• No results found

Op onderzoek uit met Archie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Op onderzoek uit met Archie"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Op onderzoek uit met Archie

Verantwoordingsdocument afstudeerproject Pien Heggen

Het illustreren van een archeologisch onderbouwd

kinderboek

Datum: 17/6/2020

Studentennummer: 438783

Klas: DAR4V

Begeleidende docent: Wilko van Zijverden

(2)

1

Colofon

Titel: Op onderzoek uit met Archie

Ondertitel: Afstudeerwerkstuk Pien Heggen

Auteur: Pien Heggen

438783 DAR4V Begeleidende

docent:

Wilko van Zijverden

In opdracht van:

Archeon Archeonlaan 1

2408 ZB Alphen aan den Rijn Begeleiding

opdrachtgever:

Jack Veldman

(Nicole Blom; Annenies Keur; Eva Eijsveld)

Datum: 17-6-2020

(3)

2

Voorwoord

Beste lezer,

Voor u ligt Op onderzoek uit met Archie, het verantwoordingsdocument van het afstudeerproject van Pien Heggen. Het project is in samenwerking met Betsie Balduk uitgevoerd voor de opleiding Archeologie van Hogeschool Saxion. Naast de verantwoordingsdocumenten van beiden studenten is er een eindproduct opgesteld, namelijk een archeologisch onderbouwd kinderboek. Het boek is gemaakt in opdracht van het archeologische openluchtmuseum Archeon.

Voordat u het document leest, wil ik graag stilstaan bij de mensen van wie ik in de loop van het project hulp heb gekregen. Met de hulp van deze mensen ben ik tot deze resultaten gekomen. Allereerst wil ik mijn afstudeerpartner Betsie Balduk bedanken voor de fijne samenwerking. Zij heeft mij ontzettend veel steun gegeven, op een professioneel en een persoonlijke vlak.

Voor de begeleiding wil ik Wilko van Zijverden van harte bedanken. Door zijn goede suggesties en feedback zijn mijn resultaten in kwaliteit gestegen.

Daarnaast wil ik iedereen van Archeon bedanken die ons ondersteund heeft, in het bijzonder onze begeleiders, Jack Veldman en Nicole Blom. Jeroen van Eijk, Annenies Keur, Joerie van Sister, Julie Roggeveen en Eva IJsveld bedank ik apart voor het nakijken van de vooronderzoeken en tekeningen en voor het beantwoorden van vragen. Hiervoor wil ik ook graag mijn docent Peter Jongste

bedanken die, ondanks dat hij niet onze begeleider was, toch ondersteuning heeft geboden met zijn kennis. Een andere docent, Ronald Visser, wil ik graag bedanken voor het starten van een

denkproces dat tot het idee van dit project heeft geleid.

Verder wil ik de illustrator Loes Riphagen bedanken voor een nuttig interview vol goede tips. De auteur Dorothee Olthof vermeld ik ook graag, vanwege haar advies betreffende de illustraties. Mijn vrienden en familie wil ik daarnaast bedanken voor hun steun en feedback op de tekeningen en het verantwoordingsdocument, met name Amy Meijer met haar oog voor kunst en mijn moeder met haar brede ervaring met educatie van de doelgroep.

Tot slot wil ik iedereen bedanken die ons toestemming heeft gegeven voor het gebruik van de gezichtsreconstructies. De eerste persoon is Maja d’Hollosy, de kunstenares achter de prachtige beelden. Verder zijn dit Marco Hulshof en Olaf Rigter van het Fries Museum, Marjolein van den Dries van het Archeologisch Museum Haarlem, Bertrand Maas van de boekwinkel Waanders in de

Broeren, Geertje Havers van het Archeologisch Depot Zwolle, Alida Ambachtsheer van de Koperen Knop, Lucas Petit van het Rijksmuseum van Oudheden, Hans van Rossum van Stichting Rijswijkse Historische Projecten, Karlien Ritter van het Swaensteyn Museum, Anouk Veldman van het Huis van Hilde, Gert-jan van Rijn van Museun, Elvira Adriaansen van Stichting in den Scherminckel, Tineke Heise-Roovers van Batavialand, Renie Heije en Corien Bakker van de afdeling archeologie van gemeente Den Haag, Onno Mauer en Anneke Abma van museum Flehite, Timo d’Hollosy van de afdeling archeologie van de gemeente Amersfoort en tot slot Nico Arts van het Erfgoedhuis. Ik hoop dat u dit verantwoordingsdocument met plezier leest.

(4)

3

Samenvatting

Het voorliggende verantwoordingsdocument is geschreven naar aanleiding van een afstudeerproject voor de opleiding Archeologie van Hogeschool Saxion. Het eindproduct, dat nog in ontwikkeling is, is een archeologisch onderbouwd kinderboek in opdracht van het openluchtmuseum Archeon. De doelgroep hierbij wordt gevormd door kinderen van tien tot twaalf jaar. De hoofdpersoon van het boek, een jongen genaamd Archie, neemt de lezer mee door de archeologische perioden om hen in aanraking te brengen met het alledaagse leven van mensen door deze perioden heen. Dit doet hij aan de hand van een zoektocht naar stukken van een schatkaart. Archie is als de roodharige jongen linksonder in de illustratie van de Trechterbeker cultuur hierbeneden goed herkenbaar. Dit project is een samenwerking van mijn medestudent Betsie Balduk en van mij. Betsie maakt de tekst van het boek en ik de illustraties.

Voor de start van het project is er een probleemstelling opgesteld met deelvragen, verdeeld in een micro- meso- en macroniveau. De hoofdvraag luidt:

Hoe kan een educatief kinderleesboek (10-12) worden opgesteld over het alledaagse leven van de mens dat aansluit bij de in Archeon

gepresenteerde perioden?

Om de vragen doelgericht te kunnen beantwoorden zijn er verschillende projectactiviteiten uitgevoerd, namelijk museumbezoeken, een interview en

literatuuronderzoek. Bij het tekenen is gebruikt gemaakt van fysieke kunst in de vorm

potloodtekeningen en van digitale kunst door middel van een tablet. Met deze laatste methode zijn de eindtekeningen gemaakt.

Het literatuuronderzoek is door Betsie Balduk en mij verdeeld. Zo zijn door mij het Mesolithicum, de Lineairbandkeramische- en Trechterbekercultuur van het Neolithicum en de Romeinse Tijd

onderzocht. Deze vormen elk een apart hoofdstuk in het voorliggende verantwoordingsdocument. Bij elke periode en cultuur zijn de thema’s wonen, werken en vermaak gehanteerd en er is

(5)

4

Bij iedere periode zijn er twee kleine

tekeningen gemaakt en één grote. De kleine tekeningen laten een bepaald onderwerp zien dat bij de thema’s aansluit, terwijl de grote illustraties een tafereel weergeven. Voor het Mesolithicum zijn er tekeningen gemaakt van het mannetje van Willemstad, mesolithisch eten en een vistafereel met een kamp op de achtergrond. De illustraties van de

Bandkeramiek tonen de bouw van een huis in een nederzetting, schapen en keramiek. Voor de Trechterbekercultuur zijn potten

getekend, hier rechts te zien, maar ook de bouw van hunebedden, zoals de eerste afbeelding toont, en het ploegen met een eergetouw. Voor de Romeinse Tijd zijn een bordspel en een Romeins toilet afgebeeld. Een markttafereel als grote tekening zal nog

volgen. Omdat het project is afgeweken van de planning door uitlopend vooronderzoek en de invoer van de coronamaatregelen van 2020 zijn niet alle illustraties afgemaakt. Kwaliteit staat in dit project namelijk boven kwantiteit.

Het document sluit af met de conclusie, waarvan elk in een micro- meso- en macroniveau verdeeld is. Hier worden de onderzoeksvragen beantwoord. De antwoorden op de deelvragen vormen uiteindelijk samen het antwoord op de hoofdvraag. Zo is uit het vooronderzoek gebleken dat de tekenstijl en accuraatheid van archeologisch onderbouwde illustraties afhangt van de persoonlijke voorkeuren van de illustrator en die van de doelgroep. Voor dit project was accuraatheid heel belangrijk, dus daar is dan ook zo zorgvuldig mogelijk mee om gegaan. Het bureauonderzoek is hiervoor cruciaal gebleken. De museumbezoeken hebben ook bijgedragen aan de waarborging van

de kwaliteit en accuraatheid. Bepaalde voorwerpen die in de musea liggen zijn bijvoorbeeld opgenomen in de illustraties, zoals te zien is bij de afbeelding hiernaast. Hier is het mannetje van Willemstad getekend, welke in het Rijksmuseum van Oudheden ligt. Er is een portfolio bijgehouden waarin foto’s van musea en afbeeldingen uit literatuur vergeleken worden met de

resultaten van de illustraties. Op deze manier is het proces van het tekenen goed zichtbaar. Dit product is dan ook te vergelijken met een beeldbank en is voor mij bijzonder nuttig geweest bij het controleren van mijn eigen resultaten. De hulpboeken en het interview met een illustrator hebben een bijdrage geleverd aan het onderzoek, aangezien er adviezen vergaard zijn over het proces van het illustreren en uitgeven van een boek. Na het beantwoorden van de onderzoeksvragen wordt er gereflecteerd op het project. Zo zijn er zo veel mogelijk nieuwe bronnen gebruikt. Waar bronnen ouder dan vijftien jaar gebruikt zijn, geven de

(6)

5

bronnen alleen algemene informatie en geen specifieke. Oude bronnen zijn ook gebruikt om de gegevens tegen te spreken met moderne informatie. In de tekeningen zelf zijn bewuste keuzes gemaakt, om een zo aantrekkelijk beeld te maken. Het gaat hier om details die niet geheel archeologisch bewezen zijn maar wel onderbouwd kunnen worden. Zo is er kleding te zien in het deel over het Mesolithicum, terwijl het niet bekend is hoe kleding er uit zag. In sommige gevallen zijn dit soort elementen later aangepast, welke in het portfolio in de bijlagen te vinden zijn. Niet elk onderdeel is volgens plan verlopen. Zo hebben het feedbackmoment met kinderen op een school en sommige museumbezoeken niet plaats kunnen vinden door veranderingen in de planning en de ingevoerde coronamaatregelen van 2020. In de plaats van een feedbackmoment met een klas zijn een aantal kinderen individueel benaderd voor feedback.

Tot slot zijn er in de conclusie adviezen voor Archeon uitgesproken. Dit zijn suggesties die het boek en het museum sterker zouden maken. Zo raad ik aan om een bijlage bij het kinderboek te maken waarin de achterliggende informatie van de illustraties vermeld wordt, bedoeld voor ouders of leergierige kinderen. Ook zou ik graag boekjes zien worden uitgegeven door Archeon die de bezoekers mee naar huis kunnen nemen. Zo stel ik voor een boekje over historische spelletjes te maken. Een tweede versie daarvan zou een boekje over keramieken potten door het verleden heen zijn, aan de hand waarvan men met klei deze potten na kan maken. Daarbij raad ik aan een

personage te gebruiken dat in al deze boekjes voorkomt, om herkenbaarheid en persoonlijkheid toe te voegen. Dit personage kan eventueel ook het “gezicht” van meerdere producten van Archeon zijn om samenhang te creëren. Verder raad ik Archeon aan meer archeologisch onderbouwde

kinderboeken te maken, met name prentenboeken voor jonge kinderen. Als laatst geef ik het advies een prijs te subsidiëren voor illustratoren van historische kinderboeken, vergelijkbaar met de al bestaande Thea Beckmanprijs voor auteurs.

(7)

6

Inhoudsopgave

Voorwoord... 2

Samenvatting... 3

1.

Inleiding ... 8

1.1. Aanleiding ... 8 1.2. Opdrachtgever... 8 1.3. Probleemstelling en doel ... 8 1.4. Leeswijzer ... 10

2.

Onderzoeksmethoden ... 11

2.1. Projectactiviteiten... 11 2.2. Materiaal ... 13 2.3. Vormgeving ... 16 2.4. Kwaliteit ... 18

3.

Mesolithicum... 21

3.1. Mesolithisch houtsnijwerk... 22

3.2. Vissen met Obbe... 25

3.3. Archie blijft eten ... 33

4.

Neolithicum LBK ... 37

4.1. De constructie van een huis... 38

4.2. Door de mens geschapen?... 44

4.3. De eerste potten van Nederland ... 46

5.

Neolithicum TRB... 48

5.1. Bot op pot ... 49

5.2. Hoe bouw je een hunebed... 51

5.3. Ossen aan het werk... 57

6.

Romeinse Tijd ... 59

6.1. Een molenspel, maar dan anders ... 60

6.2. Vieze jongens, die Romeinen ... 63

(8)

7

7.

Conclusie... 71

7.1. Onderzoeksvragen ... 71 7.2. Discussie ... 76 7.3. Advies ... 79

8.

Bronvermelding... 81

Bijlagen ... 88

Bijlage 1: Portfolio ... 88 Bijlage 2: Museumlogboek ... 88

Bijlage 3: Samenvatting interview ... 88

(9)

8

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

Het voorliggende verantwoordingsdocument is opgesteld naar aanleiding van een afstudeerproject van de opleiding Archeologie van Hogeschool Saxion. Dit document dient om de gemaakte keuzes te verklaren en de veranderingen ten opzichte van het eerder opgestelde Plan van Aanpak (PvA) te verantwoorden. Het afstudeerproject betreft een archeologisch onderbouwd kinderboek voor kinderen van tien tot twaalf jaar, in opdracht van het openluchtmuseum Archeon. De begeleiders vanuit de opdrachtgever zijn Jack Veldman en aanvankelijk ook Nicole Blom. Na haar hebben

Annenies Keur en Eva IJsveld geholpen met het controleren van resultaten. De begeleider van Saxion is docent Wilko van Zijverden. Het afstudeerproject is samen met de student Betsie Balduk

uitgevoerd. Zij heeft zich gericht op het schrijven van de tekst voor het boek en ik heb de illustraties gemaakt. Het boek zelf is nog in ontwikkeling. Ten tijde van het inleveren van dit

verantwoordingsdocument zijn er twee hoofdstukken van het product volledig af, die te vinden zijn in Bijlage 4. De bijlagen zijn apart bij dit document geleverd.

1.2. Opdrachtgever

Archeon, in Alphen aan den Rijn, is een museum dat het verleden tot leven tracht te brengen. Dit wordt gedaan door middel van de reconstructies van gebouwen en voorwerpen die gebaseerd zijn op archeologische opgravingen en historische gegevens. In Archeon wordt aandacht besteed aan de perioden vanaf het Mesolithicum tot en met de Late Middeleeuwen. In het park lopen zogenoemde Archeotolken. Zij geven de bezoekers informatie over de bijbehorende periode. Zij zijn gekleed in historische kledij. De verschillende activiteiten die door Archeotolken en door de bezoekers zelf worden uitgevoerd zorgen ervoor dat de bezoeker oog in oog komt te staan met het verleden. Zo staan archeologie, educatie en vermaak centraal. Het boek is samengesteld om goed bij de visie en principes van Archeon te passen. In het boek zijn dezelfde archeologische perioden en culturen gehanteerd als in het park. Verschillende tekeningen bevatten beeldelementen van Archeon, zoals de reconstructies die er te zien zijn. Dit zal nader uitgelegd worden in de hoofdstukken 3. tot en met 6.

1.3. Probleemstelling en doel

Er bestaat een bescheiden aantal archeologisch onderbouwde boeken dat gericht is op kinderen. Wat opvalt bij het kijken naar deze boeken is dat veel boeken dienen om de le zer over archeologie als vak te vertellen of over één bepaalde periode of onderwerp. Non-fictie boeken over buitenlandse onderwerpen zoals mummies of schatten lijken populair.1 Het afstudeerproject is belangrijk voor het

aanbod van archeologisch onderbouwde boeken omdat deze daarin afwijkt. Het boek is namelijk fictie, gericht op het alledaagse leven van de mens in het verleden in Nederland. Het kan een belangrijke toevoeging vormen voor het bereiken van een jong publiek, om hen enthousiast te maken en meer te leren over het onderwerp archeologie. Daarnaast brengt het hen begrip en respect bij over het Nederlandse erfgoed. Dit is cruciaal bij het vergroten van het raakvlak van archeologische kennis bij het publiek om dit moment en in de toekomst. Het uitgevoerde

vooronderzoek dat nodig was voor het maken van het boek is niet vernieuwend, maar het boek is dat wel. Het zal namelijk een nieuwe bron van kennis zijn voor kinderen. Wat wel vermeld moet worden is dat er archeologisch onderbouwde boeken bestaan die informatief en aantrekkelijk opgemaakt zijn voor kinderen, met illustraties. Voorbeelden zijn Mysterie in het Veen: het meisje van

(10)

9

Yde van Jan van Zijverden, Stone age boy van Satoshi Kitamura en Op avontuur! Ontdekkingsreis in Archeon van de Schrijvers van de Ronde Tafel.2

Om het alledaags leven zo goed mogelijk weer te geven is het idee van een tijdreis toegepast. De hoofdpersoon, een jongen genaamd Archie, brengt een bezoek aan Archeon, waar hij in een

zoektocht terecht komt waarbij hij de verschillende archeologische perioden door moet om stukken van een schatkaart te vinden. Tijdens zijn reis ontmoet hij personen uit deze perioden en komt hij in aanraking met hun levenswijze. Zo blijft hij eten of helpt hij bij het bouwen van een hunebed. Een aantal personages uit het boek is gebaseerd op (waar mogelijk) Nederlandse reconstructies. Dit geldt ook voor voorwerpen en gebouwen. Dit is gedaan om het boek niet alleen zo accuraat mogelijk te maken maar om ook het eerdergenoemde Nederlandse erfgoed erin te verwerken.

De doelgroep van het boek wordt gevormd door kinderen. De leeftijd van de doelgroep is veranderd van acht tot twaalf jaar, zoals in het Plan van Aanpak van het project staat, naar tien tot twaalf jaar. Hier is voor gekozen omdat de teken- en schrijfstijlen die voor die doelgroep aantrekkelijk lijken te zijn overeen komen met onze eigen stijlen. Daarnaast hebben kinderen van deze doelgroep al een betere voorkennis van geschiedenis. Dit maakte het voor ons makkelijker om daar dieper op in te gaan. Het aanpassen van de leeftijden heeft ook te maken met de feedback van kinderen, waar in paragraaf 2.4 dieper in zal worden gegaan.

Voordat het boek kon worden samengesteld is er onderzoek uitgevoerd. In het PvA zijn er daarom onderzoeksvragen opgesteld. De deelvragen zijn onderverdeeld in een micro- meso- en macroniveau en dienen om de hoofdvraag in detail te kunnen beantwoorden. Zo wordt met macro-niveau een algemeen niveau bedoeld, met micro-niveau een als het ware ingezoomd niveau en met meso-niveau een positie daartussen.

1.3.1 Hoofdvraag

Hoe kan een educatief kinderleesboek (10-12) worden opgesteld over het alledaagse leven van de mens dat aansluit bij de in Archeon gepresenteerde perioden?

1.3.2 Deelvragen

Microniveau

1. Hoe zagen een woning en erf eruit in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

2. Wat voor soort huiselijk werk voerden de mensen van een doorsnee gezin uit in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

3. Wat voor soort ambachtelijk werk voerden de mensen uit in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

4. Wat voor soort vermaak hadden de mensen in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

Mesoniveau

5. Op welke manier kan feedback van kinderen uit de leeftijdscategorie van 10tot 12 jaar verkregen tijdens een bijeenkomst worden verwerkt in de eindproducten?

(11)

10

6. Op welke manier zijn de attributen van Archeon als personeel, gebouwen en voorwerpen te gebruiken in de illustraties?

7. Hoe kan informatie van een interview met een Archeotolk van invloed zijn op de vormgeving en inhoud van de illustraties?

8. Wat voor een soort voorwerpen tentoongesteld in het Limburgs Museum, het Valkhof, Erve Eme, het Thermenmusem, het RMO, Haps-project, SPNF, IJzertijdboerderij Dongen en Archeon zijn bruikbaar tijdens het vooronderzoek?

Macroniveau

9. Welke vorm van illustreren in een educatief kinderleesboek wordt aantrekkelijk gevonden door de leeftijdsgroep van 10 tot 12 jaar?

10. Op welke wijze zijn tekentechnieken die in handboeken beschreven worden toe te passen voor de leeftijd van 10 tot 12 jaar?

11. Wat zijn de randvoorwaarden om het boek daadwerkelijk te kunnen uitgeven, met betrekking tot kleurgebruik, formaat, eventueel gebruik van foto’s en papiersoort?

1.4. Leeswijzer

Dit document is onderverdeeld in hoofdstukken en subhoofdstukken. Allereerst komen de onderzoeksmethoden aan bod in hoofdstuk 2. Hier worden de ondernomen stappen van het afstudeerproject uiteengezet in de vorm van een verantwoording van de projectactiviteiten. Dit zijn museumbezoeken, een interview en literatuuronderzoek. Vervolgens worden de gebruikte

materialen onderbouwd, waarna de keuzes van de vormgeving van de illustraties en het boek besproken worden. Het hoofdstuk wordt afgesloten met uitleg over de manieren waarop de kwaliteit van het project is gewaarborgd.

Na de onderzoeksmethoden worden in de hoofstukken 3. tot en met 6. de resultaten van het project besproken. Deze zijn verdeeld in de door mij onderzochte periodes en, in het geval van het

Neolithicum, archeologische cultuurgroepen. De hoofdstukken zijn hetzelfde opgezet. Ze zijn onderverdeeld in de verschillende illustraties die gemaakt zijn. Aan de hand van de elementen in de afbeeldingen is hier schuingedrukt een persoonlijke verantwoording vermeld evenals de

verantwoording van de theoretische achtergrond. De titels van de sub-hoofdstukken zijn tevens de titels van de illustraties. De afbeeldingen hebben geen nummer en onderschrift omdat ze in de subhoofdstukken worden toegelicht.

In hoofdstuk 7. worden de onderzoeksvragen beantwoord in de conclusie, waar ook wordt

gereflecteerd op het afstudeerproject in de discussie. Er staan tevens ook aanbevelingen in vermeld voor de opdrachtgever. Deze drie onderdelen zijn elk onderverdeeld in een micro- meso- en

macroniveau.

Het document wordt afgesloten met de bronvermelding. De bijlage n bestaan uit de eerste twee complete hoofdstukken van het boek, een portfolio, een museumlogboek en een samenvatting van een interview met kinderboekenschrijfster en -illustrator Loes Riphagen. Deze zijn als losse

(12)

11

2. Onderzoeksmethoden

Voorafgaand aan de start van het afstudeerproject zijn er bij het opstellen van het Plan van Aanpak verschillende projectactiviteiten bedacht om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Deze activiteiten zijn hieronder in meer detail beschreven zoals ze daadwerkelijk zijn uitgevoerd.

Daarnaast wordt geschreven waar van het PvA is afgeweken. Hierna komen de gebruikte materialen en toegepaste vormgeving aan bod. Tot slot zullen de manieren waarop de kwaliteit van het project is gewaarborgd verantwoord worden.

2.1. Projectactiviteiten

2.1.1. Musea

Voor de officiële start van het onderzoek (3 februari 2020) zijn diverse musea in Nederland bezocht. Bij de bezoeken werden archeologische voorwerpen of gereconstrueerde bouwwerken

gefotografeerd. De opgedane kennis en gemaakte foto’s van de musea hebben bijgedragen aan zowel het vooronderzoek als aan de voorbeelden voor het illustreren. De musea waren geselecteerd zodat ze samen een zo compleet mogelijk beeld zouden vormen van vondsten uit alle perioden in ons onderzoek over het hele land. De bezoeken hadden als doel om de deelvragen 1, 2, 3, 4, 6 en 8

te kunnen beantwoorden en aanknopingspunten te geven voor de op latere momenten uitgevoerde literatuuronderzoeken. Daarnaast heeft een aantal van de musea een vergelijkbaar concept als Archeon, dat wil zeggen zat het archeologische openluchtmusea zijn. Dit zijn het Swifterkamp, Erve Eeme, Hapsproject en de IJzertijd Boerderij Dongen. De museumbezoeken hebben in de

zomervakantie van 2019 plaatsgevonden, met uitzondering van aanvullende bezoeken aan Archeon. De bezochte musea zijn het Swifterkamp van Stichting Prehistorische Nederzetting Flevoland (SPNF) in het Natuurpark Lelystad op 21 juli, het Valkhof museum in Nijmegen op 24 juli, het Limburgs Museum in Venlo op 28 juli, het Thermenmuseum in Heerlen op 31 juli en het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden op 10 augustus. Archeon zelf is drie verschillende keren bezocht, waarvan de eerste op 9 augustus toen er bezoekers aanwezig waren. De andere dagen waren 14 en 28 februari. Deze aanvullende bezoeken waren nodig om foto’s te maken voor het tekenen. Met behulp van de foto’s genomen in de musea zijn de illustraties opgesteld. Een voorbeeld hiervan is te zien in afbeelding 2.1, waar een foto van Archeon is gebruikt om zo een gebouw op de schatkaart, of plattegrond, van Archeon te tekenen. De kaart met overige voorbeeldfoto’s is te vinden in het portfolio in Bijlage 1. Beschrijvingen van alle bezoeken zijn opgenomen in het museumlogboek in Bijlage 2. Dit logboek is door Betsie en mij samen geschreven.

In het PvA staan musea vermeld die niet door ons bezocht zijn. Het betreft Erve Eeme in Zutphen, het prehistorische dorp van Apeldoorn (Hapsproject) en de IJzertijd Boerderij van Dongen. Deze waren vanwege de slecht op onze plannen passende openingstijden niet te bezoeken. Destijds is besloten dat alleen Erve Eeme nog informatie kon bieden die nodig zou zijn voor het onderzoek. Door de coronamaatregelen was het echter niet meer mogelijk om het park te bezoeken.

(13)

12

2.1.2. Interview

Initieel zouden er interviews worden afgenomen met Archeotolken van Archeon. Dit idee, en daarmee deelvraag 7, is weggevallen. De interviews zouden hebben gediend om een aanvulling te geven op de vormgeving van de illustraties en om de Archeotolken in beeld en naam op te nemen in het boek. Tijdens het onderzoek is besloten om in plaats van de medewerkers bekende

gezichtsreconstructies in het boek te gebruiken. Op deze manier zouden niet alleen archeologische voorwerpen worden opgenomen in de tekeningen, maar ook de mensen die daadwerkelijk tijdens de behandelde perioden hebben geleefd. Daarnaast leek het bij nader inzien geen goed idee om mensen in het boek vast te leggen die niet permanent in Archeon zouden werken.

Wel zijn er verschillende illustratoren van (kinder-)boeken benaderd voor een interview. Dit waren Loes Riphagen, Philip Hopman, Jessie Hartland, Melissa Sweet, Linde Faas en Mark Janssen. Van deze personen was Loes Riphagen beschikbaar voor een interview.Het interview dat met haar is afgelegd is opgenomen in Bijlage 3. Het interview heeft bijgedragen aan het beantwoorden van de vragen 5, 9 en 11.

2.1.3. Literatuur

Aanvullend aan de museumbezoeken en het interview is er ook bureauonderzoek gedaan. Dit diende voor het vergaren van informatie over de perioden, maar ook over het proces van het illustreren van een kinderboek. Het literatuuronderzoek is per periode verdeeld over Betsie Balduk en mij, wat niet in het Plan van Aanpak besproken is. Hier is voor gekozen om tijd te besparen en om te voorkomen dat werk dubbel moest worden uitgevoerd of er in het eindproduct, het voorliggende verantwoordingsdocument, problemen met plagiaat zouden zijn. Zo worden in dit document alleen de perioden besproken die ik onderzocht heb, namelijk het Mesolithicum, het Neolithicum en de Romeinse Tijd. De metaaltijden en de Middeleeuwen worden in het verantwoordingsdocument van Betsie Balduk besproken. Bij het vooronderzoek zijn drie thema’s onderzocht om een rode draad in het boek te houden. Deze thema’s zijn wonen, werken en vermaak. De bronnen die voor dit onderzoek zijn gebruikt bestaan voornamelijk uit opgravings- en projectrapporten of research papers. Het betreft zowel binnen- als buitenlandse bronnen. Met de informatie uit dit soort

literatuur zijn onderzoeksvragen 1, 2, 3 en 4 beantwoord.Voor het proces van het illustreren zijn er 1

2

Afbeelding 2.1:Het proces van het verwerken van een foto in de schatkaart. 1. Foto van de middeleeuwse stal in Archeon, genomen op 28-2-2020; 2. De tekening van de middeleeuwse stal zoals deze is opgenomen in de kaart.

(14)

13

verschillende bronnen geraadpleegd. De gebruikte hulpboeken zijn Illustrating Children’s Books van Martin Ursell en How to be an Illustrator van Darrel Rees en Nicholas Blechman.3 Het boek van Rees

en Blechman bleek meer gericht te zijn op het commerciële deel van het uitgeven van een boek, wat voor het afstudeerproject minder van belang was. Het boek van Ursell daarentegen bleek zeer nuttig te zijn, aangezien het in gaat op tips betreffende het tekenproces en omdat er geschreven stukken van andere illustratoren in staan. Naast deze boeken zijn verscheidene kinderboeken en

internetbronnen, voornamelijk in de vorm van artikelen geschreven door kinderboekenillustratoren, gebruikt. Deze bronnen zijn noodzakelijk voor het beantwoorden van onderzoeksvragen 9, 10 en 11.

2.2. Materiaal

2.2.1. Fysiek illustreren

Met fysiek illustreren wordt niet-digitaal illustreren bedoeld. “Traditionele kunst” is een andere term die tegenwoordig populair is om niet-digitale kunst aan te duiden, hoewel deze term ook kan

verwijzen naar de kunst van een bepaalde cultuur en het verleden daarvan.4 Om verwarring te

voorkomen wordt in dit document alleen gesproken van fysieke illustraties.

Bij dit project bestaan de fysieke illustraties uit de schetsen en oefeningen die in een tekenboek zijn gemaakt. Door het gebruiken van een schetsboek zijn alle tekeningen die het proces van het project weergeven op eenzelfde locatie te vinden zijn. Martin Ursell geeft in zijn boek Illustrating Children’s Books aan dat een schetsboek het best in je zak moet kunnen passen om er op spontane momenten in te kunnen tekenen.5 Vanwege persoonlijke voorkeur is het gebruikte schetsboek groter, zodat het

mogelijk was om meer details op te nemen en er een aanzienlijk groter aantal pagina’s in aanwezig was. Potlood, pen en kleurpotloden zijn vanwege gemak en snelheid gebruikt om de fysieke tekeningen te maken. Het papier is niet geschikt voor stiften of verf. Voor de schetsen zijn

voorbeelden gebruikt in de vorm van foto’s die in musea of thuis genomen zijn en van internet of uit boeken. Afbeelding 2.2 laat het proces zien hoe vanuit de verzamelde voorbeelden gewerkt is naar de schetsen. Na het maken van de schetsen in het boek was het mogelijk om hier een foto van te maken en deze in het digitale tekenprogramma te zetten om er vervolgens overheen te tekenen. Dit is iets wat ook illustratoren Doreen Marts en Jim Field graag doen.6

3 Ursell 2013; Rees/Blechman 2014.

4 Your Dictionary, s.a.: Traditional-art. Geraadpleegd op 11-6-2020. 5 Ursell 2013, 25.

6 Marts 2017, How to illustrate children’s books: 7 top tips. Geraadpleegd op 12-3-2020; Field 2018, How to illustrate a

(15)

14

2.2.2. Digitaal illustreren

Voor het project begon is een afweging gemaakt betreffende de media die gebruikt zouden worden voor het illustreren. De mogelijke materialen waren destijds kleurpotlood en pen, waterverf of een digitale tekentablet. Uiteindelijk is er voor dit laatste gekozen omdat hierbij veel fouten kunnen

2 3

5 4

1

Afbeelding 2.2:Het proces van de tekening Mesolithisch houtsnijwerk (eerste deel). 1.

Voorbeelden van vuursteen uit Beuker 2010, figuren 241 (bladzijde 163) en 312 (bladzijde 219); 2. Het mannetje van Willemstad, genomen in het RMO op 10-9-19; 3. Voorbeeldfoto voor de uiteindelijke layout van de illustratie, met een tube handcrème in plaats van het beeldje en een stuk papier voor de vuurstenen kling; 4. Oefenschetsen van vuursteen en het mannetje van Willemstad; 5. De uiteindelijke schets.

(16)

15

worden gemaakt en details makkelijk te veranderen zijn, wat illustrator Jason Zimdars benadrukt.7

Daarnaast zijn een laptop en tekentablet sneller op te zetten en te verplaatsen dan andere media. De gebruikte tablet is de Wacom Intuos M. De tekenprogramma’s waaruit is gekozen zijn Photoshop, Corel Painters Essentail 6 en Clip Studio Paint Pro.8 Ook hier is voor de laatste optie gekozen,

vanwege gebruiksvriendelijkheid en eerder opgedane ervaring. In het programma is er gewerkt met verschillende bewerkbare lagen. Het aantal verschilt per tekening, maar varieert tussen de vijftien en 35. De basislijnen, ook wel line art genoemd, zijn in de enige vector laag getekend. De rest van de lagen zijn rasterlagen. Dingen die in vector getekend zijn kunnen namelijk op eenvoudiger wijze versleept of vergroot worden zonder dat dit iets verandert aan het uiterlijk.9 Een voorbeeld van het

proces van een digitale tekening is te zien in afbeelding 2.3. Hier is een tekenstijl gehanteerd die een

7 Zimdars 2017, What I learned digitally illustrating my first children’s book. Geraadpleegd op 12-3-2020. 8 Clip Studio Paint 2020, Clip Studio Paint. Geraadpleegd op 20-4-2020.

9 Adobe 2020, What is vector art? Geraadpleegd op 26-4-2020.

6 7

8 9

2

Afbeelding 2.3: Het proces van de tekening mesolithisch houtsnijwerk (tweede deel). 6. Line art;

(17)

16

combinatie is van realisme en cartoonstijl. Deze stijl lijkt namelijk goed op de doelgroep aan te sluiten, wanneer er naar geschiedenisboeken van de doelgroep wordt gekeken.10

2.3. Vormgeving

2.3.1. Vormgeving illustraties

Bij het illustreren is er rekening gehouden met bepaalde teken technische elementen, ook wel beeldaspecten genoemd. Hieronder vallen kleur, ruimte, perspectief, compositie, vorm en structuur.

Ten eerste zijn er bewuste keuzes gemaakt in het gebruik van kleur. Omdat het CMYK model gebruikt wordt voor printen, is hier ook digitaal mee getekend, om zo fouten bij het drukken te vermijden. CMYK staat voor Cyan Magenta Yellow Black. Voor Black wordt een K (Key) gebruikt om verwarring met het RGB model te voorkomen (Red Green Blue).11

Primaire kleuren zijn pure kleuren die niet gemengd zijn met een andere kleur. In het geval van het gebruikte model zijn C, M en Y de primaire kleuren, hier te zien in afbeelding 2.4. Secundaire kleuren bestaan uit twee primaire kleuren, met gelijke

percentages. Een voorbeeld is MC, waar 50% M en 50% C zijn toegevoegd. Beide kleurtypen zijn zuiver. Een kleur is zuiver, of verzadigd, wanneer deze niet gemengd is met wit of zwart.

Aangezien het leven van de mens in het Mesolithicum draaide om de natuur, is er zo veel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke, of tertiaire, kleuren en onzuivere variaties daarop, te zien in afbeelding 2.5. In de latere perioden, waarin men minder van de natuur leeft, zijn meer secundaire kleuren gebruikt. Zuivere kleuren zijn zelden

gebruikt, aangezien de gehanteerde tekenstijl een combinatie van realisme en cartoon is. In de realiteit komen namelijk erg weinig zuivere kleuren voor. Om het contrast tussen de moderne kleding van de hoofdpersoon van het boek, Archie, en zijn omgeving te laten zien, is zijn kleding voornamelijk blauw en rood, twee traditioneel (RGB) primaire kleuren.

Verder zijn in het boek zowel kleine tekeningen opgenomen als tekeningen die de ruimte van het hele blad vullen. De kleine

tekeningen zijn gericht op een bepaald voorwerp of thema, terwijl de grote tekeningen meer thema’s en objecten tonen. Bij een aantal kleine tekeningen is er daarom voor gekozen om geen achtergrond toe te voegen, maar in plaats daarvan een kleur als open ruimte te

10 Lelieveld/Letterie 2012a; Lelieveld/Letterie 2012b; Terlouw/van der Veen-van Zijp 2012a; Terlouw/van der Veen-van Zijp 2012b.

11 Ellis 2019, RGB vs CMYK: What’s the difference?. Geraadpleegd op 20-4-2020.

Afbeelding 2.5:

Kleurstalen van de tekening Mesolithisch houtsnijwerk.

Afbeelding 2.4:Kleurenwiel van het CMYK kleurenmodel. De op één na buitenste ring laat de kleuren zien met 50% transparantie (wit) en de buitenste laat dezelfde kleuren zien met 50% zwart (K).

(18)

17

gebruiken om het oog alleen naar de getekende voorwerpen te trekken.

Daarnaast is bij de kleine tekeningen gekozen om

perspectieven te gebruiken waardoor het lijkt alsof de lezer ziet wat Archie zou zien. Een goed voorbeeld hiervan is de tekening van de Romeinse latrine in afbeelding 2.6. Hier lijkt het alsof je samen met Archie naar binnen stapt.

Er bestaan verschillende soorten compositie die kunnen worden toegepast, zoals symmetrische, asymmetrische, diagonale, spiraal- en driehoekscompositie. Vanwege persoonlijke voorkeur is voornamelijk gebruik gemaakt van asymmetrische compositie. Een aantal afbeeldingen is opgesteld door een bepaalde vorm in de compositie terug te laten komen. Zo is in de afbeelding met keramiek van de Trechterbekercultuur uit het Neolithicum in afbeelding 2.7 duidelijk een driehoekscompositie te zien. In de grote afbeeldingen is minder sprake van een dergelijke vorm.

Dit is echter niet hetzelfde als de vorm die bedoeld wordt als men het over beeldaspecten heeft. Hier gaat het om de vormen van objecten. Hierbij moet

bijvoorbeeld gedacht worden aan cirkels, bollen, vierkanten en kubussen Ook kan gedacht worden aan open of gesloten vormen, wat simpelweg wijst op transparantie of mate waarop iets massief of open is. Aangezien er voornamelijk bestaande objecten getekend zijn, is hier niet specifiek aandacht aan besteed. Wel zijn hoekige vormen en bolle vormen verdeeld over de compositie, wat ook in afbeelding 2.7 te zien is.

Tot slot is het weergeven van structuur een andere methode geweest om de aandacht naar een bepaald aspect te brengen. Door een voorwerp als het

mannetje van Willemstad gedetailleerd en gestructureerd weer te geven tegenover de handen met weinig detail, wordt dit direct gedaan (afbeelding 2.3).

2.3.2. Vormgeving boek

Er zijn bewuste keuzes gemaakt wat het uiterlijk van het boek betreft. De vorm van het boek wordt vierkant, met een afmeting van 21 bij 21 centimeter. Hier is voor gekozen omdat dit formaat in een boekenkast past. Daarnaast maakte de vierkante vorm het makkelijk om illustraties te maken. De kaft wordt een hardcover, zodat het niet snel zal slijten of beschadigen in de handen van een kind. Ook de inhoud van het boek moet stevig zijn. Daarom is er, na het benaderen van een on demand drukkerij en illustrator Loes Riphagen, besloten om wit papier van 135 gram te gebruiken. Met dit gestreken, dikke papier komen afbeeldingen het best naar voren zonder dat de bladen het boek te zwaar maken.

Ten tijde van het opstellen van het Plan van Aanpak is er besloten om voor elke periode twee kleine tekening en één grote tekening in het boek op te nemen. Op deze manier is er meer afwisseling in

Afbeelding 2.6:De

perspectieflijnen met lineart die gebruikt zijn bij het tekenen van Vieze jongens, die Romeinen.

Afbeelding 2.7:Vormcompositie van

Bot op pot, een illustratie van Trechterbekerpotten uit het Neolithicum.

(19)

18

het boek. Door het gebrek aan een vaste volgorde waarin de afbeeldingen van verschillende

groottes elkaar afwisselen, is het verhaal minder voorspelbaar.12 Er is voor gekozen om de afsnijding

van de grote afbeeldingen samen te laten lopen met de rand van het blad, voor een net resultaat. De kleine afbeeldingen zijn ingevoegd met een vignette rand, wat betekent dat ze aan de randen vervagen. Dit geeft een speelser en dromerig gevoel.13

2.4. Kwaliteit

Om de kwaliteit van het voorliggende verantwoordingsdocument en het boek te waarborgen zijn er bepaalde acties ondernomen en keuzes gemaakt.

Ten eerste hebben Betsie en ik regelmatig elkaars vooronderzoek en werk voor het boek nagekeken. Volgens het PvA zou dit gebeuren na afronding van de onderdelen. In de realiteit hebben we de resultaten beter op elkaars ideeën af kunnen stemmen door regelmatig tussendoor hulp te vragen van elkaar en feedback te geven op de stukken.

Verder zijn er in het begin elke week contactmomenten geweest met de opdrachtgever om de voortgang van het project te bespreken en de producten te laten zien. De contactmomenten hebben zich echter niet voortgezet na de invoering van de coronamaatregelen van maart 2020 en het ontslag van de directe begeleider, Nicole Blom, dat daarop volgde. Met de tweede begeleider en directeur van Archeon, Jack Veldman, is daarna op momenten waarop het nodig was contact opgenomen. Vanaf deze verandering hebben Annenies Keur, Eva IJsveld, Julie Roggeveen en Joerie van Sister het afstudeerproject begeleid ten aanzien van de in het boek behandelde perioden. Mevrouw Keur is specialist van de collectie Middeleeuwen, kalligraaf en bakker bij Archeon. Daarnaast geeft zij les op de Dordtse Vrijeschool als handwerkdocent en heeft ze een eigen kunstatelier. Mevrouw IJsveld geeft les in textiel en kostuum-historie aan de Academie Theater en Dans in Amsterdam. Bij Archeon geeft zij onder andere cursussen in kunst- en kostuumgeschiedenis en zij heeft voor meerdere tentoonstellingen historische kostuums gemaakt. Mevrouw Roggeveen is docente op de Kievietschool en is Archeotolk en gids in Archeon. Joerie van Sister is Romeins

archeoloog en een enthousiaste reenactor. Hij is ook medeoprichter van Novitas Heritas. Dit is een samenwerking voor het toepassen van videospellen bij tentoonstelingen. Naast hen heeft ook Jeroen van Eijk geholpen met het nakijken van de resultaten. Hij is archeoloog, egyptoloog en museoloog. Bij Archeon is hij zowel de coördinator van de prehistorie als Archeotolk.

Niet alleen personeel van Archeon heeft het project ondersteund. Zo hebben er elke twee weken voortgangsgesprekken plaatsgevonden met de afstudeerbegeleider van school, Wilko van Zijverden. Hij is docent bij Saxion en geeft vanuit Saxion ook gedetacheerd les bij Universiteit Leiden. Verder is hij geoarcheoloog en voormalig medewerker bij Archeon. Door hem zijn het vooronderzoek, de tekeningen en het voorliggende verantwoordingsdocument nagekeken en van feedback voorzien. Een andere docent, namelijk Peter Jongste, heeft daarnaast aanvullende informatie gegeven waar dit nodig was en heeft feedback kunnen geven op een aantal tekeningen van de prehistorie. Peter Jongste is naast docent op Saxion ook archeoloog, gespecialiseerd in de prehistorie en Romeinse Tijd. De laatste persoon die geholpen heeft met het nakijken van de illustraties is Dorothee Olthof, archeoloog en co-oprichter en -eigenaar van Prehistoric Re-enactment, Archaeology and Education (PRAE).

De cosmetische kwaliteit van het illustreren hangt voornamelijk af van eigen voorkeur, maar voor tips en voorbeelden zijn onder andere hulpboeken geraadpleegd. Deze boeken, die al eerder genoemd zijn, zijn Illustrating Children’s Books van Martin Ursell en How to be an Illustrator van

12 Ursell 2013, 72. 13 Ursell 2013, 71.

(20)

19

Darrel Rees en Nicholas Blechman.14 Deze schrijvers zijn elk illustratoren. Daarnaast staan in deze

boeken artikelen van andere illustratoren, om zo verschillende technieken en processen aan de lezer voor te leggen. Dit is erg belangrijk, aangezien er geen richtlijnen zijn voor het illustreren van een boek. Het proces en de resultaten hangen af van persoonlijke voorkeur en die van de doelgroep. Zo maken sommige illustratoren hun eigen prentenboeken voor jonge kinderen, zoals Il Sung Ha en zijn boek A book of sleep.15 Wel worden er tips besproken, waarvan één luidt dat het handig is om een

terugkerend personage opvallende kleding en haar te geven die niet veranderen door het boek heen.16 Daar hebben we bij Archie gebruik van gemaakt.

Behalve hulpboeken zijn ook online artikelen van illustratoren geraadpleegd, evenals kinderboeken die mijn afstudeerpartner en ik vroeger zelf graag lazen. Voorbeelden van online artikelen zijn What I learned digitally illustrating my first children’s book van Jason Zimbdars, How to illustrate children’s books: 7 top tips van Doreen Marts en How to illustrate a children’s book van Jim Field.17 Een aantal

kinderboeken dat geraadpleegd is voor de illustraties, zijn Het zwanenmeer (maar dan anders) door Francine Oomen, Het huis in het Poeh-hoekje door Alan Alexander Milne, De kleine kapitein door Paul Biegel en Pietje Bell door Chris van Abkoude.18

Verder is er voor tips voor het illustreren een interview afgenomen met Loes Riphagen. Zij maakt voornamelijk haar eigen prentenboeken, maar ze illustreert ook boeken voor andere schrijvers. Haar boeken zijn meerdere keren bekroond.19 Een samenvatting van het interview kan in Bijlage 3 worden

gevonden.

Voor het literatuuronderzoek van de behandelde periodes zijn betrouwbare bronnen gebruikt. Deze selectie is door mijzelf gemaakt. De bronnen zijn waar mogelijk nie t eerder uitgegeven dan 2005. Bronnen die ouder zijn, zijn gebruikt voor voorbeelden van illustraties, bieden kennis die nergens anders te vinden was ten tijde van het onderzoek, of zijn gebruikt in combinatie met modernere bronnen. De geraadpleegde literatuur bestaat uit wetenschappelijke onderzoeks- of

projectrapporten, informatieboeken en buitenlandse research papers geschreven door professionals in het archeologische werkveld of experts in de bijbehorende onderwerpen.

Om deelvraag 5 te kunnen beantwoorden zijn kinderen benaderd voor het bekijken van de eerste twee hoofdstukken van het boek, de inleiding en het hoofdstuk over het Mesolithicum. Vanwege veranderingen in de planning en de coronamaatregelen was het niet mogelijk om naar een basisschool te gaan, zoals aanvankelijk de bedoeling was. In plaats daarvan zijn de hoofdstukken bekeken door kinderen van kennissen en familie. Om hun privacy te behouden zullen geen namen worden genoemd. Eén van hen, een bijna elfjarige die naar het VWO zal gaan en die graag leest vond de tekeningen mooi. Ze vond het daarnaast fijn dat de tekst in verhaalvorm is geschreven en gaf aan dat het wel echt een boek is voor de bovenbouw. Haar vijfjarige zusje zou sommige woorden niet begrijpen. Ze wilde de rest van het boek graag lezen. Verder heeft een elfjarige jongen verteld dat hij de woorden “fuik” en “visweer” moeilijk vond. De groene praatwolkjes die in het verhaal zijn

geplaatst om weetjes te vertellen vond hij leuk, maar hij begreep niet waar ze voor waren bedoeld. Een twaalfjarig meisje heeft wat moeite gehad met woorden als nadenke nd en aandachtig. Aan de hand van de feedback van de kinderen zijn aanpassingen gemaakt in de tekst. De meningen gaven

14 Ursell 2013; Rees/Blechman 2014. 15 Ursell 2013, 18.

16 Ursell 2013, 50.

17 Zimdars 2017, What I learned digitally illustrating my first children’s book. Geraadpleegd op 12-3-2020; Marts 2017, How

to illustrate children’s books: 7 top tips. Geraadpleegd op 12-3-2020; Field 2018, How to illustrate a children’s book. Geraadpleegd op 12-3-2020.

18 Oomen 2003; Milne 2007; Biegel 1970; van Abkoude 2002. 19 Riphagen 2020, Awards. Geraadpleegd op 29-4-2020.

(21)

20

daarnaast een goed beeld van wat de doelgroep wel of niet kon begrijpen en hebben bijgedragen aan het aanpassen van de leeftijd van de doelgroep.

(22)

21

3. Mesolithicum

Het Mesolithicum, ook wel de Middensteentijd genoemd, is door Archeon gedateerd tussen 8800 en 5300 voor Christus, ongeveer dezelfde periode die het Archeologisch Basis Register (ABR) aanhoudt (tot 4900 voor Christus in het ABR).20 De grens tussen het Paleolithicum en Mesolithicum is vrij

onduidelijk, aangezien jager-verzamelaars in beide perioden leefden. Het Mesolithicum ging hand in hand met klimaatverandering.21 De temperaturen in Nederland namen ongeveer 10.000 jaar geleden toe en het landijs smolt, de zeespiegel steeg en de toendra’s verdwenen om plaats te maken voor gemengde bossen, moerassen en vennen.22 In het Late Mesolithicum waren de

temperaturen zelfs vergelijkbaar met de huidige temperaturen.23 De overgang van het Paleolithicum naar het Mesolithicum ging gepaard met de afname van mobiliteit van de jager-verzamelaars, wat te maken heeft met het verdwijnen van voedselbronnen als grote rondtrekkende kuddedieren.24 Ook

ontstonden nieuwe ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen tonen zich voornamelijk als exploitatie van nieuwe voedselbronnen als vis, zeezoogdieren en zeevruchten, evenals vogels en plantaardig voedsel als eikels, noten en vruchten. De jacht werd vereenvoudigd door het gebruik van de hond, pijl en boog en de kano.25

20 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, s.a.: Archeologisch Basis Register. Geraadpleegd op 11-6-2020. 21 Brouwer 2011, 61.

22 Brouwer 2011, II; Alders et al. 2013, 37. 23 Brouwer 2011, 72.

24 Cogenbach/Pluis, 2017, 1. 25 Brouwer 2011, 60.

(23)

22

(24)

23

Het eerste hoofdstuk van het boek wordt ingeleid met een illustratie van de handen van Trijntje , over wie in subhoofdstuk 3.2. bij de tekening Vissen met Obbe meer wordt uitgelegd. Ze houdt een stuk hout vast, waarvan ze met een vuurstenen kling een beeldje snijdt. Archie kijkt vol bewondering over haar schouder mee. Zou hij het beeldje herkennen, dat in het Rijksmuseum van Oudheden ten toon gesteld wordt?

3.1.1. Het mannetje van Willemstad

Het mannetje van Willemstad is een kenmerkende vondst uit het Mesolithicum. Bij ons bezoek aan het Rijksmuseum van Oudheden kwamen we het voorwerp tegen in de permanente tentoonstelling. Aangezien we in zouden gaan op het thema vermaak, leek het een leuk idee om met de obscure

interpretatie van het sculptuur te spelen.

Het mannetje van Willemstad, gemaakt uit eikenhout, dateert uit de overgang van Mesolithicum naar het

Neolithicum en is mogelijk gebruikt in rituele context.26 Het

beeldje is 12,5 centimeter hoog en is in 1966 gevonden in een dunne veenlaag tussen eikenwortels bij Willemstad, Noord-Brabant. Over de functie van het beeldje bestaan verschillende interpretaties. Zo kan het simpelweg een kunstvoorwerp zijn, een stuk speelgoed of een ritueel voorwerp.

Andere voorwerpen zijn ook geïnterpreteerd als speelgoed, hoewel dit niet waarschijnlijk is. Het gaat hier om

verschillende kleine vuurstenen spitsen. Deze zijn echter simpelweg te interpreteren zijn als kleine punten van

wapens. Voorbeelden hiervan zijn gevonden in de Noordzee, waar het vermoedelijk niet gaat om speelgoed, omdat hier veel gebruikssporen aanwezig zijn. Toch is er gesteld dat de tweede functie speelgoed kan zijn geweest, naast gereedschap, hoewel dit niet bewezen is.27

3.1.2. Vuurstenen kling

De vuurstenen kling die hier getekend is, vastgehouden in een stukje leer, is gebaseerd op een exemplaar dat gevonden is bij Nieuw-Schoonebeek, in de gemeente Emmen.28 Ik heb hier voor gekozen,

simpelweg omdat ik vind dat de kling een eenvoudige maar mooie vorm had, die wellicht het meest herkenbaar zou zijn.

Vuursteen werd in het Mesolithicum nog steeds heel veel gebruikt, maar de werktuigen werden kleiner, bijvoorbeeld in de vorm van microlithische spitsen.29 Kleine klingen en spitsen werden als

werktuigen veel gebruikt, evenals trapezespitsen.30 Zulke vuurstenen

microlieten werden met berken- of dennenpek vastgemaakt aan een houten pijlschacht om zo een pijl te vormen of in een benen stuk gezet 26 Rijksmuseum van Oudheden s.a., Het mannetje van Willemstad. Geraadpleegd op 17-2-2020. 27 Spithoven 2018, 89-90.

28 Breuker 2010, 163. 29 Alders et al. 2013, 37.

(25)

24

om zo een harpoen te vormen. Dit combineren van materialen is kenmerkend voor het

Mesolithicum in Europa.31 Mesolithische klingen, langwerpige vuurstenen afslagen van maximaal vijf

centimeter lang, werden soms ingezet in stukken hout of gewei en als mes gebruikt. Het is ook mogelijk dat men hun hand beschermde tegen de tweede scherpe zijde met een stuk leer of door één zijde vlakker te maken.32

31 Brouwer 2011, 61, 63.

(26)

25

(27)

26

De tweede tekening van het hoofdstuk over het Mesolithicum laat een tafereel zien waarbij Archie een man helpt bij het vissen. Hij krijgt de taak om de fuik te plaatsen terwijl de man, Obbe genoemd, tracht een vis te vangen. Trijntje kijkt geamuseerd toe als haar zoon een klein visje aan de speer rijgt. Op de achtergrond voor de hutten werken moeder en kind om het vuur te voeden.

3.2.1. Visvangst

Om een beeld te geven van het werk dat men uitvoerde in het Mesolithicum, hebben we de keuze gemaakt om Archie te laten helpen met het vissen. We wilden zowel een passieve als een actieve manier van vissen weergeven, dus zijn hier zowel een visval als een speer weergegeven.

Fuiken van wilgentenen of rode kornoelje werden gebruikt, evenals netten van gras en lindebast, benen vishaken, leisters (vissperen) en harpoenen.33 Hier is

een harpoenpunt van been of gewei weergegeven die gebaseerd is op die uit de opgraving van Emmen-Erfscheideveen.34 Het exemplaar heeft weerhaken, zodat het in de prooi vast zou blijven zitten. Dit

type, met weerhaken aan maar één kant, zou dieper in het doelwit terechtkomen en kon vast of los bevestigd worden aan een schacht. In het laatste geval zou de punt, die vast zit aan een draad, loskomen van de schacht, zodat de punt met vis eraan kon worden binnengehaald.35 Fuiken werden

vaak gebruikt in combinatie met een visweer van palen en twijgen die haaks op de oever stond.36 In

andere gevallen vormde de visweer een barrière die de vis naar een fuik leidde.37 Een voorbeeld van

fuiken zijn gevonden in de opgraving van Bergschenhoek.38

3.2.2. De kano van Pesse

De kano die rechtsonder in de afbeelding te zien is, laat de kano van Pesse zien. Dit is niet het type dat in Archeon gebruikt is. De boomstamkano’s die daar gebruikt worden zijn gebaseerd op de exemplaren die bij de site De Bruin, Hardinxveld-Giessendam, gevonden zijn. De kano van Pesse is echter vanwege de vroege datering een opmerkelijker voorwerp.

Bij het vissen werd vermoedelijk gebruik gemaakt van de kano. De oudste kano die tot nu toe gevonden is komt uit Pesse in Drenthe en is uit een dennenstam uitgehold en gekapt met een stenen bijl.39 Het is bekend dat

men destijds peddels gebruikte, zoals onder andere bewezen is door een mooi voorbeeld van dit artefact uit de Duvensee opgravingen in Duitsland.40

De roeispaan die hier is afgebeeld is daar dan ook op gebaseerd.

33 Beuker 2010, 163-164; Brouwer 2011, 65, 68. 34 Brouwer 2011, 220.

35 Association pour la Diffusion de l’information archéologique s.a., 14-16. 36 Niekus/van Koeveringe 2018, 98.

37 Bottema-Mac Gillavry 2005, 52.

38 Lemmers 2017, Hoe vis je in de prehistorie? Geraadpleegd op 4-4-2020. 39 Jitta/Witteveen 1969; 14; Beuker 2010, 229.

(28)

27

3.2.3. Trijntje met haar hond

In de afbeelding is Trijntje te zien, gebaseerd op de reconstructie van Maja d’Holosy.41 Zij heeft een

gezicht gegeven aan de resten van deze vrouw die in het Mesolithicum heeft geleefd. Aangezien bij haar in de buurt ook een hond was begraven, heb ik deze bij haar neer gezet. Voor de hond had ik geen duidelijke richting of voorbeeld, dus ik heb gekozen om de Saarloos Wolfshond als voorbeeld te gebruiken. Dit is een jong Nederlands ras dat van de wolf afstamt.42

Trijntje, de oudste mens van Nederland, is op de donk Polderweg gevonden van de site

Hardinxveld-Giessendam.43 Zij is rond de 50 jaar oud geworden.44

In de illustratie draagt Trijntje een gevlochten mand. Riet kan namelijk zijn gebruikt voor het maken van matten en manden.45

Iedereen in de mesolithische samenleving had een rol wat voedsel zoeken betreft. Waarschijnlijk

verzamelden vrouwen en kinderen en jaagden mannen. Dit is dan ook de reden dat Trijntje in de afbeelding met haar lege mand klaar staat om eten te gaan zoeken. Men was erg seizoensgebonden

doordat bepaald voedsel alleen of meer beschikbaar was in specifieke seizoenen. Het is mogelijk dat de mesolithische vrouw voor een groot deel van het eten zorgde. Dit is geloofwaardig aangezien de huidige jager-verzamelaar vrouw in warmere gebieden meer toevoegt aan wat er op tafel komt dan jager-verzamelaar vrouw in koude gebieden. In het laatste geval zorgen mannen namelijk voor het grootste deel van het voedsel door middel van de jacht. Vrouwen in het Mesolithicum zouden planten en knollen hebben verzameld en mogelijk hebben zij zelfs kleine dieren gevangen.46 Waarschijnlijk hebben ze ook gevist.47 De grote aantallen

van dierlijke resten in tegenstelling tot plantaardige resten kan ook een tafonomisch fenomeen zijn, omdat de eerste categorie waarschijnlijk beter bewaard is in de bodem.

Naast de begraving van Trijntje is ook een begraving van een hond aangetroffen, wat zou wijzen op

het belang van de hond in die tijd.48 Honden werden vermoedelijk voornamelijk gebruikt voor het

jagen, maar wellicht ook als waakdier en in noodgevallen voor eten.49 Domesticatie van honden gebeurde al in het Paleolithicum, waarschijnlijk vanuit de grijze wolf of een uitgestorven soort wolf. Dit is de enige diersoort waarvan bekend is dat ze gedomesticeerd zijn door prehistorische jager-verzamelaars op verschillende locaties verspreid over de wereld. Het is niet bekend hoe deze dieren er precies uitzagen, aangezien toentertijd een aantal verschillende soorten wolven zou hebben geleefd die er ieder anders uit hebben gezien. Wel wordt het gesuggereerd dat de wolven na de 41 Skullpting 2015, Trijntje, het oudste graf van Nederland. Geraadpleegd op 11-6-2020.

42 Houden van Honden s.a., Saarlooswolfhond. Geraadpleegd op 10-4-2020. 43 Louwe Kooijmans 1998a, 427.

44 Brouwer 2011, 115.

45 Niekus/van Koeveringe 2018, 4. 46 Brouwer 2011, 21, 70.

47 Niekus/van Koeveringe 2018, 12 48 Louwe Kooijmans 1998a, 427. 49 Brouwer 2011, 70-71, 76, 87, 179.

(29)

28

klimaatsveranderingen van het Mesolithicum kleiner waren, vanwege het uitsterven van grote prooidieren.50 Daarnaast heeft een vergelijking van mesolithische resten van Canis uitgewezen dat de gedomesticeerde honden kleiner waren dan wolven. Door de lengte van de humeri te vergelijken heeft deze studie uitgewezen dat de honden wat grootte be treft eerder bij de moderne hond in de buurt komen dan bij de moderne wolf.51 Wolven kunnen lange afstanden afleggen om te migreren ver buiten hun oorspronkelijke habitat, wat betekent dat de wolven die nu in noordwest Europa bestaan niet op de wolven van toen hoeven te lijken.52 Jammer genoeg is niet veel informatie bekend over de pre-neolithische wolven populaties in Europa.53

3.2.4. Omgeving

Het verhaal in het Mesolithicum speelt zich af in de herfst. Hier heb ik voor gekozen om meer kleur aan de tekening toe te voegen. Daarnaast zou het kiezen van een specifiek seizoen de volgende tekening, van het mesolithische eten, duidelijker en accurater maken.

Na de grote klimaatsveranderingen aan het begin van het Mesolithicum ontstonden open berken en dennenbossen in Nederland en later groeide ook de den en daarna de iep, es, de waarschijnlijk door mensen meegenomen hazelaar en op geringe schaal de eik.54 Aan het einde van het tijdperk

groeiden ook de linde en de eik nam toe. Het Nederlandse landschap was destijds een mozaïek van natte en relatief droge delen.55 Beken en meren vormden de natte gebieden.56

3.2.5. Hutten

Hoewel de hutten in Archeon bol zijn van vorm en bedekt zijn met riet, heb ik de hutten in de

illustratie gebaseerd op de hut van Kampen. Dit heb ik gedaan vanwege de geringe betrouwbaarheid van de opgraving waarop de hutten in Archeon gebaseerd zijn. Ik heb voor huiden gekozen in plaats van voor riet, omdat door de donkere kleuren van de huiden de rest van de illustratie meer levendig maakt en de kleuren beter naar voren komen. Om toch een verwijzing naar Archeon aan te brengen, heb ik links van de hutten een rek met drogende huiden getekend, zoals deze ook tussen de hutten in Archeon staat.

Zowel in Archeon als het Swifterkamp (Stichting Prehistorische Nederzetting Flevoland) is ervoor gekozen om de hutten met plantaardig materiaal, namelijk riet, te bedekken in plaats van huiden, vanwege kosten en beschikbaarheid. Wat hierbij belangrijk is om te benadrukken is dat in beide

50 Perri 2016, 116.

51 Pires et al. 2019, 121-122. 52 Perri 2016, 1.

53 Pires et al. 2019, 116. 54 Archeon 2000, 2.

55 Niekus/van Koeveringe 2018, 11; Louwe Kooijmans et al. 2001, 8. 56 Niekus/van Koeveringe 2018, 11.

(30)

29

locaties de hutten niet gebouwd zijn voor permanente bewoning. Ze zijn ingericht naar de mogelijkheid van bewoning en aangepast naar bezoekers,dus de hutten vormen geen perfecte

representatie voor de werkelijkheid.

Het kamp in Archeon is gereconstrueerd naar het voorbeeld zoals aangetroffen bij het

Bergumermeer in Friesland (5500 voor Christus). Volgens de oorspronkelijke verslagen lag het aan een zoetwatermeer en waren de hutten ten tijde van de opgraving herkenbaar als hoefijzervormige kringen verkleurde grond. Verder zijn haarden teruggevonden met resten van houtskool.57 De site,

of vindplaats, is gesitueerd op een dekzandrug aan de zuidelijke kant van het meer, dat circa 130 meter van het kamp af lag.58 De hutten zouden ongeveer vijf meter breed en zeven meter lang zijn

geweest. Men woonde in het Mesolithicum in bepaalde seizoenen in basiskampen en verrichtte activiteiten als jagen en vissen vanuit verder gelegen extractiekampen die voor korte tijd werden gebruikt. Binnen een kamp leefden verschillende families.59 Zij verplaatsten zich vermoedelijk binnen

een territorium, waar de verspreiding van onder andere begravingen, vuursteen en sieraden op duiden.60 Kijkend naar de omvang van de Bergumermeer site, de vondsten en de aanwezigheid van

de hut-structuren werd aangenomen dat het hier om een residentiële nederzetting ging in plaats van een extractiekamp.61 Maar een klein deel van de vondsten komt uit de dekzandlaag van de site,

waarop zich de nederzetting zou hebben bevonden. Deze meeste vondsten komen uit de bouwvoor en zijn dus niet in situ gevonden. Om deze reden bestaat er twijfel over de interpretatie van de vindplaats. De opgraving van het kamp van Bergumermeer is in 1971-1974 uitgevoerd, maar recentelijk zijn de gegevens opnieuw bekeken in het kader van het Odyssee programma.62 De

oorspronkelijke interpretatie en de gegevens worden hier bekritiseerd, omdat de oorspronkelijke opgravingsaantekeningen niet toegankelijk zijn. Vanwege de relatie tussen vondstverspreiding en de vermeende hut structuren, spreken Niekus, Jelsma en Luinge hun twijfels uit over de interpretatie van de sporen.63 Nu wordt er gedacht dat de vindplaats een locatie is geweest waar mensen in

verschillende perioden kort verbleven om te jagen en verzamelen. Van de grote hoefijzersporen wordt nu gedacht dat het boomvallen zijn.64

Een andere locatie met bewoningssporen ligt bij Hardinxveld. Hier bevinden zich twee mesolithische vindplaatsen, beide op donken die destijds omgeven waren door moeras en open water, waar men hoog en droog zou hebben geleefd. In het gebied zou riet hebben gegroeid om meertjes heen.65

Waarschijnlijk vielen deze lagergelegen delen nooit droog. Eén van de donken, donk de Bruin, was vanaf 5500 voor Christus bewoond. Op deze locatie zijn een fuik en twee kano’s gevonden.66 De

57 Niekus/Jelsma/Luinge 2012, 2. 58 Niekus/Jelsma/Luinge 2012, 23. 59 Archeon 2000, 2-3; Brouwer 2011, 77. 60 Brouwer 2011, 67. 61 Niekus 2014, 45-53. 62 Niekus/Jelsma/Luinge 2012, 2. 63 Niekus/Jelsma/Luinge 2012, 82. 64 Niekus/van Koeveringe 2018, 9, 79.

65 Niekus/van Koeveringe 2018, 88; Louwe Kooijmans et al. 2001, 49. 66 Louwe Kooijmans et al. 2001, 49.

(31)

30

grootste kuil van de andere donk, de vindplaats Polderweg, is geïnterpreteerd als verdiepte vloer van een woning. De vloeren van woningen werden geregeld bedekt met bast, zoals bij de Henauhof Norf II site in Duitsland.67 Aangezien

het materiaal waar de hutten mee bedekt waren niet bewaard is gebleven, wordt ervan uit gegaan dat men hun woning weerbestendig maakte met organisch materiaal als grassen, zoals riet, of met huiden van dieren.68

Een volgende opgraving met sporen van paalkuilen van een hut is Kampen-Reevediep (X2) uit 2016. Hier zijn maar liefst zeven paalgaten aangetroffen, waarbij zes in ovaal of hexagonaal verband stonden van circa 4 meter doorsnede, met één gat in het midden. Dit zou bij reconstrueren resulteren in een geheel andere vorm hut dan de hut in Archeon.69 De

hut zou ondiep ingegraven zijn, wat pit dwelling of sunken structure genoemd wordt.70 Een

dichtheidsanalyse van de vondsten is uitgevoerd, in dit geval door het bestuderen van de distributie van werktuigen. Dit onderzoek heeft aangeduid dat de wanden zich rond 2,8 meter van de middelste paalkuil bevonden, wat zou betekenen dat de doorsnede van de hut zelf rond de 5,5 meter moet zijn geweest. Aanwijzingen zijn gevonden voor een buitenhaard, waar houtskool en verbande

hazelnoten, vuursteen en bot is aangetroffen. Binnen de hut is door de brede verspreiding van een groot aantal verbrande resten geen locatie van een haard te herleiden. De hut lijkt afgebrand te zijn, wat hier ook met de verspreiding te maken kan hebben.71 De hutten van de illustratie zijn op deze

hut gebaseerd.

3.2.6.

Kleding

Veel van de kleding in de afbeelding is een resultaat van mijn verbeelding. Ik heb alleen huiden gebruikt om af te beelden, in natuurlijke kleuren. Ik heb de kleding zo laten vallen dat het weinig naai- of snijwerk nodig zou hebben gehad, op de franjes van Trijntjes tuniek na. De kleur van dit stuk kleding is gebaseerd op de jurk die de

reconstructie van Trijntje aan heeft. De versiering van de kleding bestaat uit tanden en leren koord voor de armbanden. De krassen die op de doek van Obbe zijn aangebracht, zoals ook op de tenten in de achtergrond, zijn een verwijzing naar de ‘Ahrensburgtekens’ op een priem van het bot van een knobbelzwaan van de eerder genoemde sites De Bruin en Polderweg.72

Er is niet veel bekend over kledingdracht in het Mesolithicum, aangezien kleding zelden goed bewaard blijft in de bodem. Uit een vergelijking met huidige niet-geïndustrialiseerde

jager-67 Brouwer 2011, 76. 68 Niekus/van Koeveringe 2018, 4. 69 Geerts et al. 2019, 244-261. 70 Niekus/van Koeveringe 2018, 95. 71 Geerts et al. 2019, 244-261. 72 Geertsma 2005/2006, 72-73.

(32)

31

verzamelaarsgemeenschappen kan worden gesuggereerd dat kleding uit dierenhuiden en pezen en darmen als draad bestond, genaaid met naalden van bot en gewei.73 Het is overigens voorstelbaar dat men al een mantel van gras had kunnen maken, zoals de ijsmummie Ötzi uit een latere periode, omdat ze al touw van grassen konden fabriceren.74 Ook droeg hij beenlingen, zoals zichtbaar is bij Trijntje.75

Er werd op bevers en otters gejaagd, wat kan betekenen dat hun pels voor kledingdracht werd gebruikt. Tanden van everzwijnen werden verder als decoratie gedragen, of zijn in elk geval bij begravingen

omgehangen/bevestigd aan kleding. Zo werden kettingen van tande n gedragen door zowel mannen als vrouwen. Soms werden ze aan riemen bevestigd, aan de randen van kleding of op hoofddeksels. In Rusland zijn zelfs vogelbotten aan kleding vastgenaaid. Voor iets dergelijks werden naast botten ook schelpen gebruikt.76

Door vergelijking met moderne jager-verzamelaarsstammen zoals de Selk’nam van Tierra del Fuego kan worden aangenomen dat moeders hun kleine kinderen, die nog niet of niet goed konden lopen, in huiden op de rug droegen tijdens tochten.77 Dit is de reden waarom de vrouw op de

achtergrond een kindje verstopt heeft achter haar rug, wat niet duidelijk zichtbaar zal zijn.

De gemiddelde lengte van een vrouw was 1,55 meter en

voor mannen was dat 1,65 meter. Men was breder gebouwd dan tegenwoordig, wat een resultaat zou zijn van een intens fysieke leefstijl vanaf een jonge leeftijd. Men had waarschijnlijk een getinte

huid, donker haar en lichte ogen, hoewel er een breed spectrum aan huid- oog- en haarkleur was.78

3.2.7.

Haardkuil

Bij het maken van een vuur in de prehistorie wordt snel gedacht aan een vuur in een kring van losse keien. In de archeologie is het echter bekend dat men haardkuilen maakte. De haardkuil hier is gebaseerd op beelden van de Werkgroep Experimentele

Archeologie Groningen (WEAG).79 Het vuur wordt hier gemaakt in

een kuil om er later eten in te bereiden.

Het koken deed men mogelijk door verhitte stenen in een kookzak te gooien, aangezien men nog geen aardewerk had. Vlees en vis werd boven open vuren of in een vuurkuil gaar gemaakt.80 Een dergelijke haardkuil zou tussen de 60 en 110 cm in doorsnede zijn

73 Archeon 2000, 4-5; Spikens 2003, 4. 74 Archeon 2000, 4-5. 75 Püntener/Moss 2010, 315. 76 Grünberg 2013, 232-248. 77 Spikens 2003, 52. 78 Niekus/van Koeveringe 2018, 89.

79 Hunebedcentrum 2019, Archeologisch experiment bij Hunebedcentrum: een primeur!. Geraadpleegd op 4-4-2020. 80 Archeon 2000, 4.

(33)

32

geweest en 50 tot 90 cm diep. De vulling van de kuilen bevat stukken houtskool en soms houtteer. Verder zijn verkoolde hazelnoot schillen en bot gevonden. Monsteronderzoek van de vullingen van haardkuilen in Kampen heeft uitgewezen dat het gebruikte hout hier voornamelijk eik was, maar ook den. Na gebruik van de kuilen zou men het gat gedicht hebben met materiaal dat een grote(/hoge?) organische aanrijking had. Dit zou kunnen betekenen dat de haardkuil met aarde van het maaiveld dichtgegooid zouden zijn, of met afval.81

(34)

33

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bovendien heeft die groep ook het hoogste percentage preventieve kwartieren (geen besmet- ting voor behandeling en geen kiem tijdens het onderzoek). Kwartieren met een

In totaal zijn 30 soorten loopkevers aangetroffen die bin- nen het gebied uniek zijn voor een bepaalde plantengemeen- schap, oftewel 31% van het totaal aantal soorten.. De beboste

Hopelijk kan ook het PWN een bijdrage leveren aan het keren van het tij, zodat de visieloze bezuinigings- drift kan worden vervangen door een toekomstgerichte investe- ring gebaseerd

Binnenkort ondergaat u in Bernhoven een onderzoek en/of behandeling met een lichte sedatie (roesje).. In deze folder kunt u lezen wat u van een roesje kunt verwachten en waar u

(Begeleidingstechnieken uit de lichte muziek) dient de kandidaat blijk te geven deze begrippen te beheersen. gebruik:

Based on recommendations of the World Report on Disability, which provides the parameters for research, this paper sets out a research agenda calling for a

From questionnaires, the educators' responses show that the educators use group work for teaching Mathematics even though it is not used in all secti-ons -or t-opics in

De humor van Bomans wordt gevormd door een breed spectrum van stilistische middelen: van flauwe woordspelingen, dolkomische situaties, kolderieke taferelen en flagrante