• No results found

Romeinse Markt

In document Op onderzoek uit met Archie (pagina 68-89)

6. Romeinse Tijd

6.3. Romeinse Markt

De laatste tekening van het hoofdstuk over de Romeinse Tijd zal een beeld zijn van hoe Archie samen met Marinus en Lucius bij een marktkraam staan. De markt wordt overdekt door het dak van de zuilengalerij van de thermae. Er worden potten verkocht, maar ook kleding en sieraden. Op de achtergrond zijn vicushuizen te zien. De illustratie is nog niet gemaakt, maar hier onder is wel een schets te zien van hoe de thermen er in Archeon bij liggen. Deze schets zal gebruikt worden als basis. De voor- en achtergrond zullen nog veel veranderen.

6.3.1. Soldaten

Romeinse burgers dienden in legioenen. Lucius is een dergelijke legionair. Hulpsoldaten kwamen uit inheemse gebieden en waren dus geen Romeinse burger, maar waren wel onderdeel van het Romeinse leger. Zij dienden niet in legioenen maar in auxilia troepen. Het personage Marinus is een auxiliasoldaat. Dit soort soldaten moesten 25 jaar in het leger dienen, tegenover 20 jaar voor legionairs. Soldaten moesten tussen 18 en 35 jaar oud zijn.195

Een soldaat droeg een helm met wangkleppen en nek- en voorhoofdbescherming, een cassus genoemd. Voor de gewone soldaat liep er vermoedelijk een kam van paardenhaar van voor naar achter op de helm en voor de leider, of centurio, liep deze in elk geval zijwaarts. 196 De soldaat droeg

net na de jaartelling een lorica segmentata, een harnas gemaakt uit verscheidene platen die met leren riemen bij elkaar gehouden werden.197 Niet iedere soldaat droeg deze versie van de lorica. Een

andere manier om zichzelf te beschermen, wanneer men het zich kon veroorloven, was het dragen van scheenbescherming. Soldaten moesten namelijk hun eigen uitrusting kopen en onderhouden.198

195 van Ginkel/Vos 2018, 137.

196 van Ginkel/Vos 2018, 150; Archeon 2020, Romeinse Tijd. Geraadpleegd op 15-4-2020. 197 Archeon 2020, Romeinse Tijd. Geraadpleegd op 15-4-2020; van Ginkel/Vos 2018, 150-151. 198 Archeon 2020, Romeinse Tijd. Geraadpleegd op 15-4-2020.

68

Het zwaard dat een voetsoldaat droeg is een gladius, een kort zwaard (circa 70 centimeter) waarmee gestoken of gehakt werd. Het werd aan de rechterzij gedragen zodat het snel met de rechterhand te trekken was. Aan de linkerzij werd dan een dolk gedragen.199 Een cavalerist droeg

een langer zwaard met meer bereik, de spatha. Later verving dit zwaard de gladius. De zwaarden hadden gevesten van hout of been. Een pilum, of werpspeer, werd gebruikt door legioensoldaten om van afstand de vijand te kunnen raken. Iedere soldaat had twee van zulke speren bij zich.200 Het

schild dat een soldaat bij zich droeg in de linkerhand heet een scutum. De rechthoekige schilden hadden verstevigde randen en een umbo, een metalen stuk in het midden dat diende als

handbescherming en stootpunt.201 De schilden zelf waren van meerdere lagen hout gemaakt, met

leer of linnen daar omheen gespannen.202

De uitrusting van de hulpsoldaten leek op die van de legionairs, hoewel er duidelijke verschillen zijn.203 Een soort lichaamspantser dat vergelijkbaar is met de lorica segmentata, was de lorica

hamata, welke lijkt op een maliënkolder, lijkt bedoeld voor hulptroepen en cavaleristen. Ook de lorica squamata, een schubbenpantser, werd door mogelijk meer door de auxilia gedragen.204 Waar

de Romeise soldaten een pilum gebruikten, was de hasta de speer van hulpsoldaten.205 Hulpsoldaten

droegen in plaats van rechthoekige schilden meestal ovale schilden. Deze soldaten vormde het grootste deel van de cavalerie.206

Men droeg fibulae, mantelspelden, om de wollen schoudermantels op hun plek te houden. Onder de harnassen werden tunieken gedragen van linnen of wol. De tunieken waren gemaakt uit

rechthoekige stoffen en hadden in de eerste eeuw nog geen mouwen. Sokken waren ook van wol gemaakt. Halflange broeken werden aanvankelijk alleen gedragen door de Germaanse hulpsoldaten maar na 200 werden ze ook door Romeinen gedragen. De caliga, een open sandaal met spijkers onder de zool, was gangbaar in het leger. Later werd een dichte versie gedragen, de caleus.207

Paarden van soldaten waren uitgedost met bellen en hangers. Ze droegen geen hoefijzers en er waren geen stijgbeugels aan hun zadels gevestigd.208 De zadels zaten vast aan borst-, buik- en

staartriemen. De riemen werden versierd met metalen schijven (phalerae), welke ook als

riemverdeler dienden en waarvan een mooi voorbeeld gevonden is bij Doorwerth. Dit exemplaar is van brons, bijna achttien centimeter groot. Skeletten duiden aan dat een cavaleriepaard klein was, met een schofthoogte van 1,40 meter.209

6.3.2. Burgers

De basis van Romeinse kledij was de tunica, een recht hemd met bijna geen naden. Deze konden kort, halflang of lang zijn en hadden niet altijd mouwen. Daar overheen werd een mantel gedragen, die vaak bij elkaar werd gehouden met behulp van een mantelspeld, een fubula. Bij mannen waren dit de pallium en toga en bij vrouwen de palla. Het waren in wezen lange lappen die om het lichaam gedrapeerd werden. In onze streken was de mode echter iets anders, evenals het koudere weer. Men droeg een uit één stuk gemaakte mantel waar een gat voor het hoofd in zat, soms met een capuchon. In koudere tijden droegen mannen broeken onder hun tunica. Vrouwen zouden twee

199 van Ginkel/Vos 2018, 134; Stuart 1986, 105. 200 van Ginkel/Vos 2018, 134.

201 Archeon 2020, Romeinse Tijd. Geraadpleegd op 15-4-2020; van Ginkel/Vos 2018, 135. 202 Stuart 1986, 105.

203 van Ginkel/Vos 2018, 150; Archeon 2020, Romeinse Tijd. Geraadpleegd op 15-4-2020. 204 van Ginkel/Vos 2018, 135, 150. 205 van Ginkel/Vos 2018, 134. 206 van Ginkel/Vos 2018, 100, 134-135. 207 van Ginkel/Vos 2018, 151-152. 208 van Ginkel/Vos 2018, 153. 209 Brouwer 1993, 22-23.

69

tunica gedragen hebben, waarvan één lang.210 Men droeg voornamelijk linnen en wol, maar ze

kenden ook zijden, hoewel dit erg duur was. Stoffen werden gekleurd met mineralen of plantaardige verfstoffen. Zo was paars een dure kleur om te maken.211 Met paarse tinten werd regelmatig een

hoge status aangegeven. Een meer voorkomende kleur voor kleding was rood. Hoewel dit ook status aangaf was het daarnaast een militaire kleur. Naast deze kleuren was ook wit een dure kleur. Gouddraad kon zelfs door de stoffen heen gewoven worden. Meestal waren toga’s ongeverfd.212

Sieraden, behalve fibulae, werden veel gedragen. Vingerringen met stenen (gemmen) er in die ook als stempel dienden lijken veel gedragen te zijn, kijkende naar het aantal van deze teruggevonden objecten. Dit kan echter ook een vertekend beeld zijn, omdat de gemmen veelvuldig verzameld zijn.213

6.3.3. Vicus en Castellum

Een vicus is een burgernederzetting bij een legerkamp. Een door soldaten zelfgebouwd legerkamp, of castellum, functioneerde als fort. Het bestond uit een door muren en wallen omheind kamp voor het leger. Het had een rechthoekige vorm met rechte straten, waarlangs barakken, opslag en stallen lagen. Verder waren er een hoofdgebouw (principia) voor rechtspraak en kantoren, een

commandantswoning (praetorium), graanopslag (horrea) en een ziekenboeg (valetudinarium).214

Buiten het fort zelf lag langs de hoofdweg de vicus, een nederzetting waar mensen woonden die geen soldaat waren. Dit waren dan handelaren, (ongehuwde) familie van soldaten en

ambachtslieden. Ambachten die weden beoefend waren bijvoorbeeld pottenbakkerij of schilder, zoals deze ook in Archeon aanwezig zijn. De vicushuizen waren langgerekt en stonden met de korte kant naar de weg toe.215 Muren waren gemaakt van leem. Dakpannen en tegels werden gebruikt in

de bouw van daken en vloeren, wat waarschijnlijk ongebruikte resten van het fort waren.

Vermoedelijk waren de daken van riet of hout gemaakt. De voorkant van het huis werd vermoedelijk als winkel gebruikt en het achterste deel om te wonen. Op het achtererf stonden opslagschuren en lagen afvalputten. Mogelijk zijn er ook moestuinen aangelegd. Het leven in de vicushuizen zal vies en donker geweest zijn. De bewoners waren van lage sociale klassen.216

6.3.4. Themen

Zoals eerder genoemd werd, is het badhuis van Archeon gebaseerd op de resten die in Heerlen zijn gevonden. De gevel van de schets is hier ook op gebaseerd. Onder het badhuis bevond zich een warmtesysteem, dat hypocaustum wordt genoemd. Dit is in wezen een soort vloerverwarming. Bij dit systeem werd er vuur gestookt in het praefurnium of stookhok, waar de hete lucht via holle ruimtes het badhuis verwarmde. Een badhuis bestond uit verschillende delen. Allereerst was er het apodyterium, of ingang en kleedkamer. Hier kon men kleding achterlaten.217 Het caldarium was een

verwarmde, vochtige ruimte met heet bad. Na hier te hebben gebaad kon men afkoelen in het frigidarium, een koude ruimte met koude baden. Tussen de warme en koude baden werd ook gewisseld.218 Naast deze ruimtes was er ook het tepidarium. Dit was een warme ruimte waar vanuit

men naar het caldarium en frigidarium kon gaan.219

210 Brouwer 1993, 86-87. 211 Harlow 2017, 21-24. 212 Olsen 2017, 111-115, 124. 213 Stuart 1986, 132-134.

214 van Ginkel/Vos 2018, 84, 92; Brouwer 1993, 9. 215 van Ginkel/Vos 2018, 84, 92.

216 van Ginkel/Vos 2018, 168-174.

217 Archeon 2020, Romeinse Tijd. Geraadpleegd op 15-4-2020.

218 Archeon 2020, Romeinse Tijd. Geraadpleegd op 15-4-2020; van Enckevort/Haalebos/Thijssen 2000, 82. 219 Archeon 2020, Romeinse Tijd. Geraadpleegd op 15-4-2020

70

6.3.5. Markt

De markten lagen vaak bij de tempels. Het waren niet alleen plaatsen om goederen te verkopen, maar er werden ook toespraken gehouden. Voor dit laatste was er een podium.220 Er werd gebruik

gemaakt van gewichten (in pond/libra), maten (in voet/pes) en geld (de as). Er werd ook gehandeld in goederen. Dit waren bijvoorbeeld potten, kleding, eten en sieraden. Voornamelijk goederen uit het gebied waar een markt zich bevond werden verhandeld, maar er werden ook goederen uit andere delen van het Romeinse Rijk verkocht.221

Keramiek zal ook in de tekening worden opgenomen. Potten werden in de Romeinse tijd voor het eerst in Nederland gemaakt met een draaitafel. Niet alleen potten werden van keramiek gebakken, maar ook tegels, bakstenen en dakpannen.222 Een voor de Romeinse Tijd kenmerkend type

aardewerk is het uit andere delen van het Romeinse Rijk geïmporteerde terra sigillata. Dit is rood en glanzend.223 Op servies van soldaten werden regelmatig tekens gezet, in de vorm van simpele

kruisjes of zelfs namen. Een voorbeeld hiervan is een in een geul weggegooid stel terra sigillata kommen en borden, elk met de naam Marinus erin gekerfd. Dit is dan ook waar de naam van het de soldaat in het boek vandaan komt. Zijn servies is gevonden bij de vicus naast het castellum van Valkenburg. Door zijn enkele naam wordt aangenomen dat hij een hulpsoldaat was, aangezien Romeinse burgers driedelige namen hadden. Mogelijk heeft hij zijn driedelige Romeinse naam simpelweg voor het gemak afgekort.224

Ook “gewoon aardewerk", dat al het Romeinse aardewerk omvat dat gemaakt is met de draaischijf op terra sigillata na, werd in Nederland gemaakt. Onder gewoon aardewerk horen Belgische waar, geverfd aardewerk, glad- ruw- en dikwandig aardewerk en Nijmeegs-Holdeurns aardewerk.225 Van

deze types is bekend dat er in Nederland in elk geval terra nigra en gebronsd aardwerk in Cuijk zijn gemaakt, welke beide onder Belgische waar vallen.226 Behalve keramiek werden ook metaal en glas

als tafelwaar gebruikt of voor opslag van eten, drinken of, in het geval van glas, parfum.

220 Archeon 2020, Romeinse Tijd. Geraadpleegd op 15-4-2020. 221 Brouwer 1993, 12.

222 Archeon 2020, Romeinse Tijd. Geraadpleegd op 15-4-2020; Stuart 1986, 100. 223 van Ginkel/Vos 2018, 108.

224 van Ginkel/Vos 2018, 129. 225 Stuart 1986, 68.

71

7. Conclusie

In dit hoofdstuk zullen de deelvragen allereerst beantwoord worden. Hierna kan de hoofdvraag beantwoord worden. Daarbij wordt alleen ingegaan op de door mij onderzochte onderdelen, namelijk met betrekking tot illustreren, het Mesolithicum, het Neolithicum en de Romeinse Tijd. Vervolgens wordt er op het afstudeerproject gereflecteerd in de discussie. Het hoofdstuk sluit af met het bespreken van adviezen.

7.1. Onderzoeksvragen

7.1.1. Microniveau

1. Hoe zagen een woning en erf eruit in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

Hoe een mesolithische woning er precies heeft uitgezien is niet bekend. Wel kan men aannemen dat een hut bedekt was met grassen of huiden. Een voorbeeld van een mesolithische hut is bij Kampen gevonden. De hutten van de tekening Vissen met Obbe zijn hier dan ook op gebaseerd. Een mesolithische nederzetting bevond zich dicht bij water.

Een Bandkeramische nederzetting uit het Neolithicum bestond uit vijf tot zeven huizen van rond de 35 meter lang. De nederzetting bevond zich aan de randen van de Limburgse lössplateaus. Net als in het Mesolithicum lagen de nederzettingen in de nabijheid van water, rond de rivieren. Het zou ook kunnen dat men putten aanlegde op de plateaus. De akkers lagen vermoedelijk verder weg in de bossen. In de huizen werd geen vee gestald, maar waren wel in drie stukken verdeeld. De huizen waren verdeeld in een woongedeelte, slaap- of werkdeel en een opslag. Huizen waren gemaakt van houten constructies met daken van grassen of bast en muren van planken of gevlochten takken en leem. Aan de zijkant van de huizen bevonden zich kuilen, die als afvalkuilen hebben gediend. Het huis van de tekening De constructie van een huis is gebaseerd op Janskamperveld h13 in Geleen. In het Midden-Neolithicum, bij de Trechterbeker cultuur, werden tweeschepige huizen gebouwd die aanzienlijk kleiner waren met een lengte van dertien meter. Veel stukken bos werden gekapt om plaats te maken voor hun huizen, akkers en weiden voor vee. Buiten de nederzetting bevonden zich de hunebedden, waar een klein deel van de overleden mensen in werden gelegd. Vermoedelijk werden hier stukken van lichamen, of zelfs alleen de botten in gelegd. Voor de Trechterbeker cultuur is een huis dat bij Flögeln heeft gestaan nagetekend in de achtergrond van de tekening Hoe bouw je een hunebed.

Voor de Romeinse Tijd is er niet zozeer gekeken naar mensen die op het platteland leefden, maar alleen naar steden met sterke Romeinse invloeden, zoals bij de introductie van het hoofdstuk over de Romeinse Tijd is uitgelegd. Zo werden er burgernederzettingen, vici, bij legerplaatsen, of castella, gebouwd. Rechte lijnen overheersten bij de bouwstijl ervan. Castella waren forten met twee

kruisende hoofdwegen. In de bijbehorende vicus woonden mensen die geen soldaat waren. Er was een rechte weg waaraan de huizen met hun korte kant stonden. De muren van deze huizen waren van leem en de daken van dakpannen, hout of riet. De huizen hadden achtererven voor opslag of werk. In de achtergrond van de illustratie Romeinse markt zullen vicushuizen te zien zijn.

72

2. Wat voor soort huiselijk werk voerden de mensen van een doorsnee gezin uit in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

Al het werk dat de mesolithische mens uitvoerde kan bij huiselijk werk worden gerekend. Een belangrijk soort gereedschap voor hen was vuursteen. Er werden niet alleen huiden mee bewerkt, maar ook hout. Dit is dan ook dat er in de afbeelding Mesolithisch houtsnijwerk het mannetje van Willemstad is getekend, met een vuurstenen kling. Verder werd er gejaagd en verzameld.

Voorbeelden van verzameld eten als noten en planten zijn getoond in Archie blijft eten. Vissen kon op verschillende manieren worden gedaan, bijvoorbeeld met een net, fuik of speer. Bij de jacht werd onder andere gebruik gemaakt van pijl en boog en de hond. Elementen van visvangst en de hond komen terug in Vissen met Obbe.

In het Vroeg-Neolithicum werd door de Bandkeramische mens veel werk in en om de nederzetting uitgevoerd. Zo werden akkers met hakken bewerkt in open plekken in het bos. Elementen hiervan zijn te zien in de tekening De constructie van een huis. De boeren hielden ook vee, namelijk schapen of geiten, varkens en runderen. In de tekening Door de mens geschapen? zijn een ram en ooi te zien zoals deze er destijds mogelijk uit hebben gezien. Uit grafgiften kan worden geleid dat er een

scheiding tussen het werk van mannen en vrouwen bestond. Zo zijn vrouwen begraven met voorwerpen van maaltijdbereiding zoals maalstenen, en mannen met voorwerpen van

houtbewerking en jacht, zoals dissels en pijlpunten. Deze cultuur was de eerste die keramiek naar ons land bracht. De tekening De eerste potten van Nederland laat deze keramiek zien.

Na hen bewerkten de mensen van de Trechterbeker cultuur hun akkers met eergetouwen, die door ossen konden worden getrokken. De ossen en een eergetouw zijn geïllustreerd in Ossen aan het werk. Ze jaagden nog steeds naast hun boerenbestaan. Het wiel en de wagen werd uitgevonden, wat hun werk makkelijker moet hebben gemaakt.

In de Romeinse Tijd werd er op de achtererven van de vicushuizen vermoedelijk gewerkt of er werden moestuinen aangelegd. De voorkant van de huizen werden als winkel gebruikt. In de grote tekening van de Romeinse Tijd, Romeinse markt, zullen er zoals eerder genoemd vicushuizen te zien zijn.

3. Wat voor soort ambachtelijk werk voerden de mensen uit in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

In het Mesolithicum en Neolithicum is er nog geen sprake van ambachten, wat bij deelvraag 2 is uitgelegd. In de Romeinse Tijd is niet iedereen meer zelfvoorzienend en zijn ambachten ontstaan. Zo zijn er pottenbakkers, decorateurs en marktkooplui die materialen als kleding en sieraden zouden hebben verkocht. De producten zullen te zien zijn in de tekening Romeinse markt, net als soldaten. Deze laatsten noem ik omdat het leger belangrijk was in die tijd. Er zal hier niet dieper op soldaten in worden gegaan aangezien het geen ambachtslieden waren.

4. Wat voor soort vermaak hadden de mensen in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

Uit het Mesolithicum en Neolithicum is niet veel bekend over vermaak. Wel zijn er beeldjes gevonden, zoals het mannetje van Willemstad, die geïnterpreteerd kunnen worden als speelgoed. Toch is het niet zeker wat de functie van het beeldje was, aangezien ook wordt ged acht dat het een votief voorwerp is. Het voorwerp is zichtbaar in Mesolithisch houtsnijwerk.

73

Uit de Romeinse Tijd zijn echter veel spellen bekend, zoals in de tekening Een molenspel, maar dan anders zichtbaar is. Van zulke bordspellen zijn zowel speelstenen als de borden zelf bekend. Spellen waren niet het enige wat de Romeinen kon vermaken. Zo werd er in de thermae niet alleen gebaad, maar ook geconverseerd en gesport.

7.1.2. Mesoniveau

5. Op welke manier kan feedback van kinderen uit de leeftijdscategorie van 10 tot 12 jaar verkregen tijdens een bijeenkomst worden verwerkt in de eindproducten?

Aanvankelijk was het de bedoeling om naar een school toe te gaan om met een kleine groep kinderen of een klas samen een hoofdstuk van het boek te lezen. Op deze manier zouden we

feedback hebben kunnen ontvangen van de doelgroep. Dit is niet doorgegaan door veranderingen in de planning en door de coronamaatregelen. In plaats van een klas te bezoeken, zijn de eerste twee hoofdstukken van het boek naar kinderen opgestuurd. Sommige woorden zijn te moeilijk gebleken en de tekstwolkjes voor de weetjes waren niet geheel duidelijk. De tekeningen worden mooi gevonden en er is aangegeven dat de tekst fijn is geschreven in een verhaalvorm. Er is ook naar voren gekomen dat het boek niet geschikt zal zijn voor jonge kinderen, vanwege de moeilijke termen, maar wel voor de bovenbouw. Omdat onze doelgroep ouder is, was dit een goede

bevestiging. Een manier om de doelgroep uit te breiden zou dan ook zijn om de leeftijden naar tien tot veertien te brengen. Met andere woorden kan ook worden gezegd dat het boek dan bedoeld is voor de bovenbouw van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Zo kan ook de jeugd met moeite met lezen of jeugd in het speciale onderwijs bij het boek worden

In document Op onderzoek uit met Archie (pagina 68-89)