afhankelijk van de tegengestelde belangen van verschillende imperialistische groeperingen. Als gevolg van de imperialistische tegenstellingen ontstond de eerste imperialistische wereldoorlog. In deze oorlog ver- klaarden Nederland en een reeks van andere kleinere staten een positie van neutraliteit in acht te nemen. Terwijl de neutraliteit van België en Luxemburg door het Duitse imperialisme en die van Griekenland door het Entente-imperialisme werd geschonden, ble- ven

Nederland,

Zweden, Zwitserland en enkele andere staten buiten de oorlog.

En ziet, nu komt dan in het "Europese parlement" de heer Kapteijn en verklaart dat het de zakenlieden zijn, die altijd maar weer voor neutraliteit op.komen en

er zoals in Nederland in de Eerste Wereld- oorlog schatten aan verdienen.

De neutraliteit moet kennelijk "ver- dacht gemaakt worden". Maar had Nederland dan maar aan die imperialistische oorlog deel moeten nemen?

O.W. winsten zijn er gemaakt in de periode 1914-1918 en de be- volking heeft honger geleden, - maar daar is in niet geringe mate de SDAP mede voor verantwoordelijk geweest. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ging de SDAP volledig over naar de bourgeoisie en voerde de politiek van de Nederlandse imperialisten,

terwijl ze de verdediging van de klassenbelangen van de Nederlandse arbeiders en andere werkers opgaf.

De situatie tijdens de Eerste Wereld- oorlog - in een wereld van alleen maar imperialistische mogend- heden en hun koloniën - was ingewikkeld.

1)

De Nederlandse im- perialisten bleven echter staatkundig neutraal en daarom viel in dat opzicht het standpunt van bv. Traelstra over neutraliteit met hen samen. Het is dan ook niet oninteressant aan een uitspraak van Traelstra te herinneren omdat zij wat betreft het principe der neu- traliteit nog geldigheid bezit. Zo schreef Traelstra in 1915 in zijn boekje "De wereldoorlog en de sociaal-democratie" [dat als geheel

!1 Zie artikelen P. en C. in november en decem~er. 1961.

(12)

overigens een miserabele goedpraterij van het overlopen van de internationale sociaal-democratie en de politiek van de SDAP is) onder meer:

"Vroeger hing het af van de willekeur van de oorlogvoeren- den, of zij de mogendheden die niet vóór hen waren, al dan niet als vijanden wilden beschouwen. Maar gedurende de oor- log van Engeland met zijne Noord-Amerikaanscha koloniën, waarbij dat land de zeevaart der niet oorlogvoerende landen ten zeerste belemmerde sloten zich deze aaneen tot een bond der "gewapende neutraliteit" om dat tegen te gaan. Hiermede werd de erkenning van de rechtspositie der neutrale landen in den zee-oorlog verkregen. De Parijsche Vrede van 1856 ging verder in de erkenning van de rechten der neutralen en op de tweede Vredesconferentie van 1907 werden hunne rechten en plichten in twee conventies bepaald, de ene voor de land-, de andere voor de zee-oorlog. Een staat die zich om buiten den oorlog te blijven op zijne neutraliteit beroept heeft dus te doen en na te laten wat deze conventies van de neutralen eischen.

In dat geval zijn de oorlogvoerenden verplicht, het grondge- bied en de bij die conventies vastgestelde rechten van dien staat te eerbiedigen. Een staat, die hoewel buiten den oorlog staande, çle plichten hem door de Haagscha conventies opge- legd, niet wil vervullen, is niet neutraal, valt buiten de rechts- toestand door die conventies geschapen; verklaart stilzwijgend, geen beroep te doen op het recht om buiten den oorlog te wor- den gelaten. In zijn brochure "Hoofdpunten van het Oorlogs- recht heeft Prof. J. de Louter, den inhoud in het neutraliteits- recht nader

uiteeng~zet.

De plichten van de neutralen zijn deels negatief ("onthouding van elke vorm van deelneming aan den krijg"], deels positief ("Handhaving der onschendbaarheid van het grondgebied tegen allen en een iegelijk. De neutrale staat mag geen verboden handeling op zijn gebied dulden, doch is verplicht deze met alle te zijner beschikking staande middelen van politie, justitie, militie te voorkomen en te onderdrukken").

*

DE Haagse Conventies, waarnaar Traelstra verwijst werden over- eengekomen op de Haagse Vredesconferenties van 1899 en 1907.

De conferenties werden gehouden op initiatief van de Russische

Tsaar en vonden plaats in een periode, toen in verband met de vol-

tooiïng van de verdeling van de wereld onder de imperialistische

mogendheden, een versterkte bewapeningswedloop ontstond. De

achtergrond was een strijd om de herverdeling van de wereld, in

het bijzonder van de kant van het keizerlijke Duitsland, Amerika en

Japan. Het werd echter duidelijk, dat de meerderheid van de deel-

nemers aan de conferentie generlei inkrimping of begrenzing van

de bewapening wenste. Zo beperkten de Haagse Conferenties zich

tot het aannemen van een aantal conventies, die tot internationale

overeenkomsten werden met betrekking tot de internationale rechts-

202

(13)

normen en gebruiken in de oorlog, voor de neutraliteit en de vreed- zame regeling van geschillen. De rechten en verplichtingen van sta- ten, die zich in een oorlog neutraal verklaren zijn vastgelegd in de punten 5 (over rechten en verplichtingen van neutrale mogendhe- den en personen in een oorlog te land) en 13 [over hun rechten en verplichtingen in een oorlog ter zee) van de Haagse Conventies van 1907. Het

~raagstuk

van de neutraliteit in een luchtoorlog is niet in de Conventies opgenomen, omdat deze toen nog niet tot ontwikke- ling was gekomen. Later zijn daar geen bijzondere conventies voor opgesteld en in dat opzicht onderwerpt de internationale recht- spraak zich eveneens aan de punten 5 en 13 van de conventies.

In overeenstemming met deze bepalingen hebben neutrale staten het recht hun grondgebied te verdedigen tegen aanvallen, maar de oorlogvoerenden zijn verplicht de onschendbaarheid van de neu- trale territoria te respecteren en mogen de grenzen van een neu- trale staat niet schenden. Aan de oorlogvoerenden is het niet toe- gestaan neutraal grondgebied te gebruiken als uitgangs- of steun- punt voor het voeren van militaire operaties en zij mogen geen troepen door het gebied voeren. Indien militairen van een of andere oorlogvoerende staat op neutraal gebied aanwezig blijken, moeten zij onmiddellijk worden geïnterneerd.

Hoewel de Conventies reeds in het begin van deze eeuw werden aangenomen en de oorlogstechniek een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt, hebben zij hun betekenis vooral behouden als formu- lering van de door de meeste staten erkende principes en normen van internationaal recht met betrekking tot oorlog en neutraliteit.

De conventies zijn ondertekend door een groot aantal staten.

2)

Zij hebben dus betrekking op de regeling van rechten en verplichtingen van staten, die zich neutraal verklaren, nadat een oorlog uitgebro- ken is. Het is echter duidelijk, dat Nederland indien een wereld- oorlog zou uitbreken, reeds bij voorbaat uitgesloten is van deze rege- lingen en geen neutrale positie kan innemen zolang zich Ameri- kaanse bases en Amerikaanse troepen en Westduitse munitiedepots op ons grondgebied bevinden.

Ons land bevindt zich zodoende in een geheel andere positie dan landen als Zwitserland, Oostenrijk, Finland en Zweden in Europa.

De eerste behoren tot de "permanent neutralen", die hetzij in ver-

" l In de Izwestia van 9 maart 1955 werd een bekendmaking gepubliceerd, waarin onder

meer wordt gezegd: "De Nederlandse ambassade wendde zich, in opdracht van haar rege- ring, die de Haagse Conventies van 1899 en 1907 onder haar berusting heeft, tot het ministerie van Buitenlandse Zaken van de USSR met he't verzoek om ingelicht te worden oi d.e regering van de USSR zich gebonden acht aan die Haagse Conventies van 1899 en 1907, die door Rusland werden geratificeerd ... Rusland was deelnemer aan alle Haagse Conventies van 1899 en tien Haagse Conventies van 1907. Op 7 maart van dit jaar zond ltet ministerie van Buitenlandse Zaken van de USSR aan de Nederlandse ambassade een antwoordnota, waarin het mededeelde: "De regering van de Unie van Socialistische Sowjet- Republieken erkent d.e ratificatie door Rusland van de Haagse Conventies en Declaraties van 1899 en 1907, •uiteraard, in die mate waarin deze conventies en aeclaraties niet in strijd zijn met de statuten van de UNO en indien zij niet werden gewijzigd. of vervangen door latere internationale overeenkomsten, waaraan de USSR deelnemer is, zoals het Pro-

tocol van Genève van 1925 over het verbod. van het gebruik in een oorlog van gif- en soortgelijke gassen en bacteriologische middelen, en van de conventies van Genève van 1 'l49 over de bescherming van oorlogsslachtoffers".

(14)

dragen met andere staten of in hun grondwet hebben vastgelegd, dat zij een neutraliteit in acht zullen nemen en geen buitenlandse bases op hun grondgebied zullen toestaan. Zweden heeft zich niet bij de NAVO aangesloten en ook geen bases op zijn grondgebied toegelaten.

Deze kleinere landen vormen een voorbeeld, hoe Nederland zich neutraal zou kunnen verklaren en het is daarom de moeite waard hun positie - zij het in kort bestek - nader te bekijken.

JN de afgelopen maanden is de neutraliteitspolitiek van deze klei- *

nere landen in Europa weer sterk in de aandacht geweest. Zwe- den, Zwitserland en Oostenrijk staan bloot aan zware druk van de imperialisten, die hen onder het opgeven van de souvereinHeit en de neutraliteitspolitiek in de EEG willen pressen; Finland kwam in het nieuws door de verkiezingen, waarbij het volk zich uitsprak voor neutraliteit én vriendschap met de Sowjet-Unie. De aanvallen tegen de neutraliteit zijn opvallend - zij tonen dat de grote imperialisti- sche mogendheden de neutraliteit een doorn in het oog is en dat zij er een eind aan willen maken, omdat deze hen belemmert in de voorbereidingen van een derde wereldoorlog. Zij kunnen in de neu- trale landen geen bases aanleggen, die kleinere landen voeren een onafhankelijke politiek en zijn bovendien een voorbeeld voor andere kleinere landen.

Met politieke en economische druk, met dreiging en chantage - alles uitdrukking van een grootscheepse inmenging in de binnen- landse aangelegenheid van die landen - , trachten de imperialisten hen tot het opgeven van de neutraliteit te dwingen. Zij werken daar- bij samen met de meest rechtse en reactionaire· elementen in die landen zelf, die hun campagne in het bijzonder op één thema base- ren: chantage met een zogenaamde "Sowjet-dreiging" en laster tegen de Sowjet-Unie.

Deze chantage met de Sowjet-Unie bedrijven zij des te liever, om- dat het de Sowjet-Unie is die in concreto in verdragen met Oosten- rijk en Finland heeft verklaard hun neutraliteit te zullen eerbiedigen en bijvoorbeeld Finland te beschermen tegen eventuele aanvallen van het Westduitse imperialisme. Dit betekent, dat de neutraliteit niet meer zoals vroeger alleen maar afhankelijk behoeft te zijn van de tegenstellingen tussen de imperialisten onderling - een wan- kele basis; maar dat nu een vredelievende staat- de Sowjet-Unie- deze neutraliteit erkent en bereid is bepaalde garanties op zich te nemen om de neutraliteit te verdedigen tegen aanvallen van de im- perialisten.

Men doet het tegen alle waarheid en alle feiten in voorkomen alsof de Sowjet-Unie deze landen een neutraliteit heeft "opgedron- gen" en er maar het liefst een einde aan zou willen maken door hen

"op te slokken". Zo zei Kapteijn in Straatsburg, dat hij Oostenrijk,

"dat door de Russen tot neutraliteit was gedwongen, niet in de steek wilde laten".

Nog geen twee maanden echter voor Kapteijn zijn licht over Oos-

204

(15)

tenrijks positie liet schijnen, had de Oostenrijkse minister van Bui- tenlandse Zaken, de socialist Dr. Bruno Kreisky, [toch meer com- petent om zo te zeggen ... ] in Helsinki met nadruk verklaard:

"De Oostenrijkse neutraliteit - laat mij U dat in alle duida- lij kheid zeggen - is ons niet opgedrongen geworden. Wij heb- ben deze politiek vrij gekozen. Reeds in januari 1947 wees de Bondspresident Dr. Renner er in een artikel in de "Wiener Zei- tung" op, dat de Republiek Oostenrijk "voor de toekomst,een gelijke rol en bestemming" zou eisen (beanspruchen) als Zwit- serland".

En inderdaad: hoe was het met Oostenrijk gesteld?

Het was in 1938 door de "Anschlusz" bij Hitier-Duitsland inge- lijfd, daarna door de Russen bevrijd en sinds 1945 door de vier grote mogendheden bezet. Lang werd er onderhandeld over een Oosten- rijks vredesverdrag (dat pas gesloten zou worden na een Duits vre- desverdrag) en naarmate de tijd verstreek begonnen de Westduitse imperialisten alweer te dromen over een nieuwe "Anschlusz". In 1955 deed de Sowjet-Unie toen· voorstellen om Oostenrijk hiertegen te beschermen en in staat te stellen een onafhankelijke eigen poli- tiek te voeren. Na onderhandelingen in Moskou stemde Oostenrijk met de Sowjet-voorstellen in en er werd een staatsverdrag gesloten, dat de vier grote mogendheden ondertekenden. Het belangrijkste was, dat Oostenrijk een "permanent neutrale staat" werd. Hoewel de neutraliteit niet met zoveel woorden in het staatsverdrag is op- genomen, hebben ook de drie Westelijke mogendheden haar erkend, toen zij in een gemeenschappelijke verklaring met de Sowjet-Unie voor het sluiten van het staatsverdrag, verklaarden, "dat de Sowjet- Unie, de Verenigde Staten van Amerika, Groot-Brittannië en Frank- rijk zullen eerbiedigen en naleven de status van permanente neutra- liteit van Oostenrijk van zulk een aard, zoals Zwitserland in zijn betrekkingen met andere staten handhaaft".

Niettemin stellen de imperialisten nu alles in het werk om de neutraliteit van Oostenrijk te

onder~ijnen.

Vooral de Westduitse zijn hierbij actief. In Oostenrijk moedigen zij. de oude fascistische bewegingen aan en in strijd met het staatsverdrag - dat de her- leving van fascistische organisaties verbood - zijn zulke bewegin- gen weer zeer actief.

In Oosteni'ijk vindt een strijd plaats voor het behoud van de poli- tiek van neutraliteit, die verankerd ligt in een door het parlement in oktober 1955 aangenomen wet. Deze wet luidt:

1) Met het doel van een duurzame handhaving van zijn onafhan- kelijkheid naar buiten en de waarborging van de onschendbaarheid van zijn grondgebied, kondigt Oostenrijk vrijwillig zijn permanente neutraliteit af. Oostenrijk zal haar met al zijn ter beschikking staande middelen handhaven en verdedigen.

2) Voor het waarborgen van deze doeleinden zal Oostenrijk in de toekomst nooit tot

w~lke

militaire Unie dan ook toetreden en zal het het aanleggen van militaire steunpunten op zijn grondgebied niet toestaan.

*

(16)

EEN

ander voorbeeld van het eerbiedigen door de Sowjet-Unie van de politiek van een staat, die de neutraliteit vrijwillig heeft ver- kozen, is Finland. Tijdens zijn reis door Amerika verklaarde de Finse president Kekkonen het vorige jaar in de Nationale Pers Club te Washington (17 oktober 1961):

"Bij gelegenheid hoor ik, dat de neutraliteit ons zou zijn opgedrongen. In werkelijkheid is dat niet zo. Ze is een uit- drukking van de oplossing van ons probleem van veiligheid, die zijn diepe wortels heeft in onze geschiedenis en die naar mijn mening, een realistische waardering weerspiegelt van onze nationale belangen en mogelijkheden, alsmede ook een juist begrip van onze positie in de huidige wereld."

Op 6 april 1948 werd in Moskou een verdrag voor vriendschap, samenwerking en wederzijdse hulp ondertekend tussen de Sowjet- Unie en Finland. In de tekst voor dit verdrag is opgenomen, dat de verdragspartners bij het sluiten van het verdrag in aanmerJ<óing ne- men,

"het streven van Finland om afzijdig te blijven van de tegen- stellingen tussen de belangen van de grote mogendheden".

En inderdaad, de voorwaarden van het verdrag getuigen van het volledige begrip van de Sowjet-Unie voor dit streven van Finland, om onder alle omstandigheden, met uitzondering van zelfverdedi- ging, neutraal te blijven. De Sowjet-Unie heeft volgens het verdrag de verplichting op zich genomen aan Finland alle noodzakelijke hulp te verschaffen, indien het wordt aangevallen door Duitsland of een daarmee verbonden staat. En Finland verplicht zich samen met de Sowjet-Unie op te treden, wanneer aanvallen tegen de Sow- jet-Unie volledig via Fins grondgebied plaats zouden vinden, dat wil dus zeggen, alleen wanneer er sprake is van schending van de Finse territoriale onschendbaarheid. In het enige geval, waarin Finland·

dus verplicht zal zijn samen met de Sowjet-Unie op te treden tegen een agressor, is het een daad van zelfverdediging, die volledig ver- enigbaar is met de meest strikte neutraliteit.

3)

Na de besprekingen tussen president Kekkonen en premier Chroestsjow in Nowo-Sibirsk het vorige jaar werd overeengekomen, dat de Finse regering aandachtig de ontwikkeling van de toestand van het gebied in Noord-Europa en de Oostzee zal volgen en indien noodzakelijk zijn overwegingen tot uitdrukking zal brengen voor het nemen van dienovereenkomstige maatregelen. Het wordt dus aan de Finnen overgelaten om besprekingen voor te stellen, in- dien het noodzakelijk wordt gemeenschappelijke maatregelen te ne-

3 J Artikel 1 van het verdrag luidt: "In het geval, dat Finland of de Sowjet-Unie via het grondgebied van Finland tot voorwerp van militaire agressie worden van de zijde van Duitsland of van iedere andere daarmee verbonden staat zal Finland trouw aan zijn plicht als zelfstandige staat strijden voor· het terugslaan van de agressie. Finland richt daarom al zijn beschikbare krachten op de verdediging van de on_schendbaarheid van zijn grond- gebied te land, ter zee en in de lucht, optredend alleen binnen zijn eigen grenzen, in overeenstemming met zijn verplichtingen van het huidige verdrag, met behulp, indien

noodzakelijk, van de Sowjet-Unie of tezamen met haar.

In de boven aangegeven gevallen zal de Sowjet-Unie aan Finland d.e. noodzakelijke hulp verschaffen, over welks verlening beide zijden J?e! elkaar zullen onderhandelen".

206

l

(17)

men. Na zijn terugkeer in Finland verklaarde president Kekkonen voor de radio en televisie dan ook:

"Het was mij bekend, dat de Sowjet-Unie met de politiek van neutraliteit van Finland instemt en haar ondersteunt. Het is buitengewoon belangrijk te constateren, dat de Sowjet-Unie ook in een periode van verscherping van de internationale si- tuatie van mening is, dat de Finse politiek van neutraliteit een wezenlijk bestanddeel is van haar politiek voor veiligheid. Dat mag men als een grote verworvenheid voor Finland beschou- wen, welke ons verplicht terwille van onze belangen een bui- tenlandse politiek te voeren, gegrondvest op het vertrouwen van de Sowjet-Unie.

Ik weet, dat brede lagen van het Finse volk geen steun zullen verlenen aan een politiek, welke opzettelijk dat wederzijdse vertrouwen buiten beschouwing laat, dat noodzakelijk is in de betrekkingen tussen Finland en de Sowjet-Unie".

Natuurlijk worden er ook in Finland door rechtse groeperingen aanvallen tegen de neutraliteit gedaan. Het Finse volk heeft zich echter bij de verkiezingen - zowel in januari voor de president als in februari voor het parlement - in overweldigende meerderheid uitgesproken voor vriendschap met de Sowjet-Unie en voor een neutrale positie van Finland in de wereld.

Finland en Oostenrijk zijn dus twee voorbeelden, waarbij de aan- vaarding van het neutraliteitsbeginsel ·onder meer geschiedde in verdragen met de Sowjet-Unie. Dat is niet alleen een bewijs, dat de Sowjet-Unie de neutraliteit respecteert, maar het vormt tevens een bewijs, dat zij bereid is om zekere garanties voor de handhaving van de neutraliteit van deze staten op zich te nemen.

DE beide andere neutrale staten in Europa - * Zweden en Zwitser- land- brengen de neutraliteit weer op hun wijze tot uitdrukking.

De neutraliteit van Zwitserland gaat reeds terug tot de middel- eeuwen, maar vond zijn eerste verdragsbepaling in 1815, toen op het congres in Wenen een aantal grote mogendheden Zwitserland tot neutrale staat bestempelden. Zwitserland heeft sindsdien zijn neu- traliteit behouden en is buiten twee wereldoorlogen gebleven. Ook Zweden bleef buiten twee wereldoorlogen en sinds 1814 heeft het Zweedse leger niet deelgenomen aan militaire activiteiten tegen enigerlei land. Het wezen van de Zweedse neutraliteit werd nog eens uiteengezet in een gemeenschappelijke Sowjet-Zweedse verklaring

(april 1956], waarin wordt opgemerkt, dat

"Zweden in tijden van vrede zijn traditionele politiek van niet gebondenheid aan pacten ten uitvoer brengt met het doel in geval van oorlog zijn neutraliteit te handhaven".

Er zijn dus verschillende vormen van neutraliteit.

Om het te zeggen met de woorden van de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken tijdens een rede te Helsinki (december

1961]: .

"Wanneer ik nu een poging doe, de plaats van Oostenrijks

(18)

neutraliteit te bepalen, dan kan ik dat het beste doen, wanneer ik mij daarbij van het voorbeeld van twee andere neutrale staten bedien, zonder daarbij natuurlijk over het hoofd te zien, dat er in Eûropa ook nog het neutrale Finland en Ierland

4)

zijn. Deze twee staten zijn Zwitserland en Zweden. De Zwit- serse neutraliteit werd door de grote mogendheden gedurende het congres van Wenen erkend en gegarandeerd. Zij heeft altijd weer haar grondwettelijke verankering gevonden. Bij de Zweedse neutraliteit gaat het erom, dat in vredestijd een po- litiek wordt gevoerd, die een volkenrechtelijke neutraliteit in het geval van een oorlog mogelijk zal maken. In de Zweedse politieke terminologie geeft men er daarom de voorkeur aan de eigen politiek eerder te bestempelen als een politiek van niet-gebondenheid dan als een politiek van neutraliteit.

Wanneer dus aan de ene kant de Oostenrijkse neutraliteit volkenrechtelijk en grondwettelijk zeer veel op die van Zwitserland lijkt, dan vindt men aan de andere kant in het feit, dat Oostenrijk lid van de UNO en van de Raad van Europa is, een parallel met de praktijk van de buitenlandse politiek van Zweden. Men mag er dus - en ik heb mij veroorloofd, dat reeds enige jaren geleden vast te stellen - van uitgaan, dat zich tussen de neutraliteit van Zweden en van Zwitserland in de loop van de tijd een eigen Oostenrijkse variant van de neutra- liteit ontwikkelen zal" ...

HET is duidelijk: de politiek van neutraliteit van het ene land kan

*

naar zijn juridische vorm, naar zijn internationale rechtsnor- men, naar zijn historische en nationale tradities verschillen.

Ne- derland

moet zich neutraal verklaren en dat doen in overeen- stemming met de beste vormen voor ons land.

Daarbii gaat het niet in de eerste plaats om de tnternationaal-rechteli;ke vormen en for- muleringen en het zich uitputten in ;uridische spitsvondigheden.

Terwijl er de volkenrechtelijke mogelijkheid bestaat voor een poli- tiek van staatkundige neutraliteit zal het in de eerste plaats een

politieke striid

zijn om deze neutraliteit af te dwingen. De arbei- dersklasse vervult hierbij de doorslaggevende rol. De strijd voor een politiek van staatkundige neutraliteit vindt plaats tegen de achter- grond van het grote vraagstuk van oorlog en vrede, en vrede moet door strijd veroverd worden. ·

Veel hangt af van de eenheid van optreden van communistische en sociaal-democratische arbeiders. Gemeenschappelijke actie kan een barrière oprichten tegen de krachten, die ons land de weg van een wereldoorlog opbrengen.

De arbeidersklasse heeft in haar strijd voor de vrede reeds vele ervaringen opgedaan, ook bittere helaas, toen bij de Eerste Wereld- oorlog de Socialistische Internationale ineenstortte en aan de voor- avond van de Tweede Wereldoorlog toen het anti-communisme van

4) Ierland was nóch lid van d.e NAVO nóch van de EEG. Onder druk van de imperialisten schijnt het land zijn positie te gaan wijzigen.

208

L

(19)

1

de sociaal-democratie als een kunstmatige hindernis werd opge- worpen. Over ·de Eerste Wereldoorlog schreef Traelstra in de hier- boven reeds genoemde brochure:

"Een oorlog, waarvan het uitbreken door de sociaal-demo- craten steeds een noodzakelijk gevolg werd geacht van de toenemende bewapening der natiën, die door winzucht hun- ner heerschande kapitalistische groepen in steeds meer ge- spannen houding tegenover elkander kwamen te staan. Een oorlog, die onder de werking van het imperialisme, dacht ons, op den duur niet zou

kunnen

uit blijven. Maar toch:

een oorlog aan welks mogelijkheid niemand onzer heeft geloofd.

Waarom niet? Wel, omdat het toch steeds mens c hen zouden zijn, die de laatste beslissende daad verrichten, het laatste beslis- sende stuk of telegram ondertekenen, het laatste beslissende woord spreken moesten, dat plotseling de deur zou openen, waarachter het bloeddorstige beest stond te wachten op het ogenblik, dat het zijne lusten aan de menschheid zou kunnen koelen. En omdat niemand onzer het mogelijk had geacht, dat één mensch die godvergeten daad, tot de ondertekening van dat vervloekte doodvonnis over onze beschaving, tot de afgrij- selijke vervloeking van dat woord de moed zou hebben" ...

Die "godvergeten daad" werd verricht door imperialisten, die in de Eerste Wereldoorlog miljoenen mensen de dood injoegen en later in de Tweede Wereldoorlog opnieuw zeeën van leed en ellende hebben aangericht. Het gaat niet om mensen, maar om onmensen, die als vertegenwoordiger van de

klasse

van groot-monopolisten, van wapenfabrikanten, slechts belang bij oorlog en machtsuitbrei- ding hebben en die vanwege hun

klassebelangen

koortsachtig be- zig zijn met de voorbereidingen van een derde wereldoorlog. In het budget, dat Kennedy dit jaar presenteerde, belopen de bewapenings- uitgaven een record van 55.100 miljoen dollar in vredestijd. De Amerikaanse imperialisten bezitten bases over de gehele wereld. Met de Westduitse imperialisten broeden zij de meest oorlogszuchtige plannen uit en ook De Quay en Luns broeden met hen mee.

Nederland is geheel in de oorlogsplannen van de imperialisten ingeschakeld.

De sociaal-democratische arbeiders mogen zich niet meer door de imperialisten laten, verrassen. Zij kunnen zich verzetten tegen de gevaren van een oorlog. De imperialisten hebben het niet alleen meer voor het zeggen. Er bestaat een krachtig bastion van de vrede - het socialistische kamp, waar de arbeiders en boeren de heer- sende klassen zijn, die de middelen bezitten om de imperialisten in toom te houden. Er zijn vele staten in Azië en Afrika, die een vredeszonè vormen - er bestaat een machtige vredesbeweging. De omstandigheden voor het behoud van de vrede zijn nooit zo gunstig geweest als nu en het is mogelijk een wereldoorlog te voorkomen, indien alle krachten zich verenigen. Nederlands bijdrage in deze strijd - zowel om zijn eigen veiligheid als voor het dienen van de algemene zaak van de vrede - is een politiek van staatkundige neutraliteit tussen de grote mogendheden. De keus van het neutra- lisme als koers van de buitenlandse politiek is een onvervreemdbaar

209

(20)

recht en een binnenlandse aangelegenheid van elke staat. Daarom zijn alle andere landen gehouden dit recht te eerbiedigen en reke- ning te houden met de souvereine wil van. staten, die de weg van het neutralisme kiezen.

De CPN heeft zich tot woordvoerder van deze politiek gemaakt, waarvoor zij de breedst mogelijke lagen van de bevolking wil ver- enigen tegen de gevaarlijke koers van de regering-De Quay. Een politiek van neutraliteit is een onderdeel van de strijd om de im- perialisten tot het aanvaarden van een politiek van vreedzame coëxistentie te dwingen. In Nederland hoort men soms geen onver- standige stemmen over de betekenis van een

neutraliteitspo~itiek.

Zo schreef

Het Algemeen Handelsblad

in een buitenlands overzicht

"Benarde neutraliteit" ( 28 augustus 1961) :

"Naarmate dit proces voortschrijdt (de poging om de neu- trale Europese landen onder het opgeven van hun politiek in de EEG te pressen, opm.) zullen zij minder in staat zijn hun traditionele politiek voort te zetten. Daarmee valt echtèr ook een element van ontspanning weg in het conflict tussen Oost en West.

Zij, die in de neutraliteit van Zweden en Oostenrijk een- bijdrage tot een modus-vivendi tussen het communistische blok en het Westen in Europa zagen, zullen deze ontwikkeling niet anders dan met gemengde gevoelens beschouwen. (

cur- sief van ons) .

Vooralsnog verdedigen deze landen hun traditionele neutraliteit en trekt de schrijver een conclusie inzake het opgeven daarvan.

Maar bovendien: waarom zouden alleen deze landen een element tot ontspanning kunnen zijn en niet ook Neder

1

a n d het kun- nen worden? De ligging en de traditie van ons land lenen zich er bij uitstek voor. '

Hoe de Nederlandse neutraliteitspolitiek tot uitdrukking zal wor- den gebracht, zal in de loop van de strijd zijn vorm verkrijgen. Het kan een onderwerp van gemeenschappelijk overleg zijn tussen die groeperingen, die zich voor staatkundige neutraliteit uitspreken en het niet alleen bij

woorden

zullen laten, maar ook tot

daden

bereid zijn. De meest elementaire

daden

zijn op dit moment te voor- komen, dat Nederland als een aanvalsbasis wordt gebruikt, inter- nationaal volkenrechtelijk zijn mogelijkheden voor een neutrale positie verliest en automatisch in een eventuele wereldoorlog wordt betrokken. Dat wil dus zeggen: geen Amerikaanse atoom bases, geen Amerikaanse militairen en geen Westduitse munitiedepots in ons land; beslissingen over oorlog en vrede bij

eigen

regering en parle- ment; behandeling op gelijke voet van alle grote mogendheden, waarbij Nederland door zijn ligging een aanrakingsvlak kan zijn voor Oost en West.

Dat zijn de minimum-garanties voor een staatkundige neutraliteit.

De communisten zullen er de _massa's voor mobiliseren en een brede volksbeweging tot stand brengen.

H. DE VRIES

210

(21)

Het sociaal-reformisme en het koloniale vraagstuk

EIND vorig jaar is er te Moskou, bij de Uitgeverij van Sociaal- Economische Literatuur een werk verschenen van het Instituut voor Wereld-Economie en Internationale Betrekkingen, over "Het Sociaal-reformisme en het Koloniale Vraagstuk". Genoemd instituut is een instelling van de Academie van Wetenschappen der USSR.

Het werk is samengesteld door drie auteurs: J.

A.

Gnedin, G. E.

Skorow - die tevens de algemene redactie voerde - en L. W.

Stepanow.

Zoals in de inleiding wordt gezegd "ontstond het koloniale vraag- stuk, in de huidige betekenis van dit begrip, tegelijk met de ver- andering van het kapitalisme van de vrije concurrentie in het mono- polistische kapitalisme, toen de wereld in zijn geheel verdeeld was tussen de grootste imperialistische mogendheden die de overwel- digende meerderheid van de bevolking der aarde onderdrukten, uitplunderden, wurgden en uitbuitten".

Reeds in de eerste regels van de inleiding wordt duidelijk gesteld, vanuit welk gezichtspunt het onderhavige vraagstuk moet worden gesteld, of beter gezegd, de critiek op het sociaal-reformistische standpunt te dien opzichte wordt uitgeoefend:

"Het spreekt vanzelf, dat het koloniale vraagstuk voor de marxisten het probleem is van de bevrijding der onderdrukte volken in de koloniën en de afhankelijke landen van het juk van het imperialisme".

Met andere woorden: Het gaat niet om de vraag hoe het kolonia- lisme te "humaniseren", "dragelijker" · voor de respectieve in- heemsen te maken. Want daarmee wordt beoogd, de koloniale vol- ken af te houden van verzet, van nationale aaneensluiting, van anti·

imperialistische strijd voor hun bevrijding.

In drie hoofdstukken zet het collectief van onderzoekers zijn con- clusies uiteen. In het eerste hoofdstuk houdt het zich bezig met de rol van de

Socialistisch~

Interr:tationale in het koloniale vraagstuk.

Hier worden tal van uitspraken van de internationale socialistische congressen en van afzonderlijke leiders en "koloniale specialisten"

der Socialistische Internationale aangehaald en geanalyseerd.

Te beginnen met het Londense congres van de Tweede Internatio-

nale in het jaar 1896, dat tenminste nog een duidelijke resolutie aan-

nam over het zelfbeschikkingsrecht der natie, die door Lenin in zijn

polenHek met Rosa Luxemburg over dit onderwerp een volkomen

juiste richtlijn werd genoemd. En te eindigen met het congres der

Socialistische Internationale in Hamburg, in juli 1959, waar de Ne-

derlandse socialist ir. Vos, vice-voorzitter van de Partij van de Ar-

beid, de inleiding hield over de problemen van de onderontwikkelde

landen. Het eerste hoofdstuk draagt het opschrift: "De Socialistische

Internationale als de ideologische schildknaap van het kolonialis-

me".

(22)

De twee volgende hoofdstukken behandelen respectievelijk "Het koloniale vraagstuk in de theorie en de praktijk der Franse rechtse socialisten" en "Het koloniale vraagstuk in de ideologie en de po- litiek van het Engelse sociaal-reformisme".

Als voorbeelden uit de praktijk van het sociaal-reformisme in het koloniale vraagstuk zijn dus ook de evoluties van de twee socialis- tische partijen der twee grote koloniale mogendheden Frankrijk en Engeland genomen. Maar zeer karakteristiek voor de rol die de Nederlandse rechtse socialisten op het gebied van de theorie en de praktijk der internationale sociaal-democratie inzake het koloniale vraagstuk speelden en nog spelen is, dat we in het hoofdstuk over de Socialistische Internationale tientallen malen namen tegenkomen van koloniale specialisten der Nederlandse sociaal-democratie, van- af Van Kol uit de oude SDAP tot aan de "ook-specialist" Frans Goed- hart van de PvdA.

Verdiende belangstelling! Want wanneer en waar het kolonialis- me ideologische schildknapen nodig had en heeft, waren en zijn de Nederlandse rechtse socialisten op hun post.

Maar laat ons nog even tot de inleiding terugkeren. Daarin wordt een kort overzicht gegeven van het ontstaan en de rol van het op- portunisme en het reformisme in de arbeidersbeweging, het ont- staan van een arbeiders-aristocratie en een arbeiders-bureaucratie.

Wat is in de huidige tijd de voornaamste sociale functie van het sociaal-reformisme en het opportunisme? - vraagt men zich af. Het antwoord luidt: " ... één van de hoofdkrachten te zijn, die de revo- lutionaire energie van de arbeidersklasse afremmen en het uur van de revolutionaire omvorming van de kapitalistische maatschap- pij uit te stellen".

"Ook in het koloniale vraagstuk ondersteunen de opportunisten

"hun" bourgeoisie, verdedigen zij de politiek van annexatie. In het beste geval herleiden zij het koloniale vraagstuk tot het met de mond erkennen van het zelfbeschikkingsrecht der naties. Maar nog nooit trad het reactionaire wezen van het

so~:iaal-reformisme

in het koloniale vraagstuk zo in zijn volle naaktheid op, als thans, in de periode van het uiteenvallen van het koloniale stelsel van het im- perialisme".

De schrijvers merken op, dat men vroeger over het standpunt van de sociaal-reformistische partijen in hoofdzaak kon oordelen aan de hand van de resoluties van hun congressen en de parlementsdebat- ten. "Zij konden regeringshandelingen goed- of afkeuren. Als oppo- sitie konden zij invloed uitoefenen op de regeringspolitiek, maar be- palen konden zJj haar niet". ·

In de periode tussen de twee wereldoorlogen en vooral na 1945 veranderde de situatie. Bijna alle Westeuropese sociaal-democrati- sche partijen waren aan de macht - zelfstandig, of als deel van een coalitie-regering. Hun politiek in deze periode was - en is - de beste test van alle sociaal-reformistische doctrines die voor en tijdens hun verblijf aan de macht in omloop werden gebracht.

*

212

(23)

WIJ

beperken ons hier tot het eerste hoofdstuk, dat, nemen wij aan, de Nederlandse lezer wel het meest zal interesseren.

Om te beginnen wordt hier een kort, maar interessant en wetens- waardig overzicht gegeven van de pogingen die na de Tweede We- reldoorlog werden ondernomen om de Socialistische Internationale te herstellen. Initiatiefnemers waren vooral de Engelse labouristen, die een "Internationaal Consultatief Comité" en een "Internationaal Labour-socialistisch Comité" en daarna nog een "Comité van de Tweede Internationale" stichtten. Tenslotte werd in december 1947 het "Comité voor Internationale Socialistische Conferenties" [ Camis- co) gesticht. Pas in 1951 kwam in Frankfurt am Main de vereniging van de rechtse socialistische partijen tot stand, onder de naam van

"Socialistische Internationale". Het was in hoofdzaak een Europese

"Internationale".

"Terwijl de sociaal-democraten in het verleden op hun congressen het zoveel mogelijk vermeden om het probleem van de bevrijding der koloniale volken in zijn volle omvang te stellen, staan zij nu voor de noodzakelijkheid om hun standpunt ten opzichte van

de be- vrijdingsbeweging

der koloniale volken te bepalen. Sterker nog, de huidige Socialistische Internationale is genoodzaakt een bepaald standpunt in te nemen met betrekking tot de reeds van het koloniale juk

bevrijde

onderontwikkelde landen, die souversine staten zijn ge- worden in het tijdperk van de wedijver tussen. twee wereldstelsels, het kapitalistische en het socialistische, in'het tijdperk van de over- gang van de mensheid van het kapitalisme naar het socialisme.

Juist in het licht van dit feit moet de positie van het internationale reformisme in het vraagstuk van de ontwikkelingsweg der vroegere koloniën worden beschouwd" - aldus de auteurs.

Uit de probleemstelling blijkt dus wel, dat de houding van de sociaal-reformisten in het koloniale vraagstuk, in breed verband wordt behandeld. Van hoeveel belang dit is wordt door de auteurs o.a. onderstreept met het volgende citaat uit een rede van Lenin, in de "Commissie voor de nationale en koloniale problemen" op het Tweede Congres der Camintern in 1920, [in welke commissie ook de C.P.H. was vertegenwoordigd]:

... in de huidige wereldsituatie, na de imperialistische oor- log, worden de wederzijdse betrekkingen der volkeren, wordt heel het wereldstelsel van staten bepaald door de strijd van een niet grote groep van imperialistische naties tegen de Sow- jet-beweging en de Sowjet-staten, aan het hoofd waarvan Sow- jet-Rusland staat. Wanneer wij dit uit het oog verliezen, kunnen wij niet één nationaal of koloniaal vraagstuk juist stellen, zelfs als het om het verst verwijderde hoekje van de wereld zou gaan.

Dat deze uitspraak van Lenin in het huidige tijdperk bij de beoor- deling van de houding der sociaal-reformisten in het onderhavige vraagstuk nog aan betekenis heeft gewonnen, is duidelijk.

"Heel de politiek van de Socialistische Internationale, vanaf het

moment van haar stichting, is doordrongen van de geest van het

anti-communisme", - vervolgen de schrijvers - "en haar stand-

punt in het koloniale vraagstuk wordt in de eerste plaats daardoor

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geerstraat, Gasthuisstraat, Klompstraat, Schaesbergerweg en Kerkplein en voorts ook enkele weggedeelten in een paar gehuchten. Alleen in het centrum van het dorp

'Uiterlyk birmen veertien dagen na ontvangst dezer, zullen de Inspecteurs der nabuurige wegen ons hunne voorstellingen doen toekomen, wegens het getal der

Hier kwam het onderscheid tussen allodium (het kasteel) en leen (de Leenhof) · tot uitdrukking. Ook wijzen de laatgoederen van Palemig, die aan het kasteel

Onderzoek naar de herkomst van het hout en de houtmarkt biedt inzicht in de historische context waarbinnen houtconstructies – en daarmee hele gebouwen – tot stand zijn

 Informatie  uit  de  kohieren  het  niveau  van   het  dorp  of  dorpsgebied  in  combinatie  met  stukken   uit  de  proclamatieboeken  het  niveau  van

Cammelbeeck (PvdA) .toe: dat beleid ken- merkt zich door soepelheid, door open- staan voor verlangens, wensen en noden, die overzee leven en aanwezig· zijn; door

gemeesterschap wij nóg altijd in alle Haagse kringen met de grootste lof ho- ren spreken. Wanneer de regering meer geld vraagt voor welk onderdeel van haar

tepagaan die ons politieke leveD, vooral op het platteland. nog te veel kenmerkt. van matelillila zekerheid. Het Itkt wel oe laat:atpnoemde bàiQ. ZUllen niet aneea